I
ml
i
RIJN
WIJN
Wf
mt
ZUSTER ANNA VAN HET
KINDJE VAN PRAAG
STUDENTENOPROER
1
I
Ti
Zielenbeeldjes
Weertijgers
m
WOENSDAG 15 JULI 193Ï
lǤi
lëiK
M
Rosalie heeft in haar leven maar één reis
gemaakt en daarbij bleef zij nog tamelük wel
in de buurt. Zij is van haar geboortedorp Pru-
nay-le-Gillon op zekeren dag naar Chartres
gegaan, waar zij bij de Carmelitessen is inge
treden.
En toch, het is haast niet te gelooven!
op deze eerste en eenigste reis van haar leven,
heeft Rosalie nog een avontuur gehad. Er was
in dien tijd we spreken van het jaar 1844
bijna een heele dag mee gemoeid om van
Prunay naar de stad te komen, een dag in een
stoffige en krakende diligence, die niet altijd
even nauwkeurig liep, maar toch ten slotte
steeds haar bestemming bereikte: 't hoog-gele-
gen en tochtige plein vlak vóór de kathedraal.
Dien éénen keer kwam de diligence er ech
ter niet. Op een gegeven oogenblik, vlak bij
den rand der stad, kon zij niet verder wegens
graafwerken, die daar dwars over den grooten
weg liepen.
Wat heeft dat te beteekenen? vroeg een
magere en knorrige notaris-klerk.
Dat is voor den spoorweg, die hier zal
worden aangelegd en die de heirbaan kruist
lichtte iemand den spreker in.
Rosalie hoorde het, maar begreep er niet
veel van.
Wat is dat, een spoorweg? vroeg zij met
de opgetogen weetgierigheid van haar negen
tien jaar.
De koetsier, die' van den bok gekomen was
en voor het portier stond, hoorde het en
snauwde:
Een eerlijk mensch zijn broodwinning
afnemen, d&t is de spoorweg, jongejuffrouw!
Het werd er voor Rosalie niet veel duidelij
ker op, maar zij vroeg niet verder. Zij moest
trouwens uitstappen. Dat de diligence voorloo-
pig niet verder reed, was ook toevallig voor
haar heel weinig bezwaarlijk. Zij was zoo goed
als op haar bestemming. Te voet ging zij met
haar reismand naar het klooster, waar zij ver
der heel haar lange leven heeft doorgebracht
als Zuster Anna van het Kindje van Praag.
Drie maanden later kwam de eerste spoor
trein in Chartres aan. Het was in den namid
dag, terwijl de Zusters de vespers zongen. Het
zuchten van een machine, het rammelen van
ijzer en het gejuich van veel opgetogen men-
i^ifhffi: mengde zich met hun ijl en eentonig
^recftatief.
"""Set luid rumoer van het komen en gaan der
treinen zou voortaan het zwijgzaam leven der
nonnen begeleiden, want de spoorweg liep
vlak langs den kloostermuur. Zelfs het schreeu
wen op het station was duidelijk hoorbaar als
het stil was in huis. En bij de zusters was het
altijd stil.
Aanvankelijk was het verkeer niet druk. En
kele treinen per dag stommelden voorbij en
brachten voor een oogenblik wat vertier op
het stationnetje, waar daarna weer een lange
Tust inviel zoodat de éénige Wegwerker een
slaapje ging doen in de wachtkamer.
Maar jaar op jaar nam de treinenloop toe.
Er werd zwaarder materiaal in gebruik ge
nomen, de snelheid werd grooter, er werd ook
bij avond, vroeg in den morgen, bij nacht zelfs
gereden. Er kwamen machtige locomotieven
uit Engeland. Zij stampten en brieschten van
geweld, de grond dreunde onder hun rappe
wielen en zij sleepten eindeloos-lange treinen
over de rails. De spoorbaan moest steeds wor
den verbreed, er kwamen ingewikkelde sein-
toestellen met kleurige schijven en lichten en
er werd een geheel nieuw station gebouwd.
Van heel de ontwikkeling van het spoorweg
verkeer over eenige tientallen jaren hoorden
de zusters alleen het geluid. Het stampen der
treinen, het gillen van stoomfluiten, het knar
sen van remmen, het rammelen der wagons bij
het rangeeren, was het dagelijksch rumoer, dat
gebed, gezang en geestelijke lezing vergezelde
en tot zelfs in den nacht door de stilte speelde.
