li i IN HET UUR VAN BEKORING. DE VROUW ALS NOTARIS. AZALEA. DE KABOUTERS MISPLAATSTE ZUINIGHEID. DINSDAG 19 MEI 1931 3 i' '''1 F i» "ii BLOEM VAN GEZELLE. te HET BEWAREN VAN NUTTIGE WENKEN. KALENDER VAN DE WEEK. SCHETS NAAR HET LEVEN. ASPERGES. VOOR HUISVROUWEN. HET VERWIJDEREN VAN INKTVLEKKEN. lu \i i Geachte Redactie, Wil in Uw blad een plaatsje gunnen aan de navolgende opmerkingen: In Uw blad van Dinsdag 5 Mei J.l. hetwelk door toevallige omstandigheden eerst heden in mijn bereik kwam, las ik een artikel „De Vrouw als notaris". Ware het niet dat de in houd van dit artikel mij tegenstond door overdrijving, ik hadde zeker niet daarop in gegaan. Het verhaal van den schrijver over de ruw- en grofheden over boelhuizen is schromelijk overdreven. Hoevele boelhuizen worden door notarissen niet gehouden waarbij men den notaris ter nauwernood ziet Slechts het nog dikwijls onverstaanbaar prevelen der voorwaarden, waaronder de verkooping plaats heeft, ge schiedt meerdere malen door candidaat of klerk. Nimmer heb ik een notaris voor een hem opgedragen verkooping van vast goed in de modder gezien voor het doen van opme- tingen of verkavelingen. Zelden komt het ten plattelands voor, dat veilingen van vast goed des avonds plaats hebben. In den regel heeft dit in den voormiddag plaats. Schrijver over drijft. Ik wensch mij niet uit te laten over de wensohelijkheid van de al of niet benoembaar heid van de vrouw als notaris, doch voor haar zal de vervulling van dit ambt ten aanzien van openbare verkoopingen niet bezwaarlijk zijn, noch voor onroerend, noch voor roerend goed. Ook het verhaal omtrent de beweerde moei. lijkheden, door den schrijver geschetst bij het openen en uitvoeren van een testament, is zeer overdreven. In het algemeen verkeeren belanghebbenden meestal in eenigszins gedrukte stemming tij dens deze notarieels ambtsbezigheden. In verband met de beweerde gevaren van den schrijver van „de Vrouw als notaris" moge ondergeteeken-de erop wijzen, dat er in de annalen van onze strafrechtspleging nog nooit een geval is aan te wijzen van mishandeling van een notaris door een zijner cliënten in verband met zijn beroepsverrichtingen. De argumentatie van den schrijver lijkt mij dan ook zeer zwak. Met mijnen dank voor de opname. Hooachtend S. GEERTSMA. ATrondissemenits-Deurwaarder, Alphen aan den Rijn Naschrift. Gaarne maak ik gebruik van de gelegenheid bovenstaande opmerkin gen van een naschrift te voorzien. De geijkte condities van boelhulzen bevat ten de bepaling, dat de notaris bij alle ver schillen beslist Het opbieden tegen elkander bevat een ele. men-t van onderlingen wedijver, wat automa tisch medebrengt zekere opwinding. Op veeboel huizen komen behalve de boereu uit de omgeving ook de veekoopers (hande laren in vee), strijkgeldbieders enz. Dat het er dan niet toegaat ais op een jonge- juffrouwenkostschoal behoeft geen betoog. Speciaal als het vee In bod komt, zorgt de notaris om in het centrum der drukte te zijn om zoo noodig als scheidsman op te treden. Dat is zijn plicht. Gelukkig is het verzaken van plichtem nog geen notarieels usance. Het verkavelen als voorarbeid van veilingen om de perceelen zoo aantrekkelijk mogelijk te maken Is een noodzakelijkheid. Dit geschiedt uiteraard ter plaatse en in overleg met de verkoopers. Waar men voorafgaande kosten der veiling In het belang der verkoopers zoo laag mogelijk houdt en ook om de risico's van misverstane te ontgaan, is het mijn gewoonte en die van alle mij bekende notarissen, het opmeten en afpalen zelf te doen of minstens in eigen tegenwoordigheid te doen geschieden. Zeer zelden geschieden veilingen van on roerend goed overdag omdat de liefhebbers on gaarne hun 'bezigheden in den steek