WOENSDAG 10 JUNI 1931
ENCYCLIEK VAN ONZEN
H- VADER PIUS XI.
MENSCHEN EN MEENINGEN
DOOR DE GODDELIJKE VOOR
ZIENIGHEID PAUS.
OVER HET HERSTEL
SOCIALE ORDE
DER
EN HAAR VERVOLMAKING VOLGENS
DE WET VAN HET EVANGELIE.
RECHTVAARDIG LOON.
5. HERSTEL DER SOCIALE ORDE.
EUCHARISTISCHE DERDE ORDE-DAG
EEN JONGERE OF EEN OUDERE
PATER BERNARD THIJSSEN.
ZESDE NATIONALE BEDEVAART
NAAR DOKKUM
DE KONINKLIJKE FAMILIE NAAR
PARIJS.
•<-v-V.r -
Aan onze Eerbiedwaardige Broedersde
Patriarchen, Primaten, Aartsbisschoppen
Bisschoppen, en andere plaatselijke Ordi
narii, die in vrede en gemeenschap leven
met den Apostolischen Stoel.
bruik te maken van den leeftijd van kinderen alsof van zijn bemoeiingen alle keil te ver-
of de zwakke krachten van vrouwen. Huismoe- wachten zou zijn Maar door de kwaal die
ders moeten vooral in haar woning of in de wij „individualisme" noemden ts het zóóver
onmiddellijke omgeving haar bezigheden ver- gekomen, dat het eens zoo rijke en door de
SÏnXr zich gehe'el te geven aan de zor- verschillende groepeeringen har—i onL
-en voor het gezin. Dat echter moeders, we- wikkelde sociale leven totaal is ontwTicb ja
-ens de ontoereikendheid van het loon van den zoo goed als uitgeroeid en er bijna alleen nog
vader er toe gedwongen worden buitenshuis maar losstaande individuen zijnoww «ven.
winstgevonden arbeid te verrichten met ver- En het verloren gaan van dezen vorm
waarlonzimr van de haar eigen bezigheden en sociaal regiem is een niet gering nadeel voor
nliohten vooral de opvoeding der kinderen, is den Staat, die nu met een bijna oneindig aan.
n schandelijk misbruik, dat, koste wat het tel plichten en zorgen overstelpt en overladen
kost, uit den'weg geruimd moet worden. Met I - - i—- heeft
alle kracht moet men er dus naar streven, dat
de huisvaders een loon ontvangen, luim ge
noeg om behoorlijk te voorzien in de gewone
behoeften van het gezin. En indien dit bij de
tegenwoordige verhoudingen niet altijd mo-ge-
liik is, dan eischt de sociale rechtvaardigheid,
dat men zoo spoedig mogelijk overgaat tot die
hervormingen, waardoor aan eiken volwassen
arbeider'zulk een loon wordt verzekerd.^
En het is
nulde te brengen aan h~un"niet out-
zicht en met zonder nut verschltu gemeenschap opgedragen
l,pro,;j en zoo i. let ook oen onr.eht en
is, daar hij alle lasten op zich heeft genomen,
welke die opgeheven organisaties eertijds
droegen.
Zeker, de toestanden zijn veranderd, en
veel wat vroeger door kleine maatschappijen
verricht werd kan nu nog slechts door groote
worden tot stand gebracht, de geschiedenis
bewijst dit; maar onwrikbaar vast staat nog
steeds het groote grondbeginsel der sociale
wijsbegeerte, waaraan niet te tornen of te
bier" wel "de plaats, een verdiende I veranderen valt: evenals datgene, wat de in.
met hum beroep in verband staat. Daar Onze
Voorganger, roemrijker gedachtenis, over die
vrije vereenigingen helder, duidelijk ex. klaar
Zijn meening heeft uiteengezet, achten Wij
het voldoende, slechts op dit ééne punt met
nadruk te wijzen: dat de menschen niiet alleen
vrij zijn in het oprichten van die vereenigin
gen, welke onder een particuliere rechtsorde
vallen, maar ook om daarvoor die inrichting
en reglementen te kiezen, welke volgens hun
oordeel het best leiden tot het beoogde doel.
(Encycl. Rerurn Novarum, no. 42). En die
zelfde vrijheid om vereenigingen op te richten
moet erkend worden, als zij de grenzen der
afzonderlijke beroepen overschrijden. Laten
echter de vrije vereenigingen, die nu reeds
een sterke positie innemen en zich verheugen
mogen in zulke zegenrijke resultaten, de taak
op zich nemen, in den zin der christelijke
maatschappijleer, de wegbereiders te zijn voor
die volmaaktere vereenigingen of „beroeps
standen", waarvan Wij hierboven melding
maakten, en deze naar best vermogen verwe
zenlijken
Herstel van het leidend beginsel
der economie.
gehouden met de gezinslasten,
zwaring daarvan ook het loon immer wordt;
ja zelfs, dat aan eventueele buitengewone be
hoeften wordt tegemoet gekomen.
b. De toestand van het bedrijf.
van de goede orde, om datgene, wat dooi een
kleinere en ondergeschikte gemeenschap ge
daan en tot stand gebracht kan worden, naar
een grooter en hooger In rangorde staande ge.
meenschap te verwijzen. Iedere sociale be
moeiing immers moet, krachtens haar natuur,
hulp brengen aan de leden van het sociale
lichaam, maar ze nooit vernietigen of opslor.
'pen.
