EEN AUTHENTIEK RELAAS OVER DE VERSCHIJNINGEN. EEN BETEEKENIS- VOLLE BELOFTE. HET ZONNEWONDER FATIMA AL« BEDEVAARTPLAATS. de; verschijning. VISCONDE DE MONTELLO ONDERVRAAGT LUCIA. Vas Jdim aas Js er twee goudaa fco&njsa EEN WONDER AANGEKONDIGD. WENSCHEN VAN DE VERSCHIJNING, Dr. ALMEIDA GARRETT BESCHRIJFT HET ZONNEWONDER. DE ZON MAAKT ZICH LOS VAN DEN HEMEL. FATIMA ALS BEDE VAARTPLAATS. van hia. FATIMA, HET PORTUGEESCHE LOURDES. V' :ï$smc. De vereering van Onze Lieve Vrouw van Fatima, in tot één geheel vereenigde opnamen in beeld gebracht Fatima, voorheen een vergeten en onaanzienlijk dorp in Portugal, begint steeds meer de aandacht der wereld op zich te vestigen. Het staat reeds bekend als „het Portugeesche Lourdes". De buitengewone_ gebeurtenissen, die zich daar afspeelden, waren ons al lang geleden ter oore ge komen, Maar de gegevens, die wij omtrent dit befaamde Maria-oord mochten verkrijgen, bereikten ons te zeer langs indirecte wegen. Dezer dagen waren wij echter in de gelegenheid in verbinding te treden met den kardinaal-patriarch van Lissabon, Z. H. Em. Manuel Congalves Cerejeira, aan wien wij het verzoek richtten, ons een authentiek relaas te doen gewor- den over de feiten van Fatima. De kardinaal-patriarch, die den 13den Mei aan het hoofd van het heele Portugeesche episcopaat zich naar Fatima had begeven om aan O. Lieve Yrouio hulde en dank te brengen voor de gunsten, aan Portugal op zoo bijzondere wijze bewezen, beantwoordde ons ver. zoek met de meeste welwillend heid. Aan de hand van de ver- strekte gegevens laten wij het volgende overzicht volgen: Den morgen van. den 13en Mei 1917 weid den een jongen en twee meisjes, als naar ge woonte, een kleine kudde schapen in de Cova da Iria in het Mindegehergte, op een terrein gelegen binnen het gebied van de parochie Fatima. Deze behoort tot de gemeente Villa Nova d'Ourem ln het district Leiria in mid den Portugal aan de Westzijde. De oudste der drie kinderen, Lücia de Jesus, was een dochtertje van Antonio dos Santos, die het jaar daarop kwam te overlijden, en Maria Rosa dos Santos. Zij was toen tien jaar oud. De jongen en het andere meisje waren een neefje en een nichtje van Lücia en broer en zus van elkaar. Zij waren kinderen van Manuel Pedro Marto en Olympia de Jesus Marto. Het jongetje, dat negen jaar was, heette Francisco en het meisje, dat slechts zeven jaar oud was, Jacinta. Beide families, dié, hoewel niet rijk, toch èenige stukken grond bezaten, woonden dicht bij elkaar in het gehucht, Aljustrel, op onge veer een kilometer afstand van de parochie kerk van Fatima. Geen der drie kinderen kon lezen of schrij den en ook hun godsdienstige kennis was nog slechts zéér elementair. Alleen Lücia had haar perste H. Camnwmle gedaan. Terwijl de kudde in de hèrgfeom van Ira aan jhe| grazen jraa, vermaakten de kleinen zich Lucia de Jesus, aan wie indertijd O. L. Vrouw verscheer., cp 16-jon gig- met allerlei onschul dige spelletjes en baden als naar ge woonte tegen den mid dag een Rozenhoedje. Nauwelijks eohter hadden zij hun laatste tientje geëindigd, of 'n gerweldige bliksem flits doorkliefde in hun onmiddellijke na bijheid het ruim en bijna ter zelf der tijd aanschouwden zij bo ven 'n kleinen steeneik een vrouw van onuit sprekelijke schoon - heid. Verschrikt door deze ongewone verschijning stonden zij reeds op het punt, de vlucht te nemen, toen de Vrouw hun op beminnelijken toon zeide, dat Zij hun geen kwaad zou doen. Zooals de kinderen later