I ml i RIJN WIJN Wf mt ZUSTER ANNA VAN HET KINDJE VAN PRAAG STUDENTENOPROER 1 I Ti Zielenbeeldjes Weertijgers m WOENSDAG 15 JULI 193Ï l«§i lëiK M Rosalie heeft in haar leven maar één reis gemaakt en daarbij bleef zij nog tamelük wel in de buurt. Zij is van haar geboortedorp Pru- nay-le-Gillon op zekeren dag naar Chartres gegaan, waar zij bij de Carmelitessen is inge treden. En toch, het is haast niet te gelooven! op deze eerste en eenigste reis van haar leven, heeft Rosalie nog een avontuur gehad. Er was in dien tijd we spreken van het jaar 1844 bijna een heele dag mee gemoeid om van Prunay naar de stad te komen, een dag in een stoffige en krakende diligence, die niet altijd even nauwkeurig liep, maar toch ten slotte steeds haar bestemming bereikte: 't hoog-gele- gen en tochtige plein vlak vóór de kathedraal. Dien éénen keer kwam de diligence er ech ter niet. Op een gegeven oogenblik, vlak bij den rand der stad, kon zij niet verder wegens graafwerken, die daar dwars over den grooten weg liepen. Wat heeft dat te beteekenen? vroeg een magere en knorrige notaris-klerk. Dat is voor den spoorweg, die hier zal worden aangelegd en die de heirbaan kruist lichtte iemand den spreker in. Rosalie hoorde het, maar begreep er niet veel van. Wat is dat, een spoorweg? vroeg zij met de opgetogen weetgierigheid van haar negen tien jaar. De koetsier, die' van den bok gekomen was en voor het portier stond, hoorde het en snauwde: Een eerlijk mensch zijn broodwinning afnemen, d&t is de spoorweg, jongejuffrouw! Het werd er voor Rosalie niet veel duidelij ker op, maar zij vroeg niet verder. Zij moest trouwens uitstappen. Dat de diligence voorloo- pig niet verder reed, was ook toevallig voor haar heel weinig bezwaarlijk. Zij was zoo goed als op haar bestemming. Te voet ging zij met haar reismand naar het klooster, waar zij ver der heel haar lange leven heeft doorgebracht als Zuster Anna van het Kindje van Praag. Drie maanden later kwam de eerste spoor trein in Chartres aan. Het was in den namid dag, terwijl de Zusters de vespers zongen. Het zuchten van een machine, het rammelen van ijzer en het gejuich van veel opgetogen men- i^ifhffi: mengde zich met hun ijl en eentonig ^recftatief. """Set luid rumoer van het komen en gaan der treinen zou voortaan het zwijgzaam leven der nonnen begeleiden, want de spoorweg liep vlak langs den kloostermuur. Zelfs het schreeu wen op het station was duidelijk hoorbaar als het stil was in huis. En bij de zusters was het altijd stil. Aanvankelijk was het verkeer niet druk. En kele treinen per dag stommelden voorbij en brachten voor een oogenblik wat vertier op het stationnetje, waar daarna weer een lange Tust inviel zoodat de éénige Wegwerker een slaapje ging doen in de wachtkamer. Maar jaar op jaar nam de treinenloop toe. Er werd zwaarder materiaal in gebruik ge nomen, de snelheid werd grooter, er werd ook bij avond, vroeg in den morgen, bij nacht zelfs gereden. Er kwamen machtige locomotieven uit Engeland. Zij stampten en brieschten van geweld, de grond dreunde onder hun rappe wielen en zij sleepten eindeloos-lange treinen over de rails. De spoorbaan moest steeds wor den verbreed, er kwamen ingewikkelde sein- toestellen met kleurige schijven en lichten en er werd een geheel nieuw station gebouwd. Van heel de ontwikkeling van het spoorweg verkeer over eenige tientallen jaren hoorden de zusters alleen het geluid. Het stampen der treinen, het gillen van stoomfluiten, het knar sen van remmen, het rammelen der wagons bij het rangeeren, was het dagelijksch rumoer, dat gebed, gezang en geestelijke lezing vergezelde en tot zelfs in den nacht door de stilte