-
VAN GROQTE DADEN EN GKGOTE
PERSONEN.
V
V
a
DONDERDAG 28 MEI 1931
NEDERLANBSCHE
KLEEDERDRACHTEN.
Oplossing van 3e vorige
legpuzzle.
DE OUDSTE SCHILDERs
STUKKEN DE® MENSCH?
HEID.
TREIN*MUZIEK.
LETTERRAADSEL.
Oplossing vorig letterraadsel,
ADELTROTS.
GUIDO GEZELLE.
TE GRAVE.
OP PINKSTEREN IN DEN
ACHTERHOEK.
wel te zien is.
„MARCO MILLIOEN!"
X
b
c
e
f
a
j
k
x
x
m
n
p
S
r
x
x
s
u
w
y
z
Oplossing van den vongeri 1
rebus.
BIJ DE BLINDE JONGENS
Njjmacjen.
.A..
<S A/*A>
Bijgaand no. Ill onzer nieuwe serie; nu nog
7, dan verwachten wij de oplossingen aan ons
adres, waar in ons land al die mooie spullen
gedragen worden.
Voor deze moet je In het Zuiden wezen.
Duizenden jaren geleden was 'n gedeelte van
Europa geheel met ijs hedekt. Aan den rand
van dat ijs, in Zuid-Frankrijk, woonden de
menschen van dien barren Ijstijd. Zij vonden
er holen en krochten om zich te verschuilen,
ook tegen de wilde dieren. In sommige van
die onderaardache gangen brachten zij teeke-
ningen aan, waarvan er enkele ontdekt zijn.
Die teekeningen stelden meestal dieren voor
en wel die dieren, waarop druk jacht werd ge
maakt. 'n Enkele maal ook menschen. Met 'n
stuk vuursteen werd de omtrek van zoo'n dier
in den rotswand gekerfd, daarna werd deze
ruw© schets bijgewerkt met oker en met streep
jes en schaduwen verder afgemaakt. Soms
vindt men het eene dier over het andere af
gebeeld, al naar gelang dat met de ruimte uit
kwam. Vóór zoo'n portret werd dan, meent
men, gedanst, om de „ziel" van het wild gun
stiger te stemmen!
Het wilde paard staat er al heel duidelijk op,
en het voornaamste jachtdler, de bizon, niet
minder.
Wie wel eens met den trein gereisd heeft,
kent de regelmatige dender-muziek, die met
de snelheid van den wagen hóóger wordt en
ais 'n polsslag van den voortrazende is te
beschouwen! Gedeeltelijk ontstaat dit ge-
druisch, wanneer de assen van locomotief en
wagons over de verbindingsplaats van twee
staven rails rollen. Het eind van het éëne stuk
zakt 'n millimeter of twee, drie onder den
zwaren druk van het materiaal en het wiel
moet dus eigenlijk 'n sprong maken, om op het
begin van de volgende staaf te komen. Zijn er
'n twintig wagons, dan herhaalt zich dat per
trein 60 A 80 maal op iedere lassching en méér
en het aantal dier lasschingen bedraagt na
tuurlijk duizenden en duizenden. De einden der
railstaven slijten daardoor erg af en 008; de
dwarsliggers hebben door deze stooten veel
te lijden. Ook de laschplaten, die de eene rail
met de andere verbinden.
Ook de trekkracht heeft door dit verschijn
sel veel te lijden. Iedere as en daarmee het
gewicht van eiken wagen moet op iedere las
sching tengevolge dezer doorbuiging 2 A 3
m.M. worden opgetild en daardoor ontstaat een
kolossaal verlies aan arbeidsvermogen.
Sinds het gebruik van den spoorwagen heeft
men niet nagelaten middelen te verzinnen
hieraan een einde te maken. Het is ten slotte
door het aanwenden van stoot-opvangers ee-
lukt de vroegere bezwaren belangrijk te ver
kleinen.
Van 1—2:
Naam en voornaam van een be
roemden vrijheidsheld.
1: Westen.
2: 50.