verklaarden scheen de Verschij ning niet ouder te zijn dan achttien jaar. Haar kleed en ook Haar mantel, die met goud was afgezet en ook Haar hoofd en het grootste gedeelte van Haar lichaam bedekte, waren wit als sneeuw. De lijnen en trekken van Haar gelaat waren van een indrukwekkende schoonheid en Haar blik was tegelijk ernstig en sereen. Over Haar handen, die Zij ter hoogte van de borst had samengevouwen, hing een Rozenkrans, waar van de kralen geleken op parelen. Haar gelaat was omgeven door een glanzend licht, dat nog sterker schitterde dan de zon. Tusschen de Verschijning en het oudste meisje, Lücia, ontwikkelde zich een gesprek, dat ongeveer tien minuten duurde. Ook Jacin ta zag de hemelschoone Vrouwe en verstond duidelijk de woorden, die Zij tot Lücia sprak. Francisco aanschouwde de Verschijning even eens, maar hoorde niet, wat zij tot Lücia zeide, hoewel hij zich op den zelfden afstand van Haar bevond als de anderen en een uitstekend gehoor had. In het verloop van dit gesprek noodigde de Verschijning de drie kinderen uit, gedurende zes maanden achtereen op den dertienden van iedere maand op dezelfde plaats terug te komen. Een Portugeesch geleerde, Visconde de Montello, die van de wonderbare gebeurtenis sen te Fatima een bijzondere studie maakte, heeft den 27sten September 1917 persoonlijk een bezoek gebracht aan de ouders der drie kinderen en huii toestemming gevraagd, om de kleinen, die de Verschijning toen reeds vijf maal hadden aanschouwd, ieder afzonderlijk lijk hieromtrent te ondervragen. In een klein boekje „Os episodios mara- vilhosos de Fatima" geeft Visconde de Montello dit onderhoud uitvoerig weer. Buitengewoon merkwaardig is, dat de verklaringen der drie kinderen, ook die betreffende détails, elkaar geen enkele maal tegenspreken. Aan zijn relaas van het onderhoud met Lücia de Jesus, de oudste der drie, ontieenen wij hier het volgende: Een half uur later nadat het onderhoud met Jacinta reeds geëindigd was, verscheen Lücia. Op een teeken van mij ging zij naast mij zitten en leende zich terstond en gaarne voor een ondervraging over de gebeurtenissen, waar. van zij de voornaamste getuige is. Alvorens Lücia zelf te ondervragen, vroeg Visconde de Montello haar moeder naar de vroomheid van het meisje. Deze antwoordde hierop, dat zij niets buitengewoons in het kind ontdekt had en dat zij haar ook thans nog steeds op dezelfde wijze en met dezelfde vurigheid zag bidden als voordat de verschij ningen hadden plaats gehad, juist zooals haar zusjes dat overigens deden. Hierop richtte zich de Montello tot het mels. je zelf en vroeg haar: Is het waar, dat 0. L. Vrouw je versche nen is op de plaats, die Cova da Iria heet? Ja zeker. Hoeveel maal is Zij je verschenen? Vijf maal, iedere maand een keer. Op welken dag van de maand? Altijd op den dertienden, behalve in de maand Augustus,' toen ik door mijnheer den administrateur werd meegenomen en naar de marktplaats (Villa Nova d'Ourem) gebracht werd. In die maand alleen heb ik Haar eenige dagen later gezien, n.l. den 19en op de plaats, Vallinhos genaamd. Men zegt, dat O. L. Vrouw je ook het vorig jaar is verschenen? Wat is daarvan waar? Het vorig jaar is Zij mij heelemaal niet verschenen en ook niet voor Mei van dit jaar, en ook heb ik iets dergelijks nooit aan iemand' gezegd, omdat het niet waar was. Vanwaar kwam Zij? Van den kant van het Oosten? Dat weet ik niet, ik zag Haar van geen enkelen kant komen; Zij verscheen boven een steeneik en toen