IN DE SCHADUW VAN DEN MARCUSLEEUW. HET OPENLUCHTSPEL DE LAATSTE ONTDEKKINGEN OP DE ATHEENSCHE AKROPOLIS. DONDERDAG 2 JULI 193Ï BIJ DE ENGELSCHE LIBERALEN. Steeds nieuwe verliezen. FABRIEKSBRAND TE LONDEN. DE HERTOG VAN AOSTA. NIEUWE BELGISCHE MUNT- STUKKEN. AARDBEVING. EEN OPAAL VAN 711 KARAAT. EEN KIJKSTUK ZONDER VEEL DRAMATISCHE SPANNING. DE MUZIEK. Ps .....J BIJ DEN DOOD VAN POL DE MONT I door Prof. Dr. F. J. DE WAELE. Indien Athene het Mekka is voor den klas- siek-ontwikkekie en voor den archaeoloog, is de Akropolis en vooral het Parthenoon ais het •ware de heilige Kaaba. En wanneer het elec- trisch trammetje je van Pirens naar Athene brengt, kijk je reikhalzend uit, wanneer de welbekende silhouette van den burcht der godin tegen den achtergrond van den kalen Hymet- to® oprijst. Bij mijn terugkeer is de Akropolis een stuk rijker geworden en merkwaardiger wijze moet ik bij deze archaeologiscihe gebeur tenis terugdenken aan den Vemetiaansehen Marcusleeuw en de heldendaden van doge Francesco Morosini. Ik zal niet herhalen, hoe het Parthenoon in de 5de eeuw tot een christelijke kerk, in den tijd der kruistochten tot een Frankisch heilig dom, in den lateren Turken-tijd tot een moskee werd veranderd. Al deze wijzigingen lieten aan den meest beroemden tempel der Grieksche kunst zijn algemeens trekken bewaren en be trekkelijk weinig werd verwoest om het hei- densch gebouw aan de verschillende kultus- eischen aan te passen. Bij de eerste wijziging toen de Athena tempel tot de kerk van de Moeder Gods werd omgeschapen en in het Oostelijk gedeelte een apsis moest aangebracht worden, viel natuur lijk het centraal gedeelte van den voorgevel ten offer aan deze veranderingen. De oostgevel aan de zijde van den ingang, de westgevel daaren tegen aan de zijde van het opisthodoom (het „achter-huis"); ten westen der Akropolis be vond zich de monumentale ingang der propy leen. We moeten het echter over de gevels hebben. Bedekt men een rechthoekig gebouw met een za deldak, dan ontstaan natuurlijk aan de korte zijden twee driehoeken, die de Grieken vulden met een reeks voorstellingen, waarvan de hoogste zich in het midden, de laagste zich in de uithoeken bevonden. In den oostelijken gevel van het Parthenoon was de geboorte van Athene uit het hoofd van Zeus voorgesteld. Het grootste gedeelte van de middengroep is ver woest in de 6e eeuw toen de apsis der byzan- tijnsche kerk gebouwd werd, wat rechts en links van deze groep nog was overgebleven na al de rampen die, in de dentien daarop volgen de eeuwen over het Parthenoon zijn neergeko men, heeft Lord Elgin in veiligheid gebracht, de meesten zeggen: geroofd: het berust thans in het British Museum. Laten we niet oordee- len of vero-ordeelen: ongetwijfeld hooren de skulpturen thuis te Athene en niet te Londen, maar anderzijds zou het voor de strenge rech ters van lord Elgin's daad nuttig zijn eens te lezen wat omstreeks 1820 op de Akropolis ge beurde, waar de Turksche bezetting uit louter vandalisme er een eer in stelde de skulpturen eenvoudig met de kolven van hun geweren stuk te slaan. Dat ze hoog aangebracht waren, vorm de geen beletsel: (fcs te heerlijker was het voor den Turkschen soldaat om zoo hoog te klau teren. Hoe men er ook over oordeele, de skulp turen zijn en blijven te Londen en de drie „Moirai" liggen er even nonchalant In de „fogs" van London als ze eertijds onder die blakende zon van Hellas lagen. Maar laten we den oostgevel met rust. De westgevel vraagt al onze aandacht vandaag. In den westgevel stond de heerlijke mythe van het land van Attica in de nobele vormen van de kunst der 5e eeuw v. C. weergegeven. Hier had Pheidias en zijn atelier den twisit voorge steld tusschen Athene en Poseidoon om het be zit van Attika. De eerste beloofde het paard de andere den olijfboom. In het midden van het gevelveld stond de olijfboom, links Athena met haar wagen en de Overwinning als haar wagen menner, rechts Poseidoon, wiens vrouw Am- phithrite als wagenmenner dienst deed. Links en rechts waren goden en heroën, als toeschou wers, misschien verpensoonlijkingen van het Attische landschap of het Attische volk. Ze stonden, zaten neer, hurkten of lagen languit uitgestrekt naarmate de gevel naar 't uiteinde toe liep en ruimte voor de figuren bood. Natuur lijk is er in den loop der tijden door