Actie en concurrentie in de bioscoopwereld DINSDAG 2 JUNI 1931 BERLIJNS STIJGENDE GELDNOOD. VAN HONDEN BURGERS EN bier. TREPANATIES VOOR 3000 JAAR DE 63e ZITTING VAN DEN VOLKENBONDSRAAD. Uit het Roomsche leven in onze Oost VORSTELIJK HUWELIJK. NIEUWE VOORUITGANG DER ARBITRAGEGEDACHTE. Verdiende onderscheiding Steeds nieuwe belastingen. (Van onzen correspondent) B e r 1 ij n, 23 Mei 1931, Het Is Pinksterzaterdag Tan morgen en bul ten aller verwachting schijnt de zon en daar aan is het te danken dat duizenden goed ge luimd uit de veeren springen onder het slaken van meerdere zuchten van verlichting. Dat geldt in het hijzonder van de herbergiers in de omgeving van de hoofdstad, die gedurende de laatste dagen met bijzonder veel angstval ligheid de weerberichten in de dagbladen ge volgd hebben. Volgens lieden, die zich uitge ven als kenners des menschel ijken geslachte zijn de weerberichten überhaupt het eenige, "wat een modern mensch nog in de krant leest maar, zoo deze waarheid al ooit op goede gron den berust heeft, dan zeker wel nu. En die belangstelling wortelt om altijd maar weer hij de herbergiers te blijven, niet in heim wee maar een prettige Pinks te rvacantie, maar in harde busineesoverwegingen. Want het gaat dien Heden bijzonder slecht. Verleden jaar is zich een zwarte schaduw over hun glorie ko men werpen en dit jaar zien honderden zich door een wissen dood bedreigd. Het krioelt in de omgeving van Berlijn van ontelbare dozijnen herbergen, kleine hotels en pleisterplaatsen, die zich op de twee nieuwigheden van het auto mobilisme en het weekend hebben ingericht. In den aanvang, dat is dus twee en drie jaar geleden, is bet dezen etablissementen bijzonder voor den wind gegaan en doorleefden zij een tijdperk van grooten bloei. Er waren er, waar men drie maanden van te voren een kamer moest bestellen, wilde men er een zomerschen naCht van Zaterdag op Zondag passeeren. Maar in deze verhoudingen heeft de malaise een grondige wijziging gebracht. In zekeren zin is 't een buitenkansje voor deze inrichtin gen, dat .vele lieden, die vroeger aan de Pri- mavera Sicilians en zulke extra-toeren zich te bulten gingen, het nu niet verder kunnen brengen dan 25 K. M. van de hoofdstad, want dat verschijnsel bezorgt hun net genoeg clan- disie om het leven erin te houden. Maar dit leven is toch slechts een pas markeeren, er gens tusschen hangen en wurgen in. Links grijnst de galg en, rechts de strop. Een zonnig Pinksteren kan de lus nog wat afwenden, maar een regenbui beteekemt het einde van het hotel en den aanvang van het stempelen. Waar de waard vroeger op een daalder niet keek, re kent hij nu met fracties van een penning en zoo sleept hij, het oog constantelijk. op den barometer gericht zijn precair bestaan van den eenen feestdag naar dan anderen voort. Maar de feestgangers hebben ook al weinig reden zich aan pret te buiten te gaan. Daar zijn h.v. eerstens de honden. Het krioéLt in Berlijn van honden en dat is eigenlijk altijd, een bron van ergernis geweest voor eiken mentschen- en dierenvriend. In de dagen na de Inflatie, toen tien duizenden van menschen rammelden van den honger omdat er eenvoudig geem eten te krijgen was, wisten tienduizenden Beriijners nog een hond op de heen te houden. En dat waren geen echootmonmels, miaar meestal herders honden van het grootste kaliber, die eten kon den als een heele familie met kinderen bij elkaar. De toestanden zijn nu een beetje gewij zigd, maar voor de dieren zelf zijn ze er niet beter op geworden. De stakkerds krijgen hun heele leven niets anders dan wat asfalt te zien en te ruiken en het aroma daarvan ie er door de vermenigvuldiging der auto's waarschijn lijk ook niet beter op geworden. En dan zes trappen hoog wonen in een appartement, dat op zioh aelf al vee# te klein is! Het moet voor een rasechten wolfshond een bestaan zijn om van te gruwen; een marteling waaruit de hondenslachter slechts verlossing kan brengen. Maar men heeft deze dieren nu gelukkig gemaakt door een standbeeld voor hen op te richten D.w.z. voor die hijzonder sympathieke klas van het hondenras, dat de blinden door de straten voorthelpt. Hrt staat breed ergens hij de Zoo en er is geen sterve ling, die niet vindt, dat de oprichting van dit monument een goede daad geweest is. Men moet maar eens een blinden bedelaar dwars door het autoverkeer van de Tauentzienstrasse heen geholpen hebben en dan, op het andere trottoir 'beland, opletten welk een dankbaar heid het dier daar In zijn oogen weet te leggen Hij, die dat eens gezien heeft, wordt er zoo door ontroerd, dat hij zich volkomen met een standbeeld voor de trouwe makkers van de blinden