laten. De regel is daarom, dat die veilingen des avonds plaats hebben. Het aangevallen artikel stelde het eenvou dige geval van het maken van een testament in de stad. Zeer veel andere gevallen waarin een notaris bij een cliënt voor besprekingen geroepen wordt, verloopen in volkomen iden tieke omstandigheden en zijn van dien aard, dat een vrouw het nauwelijks zal aandurven onbeschermd aan den oproep een cliënt te bezoeken, gehoor te geven. Het openen of uit voeren van een testament heeft daarmede na tuurlijk niets te maken. De opmerking omtrent de gedrukte stem ming daarbij is er dus totaal naast. Wat hiervan zij, in eik geval zou de uitoefe ning van het notariaat door de vrouw in eeu stad minder kans hebben op een volkomen fiasco uit te loopen, dan dat zulks ten platte- lande het geval zou zijn. De vrouwen zouden dus nagenoeg uitsluitend naar de stadsnotarisplaatsen dingen en, daar men de wet geen doode letter zal willen la-ten. daar worden benoemd. En als volgende étappe Stemmen uit de vrouwenwereld om aan de vrouwen recht te geven op voorrang bij de vervuiling van vacatures in de stad, omdat immers de vrouw ten plattelands als notaris niet op haar plaats is en niet wordt ge- wenscht En aan dien drang zal men dan redelijker wijze geen weerstand kunnen bieden. Durven zij die zoo gaarne de vrouw tot notaris benoemd zien, die consequentie ook aan C. L. ONS DAGELIJKSCH BROOD In het Broodbesluit is o.m. bepaald, dat de bereiding, verpakking, bewaring, behande ling en het vervoer van brood uitsluitend mogen geschieden op zindelijke wijze, niet mogen plaats hebben door personen, die lijden aan zweren, etterende wonden of huidziekten aan het hoofd, aan de handen en (of) armen, voor zoover deze personen met deeg of brood ln aanraking komen. BU ■vervoer van brood op den openbaren weg moet het brood op deugdelijke wijze beveiligd «ijm tegen stof, ruil en insecten. GEZOND" gvmg-RAAn Vreemde fijne teere bloeme glanzend mat als blank fluweel rozerood en bleek geaderd of gloeiend purperen gestreel. Wat deed de Vlaming U verkiezen lijkt gij zoozeer des dichters woord zoo rijke van tale, zin en verve dat aller ziel en hert bekoort? Gij zijt doorzichtig als albasser en soepel als 't satijn gewaad waarin de Maagd van God geroepen ter kloostermuren binnengaat, ge zijt vaak luchtig, lachend," dartel als 't zonnig meisken op den dag die haar verloofd, gelukkig stralend als lentebruidje groeten mag. Of wel als pur'pren koningswade spreidt gij kleed vol majesteit verbergt in 't diep en donker herte uw stille leed.uw zaligheid. Uw zwak aroom is ijl en edel dringt zich niet op, toch is 't diar als 't woord des dichters, rein, eenvoudig kristallen schoonheid, zoet en waar. Trouw zult gij huis en standbeeld sieren zendt menig knop als onderpand, aan elk, hoe verre ook getogen als groet van 't eigen Vaderland. Zoo draag de bloem uw uitverkiezing. Gezellebloem, die telken Mei getuigen zal van Vlaand'rens glorie en 's dichters wond're poezy HELLENEN. Voor wie het mocht ontgaan zijn, diene als toelichting, dat de Azalea tot de bloem van het Vlaanderen van Gezelle, tot de landbloeme is verkozen. Dit geschiedde op 1 Mei 1930, met goedvinden van het bestuur van het Gezellehuis. Ieder jaar op 1 Mei, Gezelle's geboortedag, worden buis en standbeeld des dichters ver sierd met de speciaal gekweekte rozeroode Azalea. Men zal er ook de andere huizen mede tooien en aan iederen Vlaming, in 't buiten land, een Azaleaknop toezenden. Een schoone instelling. H. ZIJN JUWEELTJES VAN RECLAME KUNST Tericyl de kleine eenvoudige japonnen, sportcostumes en alles wat over dag gedra- gen wordt, niet langer gedragen worden, blij ven de avondrobes flink lang, evenwel zonder den grond te