li
i
IN HET UUR VAN BEKORING.
DE VROUW ALS
NOTARIS.
AZALEA.
DE KABOUTERS
MISPLAATSTE
ZUINIGHEID.
DINSDAG 19 MEI 1931
3
i' '''1
F
i»
"ii
BLOEM VAN GEZELLE.
te
HET BEWAREN VAN
NUTTIGE WENKEN.
KALENDER VAN DE WEEK.
SCHETS NAAR HET LEVEN.
ASPERGES.
VOOR HUISVROUWEN.
HET VERWIJDEREN VAN
INKTVLEKKEN.
lu
\i i
Geachte Redactie,
Wil in Uw blad een plaatsje gunnen aan de
navolgende opmerkingen:
In Uw blad van Dinsdag 5 Mei J.l. hetwelk
door toevallige omstandigheden eerst heden in
mijn bereik kwam, las ik een artikel „De
Vrouw als notaris". Ware het niet dat de in
houd van dit artikel mij tegenstond door
overdrijving, ik hadde zeker niet daarop in
gegaan. Het verhaal van den schrijver over
de ruw- en grofheden over boelhuizen is
schromelijk overdreven.
Hoevele boelhuizen worden door notarissen
niet gehouden waarbij men den notaris ter
nauwernood ziet Slechts het nog dikwijls
onverstaanbaar prevelen der voorwaarden,
waaronder de verkooping plaats heeft, ge
schiedt meerdere malen door candidaat of
klerk. Nimmer heb ik een notaris voor een
hem opgedragen verkooping van vast goed in
de modder gezien voor het doen van opme-
tingen of verkavelingen. Zelden komt het ten
plattelands voor, dat veilingen van vast goed
des avonds plaats hebben. In den regel heeft
dit in den voormiddag plaats. Schrijver over
drijft. Ik wensch mij niet uit te laten over de
wensohelijkheid van de al of niet benoembaar
heid van de vrouw als notaris, doch voor haar
zal de vervulling van dit ambt ten aanzien van
openbare verkoopingen niet bezwaarlijk zijn,
noch voor onroerend, noch voor roerend goed.
Ook het verhaal omtrent de beweerde moei.
lijkheden, door den schrijver geschetst bij het
openen en uitvoeren van een testament, is
zeer overdreven.
In het algemeen verkeeren belanghebbenden
meestal in eenigszins gedrukte stemming tij
dens deze notarieels ambtsbezigheden.
In verband met de beweerde gevaren van
den schrijver van „de Vrouw als notaris" moge
ondergeteeken-de erop wijzen, dat er in de
annalen van onze strafrechtspleging nog nooit
een geval is aan te wijzen van mishandeling
van een notaris door een zijner cliënten in
verband met zijn beroepsverrichtingen.
De argumentatie van den schrijver lijkt mij
dan ook zeer zwak.
Met mijnen dank voor de opname.
Hooachtend
S. GEERTSMA.
ATrondissemenits-Deurwaarder,
Alphen aan den Rijn
Naschrift. Gaarne maak ik gebruik
van de gelegenheid bovenstaande opmerkin
gen van een naschrift te voorzien.
De geijkte condities van boelhulzen bevat
ten de bepaling, dat de notaris bij alle ver
schillen beslist
Het opbieden tegen elkander bevat een ele.
men-t van onderlingen wedijver, wat automa
tisch medebrengt zekere opwinding.
Op veeboel huizen komen behalve de boereu
uit de omgeving ook de veekoopers (hande
laren in vee), strijkgeldbieders enz.
Dat het er dan niet toegaat ais op een jonge-
juffrouwenkostschoal behoeft geen betoog.
Speciaal als het vee In bod komt, zorgt de
notaris om in het centrum der drukte te zijn
om zoo noodig als scheidsman op te treden.
Dat is zijn plicht.
Gelukkig is het verzaken van plichtem nog
geen notarieels usance.
Het verkavelen als voorarbeid van veilingen
om de perceelen zoo aantrekkelijk mogelijk te
maken Is een noodzakelijkheid. Dit geschiedt
uiteraard ter plaatse en in overleg met de
verkoopers.
Waar men voorafgaande kosten der veiling
In het belang der verkoopers zoo laag mogelijk
houdt en ook om de risico's van misverstane
te ontgaan, is het mijn gewoonte en die van
alle mij bekende notarissen, het opmeten en
afpalen zelf te doen of minstens in eigen
tegenwoordigheid te doen geschieden.