Dit was alles wat de zusters van het rijden
en rossen der treinen gewaar werden, want te
zien was er nimmer Iets. Het klooster was
aan de zijde van den spoorweg met een hoogen
blinden muur van de wereld afgesloten. Het
gebeurde op winderige dagen, dat flarden
witte stoom over den tuin joegen en in de
boomen buitelden, maar daar bleef het bij. Het
was niet mogelijk vanuit het klooster iets van
"de treinen zelf te zien.... of men zou op het
dak moeten gaan.
Het lijkt misschien tamelijk vreemd, dat de
nonnen hun tehuis niet ruilden voor een an
der, dat rustiger gelegen was en minder stoor
nis zou bieden. De verklaring is wellicht hier
in gelegen, dat men aan niets zoo spoedig went
dan juist aan geluiden. Men kon wat het kloos
ter betreft eigenlijk niet van stoornis spreken
Het dreunen der treinen en het brieschen van
den stoom stoorde de nonnen even weinig als
de kleur van de vloertegels in de kapel of als
de snit van het habijt, dat zij elkander zagen
dragen.
Of nu het rumoer van het spoorwegverkeer
voor allen gelijkelijk even onschuldig was, dat is
natuurlijk moeilijk te zeggen. De duidelijk te
onderscheiden geluiden bij het vertrek der trei
nen moeten toch de jonge novicen wel eens ge
hinderd hebben en ook de anderen zullen in
perioden van geestelijke dorheid en inwendige
verlatenheid door dit zoo bekende en sugges
tieve gerucht ongetwijfeld wel herinnerd zijn
aan familie, aan vrienden, aan al wat zij ach
terlieten, daar, ergens ver weg, waar de trei
nen dagelijks naar toe rolden.
Dit is alles heel goed mogelijk, het is alleen
maar geen stof voor een korte vertelling. Het
is wel waar, dat de schrijver van nature een
„aanbrenger" is van verborgen zaken, maar
het staat evenzeer vast, dat er nu eenmaal
dingen zijn, die geheim hooren te blijven. Dat
Zuster Anna van 't Kindje van Praag bijzon
dere moeilijkheden heeft gehad, is overigens
niet gebleken ook niet, dat zij op een of an
dere manier gedurende haar leven ernstig ge
hinderd werd door het eindeloos rumoer der
spoorwegen, dat altijd om het klooster was.
's Nachts lag zij te luisteren naar het trek
ken der treinen, die manschappen en materiaal
vervoerden naar den strijd lange treinen, die
onophoudelijk voortrolden, de een na den an
der, met een verre en verschrikkelijke be
stemming.
Het was in zulk een nacht, dat Zuster Anna
van t Kindje van Eraag zich herinnerde nog
nooit een spoortrein gezien te hebben. Zij had
haar leven lang vlak bij een station gewoond,
zij had iederen dag het dreunen en stampen,
fluiten en brieschen gehoord van het verkeer
en zij had nog nooit een trein gezien. Men had
haar verteld van locomotieven en wagons, van
rails en seinen, en zij kon zich van dat alles
geen voorstelling maken. En zij voelde het
verlangen om te weten, hoe die vreemde din
gen, die zooveel lawaai maakten, er uit zouden
zien.
Zij was zich dezen wensch eigenlijk nimmer
scherp bewust geweest, al meende zij nu, dat
hij wel altijd in haar had geleefd. En dit voor
haar vreemde verlangen, nam nu plotseling
bezit van haar met een overrompelende en
wreede kracht, zoodat zij er zich door gekweld
voelde en verontrust.
Dit is niet zoo onwaarschijnlijk als men
misschien denken zou. Het komt wel meer voor
bij bejaarde menschen, dat zij plotseling hun
zinnen op iets zetten, waarnaar zij te voren
niet hebben getaald. Het is soms niet meer dan
een futiliteit, maar voor hen heeft het de betee-
kenis van iets, dat het leven hun onthouden
heeft en dat zij nog tot het hunne willen maken
vóór het te laat is. Het verlangen daarnaar is
dan welhaast even onbedwingbaar als de wil
om te leven zelf, en dit komt voor ook bij
overigens zeer verstorven naturen.
