IN DE SCHADUW VAN DEN
MARCUSLEEUW.
HET OPENLUCHTSPEL
DE LAATSTE ONTDEKKINGEN OP DE
ATHEENSCHE AKROPOLIS.
DONDERDAG 2 JULI 193Ï
BIJ DE ENGELSCHE LIBERALEN.
Steeds nieuwe verliezen.
FABRIEKSBRAND TE LONDEN.
DE HERTOG VAN AOSTA.
NIEUWE BELGISCHE MUNT-
STUKKEN.
AARDBEVING.
EEN OPAAL VAN 711 KARAAT.
EEN KIJKSTUK ZONDER VEEL
DRAMATISCHE SPANNING.
DE MUZIEK.
Ps
.....J
BIJ DEN DOOD VAN POL DE MONT
I
door
Prof. Dr. F. J. DE WAELE.
Indien Athene het Mekka is voor den klas-
siek-ontwikkekie en voor den archaeoloog, is de
Akropolis en vooral het Parthenoon ais het
•ware de heilige Kaaba. En wanneer het elec-
trisch trammetje je van Pirens naar Athene
brengt, kijk je reikhalzend uit, wanneer de
welbekende silhouette van den burcht der godin
tegen den achtergrond van den kalen Hymet-
to® oprijst. Bij mijn terugkeer is de Akropolis
een stuk rijker geworden en merkwaardiger
wijze moet ik bij deze archaeologiscihe gebeur
tenis terugdenken aan den Vemetiaansehen
Marcusleeuw en de heldendaden van doge
Francesco Morosini.
Ik zal niet herhalen, hoe het Parthenoon in
de 5de eeuw tot een christelijke kerk, in den
tijd der kruistochten tot een Frankisch heilig
dom, in den lateren Turken-tijd tot een moskee
werd veranderd. Al deze wijzigingen lieten aan
den meest beroemden tempel der Grieksche
kunst zijn algemeens trekken bewaren en be
trekkelijk weinig werd verwoest om het hei-
densch gebouw aan de verschillende kultus-
eischen aan te passen.
Bij de eerste wijziging toen de Athena
tempel tot de kerk van de Moeder Gods werd
omgeschapen en in het Oostelijk gedeelte een
apsis moest aangebracht worden, viel natuur
lijk het centraal gedeelte van den voorgevel ten
offer aan deze veranderingen. De oostgevel aan
de zijde van den ingang, de westgevel daaren
tegen aan de zijde van het opisthodoom (het
„achter-huis"); ten westen der Akropolis be
vond zich de monumentale ingang der propy
leen.
We moeten het echter over de gevels hebben.
Bedekt men een rechthoekig gebouw met een za
deldak, dan ontstaan natuurlijk aan de korte
zijden twee driehoeken, die de Grieken vulden
met een reeks voorstellingen, waarvan de
hoogste zich in het midden, de laagste zich in
de uithoeken bevonden. In den oostelijken
gevel van het Parthenoon was de geboorte van
Athene uit het hoofd van Zeus voorgesteld. Het
grootste gedeelte van de middengroep is ver
woest in de 6e eeuw toen de apsis der byzan-
tijnsche kerk gebouwd werd, wat rechts en
links van deze groep nog was overgebleven na
al de rampen die, in de dentien daarop volgen
de eeuwen over het Parthenoon zijn neergeko
men, heeft Lord Elgin in veiligheid gebracht,
de meesten zeggen: geroofd: het berust thans
in het British Museum. Laten we niet oordee-
len of vero-ordeelen: ongetwijfeld hooren de
skulpturen thuis te Athene en niet te Londen,
maar anderzijds zou het voor de strenge rech
ters van lord Elgin's daad nuttig zijn eens te
lezen wat omstreeks 1820 op de Akropolis ge
beurde, waar de Turksche bezetting uit louter
vandalisme er een eer in stelde de skulpturen
eenvoudig met de kolven van hun geweren stuk
te slaan. Dat ze hoog aangebracht waren, vorm
de geen beletsel: (fcs te heerlijker was het voor
den Turkschen soldaat om zoo hoog te klau
teren. Hoe men er ook over oordeele, de skulp
turen zijn en blijven te Londen en de drie
„Moirai" liggen er even nonchalant In de „fogs"
van London als ze eertijds onder die blakende
zon van Hellas lagen.
Maar laten we den oostgevel met rust. De
westgevel vraagt al onze aandacht vandaag. In
den westgevel stond de heerlijke mythe van het
land van Attica in de nobele vormen van de
kunst der 5e eeuw v. C. weergegeven. Hier
had Pheidias en zijn atelier den twisit voorge
steld tusschen Athene en Poseidoon om het be
zit van Attika. De eerste beloofde het paard
de andere den olijfboom. In het midden van het
gevelveld stond de olijfboom, links Athena met
haar wagen en de Overwinning als haar wagen
menner, rechts Poseidoon, wiens vrouw Am-
phithrite als wagenmenner dienst deed. Links
en rechts waren goden en heroën, als toeschou
wers, misschien verpensoonlijkingen van het
Attische landschap of het Attische volk. Ze
stonden, zaten neer, hurkten of lagen languit
uitgestrekt naarmate de gevel naar 't uiteinde
toe liep en ruimte voor de figuren bood. Natuur
lijk is er in den loop der tijden door onbe
kende omstandigheden hier en daar schade ge
komen aan het beeldhouwwerk.