Zij heenging ging Zij in de richting van dat punt van den hemel, waar de zon opgaat. Hoe lang bleef Zij? Lang of kort? Kort. Genoeg, om een Onze Vader en een Wees Gegroet te bidden, of nog langer? Langer, aanmerkelijk langer, maar niet altijd even lang, soms kon ik nog geen rozen hoedje afbidden. Was je niet verschrikt, de eerste maal, dat je Haar zag? Ja en zóózeer zelfs, dat ik wilde vluchten met Jacinta en Francisco, maar Zij zeide ons, dat wij niet bang moesten zijn, daar Zij ons geen kwaad zou doen. Hoe was zij gekleed? Zij had een wit kleed aan, dat afhing bijna tot aan Haar voeten en Haar hoofd was bedekt met een mantel van dezelfde kleur en van deozelfden omvang als het kleed. Had het kleed geen versierselen? op, die afhingen van Haar hals en bij elkaar kwamen in een kwast, eveneens van goud, ter hoogte van het midden van Haar lichaam. Droeg Zij een of anderen gordel of band? Neen. Droeg Zij ringetjes in Haar ooren? Zij droeg kleine ringetjes. Welke hand hield de kralen vast? De rechterhand. Was het een rozenhoedje of een rozenkrans? Daar heb ik niet goed opgelet. Hadden de kralen een kruis aan het einde? Zij eindigden in een wit kruis en de kralen waren ook wit. De ketting was eveneens wit. Heb je Haar wel eens gevraagd, wie Zij was? Ja, maar Zij zeide, 'dat Zij dit eerst den 13den October zou zeggen. Heb je Haar niet gevraagd, vanwaar zij kwam? Ja, en zij antwoordde dat Zij van den hemel kwam. En wanneer heb jij Haar die vraag ge steld? Den tweeden keer, den 13en Juni. Lachte Zij wel eens, of scheen Zij be droefd te zijn? Zij lachte heelemaal niet en toonde zich ook niet bedroefd, maar altijd ernstig. heelemaal niet gezegd dat Zij mij in October zou meenemen naar den hemel en ik heb nooit beweerd, dat Zij iets dergelijks gezegd heeft. Wat zeide 0. L. Vrouw, dat moest gedaan worden met bet geld, dat het volk neerlegt aan den voet van den steeneik in de Cova da Iria? Een gedeelte van dit geld zou bestemd worden voor de vereering en het feest van 0. L. Vrouw van den Rozenkrans en het andere gedeelte voor den bouw van een nieuwe kapel. Waar wil 0. L. Vrouw, dat die kapel ge bouwd zal worden? In de Cova da Iria? Dat weet ik niet; Zij heeft dat met ge zegd. Ben je erg blij, dat 0. L. Vrouw je is verschenen? Ja. Zal 0. L. Vrouw den 13en Ootpber alleen komen Ook St. Joseph met het Kindje komt en kort daarna zal de vrede aan de wereld wor den teruggeschonken. Heeft 0. L. Vrouw nog een andere open baring gedaan Zij verklaarde, dat Zij den 13den October een wonder zal doen, opdat geheel het volk geloove, dat Zij werkelijk verschenen is. Het afgezette „bedevaartsterrein' tijdens de godsdienstoefeningen, met de kapel der verschijningen en het ziekenpaviljoen Heeft Zij aan jou en aan je neefje en nichtje aanbevolen, eenige gebeden te bidden? Ja, Zij beval ons aan, het rozenhoedje te bidden ter eere van O. L. Vrouw van den Ro zenkrans, om den vrede voor de wereld te verkrijgen. Gaf Zij den wensch te kennen, dat er op den 13en van iedere maand veel menschen tijdens de verschijning in de Cova da Iria zou den aanwezig zijn? Hieromtrent heeft Zij niets gezegd. Is het zeker, dat Zij je een geheim open- Het beeld van Onze Lieve Vrouw van Fatima wordt uit de kapel der verschij ningen gedragen. baarde en je verbood, dit aan wien dan ook te onthullen? Ja, dat is zeker. Zeide Zij dit slechts aan jou, of ook aan je kameraadjes? Aan alle drie. Kun je het dan tenminste niet aan je biechtvader zeggen? Op deze vraag