De priorin was jong en onervaren en had
van zulke roerselen der ziel bij zeer oude men
schen nooit gehoord. Maar zij had de eenvoudige
en natuurlijke goedheid, die bij vrouwen veel
inzicht en begrip op afdoende wijze vervangt.
Aan zuster Anna van 't Kindje van Praag stelde
zii voor, dat de huisgenooten haai' zouden helpen
de zoldertrap naar het dak te bestijgen, vanwaar
zij het heele spoorweg-emplacement met het
bewegen der treinen zou kunnen zien. Maar
dan moest het goed weer zijn, en daarop werd
gewacht.
Zuster Anna van 't Kindje van Praag was
'nog goed ter been. Op een windstillen voorjaars
dag zou de tocht naar hert dak gewaagd worden.
Maar toen de zusters bij haar kwamen aan
kloppen, weigerde zij mee te gaan. Alleen aan
de priorin heeft zij verklaard waarom. Zij zeide,
dat zij om voedsel niet meer gaf en aan slaap
haast' geen behoefte meer had. Aan den regel
van de orde was zij zóó gewend, dat die haar
zeer zacht leek en gemakkelijk. Zij had dus zoo
goed als geen gelegenheid meer zicheens werke
lijk te versterven. Toen begreep zij de' kans,
die haar nu onverwacht geboden werd en om
wille van de boetvaardigheid had zij besloten
om niet naar het dak te gaan.
Het jaar daarna is zij gestorven.
Men zou misschien verwachten, dat zuster
.Anna van 't Kindje van Praag na haar dood
alom bekend is geworden als een zeer heilige
non. Dat is toch niet zoo. Men vertelt enkel
van haar, bij wijze van merkwaardigheid, dat
zii zeventig jaar lang vlak bij het station
gewoond had en nog nooit een spoortrein had
gezien.
JAN N.
De strenge winter.
De winter in Canada was verleden jaar zeer
streng. Men had al gedacht, dat er geen win.
ters meer zouden komen met huizenhoogen
sneeuwval.
Maar dezen laatsten winter was er weer
sneeuw in overvloed geweest. Twee mannen
gingen moeizaam hun weg over een sneeuw
vlak, waaronder zij vermoedden dat in den
zomer de gewone weg lag.
„Kijk daar", zei de een, daar is een kip,
wij moeten dus niet ver van een huis zijn".
De ander liep een eind in deze richting,
maar maakte weer rechtsomkeer.
„Ach wat jij!" mompelde hij, „dat is de
weerhaan van den kerktoren".
Naar de mentaliteit van
de moderne jeugd.
Gelezen in het „Dagblad v. N.Br.":
„De leerlingen der hoogste klasse der R. K.
school te D. zijn voornemens om met hun on
derwijzers een schoolreisje te maken naar
Oisterwijk".
Als de onderwijzers nu maar braaf oppassen.
1 irjrr;
ife:
W-
^j|
'4 W v?'"
fc-
-iï
EEN SCHILDERACHTIG GEVAL; DE KLEURIGE MARKERDRACHT
Rijn rijmt prachtig op wijn en daaraan ia
hert wel te danken, dat zooveel Rijnliederen
in den wijn gedrenkt zijn. Maar met dichters
moet men altijd, voorzichtig zijn en in het on
derhavige geval wekken hun geestesproducten
ook een beeld op, dat niet met de werkelijk
heid overeenstemt. Want -het is er verre van,
dat in Duitsehland alleen Vader Rijn In Wijn
doet. De Moezel doet bijna even uitgebreide
zaken in dit artikel en de Aar kan ook al mee
tellen. Dan heef-t de Palz zijn specialiteiten.
Hessen. Baden en Wurteniberg. En dan Beieren!
dat land, waarvan de menschen denken, dat
het alléén maar wat voor bier voelt. Hier weet
men d. t> wijn van oudsher zóó hoog te
schatten, dat de behandeling in een hospitaal
met de wijnflesch begint. Helpt deze niet dan
wordt men als ongeneeslijk beschouwd en in
s hemelsnaam maar aan de dokters uitge
leverd, die dan toch niets meer kunnen beder.
ven en bovendien toch ook leven moeten. Zelfs
zoo prozaisoh een land als Saksen, dat in
Duitsehland trouwensmaar half ernstig ge
nomen wordt, brengt nog wijn voort, zij het
dan maar een klein beetje. In overoude tijden
moet ook Berlijn en omgeving het druivennat
niet alleen hebben weten te waaixleere-n maar
moe-t dit ook hebben weten te fabriceeren, zoo
als men dat wel af kan leiden van vele plaats
namen, die nog aan deze nu gelukkig overwon
nen zwakheid herinneren. Vermoedelijk Is die
noordelijke wijn een geweldig bocht geweest,
dat ontelbare dooden op zijn geweiten heeft.
