DE ENCYCLIEK OVER HET SOCIALE VRAAGSTUK VRIJDAG 12 JUNI 1931 SECTARISCHE PAUPERS ENCYCLIEK VAN ONZEN H. VADER PIUS XI. INSCHRIJVINGSBILJET f ENCYCLIEKEN. benoemingen DOOR DE GODDELIJKE VOOR ZIENIGHEID PAUS. OVER HET HERSTEL DER SOCIALE ORDE EN HAAR VERVOLMAKING VOLGENS DE WET VAN HET EVANGELIE. 3 HERNIEUWDE BELEVING VAN DE ZEDENWET. DE ENCYCLIEK OVER HET SOCIALE VRAAGSTUK. „QUADRAGESIMO ANNO", 0 De N. R. C. loopt sinds jaar en dag gloeiend beet voor een atgemeenen omroep in de radio-wereld. Ze heeft daartoe haar hart verpand aan de roemruchte A.V.R.O. met haar even deftige, als fatsoenlijke vergaderingen. In dat verband kweelt het blad het liedje van nationale eenheid en van nationale schoonheid. En met de grootste dankbare nederigheid en bescheidenheid acht ze alleen de liberalen in den lande geschikt, om een echt-nation alen en een echt-algemeenen om roep te stichten, te leiden en in stand te houden. De rest in het land behoort tot de eeotariërs tot de scheurmakers, tot de half- of kwart- of niet-nationalen. We hebben heusch geen hoop, dat het ooit anders wordt. Misschien dat de jonge libe rale®1 ee®1 beetje meer oog hebben voor andere menschen en voor andere behoeften, misschien dat die zich niet beschouwen als de eemig-overgeblevén exemplaren van den zuiveren, onvervalschten, vrijen, natio- nalen stam! Misschien. Intusschen zouden we dien jongen libe ralen den raad willen geven: „tracht uw fatsoen te houden". Zeker, dat is voor deftige lui en voor rijke lui en voor ontwikkelde lui, voor menschen, die niet behoeven te zien op enkele papier tjes, niet altijd gemakkelijk. En verlaagt U dan nooit, om, als ge het niet eens kunt worden met een andere over tuiging! uw kracht te zoeken in een taaltje als de N. R. C. ten beste geeft. Dat blad schrijft: I ,,De samenwerking, die dte seotarische om- roep ver eanigingen nastreven en waarvoor zij steeds weer de hulp van de regeertag en een tweede krachtmildidel vam overheidsdwang in roepen, Is een technische en vooral finan- oieele samenwerking. De sectarische -paupers (wij cureiveere,n *J*) hebben het geld van de rijke AV.R.O. noodig om een behoor, lijken, lcracbtigen zender te houwen...." Pijn, iniet waar! Beschaafd! Aan zulke lieden kan men den algemeenen, nationalen omroep toevertrouwen. Zij hebben immers het geld en die sectari sche paupers1 Voorzichtig: boontje komt om zijn loontje: In het populair-wetenschappelijk bijvoeg sel van „Het Volk" schrijft de heer C. v. d. Pol, dat „Rerum Novarum" een encycliek was, „waarmee de wetenschappelijke wereld nooit veel raad wist". De heer v. d. Pol zou misschien goed doen het pas verschenen gedenkboek van het in ternationaal arbeidsbureau op te vragen, ingeleid door zijn partijgenoot Albert Thomas. Wellicht bemerkt hij dan iets van den invloed van „Rerum Novarum". En zoo hij bijvoorbeeld de geschriften der profes soren Nolens, Aalberse, Veraart om slechts Nederlandsche namen te noemen wilde consulteeren, zou hij allicht bemerken, dat ook katholieke geleerden eenigen raad ■wisten met den zendbrief van Leo XIII, waaruit trouwens voor een groot deel het charter van deel XIII van het verdrag van Versailles is opgebouwd! Naast andere malligheden vertelt de heer v. d. Pol allerlei schrikkelijks over den Syl labus, „de belangrijkste encycliek, die ooit is verschenen", de „eenig aanwijsbare blij vende vrucht van encyclieken", die de Paus wel graag zou afschaffen, maar waartoe hij niet in staat is, „omdat juist aan dit stuk een karakter is toegekend, dat geen enkele encycliek sinds meer heeft: die van onfeil bare (de heer v. d. Pol cursiveert) uit spraak". De schrijver in „Het Volk" schijnt te goe der trouw. Wellicht, dat hij hulp op prijs stelt en verheugd is te vernemen, dat de Syllabus niet dat is wat hij er met zulk een zekerheid van maakt. De heer v. d. Pol deed beter de beteekenis van pauselijke stukken noch te onder- noch te overschatten en „Het Volk" deed beter door anti-katholieke voorlichters scherp te oontroleeren. DANKSCHRIJVEN VAN Z. H. E. Mgr. L. J. A. H. SCHRIJNEN. De Limburgs Che bladen bevatten gisteravond het onderstaande schrijven van Z. H. E. Mgr. L. J. A. H. Schrijnen, bisschop van Roermond: Aan de geestelijkheid en de geloovigen van ons Bisdom. Wij danken Onze Eerw. Geestelijken en Onze Geloovigen voor de gebeden, die zij met zoo veel bereldwlligheid en zooveel i)ver voor