3: Klein paard uit Hitland;
4: Dwalen.
5: Zee-inham tusschen Groningen en Oost-
Friesland.
6: Vijver voor zwemvogels.
7: Bijeenzitten tusschen licht en donker.
8: Eindbesluit, conclusie.
9: Oude gewoonte,
ló: Iep.
Oplossing den volgenden keer.
Prins Hendrik. 1. p, piano, zacht; 2. k,
kalium; 3. ora; 4. Driek; 5. dranken; 6. half-
steng; 7. jongeheeren; S. Jonggehuwde;
kinine-pil; 10. kolders; 11. deren; 12. bis.
De markiezin de Thianges, die in de 17e
eeuw leefde, was méér dan wel voegzaam kom
beeten met haar adellijken titel ingenomen.
Eens werd haar verhaald van den dood van
'n vorst, die niet al te stichtelijk had geleefd,
'en nu, zonder eenigen geestelijken bijstand,
plotseling was overleden.
„Ik geef toe", aldus la Marquise, „dat Zijn
Hoogheid niet al te streng heeft geleefd, maar
we mogen alles overlaten aan Gods' barm
hartigheid, voornamelijk bij iemand van zoo'n
hoogen rang, dien God niet makkelijk zal
veTOordeelen I
t Is stille, Cinxendag ert, over 't pleks.e vloers,
van waar ik henenzie en schouwen kan, daarboven,
de hemelsblauwe lucht, en hoore ik niemendal,
't en zij, voorbij geschoven,
een langzaam bellen, dat, herhalende, eens en nog
zegt: „Komt te kerkewaard, met mij den Heer loven".
Het wilde paard.
Eigenlijk is het 'n wonder, dat die teekenin
gen zoo goed bewaard bleven, maar dat staat
ln verband met de omstandigheid, dat regen
of wind geen toegang konden krijgen en de
[vochtigheid schijnt maar weinig schade aan
gericht te hebben.
Herten komen ook voor, met kolossale ge-
[weiën, zooals ze thans tot 'n hooge uitzonde
ring geworden zijn. Tot op heden heeft men
slechts ln Zuid-Frankrijk, Noord Spanje en
NoordiAfrlka zulke holen gevonden, die de
oudste schilderstukken dor menschheid voor
ons gedurende zooveel eeuwen hebben bewaard.
Met genoegen denk Tc altoos nog terug aan 't
teekenen van de Pinksterkroon bij ons op
school! We hadden zoo'n gezelligen, ouwerwet-
schen meester, die tevens in alle klassen tee-
kenles gaf. Daarbij deed bij dan het volgende
verhaaltje:
„Op de groote verkeerswegen werd vroeger
een touw hoog over den weg gespannen en
de kroon in 't midden daarna opgehangen. Twee
hoepels waren het eigenlijk, die recht op el
kaar werden gebonden en met Pinksterbloe
men kwistig versierd, 'n Oud, behoeftig vrouw
tje mocht aan den kant van 't pad gaan staan
van den burgemeester en die onder de kroon
door liepen, gaven haar wat. Het vrouwtje
sprak dan meestal 'n heilwenseh uit. Later
ontaarde dit leuke gebruik in 'n grove bedel
partij en, wie niks gaf, kreeg lang géén zegen-
wenschen te hooren, dat vertel ik je! Nou, toen
werd het langzaam aan afgeschaft!"
Aldus onze oude meester.
Yóór enkele jaren, fietsend van Ruurlo naar
Lochem op Pinkstermaandag, trof ik de Pink
sterkroon over den weg nog aan; er stond 'n
leuk, klein boere-deerntje, dat met 'n enkele
cent al heel blij was! Zegenwenschen verge
zelden ons evenwel niet, of het moeten stille
geweest zijn, da's m-ogelök.