En er behoort wat toe om iemand met slech
ten wijn te vergiftigen, zooals men dat tot op
den dag van heden nog in vele restaurants en
soortgelijke etablissementen vast stellen kan.
Het is bijna ondenkbaar, wat een mensohelijke
maag op dit gebied door staan kan
Voor den „teetotaler" moet het overigens
prikkelend zijn te lezen, dat in een land als
Beieren niet minder dan 18.800 H.A. onder de
druiven staan. Dit is dan ook een record ih
Duitsehland. Pruissen heeft maar 15.800 H.A.
aan wijnbergen en Hessen 13.800. Baden, dat
zoo ver naar het Zuiden reikt, heeft maar
12.400 H.A. en Wurtemtemberg 10.200. En dan
komt er een heele tijd niets tot Saksen zich
met 174 H.A. meldt. Veel is dat niet maar
Saksen is op dit gebied toch nog geenszins de
geringste onder de Duitsohe staten want Thiirln-
gen doet het met 26 H.A. en Anhal-t zelfs maar
met 2 H.A.
De waarde van de „most" beliep in Beieren
30 millioen mark; in Pruisen 29,3 millioen, in
Hessen 19, in Baden 22 en in Wurtemberg
17,9 millioen. Men ziet hieruit, dat kwantiteit
en kwaliteit niet altijd gelijken tred houden.
De handelprijzen varieeren overigens zeer sterk.
In 1923, in de dagen van de inflatie kostte de
Hi. most over het heele rijk omgeslagen maar
58,50 R.M. Deze prijs steeg geleidelijk tot hij
in 1927 op 102,10 R.M. kwam te staan. Dan
begint weer eene inzinking en i-n 1930 bracht
bel product maar 42,40 RM. op.
Maar deze lage prijzen hebben den wijnlief
hebber niet tot koopen aangevuurd. Er is veel-
►Sèf 'èêfl' sö'öft" atkfeër' Vitn wijn vast te stelled
en dat geldt niet alleen van Duitsehland maar
van de heele wereld. Dit is ook wel te begrij-
pen want het tegenwoordige geslacht is voor
sommige dingen niet meer toegankelijk. Voor
Voetenbankjes b.v., voor quadrilles en ook wel
voor wijn. Lui, di. van foxtrott houden kun
nen onmogelijk wat voor een menuet voelen
en lui, die cöcqtails drinken waardeeren een
roemer wijns misschien nog uit s-nobblsm-e
maar verder ook niet.
Maar hoe dat ook nu precies met dezen on
dergang van het Avondland gesteld moge
zijn, de Duitscher drinkt tegenwoordig maar
3 L. wijn per jaar tegen 3,4 L. in den goeden
ouden -tijd van een paar jaar her. De Franscb-
man is in de zelfde periode van een jaar-
ljjksohe consumptie van 155, L. op eene van
144 L. teruggegaan. In Italië drinkt men tegen
woordig nog maar 02 L. tegen 104 vroeger. In
Spanje kwam men van 86 op 80 terecht. In
Griekenland van 27 op 20 en zelfs Engeland
deed aan de verzaking mee want terwijl men
daar vroeger 1,7 L. per man en per jaar aan
kon stelt men het nu maar met 1,4 L.
Ongelukkigerwijze houdt de productie met
Inkrimpende consumptie geen rekening. In de
laatste 30 jaar ls, volgens opgave van het in
ternationale wijnbureau, de jaarlijksche wijn-
voorbrengst met 30 millioen H.L. gestegen.
Deze vermeerdering is niet aan de vermeerde
ring der wijnbergen te danken maar hoofd
zakelijk aan technische bedrijfsvenbeteri-ngen.