kan verzoenen. En is er nog een tweede standbeeld moodig en wel voor den man die den vrouwen aan het verstand brengt, dat ze hun schoothondjes niet door het druktste verkeer moeten meesleepen aan een touw van een KM. lengte waar elke derde voorbijganger in verstrikt raakt en over struikelt. Miaar zulk een genie zal natuurlijk nooit geboren worden Inmiddels Is W de Berlijnsche honden de Pinkstervacantie toch niet van allen bitteren bij smaak gespeend.,De stad hunner inwoning heeft het financieel n.l. "vreeselijk krap en daarom hebben burgemeester en wethouders besloten de belasting op deze dieren te ver dubbelen. Wanneer in Berlijn burgemeester en wethouders iets voorstellen, zegt de g-e- meenetraad beslist neen en dat geschiedde nu dua ook. Maar tot aller ontsteltenis ging de nieuwe burgemeester niet aan het marchan- deeren, onderhandelen, enz. zooals van hem verwacht werd. Hij had vijf minuten, nadat zijn Voorstel verworpen was, al een brief aan den opperpresident klaar, waarin deze hooge 'autoriteit verzocht werd de verdubbeling van de hondenbelasting door middel van een oekase door te voeren. De opper president, die een dierenvriend schijnt te zijn, heeft den Berlijn schen honden eerst nog dn de gelegen heid gegeven een onbezorgd Pinksterfeest te vieren. Maar wanneer die dagen voorbij zijn, zal hij zijn slag wel slaan en het verzoek van den burgemeester inwiligen. En dan gaan er Ineens duizenden Berlijnsche honden in de worst. Want sentimenteel is de man aan de oevers van de Spree niet uitgevallen en wan neer hij afscheid van zijn lievelingen moet nemen omdat hij de 'belasting erop niet meer lirarn 'betalen, dan zal hij dat droeve oogenhlik toch graag verzoeten door er een slaatje uit to slaan. Intusschen kan de burgemeester ziju deficit toch niet met wat hondenbelasting dekken en daarom moeten de burgers er ook aan geloo- ven. Eenige maanden geleden, toen de nood in de hoofdstad bijzonder hoog gestegen was, werd er een zburgerbelasting ingevoerd, een belas ting, zooals men die In de primitiefste deelen Prof. Piccard, na zijn geslaagden tocht in gesprek met een der journalisten, die Obergurgl na het bericht der landing bestormden. van Centraal-Afrika al niet meer heft en welke daarin bestaat, dat elk burger, onverschillig van welken status hij mag zijn, een bepaald bedrag aan den fiscus uitlevert. Dit bedrag werd indertijd met kleine nuanceeringen op zes mark vastgesteld, maar men kreeg bij de heffing bijna de verzekering mee naar huis, dat deze som gerestitueerd zou worden, wijl men inzag, dat de heffing wel wat al te sum mier van aard was. Aan die restitutie,, die overigens maar „bijna" uitgesproken werd, heeft niemand natuurlijk een woord geloofd en wij hebben daar allemaal groot gelijk in ge had, want als Pinksterverrassing komen op deze 6 mark nu nog eens 200 opcenten. En -dan is daar nog het bier. Over het bier wordt tegenwoordig in Berlijn, een vinnige akademische strijd gestreden, welke even moeilijk van oplossing lijkt als de vraag, wie er het eerst was, de kip of het ei. Het bierverbruik neemt zienderogen af, maar daarmee hebben de matigheidsgenoot schappen niets van doen. De inkrimping van de consumptie moet öf geweten worden aan de malaise öf aan de telkens verhoogde bierbelas ting; eenieder kan voor zichzelf wel hegrij pen, hoe fel de theorieën van het bierkapitaai en die van den fiscus hier tegen elkaar botsen. Wat Berlijn betreft, verkondigt de nieuwe wet houder van financiën, dat het bier „konjunktur- empfindlich" is, zooals dat in den vakterm genoemd wordt en dat niet aan de belasting- verhoogingen maar aan de malaise de vermin dering van het bierverbruik te wijten valt. Bliksemsnel knoopt de man daar natuurlijk de noodlottige conclusie aan vast, dat er nog altijd wel wat bij kan bij deze belastingen; aldus heeft hij dan ook besloten tegelijk met de Berlijnsche honden en de Berlijnsche bur gers ook de Berlijnsche bierdrinkers te treffen. Voor deze ongeiukkigen blijft er natuurlijk niets over dan te zwijgen en te betalen, maar de brouwerijbon d heeft, ondersteund door allerlei vereenigingen van landbouwers, van hoteliers, herbergiers, enz. een plechtig protest de wereld ingezonden, waarin belangstellenden lezen kunnen, dat volgens inzicht van gezeg den brouwerijfcond de boog der bierbelasting overspannen is. Indruk heeft dit plechtige pro test in geenendeeie gemaakt, althans niet op den burgemeester van Berlijn. Want toen de gemeenteraad zijn verhoogingsvoorstellen af wees, deed hij precies hetzelfde als in het geval van de hondjes en verzocht hij den opper- president de belastingverhooging toch langs den weg der oeltasen