Ons In Onze ziekte hebben willen storten. Dat de goede God Ons wederom de krachten heeft willen terugschenken, schrijven Wij voor het meerendeel aan die gebeden toe. Een bijzonder woord van dank willen Wij nog richten tot de kloosterzusters, die Ons zoo herhaaldelijk de verzekering barer vurige ge beden gegeven hebben. LAURENTIUS, Bisschop van Roermond Paters Minderbroeders. Z. H. E. de Bisschop van Haarlem heeft be noemd met ingang van 15 Juni, tot kapelaan te Delft (H. Joseph) Pater A. J. Franken, tot kapelaan te Gouda (H. Joseph) Pater J. G. Tesser, tot kapelaan te 's Gravenhage (H.H. Ant. en Lod.) Pater M. L. Wassenaar, tot ka pelaan te 's Gravenhage (H. Paschalis) Pater F. J. Zantvoort, tot kapelaan te Rotterdam (H. Antonius van Padrn) Pater F, J. Janssen, Aan onze Eerbiedwaardige Broeders, de Patriarchen, Primaten, Aartsbisschoppen, Bisschoppen, en andere plaatselijke Ordi narii, die in vrede en gemeenschap leven met den Apostolischen Stoel. Maar als we ons de moeite geven dieper op de zaak in te gaan, zullen we helder beseffen, dat die zoo gewenschte heropbouw van de maatschappij moet voorafgegaan worden door een vernieuwing van den christelijken geest, waarvan zoovelen, die zich met het economisch leven bezig houden, maar al te dikwijls zijn afgeweken. Anders blijven al die pogingen zonder vrucht en wordt er een gebouw opge trokken, niet op de rots, maar op het losse zand (Matth. 1,24 v.v.) Eerbiedwaardige Broeders en beminde Zo nen: Wij hebben Onze blikken laten gaan over het hedendaagsch economisch leven en Wij zijn tot de bevinding gekomen, dat er toch wel zeer ernstige fouten aan kleven. Ook het Commu nisme en Socialisme hebben Wij opnieuw kri tisch onderzocht en Onze conclusie luidde, dat alle vormen ervan, zelfs de gematigde, ver van de leer van het Evangelie afwijken. „Wil dus" om de woorden van Onzen Voorganger te gebruiken „de menscheiijke samenleving genezing vinden, .dan zal die al leen gebracht kunnen worden door terug te keeren naar een leven volgens de christelijke beginselen." (Encycl. Rerum Novarum, no. 22). Want dat alleen kan de al te groote bezorgdheid voor de vergankelijke dingen, Waaruit alle ondeugden voortkomen, afdoende genezen; dat alleen kan de oogen der menschen, die, als betooverd, zich blind staren op het ongestadig goed van deze wereld, daarvan aftrekken en ze ten hemel richten. En wie zal durven ont kennen, dat de menscheiijke samenleving in onze dagen aan dit geneesmiddel een hijzon der groote behoefte heeft? Het ergste gevolg van het tegemvoordige stelsel: schade aan de zielen. Want vrijwel het eenige, dat aller aandacht in beslag neemt zijn de tegenslagen en ram pen van tijdelijken aard. Maar als we nu, ge lijk het toch past, de zaken bekijken met de oogen van een christen, wat heeft dan dit alles te beteekenen in vergelijking met den onder gang der zielen? Toch kan men zonder eenige overdrijving zeggen, dat in onze dagen het sociale en economische leven zóó is ingericht, dat het voor een zeer groot aantal menschen een zeer ernstige hindernis vormt om zorg te dragen voor dat êéne noodzakelijke: hun eeuwig heil. Het beschouwen van dat zoo groote gevaar, waarin zich deze letterlijk ontelbare schapen bevinden, brengt Ons, die tot hun Herder en Hoeder zijn aangesteld door den Opperherder, die hen met Zijn eigen Bloed heeft vrijgekocht, de tranen in de oogen. Ja, Wij blijven Ons her dersambt indachtig en met de bezorgdheid van een vader zinnen Wij steeds maar op middelen, waardoor Wij hun hulp kunnen brengen, en roepen Wij ook anderen, die er op eenigerlei wijze krachtens rechtvaardigheid of liefde bij zijn betrokken, op, Ons met onbezweken ijver bij te staan. Want wat baat bet den mensch of hij door een verstandiger beheer van rijkdom men al geschikter wordt zelfs om de heele wereld te winnen, zoo hij daardoor schade lijdt aan zijn ziel (Matth. 