Zeer zelden geschieden veilingen van on
roerend goed overdag omdat de liefhebbers on
gaarne hun 'bezigheden in den steek laten.
De regel is daarom, dat die veilingen des
avonds plaats hebben.
Het aangevallen artikel stelde het eenvou
dige geval van het maken van een testament
in de stad. Zeer veel andere gevallen waarin
een notaris bij een cliënt voor besprekingen
geroepen wordt, verloopen in volkomen iden
tieke omstandigheden en zijn van dien aard,
dat een vrouw het nauwelijks zal aandurven
onbeschermd aan den oproep een cliënt te
bezoeken, gehoor te geven. Het openen of uit
voeren van een testament heeft daarmede na
tuurlijk niets te maken.
De opmerking omtrent de gedrukte stem
ming daarbij is er dus totaal naast.
Wat hiervan zij, in eik geval zou de uitoefe
ning van het notariaat door de vrouw in eeu
stad minder kans hebben op een volkomen
fiasco uit te loopen, dan dat zulks ten platte-
lande het geval zou zijn.
De vrouwen zouden dus nagenoeg uitsluitend
naar de stadsnotarisplaatsen dingen en, daar
men de wet geen doode letter zal willen la-ten.
daar worden benoemd.
En als volgende étappe
Stemmen uit de vrouwenwereld om aan de
vrouwen recht te geven op voorrang bij de
vervuiling van vacatures in de stad, omdat
immers de vrouw ten plattelands als notaris
niet op haar plaats is en niet wordt ge-
wenscht
En aan dien drang zal men dan redelijker
wijze geen weerstand kunnen bieden.
Durven zij die zoo gaarne de vrouw tot
notaris benoemd zien, die consequentie ook
aan
C. L.
ONS DAGELIJKSCH BROOD
In het Broodbesluit is o.m. bepaald, dat
de bereiding, verpakking, bewaring, behande
ling en het vervoer van brood uitsluitend
mogen geschieden op zindelijke wijze, niet
mogen plaats hebben door personen, die
lijden aan zweren, etterende wonden of
huidziekten aan het hoofd, aan de handen en
(of) armen, voor zoover deze personen met
deeg of brood ln aanraking komen. BU
■vervoer van brood op den openbaren weg
moet het brood op deugdelijke wijze beveiligd
«ijm tegen stof, ruil en insecten.
GEZOND" gvmg-RAAn
Vreemde fijne teere bloeme
glanzend mat als blank fluweel
rozerood en bleek geaderd
of gloeiend purperen gestreel.
Wat deed de Vlaming U verkiezen
lijkt gij zoozeer des dichters woord
zoo rijke van tale, zin en verve
dat aller ziel en hert bekoort?
Gij zijt doorzichtig als albasser
en soepel als 't satijn gewaad
waarin de Maagd van God geroepen
ter kloostermuren binnengaat,
ge zijt vaak luchtig, lachend," dartel
als 't zonnig meisken op den dag
die haar verloofd, gelukkig stralend
als lentebruidje groeten mag.
Of wel als pur'pren koningswade
spreidt gij kleed vol majesteit
verbergt in 't diep en donker herte
uw stille leed.uw zaligheid.
Uw zwak aroom is ijl en edel
dringt zich niet op, toch is 't diar
als 't woord des dichters, rein, eenvoudig
kristallen schoonheid, zoet en waar.
Trouw zult gij huis en standbeeld sieren
zendt menig knop als onderpand,
aan elk, hoe verre ook getogen
als groet van 't eigen Vaderland.
Zoo draag de bloem uw uitverkiezing.
Gezellebloem, die telken Mei
getuigen zal van Vlaand'rens glorie
en 's dichters wond're poezy
HELLENEN.
Voor wie het mocht ontgaan zijn, diene als
toelichting, dat de Azalea tot de bloem van het
Vlaanderen van Gezelle, tot de landbloeme is
verkozen.
Dit geschiedde op 1 Mei 1930, met goedvinden
van het bestuur van het Gezellehuis.
Ieder jaar op 1 Mei, Gezelle's geboortedag,
worden buis en standbeeld des dichters ver
sierd met de speciaal gekweekte rozeroode
Azalea. Men zal er ook de andere huizen mede
tooien en aan iederen Vlaming, in 't buiten
land, een Azaleaknop toezenden.
Een schoone instelling.
H.
ZIJN JUWEELTJES
VAN
RECLAME KUNST
Tericyl de kleine eenvoudige japonnen,
sportcostumes en alles wat over dag gedra-
gen wordt, niet langer gedragen worden, blij
ven de avondrobes flink lang, evenwel zonder
den grond te raken. Doorgaans zijn deze regel
matig afgerond, want nagenoeg geheel is af
stand gedaan van allerlei bewerkingen, waar
door een robe aan de eene zijde langer hing
dan aan de andere.