Het staatsgezag moet dus het uitvoeren van
minder belangrijke zaken, waardoor het anders
Ook moet, bij. de bepaling van het loon, re.
kening gehouden worden met het bedrijf en
zijn ondernemers. Want het zou onrechtvaardig
nïwma'ize loonen te eischen, die het be-
riviif niet kan dragen zonder zelfs ten gronde ten zeerste in beslag zou worden genomen.
o-a'sn Pu rle arbeiders mee te sleepen in de aan ondergeschikte gemeenscha,pslicha.men
oiiflu'ri'p Wanneer van den anderen kant een overlaten; dhn zal de Staat vrijer, krach- ïger
bedrijf minder winst afwerpt, tengevolge van en met beter gevolg de functies kunnen ui
Maar het zal niet verwezenlijkt kunnen wor
den, als de proletariërs niet door bekwaamheid
en spaarzaamheid zich kunnen opwerken tot
een bescheiden eigen bezit, zooals wij, in na
volging van Onzen Voorganger reeds hebben
aangeduid. Waaruit anders echter, dan uit het
arbeidsloon zal er hij zuinig leven iets overge
legd kunnen worden door menschen, die over
niets beschikken dan hun arbeidskracht, om
zich den kost en verdere noodzakelijke levens
behoeften te verschaffen? Laten wij dus nu
onze aandacht wijden aan het vraagstuk der
salariëering, door Leo XIII „van zeer groote
beteekenis" (Encycl. Rerum Novarum, no. 34)
geacht, door zijn leer en voorschriften waar
het noodig is te verklaren en verder te ontwik
kelen.
Het looncontract in zich niet
onrechtvaardig.
Vooreerst dan is het zeker een dwaasheid te
beweren, dat de arbeidsovereenkomst in zich
reeds onrechtvaardig is en dat het „contract
van maatschap" daarvoor in de plaats moet
komen. Wie dat beweren, doen Onzen Voorgan
ger schandelijk onrecht aan, daar Zijn En
cycliek het loonstelsel niet alleen aanvaardt,
maar ook uitvoerig handelt over het regelen
van dit systeem volgens rechtvaardige nor
men.
Toch meenen wij, dat het beter overeenkomt
met den tegenwoordigen toestand van de maat
schappij, het loon-contract, zoover dat mogelijk
is, eenigszins te temperen door het contract
van maatschap, waarmee op verschillende wij
zen reeds een aanvang is gemaakt tot niet ge
ring profijt van werkende en bezittende klasse.
Op die manier krijgen arbeiders en employé's
deel in bet bezit en beheer van de onderneming
of deelen eenigszins in de behaalde winsten.
Dat een rechtvaardig loon niet van één ge
zichtspunt uit maar van meerdere moet be
oordeeld worden, had reeds Leo XIII wijselijk
aangegeven met deze woorden: „Om het bedrag
van het loon naar billijkheid te bepalen, moe
ten eT verscheidene factoren in aanmerking ge
nomen worden" (Encycl. Rerum Novarum, no.
17).
Door deze uitspraak weerlegt hij wel afdoen
de de lichtvaardigheid van hen, die het zich
gemakkelijk maken door slechts één norm of
maatstaf aan te leggen, en dan nog wel één
die ver van d-e waarheid afwijkt en die meenen,
dat hiermee deze zoo moeilijke kwestie opge
lost wordt.
Want totaal onjuist is het beginsel, dat toch
zonder aarzeling gepropageerd wordt: dat de
waarde en het loon van den arbeid gelijk is
aan de waarde van hetgeen er door wordt
voortgebracht, en dat dus de werknemer het
recht heeft alles op te eischen, wat door zijn
arbeid werd tot stand gebracht: hoezeer dit in
strijd is met de waarheid, blijkt zonder meer
uit hetgeen Wij uiteengezet hebben, toen Wü
het hadden over kapitaal en arbeid.
Individueel en sociaal karakter van den
arbeid.
Welnu, het Is klaar en duidelijk, dat,
evenals bij den eigendom, zoo ook bij den
arbeid, vooral wanneer bij in dienst van
anderen gestald wordt behalve het persoon
lijk en individueel karakter ook het sociale in
beschouwing moet komen. Bestaat er immers
geen werkelijk sociaal organisme, wordt de uit
oefening van den arbeid niet door een sociaal-
juridische orde beschermd, werken de verschil
lende takken van bedrijf, waarvan de een
van den andeT afhangt, niet onderling samen
en vullen zij over en w-eer elkander niet aan,
ja, wat het voornaamste is, indien intellect,
kapitaal en arbeid zich niet verbinden en als
't ware van één beginsel uitgaan, dan kan de
activiteit der menschen ook haar effect niet op
leveren. Houdt men dus geen rekening met de
sociale en tegelijk individueels natuur van
den arbeid, dan kan hij noch op zijn juiste
waarde geschat, noch naar evenredigheid be
loond worden.
oefenen, die alleen bij hem tehuisboore®, juist
omdat hij alleen ze kan vervullen. Deze zijn
■o.a.: lei-ding geven, toezicht houden, aanspo
rend of beperkend optreden, al naar de ge
legenheid zich daartoe voordoet of de nood-
'zakelijkheid dat eischt. Daarom mogen de re
geeringen zich er van overtuigd houden: Hoe
volmaakter onderlinge rangorde er heersch-t
prils te verkoopëm zoodat er niet zooveel geld I tusschèn de verschillende organisaties door
prijs te ve I iiet onde-rhouden van dit beginsel van „aan.
nalatigheid, gebrek aan initiatief of het met
voldoende rekening houden met den te-chni-
schen en economlschen vooruitgang, dan mag
dit niet als een te rechtvaardigen reden be
schouwd worden om de loonen der arbeiders te
drukken. Wordt echter het bedrijf zelf door on
rechtvaardige lasten gedrukt of gedwongen
zijn product-en beneden den rechtvaardigen
binnen komt als voor de uitbetaling van een
billijk loon aan de arbeiders toereikend is, dan
maken zij, die dezen druk erop uitoefenen, zich
aan een zware zonde schuldig, zij immers ont-
rooven het rechtvaardig loon aan de arbeiders,
die door de noodzakelijkheid gedwongen wor
den een lager loon te acce-pteeren dan waarop
zij recht hebben.