16, 26). Wat haat het, hem de betrouwbare beginselen aangaande het economisch leven voor te houden, als hij, ten gevolge van een teugellooze laagbijdegrondsche winzucht zich zóó door zijn egoïsme laat mee- sleepen, dat „ofschoon hij de voorschriften van Jen Heer hoort, heel zijn gedrag daarmee lijn recht in strijd is Rechters2, 17). De oorzaken hiervart. De diepste oorzaak dezer afwijking van de wetten van heit Christendom in het sociale en economische leven, en van den afval van .iet katholieke geloof, die daaruit voortvloeit, is gelegen in de ongeregelde hartstochten, het droeve gevolg van de erfzonde. Zij heeft de wondere harmonie der menscheiijke vermogens zoozeer uit elkaar gerukt, dat de mensch zich gemakkelijk door een verderfelijke begeerlijk- leid laat meetrekken en zich heftig voelt aan gespoord om aan het vergankelijk goed van deze aarde de voorkeur te geven boven het on vergankelijke van den hemel. De onverzadig bare dorst naar rijkdom en tijdelijk goed, die daaruit voortkomt, heeft wel altijd de men schen aangezet om inbreuk te maken op de wet ten van God, en de rechten van den naaste met voeten te treden: maar door de hedendaagsche inrichting van het economisch leven zijn de gevaren, die do menscheiijke zwakheid bedrei gen, nog veel talrijker geworden. Want de on zekere en vooral gecompliceerde toestand van het economisch leven eischt bij voortduring de hoogste krachtsinspanning van degenen, die zich daaraan wijden. Daardoor zijn sommigen zóó 'ongevoelig ge worden voor de prikkels van het geweten, dat ze tot de overtuiging zijn gekomen, dat zij hun winsten mogen vermeerderen op welke manier dan ook, en de rijkdommen, die zij zich met niet geringe inspanning hebben verzameld, met geoorloofde maar ook met ongeoorloofde mid delen tegen onvoorziene wisselingen van de fortuin veilig mogen stellen. Het zonder veel inspanning verwerven van voordeelen, die aan iedereen bij een ongeregelde markt, kunnen ten vallen, lokt zeer velen aan tot rail- en koophandel. Uitsluitend erop bedacht met de minst mogelijke moeite vlotte winsten te ma ken, verhoogen of verlagen zij door hun wilde speculatie zoo dikwijls de prijzen der artikelen, naar gelang hun willekeur en winzucht het in geeft, dat zij de beredeneerde berekeningen van de producenten onmogelijk maken. De wette lijke bepalingen tot bevordering van samen werking van kapitaal hebben, doordat zij het risico verdeelen en beperken, een gelegenheid geschapen voor de afschuwelijkste misbrui ken. Want wij zien, dat men zich uiterst weinig aantrekt van de onverzwakte verplichting om Tekenschap af te leggen; omdat men zich veilig achter een gemeensohappelijken naam ver schuilt, wordt er op groote schaal onrecht en bedrog gepleegd, verzaken de bestuurders van die economische vennootschappen hun plicht en plegen verraad aan de rechten van hen, voor wie zij het beheer hunner spaargelden op zich hadden genomen. We mogen tenslotte niet stil zwijgend voorbijgaan de doortraptheid van hen, die zich allerminst erover bekommeren, of hun bedrijf volgens zedelijke normen nuttig mag heeten, maar die zonder schaamte de mensche iijke hebzucht prikkelen om ze dan tot hun eigen voordeel uit te buiten. Hadden de bestuurders der staten met kracht het onderhouden van een strenge en gezonde zedenwet geëischt, dan hadden die zoo ernstige misbruiken bedwongen of zelfs voorkomen kun nen worden helaas echter heeft het dikwijls daaraan maar al te veel ontbroken. Omdat im mers de nieuwe economische theorie zich voor het eerst openbaarde in een tijd, toen de begin selen van het rationalisme in den geest van velen waren binnengedrongen en daar wortel geschoten hadden, ontstond er spoedig ©en economische wetenschap, die afweek van de ware zedenwet. En daaraan is het te wijten, dat de menscheiijke begeerlijkheid totaal on beteugeld werd vrijgelaten. Het gevolg is dan ook geweest, dat veel meer menschen dan tevoren geen andere zorg kenden dan hun rijkdommen te vermeerderen hoe dan ook; en dat zij door een zelfzucht, die alles en allen beneden zich stelde, zich geen gewetensbezwaren maakten, zelfs niet uit de ergste vergrijpen tegenover anderen. En de eersten, die dezen breeden weg, welke ten verderve voert (vgl. Matth. 