Dit seizoen ziet men, in tegenstelling met
het vorige, veel minder wijde en royale cos-
tuums. Tiet aantal meters, dat eertijds voor
een costuum benoodigd was, is nu vanzelf
sprekend kleiner.
Tiet succes der kunstzijde heeft de fabrikan
ten van natuurlijke zijde er toe gebracht hun
prijzen te herzien: vandaar, dat op dit oogen-
blik bijna iedereen in staat is zich een mooi
zijden toilet aan te schaffen.
De uitbundige stijlen der oude mode zijn
vervangen. Men stelt zich thans tevreden met
een heenwijzen er naar en gebruikt van die
oude mode kenmerken, wier invloed zich niet
verder uitstrekt dan tot de details. Daarom
ziet men meestentijds wel een modernen snit;
echter is zij niet opzichtig, doch gaat meer en
meer in de richting van het vlotte, het echt
vrouwelijke.
Eenkleurige stof gebruikt men gaarne voor
vele robes, echter ook bedrukte tweekleurige
mousseline zal, naar mate het seizoen vordert,
steeds meer draagsters vinden en wanneer
straks de badplaatsen hare poorten wijd heb
ben bpengezet is 'n robe van deze stof het
costuum voor den zomer.
Aan kleeding van deze soort kan meer wor
den „gefantaseerd" dan aan een werkelijke
avondjapon. Ze mag bijvoorbeeld voorzien zijn
van aardige kleine ballonmourvtjes zooals die
aan het eenvoudig doch lief modelletje links
op de plaat zijn afgebeeld. Het is van witte
mousseline met blauwe bloemen gemaakt en
opgeicerkt met een gracieusen strook, die ter
hoogte der heupen is aangebracht: 'n versie,
ring, die aan de charme van de robe geen af
breuk doet.
Geheel witte joponnen komen steeds meer
in zwang, niettegenstaande ze zeer teer zijn,
blijven ze practisch, omdat ze gemakkelijk
kunnen geverfd worden.
De oprijgjes vormen de eenige doch voldoen
de versiering van het witte crCpe georgette
kleed der tweede figuur, 'n Van voren geknoopt
halsdoekje vervolmaakt het geheel.
Het laatste der silhouetten laat een der zoo
bijzonder contrasteerende modellen zien, welke
momenteel veel in trek zijn. 't Is een elegante
doch sobere robe van zioart satijn en gegar
neerd met een korten bolero van frisch rood
satijn. Indien men liever een andere kleur
ziet is wit of mat groen aan te bevelen.
R.
Verstandige vrouwen verzamelen wenken
voor het huishouden Zij hooren er van haar
vriendinnen, zij lezen er in de krant en in
tijdschriften. En ze noteeren ze of plakken ze
in een boek.
Veel vrouwen zijn te ijverig en schrijven of
plakken alles wat ze lezen of hooren op. Dat
is echter niet de ware weg. We willen haar
daarom een raad geven.
De vrouwen moeten de wenken, die ze „te
genkomen", eerst bewaren, dan uitzoeken en
slechts, wanneer ze er voordeel mee kunnen
uoen, in een boek plakken. Nog beter dan in
een boek kunnen ze in een klapper bewaard
worden. Daarin toch kan men ze alphabetisch
rangschikken en op de letter nieuwe bijplak
ken, waardoor nooit lang behoeft gezocht te
worden, als men er een opzoeken wil. Men doet
goed de bladen van den klapper in tweeën te
verdeelen: de eene helft voor wenken, de an
dere voor recepten.
Menige vrouw heeft een slecht aangelegd re
ceptenboek of een boek, waarin de nuttige
wenken bijna niet terug te vinden zijn.
Daarom niet alleen verzamelen, doch: 1.
schiften; 2. aandacht schenken aan het be-
waar-systeem. R.
Ongetwijfeld is de zuinigheid een deugd, die
de huisvrouw siert en haar tot eer strekt, mits
de zuinigheid gepaard gaat met verstandig over
leg en niet to-t uitsluitend doel wordt, maar
slechts als middel dient. Dg verstandige huis
vrouw zal, als het eenigszins mogelijk is, nooit
besparen op noodzakelijke dingen, op het noo-
dige voedsel bijvoorbeeld of op de noodige
kleeding, omdat zij weet, dat bekrimping hier
op onverstandige en misplaatste zuinigheid zou
zijn, die zich op den duur wreekt.