onbe kende omstandigheden hier en daar schade ge komen aan het beeldhouwwerk. Op het eind der 17e eeuw in 1674 bezocht de Fransche markies de Nointel Athene en de Akropolis. In zijn gevolg was een bekwaam teekenaar, die zoo sterk getroffen was door de voortreffelijkheid van de gevelvelden, dat hij ze, zoo goed en zoo kwaad als het ging, tee- kende. Wie d-e teekenaar precies was, staat nog niet vast. Algemeen meende men vroeger dat het Jacques Carrey was, een schilder van Troyes. Thans geven Fransche historici de eer aan een Vlaamsch teekenaar in Fransehen dienst, Rombout Faidherbe. Hoe het ook zij, de teekeningen van 1674 zijn voor ons de bijzon derste historische bron. Twee jaar later werd door de Engelsche rei zigers Spon en Wheler een voortreffelijke be schrijving gegeven van de Atheensehe monu menten der Akropolis, zooveel te waardevoller als 10 jaar later de katastrophe over 't Parthe noon zou neerkomen. Venetië en Turkije had den het voor den zooveelsten keer met mekaar aan den stok over bezittingen in Griekenland. De doge Francesco Morosini zelf was bevel hebber en met behulp van Duitsche kontingen- ten onder den graaf Königsmark sloeg hij het beleg voor Athene. De Turken verdedigden zich hardnekkig. Het mooie tempeltje van de onge vleugelde Overwinning, dat- men thans op een vooruitstekend gedeelte der Akropolis bewon dert, en waarvan de voortreffelijk gebeeld houwde balustrade in het Akropoltsmuseum berust, werd voor de belegerden een steen groeve, waarmee zij een nieuw bastion bouw den. Een van de eerste daden na de Grieksche on afhankelijkheid was het opnieuw optrekken van het tempeltje, met de stukken uit het Turksch bastion. 26 September 1687 gebeurde het: de Venebianen schoten een obus in het Parthe noon, vlak in het kruitmagazijn der Turken. Het heele middenstuk van den tempel werd uiteengeslagen: het tempelgebouw zelf, het dak en vooral de zuilen, die 250 jaren trommel ach ter trommel gelegen hebben en hun verrijzenis beleefd hebben in 1930, het jubeljaar van Hellas' vrijheid. De gevelvelden zelf waren niet gewond, maar dat kwam. Doge Morosini wilde niet ten achter blijven hij doge Dandolo, zijn voorganger van vijf eeuwen vroeger. U herinnert zich wel: de paarden. De Venetianen schijnen erg veel op te heb ben met paarden: Dandolo schonk aan zijn stad de vier mooie Grieksche paarden in brons, die thans boven den ingang van San Maroo staan, en Verroccliio zorgde voor een prachtbeest voor Ool'leonl. In het misschien het heimwee voor paardengetrappel, dat de stad der gondels haast nooit binnen zijn muren hoort? In ieder geval, Morosini zag paarden en een wagen erbij. Zij konden concurreeren met de bronzen dieren yan 1204, maar dat wist de militair niet. Het Het zittend vrouwenbeeld, door R. Car penter als een der Parthenoonfiguren herkend. was hem om den buit en 't beest te doen. In den westgevel stonden er mensohen en dieren en wagens genoeg om alle kerken van Venetië te bedeelen. Helaas, de heele onderneming mislukte, en vooral de wagen van Poseidon viel te pletter op de harde Akropolisrots. De stukken bleven liggen, totdat andere plunde raars kwamen. Cboiseul-Gouffier, een man met smaak, kreeg in zijn bezit het mooiste stuk van de groote fries die rondom de tem- pelcella liep en de groote processie voorstelde. Het is de reliefiplaat met de Atheensehe meisjes, een meesterstuk van kunst en har monie, het baste reliefstuk in het Louvre- museum. Het Westen kreeg nu den smaak der an tieke kunst te pakken. De reizigers der 18de eeuw bezochten antieke steden en ruïnen, Winckelmann had zijn „Geschiedenis der Kunst" geschreven en antieke stukken werden natuurlijk als curiositeiten in de paledzen der Italiaansche nobelen en in de country- houses in Engeland als familiestukken op geborgen. Hebben we niet de Odysseia kunnen vervolgen van een der mooiste koppen eener Parthenoonmetope te Londen, die via een Ve- netiaanseh soldaat, een metselaar, een officier, een opkooper en een antiquair in het museum ta Kopen-hagen en later te Londen is gekomen? Toen verscheen Lord Elgin ten tooneele. Hij was gewapend met Engelsch goud en met een firman van den Sultan, „om eenige steenen met beeldwerk van de Akropolis mee te ne men". Het begrip „eenige" is rekbaar. Meto pen met reliefs, stukken van het Erecbthelon, ja zelfs een Karyatide