7, 13) zijn opge gaan, hebben zich gemakkelijk een zeer groote schaar van navolgers hunner ongerechtigheid verworven, ofwel door het voorbeeld van hun in bet oog loopend succes, ofwel door het brutaal pronken met hun rijkdom, ofwel door den spot te drijven met anderen, alsof dezen hun geweten in onrust brachten door een ongemotiveerde scrupulositeit, ofwel tenslotte door concurrenten, die het nauwer namen met hun geweten, onder den voet te loopen, Het lag voor de hand, dat, toen de leiders van het economisch leven afdwaalden van den rechten weg, ook de massa van de arbeiders allerwegen In denzelfden afgrond stortte. Nog te meer was dat te verwachten, omdat zeer vele bedrijfsleiders hun arbeiders eenvoudig weg als machines gebruikten, zonder eenige zorg voor hun ziel: ja, zelfs niet aan boven- aardsche belangen dachten. Waarlijk, Ons hart siddert, als We denken aan de zeer groote gevaren, waaraan in de hedendaagsche fabrie ken de deugd der werklieden (vooral jongere) en de eerbaarheid van meisjes en vrouwen wordt blootgesteld; als We beschouwen, hoe dikwijls de tegenwoordige inrichting van het bedrijfsleven en vooral de ellendige woning toestand een beletsel vormt voor het gezins verband en huiselijk verkeer; als Wij ons herinneren hoevele en hoe zware hindernissen (er in den weg worden gelegd aan een ware heiliging van de feestdagen; als Wij zien, hoe overal wordt verzwakt de echt christelijke geest, waardoor zelfs ruwe en ongeletterde menschen zoozeer smaak hadden gekregen in het verhevene, terwijl daarvoor nu in de plaats is gesteld de allesbeheerschende zorg om zich. het dagelijksch levensonderhoud hoe dan ook 'te verwerven. En zóó wordt de lichamelijke arbeid, die door de goddelijke Voorzienigheid óók na den zondeval aan den mensch was opgelegd tot heil van zijn lichaam maar ook van zijn ziel, overal veranderd in een werk tuig ten ondergang: want de doode stof verlaat het fabrieksgebouw veredeld, maar de menschen worden daar bedorven en verliezen er aan waarde. De geneesmiddelen: 3)Het economisch leven moet door den christelijken geest worden bezield. Zoolang deze beklagenswaardige toestand, waarin de zielen verkeeren voortduurt, zullen alle pogingen om de maatschappij te hervor men, vruchteloos zijn en geen geneesmiddel zal hier baten, tenzij de menschen weer open lijk en oprecht terugkeeren tot de leer van het Evangelie, m.a.w., tot de geboden van Hem, die alleen woorden van eeuwig leven heeft, (Jo. 6, 70), woorden, die, al gaan ook hemel en aarde voorbij, nooit zullen voorbijgaan, (vgl. Matth. 24, 35). Zeker, alle werkelijk bekwame mannen op sociaal gebied streven naar een rationaliseering, die het economisch leven weer naar een gezonde en juiste orde moet terug voeren. Maar die orde, die Wij zelf zoo vurig wenschen, en met krachtigen ijver bevorderen, zal beslist gebrekkig en onvolmaakt zijn, wan neer niet alle krachten der menscheiijke activiteit eendrachtig samenwerken om de wonderbare eenheid van het goddelijk wereld plan na te volgen en, voor zoover het in hun vermogen ligt, het bereiken daarvan nastreven. Volmaakt noemen Wij slechts die maatschappe lijke orde, welke door de Kerk met volharden den ernst verkondigd en door het natuurlijk verstand zelf gevorderd wordt. Zij bestaat hierin, dat alles wordt gericht op God als het voornaamste en laatste doel van alle geschapen activiteit; dat men alle schepselen beschouwt als aan God ondergeschikt en als middelen, welke men slechts moet aanwenden, in zoover ze dienstig zijn om het hoogste doel te bereiken. Nu moet men niet meenen, dat dit een gering schatting beteekent van ieder winstgevend be drijf of dat dit laatste als minder in overeen stemming met de menscheiijke natuur wordt aangeslagen. Integendeel, daarin leeren wij vol eerbied den wil van den Schepper kennen, die den mensch op aarde plaatste om haar te be werken en op vele manieren aan zich dienst baar te maken. Het is dus niet verboden, dat zij, die zich toeleggen op de productie van goederen, hun fortuin op eerlijke en recht schapen wijze vermeerderen; integendeel het is billijk, dat hij die de gemeenschap een dienst bewijst en haar rijker maakt, zelf ook dien overeenkomstig profiteert van de toename der gemeenschappelijke goederen, als dit alles maar gezocht wordt met de verschuldigde onder werping aan Gods wetten zonder de rechten van anderen te schenden en hij ze gebruikt volgens de beginselen van geloof en rede. In dien deze gedragslijn door iedereen overai en altijd gevolgd wordt, dan zal niet alleen de productie en de aanwinst van goederen, maar ook het gebruik van rijkdommen, dat men nu dikwijls op zoo ongeregelde wijze ziet geschie den, in korten tijd terugkeeren binnen de gren zen der billijkheid en der rechtvaardige ver deeling; tegenover de lage hebzucht met name, welke de schandvlek en dè groote zonde van onzen tijd is, zal daadwerkelijk die allerzacht sts <m tegelijk krachtige wet van christelijke zelfbeheersching worden gesteld, die den mensch beveelt, eerst het rijk Gods te zoeken en zijn gerechtigheid, in de vaste zekerheid, dat ook de tijdelijke goederen, volgens een zekere belofte, hem door de goddelijke vrijge vigheid zullen worden toegeworpen, zooveel hij noodig heeft. (vgl. Matth. 