raken. Doorgaans zijn deze regel matig afgerond, want nagenoeg geheel is af stand gedaan van allerlei bewerkingen, waar door een robe aan de eene zijde langer hing dan aan de andere. Dit seizoen ziet men, in tegenstelling met het vorige, veel minder wijde en royale cos- tuums. Tiet aantal meters, dat eertijds voor een costuum benoodigd was, is nu vanzelf sprekend kleiner. Tiet succes der kunstzijde heeft de fabrikan ten van natuurlijke zijde er toe gebracht hun prijzen te herzien: vandaar, dat op dit oogen- blik bijna iedereen in staat is zich een mooi zijden toilet aan te schaffen. De uitbundige stijlen der oude mode zijn vervangen. Men stelt zich thans tevreden met een heenwijzen er naar en gebruikt van die oude mode kenmerken, wier invloed zich niet verder uitstrekt dan tot de details. Daarom ziet men meestentijds wel een modernen snit; echter is zij niet opzichtig, doch gaat meer en meer in de richting van het vlotte, het echt vrouwelijke. Eenkleurige stof gebruikt men gaarne voor vele robes, echter ook bedrukte tweekleurige mousseline zal, naar mate het seizoen vordert, steeds meer draagsters vinden en wanneer straks de badplaatsen hare poorten wijd heb ben bpengezet is 'n robe van deze stof het costuum voor den zomer. Aan kleeding van deze soort kan meer wor den „gefantaseerd" dan aan een werkelijke avondjapon. Ze mag bijvoorbeeld voorzien zijn van aardige kleine ballonmourvtjes zooals die aan het eenvoudig doch lief modelletje links op de plaat zijn afgebeeld. Het is van witte mousseline met blauwe bloemen gemaakt en opgeicerkt met een gracieusen strook, die ter hoogte der heupen is aangebracht: 'n versie, ring, die aan de charme van de robe geen af breuk doet. Geheel witte joponnen komen steeds meer in zwang, niettegenstaande ze zeer teer zijn, blijven ze practisch, omdat ze gemakkelijk kunnen geverfd worden. De oprijgjes vormen de eenige doch voldoen de versiering van het witte crCpe georgette kleed der tweede figuur, 'n Van voren geknoopt halsdoekje vervolmaakt het geheel. Het laatste der silhouetten laat een der zoo bijzonder contrasteerende modellen zien, welke momenteel veel in trek zijn. 't Is een elegante doch sobere robe van zioart satijn en gegar neerd met een korten bolero van frisch rood satijn. Indien men liever een andere kleur ziet is wit of mat groen aan te bevelen. R. Verstandige vrouwen verzamelen wenken voor het huishouden Zij hooren er van haar vriendinnen, zij lezen er in de krant en in tijdschriften. En ze noteeren ze of plakken ze in een boek. Veel vrouwen zijn te ijverig en schrijven of plakken alles wat ze lezen of hooren op. Dat is echter niet de ware weg. We willen haar daarom een raad geven. De vrouwen moeten de wenken, die ze „te genkomen", eerst bewaren, dan uitzoeken en slechts, wanneer ze er voordeel mee kunnen uoen, in een boek plakken. Nog beter dan in een boek kunnen ze in een klapper bewaard worden. Daarin toch kan men ze alphabetisch rangschikken en op de letter nieuwe bijplak ken, waardoor nooit lang behoeft gezocht te worden, als men er een opzoeken wil. Men doet goed de bladen van den klapper in tweeën te verdeelen: de eene helft voor wenken, de an dere voor recepten. Menige vrouw heeft een slecht aangelegd re ceptenboek of een boek, waarin de nuttige wenken bijna niet terug te vinden zijn. Daarom niet alleen verzamelen, doch: 1. schiften; 2. aandacht schenken aan het be- waar-systeem. R. Ongetwijfeld is de zuinigheid een deugd, die de huisvrouw siert en haar tot eer strekt, mits de zuinigheid gepaard gaat met verstandig over leg en niet to-t uitsluitend doel wordt, maar slechts als middel dient. Dg verstandige huis vrouw zal, als het eenigszins mogelijk is, nooit besparen op noodzakelijke