MGR. KORDAC OVER ..RERUM NOVARUM" VAN HET INDISCHE LEVEN Onze houding tegenover Vlaanderen Conflicten z-ZL ZATERDAG 21 MAART 193Ï OUDE WAARHEDEN IN EEN MODERN LICHT I HET GEVAL-WEINGARTNER ffffllp «-■li M van Praag heeft tegen de Rerum- yfovarum-hcrdenking een herder, lifk schrijnen uitgevaardigd aan zijn diocesancn, dat verleden Zon dag in de kerken is voorgelezen. Wij laten hier de vertaling volgen van den letterlijken tekst uit het Ordinariats.Blatt van het aarts- hisdorn Praag. Rseds veertig jaar geleden 'weerklonk een "waarschuwend woord van den Herder „aller vclken", Paus Leo XIII, in zijn Encycliek van 15 Mei 1SS1. „Rerum Novarum", welke verkon digde, dat een juiste oplossing van de sociale arbeid skwestie dringend noodzakelijk was, wil de een verwaarloosde evolutie derzelve geen wereldrevolutie tengevolge hebben. TWEE KAMPEN Een gevaarlijk uiterlijk verschijnsel hiervan is de scheiding der menschelijke samenleving in twee kampen: een betrekkelijk gering aan tal zeer rijken en 'n miiiioenenmassa van zeer armen, de z.g. proletariërs. Genen leven in een ten toon gespreide luxe, vertrouwend op de macht van hun rijkdom; de anderen kreunen in hopeicoae armoede, en rammelen in wraak- zuehtigen haat met de ketenen van hun sla vernij, armoede en honger, gelijk reeds de psal mist zeide: „Als de rijke zich verheovaardigt, ontbrandt de arme van toorn. Op de helft der negentiende eeuw waarschuw de Pius IX in zijn Encycliek „Syllabus", in een reeks van 80 veroordeelde stellingen, de men schelijke samenleving, dat zij niet alleen om sociale redenen in gevaar verkeerde, maar ook daarom, wij] de diepste religieuse grondslagen der geheels rechts- en zedenorde door de mate rialistische beginselen van het ongeloof on dermijnd waren. Zoo leert bijv. de (veroordeel de) stelling 58: „Andere krachten als die, welke in de materie voorhanden zijn, kunnen niet er kend worden; alle zedelijke vorming en goed heid moet in de verwerving en vermeerdering der rijkdommen, hoe deze ook tot stand komen en in de bevrediging der lusten gesteld wor den." De stijl dozer materialistische literatuur in "West-Europa was in dien tijd niets beter dan de huidige der bolsehewiki in Rusland, die met een cynische consequentie de laatste conclusies in theorie en praotijk uit deze grondbeginselen der „wetenschap"' afleiden. Daarvoor schrok ook het liberalisme, eens een ijverige verspreider dezer beginselen, te rug; het begon geleidelijk deze „wetenschap" af te breken. „ERRAVIMUS" Helaas had "het in zijn hoogmoedig rationa lisme niet den moed de geheele waarheid te zeggen en te erkennen „erravimus". Wij heb ben gedwaald en andereu misleid, doordat wij do massa met materialistischs utopieën vervuld hebben. Dit ontbreekt ook in onzen tijd om een radicale hervorming door te voeren. De maatschappelijk grondslagen waren reeds aan,het wankelen gebracht; de nieuwe gene ratie was lu leugen en in vooroordeelen tegen de waarheid, vooral ds geopenbaarde opgevoed. De materialistische beginselen brachten in hun toepassing op het staatsrecht: anarchie of partij-despotisme of afwisselend het eene of het andere voort; toegepast op het volkenrecht: de politiek van het uitsluitende egoïsme, van trouwbreuk en verraad; op sociaal gebied: den oorlog van allen tegen allen, de heerschappij van het genietende kapitaal, de slavernij en de wanhoop der armoede. SLAAF DER MATERIE De hoeksteen der wereldorde, de aan God den Schepper verschuldigde gehoorzaamheid, Is reeds hij do eerste zonde der gevallen engelen omvergeworpen door het trotsche „non ser- viam',' „ik zal niet dienen", en dit woord vond zijn echo in de vervanging door de menschen van de Goddelijke wet „dominaberis", „heer- schen zult gij op aarde" in het tegendeel: „ser vies", „dienen zult ge als de slaaf der materie". Inplaats van tot God, tot zijn laatste doei, werd de gevallen mensch door een geheele zwerm van ontketende hartstochten, vooral door de „vervloekte hebzucht" naar de stof gedreven. Armoede, arbeid, lijden waren straf en boete voor de zonde. De eenige geneesheer van de doodzieke menschheid, de mensöh geworden Zoon van God, Jesus Christus, nam deze boete wel niet van de menschheid weg, maar hij maakte ze tot een bron van de deugd en van de eeuwige gelukzaligheid. Hij stichtte een nieuwen hoogen adel van do armoede, den ar beid en het lijden, werd daarvan zelf het eerste lid van de kribbe tot het kruis en verkondigde de statuten dezer nieuwe orde in de acht za