Op het eind der 17e eeuw in 1674 bezocht de
Fransche markies de Nointel Athene en de
Akropolis. In zijn gevolg was een bekwaam
teekenaar, die zoo sterk getroffen was door de
voortreffelijkheid van de gevelvelden, dat hij
ze, zoo goed en zoo kwaad als het ging, tee-
kende. Wie d-e teekenaar precies was, staat nog
niet vast. Algemeen meende men vroeger dat
het Jacques Carrey was, een schilder van
Troyes. Thans geven Fransche historici de eer
aan een Vlaamsch teekenaar in Fransehen
dienst, Rombout Faidherbe. Hoe het ook zij, de
teekeningen van 1674 zijn voor ons de bijzon
derste historische bron.
Twee jaar later werd door de Engelsche rei
zigers Spon en Wheler een voortreffelijke be
schrijving gegeven van de Atheensehe monu
menten der Akropolis, zooveel te waardevoller
als 10 jaar later de katastrophe over 't Parthe
noon zou neerkomen. Venetië en Turkije had
den het voor den zooveelsten keer met mekaar
aan den stok over bezittingen in Griekenland.
De doge Francesco Morosini zelf was bevel
hebber en met behulp van Duitsche kontingen-
ten onder den graaf Königsmark sloeg hij het
beleg voor Athene. De Turken verdedigden zich
hardnekkig. Het mooie tempeltje van de onge
vleugelde Overwinning, dat- men thans op een
vooruitstekend gedeelte der Akropolis bewon
dert, en waarvan de voortreffelijk gebeeld
houwde balustrade in het Akropoltsmuseum
berust, werd voor de belegerden een steen
groeve, waarmee zij een nieuw bastion bouw
den.
Een van de eerste daden na de Grieksche on
afhankelijkheid was het opnieuw optrekken van
het tempeltje, met de stukken uit het Turksch
bastion. 26 September 1687 gebeurde het: de
Venebianen schoten een obus in het Parthe
noon, vlak in het kruitmagazijn der Turken.
Het heele middenstuk van den tempel werd
uiteengeslagen: het tempelgebouw zelf, het dak
en vooral de zuilen, die 250 jaren trommel ach
ter trommel gelegen hebben en hun verrijzenis
beleefd hebben in 1930, het jubeljaar van
Hellas' vrijheid. De gevelvelden zelf waren niet
gewond, maar dat kwam. Doge Morosini
wilde niet ten achter blijven hij doge Dandolo,
zijn voorganger van vijf eeuwen vroeger. U
herinnert zich wel: de paarden.
De Venetianen schijnen erg veel op te heb
ben met paarden: Dandolo schonk aan zijn stad
de vier mooie Grieksche paarden in brons, die
thans boven den ingang van San Maroo staan,
en Verroccliio zorgde voor een prachtbeest voor
Ool'leonl. In het misschien het heimwee voor
paardengetrappel, dat de stad der gondels
haast nooit binnen zijn muren hoort? In ieder
geval, Morosini zag paarden en een wagen erbij.
Zij konden concurreeren met de bronzen dieren
yan 1204, maar dat wist de militair niet. Het
Het zittend vrouwenbeeld, door R. Car
penter als een der Parthenoonfiguren
herkend.
was hem om den buit en 't beest te doen. In
den westgevel stonden er mensohen en dieren
en wagens genoeg om alle kerken van Venetië
te bedeelen. Helaas, de heele onderneming
mislukte, en vooral de wagen van Poseidon
viel te pletter op de harde Akropolisrots. De
stukken bleven liggen, totdat andere plunde
raars kwamen. Cboiseul-Gouffier, een man
met smaak, kreeg in zijn bezit het mooiste
stuk van de groote fries die rondom de tem-
pelcella liep en de groote processie voorstelde.
Het is de reliefiplaat met de Atheensehe
meisjes, een meesterstuk van kunst en har
monie, het baste reliefstuk in het Louvre-
museum.
Het Westen kreeg nu den smaak der an
tieke kunst te pakken. De reizigers der 18de
eeuw bezochten antieke steden en ruïnen,
Winckelmann had zijn „Geschiedenis der
Kunst" geschreven en antieke stukken werden
natuurlijk als curiositeiten in de paledzen
der Italiaansche nobelen en in de country-
houses in Engeland als familiestukken op
geborgen. Hebben we niet de Odysseia kunnen
vervolgen van een der mooiste koppen eener
Parthenoonmetope te Londen, die via een Ve-
netiaanseh soldaat, een metselaar, een officier,
een opkooper en een antiquair in het museum
ta Kopen-hagen en later te Londen is gekomen?