De opkeldering is geperfectioneerd; schade
lijke insekten worden gelukkiger bestreden;
het kurken is verbeterd; het uitzoeken van
de druiven; het aanbrengen van klimdraden,
en-Z. Kortom het heele productiesysteem is ver
beterd maar de reclame is daarbij ten achter
gebleven. Er wordt voor wijn veel- to weinig
reclame gemaakt. De oude wijnvrienden zijn
naar het. Walhalla verhuisd of hebben nu hun
kopjes slemp of wat het zijn moge en nieuwe
vrienden krijgt de wijn niet. Want de jeugd
drinkt limonade of manhattans, zelfs ook wan
neer de moetnorteeringen op 42.60 staan.
Vrijwel hij alle volken van den in-dlschen
archipel vindt men het breng-en van offers aan
de zielen der afgestorvenen.
Dit brengen van offers leidde er toe, dat
men voorwerpen ging vervaardigen waarin
m-en zich voorstelde, dat de geesten der afge
storvenen aanwezig waren, wanneer men zich
met h-en in'verbinding wilde stelten-
Tot dit doel vervaardigde men beelden, waar
van men zich als medium bediende en waarin
men de geesten van de gestorvenen uitnoodi-g-
-de plaats te nemen. Zulke als mediums die
nende beelden vindt m-eu in hoofdzaak in het
oostelijk deel van ons Indië waar de Islam niet
is doorgedrongen of slechts zeer weinig in
vloed heeft.
Voor h-et verkeer met de afgestorvenen, wier
hulp en voorlichting m-en^ inroept, gebruiken
de Papoea's van Nieirw-Guinéa ruwe houten
beeldjes, die ongeveer één voet hoog zijn en een
menschel ij-ke figuur in zittende, hurkende (met
opgetrokken knieën waarop de ellebogen rus
ten) of staande houding voorstellen.
Gewoonlijk hebben deze beeld-en een balus
trade voor zich, die zij met beide handen voor
zich houden en waarop hun kin rost. Soms
ziet men ook in plaats van die balustrade een
of twee houtjes, waa-rop de over elkaar ge
kruiste armen rus-ten.
Zoodra iemand begraven is zoekt men hout,
dat geschikt is om er zulk een beeld, Korwar
genaamd, van te maken. De houtsnijder is ge
woonlijk een toov-enaar. De bloedverwanten
van -den overledene, -die hem omringen, voeren
soms dansen -uit en zingen liederen. Om de
ziel in het beeld te doen treden maakt men
verscheidene avonden veel rumoer met trom
mels, geschreeuw enz. Ten ei-n-de aan te too-
nen, dat het houten -beeld, hetwelk -hij in de
hand houdt, be-zie-ld is, laat -die toov-enaar zich
plotseling op den -grond vallen.
Door mi-ddel van d-e Korwars sipr-eekt men
-met de overledenen als mien h-un hull-p wil In
roepen bijvoorbeeld hij zieifct-en of gevaar. Om
ben gunstig te stemmen worden zij o.m. met
lapjes versierd.
De Korwars worden m-et eerbied be-handeld,
doch als een voorspelling niet -blijkt uit te ko
men, veronderstelt m-en, dot de ziel den Kor
war verlaten heeft en h-et b-ee-l-d du® geen
kracht meer -heeft, waarom h-et dan ook op
-den grond -geworpen eh zelfs aa-n vreemdelin
gen verkocht -mag, worden.
In .-de Molukk-e-n gebruikt m-en eveneens heel
den om d-e zielen der afgestorvenen te vereeren
■doch hier vindt m-en deze Korwars ook van
m-etaal (g-ou-fl, zilv-er of koper) en ook wel van
steen of. aarde. Op de K*ei-ella nden maakt -mén
niet van afië' afpstotrënfn beeJiflJis "doèti' al-'
leën va-n de stichters -en beschermgoden van
het dorp. die op een verhevenheid vóór de
poort in OiuTkende houding voorgesteld wor
den. Als men verlangt, dat de ziel in een der
gelijk beeld komt, om ze te kunnen raadplegen
-bij ziekten en andere rampen, -offert m-en er
aan.
Bij vele volken va-n den indischen archipel
.'heerscht h-et bijgeloof, dat sommige menschen
het vermogen bezitt-en om zich in een dier te
veranderen en later de -m-ghsohelijke gedaante
weer aa-n te mem-en. Meer speciaal gelooft men
aan vermomde tijgers.