Tat deze noodzakelijke dingen, waarop alleen
in het uiterste geval bezuinigd mag worden,
behoort ook de verlichting maar deze over
tuiging is nog lang niet algemeen doorgedron
gen. Integendeel, velen beschouwen een ruime
verlichting in huis nog als een zekere luxe,
die in de eerste plaats voor bezuiniging in
aanmerking komt. Is b.v. een gloeilamp door
gebrand, dan vervangt men deze soms door een
kleinere, die wat goedkooper is en minder
stroom verbruikt. Als men echter de zaak eens
goed nagaat, dan blijkt de op deze wijze ver
kregen geldelijke bezuiniging doorgaans al
zeer gering. Het verschil in aanschaffingskos-
ten van de groote en de kleinere lamp maakt
ten opzichte van den levensduur van de lam
pen maar heel weinig uit en ook de verminde
ring van de stroomkosten is vooral als men
een z.g. huishoudtarief heeft, wat tegenwoor
dig op vele plaatsen het geval is van weinig
belang. De verkregen bezuiniging weegt daar
om lang niet op tegen de groote nadeelen, die
het gebruik van te kleine gloeilampen mee
brengt. De kamer is niet meer voldoende ver
licht; de hoeken zijn donker, er hangit een
ongezellige sfeer, die het verblijf er ln niet
aanlokkelijk maakt. Moet men er lezen of wer
ken, dan wordt van de oogen een groote in
spanning gevergd, die leidt tof vermoeidheid
en hoofdpijn, wat ook al niet bevorderlijk is
voor de genoeglijke sfeer, die in een huiskamer
moet heerschen. Bovendien zullen de oogen
door te groote inspanning op den duur slech
ter worden. Al zijn deze nadeelen van de on
voldoende verlichting niet dadelijk in geld uit
te drukken, toch vertegenwoordigen zij een
zekere waarde, die veel en veel belangrijker is
dan het geringe bedrag,dat men minder be
hoeft uit te geven.
Bezuiniging op de verlichting is daarom mis
plaatste bezuiniging. Evenals men er steeds
voor zal trachten te zorgen dat het voedsel
voldoende is, en van goede kwaliteit, dat men
beschikt over warme kleeding, moet men zorg
dragen voor een voldoende verlichting in huis.
Men neme lampen van een behoorlijke licht
sterkte, een helder licht bevordert den arbeid,
maakt de vertrekken gezellig en comfortabel
Men zorge, dat steeds alle fittingen van een
lamp zijn voorzien; een leege fitting kan groot
ongerief veroorzaken. En tenslotte willen wij
ln dit verband nog op een ding wijzen: gebruik
uw lampen niet tot het allerlaatste, tot de
ballon geheel zwart is geworden en het uitge
straalde licht roodachtig is en zwak. Bij iedere
gloeilamp wordt na een betaalden brandduur
de binnenkant van den ballon bedekt door een
laagje van het materiaal van den gloeidraad
die op den duur verstuift. Dit laagje houdt het
licht voor een deel tegen, zoodait de lamp
tegen het eind van haar leven lang niet meer
zooveel licht geeft als in het begin. Een derge
lijke lamp is niet meer geschikt voor gebruik,
omdat zij het vertrek niet meer voldoende ver
licht met alle nadeelige gevolgen daarvan. Het
is daarom zeer af te raden, zwartgebrande lam
pen tot het laatste toe te blijven gebruiken.
19 MEI 1931
Waarom daar 't leven zoo kort is van duur
't Zoet ons gegeven, bedruppeld met zuur
waarom t-och niet stille verminderd wat schaadt
en hart'lijk elkander met liefde gebaat
20 MEI 1931
Wanneer men leed of kwaad mij doet
onthoudt mij van de wrake
verkoelt mijn al te bran-dig bloed
en teugelt mijne sprake.
GUIDO GEZELLE.
21 MEI 1931
Te min men van de dingen weet
te eer is de kritiek gereed.
22 MEI 1931
Zoo is 't in ai de rampen
die ons ellendig lot
gestadiglijik bekampen
ze zijn nooit zonder God.
GUIDO GEZELLE.
23 MEI 1931
Een ieder weet 'n lieve wijs
een ieder kent 'n wrange smart
het is een donker vreemde reis
van hier tot aan Gods Hart.
J. H. K
24 MEI 1931
Wie rozen plukken wil
die mag geen prikkels mijden
wie honingraat begeert
die moet den bijen lijden.