speelde. Dit was alles wat de zusters van het rijden en rossen der treinen gewaar werden, want te zien was er nimmer Iets. Het klooster was aan de zijde van den spoorweg met een hoogen blinden muur van de wereld afgesloten. Het gebeurde op winderige dagen, dat flarden witte stoom over den tuin joegen en in de boomen buitelden, maar daar bleef het bij. Het was niet mogelijk vanuit het klooster iets van "de treinen zelf te zien.... of men zou op het dak moeten gaan. Het lijkt misschien tamelijk vreemd, dat de nonnen hun tehuis niet ruilden voor een an der, dat rustiger gelegen was en minder stoor nis zou bieden. De verklaring is wellicht hier in gelegen, dat men aan niets zoo spoedig went dan juist aan geluiden. Men kon wat het kloos ter betreft eigenlijk niet van stoornis spreken Het dreunen der treinen en het brieschen van den stoom stoorde de nonnen even weinig als de kleur van de vloertegels in de kapel of als de snit van het habijt, dat zij elkander zagen dragen. Of nu het rumoer van het spoorwegverkeer voor allen gelijkelijk even onschuldig was, dat is natuurlijk moeilijk te zeggen. De duidelijk te onderscheiden geluiden bij het vertrek der trei nen moeten toch de jonge novicen wel eens ge hinderd hebben en ook de anderen zullen in perioden van geestelijke dorheid en inwendige verlatenheid door dit zoo bekende en sugges tieve gerucht ongetwijfeld wel herinnerd zijn aan familie, aan vrienden, aan al wat zij ach terlieten, daar, ergens ver weg, waar de trei nen dagelijks naar toe rolden. Dit is alles heel goed mogelijk, het is alleen maar geen stof voor een korte vertelling. Het is wel waar, dat de schrijver van nature een „aanbrenger" is van verborgen zaken, maar het staat evenzeer vast, dat er nu eenmaal dingen zijn, die geheim hooren te blijven. Dat Zuster Anna van 't Kindje van Praag bijzon dere moeilijkheden heeft gehad, is overigens niet gebleken ook niet, dat zij op een of an dere manier gedurende haar leven ernstig ge hinderd werd door het eindeloos rumoer der spoorwegen, dat altijd om het klooster was. 's Nachts lag zij te luisteren naar het trek ken der treinen, die manschappen en materiaal vervoerden naar den strijd lange treinen, die onophoudelijk voortrolden, de een na den an der, met een verre en verschrikkelijke be stemming. Het was in zulk een nacht, dat Zuster Anna van t Kindje van Eraag zich herinnerde nog nooit een spoortrein gezien te hebben. Zij had haar leven lang vlak bij een station gewoond, zij had iederen dag het dreunen en stampen, fluiten en brieschen gehoord van het verkeer en zij had nog nooit een trein gezien. Men had haar verteld van locomotieven en wagons, van rails en seinen, en zij kon zich van dat alles geen voorstelling maken. En zij voelde het verlangen om te weten, hoe die vreemde din gen, die zooveel lawaai maakten, er uit zouden zien. Zij was zich dezen wensch eigenlijk nimmer scherp bewust geweest, al meende zij nu, dat hij wel altijd in haar had geleefd. En dit voor haar vreemde verlangen, nam nu plotseling bezit van haar met een overrompelende en wreede kracht, zoodat zij er zich door gekweld voelde en verontrust. Dit is niet zoo onwaarschijnlijk als men misschien denken zou. Het komt wel meer voor bij bejaarde menschen, dat zij plotseling hun zinnen op iets zetten, waarnaar zij te voren niet hebben getaald. Het is soms niet meer dan een futiliteit, maar voor hen heeft het de betee- kenis van iets, dat het leven hun onthouden heeft en dat zij nog tot het hunne willen maken vóór het te laat is. Het verlangen daarnaar is dan welhaast even onbedwingbaar als de wil om te leven zelf, en dit komt voor ook bij overigens zeer