ligheden: „Zalig zijn de armen volgens den geest; zalig zijh de reinen des harten, enz." De menscliheid had Bethlehem, Nazareth, het kruis en de acht zaligheden nooit moeten vergeten. HET GEHEIM VAN HET KWAAD "Voor het socialisme vormt de verwerping van het „niysterium iniquitatis", van het ge heim van het kwaad in de degeneratie van den mensch door de erfzonde en van zijn herstel door den Verlosser Jesus Christus de groote be lemmering voor de sociale hervorming. Daarom zoekt het en belooft het zijn volge lingen „een nieuw paradijs" in dit „aard3che tranendal". De Encycliek verklaart, dat deze dwaling een zeer ernstige hindernis is voor de verbetering van het wereldkwaad der armoede. De werkelijke geneesmiddelen biedt de Katho lieke Kerk, welke zij van Christus zelf in haar drievoudige functie: het leergezag, het pries terschap en het: herderlijk ambt ontving. Zij geneest niet alleen de uitwendige wonden, maar ook de innerlijke oorzaken er van. Er zijn middelen om ze te voorkomen WOEKER EN RENTE noemt, wijl hij ongebreideld liet geheele econo mische leven verslindt. Woeker in zijn eigenlijke beteekenis is winst (lucrum) uit het uLl-eenen van een on productieve zaak (geld). In dezen zin van „ar beidsloos inkomen" was hij in de middeleeuwen door de Kerk verboden. Maar ook reeds in het oude en nieuwe Testament (boeken van Mozes, ma Lucas VI, 34) en zeer streng door de H- Va ders Chrysostomus, Lactantius, Ambrosius, Augustinus, Gregorius van Nyzza, e.a. In onzen tijd blijft het begrip van den woe ker en deszelfs verbod bestaan. Maar wegens de gewijzigde economische omstandigheden is het bijna een sententia communis (algemeene meening ook der morazl-theologen), dat er voor den geldschieter veie gelegenheden bestaan uit het uitgeleende geld voordeel te trekken en dat derhalve den geldschieter daarvoor een scha deloosstelling, rente, betaald moet worden. Opdat echter de „vraatzuchtige rente" niet tot een walvisch uitgroeit, welke het geheele economische leven verslindt, moet door den Staat een onoverschrijdbare maximum-grens (5 percent?) worden vastgesteld. Met het oog op het feit, dat de proletari- seering der arbeiders steeds voortgang maakt, en op het ook door de Encycliek verkondigde beginsel, dat „alle rijkdom der volken uit hun arbeid voortvloeit", verklaren vele sociologen, dat de rente in haar wezen „arbeidsloos inko men" is en zich als zoodanig den arbeid van anderen toeeigent en dezer armoede veroor zaakt, wijl de arbeiders voor den geweldigen schuldenlast der rentebetaling moeten opkomen en eerst dan het verminderde aandeel in de op brengst van hun arbeid als loon ontvangen. DE HEERSCHAPPIJ VAN HET GELD De honderdduizenden en millioenen-dividen- den der groote banken en der aandeelhouders zijn geen „eigendom, maardiefstal". En daarom moet het tegenwoordige geld-economi- sche systeem met de rentetrekkers afgeschaft worden. De Amerikaansche president Lincoln, een kenner van het bankwezen, zeide in een openbare vergadering, dat een kleine groep geldmannen der Hochfinanz zulk een geldmacht, in zich concentreert, dat zij de controle van den geheelen omloop van het geld, het geheele credlet en daardoor het geheele economische leven der volken in hun handen samentrekken en die volken tot slavendiensten in modernen de staatswetten hebben helt steeds beschermd Natuurlijk is het particulier bezit niet abso luut en onbeperkt, gelijk de Romeinen heit be schouwd hebben, maar staat het in het nauw ste verband met het algemeen welzijn, dat het ook dienen moeit volgens de wetten der alge meene behoeften, van rechtvaardigheid en naastenliefde. Ook de productiemiddelen zou de staat als het eigendom van particulieren in het bezit der geheele arbeiderschap kunnen overdragen, als dat tot een bevredigende oplossing der sociale kwestie.zou strekken. De instrumenten van den arbeid zouden met den arbeider weder tot de natuurlijke eenheid vereeUigd worden, waaruit ze door het kapitalistische economische systeem losgerukt werden. FACTOREN DER HERVORMING Op den grondslag der eeuwige rechts- en zedenorde, die door God zelf in de natuur van den mensch gelegd is, moet de economische orde der mensckheid met medewerking van alle daartoe geroepen factoren opgebouwd worden. Geroepen is op de eerste plaats de staat, die het recht en den plicht heeft voor het algemeen welzijn van zijn onderdanen, vooral van de economisch zwakkeren, te zorgen. De ressorts der verschillende ministeries geven de ver