6, 33). b). Het aandeel der naastenliefde. Bij dlit alles neme de liefde de voornaamste plaats in, „zij immers is de hand der volmaakt heid" (Col. 3, 14) Hoezeer vergissen zich dus die onbezonnen hervormers, welke er alleen op bedacht zijn de rechtvaardigheid, en dan nog alleen de ruilrechtvaardigheid, te onderhouden, de medewerking der liefde daarentegen hoog moedig afwijzen. Zeker, de liefde kan niet in de plaats treden van de rechtvaardigheid, waar toe men verplicht is en die men niet zonder onrecht veronachtzaamt. Maar veronderstel zelfs, dat ieder mensch alles zou verkrijgen, waar hij recht op heeft, ook dan blijft er altijd nog een groot arbeidsveld open voor de naas tenliefde. Want de rechtvaardigheid alleen, ook al wordt zij nog zoo volledig beoefend, zal wel vele oorzaken van maatschappelijke con flicten kunnen verwijderen, maar nooit zal zij lin staat zijn, de menschen te vereenigen in hartelijke eensgezindheid. Welnu, alle instel lingen om den vrede onder de menschen te ver sterken en wederkeerig hulpbetoon te bevorde ren, hoe volmaakt zij op zichzelf ook mogen schijnen, vinden toch op de eerste plaats haar kracht en steun in het onderling verband, dat de menschen als broeders moet vereenigen. Zonder dit onderling verband blijven de beste voorschriften zonder gevolg, zooals de onder vinding ons maar al te vaak heeft geleerd. En derhalve zal een werkelijk eensgezinde samen werking aan het ééne gemeenschappelijke wel zijn dan alleen mogelijk wezen, wanneer alle rangen der maatschappij er zich diep van be wust zijn, dat ieder voor zich lid is van één groot gezin, dat zij allen zonen zijn van den zelfden Hemelschen Vader, ja, dat zij allen te zamen één lichaam uitmaken in Christus, vol gens het woord van den Apostel, dat „wij ieder afzonderlijk ledematen zijn over en weer" (Rom. 12, 5), zoodat „wanneer één lid lijdt, alle leden mee lijden" (1 Cor. 12, 26). Dan immers zullen zij, die met aardsche goederen zijn gezegend of op andere wijze een voor name plaats innemen in de maatschappij, hun vroegere onverschilligheid jegens hun armere broeders veranderen in een zorgzame en werk dadig© liefde. Dan zullen zij hun gerechtvaar digde eischen gewillig aanhooren en hun moge lijke fouten en misslagen gaarne vergeven. Van hun kant zullen de arbeiders alle gevoe lens van haat en afgunst, welke de propagan disten van den klassenstrijd zoo handig mis bruiken, oprecht afleggen en geen afkeer meer hebben van de plaats hun door de Goddelijke Voorzienigheid aangewezen, maar daze inte gendeel hoogschatten. Immers zij zullen begrij pen, dat ieder van hen door het volbrengen van zijn baak en het vervullen van zijn pfficht waar lijk op nuttige en eervolle wijze medewerkt aan het algemeen welzijn, en dat zij van meer nabij Hèm navolgen, die, ofschoon Hij God was, werkman onder de menschen wilde zijn en voor den zoon van een werkman gehouden wilde worden. Een zeer lastige taak blijft te verrichten over. Als gevolg van deze nieuwe verspreiding over de wereld van den Evangelischen geest, die de geest is van christelijke gematigdheid en algemeene liefde, verwachten Wij vol vertrou wen, dat die vurig gewenschte en volkomen vernieuwing der menscheiijke maatschappij in Christus en die „Vrede van Christus in het Rijk van Christus" tot stand zal komen, waar op Wij, van het begin van Ons Pontificaat af, vast besloten hebben al Onze zorgen en heel Onze herderlijke waakzaamheid te richten, (vgl. Encycl. Ubi arcano, 23- Dec. 1922) En Gij, Eer biedwaardige Broeders, die de Kerk Gods, in opdracht van den Heiligen Geest met Ons be stuurt, (vgl. Hand. d. Apost. XX, 28) verleent aan het hereiken van dit booge en voor het oogenbllik allernoodzakelijkste doel, met den meest prijzenswaardigen ijver Uw krachtige medewerking, in alle deelen der wereld, ook bij het heilige werk der heidenmissioneering, U worde openlijk welverdiende hulde gebracht lalsmede aan hen allen, geestelijken zoowel als leeken, die Wij met vreugde iederen dag op nieuw als krachtige helpers hun aandeel zien bijdragen aan ditzelfde grootsche werk; Wij bedoelen Onze beminde Zonen, die zich wijlden aan de Katholieke