verstorven naturen. De priorin was jong en onervaren en had van zulke roerselen der ziel bij zeer oude men schen nooit gehoord. Maar zij had de eenvoudige en natuurlijke goedheid, die bij vrouwen veel inzicht en begrip op afdoende wijze vervangt. Aan zuster Anna van 't Kindje van Praag stelde zii voor, dat de huisgenooten haai' zouden helpen de zoldertrap naar het dak te bestijgen, vanwaar zij het heele spoorweg-emplacement met het bewegen der treinen zou kunnen zien. Maar dan moest het goed weer zijn, en daarop werd gewacht. Zuster Anna van 't Kindje van Praag was 'nog goed ter been. Op een windstillen voorjaars dag zou de tocht naar hert dak gewaagd worden. Maar toen de zusters bij haar kwamen aan kloppen, weigerde zij mee te gaan. Alleen aan de priorin heeft zij verklaard waarom. Zij zeide, dat zij om voedsel niet meer gaf en aan slaap haast' geen behoefte meer had. Aan den regel van de orde was zij zóó gewend, dat die haar zeer zacht leek en gemakkelijk. Zij had dus zoo goed als geen gelegenheid meer zicheens werke lijk te versterven. Toen begreep zij de' kans, die haar nu onverwacht geboden werd en om wille van de boetvaardigheid had zij besloten om niet naar het dak te gaan. Het jaar daarna is zij gestorven. Men zou misschien verwachten, dat zuster .Anna van 't Kindje van Praag na haar dood alom bekend is geworden als een zeer heilige non. Dat is toch niet zoo. Men vertelt enkel van haar, bij wijze van merkwaardigheid, dat zii zeventig jaar lang vlak bij het station gewoond had en nog nooit een spoortrein had gezien. JAN N. De strenge winter. De winter in Canada was verleden jaar zeer streng. Men had al gedacht, dat er geen win. ters meer zouden komen met huizenhoogen sneeuwval. Maar dezen laatsten winter was er weer sneeuw in overvloed geweest. Twee mannen gingen moeizaam hun weg over een sneeuw vlak, waaronder zij vermoedden dat in den zomer de gewone weg lag. „Kijk daar", zei de een, daar is een kip, wij moeten dus niet ver van een huis zijn". De ander liep een eind in deze richting, maar maakte weer rechtsomkeer. „Ach wat jij!" mompelde hij, „dat is de weerhaan van den kerktoren". Naar de mentaliteit van de moderne jeugd. Gelezen in het „Dagblad v. N.Br.": „De leerlingen der hoogste klasse der R. K. school te D. zijn voornemens om met hun on derwijzers een schoolreisje te maken naar Oisterwijk". Als de onderwijzers nu maar braaf oppassen. 1 irjrr; ife: W- ^j| '4 W v?'" fc- -iï EEN SCHILDERACHTIG GEVAL; DE KLEURIGE MARKERDRACHT Rijn rijmt prachtig op wijn en daaraan ia hert wel te danken, dat zooveel Rijnliederen in den wijn gedrenkt zijn. Maar met dichters moet men altijd, voorzichtig zijn en in het on derhavige geval wekken hun geestesproducten ook een beeld op, dat niet met de werkelijk heid overeenstemt. Want -het is er verre van, dat in Duitsehland alleen Vader Rijn In Wijn doet. De Moezel doet bijna even uitgebreide zaken in dit artikel en de Aar kan ook al mee tellen. Dan heef-t de Palz zijn specialiteiten. Hessen. Baden en Wurteniberg. En dan Beieren! dat land, waarvan de menschen denken, dat het alléén maar wat voor bier voelt. Hier weet men d. t> wijn van oudsher zóó hoog te schatten, dat de behandeling in een hospitaal met de wijnflesch begint. Helpt deze niet dan wordt men als ongeneeslijk beschouwd en in s hemelsnaam maar aan de dokters uitge leverd, die dan toch niets meer kunnen beder. ven en bovendien toch ook leven moeten. Zelfs zoo prozaisoh een land als Saksen, dat in Duitsehland trouwensmaar half ernstig ge nomen wordt, brengt nog wijn voort, zij het dan maar een klein beetje. In overoude tijden moet ook Berlijn en omgeving het