Op Java zijn sommige plaatsen berucht we
gens het huisvesten van zulke ver-m-omde tij
gers. Tn Probolinggo bijv. ligt een desa waar
-geen Javaan -het wagen zal nachtverblijf te
vragen; men zou het hem ook weigeren, daar
de gastheer, van het tijdstip der verwisseling
zelf onbewust, zijn gast .niet in gevaar wil
brengen.
Het bijgeloof uit zich op verschillende wij
zen. Meent mie-n in s-ommige streken, dat het
vermogen van gedaante verwisseling e-igen is
iaan zeke-re groepen van personen, d-ie, z-ooals
igezs-gd, i-n bepaalde desa's verblijven, en dat
vermogen bij overerving (dus vrijwel onbewust)
verwerven, i-n and-e-re streken zegt m-en, dat de
vermomde tijger ook als éénling voorkomt, die
ihet vermogen tot metamorphose -bezit door de
■wetenschap van bepaalde formulieren. Iemand
in h-et bezit van die wetenschap ziet e-r over-do®
als een gewoon men-seh -uit (behalve dan dat
iso-m-mlge beweren -den wee-rtijger te kunne®
berken-uien aan bet ontbreken van -het g-aultj®
•In de bovenlip), gedraagt zich dan ook als ieder
ander, maar als de nacht valt zegt hij zijn to°-
verformule op en u-eamit dan de gedaante va®
-een tijger aan, om zich aldus o-p de akkers en
in -de tuinen op een -goe-dkoope wijze voe-dsel e®
voorraden te verschaffen!
Toen de groote oorlog uitbrak, was zij 88
jaar, zeer mager en gebogen, maar gezond. Zij
had weinig behoefte meer aan voedsel en aan
slaap haar leven was tot één lang, nauwe-
lljjgg, jgind er broken gebed geworden,
Weenen. Op regeeringsbevel werd de
Duitsche studentenvereniging opgeheven. Ge
volg daarvan was groote onrust en vechtpar
tijen onder de studenten ongeveer 15 perso
nen werden gewond. De Universiteit werd voor-
loopig gesloten.
Berlijn. Tusschen communisten en de na-
tionaal-socialisttsche studenten kwam het tot
oneenigheden, die op schermutselingen uitlie
pen. De Universiteit werd voorloopig gesloten.
München. De uitlatingen van een profes
sor hebben in de studentenmaatschappij tot
groote onrust geleid. De Universiteit werd voor
loopig gesloten.
Vreest niet, dat deze Duitsche litanie
ooit vervolgd zou kunnen worden met een Ne-
derlandsche.
Amsterdam,. Wegens het vinden van com
munistische bacillen, bij een scheikundig on
derzoek van het Rokinwater in het chemisch
laboratorium, hebben de studenten een zeeslag
geleverd op het befaamde water. De Universi
teit werd voorloopig gesloten.
Leiden. Uitlatingen van een professor over
Mars hebben geleid tot een belegering van de
sterrewacht door de anti-militaristische stu
denten. De Universiteit werd voorloopig ge
sloten.
Nijmegen. De Univer
siteit wordt voorloopig gesloten vandaag bij
bet begin van de officleele vacantie.
Neen, zulke relletjes zullen wij hier nooit be
leven. Onwillekeurig denkt de lezer echter aan
de Russische studenten, aan de Russische hoo-
gesCholen, in de voor-oorlogsche periode, aan
Leuven en aan andere Universiteiten, waaT de
heeren niet bang blijken voor wat actie
voor wat doordrijven van hun wil, voor wat
vechters om 'n ideaal. Onwillekeurig denken
wij er aa®, dat die bellicooze ge-esrt niet alleen
heinde en ver verspreid is, maar ook al een
historische traditie heeft.
Studenten zijn altijd 'n onrustig en 'n gauw
ontvlambaar volkje geweest. De lucht om de
universiteiten is altijd bezwangerd geweest van
vechtpartijen, oproer en opstand, die menig
maal in ware oorlogen en langdurige veeten
ontaardden.