25 MEI 1931
Stel tegen drift, geen drift
maar wacht uw tijd en duik
de hartstocht is geen kracht
maar kracht-misbruik.
BEETS
Rank, slank en bevallig is zij, de bekoor
lijke dochter van de oude behuizi-nge ginds op
de Vel-uwe.
Rustig en eerwaardig, in zijn hoogen ouder
dom, staat het oude met klimop -begroeide
huis, met z'n vele loggia's en ba-loens, temid
den van zwaar geboomte.
Groot is het landgoed, groot en goed; groot
en goed zijn de bewoners Het zijn niet velen;
de bejaarde notaris, zijn ecihtgenoote, een zoon
en één dochter in den bloei hunner jaren.
Wel was 't eens een groot gezin, doch Kerk
en staat en huwelijk hebben één Voor één da
vogeltjes gelokt en 't zijn allen mè-t den pries
ter brave en geëerde lieden der maatschappij.
Er zijn nog alleen de tweelingen over: Ca
rol de student, Carla z'n zusje, pas terug van
de buiten-lan-dsche kostschool.
Ze is blond van lokken met zachte grijs
blauwe oogen, met nu en dan een sohalksche
tinteling!
Lief en vroolijk is ze en 'n sterretje op de
tennisbaan, op de intieme bals in den omtrek,
n graag geziene gast op de tea partijtjes.
Ook is zij vroom, nog zoo'n echt enfant de
Marie. Alle goede gewoonten van 't pensio
naat zijn dezen winter haar bijgebleven.
En iederen avond kan ze even gerust haar
hoofdje me der leggen, ze is geheel den dag,
ook daar waar muziek en dans haar lokten,
kind van Maria gebleven.
Rein en onschuldig, onwetend van t vele
kwaad in de wereld, dartelt ze rond als een
vlindertje van bloem tot bloem, kooze-nd en
lachend en betooverend.
'n Klein beetje behaagziek Is ze wel, en
welke echte vrou-w is dat niet? Is charme niet
één harer beste wapentuigen?
Menig oogenpaar volgt de gracieuze figuur,
bij sport en dans en menigeen waagt zich op
-het onbetrouwbaar ijs van hare vermeende
voorkeur. Maar dan kan ze zoo onbevangen
lachen en niet begrijpend, antwoorden, dat de
candidaat het hart in de schoenen voelt zin
ken.
Toch was er één die hardnekkig volhield,
een -braaf, door en door degelijk jongmenscto,
student in de medicijnen, die binnen afzien-
baren tijd, -het gestelde doel bereiken aal.
En Carla, ach ln den roes van 'n mooien
voorjaarsdag daarbuiten op 'n tocht met vele
and>eren naar ven en heide, was 't, of Amor
verraderlijk de vesting beslopen had, en 'n
bres geschoten in dat tot nu toe onbewogen
hartje. Ze mocht hem wel dien kloeken jon
geling uit 't Noorden, blank en blozend, stoer
en fier als de oude Germanen.
't Kon toch niet anders of ze moest de ver.
eering in z'n oogen lezen, z'n oogen, die haar
overal volgden, in de enkele woorden, die hij
sprak, tijdens 't spel, den dans, bij t souper
na één der partijen
En waarlijk ze geloofde het werkelijk te
-begrijpen, te meenen, en „der herrl-ichste von
allen" jubelde ze uit bij den vleugel en droo-
merig fantaseerde ze verder, liet den- slan
ken vingers vrijen loop: de lieflijkste impro
visatie, der jonge liefde gewijd.
Maar ach, toen 't succes haar wat ijdel,
wat zelfbewuster had gemaakt, kwam er ken
tering.
Op een-maal was hij verschenen, de vreem
deling, de zonderling, de man met 't vreemd
accent den eigenaardigen blik, de nog vreem
der taal!
Met z'n vurig temperament, z'n hartstoch-
telijken aard, was bij den eerste-n aanblik het
pleit beslist. „Carla, het algemeen gevierde eh
gezochte meisje, Carla voor hem.''
En Carla? Onwillekeurig maakten de stree-
lende oogen, de hoffelijke taal indruk op haar.
Hij was zoo galant, zoo voornaam, zoo ohar
mant.
Maarhij was Godloochenaar.
Arm kind waarom niet een dubbele waoht
bij al je zintuigen gezet een drie-dubbele voor
je jong onervaren hartje.
Ben je nog wel zoo lief tegen je Germaan,
zoo zacht zoo medevoelend, met zijn illusies,
zijn plannen?