en een zuil van den tempel werden met bestemming voor Londen ingesoheept. Wat nog rechtstond in den oost gevel van het Parthenoon (waaruit reeds in de 6e eeuw de centrale groep verdwenen was) en stukken uit den westgevel gingen mee. Zoo heeft Londen het m-^ste, Athene het kleinere gedeelte van het beroemde Pheidiasisehe beeld houwwerk. Sedert 100 jaar heeft men geleidelijk de Akropolis onderzocht en schoongemaakt. Geen hoekje of steen ik zeg thans: bijna geen hoekje of steen of het werd onderzocht, op gemeten. bestudeerd, bediscussieerd en met een of ander artikel of 'boek bedacht. Op de Akro polis zelf staat een klein museum en een zaal waarin de „uitschot" wordt opgeborgen. Zelfs die uitschot is geregistreerd, en dat zijn ook de beeldbouwstukken, die „buiten" 't museum liggen, omdat bet niet de moeite loont alle steenen onder dak te brengen. Wie nu de trappen afdaalde het museum ligt in een diepte zag daar een twintigtal resten van skulptuur: het waardelooze. Iedereen, toerist en abonaé, had haast om daarbinnen te zijn. Een paar weken geleden bleef de directeur van een der arcbaeologisohe scholen, Rhys Carpenter, voor één der „waar delooze" stukken staan. Een eerste onderzoek: Pentelisch marmer. Dan: schoonmaken van modder, klei, spinnewebben en varia. Het stak omkeeTen. Stijl van den besten tijd: 5e eeuw. Gelijkenis met een bekend stuk uit het Bri tish museum. Plooien, houding, bewerking Partbenoonstijl. En ten slotte: de teekeningen van 1674. Ja, waarachtig, daar zit ze: figuur in den rechter hoek van den westgevel. Een van de werken van Pheidias had dertig jaar en meer als een vuig stuk marmer, als een arcliaeologische Lazarus voor de poort van het museum gelegen, zonder dat iemand zich over hem ontfermd had. Maar die Laza rus berust thans op een eereplaats in het museum. Zijn lijdensgeschiedenis begon met de hebzucht van doge Morosini: in 1689 moet het beeld, bij de roofpogingén der Venetianen, neergestort zijn en spoedig onder puin begra ven. Het ontsnapte aan LoTd Elgin, maar werd 'bij het schoonmaken der Akropolis van allen m-iddeneeuwschen en Turkschen aanwas, niet ala het koningskind herkend en -bleef wach ten Bekijk nu het beeld zelf. Het is het benedenstuk van een vrouw, gekleed in „chi- toon", die aan de voeten vafl onder het ,/hima- ■tion" uitkomt. Een spel van diagonale, gol vende lijnen verbindt de twee knieën, terwijl de chitoonplooien verticaal afhangen. Waar schijnlijk te oordeelen naar de „Moira" in ■het British Museum was de rechter arm opgeheven en steunde de linker arm op het been. Identificatie is natuurlijk onmogelijk, te meer daar de beelden van het gevelveld vrij onvolledig bewaard zijn. Ja, tot voor eeni- gen tijd was de compositie niet zoo heel klaar, niettegenstaande de teekeningen der 17e eeuw. Op een andere wijze heeft Carpenter onze kennis van het pheidiasisehe meesterwerk ver meerderd. Na zijn ontdekking op de Akropolis heeft hij een reeks van vijf kleine standbeel den bijna onbekend in het museum te Eleusis nader bestudeerd en uit die studie bleek, dat we hier te doen hadden met an tieke afbeeldingen van den betreffenden Par- thenoongevel. Het eene stel Krekrops v-oor, een an-deT zijn dochter. Het derde beeld vertoont een sterke gelijkenis met het pas ontdekte. Ook bet vierde en vijfde konden thans als ko pieën van geveistukken geïdentificeerd wor den. Een gelukkige vondst schijnt nooit alleen te komen. In diezelfde dagen klauterde mijn col lega Broneer tegen de noordhelling der Akro polis op, vlak onder de trommels van. den tempel, die:. Perzen in 480 verwoestten en waarvan de Ath-eners als herinnering aan de wandaad der barbaren de zuiltrommels in de 'burohtmuren der Akropolis inmetselden. Een inscriptie vinden te Athene is niets buiten gewoons, maar een bijna onleesbare inscriptie ontdekken en ontcijferen, tot het bestaan van een heiligdom besluiten, en na een vrij lastig ar chaeolog isch onderzoek inderdaad op de Akropolis de reeten van een nieuw, tot nog toe onbekend heiligdom aan Aphrodite en Broos vinden, dat verdient wel een bijzondere vermelding. Vooral is het belangrijk, daar al dus een totnogtoe onduidelijke passus van den reiziger, der 2e eeuw n.Chr., Pausanias, vol komen duidelijk wordt. Ook werd daardoor onze kennis van den Atheenscben kalender verrijkt, want we weten