bewaarde zij het stilzwij gen en, daar zij hiermede eenigszins verlegen scheen, oordeelde ik het beter, niet langer aan te dringen en mijn vraag niet te herhalen. Naar beweerd wordt, heb je aan mijnheer den administrateur, om op den dag, dat je door hem werd meegenomen, van hem af te maken, iets verteld, alsof dat het geheim was, ofschoon het dit niet was, en hem aldus eenigszins bedrogen, terwijl je je er op beroem de, hem die poets te hebben gebakken, is dat waar? Neen; mijnheer de administrateur wilde inderdaad, dat ik hem het geheim zou zeggen, maar daar ik het aan niemand kon zeggen, heb ik het ook hem niet gezegd, hoewel hij er zeer sterk bij mij op aandrong, dat ik zijn zin zou doen. Wat ik ggdaan heb is dit: ik heb hem alles verteld, waf O. L. Vrouw mij gezegd heeft, behalve het geheim en wellicht verkeerde mijn heer de administrateur om deze reden in de meening, dat ik hem ook het geheim onthuld had. Ik wilde hem niet bedriegen. Zeide O. L. Vrouw je, dat je moest leeren lezen? Ja, dat zei Zij de tweede maal, dat? Zij verscheen. Maar, als Zij je gezegd heeft, dat Zij je in October a.s. mee zou nemen naar den hemel, waartoe zou het dan dienen, dat je leert lezen? Dat la alei waar; O. L. Vrouw heeft mij Waarom sla je soms je oogen neer en zie je O. L. Vrouw soms enkele oogenblikken niet" meer aan Omdat Zij soms verblindt. Heeft Zij je een of ander gebed geleerd? Ja en Zij wil, dat wij het na elk geheim van den rozenkrans zullen bidden. Ken je dat gebedje van buiten Ja. Zeg het eens op. „O mijn Jesus, vergeef ons, bevrijd ons van het vuur der hel, en vertroost de zielen van het vagevuur, vooral de meest veriatenen". Tot zoover het interview, als wij het zoo mogen noemen, van Visconde de Montello. Zooals te verwachten was,-schonken de men schen aanvankelijk maar weinig geloof aan de beweringen der kinderen, die door iedereen, zelfs door leden van hun eigen familie, als kleine leugenaars werden beschouwd. Reeds den 13en Juni 1917 echter vergezel den een vijftigtal personen de kleinen naar de plaats der verschijningen, in de hoop, daar van iets wonderbaars getuigen te zijn. In Juli daaraanvolgende steeg het aantal nieuwsgierigen reeds tot vijf duizend, in Augustus tot achttienduizend en in September tot dertig duizend. Vele geloofwaardige personen waren daar bij getuige van allerlei geheimzinnige en on verklaarbare teekenen, die elkander tijdens de verschijning in de atmosfeer en aan het fir mament opvolgden. Steeds weer opnieuw verklaarden de drie hinderen, dat de H. Maagd er op aandrong, dat allen boete zouden doen, het rozenhoedje zouden bidden en ter eere van O. L. Vrouw van den Rozenkrans een kapel zouden oprich ten. Hoewel in de tweede helft van October 1917 in tal van Portugeesche bladen en tijdschrif ten verhalen van ooggetuigen van dit „zonne wonder van Fatima" werden gepubliceerd, ble ven die in die dagen vrijwel onopgemerkt. Thans zijn wij in staat, voor onzen lezers het relaas voor te leggen van een absoluut be trouwbaar persoon en hoogstaand 'Portugeesch geleerde, dr. José Maria de Proenga, de Al meida Garret, die dit relaas twee maanden, nadat het wonder plaats had, op verzoek van Visconde de Montello schreef. „Ik zal u", zoo schrijft dr. Almeida Garrett, „kort en beknopt, zonder woorden te gebrui ken, die de waarheid verdoezelen, verhalen, Waf ik den 13en October 1917 te Fatima heb gezien. De uren, die ik hier aangeef, zijn de offl- cieele Portugeesche tijd. Dit doe lk om de