Ben je nog zoo onbezorgd vroolijk als de
merel op z'n tak?
Ga je met even gerust hartje des avonds
neerknielen op je bidstoel voor de Madonna?
Is je gewetensonderzoek even bevredigend
als voorbeen?
Of zag je oude vriendin de maan, die je
meisjesheiligdom met blanken praal overgoot,
je in diep ernstig gepeins nederaitten, met
een trek van wrevel en ontevredenheid?
Stond daar niet ter linkerzijde de verleider,
de handen vol kleurige weefsels en fonkelen
de steenen?
Hij was schoon, demonisch schoon en mee-
sleepend was zijn betoog.
„Wat is godsdienst, wat is trouw? Wat zijn
verouderde tradities? Niets, niets. Wat is
liefde? Alles, alles."
En je sidderde Carla, want rechts klonk
een stem, stroef en toch met een ondertoon
van teederheid.
„Carla, Carla, luister niet naar den verlei
der, ik Carla ik was toch de eerste, Carla, ik
-heb jou Hef, zooals ik God, mijn geloof, mijn
eigen ziel beminin God en om God. Carla
mijn liefde is hoog en rein, en zal je nooit
verlagen. Mijn liefde is trouw en onbezoe
deld, mijn leven klaar als het manelicht, dat
je koesterend omgeeft."
Zag je niet Carla, die trouwe liefdevolle ang
stige oogen, in 't blonde hoofd m-et de nobele
trekken?
Hadt niet je goede Engel dit visioen ver
oorzaakt?
Arme Carla, hoe groot was je strijd, maar
je streedt moedig, je hadt om licht, om kracht
om afstand te doen van wat je lokte en noodde.
Want je wist 't wel toestemming tot een
verloving met 'n atheïst zou je nooit verkrij
gen; en een bestudeering van het Katholicis
me?
„Daar heb ik nog nooit over gedacht", had
hü geantwoord, „en ik denk er ook niet aan."
„Een vrouw moet voor haar man alles we-
ten te offeren, anders heb je mij niet lief".
Hoe wreed hadden die woorden geklonken,
.van 'n wreedheid, die de innigste gevoelens
van offeren had wakker geroepen.
„Wie weet", had de verleider gesist, „als je
't toch eens deedt, wat jouw voorbeeld zou
uitwerken."
Zóó in die gesteltenis, heen en weer geslin
gerd ging Car-la vaak ter ruste, onder de
oogen der zoete Moeder, die haar kind wel
troosten en bemoedigen, doch haar den strijd
niet besparen kon.
Maar éénmaal zou de beslissing vallen.
't Was 'n -wondermooie lente-avond, een
avond dat hemel en aarde elkaar raken, in de
zoete weelde van de ontluikende najtuur.
Een gezellig avondje werd gegeven ten hui
ze van een harer vriendinnen. Daar ontmoet
te Carla voor de laatste maal den Zuiderling.
Immers als gezantschapsattaché was hij te
ruggeroepen en zou eerstdaags vertrekken.
Carla vrees-de en hoopte.
De ietwat droeve oogen van Pried, den stu
dent, vorschten zoo pijnlijk telken male, als
zij z'n blik ontmoette. Ze bloosde als Juan
haar naderde en met al den gloed z'n ras
eigen, haar complimenteerde en in ver-warring
bracht. Dan soms in 'n ietwat lichtzinnige ge
prikkelde 'stemming, ging ze erop i-n en haar
oogen beloofden datgene, wat haar mond weer
spreken zoude.
't Was warm in de salons en Carla -zocht den
koelen schemer van 't terras,
Ongezien was dit niet geschied.
J-uan volgde met snelle passen de voort
schrijdende gestalte.
Daar stonden ze samen op -het 'terras bij
de balustrade, waar slechts enkele ont-loke-n
ranken het kille marmer sierden.
Carla beefde, nu nu nu zon het ge
beuren, ze had 't zelf zoo gewild, in haar on
bedachtzaam spel, in lachjes en woordjes,
nu zou de verantwoording komen.
Hemel, wat was -hij toch innemend, z'n
oogen, z'n stem, z'n -gebaren.
Z'n stem vooral, -die buigzame, weeke stem,
die als een iiefkoozing beur naam noemde.
„Carla, Carla, m'u laatste avond hier, Carla
zal ik wederkomen? Je hebt me toch lief,- ik
heb 't in je oogen gelezen, kom laat dien sleur
en ga mee. Vlucht met me, we zijn zóó in En
geland, we trouwen met 'n speciale vergun
ning, 't komt alles in orde kom.liefste.''