De Pinksterkroon, zooals die vroeger in den achterhoek veelvuldig voorkwam en
Z. M. de grootkhan op reis
Uit Azië aanrukkende Mongolen-troepen ver
sloegen den 9en April 1241 een Poolsch-Duitsch
ridderleger, dat hen moest tegenhouden. De
schrik sloeg allen West-Europeanen in de
knieën, toen zij van deze woeste horden ver
namen. Tegen zoo'n springvloed zou do Wes-
tersche Christenheid immers niet opgewassen
zijn? De Paus zond een Franciscaner pater naai
den Karakoroem, naar liet hof van Dschengis-
Khan's opvolger, die de heerschappij der Mon
golen had gegrondvest, en 1227 was gestorven.
Ook de Fransche koning zond een bemidde
laar, om in het Verre Oosten zoete broodjes
te gaan bakken. Misschien kon men den Groot
khan wijzen op een gemeenschappelijken vijand
van Christenen en Mongolen, op de Mohamme
danen, en zoodoende zélf aan zijn al te op
dringerige belangstelling ontkomen! Meerdere
geestelijken volgden de eerst-gezondenen en
zóó kwam Europa dan eigenlijk voor het eerst
in verkeer met het hart van Azië. Onderne
mende Italiaansche kooplui waagden zich al
verder en verder in deze onbekende streken en
hun handel 11am nog -toe, toen in 1260 de ruim
denkende Grootkhan Koeblai den troon besteeg,
die de vreemdelingen zelfs tot zijn dienst toe
liet, om met hun kennis zijn voordeel te doen.
Zoo werden de beide Venetdanen Niecolo en
Maffeo Polo met onderscheiding door den
Chineeschen vorst ontvangen die hun in 1266,
met veel geschenken beiladen, rfaar hun land
veroorloofde terug te gaan. Zij hadden een
geschrift van Koeblai bij zich, waarin deze
den Paus verzocht honderd missionarissen
naar zijn rijk te zenden. Ongelukkigerwijze
kwam daarvan door allerlei omstandigheden
niets terecht, en de twee geestelijken, die in
1271, in plaats van de honderd gevraagden,
meegingen, verloren al gauw den moed en keer
den haastig naar hun vaderland terug.
Op die nieuwe reis nu, namen Niccolo en
Maffeo een zeventienjarige jongen mee, de a
zoon van Niccolo, Marco Polo genaamd. De
drie Venetianen reisden over Armenië, Meso
potamia, Perzië, den Pamir naar het Rijk van
Koeblai, die hen zeer hartelijk verwelkomde
en zelfs Marco aanstelde in "zijn eerewacht.
Zeventien jaren achtereen genoten de Italianen
het vertrouwen van den geien heerscher, onder
namen reizen naar alle kanten en Marco bracht
het zelfs tot stadhouder in één der veroverde
provincies! Geen kleinigheid zoo drie jaren
achter elkaar de vertegenwoordiger te mogen
zijn van zulk een grootmoedig heer als de
Grootkhan Koeblai!
In 1292 trokken de Venetianen uit Mongolen-
land weg en voerden een prinses mee, die de
gemalin zou worden van niemand minder dan
den Shah van Perzië!
In dertien prachtig uitgeruste jonken ging
het langs Sumatra en Oeylon naar de Perzische
kust. Over Armenië bereikten de Polo's dn 1295
de aloude lagunen-stad aan de Adria.
Zij waren baast 'n kwart-eeuw weig geweest
en Marco was 'n man geworden van 41 jaar!
Niemand wou gelooven, dat zij liet werkelijk
wareu! Zij gaven toen een groot feest, waarbij
ze al hun Chineesche schatten ten toon stelden,
en ja, toen moesten de ongeloovige Thomassen
wel toegeven, of za wonen of nJeg
Toch viel het hun moeilijk nu letterlijk Alles
voor waarheid aan te nemen, wat Marco zoo
vertelde.
De vele millioenen van keizer Koeblai, dat
was natuurlijk maar wat gesnoef en voortaan
noemden' ze Marco spottend: „Millioenen
Marco", „Messer Marco Milione"!