Laten dus allen, zoowel werklieden als lei
ders, met vereende krachten en gemeen overleg,
de moeilijkbeden en bezwaren trachten te over
winnen, en moge een verstandige staatspolitiek
hun bij dit heilzaam werk tot steun zijn. Mocht
echter de toestand in een bedrijf uiterst kTitiek
geworden zijn, dan eerst moet overlegd worden
of dit kan blijven doorgaan of op een andere
wijze voor. d-e arbeiders gezorgd moet worden.
Juist in deze allermoeilijkste omstandigheden
moet er tuss-che-n werkgevers en werknemers
een innige verhouding en christelijke solida
riteit lieerschen die in daden tot uiting komt.
c. Het algemeen welzijn.
Ten slotte moet de hoogte van het loon aah
gepa-st worden aan het algemeen economisch
welzijn. Van hoeveel belang het voor dit alge
meen welzijn is, dat arbeiders en employé's een
deel van hun loon dat na liun noodzakelijke
uitgaven overblijft opzij leggen, en zoo langza
merhand tot een bescheiden bezit komen, heb
ben Wij hierboven reeds uiteengezet. Maar er
is no-g iets anders van niet minder belang en
bijzonder noodig in onzen tijd, dat niet over
het hoofd gezien mag worden:' dat n.l. aan hen
die werken kunnen en werken willen ook de
gelegenheid tot arbeiden gegeven worde. Dit
hangt echter voor een groot deel af van den
1-oonstandaard. Want hoe guns-tigen invloed deze
ook kan hebben, wanneer hij binnen redelijke
grenzen wordt gehouden, zoo kan hij weder-
keerig ook een groot beletsel vormen, wanneer
bij deze grenzen overschrijdt. Wie immers weet
niet dat al te lage of buitensporig hooge loonen
oorzaak geweest zijn, waardoor de arbeiders tot
werkloosheid gedoemd werden? Deze ramp,
dii-e Wij vooral tijdens Ons Pontificaat bijzonder
lang zien voortduren, is voor zeer velen een
kwelling; zij heeft de arbeiders in ellende en
zedelijke gevaren gestort, de welvaart van sta
ten vernietigd, en is een gevaar geworden voor
de openbare orde, vrede en rust van de bee-le
wereld. Het is dus in strijd met de sociale
rechtvaardigheid, terwille van eigen voordeel
en met achterstelling van het algemeen welzijn
de loonen der arbeiders te veel te drukken of
te verhoogen. En diezelfde rechtvaardigheid
eischt, dat met gemeenschappelijk overleg en
eensgezind voor zoover dit kan, de loonen zóó
geregeld worden, dat zooveel mogelijk arbei
ders werk kunnen krijgen en voldoende midde
len ontvangen voor hun levensonderhoud
Ook de juiste verhouding tusschen de loonen
draagt hiertoe bij. Want daarmee bangt ten
nauwste samen de goede verhouding tusschen
de prijzen, waarvoor de verschillende produc
ten van landbouw, industrie, enz. verkocht
worden. Wanneer dit alles behoorlijk in acht
wordt genomen, zullen de verschillende takken
van bedrijf zich als het ware tot één lichaam
samenvoegen en aaneengroeien; en als lede
maten zullen zij elkander wederzijds helpen
en aanvullen. Want bet sociaal-economisch
organisme zal eerst dan hecht gevestigd zijn en
zijn doel bereiken, wanneer aan allen ieder geza
menlijk en afzonderlijk ook alle goederen ter
beschikking staan, die zoowel do-ar natuurlijke
en industriëele hulpbronnen als door een soci
ale organisatie van het economisch leven kun
nen worden opgeleverd. En die goederenvoor
raad moet zóó groot zijn, dat hij niet alleen in
het noodzakelijke levensonderhoud en een ge-
Past comfort voorzi-et, maar ook in staat is, de
menschen op te voeren tot dat edeler kuituur
leven, dat, mits er verstandig gebruik van ge
maakt, wordt, geen beletsel, doch veeleer een
krachtig hulpmiddel is voor de beoefening der
deugd. (St. Thom. De regimine Prlncipum, I, 15
Encycl. Rerum Novarum., n-o. 27).
Drie gezichtspunten.
Welnu, uit diit tweevoudig kenmerk, dat aan
den menscheiijken arbeid inhaerent is, vloeien
uiterst gewichtige gevolgtrekkingen voor de
regeling en vaststelling van het arbeidsloon
voort.
a. Het onderhoud van den arbeider
en zijn gezin.
Op de eerste plaats moet aan den arbeider
een loon worden uitgekeerd, dat voldoende is
om hem en zijn gezin te onderhouden (Encycl.