druivennat niet alleen hebben weten te waaixleere-n maar moe-t dit ook hebben weten te fabriceeren, zoo als men dat wel af kan leiden van vele plaats namen, die nog aan deze nu gelukkig overwon nen zwakheid herinneren. Vermoedelijk Is die noordelijke wijn een geweldig bocht geweest, dat ontelbare dooden op zijn geweiten heeft. En er behoort wat toe om iemand met slech ten wijn te vergiftigen, zooals men dat tot op den dag van heden nog in vele restaurants en soortgelijke etablissementen vast stellen kan. Het is bijna ondenkbaar, wat een mensohelijke maag op dit gebied door staan kan Voor den „teetotaler" moet het overigens prikkelend zijn te lezen, dat in een land als Beieren niet minder dan 18.800 H.A. onder de druiven staan. Dit is dan ook een record ih Duitsehland. Pruissen heeft maar 15.800 H.A. aan wijnbergen en Hessen 13.800. Baden, dat zoo ver naar het Zuiden reikt, heeft maar 12.400 H.A. en Wurtemtemberg 10.200. En dan komt er een heele tijd niets tot Saksen zich met 174 H.A. meldt. Veel is dat niet maar Saksen is op dit gebied toch nog geenszins de geringste onder de Duitsohe staten want Thiirln- gen doet het met 26 H.A. en Anhal-t zelfs maar met 2 H.A. De waarde van de „most" beliep in Beieren 30 millioen mark; in Pruisen 29,3 millioen, in Hessen 19, in Baden 22 en in Wurtemberg 17,9 millioen. Men ziet hieruit, dat kwantiteit en kwaliteit niet altijd gelijken tred houden. De handelprijzen varieeren overigens zeer sterk. In 1923, in de dagen van de inflatie kostte de Hi. most over het heele rijk omgeslagen maar 58,50 R.M. Deze prijs steeg geleidelijk tot hij in 1927 op 102,10 R.M. kwam te staan. Dan begint weer eene inzinking en i-n 1930 bracht bel product maar 42,40 RM. op. Maar deze lage prijzen hebben den wijnlief hebber niet tot koopen aangevuurd. Er is veel- ►Sèf 'èêfl' sö'öft" atkfeër' Vitn wijn vast te stelled en dat geldt niet alleen van Duitsehland maar van de heele wereld. Dit is ook wel te begrij- pen want het tegenwoordige geslacht is voor sommige dingen niet meer toegankelijk. Voor Voetenbankjes b.v., voor quadrilles en ook wel voor wijn. Lui, di. van foxtrott houden kun nen onmogelijk wat voor een menuet voelen en lui, die cöcqtails drinken waardeeren een roemer wijns misschien nog uit s-nobblsm-e maar verder ook niet. Maar hoe dat ook nu precies met dezen on dergang van het Avondland gesteld moge zijn, de Duitscher drinkt tegenwoordig maar 3 L. wijn per jaar tegen 3,4 L. in den goeden ouden -tijd van een paar jaar her. De Franscb- man is in de zelfde periode van een jaar- ljjksohe consumptie van 155, L. op eene van 144 L. teruggegaan. In Italië drinkt men tegen woordig nog maar 02 L. tegen 104 vroeger. In Spanje kwam men van 86 op 80 terecht. In Griekenland van 27 op 20 en zelfs Engeland deed aan de verzaking mee want terwijl men daar vroeger 1,7 L. per man en per jaar aan kon stelt men het nu maar met 1,4 L. Ongelukkigerwijze houdt de productie met Inkrimpende consumptie geen rekening. In de laatste 30 jaar ls, volgens opgave van het in ternationale wijnbureau, de jaarlijksche wijn- voorbrengst met 30 millioen H.L. gestegen. Deze vermeerdering is niet aan de vermeerde ring der wijnbergen te danken maar hoofd zakelijk aan technische bedrijfsvenbeteri-ngen. De opkeldering is geperfectioneerd; schade lijke insekten worden gelukkiger bestreden; het kurken is verbeterd; het uitzoeken van de druiven; het aanbrengen van klimdraden, en-Z. Kortom het heele productiesysteem is ver beterd maar de reclame is daarbij ten achter gebleven. Er wordt voor wijn veel- to weinig reclame gemaakt. De oude wijnvrienden zijn naar het. Walhalla verhuisd of hebben