schillende sferen aan, waartoe de zorgen zich moeten uitstrekken. Op de tweede plaats zijn de werkgevers zelf de geroepenen. Dezen moeten zich bovenal herinneren, dat de menschelijke arbeid de bron van den rijkdom der Volken is. Daarom moeten de arbeiders, hand- qf intellectueele arbeiders, het hun toekomende aandeel in de zuivere winst van den arbeid hebben. Gelijk de natuurlijke groei in de natuur boo- gere en lagere organismen veronderstelt, zoo eischt ook de kunstmatige menschelijke pro ductie de organisatie der individuen. En hiermede gaan wij ook tot de door de arbeiders verschuldigde medewerking aan de sociale hervorming over. Het klassenverschil in de menschheid loochenen en alle organisa ties in atomen van individuen willen versplin teren, is volgens de Encycliek in strijd met het natuurrecht van den socialen mensch. Er bestaat een uiterlijke objectieve hand van een heid onder alle menschen in hun gemeen schappelijk einddoel in God, Die de waarheid en de liefde is en eiken mensch door verstand en wil tot de universeele gemeenschap der mensckheid vercenigt. Voorts bestaan in den mensch innerlijke sub jectieve handen van eenheid in de wederzijd- scke toegenegenheid, hulpbehoevendheid en be reidheid om te helpen, welke wij in het woord menschlievemlheid samenvatten en welke door de bovennatuurlijke liefde verheerlijkt en ver heven moeten worden, opdat de gevallen mensch tegenover zijn medemeusch niet zijn wolvennatuur toone. (homo homini lupus). Lezing van Prof. Gerretson ONGEOORLOOFDE INMENGING? Voor het. Dietsch Studenten Verbond afd. Nij megen sprak Prof. G-erretsom uit Utrecht Don derdagavond over „Ongeoorloofde Inmengihg?" n rede waarin hij de houding der Nederlanders tegenover Vlaanderen behandelde in verhand met den Belgischen Staat. Prof. Gerretson begon met te constatoeTeo, dat de Vlaamsche beweging tot de meest imp'opu. laire bewegingen behoort, impopulair, zoowel bij het volk, als bij de pers en de regeering. Bij de regeering is e'r vrees voor de beweging. Is er voor deze wees grond Ja, zegt spr., de Dietsche beweging is de eenige, die werkelijk in hare consequenties een politiek gevaar inhoudt. Zulk een afkeuji steunt echter ook altijd Öp 'n gevoelsbasts. Welke is deze? Dit, dat wij allen zijn opgevoed in de idee, dat het Nederl. volk samenvalt met den Noord-Nederl. Staat, eigen lijk met de „Hollandsche Natie". Die Holland, sohe natie hu. leeft uit en voor het veTleden. Omdat onze staat geen toekomst meer heeft in het politieke, alleen kan vasthouden, wat hij heeft (men denke vooral aan de koloniën) is hij de moest-conservatieve der wereld. Maar als er ooit 'n ©ogenblik zou komen Waarop de Dietsche gedachte zou worden ver. werkelijkt, zou eerst de-ze Hoiiand-sche Staat moeten zijn ondergegaan en daarom is de vrees voor de uiterste consequenties der Dietsche he. weging niet zoo dwaas. Wat is nu de kern dezer Dietsche beweging? Ook '11 gevoels. kwestie, 11.1. deze, dat Vlamingen-en Z.-Afrikaan- ders evengoed deel uitmaken van de Nederland, sohe volksgemeenschap als de anderen. Wanneer men nu maar ronduit tegen elkaar erkende, dat men van 'n gevoel uitging hoefde men er verder niet over te praten. Maar de Hollander heeft steeds 'n behoefte om van z'a ondeugden dogma's te maken, hij schept z'n ge voel 0111 tot 'n ideologie, en wel deze: dat men zich niet mag mengen in de huishoudelijke aan. gelegenheden van een vreemd volk. Het beginsel, dat in deze ideologie ligt, erkent spr. volkomen. Elk beginsel heeft echter zijn grenzen. Een dier grenzen ligt daar, waar de vreemde staat een situatie schept door zijn in- wendige politiek, die gevaarlijk is voor den na- buurstaat. Dat de verhoudingen in België werkelijk in haar ontwikkeling gevaarlijk voor Nederland zijn, wil spr. in een historisch overzicht aan toon en. vorm dwingen. Hier moet de onderzoekende sonde zoo spoedig mogelijk aangelegd worden, j VEREENIGINGEN VAN WERKGEVERS EN De parlementen zijn vaak.siechts democrat! j ARBEIDERS sche gevels tot dekking van de absolute heer- v schappij der geldmagnaten. j ,je verouderde, middeleeuwsche gilden- De kapitalistische pers sluit het volk, dat vol organisaties zelfs niet volgens haar geest door moderne vervangen Werden, noemt de Ency- r Onder de economische oorzaken van het so- fciale wereldkwaad noemt de Encycliek op de eersta plaats den woeker, dien zij typeerend „usura vorax", „den vraatzuchtigen woeker" vertrouwen en vaak slecht ingelicht is, de beide