Casti Connubii, 31 Dec. 1930). Zeker, het is
billijk, dat ook de overige leden van het gezin,
ieder volgens zijn bracht, het hunne bijdragen
tot het onderhoud van allen, zooals dit vooral
bij landbouwers, maar ook in veel gezinnen van
handwerkslieden en kleinere winkeliers het ge-
is. Maar het is volstrekt ongeoorloofd, mis
vallende." activiteit, des te sterker ook zal
ihe-t gezag staan in de maatschappij, des te
meer zal de maatschappij bereiken, des te ge
lukkiger en welvarender ook zal het met den
Staat gesteld zijn.
Onderlinge samenwerking der
„beroe psstanden'.
Vóór alles nu, moeten de Staat en alle goede
burgers zioh dit als doel stellen en hiernaar
streven: door bijlegging van den „klassen
strijd", een eensgezinde samenwerking us.
schen de „beroepsstanden" in bet leven e
roepen en te bevorderen-
De sociale politiek moet zich dus bezig OU.
-den met het herstel der „beroepsstanden
Want inderdaad, tot op dit oogenblik heerscht
er in de maatschappij nog steeds een geweld
dadige en daarom onbestendige en wankele
toestand. Deze immers steunt op de „klassen,"
welke verschillende en daardoor tegenstrijdige
belangen nastrdVen, en - dus eein geneigdheid
tot vijandschap ep -tweedracht in zich dragen
Ongetwijfeld is arbeid, gelijk Onze Voor
ganger in Zij-n Encycliek (Encycl. „Rerum
Novarum" no. 16) helder uiteenzet, geen ge
wone koopwaar, maar iets, waarin men de
-m-enschelijke waardigheid van den werkman
erkennen moet en vandaar kan hij niet als een
willekeurig soort handelsproduct aan de markt
gebracht worden. Desniettemin verdeelen, bij
den tegenwoordigen stand van zaken, vraag
en aanbod van arbeidskracht de menschen op
de zoogenaamde arbeidsmarkt in twee par-
tijen of strijdfronten; het over en weer twis
ten van deze partijen maakt die arbeidsmarkt
-tot een -strijd veld waar de twee legers elkander
rechtstreeks heftig bekampen. Deze afschuwe
lijke wantoestand, die heel de menseh-elijke
maatschappij naar den ondergang voert, moet
zoo spoedig mogelijk verholpen worden, dat
ziet iedereen in. Maar afdoende redding zal
eerst dan mogelijk worden, wanneer die tegen
stelling uit den weg geruimd wordt en zich in
het sociaal organisme goedgebouwde lede-
maten vormen: dat wil zeggen „beroeps-stan
den", waarbij de menschen niet worden inge
deeld naar de positie die zij innemen op de
arbeidsmarkt, maar naar de verschillende
functies, die zij ieder voor zich in de maat
schappij vervullen. Immers, evenals zij, die
dicht bij elkander wonen, op ingeving van de
natuur een gemeente gaan vormen, zoo vor-
me-n ook zij, die een zelfde beroep of ambacht
uitoefenen hetzij van economlschen of van
anderen aard een gemeenschap, of een soort
lichaam. Dit spreekt zoo van zelf, dat velen
gewoon zijn te zeggen, dat die gemeenschaps-
lichamen met hun eigen rechten, zoo a! niet
tot wezensbeistanddee-len, da.n toch tot de na
tuurlijke elementen van de maatschappij be-
hooren.
Daar echter de orde, gelijk de H. Thomas
voortreffelijk uiteenzet (cfr. S. Thom. Contra
Gent,. III. 71; Sum.m. Theol., I qu. 65, a. 2, i.e.)
een eenheid is die ontstaat uit de harmoni
sche rang-schikking van vele zaken, eischt
ook de ware en echte sociale orde, dat de ver
schillende leden van de gemeenschap door eein
hechten band met elkaar verbonden wo-rde-n
Die verbindende kracht nu is vooreerst gele
gen in de goederen en in den arbeid, aan
welks voortbrenging en prae-statie patroo-ns en
arbeiders van een zelfden beroepsstand samen
werken, vervolgens ook in he-t algemeen wel
zijn, dat, allé b-e-roep-sstanden samen, ieder voo-r
zijn deel, eensgezind en gemeenschappelijk
moeten nastreven. En deze eenheid zal des te
sterker en effectiever zijn, naarmate de af
zonderlijke individuen en de „-beroepss-tanden
zelf hun beroep met grooter overgave uitoefe
nen en trachten daarin uit te mun-ten.
Hderu-it kan men gemakkelijk afleiden, dat
in die corporaties de gemeenschappelijke be.
langen verreweg de eerste plaats innemen. En
het voornaamste daarvan is: de samenwerking
van alle beroepen tot algemeen welzijn van
bet heele volk zooveel mogelijk te bevorderen
En mochten zich gevallen voordoen, waarin
particuliere belangen of nadeelen van werk
Wat Wij tot nu toe hebben uiteengezet over gevers of werknemers een bijzondere zorg of
bescherming eischen, dan zullen zij hierom
treat afzonderlijk kunnen beraadslagen en
naar omstandigheden een beslissing nemen
Het is nauwelijks noodig in herinnering te
brengen, dat de leer van Leo XIII over den
Staatsvorm, m-et inachtneming der ver-hou.