Veel rust was, ondertusschen, den ontdek
kingsreiziger niet vergund, want Venetië kreeg
h.et al gauw aan den stok met zijn eeuwige
concurrente Genua en, tijdens '.1 gevecht ter
zee, werd „Marco Millioen" gevangen genomen
en in 'n cel gestopt. Hier kreeg hij bezoek van
veel Genueezen, die óók wel eens iets van
Centraal-Azië en zijn Grootkhan wilden hooren
Dat bracht den Venetiaan ertoe 'n reisverhaal
te dicteeren, dat dus dn de gevangenis tot
stand kwam! Zonder diie gevangenschap zouden
Wij anders misschien niets aan de weet geko
men zijn over de toestanden in het Oosten
gedurende de 13e eeuw.
Op een van deze zonnige dagen belde ik
aan het Sint Henricus-gesticht in dat stille,
eenzame Grave, dat vroeger een geduchte ves
ting moet geweest zijn en waar nu nog slechts
twee kanonnen staan, aan den Maaskant, die
meer weg hebben van spreeuwen-verschrikkers
dan van dood-en-verderf brakende vuurmon
den!
'k Wou eens wat van de blinden gaan zien,
waar onze redacteur, pater Hyacinth Hermans,
zoo schoon over heeft geschreven, 'n Vriende
lijke frater deed open en tusschen de beelden
van Sint Henricus den Patroon van het
huis en van Sinte Odilia, de blinde Heilige,
stapte ik naar binnen in 'n gang, die aan alle
kanten blonk en spiegelde en waar je, zou m'n
moeder zeggen, van den grond wel kon eten!
Het was héél stil in het ruime gebouw en even
kwam 't over me, dat het groote leed voor
altoos ingekerkerd te zijn als In 'n duisteren
keider deze jongens en de ouderen ook -de
leeftijd loopt van 6 tot 85! het lachen en
de vreugde had doen vergeten. Meisjes zijn er
niet; die vinden haar verpleging bij de Zus
ters, even verderop.
Marco Polo.
We gingen naar 'n groote slaapzaal, licht en
luchtig als 'n Westlandsch „warenhuis", waar
de blanke bedden der kinderen stonden als
domino-steenen op 'n rijtje, 'n Lange rist
waschbekkens aan 'n waterpijp; de fraters
moeten deze zelf vullen, om overstrooming te
voorkomen. Keurige ziekenzaaltjes voor' oude
ren, voor jongeren, 'n zaal voor herstellenden,
wanneer ze zoo'n beetje aan de betere hand
zijn ook. Of de Jongens dat zélf allemaal zoo
keurig in orde hielden, net als bij ons, in het
dat kon men hun. nooit overlaten. Werkulaat-
gesticht? Nee, dat was werk van de fraters,
sen voor mandenmakers bezochten we hier
komen niet alleen oogen, maar vooral ook han
den tekort zalen voor blank pitriet-werk,
voor matten-vlechten, 'n drukkerij, waar het
eigenaardige Braille-schrift gedrukt wordt.
De blinden lezen met de toppen der vingers.
Die laten ze tastend glijden langs in stevig
papier uitgeslagen bobbeltjes, stippen: het
Braille-schrift. Louis Braille (18091852), 'h
Parijzenaar, werd op z'n derde jaar reeds blind
en verbeterde later de uitvinding van den offi
cier Charles Barbier, die reeds zooiets had ver
zonnen. Het systeem berust ep zes stippen, t!;e
op 63 manieren kunnen worden verschoven ten
opzichte van elkaar:
en die het volgende a, b, c opleveren:
Bruidsvaart naar Perzië.
Er zijn méér onvergankelijke werken in 'n
bedompte cel to: stand gekomen! God weet
zelfs uit deze omstandigheden noig bet goede
te werken, ook al zien wij dat nieit zoo dade
lijk! De uitwerking van Marco Millioen's ver
haar was verrassend; de Floremtijn Toscanelli
schetste naar dit boek-zijn wereldkaart, waar
op hij China aanduidde als „Kathay" en de
hoofdstad „Quinsay".