oogen, opdat het de vervalschts open bare meening blindelings gelooft. Het geld verleidt zelfs de parlementariërs om niet het volk, maar den mammon op kosten van het volk te dienen. Op gelijke wijze worden de arbeiders bena deeld door de talrijke kartels en trusts, die wel volgens de woorden van de Encycliek op zich zelf niet ongeoorloofd zijn, maar door het .met de hebzucht der kapitalisten verbonden gecon centreerde kapitaal de naaste gelegenheid bie den tot allerlei monopolies der productie, tot uitbuiting van den arbsid, tot het dicteeren van de prijzen der goederen op de markt. PARTICULIER BEZIT EN GEZIN Als een verdere belemmering voor de econo mische hervorming geeft de Encycliek de loo chening van het recht op particulier bezit en op het gezin aan. Alle eigendom, vooral van den grond, en de opvoeding der kinderen moeten volgens deze dwaalleer aan den communistischen toekomst staat hehooren- De socialistenleider Bebci heeft dit zelf bevestigd en hij gaf de beteekenis van den particulieren eigendom aan, toen hij in een openbare vergadering der liberalen, die den socialisten verweten, dat zij het communisme als einddoel nastreefden, verklaarde: „Inder daad, dat is ons doel en op onzen weg vinden wij drie hindernissen, het christelijk gezin, de christelijke school en den particulieren eigen dom. De eerste twee helpt ge zelf o.ns verwijderen door uw wetsvoorstellen tegen het christelijk jiuwelijk en tegen de christelijke school; en ge meent, dat wij uit dankbaarheid daarvoor voor de derde hindernis: het particulier bezit, zui len halt houden. Neen, deze hindernis verwij deren we zelf zonder u, ook tegen u." Dat de socialisten het staatscommunisme als grondslag van hun sociale hervorming beschou wen, getuigt van de oppervlakkigheid hunner opvattingen. Dat zet de Encycliek zeer goed uiteen, waar zij bewijst, dat het communisme met het na tuurlijk recht der menschen op bestaan en op ontwikkeling van hun lichamelijke en geeste lijke krachten in strijd is. Deze rechten ontving de mensch niet van den staat, welke naar zijn wezen en ook in den tijd den mensch veronder stelt. DE VERSTANDIGE, VRIJE MENSCH De verdere motiveering berust op het essen tieels onderscheid tusschen mensch en dier. De eerste is met verstand en vrijen wil be gaafd. de laatste wordt door liet zinnenleven instinctmatig tot zelfbehoud en tot behoud van de soort gedreven. In de woorden van den Schepper tot den mensch „heerschen zult gij over de aarde" is de geestelijke souvereiniteit van den mensch over de materie en over de dierenwereld uit gedrukt; in de woorden van den Schepper „Groeit en vermenigvuldigt u" het recht op het huwelijk. Daarom is den mensch ook het recht op de noodzakelijke vcedings- en opvoe dingsmiddelen bij toenemende beschaving door de natuur (God) gegeven. Het dier kent geen vooruitgang, wijl het geen verstand heeft. Het particulier bezit is en was voor eiken mensch als eenling een drijfkracht om voort durend en voldoende te arbeiden; voor de samenleving de grondslag van tevredenheid en orde. Ook de socialist en communist doet zijn best ten minste oen klein eigendom, vooral aan grond te verwerven en over te erven, en wordt door zulk een bezit tevredener, en meer toe gankelijk voor liefde jegens den geboortegrond, voor vaderlandsliefde. Daarom heeft de ge schiedenis der volken het particulier bezit door een duizendjarige traditie geheiligd en cliek een verzwakking van de sociale positie der arbeiders en zij raadt hen eu de werkge vers dringend aan, dergelijke vereenigingen.te stichten en te onderhouden, zoo bijv. vakver- eenigingen, ziekenkassen, ongevallen-, levens- en ouderdomsverzekeringen, zooals die reeds wettelijk bestaan. Sociale denkers (pater Peseh), bevelen het „sociale arbeidsrssysteem" aan, waarin een „vermaatschappelijking der producenten met de solidaristisch georganiseer de arbeiders de naar hun beteekenis gerang schikte leden van het groote organisme der menschheid zal vormen". Bij deze samenwerking van alle betrokkenen moet ieder3 bevoegdheid afgebakend worden. De Kerk komt de zorg voor het eeuwige doei der menschen toe; den overigen, in de hun toekomende rangorde, de zorg voor het tijdelijke, economische welzijn. Deze activiteit mag het hereiken van het einddoel der men schen nooit heiemmeren, moet dit integendeel bevorderen. "VVant „wat baat het den mensch, als hij de geheele wereld wint, maar schade lijdt in zijn ziel", zegt onze Heer Jesus Christus. Daarom