Actie, en die met bij zonde ren toeleg, in vereenlging met Ons, de zorg op zich nemen voor de sociale belangen, inzoover- re de Kerk krachtens haar goddelijke instel ling zelf, 't recht en den plicht heeft zich daar mede bezig te houden. Dezen allen vermanen Wij altijd weer in den Heer. dat zij todh geen arbeid zullen schuwen, en voor geen moeilijk heden zwichten, maar met den dag meer en meer in onverschrokkenheid toenemen en sterk zullen staan (vgl. Deuter 31, 7). Een zeer moei lijk werk voorwaar is het, wat Wij hun voor stellen te ondernemen: want Wij weten zeer goed, dat aan beide kanten, zoowel onder de boogere als onder de lagere klassen der maat schappij nog zeer vele moeilijkheden en hin dernissen te overwinnen blijven. Maar laten zij den moed niet verliezen: zich aan harden strijd bloot te stellen, is immers Christenen eigen; en zware lasten te dragen, Is het aandeel van hen, die als goede strijders van Christus (vgl. II Tim. 2, 3) Hem van meer nabij volgen. Alleen vertrouwend derha've op den almach- tligen bijstand van Hem, die „wil dat alle men schen zalig worden" ITim. 2, 4) moeten wij ons beijveren met al onze krachten, die onge lukkige van God afgedwaalde zielen te helpen. Laten wij hen losmaken van de zorgen voor het tijdelijke waardoor zij al te zeer in beslag genomen worden, en hun leeren op de eeuwige goederen vol vertrouwen het oog te richten. Men zal dit somtijds gemakkelijker gedaan krijgen dan wellicht op het eerste gezicht te verwachten scheen. Immers wanneer er zelfs in de schuilhoeken van den meest verdorven mensch, gelijk vonkjes onder de asch, nog won dere geestelijke krachten verborgen liggen, als evenzoovele ontwijfelbare getuigenissen van die van nature christelijke ziel, hoeveel te meer zal dit dan het geval zijn in de harten van verre weg de meesten, die eerder uit onwetendheid of door den dwang der uitwendige omstandig heden in dwaling zijn gebracht. Overigens worden Ons eenige verblijdende teekenen van een sociale hernieuwing door de rangen der arbeiders zelf gegeven, onder wie Wij tot Onze groote vreugde ook dichte scha ren aantreffen van jongere arbeiders, die met een gewillig oor aan de insprak©^ der Godde lijke genade beantwoorden en met een bewon- derenswaardlgen ijver hun kameraden voor Christus trachten te winnen. Niet minder lof ook verdienen de leiders der arbeidersveree- nigingen, die, met achterstelling van eigen be langen en alleen bezorgd voor het geluk van hun kameraden, hun billijke eischen voorzich tig in overeenstemming trachten te brengen met het welzijn van de geheel© vakgroep en de Inwilliging daarvan bevorderen, zonder zich door eenigerlei hindernissen of verdachtmakin gen van deze prachtige taak te laten afschrik ken. Ja zelfs verschillende jonge mannen, die spoedig om hun talenten of hun rijkdom onder de aanzienlijken in de maatschappij 'n voorname plaats zullen innemen, zien Wij, met meer dan gewonen ijver de sociale belangen behartigen; van hen mogen Wij de blijde verwachting koes teren, dat zij zich inderdaad geheel aan de ver nieuwing van de maatschappij zullen wijden. De te volgen weg. De huidige stand van zaken, Eerbiedwaardige Broeders, geeft ons dus duidelijk den weg aan die moet worden ingeslagen. Want, evenals meer dan eens in de geschiedenis der Kerk, staan wij ook nu tegenover een wereld, die bijna voor het grootste gedeelte in het hei dendom is teruggevallen. Willen deze klassen van menschen wederom in haar geheel worden teruggevoerd tot Christus, dien zij verloochend hebben, dan moeten juist uit hun eigen mid den uitgelezen hulptroepen voor de Kerk ge vormd worden, daar deze met die menschen zelf en hun gansche mentaliteit en strevingen vertrouwd zijn, om aldus met zachte en broe derlijke liefde tot hun hart door te kunnen dringen. De allereerste en naaste apostelen im mers van de arbeiders, moeten arbeiders zijn; de apostelen onder de industrie- en handels kringen echter moeten zelf tot die kringen be- hooren. Aan U vooral is het, Eerbiedwaardige Broe ders, en aan Uw geestelijkheid, om die leeken- apostelen onder arbeiders, en werkgevers met verstandigen ijver te zoeken en uit te kiezen, en dezen behoorlijk te vormen en te onderrich ten. Ongetwijfeld wordt hiermee een moeilijke taak aan de priesters opgelegd, en daarom moe ten allen, die voor den dienst der Kerk worden opgeleid, door een ernstige studie