dingen, even toepasselijk is op de beroeps
standen of lichamen: dat het namelijk den
menschen vrij staat, dien vorm te kiezen
waaraan zij de voorkeur geven, als maar reke
ning gehouden is met de eischen der recht,
vaardigheid en de belangen van het algemeen
welzijn (Encycl. Immortale Dei, 1 Nov. 18-85)
Welnu, evenals de inwoners eener gemeente
tot de meest vers-dh-i llen-de doeleinden vereeni
gingein plegen op te riobten, en zij volkomen
v-rij zijn om daarvan lid te worden of niet, zoo
zullen zij, die eenzelfde beroep uitoefenen on.
der elkaar eveneens vrije vereenigingen vor
men voor een doel, dat op een of andere wijze
een billijke verdeeling der goederen en het
■rechtvaardig loon, heeft be-trekking op d-e af-
izonderlijke personen en raakt slechts indirect
de sociale orde. Alle -zorg en overweging nu
van Onzen Voorganger Leo XIII -was er op
gericht, om deze orde volgens de beginselen
van een gezonde wijsbegeerte te hernieuwen
en naar de verheven voorschriften der Evange
lische wet te vervolmaken.
Om echter -te bevestigen, wat hij zoo geluk
kig begonnen is, om aan te vullen hetgeen nog
■te doen overblijft en opdat nog rijkere en ver
blijdender resultaten daaruit voor het meu-
Echelij-k geslacht mogen voortvloeien, zijn
vooral twee dingen noodzakelijk: hervorming
van bestaande inricbtingen en verbetering der
zeden.
En wanneer Wij nu sprekein oveir hervor
ming van bestaande inrichtingen, dan denken
Wij op de eerste plaats aan den Staat, niet
Bovendien m-cet men nog iets anders ter
harte nemen, dat nauw met 't voorafgaande
samen-hangt. Gelijk de eenheid der men-sche.
lijke samenleving niet kan steunen op de
tegenstelling der „klassen", zoo ka-n de juiste
ordening van het economisch leven niet aan
de vrije concurrentie worden overgelaten. Uit
dit beginsel immers zijn, als uit een troebele
bron, al de dwalingen der „individualistische"
maatschappijleer voortgekomen. Want, door
uit het oog -te verliezen, of mis-schien niet te
weten, dat het economisch leven een sociaal en
moreel karakter draagt, heeft deze leer dit
sociaal karakter totaal vernietigd. Men meen
de, dat de Staat aan het economisch leven vol
komen vrijheid en onafhankelijkheid moest
toekennen, daar dit in -de vrije markt of vrijen
strijd der concurrenten haar eigen leidend be
ginsel had, waardoor bet veel volmaakter ge
leid werd dan d-oor welk geschapen verstand
ook. Zonder twijfel is de vrije concurrentie te
-echtvaardigen en ook zeker nuttig, zoolang
zij binnen zekere grenzen gehouden wordt,
maar zij kan in bat economisch leven volstrekt
geen leidend beginsel zijn. De ondervinding
li-eeft dit overvloedig bewezen, sedert de ve-r-
derfelijko individualistische theorieën in prak
tijk zijn gebracht. Het is dus hoogst noodzake
lijk het economisch leven weer op een juist en
krachtig leidend beginsel te f-undeeren. De
economische dictatuur, die den laatsten tijd
voor de vrije concurrentie in de plaats is ge
treden, kan die functie nog veel minder ver
vullen, omdat deze een blinde tyrannie en ge
welddadige macht is, die, om den menschen
nuttig te worden, een krachtige beteugeling en
wijze leiding nooddg heeft, die zij zich zelf niet
geven kan. Hoogere en edeler krachten moet
men dus opsporen, om daarmee deze macht
streng en volkomen te regeeren: n.l. de sociale
rechtvaardigheid en de sociale liefde. Daarom
moet deze rechtvaardigheid de instellingen, ja
het geheele sociale leven der volkeren door
dringen; en vóór alles is noodig, dat zij in
daden tot uiting komt, d.w.z., een sociale en
juridische orde tot stand brengt, die op ge-heel
bet economisch leven als het ware haar stem
pel drukt. De sociale liefde daarentegen moet
van deze orde als de ziel zijn; en de Staat moet
met vreugde de krachtdadige bescherming en
verdediging daarvan op zich nemen, wat hij
des te gemakkelijker zal kunnen doen, indien
hij die lasten van zich afschudt welke, zooals
Wij boven verklaarden, niet bij hem thuis
hoo-ren.
Meer nog: wegens hun stérke wede-rkeerige
economische afhankelijkheid en op elkaar aan
gewezen zijn, moeten de verschillende volke
ren, één van zin en met vereende kracht er
naar streven, om door verstandige verdragen
en instellingen een gelukkige en succesvolle
internationale samenwerking op economisch
gebied te bevorderen.
Wanneer derhalve, zooals gezegd, de lede
maten van het sociale lichaam zich herstellen
®n het leidend beginsel der sociale economie
wordt herzien, dam zal van dit lichaam in
zeker opzicht gezegd kunnen worden, wat de
Apostel zegt van bet mystieke lichaam van
Christus: „Het geheele lichaam samengevoegd
en samengehouden, omdat elk gewricht zijn
taak vervult me-t -de kracht, die ieder lid in het
bijzon-der is toegemeten: em zóó voltrekt zich
de groei van het lichaam tot eigen opbouw in
liefde". (Eph. 4, 16). Zooals allen weten, is In
den laatsten tijd een bijzonder soort van orga
nisatdes en vakverbonden ontstaan, die gezien
het onderwerp van deze Encycliek, hier in het
kort besproken moeten worden, terwijl Wij er
eenige practische opmerkingen aan toevoegen.