Toen verscheen Lord Elgin ten tooneele. Hij
was gewapend met Engelsch goud en met een
firman van den Sultan, „om eenige steenen
met beeldwerk van de Akropolis mee te ne
men". Het begrip „eenige" is rekbaar. Meto
pen met reliefs, stukken van het Erecbthelon,
ja zelfs een Karyatide en een zuil van den
tempel werden met bestemming voor Londen
ingesoheept. Wat nog rechtstond in den oost
gevel van het Parthenoon (waaruit reeds in
de 6e eeuw de centrale groep verdwenen was)
en stukken uit den westgevel gingen mee. Zoo
heeft Londen het m-^ste, Athene het kleinere
gedeelte van het beroemde Pheidiasisehe beeld
houwwerk.
Sedert 100 jaar heeft men geleidelijk de
Akropolis onderzocht en schoongemaakt. Geen
hoekje of steen ik zeg thans: bijna geen
hoekje of steen of het werd onderzocht, op
gemeten. bestudeerd, bediscussieerd en met een
of ander artikel of 'boek bedacht. Op de Akro
polis zelf staat een klein museum en een zaal
waarin de „uitschot" wordt opgeborgen. Zelfs
die uitschot is geregistreerd, en dat zijn ook
de beeldbouwstukken, die „buiten" 't museum
liggen, omdat bet niet de moeite loont alle
steenen onder dak te brengen. Wie nu de
trappen afdaalde het museum ligt in een
diepte zag daar een twintigtal resten van
skulptuur: het waardelooze.
Iedereen, toerist en abonaé, had haast om
daarbinnen te zijn. Een paar weken geleden
bleef de directeur van een der arcbaeologisohe
scholen, Rhys Carpenter, voor één der „waar
delooze" stukken staan. Een eerste onderzoek:
Pentelisch marmer. Dan: schoonmaken van
modder, klei, spinnewebben en varia. Het stak
omkeeTen. Stijl van den besten tijd: 5e eeuw.
Gelijkenis met een bekend stuk uit het Bri
tish museum. Plooien, houding, bewerking
Partbenoonstijl. En ten slotte: de teekeningen
van 1674. Ja, waarachtig, daar zit ze: figuur
in den rechter hoek van den westgevel.
Een van de werken van Pheidias had dertig
jaar en meer als een vuig stuk marmer, als
een arcliaeologische Lazarus voor de poort
van het museum gelegen, zonder dat iemand
zich over hem ontfermd had. Maar die Laza
rus berust thans op een eereplaats in het
museum. Zijn lijdensgeschiedenis begon met
de hebzucht van doge Morosini: in 1689 moet
het beeld, bij de roofpogingén der Venetianen,
neergestort zijn en spoedig onder puin begra
ven. Het ontsnapte aan LoTd Elgin, maar werd
'bij het schoonmaken der Akropolis van allen
m-iddeneeuwschen en Turkschen aanwas, niet
ala het koningskind herkend en -bleef wach
ten Bekijk nu het beeld zelf. Het is het
benedenstuk van een vrouw, gekleed in „chi-
toon", die aan de voeten vafl onder het ,/hima-
■tion" uitkomt. Een spel van diagonale, gol
vende lijnen verbindt de twee knieën, terwijl
de chitoonplooien verticaal afhangen. Waar
schijnlijk te oordeelen naar de „Moira" in
■het British Museum was de rechter arm
opgeheven en steunde de linker arm op het
been. Identificatie is natuurlijk onmogelijk,
te meer daar de beelden van het gevelveld
vrij onvolledig bewaard zijn. Ja, tot voor eeni-
gen tijd was de compositie niet zoo heel
klaar, niettegenstaande de teekeningen der
17e eeuw.
Op een andere wijze heeft Carpenter onze
kennis van het pheidiasisehe meesterwerk ver
meerderd. Na zijn ontdekking op de Akropolis
heeft hij een reeks van vijf kleine standbeel
den bijna onbekend in het museum te
Eleusis nader bestudeerd en uit die studie
bleek, dat we hier te doen hadden met an
tieke afbeeldingen van den betreffenden Par-
thenoongevel. Het eene stel Krekrops v-oor, een
an-deT zijn dochter. Het derde beeld vertoont
een sterke gelijkenis met het pas ontdekte.
Ook bet vierde en vijfde konden thans als ko
pieën van geveistukken geïdentificeerd wor
den.
Een gelukkige vondst schijnt nooit alleen te
komen. In diezelfde dagen klauterde mijn col
lega Broneer tegen de noordhelling der Akro
polis op, vlak onder de trommels van. den
tempel, die:. Perzen in 480 verwoestten en
waarvan de Ath-eners als herinnering aan de
wandaad der barbaren de zuiltrommels in de
'burohtmuren der Akropolis inmetselden. Een
inscriptie vinden te Athene is niets buiten
gewoons, maar een bijna onleesbare inscriptie
ontdekken en ontcijferen, tot het bestaan van
een heiligdom besluiten, en na een vrij lastig
ar chaeolog isch onderzoek inderdaad op de
Akropolis de reeten van een nieuw, tot nog
toe onbekend heiligdom aan Aphrodite en
Broos vinden, dat verdient wel een bijzondere
vermelding. Vooral is het belangrijk, daar al
dus een totnogtoe onduidelijke passus van den
reiziger, der 2e eeuw n.Chr., Pausanias, vol
komen duidelijk wordt. Ook werd daardoor
onze kennis van den Atheenscben kalender
verrijkt, want we weten nu dat op den vierden
dag van de maand Mounichion ongeveer 25
April te Athene een groot feest van Etoos
werd gevierd.