nu dat op den vierden dag van de maand Mounichion ongeveer 25 April te Athene een groot feest van Etoos werd gevierd. Heeft de Akropolis reeds alles gegeven, wat zij geven kon We weten het niet. Vondsten als de pas vermelde, laten het sterk betwijfe len. En wie er belang in stelt, dat onze ken nis van vroegere tijden en menschen grooter wordt, zal zich verheugen in iedere kleine vondst. Waar problemen en discussies ont staan, zijn zelfs de vechtlnstigen onzer archae- oïogen hun dankbaar, die uit heele stukken scherven en ruïnen hebben gemaakt. Ik heb zelfs eenmaal mijn toorn in dankbaarheid voor een nieuw probleem, laten overgaan, toen een van mijn werklieden een antiek kruikje in tientallen scherfjes sloeg, met de motiveering, dat de „klrios" hem gezegd had, dat bij alle kleine scherfjes moest verzamelen. En indien we om „problemen" dankbaar moeten zijn, geven we dan een eervolle vermelding aan wie ze maakten: Hunnen en Gothen, den hamer der Ikonoklasten en het kromzwaard der Tur ken, en wat otnzen Paxthenoongevel betreft den klauw van den Vemetiaansehen Marcus leeuw. Naar uit Londen wordt gemeld, heeft burg graaf Allendale, de penningmeester van de li berale partij, als zoodanig bedankt en is uit do partij getreden. Aanleiding tot zijn besluit -is zijn ontevredenheid -met d-e leiding van Lloyd George. Echter verklaarde hij, dat hij aan de begin selen van de liberale partij vasthoudt en deze ook in de toekomst zal verdedigen. Ook de heer Collin Stratton-Hattette uit Porthmouth, die tijdens de laatste verkiezingen candidaat voor een zetel was, is uit de liberale partij getreden. Hij heeft zich ter beschibkin, van de conservatieve partij gesteld. LONDEN, 30 Juni. (H.N.) Vanmorgen is -door een g.rooten brand een meubelfabriek, die -dicht bij het Bartokuneus-zieken'huis in bet •hart van de City gelegen was, verwoest. Het vuur vond in de groote houtvoorraden rijkelijk voedsel, zoodat binnen enkele uren de geheele fabriek neg slechts één rockende puin hoop was. De brandweer, die met groot materiaal was uitgerukt en met 16 stralen het vuur bestreed, -m-oest er zich in hoofdzaak toe beperken, de naburige loodsen te beeohermen. Volgens een B.T.A.-telegram uit Turijn is de toestand van den hertog van Aosta, uiterst cri- tiek. Een na-der telegram maakt intussohen melding van een lichte verbetering in den toe stand. DE EX-KONINGIN VAN SPANJE NAAR LONDEN/ De ex-koningin van Spanje is Dinsdagavond van Parijs te Londen aangekomen. Aan het station werd zij verwelkomd door prinses Beatrice, ex-koning Alfonso en vele anderen De ex-koningin heeft zich met Don Alfonso naar het Kensington Palace begeven. EINDELIJK OPGESPOORD. BERLIJN, 1 Juli (V.D.) Naar de „B. Z." meldt, is Dinsdagavond op het station Quai d'Orsay te Parijs gearresteerd, Hiltrud Breil, de 16-jarige dochter van den Beriijnachen por tretschilder Breil, die sinds September van het vorige jaar met den jongen baron von Hodeo berg en diens moeder uit Berlijn was verdwe nen en op het punt stond naar Son Sebastian te vertrekken. Baron von Hodenberg, die in haar gezelschap was, werd in arrest gesteld. De opsporing was zoo moeilijk, doordat het m-edsje steeds onder een anderen naam reisde. DE UNIVERSITEIT VAN M NCHEN GESLOTEN Tijdens het college van prof. dr. Nawiasky hebben zich gisteren te Mümchen ordeverstorin gen voorgedaan. De naitionaal-sooiaUsitische studenten organiseerden voor de aula een mani festatie. De beambten van het undverst«i tag©, bouw zagen zich genoodzaakt, de hulp der politie in te roepen, die de studenten met den gummistok uiteen dreef. De universiteit werd door den senaat tot nader order g-ealoten. Onze Brusselsehe correspondent meldt: Van de nieuw© Belgische muntstukken van 4 Belga's of 20 frs. heeft de Munt Dinsdag een eerste zending aan de Nationale Bank ge zonden. Het muntstuk draagt de beeltenis van den koning, volgens een bas-relief van Bon- temps en aan de keerzijde het wapen van Bel gië, door De Vreese ontworpen. Het is van dezelfde grootte als het voor- oorlogsche 5 francsstuk, doch weegt maar 20 gram. MOSKOU, 30 Juni (V.D.) Het observatorium te Pulkowo deelt mede, dat de aldaar opge stelde seismografem een krachtige aardbeving hebben opgeteekend, waarvan het centrum moet liggen in Japan of op de Koerillen-eilanden. CANBERRA, 1 Juli. (R.O.) Op de