De Staat zelf kent aan een organisatie zoo
danige rechtspersoonlijkheid toe, dat bij haar
tegelijk een zeker monopolie toestaat, in zoo
ver alleen esn goedgekeurde organisatie kan
opkomen voor de rechten van werknemers en
werkgevers (naar gelang het soort organisa
tie) en alleen kan onderhandelen over het
huren en verhuren van arbeidskracht en de
zoogenaamde arbeidscontracten. Het staat
iedereen vrij zich bij de organisatie aan te
sluiten of niet, en alleen in zooverre kan zulk
een organisatie vrij genoemd worden; want
contributie en eenige bijzondere 'bijdragen
worden geëisch-t van allen, -die een bepaald vak
of beroep ui-toefenen zoowel werknemers als
werkgevers terwij! even-eens allen gebonden
zijn door de arbeidscontracten, door een wette
lijk erkende organisatie gesloten. Het is ech
ter waar: officieel is verklaard, dat een we-t-te.
lijk erkende organisatie geen beletsel is voor
het bestaan van andere vakorganisaties, die
niet wettelijk erkend zijn.
Uit afgevaardigden van patroons- en werk-
lie-denorganisatie-s van een zelfde va-k of be
roep wordt nu een raad of lichaam gevormd,
da.t ais werkelijk en echt staatsorgaan en
staatsinstelling het oppertoezicht uitoefent
over de organisaties zelf en, waar het gemeen
schappelijke belangen gel-d-t, overeenstemming
tusschen beiden bewerkt.
Werkstaking is verboden; indien de par
tijen het geschil niet kunnen bijleggen komt
het gezag tu-sschenbeide.
Welnu: wie maar even nadenkt, zal gemak,
kelij-k inzien, welke de voordeelen zijn van de
instellingen, die Wij in het kort beschreven
hebben: nl. een vreedzame samenwerking tus
schen de klassen, beteugeling van de actie en
terugdrijving van de organisaties der socia
listen, een bijzondere staatsbemoeiing, die een
regelenden invloed doet gelden. Om echter in
een zaak van zooveel gewicht niets achterwege
te -laten, en opdat alles in overeenstemming
zij, zoowel met de meer algemeene beginselen,
die Wij boven in het geheugen riepen, al-s me-t
die, welke Wij zoo aanstonds gaan beschouwen,
moeten Wij toch wel bekennen, dat naar Wij
zeker weten, velen de vrees koesteren, dat de
Staat zioh in de plaats zal stellen van het
vrije initiatief, terwijl hij zich tot een nood.
zakelijke en voldoende hulp zou moeten 'be.
perken. Ook vreest m-en, dat dit -nieuwe o-rga.
nisa-tie-ra-den-verband een al te -bureaucratisch
en politiek karakter zal dragen en, niettegen.
staande die erkende algemeene voordeelen,
eerder voor particuliere politieke doeleinden
zal dienen dan bijdragen tot het herstel en de
bevordering van een betere sociale orde.
Om echter dit laatste hoog edele doel te be
reiken en daardoor werkelijk en duurzaam
het algemeen welzijn krachtig te bevorderen,
meenen Wij, dat allereerst en meer dan al het
andere -de zegen van God noodig is en dat ver
volgens allen, die van goeden wil zijn, tot dit
doel eendrachtig samenwerken. Bovendien zijn
Wij er van overtuigd het volgt uit het voor
afgaande dat dit doel des te zekerder zal
worden bere-l-kt, naarmate het aantal van hen,
die bereid zijn hun technische, vakkundige of
sociale bekwaamheid hiervoor teh^dien-ste te
stellen, g-rooter Is en meer nog, naarmate de
Katholieke beginselen en haar -toepassing over
vloediger daartoe bijdragen. Deze toepassing
verwachten Wij wel niet vap de Katholieke
Actie (die geen eigenlijk gezegde organiseeren-
de of politieke activiteit wil ontplooien) maar
van den kant van Onze zonen, welke de Katho
lieke Actie van die beginselen heeft doordron
gen, en voorbereid om een apostolaat uit te
oefenen, onder lei-ding en voorlichting van de
Kerk; van die Kerk, welke ook op dit door
Ons omschreven arbeidsveld, zooals overal,
waar mofeele vraagstukken een verduidelij
king of beslissing vragen, de haar door God
gegeven opdracht om te waken en -te leeren,
niet verloochenen noch verwaar loozen kan.
Maar alles, wat Wij hebben uiteengezet over
her-stel en vervolmaking der sociale orde, zal
zeker nooit tot stand ge-bracht kunnen worden,
zonder een hervorming der zeden; dat leert
ons allerduidelijkst de geschiedenis. Want er
heeft eens een sociale orde bestaan, die wel
niet volmaakt en in alle onderdeden onberis
pelijk was, maar toch, de nooden en omstan
digheden van dien tijd in aanmerking geno
men, eenigermat-e aan de rechtmatige eischen
der rede beantwoordde. En wanneer die orde
reeds lang te gronde is gegaan, dan is dit
zeker niet gebeurd, omdat zij bij haar ontwik
keling zich niet eenigerm-ate heeft kunnen zet
ten naar de veranderde nooden en verhoudin
gen en zich daaraan niet heeft kunnen aan
passen. De sch-uld lag veeleer bij de menschen,
die door egoïsme verhard, weigerden voor het
groeiende menschenaantal binnen die orde
ruimte te maken, wat toch hun plicht was; of
ook omdat zij, onder invloed van een valsche
voorstelling van vrijheid en andere dwalingen,
geen enkele heerschappij dulden konden en
zich aan alle gezag poogden te onttrekken.