waarheid objectiever weer te geven, daar het mij niet gemakkelijk was, nauwkeurig het mo ment aan te geven, waarop de zon het zenith bereikte. Ik arriveerde om twaalf uur. De motregen, die van 's morgens af aan reeds onafgebro ken viel, opgezweept door een woesten wind, bleef maar aanhouden. Even na eenen kwamen op deze plaats de kinderen aan, aan wie de H. Maagd (zoo ver zekerden zij) plaats, dag en uur van de Ver schijning had aangewezen. Men hoorde de ge zangen, die werden aangeheven door het volk, dat hen omringde. Het moet ongeveer half twee (13.30 uur) ge weest zijn, toen zich juist op de plaats, waar zich de kinderen bevonden, een dunne, fijne, blauwachtige rookkolom verhief, die recht om hoog steeg ter hoogte van twee meter onge veer boven de hoofden, om daarna op die hoogte weer te vervagen. Dit verschijnsel, dat volkomen zichtbaar was met het bloote oog duurde eenige secon den. Daar ik den tijd, dat dit verschijnsel duurde, niet heb opgenomen, kan ik niet bevestigen, of het meer of minder dan een minuut duurde. De rook verdween plotseling en na eenigen tijd herhaalde zich dit verschijnsel een tweede en een derde maal. Alle drie keeren en vooral de laatste maal teekenden zich de slanke rookkolommen zeer duidelijk tegen de aschgrauwe lucht af. Geloofwaardige personen zeiden mij, dat dit verschijnsel zich eveneens had voorgedaan op den 13en van de vijf voorgaande maanden en dat er op die dagen, evenals op dezen, op die plaats absoluut niets brandde en ook geen vuur ontstoken werd. Terwijl ik bleef kijken naar de plaats der verschijningen, met helderen en koelen geest en met een nieuwsgierigheid, die reeds min der en minder werd, omdat de tijd langzaam voorbij ging, zonder dat er iets mijn aandacht gaande hield, hoorde ik een verward ge schreeuw van duizenden stemmen en zag, hoe die menigte, die zich over het uitgestrekte ter-,, refn, dat zich aan mijn voeten uitstrekte, ver spreid had, of in compacte massa's rond de houtblokken, die er lagen opgestapeld, of op de wallen, die dienen om een afpakking van het terrein te voorkomen, had verzameld, den rug toekeerden aan het punt, waarop tot nog toe aller verlangen en blikken waren gericht, en den blik richtten naar den tegenovergestel- den kant van den hemel. Het was ongeveer twee uur Enkele oogenblikken tevoren had de zon ln vollen luister het wolkendek, dat haar ver borgen had gehouden, doorbroken en schitter de nu helder en krachtig. Op dit oogen blik geleek de zon op 'n glanzend schild, uitgesneden in het parelmoer van een schelp. Dit is geen banale of goedkoope ver gelijking. Mijn oogen zagen het zoo. Ook was dit verschijnsel absoluut niet te vergelijken met de zon, zooals men die ziet door een dich ten nevel (die was er overigens op dat oogen- blik niet) omdat het niet duister, of betrokken was. De parlemoeren schijf bewoog in het rond in een duizelingwekkende vaart. Het was niet de tinteling van een ster in volle flikkering. Zij wentelde om haar eigen as met een betoo- verende snelheid. Plotseling hoorde men een geschreeuw als een angstkreet van de gehccle menigte. De snelheid van haar rondwentelende beweging behoudend, maakte de zon zich los van het firmament; bloedrood gekleurd, kwam zij naar voren in de richting van de aarde en dreigde ons onder liet gewicht van haar ontzaglijke vuurmassa te verpletteren. Dit waren ver schrikkelijke oogenblikken. Al deze verschijnselen, die ik hier heb ver meld en beschreven, heb ik met helderen