schrijft de Encycliek ook voor, dat elke bond van Katholieke arbeiders een gees telijken adviseur moet hebben. DE STAAT EN DE BONDEN Ofschoon deze vereenigingen onderdeel der Staatsgemeenschap zijn, mag de Staat niet sto rend in haar autonomie ingrijpen. Slechts ais vergrijpen tegen de veiligheid van den Staat, of schending van de burgerrechten der leden, of een met de wetten strijdig optreden van het bestuur en, dergelijke geconstateerd zouden worden, kan de Staatsmacht ingrijpen. Loonverdragen kunnen arbeiders en werk gevers vrij sluiten. Slechts als men onder bij zondere omstandigheden, bijv. in tijden van nood voor de arbeiders, een arbeidsovereenkomst zou sluiten, welke 'n onvoldoend loon bepaalt of voor waarden stelt, die tegen de waardigheid der menschelijke natuur zijn of hoogere plichten van den arbeider, om voor zijn lichamelijk en geestelijk welzijn te zorgen, uitsluiten, moeit de Staat den arbeider beschermen. Want van deze persoonlijke plichten kan do arbeider ook zelf ge?n afstand doen evenmin als van het recht om ze te vervullen. Daarmede is zijn recht op Zondagsheiliging gewaarborgd en ook zijn recht op een zoodanige rust, dat hij de verbruikte krachten weer kan herstellen. Zoo wordt ook geëischt, dat als vrouwen- en kinderarbeid benut wordt dezen slechts zulke werkzaamheden worden opgelegd, welke hun natuur of hun zwakke nog onontwikkelde krachten zonder nadeel kunnen verdragen. Hiermede is het hervormingsplan der En cycliek. ia het kort geschetst. DE HERDENKING DER ENCYCLIEK De Christelijke wereld maakt zich op om den veertigsten gedenkdag van de op 15 Mei 1891 verschenen Encycliek Rerum Novarum plech tig te vieren en door pelgrimstochten naar Rome den H. Stoel voor zijn richtlijnen open lijk te bedanken. Onze kringen van werkgevers en arbeiders, die de beteekenis der Encycliek erkennen en inzien, dat de doodzieke menschelijke samen leving niet nogmaals veertig jaar op de prac- tische beleving van de richtlijnen voor de sociale hervorming kan wachten, wil zij niet door een wereldcatastrofe overvallen worden, zullen in zoo sterk mogelijke getale aan dezen pelgrimstocht naar Rome deelnemen, om al dus liun verwachting in een hetere toekomst der menschheid te toonen, vertrouwend op het „fundament, dat door geen ander vervangen kan worden, Jesus Christus". Voor de Reformatie waren Nederland en België op weg nar een staatkundige eenheid. Na de scheuring is er nooit één oogenblik ge weest, dat do N. Nederl. Staat volkomen veilig was in zijn oon.tinenta.len status. En dit gevaar kwam bijna steeds van de Zuid-grens. Deze grens was n.l. geen gewone afscheiding, maar een grenszone, een overgangsgebied, dat een sterke economische eenheid vormt. Alle po gingen der geschiedenis om deze grenszone tus. i schen Nederland en Frankrijk te verdoelen, zijn mislukt. Ook in de Vlaamsche beweging bestaat hier. toe 'n sterke tendens. Spr. ziet hierin een dwaas heid en een miskenning der politieke realiteit: de sterke economische éénheid van België. In 1S30 werd België atootblok tusschen de Latijn- eclie en de Germaansclte beschaving. Deze ge dachte was liistoriseh-realistisch en niet zoo dwaas. Om te voorkomen, dat België naar Frankrijk zou overhellen, word list door het verdrag van 1S39 een" gedwongen neutraliteit opgelegd. Ook deze politiek was neer verstandig. Van 18301870 heeft België aan zijn Europee- selio verplichtingen volkomen voldaan. Maar de Europ. diplomatie had vergeten, dat er op den duur eon noodzakelijk verband beslaat tusschen binnenlandseho en buitenlandsctie politiek van een staat en dat beide rusten op de volksover tuiging. Deze volksovertuiging zou in België bepaald moeten worden door zijn dualistisch ka rakter. Maar het evenwicht was verbroken en zóó zien wij België zijn gedwongen neutraliteit wrwisselein voor een overhelling naar één kant. Zijn buiterilaiwlsche politiek was niet meer uit drukking van een evenwichtig Belgisch senti ment, maai- van een eenzijdige, naar Frankrijk gerichte mentaliteit. Dit was de diepste reden, waarom Willem X zich 9 jaar tegen een af scheiding verzette: hij zag in, dat België op den duur niet neutraal zou blijven, een inzicht door Nederland steeds verwaarloosd. Spr. wijst dan op den Belgischen fortengordel, HILLEN1BODENHAUSEN LANDVOOGD EN MINISTER Het is geen hartverheffend verschijnsel, wannneer overheidspersonen ten aanschouwe van het in dergelijke zaken altijd1 een gretige belangstellling aan den dag leggende publiek