te verordonneeren. Volgens eene wat van 1 April 1924 bedroeg de bierbelasting 6 mark per H.L. Dit cijfer werd telkens, wanneer de kas'sen droogliepen, verhoogd en staat nu op 16,85. Men wil er nu 21,85 van maken. Deze last is niet de eenige, die op een H.L. bier drukt, want vóór dit gerstenat den verbruiker bereikt heeft, gaat het nog van hand tot hand en elke transactie gaat weer gepaard met omzetbelasting. Trou wens een Berlijnsche herbergier kan van fis cale bezoekingen meespreken! Al naar den aard van zijn etablissement kan dit door 23 verschillende soorten van belastingen tegelij kertijd getroffen worden en in deze wirwar is het ten slotte niet meer uit te vissclien, of er minder bier gedronken wordt vanwege de belasting of vanwege de malaise. Het jaar 1930-31 bracht twee verhoogingen op de bier belasting mee en tegelijk daalde de consumptie van 4,S2 op 4,07 millioen H.L. In het laatste kwartaal zou volgens de belanghebbenden het verbruik zelfs met 30 A 35 pet. afgenomen hebben. Dit cijfer lijkt wel overdreven en in alle gevallen wordt het eenigszins gecompen seerd door het toenemend verbruik van fles se he nfbi er, dat ook al aan fiscale maatregelen geweten wordt. Maar toch schijnt er wel op ©en vermindering van 20 pet. gerekend te kun nen worden en rijfjt bij velen de vraag, of zulk een ingekrompen verbruik nog in staat is een aanzienlijke belastingverhooging te torsen. Een H. N.-.telegram wit Stockholm meldit: Prof. Otto Rydlbédk Iheeft in de ethnologisdhe vereenigkug van Lund een lezing' gehouden over de geneeiskn/nide in praehiiStorieche tijden, waarin hij meedeelde, dot in Zweden 14 of 15 geraamten gevonden zljin, die kemteekenen ver toornen. waaruit afgeleid kan worden, dat reeds 3000 jaar geleiden tnepaniatiles hebben plaats ge had. In de gemeente Sklvarp werd het ge raamte van ©en man gevonden, die 3000 jaar geleden geleefd moet (hebben, waaraan men duidelijk kon zien, dat een trepanati© had plaats gehad, teneinde een gezwel in d© hersenen te verwijderen. De operatie, die heeft plaats ge had door het been van de hersenpan op een be paalde plaats geleidelijk af te schaven, moet klaarblijkelijk succes hebben gehad, daar vast gesteld kon worden dat de patiënt na de operatie nog lang heeft geleefd. DE ONTWIKKELING DER BRITSCHE FILMINDUSTRIE. 140 films in 12 maanden. (Van onzen correspondent VERKIEZING GROOTMEESTER ORDE VAN MALTA. Men seint ons uit Rome d.d. 30 Mei: Heden werd in de historische villa „Malta"' op den Aventijn vorst Ludovico Chigi Albani tot vorst grootmeester van de souvereine Maithezer Ridders gekozen. Onmiddellijk na de verkiezing werd deze uitslag aan den H. Va der medegedeeld. Londen, Mei 1931. „Dit jaar zal in de bioscoop-igicschiedenis voortleven als dat, waarop de Britsche film productie als groote nationale industrie ge grondvest is geworden", schrijft de film-criticus van de „Daily-Telegraph". Eenige maanden geleden gaven wij een arti kel in de „Daily Herald" weer, waarin betoogd werd dat de Britsche film-industrie zich thans zoodanig ontwikkeld heeft, dat zij dit jaar Duitschland verdringen zal van de tweede plaats als film-produceerend land. Wij wezen er toen op dat dit niet alleen, en zelfs niet op de eerste plaats, te danken is aan de krachtige ontwikkeling van het Britsche film wezen, maar vooral hieraan dat de film-indus trie in Duitschland met geweldige schreden achteruit gegaan is, aldus het lot deelend van de film-productie in Frankrijk en andere lan den, die vroeger van zoo groote beteekenis was. Of de „Daily Telegraph" zelfs thans het recht heeft te spreken van een groote „nationale" industrie, is twijfelachtig. Het aantal vreemde lingen Amerikanen zoowel als Middel-Euro peanen die e©n toonaangevende rol spelen in de Britsche filmwereld, is te groot, dan dat Engeland met voldoening zou mogen gewagen van een „nationale" film-industrie. Tot nu toe hebben zich weinig teekenen voorgedaan, dat de film-leiders zioh pogen te ontdoen van de ontelbare vreemdelingen, wier werkzaamheid hier zeer goed gemist kon worden, en wier aanwezigheid in menig geval oorzaak is van het on-Engedsch karakter van z.g. Engelsche filmen. Volgens de programma's der voornaamste produceerende ondernemingen zullen in de eerstvolgende twaalf maanden ongeveer 140 films worden vervaardigd, waarvan de kosten ongeveer 2.000.000 zullen bedragen. In dit bedrag zijn niet begrepen de sommen, welke Amerikaansche maatschappijen zullen uitgeven aan het maken van films in Engeland, ten einde te voldoen aan de quota-voorschriften. Deze voorschriften stellen de verhouding tussohen het aantal in- en uitgevoerde films vast. Amerika's invoer