nu hun kopjes slemp of wat het zijn moge en nieuwe vrienden krijgt de wijn niet. Want de jeugd drinkt limonade of manhattans, zelfs ook wan neer de moetnorteeringen op 42.60 staan. Vrijwel hij alle volken van den in-dlschen archipel vindt men het breng-en van offers aan de zielen der afgestorvenen. Dit brengen van offers leidde er toe, dat men voorwerpen ging vervaardigen waarin m-en zich voorstelde, dat de geesten der afge storvenen aanwezig waren, wanneer men zich met h-en in'verbinding wilde stelten- Tot dit doel vervaardigde men beelden, waar van men zich als medium bediende en waarin men de geesten van de gestorvenen uitnoodi-g- -de plaats te nemen. Zulke als mediums die nende beelden vindt m-eu in hoofdzaak in het oostelijk deel van ons Indië waar de Islam niet is doorgedrongen of slechts zeer weinig in vloed heeft. Voor h-et verkeer met de afgestorvenen, wier hulp en voorlichting m-en^ inroept, gebruiken de Papoea's van Nieirw-Guinéa ruwe houten beeldjes, die ongeveer één voet hoog zijn en een menschel ij-ke figuur in zittende, hurkende (met opgetrokken knieën waarop de ellebogen rus ten) of staande houding voorstellen. Gewoonlijk hebben deze beeld-en een balus trade voor zich, die zij met beide handen voor zich houden en waarop hun kin rost. Soms ziet men ook in plaats van die balustrade een of twee houtjes, waa-rop de over elkaar ge kruiste armen rus-ten. Zoodra iemand begraven is zoekt men hout, dat geschikt is om er zulk een beeld, Korwar genaamd, van te maken. De houtsnijder is ge woonlijk een toov-enaar. De bloedverwanten van -den overledene, -die hem omringen, voeren soms dansen -uit en zingen liederen. Om de ziel in het beeld te doen treden maakt men verscheidene avonden veel rumoer met trom mels, geschreeuw enz. Ten ei-n-de aan te too- nen, dat het houten -beeld, hetwelk -hij in de hand houdt, be-zie-ld is, laat -die toov-enaar zich plotseling op den -grond vallen. Door mi-ddel van d-e Korwars sipr-eekt men -met de overledenen als mien h-un hull-p wil In roepen bijvoorbeeld hij zieifct-en of gevaar. Om ben gunstig te stemmen worden zij o.m. met lapjes versierd. De Korwars worden m-et eerbied be-handeld, doch als een voorspelling niet -blijkt uit te ko men, veronderstelt m-en, dot de ziel den Kor war verlaten heeft en h-et b-ee-l-d du® geen kracht meer -heeft, waarom h-et dan ook op -den grond -geworpen eh zelfs aa-n vreemdelin gen verkocht -mag, worden. In .-de Molukk-e-n gebruikt m-en eveneens heel den om d-e zielen der afgestorvenen te vereeren ■doch hier vindt m-en deze Korwars ook van m-etaal (g-ou-fl, zilv-er of koper) en ook wel van steen of. aarde. Op de K*ei-ella nden maakt -mén niet van afië' afpstotrënfn beeJiflJis "doèti' al-' leën va-n de stichters -en beschermgoden van het dorp. die op een verhevenheid vóór de poort in OiuTkende houding voorgesteld wor den. Als men verlangt, dat de ziel in een der gelijk beeld komt, om ze te kunnen raadplegen -bij ziekten en andere rampen, -offert m-en er aan. Bij vele volken va-n den indischen archipel .'heerscht h-et bijgeloof, dat sommige menschen het vermogen bezitt-en om zich in een dier te veranderen en later de -m-ghsohelijke gedaante weer aa-n te mem-en. Meer speciaal gelooft men aan vermomde tijgers. Op Java zijn sommige plaatsen berucht we gens het huisvesten van zulke ver-m-omde tij gers. Tn Probolinggo bijv. ligt een desa waar -geen Javaan -het wagen zal nachtverblijf te vragen; men zou het hem ook weigeren, daar de gastheer, van het tijdstip der verwisseling zelf onbewust, zijn gast .niet in gevaar wil brengen. Het bijgeloof uit zich op verschillende wij zen. Meent mie-n in s-ommige