Lightning Ridge is een zwarte opaai gevonden, de grootste en zeldzaamste vermoedelijk, dien men tot dus ver ooit zag. De steen -heeft een gewicht van 711 karaat. Vóór ons staat het majestueuze witte gebouw, dat de symbolische samenvatting is der Mexi- caansche stad, en dat straks den achtergrond zal vormen van het openluchtspel, dat de Utrechtsche studenten te zien zullen geven. De witte massa wordt wat verlevendigd door een gestyleerde karteling der contouren en door de invoeging van eenige grijze vlakken in den blanken muur. De meeste toeschouwers weten min of meer v/at af van de dingen, die komen zullen. Er is veel geschreven en gesproken over den ,zin" van het te vertoonen kijkspel en de optredende figuren waren al weken te voren op prentbrief kaarten afgebeeld. Men wist het: een zinvol kijkspeldat wilde de heer J. Dhont, de medische student, toen hij het schema voor zijn openluchtspel ontwierp. De „zin" zou worden gevormd door de mythe van den veroveraar-, de tragiek van den idealist ischen conquistador, voor wien de Azteker-cultuur van Mexico de lokkende heil staat was, in zijn strijd tegen de goudzucht der Spaansche soldaten en tegen de padres uit zijn gevolg, die zooals de schrijver uitdrukte in een paraphrase op zijn werk, alles „vergeten voor een bekeeringszuoht, die zijn bevrediging zocht in een formeel onderwerpingsgebaar, verkregen onder welke omstandigheden ook". Cortez slaat geen acht op den glans van het goud, en ziet in de zendelingen niet de brengers van het eenige heil, hij wil zich in Utopia uitleven, en hier in dit groote schoon© land uitstrekken zijn krachtige armen, die in het enge Spanje maar tegen de wandern zouden slaan. De soldaten en de padres zijn in hun strevingen, onderschei denlijk van instinct en onderwerping, niet te remmen, en als twee zware steenen aan zijn ongeduldige vleugels trekken zij Oortez omlaag, tot hij in den onontkoombaren ondergang neer valt. De opvatting van Oortez' krijgstocht heeft met de werkelijke historie niets te maken. Deze is voor den schrijver een aanleiding geweest en zijn verschafte hem slechts in zooverre een situatie, als het gold de confrontatie van de westersohe wereld m-et een exotische beschaving. Maar allerminst beteekende de werkelijkheid der feiten een duurzaam hou-vast hij de compo sitie van het „zinvol kijkspel", ofschoon de visueele pretenties in een zwierigen kleurenrijk dom van de gewaden, waarvan de dragers hier het conflict te weeg brengen, een overvloedige bron moesten vinden. Het spel draagt dus geen geschiedkundig karakter, ook niet dat van een historischen roman. De archieven brachten alleen het „ver- beeldingsimaterlaal" aan. Wanneer wij ons onaangenaam getroffen zouden gevoelen door de hatelijke beteekenis, welke aan het willen en werken der pa-dres wordt gehecht, dan hebben wij eerst dus wel te bedenken, dat er hier ook niet van een anti papistische. geschiedvervalsching sprake is een overweging, die d-e heer Dhont al direct huiten gevecht heeft gesteld door in zijn inlei ding de feitelijke historie weer te geven en bierbij den Spaanschen priesters, met name Las Casas, de eer te verleenen die hun toekomt juist als de bestrijders van Cortez' fanatiek en hoogst onberaden optreden tegen de wreede eischen van den Mexicaansohen ©eredienst. De heer Dhont heeft derhalve slechts een spel willen construeeren, waarin een conflict Voor de spanning zou moeten zorgen de strijd van den enkeling tegen den geest van zijn tijd of tegen de remmen zijner omgeving, en het ongevormde materiaal der geschiedenis kwam uit het bewerkingsproces te voorschijn als een Dieuwe, zelfstandige „mythe van den ver overaar", een lied van alle tijden. Wij moeten ook open oog houden voor de epische eischen van he-t toon eel, b.v. een symmetrie, zich afspe lend op het gestyleerd décor Cortez tegen over Montezuma en daarnaast de soldaten en de padres, beide groepen met haar eigen bijzon dere verlangens. De ontwerper heeft toch ook zelf verklaard, dat er geen slechter tendenzstuk ig dan het openluchtspel en het niet de taak is van een dergelijk spel om het vervoermiddel van de Waarheid, laat staan dat tót de Waar heid te zijn. Wat den teohnischen opzet van het spel betreft, het streven van den heer D'hont om een zinrijk kijkspel te scheppen, bracht hem eT toe meer scenario- dan