is dus afhankelijk van Fngeland's productie, en aangezien Amerika veel meer kan invoeren, vervaardigt het zelf films in Engeland, welke dan naar Amerika geëxporteerd worden. Deze films zijn bijna steeds goedkoop en minderwaardig werk, dat slechts in de derde rangs Amerikaansche hiosco- pen afgedraaid wordt. Zij hebben geen ander doel dan den uitvoer van dure Amerikaansche films naar Engeland mogelijk te maken. Deze Amerikaansohe werkzaamheid in Enge land, ofschoon weinig bevorderlijk voor de artistieke ontwikkeling van de Britsche film, draagt bij tot de industrieele levendigheid in het bedrijf. Dit jaar zien, volgens de „Dasily Telegraph", de Amerikaansche maatschappijen zich voor de eerste maal gedwongen de „quota" ernstig op te nemen, en het is waarschijnlijk dat zij hier minstens 250.000 zullen uitgeven. De bijdragen uit die bron zullen snel stijgen en hot is mogelijk dat het volgende jaar 4 millioen aan filmproductie in Engeland ten koste gelegd zal worden. Het is voornamelijk Londen dat van deze nieuwe, krachtig opkomende industrie profi teert. Bijna de geheele filmproductie heeft plaats in, maar vooral nabij de hoofdstad. Het voornaamste centrum is Elstree, het Britsche „Hollywood", dat evenwel volstrekt niets op Hollywood, maar heel veel opElstree lijkt. Het is een schilderachtig oud dorp in Middlesex, en sinds den oorlog heeft Londen zich in deze richting zoo sterk uitgebreid, dat Elstree thans onder den rook der hoofdstad ligt. Evenals een paar dozijn andere plaatsen in Middlesex, die tien jaren geleden nog rustige, antieke dorpen waren, heeft Elstree zich thans ontwikkeld tot een der noordelijke tuin-voor- steden van Londen. De met villa's en bunga lows bebouwde wijk van het dorp heet Boreham Wood; zij is echter veel minder bevolkt dan de naburige voorsteden, zooals Edgware, Mill Hill, Ooiindale, Stanmore enz., die zich met den dag uitbreiden. Dit is gedeeltelijk hieraan toe te schrijven dat het publiek er weinig voor voelt zich te vestigen in een plaats die, ofschoon een der bekoorlijkste van bet graafschap, het nadeel heeft een „filnistad" binnen haar ge meente te bevatten. Vooral het opnemen van z g. oorlogsfilms kan zeer hinderlijk zijn. Den vorigen zomer nog hebben de bewoners nachten achtereen nauwelijks een oog dicht gedaan, doordat een nachtelijke Duitsche luchtaanval op Londen „opgenomen" werd. Het gedonder der bommen was mijlen in den omtrek te hooren. Het merkwaardigste van het Britsche Holly wood is, dat er zoowat niemand woont, die iets met films te maken heeft. In de meeste tuinsteden van Middlesex wonen tal van leden van het artistiek en technisch personeel der filmmaatschappijen; alleen in Elstree zelf niet. Dit komt misschien doordat geen Londenaar werkelijk gelukkig is, wanneer hij niet in een of ander vol vervoermiddel naar en van zijn dagelijksch werk kan gaan. De British International Company is thans waarschijnlijk de grootste filmproducent in Engeland. Zij heeft haar hoofdkwartier te Elstree, waar zij over zeven ,,sound"-studios beschikt. Op haar program staan ongeveer dertig films, terwijl zij bovendien Tuimte ver huurd heeft aan andere maatschappijen, die tien films zuilen vervaardigen. Een eveneens te Elstree gevestigd producente, die meer en meer van zich doet spreken, is de „British and Dominions Company", welke beschikt over faciliteiten om drie producties tegelijker tijd te maken; zij zal met ongevesr tien films uitkomen. De bekende „Gainsborough Pictures Comp." werkt te Islington, een wijk in het hartje van Londen. Haar productie voor het loopende jaar wordt op twaalf gesteld. Tot de grootere ondernemingen mag ook ge rekend worden de British Instructional Com pany, die te Welwyn, de groote tuinstad, ver scheidene mijlen ten Noorden van Londen werkt, en waarschijnlijk met zes films zal uitkomen. Even belangrijk als de British International Company is de Gaumont-British Corporation. Deze maatschappij is geheel onafhankelijk van den Fransohen Gauroont, waarvan zij aan vankelijk een vertakking was. Zij heeft haar hoofdkwartier te Shepherd's Bush, in het Westen van Londen, en dankte tot voor kort h#ar reputatie misschien meer aan haar be roemden Fransohen naam dan aan de beteeke nis en het aantal harer producties. Thans is ook zij op grootere schaal beginnen te werken en binnen weinige maanden zal zij over onge veer dezelfde faciliteiten beschikken als de British International. Men schat het aantal films, dat de Britsche Gaumont over twaalf maanden op haar rekening zal hebben, op dertig. Kleinere ondernemingen spreiden eveneens activiteit ten toon. De „Daily Telegraph" noemt als de voornaamsten