Heeft de Akropolis reeds alles gegeven, wat
zij geven kon We weten het niet. Vondsten
als de pas vermelde, laten het sterk betwijfe
len. En wie er belang in stelt, dat onze ken
nis van vroegere tijden en menschen grooter
wordt, zal zich verheugen in iedere kleine
vondst. Waar problemen en discussies ont
staan, zijn zelfs de vechtlnstigen onzer archae-
oïogen hun dankbaar, die uit heele stukken
scherven en ruïnen hebben gemaakt. Ik heb
zelfs eenmaal mijn toorn in dankbaarheid voor
een nieuw probleem, laten overgaan, toen een
van mijn werklieden een antiek kruikje in
tientallen scherfjes sloeg, met de motiveering,
dat de „klrios" hem gezegd had, dat bij alle
kleine scherfjes moest verzamelen. En indien
we om „problemen" dankbaar moeten zijn,
geven we dan een eervolle vermelding aan wie
ze maakten: Hunnen en Gothen, den hamer
der Ikonoklasten en het kromzwaard der Tur
ken, en wat otnzen Paxthenoongevel betreft
den klauw van den Vemetiaansehen Marcus
leeuw.
Naar uit Londen wordt gemeld, heeft burg
graaf Allendale, de penningmeester van de li
berale partij, als zoodanig bedankt en is uit
do partij getreden. Aanleiding tot zijn besluit
-is zijn ontevredenheid -met d-e leiding van
Lloyd George.
Echter verklaarde hij, dat hij aan de begin
selen van de liberale partij vasthoudt en deze
ook in de toekomst zal verdedigen.
Ook de heer Collin Stratton-Hattette uit
Porthmouth, die tijdens de laatste verkiezingen
candidaat voor een zetel was, is uit de liberale
partij getreden. Hij heeft zich ter beschibkin,
van de conservatieve partij gesteld.
LONDEN, 30 Juni. (H.N.) Vanmorgen is
-door een g.rooten brand een meubelfabriek, die
-dicht bij het Bartokuneus-zieken'huis in bet
•hart van de City gelegen was, verwoest.
Het vuur vond in de groote houtvoorraden
rijkelijk voedsel, zoodat binnen enkele uren de
geheele fabriek neg slechts één rockende puin
hoop was.
De brandweer, die met groot materiaal was
uitgerukt en met 16 stralen het vuur bestreed,
-m-oest er zich in hoofdzaak toe beperken, de
naburige loodsen te beeohermen.
Volgens een B.T.A.-telegram uit Turijn is de
toestand van den hertog van Aosta, uiterst cri-
tiek. Een na-der telegram maakt intussohen
melding van een lichte verbetering in den toe
stand.
DE EX-KONINGIN VAN SPANJE
NAAR LONDEN/
De ex-koningin van Spanje is Dinsdagavond
van Parijs te Londen aangekomen. Aan het
station werd zij verwelkomd door prinses
Beatrice, ex-koning Alfonso en vele anderen
De ex-koningin heeft zich met Don Alfonso
naar het Kensington Palace begeven.
EINDELIJK OPGESPOORD.
BERLIJN, 1 Juli (V.D.) Naar de „B. Z."
meldt, is Dinsdagavond op het station Quai
d'Orsay te Parijs gearresteerd, Hiltrud Breil,
de 16-jarige dochter van den Beriijnachen por
tretschilder Breil, die sinds September van het
vorige jaar met den jongen baron von Hodeo
berg en diens moeder uit Berlijn was verdwe
nen en op het punt stond naar Son Sebastian
te vertrekken.
Baron von Hodenberg, die in haar gezelschap
was, werd in arrest gesteld.
De opsporing was zoo moeilijk, doordat het
m-edsje steeds onder een anderen naam reisde.
DE UNIVERSITEIT VAN M NCHEN
GESLOTEN
Tijdens het college van prof. dr. Nawiasky
hebben zich gisteren te Mümchen ordeverstorin
gen voorgedaan. De naitionaal-sooiaUsitische
studenten organiseerden voor de aula een mani
festatie. De beambten van het undverst«i tag©,
bouw zagen zich genoodzaakt, de hulp der
politie in te roepen, die de studenten met den
gummistok uiteen dreef.
De universiteit werd door den senaat tot
nader order g-ealoten.
Onze Brusselsehe correspondent meldt:
Van de nieuw© Belgische muntstukken van
4 Belga's of 20 frs. heeft de Munt Dinsdag
een eerste zending aan de Nationale Bank ge
zonden. Het muntstuk draagt de beeltenis van
den koning, volgens een bas-relief van Bon-
temps en aan de keerzijde het wapen van Bel
gië, door De Vreese ontworpen.