geest waargenomen. Aan anderen is de taak, ze te verklaren en te interpreteeren. Tenslotte moet ik verklaren, dat ik nooit, noch vóór, noch na den 13den October, derge lijke zonneverschijnselen of atmosferische ver schijnselen heb gezien." Tot zoover het relaas van dr. Ameida Gar rett. Van deze merkwaardige verschijnselen wa ren ongeveer zeventig duizend personen ge tuigen, die uit alle deelen van Portugal op het woeste en verlaten stuk bergland, dat onder het volk als ,,Cova da Iria" bekend staat, waren bijeen gekomen. Intusschen is Fatima ge worden tot een der voor naamste bedevaartsplaatsen van Europa. In den „Osservatore" van 3 Juni 1928 leest men, dat het aantal pelgrims, dat van 11—13 Mei de plechtig heden in Fatima bijwoonde, 300.000 bedroeg. In de laat ste jaren is dit getal nog verre overtroffen. Het woeste bergland, waar de verschijningen plaats hadden, „Cova da Iria", fKom van Iria geheeten, wijl liet terrein naar het midden een inzinking ver toont, heeft men voorlooplg met een twee meter hoogen muur van ruwe steenblok ken afgezet. Een geweldige portiek geeft toegang tot het ter- De drie kinderen, ivaar aan O. L. Vrouw verschenen is, Lucia de Jesus, Francisco Marto en Jacinta Marto. rein, dat 270 meter breed en 330 meter lang is. Van .dezen portiek uit kan men het terrein het best overzien. Een breede esplanade voert naar de z.g. „fonte miraoulosa", de „miracu leuze bron", die hier, evenals te Lourdes, is ontsprongen. Links van deze bron, die in het midden van het terrein ligt, ongeveer een meter of vijttig verder en iets hooger ligt de „kapel der Ver schijningen" (capella das aparigoes) met het beeld van „O. L. Vrouw van den Rozenkrans van Fatimfe". Links van de Verschijningskapel, ongeveer veertig nieter verder, staat het zich nog in aanbouw bevindende ziekenhuis en daarachter de kleine woning van den rector van het hei ligdom, den aeereerw. heer Manuel de Sousa. In de onmiddellijke nabijheid hiervan be vindt zich ook het geneeskundig consultatie bureau, dat onder leiding staat van dr. José Maria Pereiragens. Hier worden de zieken voor en na de Sa cramentsprocessie, die den 13en van iedere maand gehouden wordt, aan een streng onder zoek onderworpen. Bij de groote bedevaarten op 13 Mei en 13 October zijn ongeveer twintig vooraanstaande doctoren bij de zegening der zieken met hot AH er he i li g-ste tegen woor dig. Tot op heden werden twee honderd en vijf tig wonderbare genezingen, die aan de voor spraak van O. L. Vrouw van Fatima worden •toegeschreven, op hét consultatiebureau offi. cieel geregistreerd. Op 120 meter afstand van de „fomte mira culosa", juist in bet verlengde van de espla nade dus, liggen de fundamenten voor de groote basiliek, waarvan de eerste steen den 13en Mei 1928 gelegd werd. Links daarvan ligt het z.g. ziekenpaviljoen, waar de zieken tij dens de Sacramentsprocessie den zegen met het Allerheiligste ontvangen, en de kapel, waar thans de H.H. Missen gelezen worden maar die later uitsluitend als biechtkapel zal moeten dienen. De toekomstige basiliek zal tweemaal zoo veel geloovigen kunnen bevatten als de groot ste kerk van Lissabon. De gepubliceerde afbeeldingen zijn grootendeelt van den Verlag der Schulbrüder Kirnach-Vil- lingen (Baden). Nadruk verboden. Boven: Mgr. Marcelino Franco, bisschop van Faro, zegent een zieke tijdens da Sacramentsprocessie. BenedenHerders tijdens de godsdienstoefeningen in de vlakta

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10