Zacht gleed z'n arm om haar heen.
„Carla zie me aan en durf zeggen, dat je
me niet liefijebt."
Triomf klonk in -zijn stem, alsof hij 't te
gendeel verwachtte.
Carla sidderde.
't Was zoo stil, zoo geheimzinnig ln dien
killen zilvergloed, de nauw knoppende hoornen
en struiken zagen er zoo fantastisch uit, daar
op 't groot gazon, die magnolia met bleek roze
tulpen, de vreemde roep van een late vogel.
Was dit 't leven, of was dit een sprookje?
Stond zij hier; Carla; op de grens van goed
en k-waad?
Wie was -hij, de verleider, wie was zij?
En alléén, alléén i-n de stonde van strijd en
bekoring.
Had ze niet ooit lachend gezegd: ,,'n beko
ring, strijd wat .is dat? Nooit last van hoor!
Weet je 't nu Carla, nu de hartstochtelijke
site mje toefluistert, visioenen van weelde, ge
luk, hartst-o-öht, eer en aanzien?
Weet je 't nu Carla, wat bekoring, wat strijd
beteekent?
Carla huivert.
Het is, of een onzichtbare band een gordijn
wegtrekt en daar ziet zij aan de eene zijde een
leven van glorie, weelde, hartstocht, maar
leegte van ziel, aan de andere zij-de een leven,
eenvoudiger, vol plichtsbetrachting, innige
liefde en rijk geluk.... Fried en zij.
Ze hoort nog zijn stem, waarmede hij kor
telings -zijn geluk bij haar bepleitte.
„Carla, jij en ik, en God met ons. Carla en
éénmaal on-ze kin-deren, braaf, goed als jij
mijn meisje!"
Braaf en goed, was ze dat dan nog? En plots
voelde ze de nabijheid van den opdrlngenden
vreemdeling, al-s iets fascineere-n-ds, iets drin
gends, tot 't kwade.
Angst grijpt haar aan. „Neen, neen, ik kan
niet, ik mag niet, ik wil niet."
Woest stoot ze hem van zich, geen blik meer,
-bang voor 't vuur, dat ze eens in zijn oo-gen
zag, -bang voor de hypnose van z'n smeekende
stem.
Naar binn-en, snel i-n de sfeer van -hel stra
lend l'icht.
Daar waar Fried, onbewust van haar strijd
en overwinning bezorgd haar onateld gelaat
en gejaagdheid bemerkt.
„Carla liefste!"
„Fried, toe breng me thuis, ik ben zoo moe,"
Bevreemdend ziet hij -haar aan, wat schit
teren haar oogen, hoe branden haar wangen,
wat is ze mooi, z'n meisje.
Teeder en behoedzaam wikkelt hij haar i-n
jas en sjaal. En dan gaan ze samen den maan
lichten w-eg naar huis.
Daar schitteren millioen-en starren, en 't is
Carla, of zij alle -haaf toelachen, haar zegenen
voor haar besluit.
Dan opent ze beur hart. Geen geheimen
mogen er zijn tusschen Fried en haar, wa-nt
hedenavond zal zij het bindend „ja" uitspre
ken.
Ze verzwijgt niets, haar coquet terie, haar
-gestreelde ij-delheld, haar twijfel.
En hij, des te dierbaarder Is zij hem, ge
louterd en stralender dan ooit in 't licht zijner
vereering.
M-et opgeheven hoofd gaat hij d-eo weg al
leen terug, wel wetend hoe het l-iefste, het
reinste, het schoonste, C-arla's ongeschonden
meisjeshart voor hem be-h-ouden bleef.
Moede en toch verheugd knielt zij op haar
bidstoel, langzaam als mediteeren-d, -bidt zij
beur avondgebed, heur Ave's, het On-ze Vader.
In huiverend ontzag fluistert zij de woorden:
„en leid ons niet in bekoring".
Dan zinkt 't blonde hoofd op de saamgevou-
wen han-den, een kind van Maria schreit heur-
strijd, heur berouw, heur angsten uit aan
Moeders Hart.
„In de ure der bekoring, toont dat gij onze
Moeder zijt.... Maria."
Hadruk verboden.
HELLENEN.
Voor deze heerlijke groente, die slechts zoo'n
korten tijd te verkrijgen is, volgen hieronder
eenige bereidingswijzen.
Bleepasperges. Schil de asperges, te begin
nen een eind onder de kopjes, zoo duin moge
lijk, en haal er naar onder toe wat meer af.