daarvan: Associated Sound Film Industries, Associated Radio Pictures, Archibald Nettlefold Productions, George Productions, Audible Filmcraft, Julis Hagen Productions en de Welsh-PeaTSon- combinatie. Er zijn er evenwel nog tal van andere. Want dat er een „boom" is ontstaan in de filmwereld, blijkt onder andere hieruit, dat sinds een jaar of langer reeds personen van netten stand en met ben gelijkgestelde wereldburgers aan het produceeren van films slaan op dezelfde manier als zij zich vroeger op assuranties wierpen. Alleen in een vak, dat goed gaat, viert de beunhazerij triomfen. De „boom" in de Britsche spreekfilms, schrijft de „Daily Telegraph", heeft thans twaalf maanden geduurd en geeft nog geen teekenen van verflauwing. Terwijl meester stukken slechts weinig geproduceerd worden, zullen films, waarmee geld te maken is, tal rijk zijn. „Neemt men de recette als het eenige criterium, dan komt men haast tot de conclusie dat niets beter is dan een slechte Britsche film". De onwil der Engelschen om slechte, uit sluitend op geld-maken gerichte films te pro duceeren, is oorzaak geweest dat deze industrie, evenals zoo menige andere, diep gezonken was. Heit onmiddellijk gevolg was, dat de Engelschen ook geen goede films meer voort brachten. Vreemdelingen kwamen toen om hun te leeren hoe zij het moesten aanleggen slechte filmen in elkaar te zetten. Nu zij hier eenigszins achter gekomen schijnen te zijn, behoeven zij nog slechts dien vreemdelingen hun congé te geven, om met goed en Engelsch werk voor den dag te komen. En dan zal ik citeer weer de „Daily Telegraph" de nieuwe industrie voor goed gevestigd zijn, indien zü beschermd kan wor den tegen twee factoren, welke haar nog in den weg staan, n.l- het feit, dat zooveel bioscopen in het bezit van buitenlanders (Amerikaansche filmondernemingen) zijn, en het buitenlandsche monopolie, verdeeld tus- schen Amerika en Duitschland, op de klank- opnemende en-weergevende systemen. De oorspronkelijke uitvinding werd ook in dit geval niet gedaan door een Amerikaan en nog veel minder door een Duitscher, maar door ©en Engelschman. Plechtige eerste steenlegging. Dinsdag 22 April werd be Bandoeng, meldt de „Koerier" door den HoogEerw. heer dr. A. van Asseldonk de eerste steen gelegd van de pastorie van de parochie van het H. Kruis. Er was zeer veel belangstelling. Bijna alle Kruisheeren waren aanwezig. Om precies half elf arriveerde mgr. Van Vel-, sen, die door zijn tegenwoordigheid deze plechtigheid luister bijzette. Pastoor van Asseldonk hoopte, dat het werk met Gods zegen voltooid zal worden, en dankte alle aanwezigen, dat zij zijn gekomen om deze plechtigheid bij te wonen, in het hijzonder Mgr. Van Velsen voor de hooge eer en. assis tentie 'bij deze steenlegging. In 5 of 6 maanden hoopt men, dat het ge bouw betrokken zal kunnen worden. Pastoor van Asseldonk herdacht verder Pastoor van de Boer, die het begin maakte aan het groote werk, dat thans weder een stap verder tot zijn voltooiing nadert. Hij bracht hem hulde en dank hiervoor, alsook aan zijne parochianen, die hem hierin trouw ter zijde stonden. Na teekening van de oorkonde werd deze ingemetseld, doch niet, nadat Pastoor v. As seldonk op dezen St. Josephdag de Kerk, de Parochie, Bandoeng, Java en geheel Indië om de speciale bescherming van den H. Joseph heeft gevraagd. Nieuw Roomsch Kerkgebouw Tjitjalengka. De H. Kruisstichting, d. i. de Katholieke Missie voorzoover die Is toevertrouwd op Java aan de P.P. Kruisheeren, bouwt te Tjitjalengka een kerkje. Het zal een afmeting hebben van 7 bij ruim 14 Meter binnenwerks, en geheel in steen worden opgetrokken, terwijl tevens alle voor een kerk noocllge gerieven zullen worden aangebracht, als biechtstoel, banken, altaar, zelfs beelden niet uitgesloten. Het zal worden-toegewijd aan den H. Anto- nius van Padua, en ter eere van diens zevende Eeuwfeest dit jaar op den 13den Juni in ge bruik worden genomen. Op den eersten Zondag van Mei heeft Z. H. Exc. lïgr. A. P. F. van Velsen de eerste-steen- legging plechtig verricht. PARIJS Blijkens het resultaat van de op 8 Maart verrichte volkstelling bedraagt het aantal in woners van Parijs met zijn voorsteden thans 2.871.039, dat is 319.493 meer dan in 1926. De vermeerdering komt uitsluitend voor re kening van de voorsteden, daar in de oude stad, tengevolge van de steeds voortgaande ontwikkeling tot zakenwijken, het aantal in woners achteruit is gegaan. ROME, 30 Mei. (B.T.A.) De „Lavoro Faseis. ta" meldt, dat de koningin van Roemenië een diner heeft gegeven ter eere van de aartsherto gin van Habsburg, de moeder van aarts hertog Antonius, den verloofde van prinses Illeana. Dit