tekstschrijver te worden. De enkele zinnen vormden dus een der vele requisieten, een hulpmiddel in de hand van den regisseur, aan wien ook de componist en de choreograaf ondergeschikt waren gemaakt, en wiens voornaamste instrument die „scenische handeling" moest blijven, welke door een bewe gingsspel tot het centrale uitdrukkingsmiddel werd verheven. Op de tribunes aan dm Vossegatsche dijk heeft men Dinsdagavond inderdaad een zinvo-l kijkspel kunnen aanschouwen. Maar wie zich neerzet om zijn herinneringen critisch te for muleeren, ziet telkens weer de betooveren de kleeder- en kleurenpracht voor zich verschij nen, terwijl hem geheel geen droefenis over het lot voor den gevallen veroveraar heeft ge- grepen. Men heeft gekeken en bekeken. Prach tige figuren vertoonden de zinvolle handeling, maar in onze ven-rukkimg over de uiterlijke pracht van'het spel, liet ons de tragiek van het geval vrijwel koud. De schrijver heeft het zoo gewild, zal men zeggen. Goed, maar dan laat zich ook veler opmerking, rechtvaardigen, dat vijf jaar terug het Egyptische spel „Ichna- ton" veel boeiend er was. Er heeft zich dus een kijkspel voor ons ont rold met vele schoon© momenten en een rijke montage. Bn wanneer wij er ons bij neerleg gen, dat die schrijver dit als modern openlucht spel het meest aanvaardbaar acht, dan kunnen wij deze eerste opvoering over het algemeen als een succes beschouwen. Nog staat de witte stad in vlekke-looze ma jesteit vóór ons, als links van bet terrein Spaansche ruiters en voetknechten met lange speren verschijnen en geheel ter zijde van hen de starre padres met hun wiltt© toga's en zwar te mantels, de kruisen dragend tot voor het nieuwe land. Dan verschijnt Hermando Cortez op zijn schimmel. Een zwarte puntbaard om geeft zijn fier gelaat, de borst is verborgen onder een glinsterend harnas en zwierig hangt om de breed© schouders een mantel van zwart en rood. Hij beschouwt de vreemde stad en allen met hem. Maar als de soldaten en de priesters de poort willen betreden, houdt zijn gebaren hen terug. Dan komen geheel boven aan de booge trap Mexicanen te voorschijn. Langzamerhand groeit hun bonte, schilder achtige groep tot een overweldigend leger van hovelingen en onderdanen aan. Montezuma is onder hen, fel schittert het goud van zijn helm, groene pluimen versieren zijn sitrakkem kop en een lange wijde mantel omhult zijn statige schreden. Als een haan vol macht en glorie blijft hij onberoerbaar bet brandpunt aller blikken. Het ballet der prinsen, der Mexlcaamsche mannen en vrouwen (georganiseerd door D-arja Collin) brengt levendiger beweging in de weel de der kleuren. Cortez bewondert dit vreemde spel, het is voor hem de openbaring van een nieuwe werkelijkheid, terwijl de krijgslieden en de priesters de vervoering van den ver overaar niet d-eelen; zij roepen, hem terug: Cortèz! Cortèz! Cortèz! Dit gedeelte van. het spel biedt wel de mooiste momenten. Alle man schappen zijn er voor gemobiliseerd. Spanjaar den staan tegenover de Mexicanen, die de muren nog bezitten, en men is geneigd met Cortèz mee te leven, als hij door verrukking getroffen wordt door al die overdaad, als die groote, bronzen verschijningen, die uitgedost zijn als de schoonste vogels der schepping. De veroveraar bezwijkt ten slotte voor de kreten, die terwille van het goud en. ter wille van het kruis worden geslaakt. Cortez vraagt nu in naam der soldaten en der padres om goud en onderwerping aan het kruis. Bn als Montezuma in antwoord hierop zijn prinsen offert, keert een van dezen zich tegen zijn vorst om hem te dooden. Montezuma's sterven ontneemt voor Cortez aan de stad alle bekoren de bet eekeniis. Maar de begeerige soldaten en padres mogen er geen bezit van nemen! Zij zouden die vreemde ontvoogde wereld volko men verderven. Hij dreigt, hem met de Mexi canen zelf te verjagen, maar dezen blijven zwijgen en ondermijnen aldus de kracht van Cortez' uiterste poging. De gepantserde® trek. ken nu de stad triumphantelijk binnen, en ach ter hem volgen de strenge figuren met hun zwarte kruisen. Cortez strompelt als de versla- gene langs de muren weg. Zijn ondergang vindit een bekrachtiging en symbool in den smook, die boven een brandende stad opkron- kelt. Wat ons zelfs bij de meest royale houding tegenover dit kijkspel als een gemis blijft voor komen, dat is de