Het is van dezelfde grootte als het voor-
oorlogsche 5 francsstuk, doch weegt maar 20
gram.
MOSKOU, 30 Juni (V.D.) Het observatorium
te Pulkowo deelt mede, dat de aldaar opge
stelde seismografem een krachtige aardbeving
hebben opgeteekend, waarvan het centrum moet
liggen in Japan of op de Koerillen-eilanden.
CANBERRA, 1 Juli. (R.O.) Op de Lightning
Ridge is een zwarte opaai gevonden, de grootste
en zeldzaamste vermoedelijk, dien men tot dus
ver ooit zag. De steen -heeft een gewicht van
711 karaat.
Vóór ons staat het majestueuze witte gebouw,
dat de symbolische samenvatting is der Mexi-
caansche stad, en dat straks den achtergrond
zal vormen van het openluchtspel, dat de
Utrechtsche studenten te zien zullen geven. De
witte massa wordt wat verlevendigd door een
gestyleerde karteling der contouren en door de
invoeging van eenige grijze vlakken in den
blanken muur.
De meeste toeschouwers weten min of meer
v/at af van de dingen, die komen zullen. Er is
veel geschreven en gesproken over den ,zin"
van het te vertoonen kijkspel en de optredende
figuren waren al weken te voren op prentbrief
kaarten afgebeeld.
Men wist het: een zinvol kijkspeldat
wilde de heer J. Dhont, de medische student,
toen hij het schema voor zijn openluchtspel
ontwierp. De „zin" zou worden gevormd door
de mythe van den veroveraar-, de tragiek van
den idealist ischen conquistador, voor wien de
Azteker-cultuur van Mexico de lokkende heil
staat was, in zijn strijd tegen de goudzucht der
Spaansche soldaten en tegen de padres uit zijn
gevolg, die zooals de schrijver uitdrukte in een
paraphrase op zijn werk, alles „vergeten voor
een bekeeringszuoht, die zijn bevrediging zocht
in een formeel onderwerpingsgebaar, verkregen
onder welke omstandigheden ook". Cortez slaat
geen acht op den glans van het goud, en ziet
in de zendelingen niet de brengers van het
eenige heil, hij wil zich in Utopia uitleven, en
hier in dit groote schoon© land uitstrekken zijn
krachtige armen, die in het enge Spanje maar
tegen de wandern zouden slaan. De soldaten en
de padres zijn in hun strevingen, onderschei
denlijk van instinct en onderwerping, niet te
remmen, en als twee zware steenen aan zijn
ongeduldige vleugels trekken zij Oortez omlaag,
tot hij in den onontkoombaren ondergang neer
valt.
De opvatting van Oortez' krijgstocht heeft
met de werkelijke historie niets te maken. Deze
is voor den schrijver een aanleiding geweest
en zijn verschafte hem slechts in zooverre een
situatie, als het gold de confrontatie van de
westersohe wereld m-et een exotische beschaving.
Maar allerminst beteekende de werkelijkheid
der feiten een duurzaam hou-vast hij de compo
sitie van het „zinvol kijkspel", ofschoon de
visueele pretenties in een zwierigen kleurenrijk
dom van de gewaden, waarvan de dragers hier
het conflict te weeg brengen, een overvloedige
bron moesten vinden.
Het spel draagt dus geen geschiedkundig
karakter, ook niet dat van een historischen
roman. De archieven brachten alleen het „ver-
beeldingsimaterlaal" aan.
Wanneer wij ons onaangenaam getroffen
zouden gevoelen door de hatelijke beteekenis,
welke aan het willen en werken der pa-dres
wordt gehecht, dan hebben wij eerst dus wel
te bedenken, dat er hier ook niet van een anti
papistische. geschiedvervalsching sprake is
een overweging, die d-e heer Dhont al direct
huiten gevecht heeft gesteld door in zijn inlei
ding de feitelijke historie weer te geven en
bierbij den Spaanschen priesters, met name Las
Casas, de eer te verleenen die hun toekomt juist
als de bestrijders van Cortez' fanatiek en hoogst
onberaden optreden tegen de wreede eischen
van den Mexicaansohen ©eredienst.
De heer Dhont heeft derhalve slechts een
spel willen construeeren, waarin een conflict
Voor de spanning zou moeten zorgen de strijd
van den enkeling tegen den geest van zijn tijd
of tegen de remmen zijner omgeving, en het
ongevormde materiaal der geschiedenis kwam
uit het bewerkingsproces te voorschijn als een
Dieuwe, zelfstandige „mythe van den ver
overaar", een lied van alle tijden. Wij moeten
ook open oog houden voor de epische eischen
van he-t toon eel, b.v. een symmetrie, zich afspe
lend op het gestyleerd décor Cortez tegen
over Montezuma en daarnaast de soldaten en
de padres, beide groepen met haar eigen bijzon
dere verlangens. De ontwerper heeft toch ook
zelf verklaard, dat er geen slechter tendenzstuk
ig dan het openluchtspel en het niet de taak
is van een dergelijk spel om het vervoermiddel
van de Waarheid, laat staan dat tót de Waar
heid te zijn.