dingen, op het noo- dige voedsel bijvoorbeeld of op de noodige kleeding, omdat zij weet, dat bekrimping hier op onverstandige en misplaatste zuinigheid zou zijn, die zich op den duur wreekt. Tat deze noodzakelijke dingen, waarop alleen in het uiterste geval bezuinigd mag worden, behoort ook de verlichting maar deze over tuiging is nog lang niet algemeen doorgedron gen. Integendeel, velen beschouwen een ruime verlichting in huis nog als een zekere luxe, die in de eerste plaats voor bezuiniging in aanmerking komt. Is b.v. een gloeilamp door gebrand, dan vervangt men deze soms door een kleinere, die wat goedkooper is en minder stroom verbruikt. Als men echter de zaak eens goed nagaat, dan blijkt de op deze wijze ver kregen geldelijke bezuiniging doorgaans al zeer gering. Het verschil in aanschaffingskos- ten van de groote en de kleinere lamp maakt ten opzichte van den levensduur van de lam pen maar heel weinig uit en ook de verminde ring van de stroomkosten is vooral als men een z.g. huishoudtarief heeft, wat tegenwoor dig op vele plaatsen het geval is van weinig belang. De verkregen bezuiniging weegt daar om lang niet op tegen de groote nadeelen, die het gebruik van te kleine gloeilampen mee brengt. De kamer is niet meer voldoende ver licht; de hoeken zijn donker, er hangit een ongezellige sfeer, die het verblijf er ln niet aanlokkelijk maakt. Moet men er lezen of wer ken, dan wordt van de oogen een groote in spanning gevergd, die leidt tof vermoeidheid en hoofdpijn, wat ook al niet bevorderlijk is voor de genoeglijke sfeer, die in een huiskamer moet heerschen. Bovendien zullen de oogen door te groote inspanning op den duur slech ter worden. Al zijn deze nadeelen van de on voldoende verlichting niet dadelijk in geld uit te drukken, toch vertegenwoordigen zij een zekere waarde, die veel en veel belangrijker is dan het geringe bedrag,dat men minder be hoeft uit te geven. Bezuiniging op de verlichting is daarom mis plaatste bezuiniging. Evenals men er steeds voor zal trachten te zorgen dat het voedsel voldoende is, en van goede kwaliteit, dat men beschikt over warme kleeding, moet men zorg dragen voor een voldoende verlichting in huis. Men neme lampen van een behoorlijke licht sterkte, een helder licht bevordert den arbeid, maakt de vertrekken gezellig en comfortabel Men zorge, dat steeds alle fittingen van een lamp zijn voorzien; een leege fitting kan groot ongerief veroorzaken. En tenslotte willen wij ln dit verband nog op een ding wijzen: gebruik uw lampen niet tot het allerlaatste, tot de ballon geheel zwart is geworden en het uitge straalde licht roodachtig is en zwak. Bij iedere gloeilamp wordt na een betaalden brandduur de binnenkant van den ballon bedekt door een laagje van het materiaal van den gloeidraad die op den duur verstuift. Dit laagje houdt het licht voor een deel tegen, zoodait de lamp tegen het eind van haar leven lang niet meer zooveel licht geeft als in het begin. Een derge lijke lamp is niet meer geschikt voor gebruik, omdat zij het vertrek niet meer voldoende ver licht met alle nadeelige gevolgen daarvan. Het is daarom zeer af te raden, zwartgebrande lam pen tot het laatste toe te blijven gebruiken. 19 MEI 1931 Waarom daar 't leven zoo kort is van duur 't Zoet ons gegeven, bedruppeld met zuur waarom t-och niet stille verminderd wat schaadt en hart'lijk elkander met liefde gebaat 20 MEI 1931 Wanneer men leed of kwaad mij doet onthoudt mij van de wrake verkoelt mijn al te bran-dig bloed en teugelt mijne sprake. GUIDO GEZELLE. 21 MEI 1931 Te min men van de dingen weet te eer is de kritiek gereed. 22 MEI 1931 Zoo is 't in ai de rampen die ons ellendig lot gestadiglijik bekampen ze zijn nooit zonder God. GUIDO GEZELLE. 