Rest Ons derhalve nog, het tegenwoordige
economische stelsel en zijn meest verwoeden
aanklager, het Socialisme, voor de vierschaar
te roepen en over beide een formeel en
rechtvaardig oordeel uit te spreken, om daar
na den wortel van zooveel kwaad zoover moge
lijk bloot te leggen en het eerste en allernood
zakelijkste geneesmiddel aan te geven, nl. de
hervorming der zeden.
(Wordt vervolgd)
Eerste lustrumviering te Weert.
Voor de vijfde maal zijn de Tertiarissen te
Weert saamgekomen en aan deze eerste
lustrumbijeenkomst is een bijzonder plechtig
cachet gegeven.
Zondagmorgen vereenigden allen zich op he-t
Stationsplein te Weert, waar men zich aan
sloot bij een voorbij-trekkende processie. Na
een gemeenschappelijken maaltijd werd des
middags o.m 3 uur in de Minderbroederskerk
een plechtig Lof gecelebreerd door pastoor G.
W. Bolder, geassisteerd -door Eerw. Paters van
het Centraal Bureau der Derde Orde. Door het
FrateTskoor werden de gezangen uitgevoerd.
Onder dit Lof hield Pater Petrus Nielen, com
missaris der Derde O-rde een predikatie over
de H. Eucharistie als levensbrood. Gebeden
werd voor den triomf van Jesus Christus over
heel de wereld. Met het vaandellied der Derde
Orde werd de plechtigheid .besloten.
Om half vijf werd de groote vergadering ge.
houden in Huize Charitas.
De heer J. Henkens sprak den aanwezigen
■namens het bestuur der V^ertsche Derde
Orde het welkom toe en zette in een mooie in
leiding het groote doel van dezen dag uiteen.
Hierna hield Pater Nicolaus Lohuis O.F.M.
eene schoone rede over het onderwerp „Le
vensbron". Dan werd onder leiding van Pater
Gilbertus Lohuis uitgevoerd „Cantioo di Fra-te
Sole" van Pater Baptist Falconara O.F.M.
voor vierstemmig mannenkoor en soli met
begeleiding van klein orkest door de Fraters
Theologanten.
De eerw. Pater Nielen stel-de daarna voor,
dat op een, door bet Centraal Bureau vast te
stellen dag, een Eucharistische dag van alle
Tertiarissen in geheel het land zal plaats heb
ben tot plechtig eerherstel voor de godsdienst
vervolging. Dit eerherstel zal wellicht plaats
hebben op Zondag na den feestdag van Vader
Franciscus. Op een desbetreffende vraag van
pastoor Bolder zegt spreker toe dit tevens
mede te zullen deelen aan de E.E.P.P. Capu-
cijnen, opdat ook de Der-de Orde dezer Orde
d-i-t op denzelfden d-ag zal kunnen doen.
Uit de aanwezigen van verschillende Ter-tia
rissen-vereenigingen werd een voorloopig
hoofdcomité gevormd van den Eueharistischen
Derde Orde-dag.
U hebt dien oproep gelezen der Katholieke
Jongeren?
Ik ook
Wat U gedacht hebt. weet ik natuurlijk
niet, de ingezonden stukken komen er
gens anders aan maar hoe het mij ver
gaan is, volgt hieronder.
Wie is een jongere?
Hoe oud, of hoe jong moet men daarvoor
zijn?
Is het eenig kenteeken, dat men bij hen
hoort, de onderschrijving van hetgeen ze in
de courant hebben laten zetten?
Goddank, dan behoor ik alweer tot een
nieuwe groep, want ik geloof niet, dat er in
dien oproep iets staatwat niet iedereen,
die een beetje verstand heeft en een beetje
hart, graag onderschrijft. Misschien vraagt
zoo iemand alleen: waarom die groepeering
doch dat is zorg voor later.
Is het echter niet een beetje onwaar en een
beetje erg onwaar, zoo maar te beweren:
„De vele uitingen van anders willen, die
in de laatste jaren luid opklinken tusschen
al hetgeen de katholieken als hun opval
tingen naar voren brengen, getuigen van
een nieuwen geest, waarvan jongeren de
dragers zijn."
Is dat wel zoo?
Zijn „de" jongeren wel „de" dragers van
die ideeën
Op geen stukken na, als ge onder „de"
jongeren verstaatdegenen die onder de 25
jaar zijn. En ook niet, als ge uitsluit als dra
gers van die ideeën, die een heel eind boven
de 25 staan.
Geen daadwerkelijk protest?
Och, och, jongeren, wat doet ge toch piep
jong'. Heel wat ouderen waren al lang aan
t protesteeren voordat U dat kon doen: neen,
dat kon U niet helpen. En het daadwerkelijk
protest, dus het protest met de daad, met het
werk, heeft mogelijk gemaakt, dat de jonge
ren dien geest der ouden te pakken hebben
gekregen.
Geen eenkele oudere, die dat niet graag
Jet en niet veel liever, dat over 25 jaren de
allerjongsten dan hetzelfde zullen beweren
als de jongeren nu.