Wat den teohnischen opzet van het spel
betreft, het streven van den heer D'hont om
een zinrijk kijkspel te scheppen, bracht hem
eT toe meer scenario- dan tekstschrijver te
worden. De enkele zinnen vormden dus een der
vele requisieten, een hulpmiddel in de hand van
den regisseur, aan wien ook de componist en
de choreograaf ondergeschikt waren gemaakt,
en wiens voornaamste instrument die „scenische
handeling" moest blijven, welke door een bewe
gingsspel tot het centrale uitdrukkingsmiddel
werd verheven.
Op de tribunes aan dm Vossegatsche dijk
heeft men Dinsdagavond inderdaad een zinvo-l
kijkspel kunnen aanschouwen. Maar wie zich
neerzet om zijn herinneringen critisch te for
muleeren, ziet telkens weer de betooveren de
kleeder- en kleurenpracht voor zich verschij
nen, terwijl hem geheel geen droefenis over
het lot voor den gevallen veroveraar heeft ge-
grepen. Men heeft gekeken en bekeken. Prach
tige figuren vertoonden de zinvolle handeling,
maar in onze ven-rukkimg over de uiterlijke
pracht van'het spel, liet ons de tragiek van
het geval vrijwel koud. De schrijver heeft het
zoo gewild, zal men zeggen. Goed, maar dan
laat zich ook veler opmerking, rechtvaardigen,
dat vijf jaar terug het Egyptische spel „Ichna-
ton" veel boeiend er was.
Er heeft zich dus een kijkspel voor ons ont
rold met vele schoon© momenten en een rijke
montage. Bn wanneer wij er ons bij neerleg
gen, dat die schrijver dit als modern openlucht
spel het meest aanvaardbaar acht, dan kunnen
wij deze eerste opvoering over het algemeen
als een succes beschouwen.
Nog staat de witte stad in vlekke-looze ma
jesteit vóór ons, als links van bet terrein
Spaansche ruiters en voetknechten met lange
speren verschijnen en geheel ter zijde van hen
de starre padres met hun wiltt© toga's en zwar
te mantels, de kruisen dragend tot voor het
nieuwe land. Dan verschijnt Hermando Cortez
op zijn schimmel. Een zwarte puntbaard om
geeft zijn fier gelaat, de borst is verborgen
onder een glinsterend harnas en zwierig hangt
om de breed© schouders een mantel van zwart
en rood. Hij beschouwt de vreemde stad en
allen met hem. Maar als de soldaten en de
priesters de poort willen betreden, houdt zijn
gebaren hen terug. Dan komen geheel boven
aan de booge trap Mexicanen te voorschijn.
Langzamerhand groeit hun bonte, schilder
achtige groep tot een overweldigend leger van
hovelingen en onderdanen aan. Montezuma is
onder hen, fel schittert het goud van zijn helm,
groene pluimen versieren zijn sitrakkem kop en
een lange wijde mantel omhult zijn statige
schreden. Als een haan vol macht en glorie
blijft hij onberoerbaar bet brandpunt aller
blikken.
Het ballet der prinsen, der Mexlcaamsche
mannen en vrouwen (georganiseerd door D-arja
Collin) brengt levendiger beweging in de weel
de der kleuren. Cortez bewondert dit vreemde
spel, het is voor hem de openbaring van een
nieuwe werkelijkheid, terwijl de krijgslieden
en de priesters de vervoering van den ver
overaar niet d-eelen; zij roepen, hem terug:
Cortèz! Cortèz! Cortèz! Dit gedeelte van. het
spel biedt wel de mooiste momenten. Alle man
schappen zijn er voor gemobiliseerd. Spanjaar
den staan tegenover de Mexicanen, die de
muren nog bezitten, en men is geneigd met
Cortèz mee te leven, als hij door verrukking
getroffen wordt door al die overdaad, als die
groote, bronzen verschijningen, die uitgedost
zijn als de schoonste vogels der schepping.
De veroveraar bezwijkt ten slotte voor de
kreten, die terwille van het goud en. ter wille
van het kruis worden geslaakt. Cortez vraagt
nu in naam der soldaten en der padres om
goud en onderwerping aan het kruis. Bn als
Montezuma in antwoord hierop zijn prinsen
offert, keert een van dezen zich tegen zijn
vorst om hem te dooden. Montezuma's sterven
ontneemt voor Cortez aan de stad alle bekoren
de bet eekeniis. Maar de begeerige soldaten en
padres mogen er geen bezit van nemen! Zij
zouden die vreemde ontvoogde wereld volko
men verderven. Hij dreigt, hem met de Mexi
canen zelf te verjagen, maar dezen blijven
zwijgen en ondermijnen aldus de kracht van
Cortez' uiterste poging. De gepantserde® trek.
ken nu de stad triumphantelijk binnen, en ach
ter hem volgen de strenge figuren met hun
zwarte kruisen. Cortez strompelt als de versla-
gene langs de muren weg. Zijn ondergang
vindit een bekrachtiging en symbool in den
smook, die boven een brandende stad opkron-
kelt.