van het sociale vraagstuk worden klaargemaakt, om die taak naar behooren te kunnen vervullen. Die genen echter, welke Gij hiervoor bijzonder zult bestemmen moeten toonen, dat zij met zulk een buitengewoon gevoel voor rechtvaardigheid be zield zijn, dat zij met echt mannelijken moed aan iedereen, die onbillijke eischen of onrecht vaardige daden stelt, weerstand bieden; zij moeten uitmunten door een voorzichtigheid en gematigdheid, die verre van alle uitersten blijft, en vooral doordrongen zijn van de liefde van Christus, welke alleen in staat is, met kracht en tegelijk met zachtheid hart en wil te onder werpen aan de wetten van billijkheid en recht vaardigheid. Wij behoeven er niet aan te twij felen, dat dit de weg is, welke met opgewekt heid moet worden ingeslagen; een gelukkige ondervinding heeft dit reeds meer dan eens be wezen. En wat betreft de beminde Zonen, die tot zulk een grootsche taak zijn uitverkoren, hen vermanen Wij dringend in den Heer, dat zij zich geheel mogen geven aan de vorming der mannen, welke hun zijn toevertrouwd; en bij bet vervullen van dit bij uitstek priesterlijk en apostolisch ambt moeten zij, waar bet te pas komt, gebruik maken van de kracht der christelijke opvoeding, b.v. dbor onderricht der jeugd, bet stichten van christelijke vereenigin- gen, het oprichten van clubs tot verdieping van de kennis volgens de normen van het ge loof. Vooral echter moeten zij een groote hoog achting hebben voor de Geestelijke Oefeningen en deze voortdurend tot heil van de hun toe vertrouwde mannen aanwenden als het kost baarste hulpmiddel tot inwendige vernieuwing en sociaal herstel, zooals Wij in Onze Encycliek „Mens Nostra" (Encycl. Mens Nostra, 20 Dec. 1929) hebben aangetoond; in dit schrijven im mers hebben Wij, behalve van de retraites aan alle mogelijke klassen van leeken, met nadruk melding gemaakt van het allergrootste nut der arbeidersretraites en deze zeer sterk aanbevolen. In die geestelijke school toch worden niet alleen uitstekende christenen maar ook ware aposte len gevormd voor iederen levensstaat, en door het vuur van Jesus' H. Hart in vlam gezet. Uit die school zullen zij te voorschijn treden als eens de Apostelen uit de zaal te Jeruzalem, sterk in het geloof, bevestigd door een onover winnelijke standvastigheid in de vervolgingen, met brandenden ijver bezield en beelemaal erin opgaande om het Rijk van Christus overal uit te breiden. En ja, Juist nu hebben Wij zulke sterke Chris tus-strijders noodig, die zich met al hun kracht eraan geven, de menschheid te behoeden voor de namelooze ellende, waarin zij zou storten, wanneer men met verachting van de Evangeli sche leer, dien toestand de overhand zou laten krijgen, waarin zoowel de natuurwet als de wet van God met voeten worden getreden. Maar de Kerk van Christus, staande op een onwankelbare rots, heeft niets te vreezen, daar zij de zekerheid heeft, dat de poorten der hel haar nooit zullen overweldigen (vgl. Matth. 16, 18)integendeel door de ondervinding der eeuwen heeft zij ervaren dat zij gewoon is uit de hevigste stormen, verjongd en met nieuwen luister getooid, te voorschijn te treden. Maar haar moederhart moet wel sidderen bij de ge dachte aan de ontelbare rampen, waardoor zoo veel duizenden menschen bij zulke hevige stor men zouden geteisterd worden, en vooral bij de gedachte aan de zeer ernstige geestelijke nadeelen, die daaruit zouden voortvloeien en waardoor zooveel door Christus' Bloed vrijge kochte zielen naar een eeuwigen ondergang zouden gevoerd worden. Niets mag daarom onbeproefd worden gela ten, om een zoo groot onheil van de mensche iijke maatschappij af te wenden; hierop moet al ons werken, hierop al onze inspanning, hier op al onze voortdurende en vurige gebeden tot God gericht zijn. Want met Gods hulp hebben wij het lot der menscheiijke maatschappij in onze handen. Laten Wij, Eerbiedwaardige Broeders en dierbare Zonen, toch niet toelaten, dat de kin deren dezer wereld den schijn hebben met meer overleg te handelen dan wij, die door Gods goedheid kinderen zijn des lichts (vgl. Luc. Het zal onzen lezers ongetwijfeld ge noegen doen te vernemen, dat het in onze bedoeling ligt de uiterst verzorgde Nederlandsche vertaling van de nieuwe Encycliek over het sociale vraagstuk: welke thans in onze courant verschijnt, in brochure-vorm uit te geven. De brochure zal op dezelfde wijze wor den uitgegeven als de Encycliek over het Christelijk Huwelijk en 80 bladzij den bevatten. De prijs zal bedragen 30 cent per exemplaar, bij 100 exemplaren 27% cent, bij 250 exemplaren 25 cent, bij 500 exemplaren 22% cent, bij 1000 exempla ren en meer 20 cent. De brochure zal ook in den boekhandel verkrijgbaar zijn. rtE ADMINISTRATIE VAN DE MAASBODE. P.S. Besturen van vereenigingen, Di recteuren van Congregaties enz. worden, als zij een groot aantal exemplaren wil len ontvangen, verzocht dit tijdig aan ons op te geven, opdat wij bij de vast stelling van de oplaag hiermede rekening kunnen houden. 