Toen Columbus in 1492 naar het Westen
stevende, deed hij dit, om den Oostrand der
Oude Wereld, om Kathay te bereiken en al de
vele rijkdommen, die daar, naar Polo's verhaal,
maar voor het grijpen lagen! Katholieke mis
sionarissen bezochten de Cliineezen, om hun de
Blijde Boodschap te brengen, maar na 1368,
toen de heerschappij der Khans in elkaar
stortte, die zoolang Midden- en Oost-Azië in
vrede had beatuurd, kwam daarvan weinig
meer.
Wanneer Marco Polo precies gestorven is,
weten we niet. 'n Testament van hem werd
opgemaakt in 1324. Uit Juni 1325 bezitten we
gegevens, die erop duiden dat de ontdekker
van het Verre Oosten toen reeds overleden was
Op één van de komende zomerdagen bijgevolg,
verjaart zijn sterfdag voor de zeshonderd-en-
zesde maal,
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X*
X X
X X
X X
X X
X X
X
X
X
X
X
X
X X
X
S
X X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
O
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
V
X
X
X
X
X
De cijfers worden op dezelfde wijze, behou
dens een merkteeken, aangeduid.
Aan ons gewone leesplankje van „aap, noot,
mies" enz. hebben de blinden niets; de fraters
hebben voor hen 'n ander gemaakt met alje-
maal kleine voorwerpjes, die ze betasten kun
nen en die voorstellen 'n wip, 'n zeef, 'n kous,
mat, doos, neus - d'r lag 'n kolossale houten
kokkert in het leesplankje! enz. De daaraan
beantwoordende letterstipjes bevinden zich ln
de leesdoos, zooals de kartonnen kaartjes bij
de leeswijze-Hoogeveen. Op 'n goeien dag heb
ben de paters bun jongens laten lezen tegen
de leerlingen van scholen uit „de Graaf", de
blinden sloegen lang geen slecht' figuur wat de
snelheid betreft!
We kwamen langs 'n keurig natuurkundig-
kabinet met opgezette dieren en allerlei mo
dellen in papier, die de blinden betasten kun
nen. Wel leuk, om zoo te ervaren boe 'n olifant
er wel uitziet of 'n kameel! Maar nóg leuker
om er 'n ritje op te maken in de Artas, 'n
voorrecht dat de blinden wel niet zullen ken
nen! De Schoollokalen hadden allemaal pro-
vinciekaarten „en relief", dus met naar voren
uitgeslagen steden, rivieren, landschappen,
grenzen. D'r stond 'n globe haast zoo groot als
de vriendelijke pater, die mij gedurende zijn
vrijen Zondagstijd wilde begeleiden. Gerekend
werd met koperen staafjes, waarvan elk 16
verschillende teekens kan beduiden, al naar
gelang z'n plaatsing boven of beneden of links
of rechts gedraaid.
Alles was verzonnen om het gemis der oogen
te vergoeden en dat het juist verzonnen was,
dat bewezen wel de voorwerpen of het school
werk, dat de misdeelden hadden vervaardigd
en dat van „ziend" werk niet viel te onder
scheiden, tenminste voor mij niet.
In de boekerij stonden keurig gerangschikt,
13000 banden, samen vormend 2600 boeken. De
3000 a 3500 blinden, die Nederland telt, kunnen
hier gratis werken in Braille-druk ter leen
vragen. Stip voor stip zijn deze banden door
liefdadige dames en heeren geprikt; 'n 500
sturen geregeld hun arbeid in; één dame zond
over zes jaar tijds haar 100e aflevering en
allemaal zoo dik als 'n misboek.
Heerlijk, dat er nog zooveel erbarmen leeft
over deze beroofde menschen. „U ziet, er kun
nen er nog wel tweemaal zooveel bij als er nu
staan!" glimlachte de frater! Ja, er was ruim
te genoeg!
Op eenmaal hoorde 'k 'n vroolijkheid en 'n
luide vreugde, ergens buiten Vragend keek
ik mijn geleider aan.