23 MEI 1931 Een ieder weet 'n lieve wijs een ieder kent 'n wrange smart het is een donker vreemde reis van hier tot aan Gods Hart. J. H. K 24 MEI 1931 Wie rozen plukken wil die mag geen prikkels mijden wie honingraat begeert die moet den bijen lijden. 25 MEI 1931 Stel tegen drift, geen drift maar wacht uw tijd en duik de hartstocht is geen kracht maar kracht-misbruik. BEETS Rank, slank en bevallig is zij, de bekoor lijke dochter van de oude behuizi-nge ginds op de Vel-uwe. Rustig en eerwaardig, in zijn hoogen ouder dom, staat het oude met klimop -begroeide huis, met z'n vele loggia's en ba-loens, temid den van zwaar geboomte. Groot is het landgoed, groot en goed; groot en goed zijn de bewoners Het zijn niet velen; de bejaarde notaris, zijn ecihtgenoote, een zoon en één dochter in den bloei hunner jaren. Wel was 't eens een groot gezin, doch Kerk en staat en huwelijk hebben één Voor één da vogeltjes gelokt en 't zijn allen mè-t den pries ter brave en geëerde lieden der maatschappij. Er zijn nog alleen de tweelingen over: Ca rol de student, Carla z'n zusje, pas terug van de buiten-lan-dsche kostschool. Ze is blond van lokken met zachte grijs blauwe oogen, met nu en dan een sohalksche tinteling! Lief en vroolijk is ze en 'n sterretje op de tennisbaan, op de intieme bals in den omtrek, n graag geziene gast op de tea partijtjes. Ook is zij vroom, nog zoo'n echt enfant de Marie. Alle goede gewoonten van 't pensio naat zijn dezen winter haar bijgebleven. En iederen avond kan ze even gerust haar hoofdje me der leggen, ze is geheel den dag, ook daar waar muziek en dans haar lokten, kind van Maria gebleven. Rein en onschuldig, onwetend van t vele kwaad in de wereld, dartelt ze rond als een vlindertje van bloem tot bloem, kooze-nd en lachend en betooverend. 'n Klein beetje behaagziek Is ze wel, en welke echte vrou-w is dat niet? Is charme niet één harer beste wapentuigen? Menig oogenpaar volgt de gracieuze figuur, bij sport en dans en menigeen waagt zich op -het onbetrouwbaar ijs van hare vermeende voorkeur. Maar dan kan ze zoo onbevangen lachen en niet begrijpend, antwoorden, dat de candidaat het hart in de schoenen voelt zin ken. Toch was er één die hardnekkig volhield, een -braaf, door en door degelijk jongmenscto, student in de medicijnen, die binnen afzien- baren tijd, -het gestelde doel bereiken aal. En Carla, ach ln den roes van 'n mooien voorjaarsdag daarbuiten op 'n tocht met vele and>eren naar ven en heide, was 't, of Amor verraderlijk de vesting beslopen had, en 'n bres geschoten in dat tot nu toe onbewogen hartje. Ze mocht hem wel dien kloeken jon geling uit 't Noorden, blank en blozend, stoer en fier als de oude Germanen. 't Kon toch niet anders of ze moest de ver. eering in z'n oogen lezen, z'n oogen, die haar overal volgden, in de enkele woorden, die hij sprak, tijdens 't spel, den dans, bij t souper na één der partijen En waarlijk ze geloofde het werkelijk te -begrijpen, te meenen, en „der herrl-ichste von allen" jubelde ze uit bij den vleugel en droo- merig fantaseerde ze verder, liet den- slan ken vingers vrijen loop: de lieflijkste impro visatie, der jonge liefde gewijd. Maar ach, toen 't succes haar wat ijdel, wat zelfbewuster had gemaakt, kwam er ken tering. Op een-maal was hij verschenen, de vreem deling, de zonderling, de man met 't vreemd accent den eigenaardigen blik, de nog vreem der taal! Met z'n vurig temperament, z'n hartstoch- telijken aard, was bij den eerste-n aanblik het pleit beslist. „Carla, het algemeen gevierde eh gezochte meisje, Carla voor hem.'' En Carla? Onwillekeurig maakten de stree- lende oogen, de hoffelijke taal indruk op haar. Hij was zoo galant, zoo voornaam, zoo ohar mant. Maarhij was