onmogelijkheid hem ook in de fijnere nuances van zijn bedoelingen te volgen. Wanneer men de verklaring van het scenario dóórleest, ontdekt men heel veel meer stem mingen en situaties, dan de opvoering hem, die zijn toelichting thuis had gelaten, wist te toornen. Is dit de schuld van den schrijver, die opzettelijk zoo weinig tekst door het geheel vlocht? Het zou ook den regisseur verweten kunnen worden, maar Saaiborn had in dit stuk, waarin de beweging het voornaamste uit drukkingsmiddel was. al zooveel voor zijn reke ning genomen. Sommige tooneelen, die van feitelijk belang waren, zooals hat offeren der prinsen, geschiedden zóó „terloops", dat zij vrijwel aan een led-er ontgingen. Het dunkt ons overigens, dat het niet van een „kijkspel", al moet het zinrijk zijn, te vergen is, een zeer genuanceerde weergave van zijn sententies te bieden. Maar afgezien van dit alles, had hier en daar meer actie kunnen ontwikkeld. Gedragenheid was bij het afdalen der hooge trappen van im- poneerende werking, maar de dood van Monte zuma bracht zichtbaar niet veel te weeg. Als wij in de verklaring lezen, dat „de dood van Montezuma is als een barst, die door het kristal schiet, wanneer het zich door zijn hard- h-eid tegen den stoot verzet", dan willen wij door wat te zien (want het „zien" zal het „zeggen" zijn) ook wat van de onmiddellijke reactie op het ontzettende feit van Montezu ma's dood bemerken. Bn nu praten wij nog niet eens van een ondergaan der tragische catastrophe; een dergelijken eisch schakelen wij uit, als wij ons vastklampen -aan het begrip kijkspel". Nog een paar verwonderde vragen: Waar was Cortez na Montezuma's dood in eens gebleven? Niemand had hem weg zien gaan. En was het wel juist het overwonnen volk een brandende stad in te laten trekken? De heer Dhont heeft er ergens op gewezen, dat zijn tekst niet als het „schoon© woord" moest worden behandeld. Wij kunnen dat aan- nemen, voorzoover hij zich zelf tot een zake lijke mededeeliing heeft beperkt, maar mag bij wel alle litteraire critiek bij voorbaat uitslui ten als hij Cortez b.v. laat zeggen: „Beroering maakt dit visioen tot griffioen, diie in de oogen vreet". Wij hebben de opvoering van Oortez dus als de weergave van een kleurig kijkspel met eenigen zin tot onze voldoening bijge woond, al kon veel van wat de scenario-schrij. ver in zijn breed opgezet en wel doordacht stuk had verwerkt niet tot uitdrukking komen. Saalbom kan met vreugde op zijn werk terug zien en ongetwijfeld zal de hoofdpersoon, ver tolkt door den heer H. L. van dier Wijck, met zijn klare stem, zijn kranige houding en zijn toegewijd, verdienstelijk spel ook hem van te- vredenheid vervullen. De geniie heeft (het spel voltrok zich van kwart voor elf tot kwart voor twaalf) met haar schijnwerpers voor de verlichting gezorgd, door op -aanwijzing van de spelleidiing dien persoon en die groep, welke op een bepaald oogenblik scenisch domineerde, bijzonder naar voren te halen. De muziek bij het Utrechtsche openluchtspel is geschreven door mr. Guillaume Landré, den zoon van den componist Willem Landré. Hij is een leerling van Willem Pijper en van hem werden reeds eenige malen composities uitge voerd, die alle wezen op een zeer „moderne" instelling, op renoveerende opvattingen in het gebied der harmoniek vooral. Guiiaume Landré v x *Sr V X/A' Gerard Meusen herdacht zijn 40-jarig tooneel-jubilé met „De macht der verbeel ding" in Valkenburgs Openlucht-theater. Jhr. H. L. van Wijck, de hoofdfiguur uit het openluchtspel. is één der talentvolste vertegenwoordigers der zch ontwikkelende school van jonge Nederland- sche componisten. Blijkens zijn uiteenzetting, gegeven in het boek „Mythe van den Veroveraar", dat de be langstelenden van te voren over den zin en de feiten van het hoofdnummer der lustrum- viering inlichtte, bleek Landré de juiste opvat ting te huldigen, dat de muzlek biJ een open. luchtspel in de eerste piaats juist datgene heeft aan te vullen, wat de spelers onmogelijk brengen kunnen, zij moet de handeling op be paalde plaatsen onderstreepen. elfstandig, sym- phonisch mag zij niet worden, zy moet zich tot illustreeren bepalen, de zaak niet complicee- ren, maar integendeel het geheel begrijpeijjekr maken. Zich baseerende op deze opvattingen, zoekt Landré ook naar een uitdrukkingswijze die"het meeste effect