„De jongens-cour!" merkte hij op. 'n Groote
ruime plaatsdaar liepen ze, de blinden,
arm in arm enkelen, of in 'n clubje, hun stem
men klaterden uitgelaten op in het stralende
Mei zonnetje van dien onvergetelijken Zondag.
Ik riep er een: „Theo!" Dat kan je op elke
Roomsche speelplaats veilig roepen! 'n Zes
jarig manneke kwam aanzetten.
„Theo, welke frater Is dit?"
Hij nam de hand van den geestelijke; tas
tend gleden de toppen van z'n vingers langs
de lijnen, de groeven, de fijne plooien. Toen
wist hij het.
„En wil je nu eens wat voor me lezen,
Theo?"
'k Gaf hem het feestnummer uit de druk
kerij, den „Godsdienstvriend", tijdschrift voor
R.K. blinden, 13e jaargang 1930-31. Voor mij
'n verzameling van bobbeltjes en stipjes, gril
lig uitgeslagen in dik, bruin papier, onleesbaar
als biëroglyphen. Voor hèn klank en teeken
en woord. Hij begon, schuivend over de nietige
oneffenheïdjes, aarzelend,4e gods
dienst vervolg ging in, in inRus
land" en verder.
Blind-geboren, Theo, en nu toch kunnen le
zen, dat had hij maar fijn van de fraters ge
leerd! Antoon moest 'n anderen tekst lezen;1
„het ongeluk is 'n oefenschool om 's menschen
vernuft!"
Ik keek de ruime speelplaats eens rond. De
voetbal rolde er niet. Enkele wagentjes om
mee te rijden, dat was alles, 'n Dood-enkele Ji.-y, "mn
nog 'n glimpje licht ln z'11 oogen; die was dan
leider van 'n groepje. Eén jongen ging me
zeer aan 't hart, want die had reeds twee blin
de broertjes door den dood verloren. De fra
ter noemde zijn naam; naam van een aan
zienlijke familie in Katholiek Nederland.
Op de cour der ouderen liep de „nestor" der
blinden, 85 jaar! Heen en weer met zekeren
stap. Op 'n grap van den frater sloeg hij zoo
waar nog 'n parade-pa3 en glunderde, als had
hij in zijn lange leven nooit uitgebluschte
öogen gekend.
Dfe levensvreugde hier, Is jullie grootste
wonder, frater, niet de muziek-kapel en niet
de werkplaatsen en niet de lees-bolleboozen,
maar juist dat!"
Zoo nam ik afscheid.
'k Botste in 'n benauwde auto-bus naar Nij
megen, m'n gedachten vol van het opofferend
werk, dat de fraters van Tilburg daarginder in
alle bescheidenheid hun pionierswerk wordt
niet eens genoemd in deel III, pag. 726 e.v. de*
Britsche encyclopedie, waar België toch b.v,
wél in Voorkomt verrichten.
Den anderen dag trok ik door de Betnwe,
waar de peren- en kerseboomen als bruidsboe
ketten rond de in de zon glinsterende boerde
rijen stonden. De onbeholpen lammetjes van
de Paaschwel stonden al stevig op hun wol
lige pootjes nu en 'n jolig veulen draafde met
groote sprongen van den denderenden trein
weg. De gouden hartjes der madelieven werden
wel gedeeltelijk overkleurd door het uitbun
dige geel der paardebloemen, maar hun wit
was zóó vroom van toon, dat *k geneigd was
den prijs daaraan te geven. Door de lucht
schoven in afwisselende figuren de plechtige,
wolkenstoeten als bisschoppen in 'n processie
zóó statig. Waar ze zich even spiegelden in het
riropellooze water, verdonkerde dit, maar her
nam dan daleijk zijn vroegere diepe tint.
En ik dacht aan den kleinen Theo uit Grave,
die, ondanks zijn goede fraters, nooit zou weten
hoe 'n lentedag ln de Betuwe er uit ziet
Wat elk behaagt op d'eersten blik.
En aantrekt op den duur,
Is eenvoud, wars van kwik en strik
Is eenvoud en natuur.