streken, dat het vermogen van gedaante verwisseling e-igen is iaan zeke-re groepen van personen, d-ie, z-ooals igezs-gd, i-n bepaalde desa's verblijven, en dat vermogen bij overerving (dus vrijwel onbewust) verwerven, i-n and-e-re streken zegt m-en, dat de vermomde tijger ook als éénling voorkomt, die ihet vermogen tot metamorphose -bezit door de ■wetenschap van bepaalde formulieren. Iemand in h-et bezit van die wetenschap ziet e-r over-do® als een gewoon men-seh -uit (behalve dan dat iso-m-mlge beweren -den wee-rtijger te kunne® berken-uien aan bet ontbreken van -het g-aultj® •In de bovenlip), gedraagt zich dan ook als ieder ander, maar als de nacht valt zegt hij zijn to°- verformule op en u-eamit dan de gedaante va® -een tijger aan, om zich aldus o-p de akkers en in -de tuinen op een -goe-dkoope wijze voe-dsel e® voorraden te verschaffen! Toen de groote oorlog uitbrak, was zij 88 jaar, zeer mager en gebogen, maar gezond. Zij had weinig behoefte meer aan voedsel en aan slaap haar leven was tot één lang, nauwe- lljjgg, jgind er broken gebed geworden, Weenen. Op regeeringsbevel werd de Duitsche studentenvereniging opgeheven. Ge volg daarvan was groote onrust en vechtpar tijen onder de studenten ongeveer 15 perso nen werden gewond. De Universiteit werd voor- loopig gesloten. Berlijn. Tusschen communisten en de na- tionaal-socialisttsche studenten kwam het tot oneenigheden, die op schermutselingen uitlie pen. De Universiteit werd voorloopig gesloten. München. De uitlatingen van een profes sor hebben in de studentenmaatschappij tot groote onrust geleid. De Universiteit werd voor loopig gesloten. Vreest niet, dat deze Duitsche litanie ooit vervolgd zou kunnen worden met een Ne- derlandsche. Amsterdam,. Wegens het vinden van com munistische bacillen, bij een scheikundig on derzoek van het Rokinwater in het chemisch laboratorium, hebben de studenten een zeeslag geleverd op het befaamde water. De Universi teit werd voorloopig gesloten. Leiden. Uitlatingen van een professor over Mars hebben geleid tot een belegering van de sterrewacht door de anti-militaristische stu denten. De Universiteit werd voorloopig ge sloten. Nijmegen. De Univer siteit wordt voorloopig gesloten vandaag bij bet begin van de officleele vacantie. Neen, zulke relletjes zullen wij hier nooit be leven. Onwillekeurig denkt de lezer echter aan de Russische studenten, aan de Russische hoo- gesCholen, in de voor-oorlogsche periode, aan Leuven en aan andere Universiteiten, waaT de heeren niet bang blijken voor wat actie voor wat doordrijven van hun wil, voor wat vechters om 'n ideaal. Onwillekeurig denken wij er aa®, dat die bellicooze ge-esrt niet alleen heinde en ver verspreid is, maar ook al een historische traditie heeft. Studenten zijn altijd 'n onrustig en 'n gauw ontvlambaar volkje geweest. De lucht om de universiteiten is altijd bezwangerd geweest van vechtpartijen, oproer en opstand, die menig maal in ware oorlogen en langdurige veeten ontaardden. Vooral kon de stud het in vroeger dagen niet te best met de stadsbevolking vinden, die soms al te afgunstig neerzag op zijn „staat in den staat", De voorrechten, die aan de bezoekers der hopgescholen verleend worden, waren den burgers een doorn In bet oog. An-dére intieme Vijanden van de studiosi wa ren de handwerkslieden, met wie de „muzen zonen" bijzonder bij feestelijke gelegenheden, en dan voornamelijk op den dansvloer slaags raakten. De schoenmakersgezellen kondigden in 1471 aan den rector van een Duitsche universiteit officieel aan, dat zij de studs met 't bloote mea hun opwachting zouden maken. In die tijden klaagden de professoren nog voortdurend