Wat ons zelfs bij de meest royale houding
tegenover dit kijkspel als een gemis blijft voor
komen, dat is de onmogelijkheid hem ook in de
fijnere nuances van zijn bedoelingen te volgen.
Wanneer men de verklaring van het scenario
dóórleest, ontdekt men heel veel meer stem
mingen en situaties, dan de opvoering hem,
die zijn toelichting thuis had gelaten, wist te
toornen. Is dit de schuld van den schrijver, die
opzettelijk zoo weinig tekst door het geheel
vlocht? Het zou ook den regisseur verweten
kunnen worden, maar Saaiborn had in dit
stuk, waarin de beweging het voornaamste uit
drukkingsmiddel was. al zooveel voor zijn reke
ning genomen. Sommige tooneelen, die van
feitelijk belang waren, zooals hat offeren der
prinsen, geschiedden zóó „terloops", dat zij
vrijwel aan een led-er ontgingen. Het dunkt
ons overigens, dat het niet van een „kijkspel",
al moet het zinrijk zijn, te vergen is, een zeer
genuanceerde weergave van zijn sententies te
bieden.
Maar afgezien van dit alles, had hier en daar
meer actie kunnen ontwikkeld. Gedragenheid
was bij het afdalen der hooge trappen van im-
poneerende werking, maar de dood van Monte
zuma bracht zichtbaar niet veel te weeg. Als
wij in de verklaring lezen, dat „de dood van
Montezuma is als een barst, die door het
kristal schiet, wanneer het zich door zijn hard-
h-eid tegen den stoot verzet", dan willen wij
door wat te zien (want het „zien" zal het
„zeggen" zijn) ook wat van de onmiddellijke
reactie op het ontzettende feit van Montezu
ma's dood bemerken. Bn nu praten wij nog
niet eens van een ondergaan der tragische
catastrophe; een dergelijken eisch schakelen
wij uit, als wij ons vastklampen -aan het begrip
kijkspel". Nog een paar verwonderde vragen:
Waar was Cortez na Montezuma's dood in eens
gebleven? Niemand had hem weg zien gaan.
En was het wel juist het overwonnen volk een
brandende stad in te laten trekken?
De heer Dhont heeft er ergens op gewezen,
dat zijn tekst niet als het „schoon© woord"
moest worden behandeld. Wij kunnen dat aan-
nemen, voorzoover hij zich zelf tot een zake
lijke mededeeliing heeft beperkt, maar mag bij
wel alle litteraire critiek bij voorbaat uitslui
ten als hij Cortez b.v. laat zeggen: „Beroering
maakt dit visioen tot griffioen, diie in de oogen
vreet".
Wij hebben de opvoering van Oortez dus
als de weergave van een kleurig kijkspel
met eenigen zin tot onze voldoening bijge
woond, al kon veel van wat de scenario-schrij.
ver in zijn breed opgezet en wel doordacht stuk
had verwerkt niet tot uitdrukking komen.
Saalbom kan met vreugde op zijn werk terug
zien en ongetwijfeld zal de hoofdpersoon, ver
tolkt door den heer H. L. van dier Wijck, met
zijn klare stem, zijn kranige houding en zijn
toegewijd, verdienstelijk spel ook hem van te-
vredenheid vervullen.
De geniie heeft (het spel voltrok zich van
kwart voor elf tot kwart voor twaalf) met haar
schijnwerpers voor de verlichting gezorgd, door
op -aanwijzing van de spelleidiing dien persoon
en die groep, welke op een bepaald oogenblik
scenisch domineerde, bijzonder naar voren te
halen.
De muziek bij het Utrechtsche openluchtspel
is geschreven door mr. Guillaume Landré, den
zoon van den componist Willem Landré. Hij is
een leerling van Willem Pijper en van hem
werden reeds eenige malen composities uitge
voerd, die alle wezen op een zeer „moderne"
instelling, op renoveerende opvattingen in het
gebied der harmoniek vooral. Guiiaume Landré
v x *Sr
V X/A'
Gerard Meusen herdacht zijn 40-jarig
tooneel-jubilé met „De macht der verbeel
ding" in Valkenburgs Openlucht-theater.
Jhr. H. L. van Wijck, de hoofdfiguur uit
het openluchtspel.
is één der talentvolste vertegenwoordigers der
zch ontwikkelende school van jonge Nederland-
sche componisten.
Blijkens zijn uiteenzetting, gegeven in het
boek „Mythe van den Veroveraar", dat de be
langstelenden van te voren over den zin en
de feiten van het hoofdnummer der lustrum-
viering inlichtte, bleek Landré de juiste opvat
ting te huldigen, dat de muzlek biJ een open.
luchtspel in de eerste piaats juist datgene
heeft aan te vullen, wat de spelers onmogelijk
brengen kunnen, zij moet de handeling op be
paalde plaatsen onderstreepen. elfstandig, sym-
phonisch mag zij niet worden, zy moet zich tot
illustreeren bepalen, de zaak niet complicee-
ren, maar integendeel het geheel begrijpeijjekr
maken.