lftin gekrenktheden vertoonein, of erger nog: hun meeningsverschillen voorleggen aan het publieke oordeel fie daaraan althans heelemaal niet onttrekken. Mag er in bepaalde, gevallen al eens eenig voordeel in steken, de nadeden plegen veel ^rooter te zijn en het saldo bijgevolg het te gendeel van batig. Buiten het partijkiezen om, waarvan cup zichzelf het nut al minstens twij felachtig is, lijdt de figuur van beide partijen schade, üc man in the street gnuift al om het relletje alleen, wie er nu precies gelijk heeft of het meeste gelijk, interesseert hem minder. Er wordt een tijd lang in beschou wingen en polemieken, -die allemaal hun myste- rieuse maar toch „goede bron" hebben, gesold met menschen die men slechts gewoon was in overheid te zien. Hoogedelgestrenge man nen blijken nu ook eens onderworpen te zijn aan laagbijd'egrondsche situaties en tot object te diénen van ordinair geroddel. Zij leenen zich ook eens tot beduiffielng door onfrissche insihuanten en liefhebbers van leedvermaak, en de weinig kiesche „men" profiteert van de gelegenheid, achter de schermen te kijken ge lijk de kamerdienaar uit het Fransche spreek woord. Geldt het bovenstaande voor een land, in bijzondere mate geldt liet voor een land als ïndïë met zijn befaamde vöogd-en-pupilverhou- ding en- zijn overwegend ambtelijk karakter, hetgeen alles bij elkaar zeggen wil: met zijn zeer gevoelig reageerende sentimenten. Een openlijk conflict ais dat tusschen de Ré'geering en den heer Hillen, naar aanleiding van het feit, dat niet de heer Hillen, maai de heer Bodenhausen uitverkoren werd tot vice- president van de Raad van Indië, is de oorzaak geweest van wekenlang, zeer betreurenswaar dig geschrijf in allerlei bladen en blaadjes, en kan onder onder geen enkel opzicht bevor- delijk zijn geweest voor het voogdelijke prestige bij een pupil, die Van decorum een heel wat voornamere opvatting heeft. Zoodra de benoeming van den heer Boden hausen bekend werd, nam de heer Hillen ont slag op zeer korten termijn en maakte er .geen geheim van, dat hij zich gepasseerd en diep gekrenkt ackttte. Weldra kwamen de com mentaren los van alle kanten, waarbij zoowel da heer Hiilen als de heer Bodenhausen en de Regeering beurteling-s op- en afgetuigd werden. Er werd gecijferd en gerekend om de zaak op te lossen, of de lieer Hillen dan wel de heer Bodenhausen den langs ten diensttijd had als lid van den Raad van Indië, waarbij de laatste moeilijkheid school in het probleem, of de tijd dien de heer Bodenhausen noodig bad voor ziin oversteek van Holland naar Indië, mee moest tellen of niet. Sen ander blad vond de passeering van den lieer Hillen ook daarom zoo kassian, omdat hij bij zijn promotie van Gouverneur van West-Java 'tot Edeleer dan toch maar zijn prachtige ambts woning had moeten prijsgeven. En nu was hij niet eens vice-piesident gewox-den! Al stonden nu niet alle commentaren op zulk een arm zalig peil, tot oen waardige hoogte verhief er zich slechts éca, dat eenvoudig constateerde, dat niemand de motieven der Regeering kende, waarop de heer Bodc-uliausen wel en de heer Hillen werd niet uitverkoren om den heer Weiter op te volgen, en voorts verklaarde: èu den heer Hillen èn den heer Bodenhausen te hoog te schatten voor een publieke veiling, tiet resultaat was, dat het einde der'schitterende loophaan van den zeer bekwamen heer Rillen en de bekro ning der carrière van den eveneens zeer be kwamen heer Bodenhausen plaats had temidden van een echt Indisch schandaaltje tot groote schade aan de hoogheid van het ambt en zijn dragors, en met weinig egards voor het „Wes- tersch gezag", het gevoelige punt bij sini- en het htiiige huisje van- de gewraakte sana-pers Van opheffen gesproken! Veel betreurenswaardiger moet het openlijk die een schijn van verdedigende gordel is, in' j conflict tusschen den minister van Koloniën en werkelijkheid offensief. Dat Vlaanderen hierin berust, is uitsluitend een gevolg van het feit, dat het Ncderlandsch element in België totaal overheorscht wo-rd.t. Het verdrag van. België met Frankrijk is re gelrecht in strijd mot het veirdrag van 1839, waardoor België verplicht is' tegenover Neder land neutraal te zijn. Dit verdrag bestaat volgens spr. nog steeds. Spr. vindt liet méér dan .erg, dat zoowel regeeri^lg als pers deze verplichting maar door België laten verkrachten zonder iets te doen of te zeggen. Als men achteraf de consequenties dezer politiek zal zleui, zal men misschien nog wel eens zeggen: waarom is het Nederlanidsche Volk in deze dagen niet wakker gehouden. Spr. ziet nu een middel om buiten de Diplo matie oin dep Franse li 011 invloed in België tegen te gaan, in de overwinning der politieke Vlaam sche beweging. De verdragsschending door België is een ge vaar voor den Nederiandschen Staat. Hoe mogen we ons daartegen verzetten? Intrigue tegen den Belgischen Staat is uitge sloten. Br is 'n veel doeltreffender middel om de Belgische Inwendige verhoudingen te beïn vloeden: n.l. de Vlaamsche beweging te onder steunen dood' ons zelf te zijn. Ben van de oor zaken van de trage resultaten der Vlaamsche beweging is het feit, dat de Fransche beweging in België door Frankrijk cultureel zeer sterk gesteund wordt. Hierin schieten wij veel te kort. Op de eeirste plaats moet onze Staat zich zelf zijn, door b.v. in het verkeer met België de Nederlandsche taal als diplomatieke voertaal te gebruiken. Slechts de knecht spreekt de taal van zijn heer, de vrije spreekt zijn eigen taal. Van greater belang is nog, wat de particulie ren kunnen doen. Waarom wordt er van het vele kapitaal, dat uit Nederland naar het bui tenland gaat, nooit iets belegd in de Z. Nederl. pers? 'n Zuiver Nederlandsch blad, niet eens poli tiek, zoo voor de geheele Nederl. cultuur in België en ook voor de Vlaamsche beweging 'n geweldige stimulans zijn. Deze dingen zijn ongetwijfeld inmenging in de inwendige aangelegenheden van een vreem de mogendheid en men komt er door in conflict met groot en klein. Maar spr. acht dit soort van cultureele inmenging raadzaam voor het behoud, van de Nederland sdhe cultuur en den -Noderlandsoheo staat. den Landvoogd genoemd worden. Om het ef- fect-in-Iudië daarvan goed te kunnen beoor- deeien, dient men er zich in Nederalnd reken-' schap van te geven, dat de verhouding Minis ter-Landvoogd door don gemiddelden man heel anders wordt gezien dan ze door de Grondwet wordt bepaald. Of beter gezegd: men moet ®r rekening mee te houden, dat men zich d® staatsrechtelijke verhouding niet of nauwehji13 realiseert. De Minister is geen ambtenaar de Landvoogd is dit wel. Maar hier gevoel1 men de verhouding eerder omgekeerd, en 1® ieder geval ziet men in den Landvoogd veel meer den Souverein. Hij is de Indische projectie van de Konin gin veel meer dan Van den Minister, met dit groote verschil dan, dat men den Landvoogd uilsluitend verantwoordelijk weet voor het be stuur. Terwijl hij een Zuiver parlementair® figuur is, ervaart het gevoel hem absolu tistisch. Nu kan men zich uit de situatie wil len redden door eenvoudig naar de wet verwijzen, maar dan miskent men de werke lijkheid, niet alleen hij de groote massa, maar zelfs bij de beroepspolitici. Deze laatsten weten zonder uitzondering, hoe de verhouding tuB' schen den Minister en den Landvoogd' wette lijk precies is, maar de meesten trachten niet temin telkens onder de consequenties daarvan uit te komen. De opmerkzame waarnemer heet' in den laatsten tijd weer overvloed van gele genheid gehad, een toon van geprikkeldheid te beluisteren in de beschouwingen van Volksraadsleden, die zich bezig hielden me1 de vraag, welke aangelegenheden zuiver- disch, welke imperiaal zijn, en hun meeninS zeiden over de verhouding Minister-Landvoogd- En dan bleken do prikken uit Holland 4® komen. Dat de Landvoogd de „aanwijzing®®, van den Minister heeft te volgen, kunnen niet ontkennen, daarvoor staat het t© duid®' lijk in de wet, maar hij wijze van tegenwic®1 leggen zij er den nadruk op, dat de Landvoogd de vertegenwoordiger is van de Kroon, va® de Koningin. Het woord „Stadhouder" ter aan duiding van de iandvoogdelijke positie heef1 in de jongst© zitting opgeld gedaan, en m®D kan er van op aan, dat men hier mee de H®1' landsche opvatting van „zetbaas" wild© ufr' bannen. Kort en duidelijk gezegd: men is hi®r in groote meerderheid van meening, dat Hol land en dan voornamelijk de huidige Minister van Koloniën zich te veel met „Indië" bemoei1- Het merkwaardige Is, dat deze opvatting zie® volstrekt niet tot de Inbeemschen en d® I.S.D.P. bepeTkt; ook vele Europeesche zelfs do meeste zuiver Hollandsche leden wor den er heel gauw kribbig van, ook de vol strekt loyale. Er zullen er niet velen zijn, die het nle1 ernstig betreuren, dat d© Minister van Kolo niën over den Landvoogd heen den Regeering®- gemaehiigde voor Algemeen© Zaken gekapit teld. heeft, al stond er dan bij, dat de vraag of de heer Kiewiet de Jong© gehandhaafd kon worden, allereerst ter beantwoording