bij de overheid, dat de rechten en privileges van de studenten niet voldoende be schermd waren. Dat werd anders in de 17dö eeuw, toen de studenten zich een militaire uni form aanmaten en zich den degen als het zinne beeld hunner vrijheid kozen. In den 30-jarigen oorlog was de student een halve soldaat, die da straat beheerschte. Het duel werd een alge meen gebruik, en de student, die zich koe langer boe meer heer en meester in de Stad der Alma Mater voelde, kwam tot steeds grootere maclitsontvouwing, wat bij den „filister" dan ook geducht merken liet. Maar ook in de gelederen van landsknechten en soldaten kreeg de student zijn vijand, en gelegenheden waren er te over, om die harte- lljkhei'I tusschen beiden uit te meten, al was t maar (wij spreken over de studentengeschie denis in 'tland van Kathe en Karl Hein*) lederen avond, wanneer de heeren in de bier- dorpen, buiten de muren, hun laatsten duit ge laten hadden, en toegang verlangden tot de stad, hoewel zij hun „Tergroscken" niet meer betalen konden. De rector had de taak bemiddelend op te treden, maar indien hij dat niet kordaat ge noeg, of naar den zin der studiosi deed, kon hij ®P 'n dreigement rekenen, zooals in de „scha- penvachtruzie" van 1726, te Leipzig, toen de beeren aanplakten „Indien de rector, die in- fame kerel, niet binnen 24 uren, de „Burschen" los laat, die hij heeft laten arresteeren, dan zal dat op hem en heel zijn familie en ook aan heel de Universiteit gewroken worden, en de stad zal 'n totaal anderen aanblik krijgen." Andere wapenen, in de handen der muiters, waren de vogelvrijverklaring van een filister en de algemeene uittocht, die een economische strop voor de universiteitsstad beteekende. De sehouwburghartstocht der studenten heeft ook al menig opstootje teweeg gebracht, en niet zelden is hun het bezoek aan de theaters ofwel verboden, ofwel slechts voorwaardelijk toegestaan. Vooral in Halle is deze strijd heftig geweest, omdat de professoren z'ch bevig te gen „de pest van hst duivelsche cniediespel" kantten, terwijl Frederik de Groote zich hier aan de zijde der studenten schaarde. Al deze studenten-schandalen hebben voort geduurd tot in 't midden der vorige eeuw. Toen hebben ze langzaam maar zeker een politiek karakter gekregen. MET GEBREKKIGE KINDEREN NAAR BUITEN. Een 160-tal gebrekkige kinderen maakte vorige week een boottocht door de Rotter damsche havens met de „Eugenie", die de firma v. d. Schuyt belangeloos ter beschikking stelde. De middag werd doorgebracht in het bosch van „Huys ten D-omck" te Bolifes, waar de kinderen wierden bezig gehouden door mevr. van Dijk en den beo; Paul CaUlm* (Us a/oh al belangeloos bun medewerking wilden verleenem. De deelnemers tijdens de liedjesbij de luit in, 't bosch Tan Huis ten Donftk. In het algemeen wordt de weertijger nog meer gevreesd dan de echte tijger; toch, zegt het volksgebruik, bestaan e-r middelen om hem onschadelijk te maken, bijvoorbeeld door het noemen van zijn naam, in Welk geval hij ou- iddellijk de -m-e-nsclielijke gedaante weer aan neemt. Zooals reeds ge-zegd. O0k |a sommige stre ken van Sumatra gelooft men aan h-et bestaan van wee-rtij-gers, o.a. bij de Redjangs in Korin- tji en de Pasoemah-landen, alwaar verschillen de verhalen in omloop zijn van vrouwen, die onwetend m-et dergelijke personen gehuwd zijn; men vertelt ook, dat in -die landstreek, op den Goe-no-eng Dempo, zich een geheel dorp van m-ensch-tijgers bevindt. In andere streken ih-eer-scht het zelfde bijge loof, al-leen stelt men zich andere dieren voor; o-p Lombok een krokodil, op Ti-mor honden o£ katten, enz.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6