sorteert. En hij vond die ia partituur uitsluitend voor koperen blaasinstru menten, waarvan de klank overal goed waar neembaar is. We hoorden dus gisteravond een „fanfare", al was het een bijzondere, n.l. een die als volgt bleek bezet: 3 cornets d piston, 9 trompetten, 12 hoorns, 2 tenorhoorns en 9 trombones, als mede slaginstrumenten. Landré beeft met deze bezetting een uitste kend effect weten te bereiken. Zijn themas zijn kort en praegnant, hij siert niets op, verwart niets, tracht ook niet twijfelachtige Spaansche of Mexicaansche sfeertjes te scheppen door te zoeken naar motieven klankmelanges uit de desbetreffende beschavingen, voor zoover die- te reconstrueeren mochten zijn. Maar met dat al weet hij (en daarom is zijn muziek zoozeer geslaagd) de spanning in het spel te verhoogeu. Waar de handeling, indien men hier van spreken kan, wegebt, waar de dramatische spanning ontbreekt, treedt de mu ziek soms bepaald als stimulans op. Hij slaagt hierin alleen niet in het lange andante waarmee de afdaling der Mexicaansche edelen en burgers wordt geïllustreerd. De aanvang was fraai, maar bij het zich- ontplooien der massa's treedt hij in herhalingen die wat monotoon zijn. Zeer goed is daarentegen de dansmuziek voor het Indiaansche volk, vooral waar zij observeerend zich versnelt en verhevigt, tegen het slot. Sterke effecten be reikt hij ook na den dood van Montezuma, als Cortez In conflict komt met zijn eigen volk. aangeduid in een fagatischen opzet, en voorts in de felle fanfare ais het volk van Mexico plot seling Cortez den rug toekeert. Deze muziek bleek geschreven uit een helder bewustzijn van de aan scène-muziek te stellen eischen. Zij werd onder leiding -van den componist knap uitgevoerd door leden van het Utr. Stede lijk Orchest en militaire musici uit Amersfoort. Onze Brusselsehe correspondent meldt ons: Het plotseling overlijden, in. een hotelkamer te Berlijn, van den Vlaamschen letterkundige Pol de Mont, waarvan wij in onze vorige editie melding maakten, is in het Vlaamsehe land met algemeene deelneming vernomen. Karei Maria Polydoor de Mont, werd op 15 April 1S57 in het Brabantsche dorp Wambeke geboren Van jongsaf aan deed hij zich kennen als een lyrisch dichter van groot talent, die zich had aangesloten bij de Nederlandsche letterkundige beweging van 1880. Hij promoveerde in de wijs begeerte en de letteren en later ook in de rech ten, te Leuven. Van 1880 tot 1882 was hij leeraar in Neder- land aan 't Kaninkl atheneum van de Waalsche stad Doomijik. Vandaar kwam hij in dezelfde hoedanigheid naar Antwerpen. Voor den oorlog was hij hoofdconservator van het muzeum van Schoone Kunsten te Antwerpen. Overtuigd Vlaamsch gezind, sloot hij zich aan bij de aeturistische beweging; na den oorlog kostte hem dit zijn conservatorsfunctie. Een idealist als hij, Het zich echter hierdoor niet ontmoe digen en zoo mogelijk meer nog dan voorheen- diende hij de Vlaamsch© zaak, met te ijveren voor den inteillectueelen en den artistieken bloei van Vlaandere. Vlot reden-aar en fijn sty list, gaf hij vooral de maat van zijn vele gaven in letterkundige werken, kritieken over lite- ra-ire en beeldende kunst, in belangrijke bij dragen oveT folklore, en zoovoorts. Als criticus was hij verbonden aan den redaetlestaf van het Vlaam-sche nationalistisch orgaan „De Schelde". Zijn aandacht daarbij ging vooral naar jonge ren, waarin hij talenten had ontdekt, en dezen spaarde hij zijn aanmoedigingen nooit. Zijn meest bekende dichtbundels zijn: „Ge dichten", „Lemtesottemijen", „Idylle", „Iris", Olaribella". „Loreley" en „Fladderende vlin ders"; verder bestaan van zijn hand verschillen de proza- en tooneelwerken, folkloristische stu diën en werken over Vlaamsehe beeldende kunst. De Mant ging er fier op, een stndiemakker geweest te zijn van den tevroeg ontslapen Albrocht Rodenbach, den lievelingsstudent van wijlen pastoor Verrieet, De Vlaamsche literatuur heeft bij met een vijftigtal boeken verrtikt, waaronder er vele zijn van blijvende waarde. INVOER VAN VEE IN RELGIE- Wegens uitbreidingswerken aan het slacht" huis en de quarantainestallen van Selzaete, zal van 10 Juli tot nader bevel de invoer ver boden zijn van voor deze stallen en slachthuis bestemde varkens en herkauwers, afkomstig uit Nederland.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10