Snijd de harde ondereinden af en bewaar die
voor soep. Wasch de asperges en bind ze in
bosjes van ongeveer 10 stuks, dikke en dunne
afzonderlijk. Kook de dikke ongeveer 10 minu
ten vooruit in water met zout. Kook de asper
ges ongeveer 1 uur. Schik ze op een schotel
zonder de touwtjes en dien er omheen gehal
veerde hardgekookte eieren, geraspte nootmus-
caat en gesmolten of gewelde boter. (Roer voor
gewelde boter, de boter zoolang tot ze zalf
achtig is en voeg dan druppelsgewijs 1 d.L.
water toe op 1 ons boter).
Gestoofde asperges. 2 bossen asperges, 3 d.L.
me-lk, 20 gr. bloem, 25 gr. boter, nootmuseaat.
Maak de asperges schoon en snijd ze in
stukjes van 6 c.M. Kook eerst de middenstuk
ken y, uur, voeg dan pas de kopstukjes toe en
laat die mee gaarkoken. Laat de asperges uit
lekken op een vergiet. Maak ln dien tijd een
sausje van boter, bloem en melk. Laat de
groente daar nog een kwartiertje in stoven
en rasp er tenslotte wat nootmuseaat over
Aspergesoep. 1 L. kooknat van de asperges,
harde uiteinden en overgebleven asperges, 40
gr. bloem, 50 gr. boter, wat melk, 1 ei.
Kook het nat opnieuw met de harde uit
einden en wrijf dit door een zeef. Verwarm
roerende boter en bloem, voeg hierbij lang
zamerhand het kooknat, laat het even door
koken en voeg wat melk toe. Maak de soep af
met een geklopt ei en zachte stukjes asperge
en aspergekoppen.
Asperges met kaassaus2 bossen asperges,
2 d.L. aspergenat en y, d.L. room of 3^ d.L.
melk, 30 gr. bloem, 35 gr. boter, I eidooier,
100 gr. parmezaansche of oude Goudsche kaas,
4 hardgekookte eieren.
Kook de asperges in hun geheel gaar. Maak
een dikke saus van boter, bloem en vocht
Voeg het grootste gedeelte van de kaas toe en
de geklopte eidooier. Leg onderin een vuur
vaste schotel een laag asperges, hierop de
eieiren, in plakjes gesneden, en daarna de
saus. Strooi de achtergehouden kaas over het
schoteltje en laat er in den oven vlug een licht
bruin korstje opkomen.
Inmaken van asperges. Breek van de asper
ges de harde ondereinden af. Schil ze en wasch
ze. Gebruik hooge inmaakglazen (aspergegla
zen). Schik ze er rauw in met de koppen naar
beneden. Onder het koken rijzen ze wat, zoodat
de koppen juist niet meer op den bodem rusten
en bij het uitglijden beschadigt men de koppen
niet. Giet er water op, zoo warm als de fles-
schen verdragen kunnen. Sluit ze en stereliseer
ze iy uur. Laat bij het afkoelen de knippen
erop.
M. M.
Pas gemaakte inktvlekken verwijdert men.
het beste door er citr-oen op uit te knijpen en
dit vocht -met een lepeltje over de vlek te
strijken.
Telkens opscheppen en weer nieuw nemen.
Een geduld-werkje doch iuder-daad zeer loo-
nend.
Het allerbeste middel bij inktvlekken ln
goblin tafelkleed en katoen flan-el.
Het zelfde kan -men ook doen met azijn of
melk-
Ondervinding leert echter, dat e-r niets
-beter is dan citroensap.
Het is minder scherp dan a-zijn en geeft
geen vettige plek zooa^ melk.
Men kan ook ee-nige witte boonen koken, en
met dit water de vlekken ui-twasschen.
Echter is dit niet altijd afdoende.
Verdund wijnsteenzuur is ook een beproefd
m Id-del.
Het verdient aanbeveling bij verouderde
en hardnekkige inktvlekken deze uit té spo©.
len in een verdunde tinchilorid oplossing,
hetwelk bij den apotheker of drogist te ver
krijgen is.
Ook verdwijnen inktvlekken uit hout door
inwrijving met glycerine en nawasschen met
warm zeepsop. Inktvlekken in witte wollen
stof behandelt men m-et citroensap of gekri
stalliseerd citroenzuur. Inktvlekken op het
laken van schrij-fbureaux, zijn, zoo ze no-g
verse li zijn, terstond te verwijderen met ben
zine. Men -moet dan goed met schoon lauw
water ma-wrijven.