Godloochenaar. Arm kind waarom niet een dubbele waoht bij al je zintuigen gezet een drie-dubbele voor je jong onervaren hartje. Ben je nog wel zoo lief tegen je Germaan, zoo zacht zoo medevoelend, met zijn illusies, zijn plannen? Ben je nog zoo onbezorgd vroolijk als de merel op z'n tak? Ga je met even gerust hartje des avonds neerknielen op je bidstoel voor de Madonna? Is je gewetensonderzoek even bevredigend als voorbeen? Of zag je oude vriendin de maan, die je meisjesheiligdom met blanken praal overgoot, je in diep ernstig gepeins nederaitten, met een trek van wrevel en ontevredenheid? Stond daar niet ter linkerzijde de verleider, de handen vol kleurige weefsels en fonkelen de steenen? Hij was schoon, demonisch schoon en mee- sleepend was zijn betoog. „Wat is godsdienst, wat is trouw? Wat zijn verouderde tradities? Niets, niets. Wat is liefde? Alles, alles." En je sidderde Carla, want rechts klonk een stem, stroef en toch met een ondertoon van teederheid. „Carla, Carla, luister niet naar den verlei der, ik Carla ik was toch de eerste, Carla, ik -heb jou Hef, zooals ik God, mijn geloof, mijn eigen ziel beminin God en om God. Carla mijn liefde is hoog en rein, en zal je nooit verlagen. Mijn liefde is trouw en onbezoe deld, mijn leven klaar als het manelicht, dat je koesterend omgeeft." Zag je niet Carla, die trouwe liefdevolle ang stige oogen, in 't blonde hoofd m-et de nobele trekken? Hadt niet je goede Engel dit visioen ver oorzaakt? Arme Carla, hoe groot was je strijd, maar je streedt moedig, je hadt om licht, om kracht om afstand te doen van wat je lokte en noodde. Want je wist 't wel toestemming tot een verloving met 'n atheïst zou je nooit verkrij gen; en een bestudeering van het Katholicis me? „Daar heb ik nog nooit over gedacht", had hü geantwoord, „en ik denk er ook niet aan." „Een vrouw moet voor haar man alles we- ten te offeren, anders heb je mij niet lief". Hoe wreed hadden die woorden geklonken, .van 'n wreedheid, die de innigste gevoelens van offeren had wakker geroepen. „Wie weet", had de verleider gesist, „als je 't toch eens deedt, wat jouw voorbeeld zou uitwerken." Zóó in die gesteltenis, heen en weer geslin gerd ging Car-la vaak ter ruste, onder de oogen der zoete Moeder, die haar kind wel troosten en bemoedigen, doch haar den strijd niet besparen kon. Maar éénmaal zou de beslissing vallen. 't Was 'n -wondermooie lente-avond, een avond dat hemel en aarde elkaar raken, in de zoete weelde van de ontluikende najtuur. Een gezellig avondje werd gegeven ten hui ze van een harer vriendinnen. Daar ontmoet te Carla voor de laatste maal den Zuiderling. Immers als gezantschapsattaché was hij te ruggeroepen en zou eerstdaags vertrekken. Carla vrees-de en hoopte. De ietwat droeve oogen van Pried, den stu dent, vorschten zoo pijnlijk telken male, als zij z'n blik ontmoette. Ze bloosde als Juan haar naderde en met al den gloed z'n ras eigen, haar complimenteerde en in ver-warring bracht. Dan soms in 'n ietwat lichtzinnige ge prikkelde 'stemming, ging ze erop i-n en haar oogen beloofden datgene, wat haar mond weer spreken zoude. 't Was warm in de salons en Carla -zocht den koelen schemer van 't terras, Ongezien was dit niet geschied. J-uan volgde met snelle passen de voort schrijdende gestalte. Daar stonden ze samen op -het 'terras bij de balustrade, waar slechts enkele ont-loke-n ranken het kille marmer sierden. Carla beefde, nu nu nu zon het ge beuren, ze had 't zelf zoo gewild, in haar on bedachtzaam spel, in lachjes en woordjes, nu zou de verantwoording komen. Hemel, wat was -hij toch innemend, z'n oogen, z'n stem, z'n -gebaren. Z'n stem vooral, -die buigzame, weeke stem, die als een iiefkoozing beur naam noemde. „Carla, Carla, m'u laatste avond hier, Carla zal ik wederkomen? Je hebt me toch lief,- ik heb 't in je oogen gelezen, kom laat dien sleur en ga mee. Vlucht met me, we zijn zóó in En geland, we trouwen met 'n speciale vergun ning, 't komt alles in orde kom.liefste.'' Zacht gleed z'n arm om haar heen. „Carla zie me aan en durf zeggen, dat je me niet liefijebt." Triomf klonk in -zijn stem, alsof hij 't te gendeel verwachtte. Carla sidderde. 