blad voegt er aan toe, dat de datum van het huwelijk dezer twee laatsten in de eerste dagen van Juni valt. De plechtigheid, die een particulier karak ter zal dragen, zal te Sinaia plaats hebben. De kinderen, die uit het huwelijk geboren zullen worden, zullen in dfen Katholieken godsdienst opgevoed worden. De internationale atmosfeer slechts weinig opgehelderd. (Van onzen correspondent BOOTONGELUKKEN. Uit Boekarest wordt gemeld: Tengevolge van den hevigen golfslag sloeg in de haven van Constanza een boot om, waarin zeven personen gezeten waren. Twee hunner konden gered worden. De overigen verdronken. Genève, 27 Mei 1931. De 63ste zitting van den volkenbondsraad heeft, zooals te verwachten was, in belangrijk heid bij de derde zitting der Europeesche com missie ten achter gestaan. Toen op Dinsdag middag de discussies in den voikenbondsraad over het vraagstuk der DuitschOostenrijk- scbe tolunie geëindigd waren trokken de an dere bijeenkomsten van den raad nog slechts halve belangstelling en als niet de Polen do onhandigheid begaan hadden om op den laat sten ochtend zich zoo koppig tegen Curtius' verzoek om uitstel van behandeling van bet Éoolsche rapport over dea tegenwoordigen toe stand in Opper-Silezië te verzetten en zich daardoor aan een ongemakkelijke afstraffing door den waarnemenden raadsvoorzitter Hen derson bloot te stellen dan zou de 63ste raads zitting in een stemming van algebeele onver schilligheid voor het daar besprokene ten einde zijn gegaan. Misschien is het toenemend belang van de zittingen der Europeesche commissie in ver gelijking tot die van den volkenbondsraad wel een geschikt middel om althans voor Europa den strijd om een raadszetel te verslappen Indien de traditie zich vestigt, dat alle Euro peesche ministers van buitenlandsche zaken bij gelegenheid van een raadszitting naar Ge nève komen om hier aan ©an bijeenkomst der Europeesche commissie deel te nemen, waar veel belangrijker kwesties dan in den volken bondsraad ter sprake komen,- dan moet een regeering wel een bovenmatig groote mate van IJdelheid en prestigezucht bezitten, om aan het al of niet in den volkenbondsraad verte genwoordigd zijn nog groote waarde te hech ten! Wie in deze raadszitting getuige is geweest van het uiterst bescheiden optreden van de ministers van buitenlandsche zaken van Ier land en van Noorwegen, zal zich moeilijk kun nen indenken dat menigmaal om een niet-per- manenten raadszetel zoo hartstochtelijk gestre den wordt! De raadszitting heeft gemengde gevoelens achtergelaten. Er zijn verschillende goede be slissingen genomen, doch zij zijn in de tegen woordige moeilijke omstandigheden toch van betrekkelijk te gering belang geweest om het mogelijk te maken, dat men van een ophelde ring der internationale atmosfeer zou kunnen spreken. De sterkste lichtzijde van de 63ste zitting van den voikenbondsraad Is de niet te ontkennen nieuwe vooruitgang van de arbitrage-geachte geweest. Engeland en Frankrijk zijn thans, evenals Australië, Britsch Indië en Nieuw Zee land tot de in 1928 aangenomen algemeene acte voor de vreedzame -beslechting van inter nationale geschillen toegetreden, en Grandi heeft de stellige toezegging gedaan, dat de toe treding van Italië binnen enkele weken even eens een feit zal zijn. Daardoor hebben thans drie groote mogendheden de verplichte arbi trage ook in niet-jurid-ische geschillen aan vaard. Ook al zal men de beteekenis van het op de arbitrage in niet-juridische geschillen be trekking hebbende derde hoofdstuk der alge meene acte niet mogen overdrijven daar de arbiter bij zijn arbitrage-uitspraak alle rech ten, die een der partijen krachtens een ver dragsbepaling 'bezit zal moeten eerbiedigen, reden waarom Duitschland b.v. bezwaar maakt tot de algemeene actie toe te treden, in ieder geval is -het door de toetreding van Engeland, Frankrijk en Italië komen vast te staan, dat er thans in ieder geschil tussohen deze staten (en natuurlijk ook tusschen deze staten en de kleinere statiën, zooals België, Denemarken, Finland, Noorwegen en Spanje, die tot alle vier hoofdstukken der algemeene acte zijn toege treden wat Nederland en Zweden niet gedaan hebben) een onpartijdig orgaan bestaat, dat een beslissing geeft. Daardoor heeft thans voor de-ze staten het pact van Kellogg, dat iedere toe vlucht tot geweld voor de oplossing van een internationaal geschil verbiedt, de noodzake lijke positieve aanvulling verkregen, dat voor ieder -geschil de weg is voorgeschreven, langs welken het op vreedzame wijze zal moeten wor den geregeld. Verblijdender voor den vooruitgang der arbitrage-gedachte is echter nog, dat Duitsch land, Frankrijk, Oostenrijk