van de® Landvoogd stond. Er is niemand die in deze® sneeuwbal niet den steen heeft gevoeld. De kranten verschenen dan ook dadelijk met hoofd artikelen over „Het Conflict". Voor het effect, liet schadelijke effect van dezen openlijken strijd, tusschen de dragers van het hoogste ge zag liefst, zie boven. De heer Soeroso sloeg er in den Volksraad politieke m'unt uit, door te vragen, of hieruit niet ten duidelijkste bleek, dat Indië maar heelemaal alleen zijn eigen boontjes moest doppen. De lieeren waren fet toch niet eens! Aan wiens zijde de Indische sympathie wwfi kan men hieruit beoordeelen, dat zelfs zij, voor wie de heer Kiewiet de Jonge een nacht merrie is, den Landvoogd zijn verklaring, dat hij noch in het geïncrimineerde incident zelf, noch in de ministerieel© kapitteling aanlei ding vond den Regeeringsgemaclijtigde voor Algemeene Zaken een grein minder vertrouwen te schenken van harte vergaven. Dat de Minister van Koloniën het recht eü den plicht heeft, zijn bemoeienis met Indische zaken te bepalen naar zijne verantwoordelijk heid, is niet aan discusssie onderhevig. Maar dat hij ervoor zorge, dat de hoogheid van het Iandvoogdelijke gezag geen last lijdt, en reke ning houde met de Indische gevoeligheid, is wijs beleid. Niet weinigen in Indië hebben den indruk, dat sommige hoofden in Holland niet geheel koel meer zijn bij de beschouwing van de In dische zaken, en zij schrijven het daaraan toe, dat het optreden tegen en sommiger smadelijk geschrijf over den tegenwoordigen landvoogd niet in overeenstemming is met het verschul digde respect.voor de wijze, waarop hij onder velerlei zware omstandigheden het bewind heeft gevoerd. Dat niet alle daden en woorden van dezen impulsieven bewindsman aanspraak mogen maken op bewondering, doet hieraan Een blunder van de nationalisten DE TERUGTOCHT Onze correspondent te Parijs meldt ons d.d. 19 Maart: Men is hier spoedig tot de ontdekking ge komen, dat men een groote „gaffe" had begaan te weigeren dat Weingartner in de muziekzaal van het Theatre des Champs Elyssées eenige concerten zou komen dirigeeren. De prefectuur van politie en het ministerie van binnenland- sche zaken waren er eigenlijk ingevlogen on der den indruk van de hevige protesten, waar tos de opvoering van een tooneelstuk „De Droyfuszaak" aanleiding heeft gegeven. Het rubliek heeft bij de opvoeringen zoodanig ge protesteerd, dat het stuk teruggenomen is moeten worden. Trouwens, de prefect had reeds de schouwdirecti© een „vriendelijken wenk" in dien zin gegeven, om een einde te maken aan do mobilisatie van een groote politiemacht, die niettemin het ordeverstoren in de zaal niet kon verhinderen. Nu was het geval „Dreyfus" natuurlijk ge heel anders dan het geval Weingartner. De Dreyfus-affaire is een zaak die de Franschen telkens zeer verdeelt als ze te berde wordt ge bracht. Bovendien was het stuk van dien aard, dat de sop de kool niet waard was. Maar met het geval-Weingartner stond het anders. Zelfs als Weingartner tijdens den oorlog een anti- Franscho houding zou hebben aangenomen, zou het van zeldzaam chauvinisme getuigen hem nu nog daarvoor uit Parijs geweerd te- houden. Evenwel, uit een protest van Wein gartner aan den minster-president Laval ge zonder, bleek dat Weingartner niet alleen Oostenrijker (thans liaan) is, doch dat hij zijn onderteekening van het manifest der 92 in 1917, dus nog tijdens den oorlog, heeft teruggenomen, waarvoor moed Is noodig ge weest. Bovendien heeft hij nimmer het Legioen van Eer teruggezonden, zooals beweerd was. Maai' bij de opwinding over het stuk „Drey- fuszaak" had men het beter gevonden geen nieuwe aanleiding tot manifestaties te laten geven en men heeft het toen blijkbaar niet noodig gevonden de zaak te onderzoeken. De pers is begonnen met amende honorable te doen op een royale wijze en de regeering heeft aan de Concerts PaBdeloup doen weten, dat nu het publiek (of zij zelf?) beter Ingelicht is, men het zeer op prijs zal stellen, dat Wein gartner wèl komt. Evenwel, de concerten zijn voorbij en men zal nu 3 en 4 April opnieuw concerten organlseeren om Weingartner In de gelegenheid te stellen, te Parijs te komen diri geeren. En aangezien men er hier nogal van houdt van het eene uiterste in het andere te vallen, kan hij verzekerd zijn van een zeer enthousiaste ontvangst. ïntuööclien heeft Henriot, besloten het gouver nement te im ter pel loeren. „itól - St-ia 'w t -i» •iv.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10