Zich baseerende op deze opvattingen, zoekt
Landré ook naar een uitdrukkingswijze die"het
meeste effect sorteert. En hij vond die ia
partituur uitsluitend voor koperen blaasinstru
menten, waarvan de klank overal goed waar
neembaar is.
We hoorden dus gisteravond een „fanfare",
al was het een bijzondere, n.l. een die als volgt
bleek bezet: 3 cornets d piston, 9 trompetten,
12 hoorns, 2 tenorhoorns en 9 trombones, als
mede slaginstrumenten.
Landré beeft met deze bezetting een uitste
kend effect weten te bereiken. Zijn themas zijn
kort en praegnant, hij siert niets op, verwart
niets, tracht ook niet twijfelachtige Spaansche
of Mexicaansche sfeertjes te scheppen door te
zoeken naar motieven klankmelanges uit de
desbetreffende beschavingen, voor zoover die-
te reconstrueeren mochten zijn.
Maar met dat al weet hij (en daarom is zijn
muziek zoozeer geslaagd) de spanning in het
spel te verhoogeu. Waar de handeling, indien
men hier van spreken kan, wegebt, waar de
dramatische spanning ontbreekt, treedt de mu
ziek soms bepaald als stimulans op. Hij slaagt
hierin alleen niet in het lange andante waarmee
de afdaling der Mexicaansche edelen en burgers
wordt geïllustreerd.
De aanvang was fraai, maar bij het zich-
ontplooien der massa's treedt hij in herhalingen
die wat monotoon zijn. Zeer goed is daarentegen
de dansmuziek voor het Indiaansche volk,
vooral waar zij observeerend zich versnelt en
verhevigt, tegen het slot. Sterke effecten be
reikt hij ook na den dood van Montezuma, als
Cortez In conflict komt met zijn eigen volk.
aangeduid in een fagatischen opzet, en voorts
in de felle fanfare ais het volk van Mexico plot
seling Cortez den rug toekeert.
Deze muziek bleek geschreven uit een helder
bewustzijn van de aan scène-muziek te stellen
eischen.
Zij werd onder leiding -van den componist
knap uitgevoerd door leden van het Utr. Stede
lijk Orchest en militaire musici uit Amersfoort.
Onze Brusselsehe correspondent meldt ons:
Het plotseling overlijden, in. een hotelkamer
te Berlijn, van den Vlaamschen letterkundige
Pol de Mont, waarvan wij in onze vorige editie
melding maakten, is in het Vlaamsehe land
met algemeene deelneming vernomen.
Karei Maria Polydoor de Mont, werd op 15
April 1S57 in het Brabantsche dorp Wambeke
geboren
Van jongsaf aan deed hij zich kennen als een
lyrisch dichter van groot talent, die zich had
aangesloten bij de Nederlandsche letterkundige
beweging van 1880. Hij promoveerde in de wijs
begeerte en de letteren en later ook in de rech
ten, te Leuven.
Van 1880 tot 1882 was hij leeraar in Neder-
land aan 't Kaninkl atheneum van de Waalsche
stad Doomijik. Vandaar kwam hij in dezelfde
hoedanigheid naar Antwerpen. Voor den oorlog
was hij hoofdconservator van het muzeum van
Schoone Kunsten te Antwerpen. Overtuigd
Vlaamsch gezind, sloot hij zich aan bij de
aeturistische beweging; na den oorlog kostte
hem dit zijn conservatorsfunctie. Een idealist
als hij, Het zich echter hierdoor niet ontmoe
digen en zoo mogelijk meer nog dan voorheen-
diende hij de Vlaamsch© zaak, met te ijveren
voor den inteillectueelen en den artistieken
bloei van Vlaandere. Vlot reden-aar en fijn sty
list, gaf hij vooral de maat van zijn vele gaven
in letterkundige werken, kritieken over lite-
ra-ire en beeldende kunst, in belangrijke bij
dragen oveT folklore, en zoovoorts. Als criticus
was hij verbonden aan den redaetlestaf van het
Vlaam-sche nationalistisch orgaan „De Schelde".
Zijn aandacht daarbij ging vooral naar jonge
ren, waarin hij talenten had ontdekt, en dezen
spaarde hij zijn aanmoedigingen nooit.
Zijn meest bekende dichtbundels zijn: „Ge
dichten", „Lemtesottemijen", „Idylle", „Iris",
Olaribella". „Loreley" en „Fladderende vlin
ders"; verder bestaan van zijn hand verschillen
de proza- en tooneelwerken, folkloristische stu
diën en werken over Vlaamsehe beeldende
kunst.
De Mant ging er fier op, een stndiemakker
geweest te zijn van den tevroeg ontslapen
Albrocht Rodenbach, den lievelingsstudent van
wijlen pastoor Verrieet,
De Vlaamsche literatuur heeft bij met een
vijftigtal boeken verrtikt, waaronder er vele
zijn van blijvende waarde.
INVOER VAN VEE IN RELGIE-
Wegens uitbreidingswerken aan het slacht"
huis en de quarantainestallen van Selzaete,
zal van 10 Juli tot nader bevel de invoer ver
boden zijn van voor deze stallen en slachthuis
bestemde varkens en herkauwers, afkomstig
uit Nederland.