en Tsjecho-Slowa- kije erin hebben toegestemd, dat de rechtskwes tie, of de voorgenomen Duitsch-Oostenrijksche tolunie al dan niet met het vredesverdrag van St. Germain en met het Geneefsche Protokol van October 1922 vereenigbaar is, aan het Haagsche Hof zal worden voorgelegd. Daar door hebben thans ook twee groote mogend heden metterdaad getoond, zooals Henderson zoo juist opmerkte, dat zij ten aanzien van. de verplichte arbitrage het niet bij papieren verplichtingen laten, doch ook bereid zijn, deze verplichtingen na te leven, zelfs bij een geschil waaraan zijzelf groote beteekenis hech ten en dat de politieke hartstochten van hun volken heeft opgewerkt. Vooral Duitschland en Oostenrijk hebben door de aanneming van Henderson's voorstel, om in dezen het advies van het Haagsche hof in te roepen, een trouw aan de arbitrage-gedachte betoond, die pijnlijke gevolgen voor die landen kan veroorzaken. Want als het Haagsche Hof Duitschland en Oostenrijk ongelijk geeft, is de zaak uit en kan er van de voorgenomen tolunie geen spra ke meer zijn. Voor Frankrijk en Tsjecho-Slo wakie is het inwinnen van het Haagsche oor deel minder riskant, want zelfs als het hof zou uitmaken, dat Duitschland en Oostenrijk een tolunie mogen aangaan, dan nog hebben Frankrijk en Tsjecho-Slowakie het recht de doelmatigheidskwestie, de politieke zijde van het vraagstuk, voor den volkenbondsraad te brengen. Het spreekt echter van zelf, dat Briand en Benes na een voor Duitschland gun stige beslissing van de rechtskwestie door het wereldgerechtshof ook politiek minder sterk zullen staan, wanneer zij desniettemin een vol- keabondsbemoeiing tot verhindering der tol unie zouden verlangen. Frankrijk en Tsjecho- Slowakie hebben daarom door de aanvaarding van Henderson's voorstel eveneens hunnerzijds een te waardeeren blijk van trouw aan de ar bitrage gedachte gegeven. De rustpooze, die door de verwijzing van de rechtskwestie naar het Haagsche hof thans voor enkele maanden in het geschil over de Duitsch-Oostenrijksche tolunie is ingetreden, mag ons niet doen voorbijzien, dat nog zeer moeilijke tijden te wachten staan, wanneer het Haagsche hof Duitschland en Oostenrijk ju ridisch gelijk zou geven. Curtius heeft tot twee malen nadrukkelijk in een voor hem on gewoon scherpe taal verzekerd, dat Duitschlan4 een daarop volgende politieke bespreking der kwestie in den volkenbondsraad niet zou toe laten. De aanvallen, die Curtius in Duitschland te doorstaan heeft gehad, alleen reeds, omdat hij bij de mogelijkheid, dat Frankrijk de zaak opnieuw voor den raad zou willen, brengen, nog nie. ten volle heeft weten af te snijden, toonen reeds, hoe bezwaarlijk het voor Curtius zou zijn in dezen eenige tegemoetkoming te willen bewijzen. Omgekeerd hebben Benes, Briand en Marin- kowitsj alle drie uitdrukkelijk verklaard, dat het Haagsche hof slechts een praelabele kwes tie te behandelen heeft en 't ware debat eerst in den volkenbondsraad zou aanvangen, wanneer de rechtsvraag beslist zal zijn. Ook Grandi gaf te kennen het hiermede eens te zijn. Een ernstig conflict dreigt dus hier nog steeds. Voor ons allen, die de voikerentoenadering en een gezonde ontwikkeling der volkenbonds- gedachten wenschen, zal het niet gemakkelijk worden ons aan de ééne of andere zijde te scharen. Hoezeer wij ook zouden mogen wen schen, dat om des lieven vredes wille verdere poitielte dscussies in den vokenbond achter wege blijven, wij mogen aan den anderen kamt onze ooren niet dicht houden voor het zoo juiste protest van Marinkovitsj, dat Duitsch land of welke andere groote mogendheid ook een openhartige discussie in den volkenbond "over een kwestie van internationaal belang zou weigeren! De voikenbondsraad heeft volgens artikel 11 van het volkenbondsverdrag het recht iedere kwestie te behandelen, die de goede verstandhouding tusschen de volkeren dreigt te verstoren, bracht de Zuid-Slavische minister, terecht Curtius in herinnering, en geen groote mogendheid (kleine mogendheden zullen het vanzelf niet kunnen doen, merkte hij sarcastisch op) heeft het recht zich hieraan te onttrekken. Op het oogenblik staan de partijen hier nog even scherp tegenover elkander, als in Maart, toen de bom van de tolunie-planneu losbarstte. Wij kunnen slechts hopen, dat het „tijd ge wonnen, al gewonnen" ook hier van toepas sing zijn zal. Thans echter reeds van een opheldering der internationale atmosfeer te spreken zou, voorbarig zijn. Vragen, die niet te beantwoorden zijn EEN VERBLIJF, DAT LANG IN DE HERINNERING ZAL BLIJVEN Eenige dagen geleden had in het Witte Huis een ontvangst plaats, welke in de annalen de zer stad als eenig in haar