't Was zoo stil, zoo geheimzinnig ln dien killen zilvergloed, de nauw knoppende hoornen en struiken zagen er zoo fantastisch uit, daar op 't groot gazon, die magnolia met bleek roze tulpen, de vreemde roep van een late vogel. Was dit 't leven, of was dit een sprookje? Stond zij hier; Carla; op de grens van goed en k-waad? Wie was -hij, de verleider, wie was zij? En alléén, alléén i-n de stonde van strijd en bekoring. Had ze niet ooit lachend gezegd: ,,'n beko ring, strijd wat .is dat? Nooit last van hoor! Weet je 't nu Carla, nu de hartstochtelijke site mje toefluistert, visioenen van weelde, ge luk, hartst-o-öht, eer en aanzien? Weet je 't nu Carla, wat bekoring, wat strijd beteekent? Carla huivert. Het is, of een onzichtbare band een gordijn wegtrekt en daar ziet zij aan de eene zijde een leven van glorie, weelde, hartstocht, maar leegte van ziel, aan de andere zij-de een leven, eenvoudiger, vol plichtsbetrachting, innige liefde en rijk geluk.... Fried en zij. Ze hoort nog zijn stem, waarmede hij kor telings -zijn geluk bij haar bepleitte. „Carla, jij en ik, en God met ons. Carla en éénmaal on-ze kin-deren, braaf, goed als jij mijn meisje!" Braaf en goed, was ze dat dan nog? En plots voelde ze de nabijheid van den opdrlngenden vreemdeling, al-s iets fascineere-n-ds, iets drin gends, tot 't kwade. Angst grijpt haar aan. „Neen, neen, ik kan niet, ik mag niet, ik wil niet." Woest stoot ze hem van zich, geen blik meer, -bang voor 't vuur, dat ze eens in zijn oo-gen zag, -bang voor de hypnose van z'n smeekende stem. Naar binn-en, snel i-n de sfeer van -hel stra lend l'icht. Daar waar Fried, onbewust van haar strijd en overwinning bezorgd haar onateld gelaat en gejaagdheid bemerkt. „Carla liefste!" „Fried, toe breng me thuis, ik ben zoo moe," Bevreemdend ziet hij -haar aan, wat schit teren haar oogen, hoe branden haar wangen, wat is ze mooi, z'n meisje. Teeder en behoedzaam wikkelt hij haar i-n jas en sjaal. En dan gaan ze samen den maan lichten w-eg naar huis. Daar schitteren millioen-en starren, en 't is Carla, of zij alle -haaf toelachen, haar zegenen voor haar besluit. Dan opent ze beur hart. Geen geheimen mogen er zijn tusschen Fried en haar, wa-nt hedenavond zal zij het bindend „ja" uitspre ken. Ze verzwijgt niets, haar coquet terie, haar -gestreelde ij-delheld, haar twijfel. En hij, des te dierbaarder Is zij hem, ge louterd en stralender dan ooit in 't licht zijner vereering. M-et opgeheven hoofd gaat hij d-eo weg al leen terug, wel wetend hoe het l-iefste, het reinste, het schoonste, C-arla's ongeschonden meisjeshart voor hem be-h-ouden bleef. Moede en toch verheugd knielt zij op haar bidstoel, langzaam als mediteeren-d, -bidt zij beur avondgebed, heur Ave's, het On-ze Vader. In huiverend ontzag fluistert zij de woorden: „en leid ons niet in bekoring". Dan zinkt 't blonde hoofd op de saamgevou- wen han-den, een kind van Maria schreit heur- strijd, heur berouw, heur angsten uit aan Moeders Hart. „In de ure der bekoring, toont dat gij onze Moeder zijt.... Maria." Hadruk verboden. HELLENEN. Voor deze heerlijke groente, die slechts zoo'n korten tijd te verkrijgen is, volgen hieronder eenige bereidingswijzen. Bleepasperges. Schil de asperges, te begin nen een eind onder de kopjes, zoo duin moge lijk, en haal