Het zal een teeken zijn, dat de jongeren
van nu „daadwerkelijk geprotesteerd
hebben
Men meldt ons uit Rome d.d. 5 Juni:
De Weleerw. pater Bernard Thijssen van
de Nederlandsche provincie der aters Passio-
nisten, geboortig uit Bee-sel bij Roermond
promoveerde heden aa.n het Angelicum tot
doctor in de hl. Theologie op proefschrift
Over de Compassie van O. L. Vrouwe als
grondslag van Haar Middelaarschap. De can
didaat verwierf de hoogste onderscheiding
Sum-ma cum laude.
Bij gelegenheid van de Zesde Nationale Be
devaart ter eere van de H.H. Bonifatius en
Gezellen, die onder geleide van Z. H. E. den
Aartsbisschop van Utrecht, Mgr. J. H. G. Jan
sen, op Zondag en Maandag 9 en 10 Augustus
a.s. naar Dokkum trekt, zal *s Maandags tij
dens het plechtig Lof met pontificale assisten
tie op het St. Bonifatius-park te Dokkum
H. E. zelf de predikatie houden.
's Zondags onder het Pontificale Lof in de St.
Bonifatius-kerk te Leeuwarden, spreekt over
St. Bonifatius de Zeereerw. Heer Dr. R. Post
secretaris van het Nederlandsch Historisch In
stituut te Rome, en 's Maandags tijdens de Pon
tificals Hoogmis op het St. Bonifatius-park te
Dokkum, houdt de Zeereerw. Heer Th. J. van
Noord, Pastoor te N.-Scharwoude (N.-H.) een
predikatie over „Ankergrond en stormgetij
GOUDEN PRIESTERJUBILé
Donderdag 11 Juni a.s. viert de Z. Eerw. heer
P. Jongeneelen, em.-pastoor van Stoppeldijk,
verblijvend als rustend pastoor in het Liefde
gesticht „Charitas" der Eerw. Zusters Francis
canessen te Roosendaal, zijn 50-jarig priester
jubileum. Na de H. Mis van dankbaarheid
zal van half 12 tot bel' é«n receptie worden
gehouden.
DE NIEUWE VICARIS-GENERAAL
VAN DEN BOSCH
Rector Hendrix benoemd
Tot vicaris-genenaal van het bisdom Den
Bosch en directeur van de congregatie der
zusters van de Choorstraat in Den Bosch is
benoemd de Doorl. en Hoogeerw. heer F. N. J.
Hendrikx, rector van Re-nier van Arkel te
's Bosch en moderator van de R. K. Lycea
aldiaar.
H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Ju
liana zijn voornemens Maandag 15 Juni. des
avonds half negen, van Amsterdam naar Parijs
te vertrekken.
Z. K. H. de Prins zal Maandag a.s. met
slechts het Vie Int. Congres voor Militaire
Geneeskunde en Pharmacie te den Haag openen,
en een bezoek brengen aan de tentoonstelling
ter gelegenheid van dat congres, maar zal ook.
een gedeelte van het diner bijwonen en zioh
daarna naar het Holl. Spoorstation begeven,
teneinde te 9.24 met de Koningin en de Prin
ses de reis naar de Fransche hoofdstad te
maken.
PATER F. WAGEMANS O.FM.
De Zeereerw. Pater dr. Falco Wagemans te
Nijmegen is met ingang van 1 September be.
noemd tot leeraar in de ethica in het klooster
der Paters Minderbroeders Franciscanen te
Venray.
Pater Wagemans zal de plaats innemen van
Pater mr. dr. D. Beaufort, die zooals bekend,
benoemd is tot directeur van de in wording
zijnde sociale Hoogeschool van het R. K. Werk
liedenverbond.
R. K. SCHOOL VOOR MAATSCHAPPELIJK
WERK TE SITTARD.
Op 6 en 7 Juni werd de jaarvergadering van
den bond van oud-leerlingen van de school vau
maatschappelijk werk te Sittard gehouden. Uit
de jaarverslagen vermelden wij, dat het aan
tal leden tot 105 steeg.
Op de avondvergadering trad als spreker
op de heer Knnvelder uit Eindhoven. Spreker
besprak ^„Twee vraagstukken van Nederland
sche Staatkunde", waarbij hij verschillende
stellingen ontwikkelde.
De heldere uiteenzetting wekte de algemeene
belangstelling.
Daar de bijeenkomst ter gelegenheid van 't
tienjarig bestaan van de school een eenigszins
feestelijk karakter droeg, werd de volgende
dag, na de gezamenlijke H. Mis en het ontbijt,
besteêd aan een autotocht door Zuid-Limburg.
NED. R.K. BOND VAN WERKMEESTERS.
De bestuursraad van dezen bond vergaderde
te Utrecht onder leiding van den heer H. Jans
sen uit Venlo.
De voorzitter hield een korte inleiding, waar
in hij in groote trekken den algemeenen econo-
mischen toestand belichtte. De groei van den
bond bleef constant, zoodat, wat de ontwik
keling van den Bond betreft, geen reden voor
pessimisme was.
De actie voor medezeggenschap i-n de com
missie van het pensioen- en kindertoeslag
fonds in de tabaks-industrie werd opnieuw be.
sproken.
R. K. LOODGIETERS- EN KOPERSLAGERS-
PATROONS.
De Ned. R. K. Bond van loodgieters- en ko.
perslagers houdt op 23 en 24 Juni zijn eerste
lustrum-congres. Ter gelegenheid van dit lus
trum is een o-fficieele feestgids verschenen,
waarin, naast de agenda, verschillende bijdra
gen zijn opgenomen, waaronder een eigenhandig
schrijven van Z. H. E. Mgr. J. D. J. Aengeneflfc