soort mag worden opgeteekend. President Hoover heeft n.l. op denzelfden dag,waarop hij het Siameesche ko ningspaar verwelkomde, met dezelfde eerbetui gingen, ja waarschijnlijk nog hartelijker een dertienjarigen scholier officieel ontvangen. Hij heeft ham niet alleen begroet, maar ook lang met hem gesproken en hem uitgenoodigd de gast van den president te zijn tijdens zijn op onthoud te Washington. Ongetwijfeld heeft de jongen deze onderschei, ding ook verdiend. Niet lang geleden heeft hij n.l. een aantal kinderen het leven gered. Bryan Untied, zoo heet de jongen, woont te Colorado, dus in een streek, welke om haar sneeuwstor men gevreesd is. De jongen moest eiken dag met een aantal kameraadjes een langen af stand per "autobus afleggen, om in een na burige stad naai- school te kunnen gaan. Op een morgen nu geraakt© de autobus, waarmee de kinderen vervoerd werden, in een vérsöhrikkelijken sneeuwstorm. Men kon geen hand voor oogen zien en het duurde niet lang, of de wagen zat volkomen vasit Vergeefs trachtte de chauffeur de kinderen gerust te stellen. Sommigen begonnen te huilen, ande ren, werden ongeduldig en wilden meit alle geweld de autobus verlaten. Naar de bestuurder der bus later vertelde, legde de dertienjarige Bryan in dezien moei lijken toestand een zoodanige koelbloedigheid aan den dag, als men ze bij een kind van de zen leeftijd nooit had kunnen vermoeden. Hij troostte en kalmeerde zijn opgewonden makkers vertelde hun geschiedenissen, sprak hen moed in en hield ze eenige uren bezig. Toen de he mel evenwel nog maar niet wilde opklaren en het vaststond, dat er bijna geen levensmid delen aanwezig waren bleek de noodzakelijk heid de families der kinderen op de hoogte te stellen en hulp te halen. Onmiddellijk bood de jeugdige Bryan zich aan te samen meit den chauffeur den moeilij ken tocht te ondernemen. Met onbeschijfelijke moeite worstelden de twee zich door den sneeuwstorm en het gelukte hun inderdaad hun woonplaats te bereiken. Totaal uitgeput kwa men ze thuis aan en terstond werd een hulp expeditie uitgerust. Door geen smeekbeden liet de knaap er zich vanaf honden nog eens mee terug te gaan. Bij zijn kameraadjes aangekomen, nam hij ijverig aan het bergingswerk deel. Ongelukki gerwijze hadden eenige scholieren den wagen verlaten, om naar hulp om te zien. Ze hadden daarbij (hun makkers uit het oog verloren en moesten nu nog moeizaam gezocht worden. Twee knapen vond men half bevroren in de sneeuw. Onvermoeid spande Bryan zich voor zijn medescholieren in, hij masseerde ze, gaf ze warme thee te drinken, kortom hij offerde zich geheel op. Daarbij lette hij niet op zieh zelf, zoo- dat hij een longontsteking opdeed en lang in het ziekenhuis moest liggen. De kranten, die de heldendaden van den knaap vernomen hadden, roemden hem als een kleinen held en zoo kwam zijn naam ook pre sident Hoover ter oore. Deze gaf den wensch te kennen, den moedigen jongen bijzonder te on derscheiden. Hij noodigde hem uit naar Was hington te komen en dus ondernam de school jongen van Colorado uit de verre reis. Toen hij te Washington aankwam, wachtte hem aan het station de gala-auto van den pre sident al, waarmee ook het koninklijk paar van Siam was afgehaald. President Hoover begroet te den knaap, noodigde hem aan de lunch en de jongen beviel hem zoo goed dat hij hem ver zocht, tijdens zijn verblijf in Washington op het Witte Huis te 1-ogeeren. Gedurende den tijd, dat Bryan nu in Washington blijft, staat hem een eigen auto ter beschikking. Een speciale beamb te is hem toegevoegd, wiens taak het is, den jongen levensredder alle bezienswaardigheden der stad te toonen. Natuurlijk wordt de knaap voortdurend lastig gevallen dooi- de redacties der groote bladen, welke in de eerste plaats willen weten, wat de president tot ham gezegd heeft. Daarenboven worden den jongen de moeilijkste vragen ge steld, welke hij onmogelijk beantwoorden kan. Zoo zou hij een oordeel uitspreken over het ka rakter van den president en met don meesten spoed meedeelen, wat hem op het Witte Huis het meest was opgevallen. Het spreekt van zelf, dat hij telkens weer de geschiedenis' van zijn heldendaad moet vertellen, daar ieder blad een zoo uitvoerig mogelijke beschrijving wil geven. Bryan beeft van de voornaamste families van Washington reeds zooveel uitnoodigingen ont vangen, dat bij vele weken in deze stad zou moeten doorbrengen, om alle gevraagde bezoe ken af te leggen. Bij zijn afscheid zal hij van president Hoover nog een kostbaar geschenk krijgen opdat dit verblijf op het Witte Huis hem heel z'n leven in herinnering zal blijven.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 9