16, 8). Want wij zien, dat zij volgens een wei- overlegd plan een uitgelezen schaar vurige propagandisten vormen, om hunne dwalingen onder alle standen van menschen en in alle streken van heel de wereld dag aan dag ver der en verder te verspreiden. En telkens, wan neer zij een heftiger aanval op de Kerk van Christus ondernemen, zien wij hen alle onder linge oneenigheid afleggen, met groote eens gezindheid een gesloten aanvalsfront vormen en als één sterk geheel al hun krachten in zetten om hun gemeenschappelijk doel te be reiken. Aansporing tot hechte eenheid en eensgezindheid. Voorwaar, iedereen weet, hoevele en hoe groote ondernemingen de onvermoeide ijver der Katholieken op touw zet, zoowel op so ciaal en economisch terrein als op onderwijs- en godsdienstig gebied. Maar deze wonderbare en moeitevolle actie levert dikwijls niet ge noeg resultaat op, omdat de krachten te veel in verschillende richtingen versplinterd wor den. Laten dus alle mannen, die van goeden wil zijn, zich vereenigen, allen, die onder aan voering van de herders der Kerk, dezen goe den en vreedzamen strijd van Christus willen strijden; laten allen zich moeite geven, ieder naar zijn talenten, zijn krachten en zijn plaats in de maatschappij, iets bij te dragen tot het christelijk herstel der menscheiijke samenle ving, hetwelk Leo XIII door Zijn onsterfelijke Encycliek „Rerum Novarum" heeft Ingeluid; niet zichzelf en hun eigen belang moeten zij daarbij zoeken, maar de belangen van Jesus Christus (vgl. Philipp. 2, 21). niet tot eiken prijs hun eigen meeningen trachten door te zet ten, maar bereid zijn daarvan af te zien, hoe goed die ook zijn, wanneer het grooter alge meen welzijn dat schijnt te eischen: opdat in alles en boven alles Christus regeere, Christus heersche, „aan Wien eer en glorie en kracht in de eeuwen der eeuwen". (Openb. 5, 13). En opdat dit gelukkig tot stand moge ko men, schenken Wij aan u allen, Eerbiedwaar dige Broeders en dierbare Zonen, aan allen ook die leden zijt van de groote, ons toever trouwde, Katholieke familie, maar met een bij zondere liefde van Ons hart aan alle arbeiders en andere handwerkslieden, die Ons door de Goddelijke Voorzienigheid hijzonder zijn aan bevolen, en aan de Christelijke werkgevers en ondernemers met vaderlijke toegenegenheid, Onzen Apostolischen Zegen. Gegeven te Rome bij Sint Pietgr, den 15den Mei van het jaar MDCCCCXXXÏ, het tiende van Ons Pausschap. PIUS XI, PAUS. DE K. R. O. H. K. H. Prinses Juliana voor de K.R.O.-microfoon Zaterdag 13 Juni van 2.303.30 uur zal da K.R.O. de tewaterlating van het instructie, vaartuig „Prinses Juliana" op de werf Gideon te Groningen uitzenden. H. K. H. zal die doopplechtigheid. verrichten. Medewerking zal worden verleend door da Harmonie van de Vereenlging „Patrimonium" en door 1200 schoolkindieren. R. K. DuitschlandR. K. Holland De K. R. O. zal op Zondag 21 Juni a.s. des middags van 4.206.00 A. T. uitzenden den voetbalwedstrijd R. K. DuitschlandR. K. Nederland, dlie gespeeld zal wordien in het Stadion te Wupperthal (Elberfeld). VERTAALD DOOR PATER J. VAN LIESHOUT S.J. TE MAASTRICHT. Aan de Administratie van De Maasbode, te Rotterdam. Ondergeteekende verzoekt toezending van exemplaar (aren) van de Nederlandsche vertaling der Encycliek „Quadragesimo Anno" over het sociale vraagstuk, in brochurevorm, tegen den prijs van 30 cent per stuk, bij 100 ex. 27% cent, bij 250 ex. 25 cent, bjj 500 ex. 22% cent, bjj 1000 exemplaren of meer 20 cent. Naam Woonplaats N.B. Men gelieve bij bestelling het verschuldigde bedrag bij te voegen of ons dit gelijktijdig per postwissel of door storting op onze Girorekening no. 11735 over te maken, waarna toezending onmiddellijk na verschijnen zal volgen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 5