er naar onder toe wat meer af. Snijd de harde ondereinden af en bewaar die voor soep. Wasch de asperges en bind ze in bosjes van ongeveer 10 stuks, dikke en dunne afzonderlijk. Kook de dikke ongeveer 10 minu ten vooruit in water met zout. Kook de asper ges ongeveer 1 uur. Schik ze op een schotel zonder de touwtjes en dien er omheen gehal veerde hardgekookte eieren, geraspte nootmus- caat en gesmolten of gewelde boter. (Roer voor gewelde boter, de boter zoolang tot ze zalf achtig is en voeg dan druppelsgewijs 1 d.L. water toe op 1 ons boter). Gestoofde asperges. 2 bossen asperges, 3 d.L. me-lk, 20 gr. bloem, 25 gr. boter, nootmuseaat. Maak de asperges schoon en snijd ze in stukjes van 6 c.M. Kook eerst de middenstuk ken y, uur, voeg dan pas de kopstukjes toe en laat die mee gaarkoken. Laat de asperges uit lekken op een vergiet. Maak ln dien tijd een sausje van boter, bloem en melk. Laat de groente daar nog een kwartiertje in stoven en rasp er tenslotte wat nootmuseaat over Aspergesoep. 1 L. kooknat van de asperges, harde uiteinden en overgebleven asperges, 40 gr. bloem, 50 gr. boter, wat melk, 1 ei. Kook het nat opnieuw met de harde uit einden en wrijf dit door een zeef. Verwarm roerende boter en bloem, voeg hierbij lang zamerhand het kooknat, laat het even door koken en voeg wat melk toe. Maak de soep af met een geklopt ei en zachte stukjes asperge en aspergekoppen. Asperges met kaassaus2 bossen asperges, 2 d.L. aspergenat en y, d.L. room of 3^ d.L. melk, 30 gr. bloem, 35 gr. boter, I eidooier, 100 gr. parmezaansche of oude Goudsche kaas, 4 hardgekookte eieren. Kook de asperges in hun geheel gaar. Maak een dikke saus van boter, bloem en vocht Voeg het grootste gedeelte van de kaas toe en de geklopte eidooier. Leg onderin een vuur vaste schotel een laag asperges, hierop de eieiren, in plakjes gesneden, en daarna de saus. Strooi de achtergehouden kaas over het schoteltje en laat er in den oven vlug een licht bruin korstje opkomen. Inmaken van asperges. Breek van de asper ges de harde ondereinden af. Schil ze en wasch ze. Gebruik hooge inmaakglazen (aspergegla zen). Schik ze er rauw in met de koppen naar beneden. Onder het koken rijzen ze wat, zoodat de koppen juist niet meer op den bodem rusten en bij het uitglijden beschadigt men de koppen niet. Giet er water op, zoo warm als de fles- schen verdragen kunnen. Sluit ze en stereliseer ze iy uur. Laat bij het afkoelen de knippen erop. M. M. Pas gemaakte inktvlekken verwijdert men. het beste door er citr-oen op uit te knijpen en dit vocht -met een lepeltje over de vlek te strijken. Telkens opscheppen en weer nieuw nemen. Een geduld-werkje doch iuder-daad zeer loo- nend. Het allerbeste middel bij inktvlekken ln goblin tafelkleed en katoen flan-el. Het zelfde kan -men ook doen met azijn of melk- Ondervinding leert echter, dat e-r niets -beter is dan citroensap. Het is minder scherp dan a-zijn en geeft geen vettige plek zooa^ melk. Men kan ook ee-nige witte boonen koken, en met dit water de vlekken ui-twasschen. Echter is dit niet altijd afdoende. Verdund wijnsteenzuur is ook een beproefd m Id-del. Het verdient aanbeveling bij verouderde en hardnekkige inktvlekken deze uit té spo©. len in een verdunde tinchilorid oplossing, hetwelk bij den apotheker of drogist te ver krijgen is. Ook verdwijnen inktvlekken uit hout door inwrijving met glycerine en nawasschen met warm zeepsop. Inktvlekken in witte wollen stof behandelt men m-et citroensap of gekri stalliseerd citroenzuur. Inktvlekken op het laken van schrij-fbureaux, zijn, zoo ze no-g verse li zijn, terstond te verwijderen met ben zine. Men -moet dan goed met schoon lauw water ma-wrijven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6