Vooral kon de stud het in vroeger dagen niet
te best met de stadsbevolking vinden, die soms
al te afgunstig neerzag op zijn „staat in den
staat", De voorrechten, die aan de bezoekers
der hopgescholen verleend worden, waren den
burgers een doorn In bet oog.
An-dére intieme Vijanden van de studiosi wa
ren de handwerkslieden, met wie de „muzen
zonen" bijzonder bij feestelijke gelegenheden,
en dan voornamelijk op den dansvloer slaags
raakten.
De schoenmakersgezellen kondigden in 1471
aan den rector van een Duitsche universiteit
officieel aan, dat zij de studs met 't bloote mea
hun opwachting zouden maken.
In die tijden klaagden de professoren nog
voortdurend bij de overheid, dat de rechten en
privileges van de studenten niet voldoende be
schermd waren. Dat werd anders in de 17dö
eeuw, toen de studenten zich een militaire uni
form aanmaten en zich den degen als het zinne
beeld hunner vrijheid kozen. In den 30-jarigen
oorlog was de student een halve soldaat, die da
straat beheerschte. Het duel werd een alge
meen gebruik, en de student, die zich koe
langer boe meer heer en meester in de Stad der
Alma Mater voelde, kwam tot steeds grootere
maclitsontvouwing, wat bij den „filister" dan
ook geducht merken liet.
Maar ook in de gelederen van landsknechten
en soldaten kreeg de student zijn vijand, en
gelegenheden waren er te over, om die harte-
lljkhei'I tusschen beiden uit te meten, al was
t maar (wij spreken over de studentengeschie
denis in 'tland van Kathe en Karl Hein*)
lederen avond, wanneer de heeren in de bier-
dorpen, buiten de muren, hun laatsten duit ge
laten hadden, en toegang verlangden tot de
stad, hoewel zij hun „Tergroscken" niet meer
betalen konden.
De rector had de taak bemiddelend op te
treden, maar indien hij dat niet kordaat ge
noeg, of naar den zin der studiosi deed, kon hij
®P 'n dreigement rekenen, zooals in de „scha-
penvachtruzie" van 1726, te Leipzig, toen de
beeren aanplakten „Indien de rector, die in-
fame kerel, niet binnen 24 uren, de „Burschen"
los laat, die hij heeft laten arresteeren, dan zal
dat op hem en heel zijn familie en ook aan heel
de Universiteit gewroken worden, en de stad
zal 'n totaal anderen aanblik krijgen."
Andere wapenen, in de handen der muiters,
waren de vogelvrijverklaring van een filister
en de algemeene uittocht, die een economische
strop voor de universiteitsstad beteekende.
De sehouwburghartstocht der studenten heeft
ook al menig opstootje teweeg gebracht, en
niet zelden is hun het bezoek aan de theaters
ofwel verboden, ofwel slechts voorwaardelijk
toegestaan. Vooral in Halle is deze strijd heftig
geweest, omdat de professoren z'ch bevig te
gen „de pest van hst duivelsche cniediespel"
kantten, terwijl Frederik de Groote zich hier
aan de zijde der studenten schaarde.
Al deze studenten-schandalen hebben voort
geduurd tot in 't midden der vorige eeuw. Toen
hebben ze langzaam maar zeker een politiek
karakter gekregen.
MET GEBREKKIGE KINDEREN NAAR BUITEN. Een 160-tal gebrekkige kinderen maakte vorige week een boottocht door de Rotter damsche havens met de „Eugenie", die de
firma v. d. Schuyt belangeloos ter beschikking stelde. De middag werd doorgebracht in het bosch van „Huys ten D-omck" te Bolifes, waar de kinderen wierden bezig gehouden door
mevr. van Dijk en den beo; Paul CaUlm* (Us a/oh al belangeloos bun medewerking wilden verleenem. De deelnemers tijdens de liedjesbij de luit in, 't bosch Tan Huis ten Donftk.
In het algemeen wordt de weertijger nog
meer gevreesd dan de echte tijger; toch, zegt
het volksgebruik, bestaan e-r middelen om hem
onschadelijk te maken, bijvoorbeeld door het
noemen van zijn naam, in Welk geval hij ou-
iddellijk de -m-e-nsclielijke gedaante weer aan
neemt.
Zooals reeds ge-zegd. O0k |a sommige stre
ken van Sumatra gelooft men aan h-et bestaan
van wee-rtij-gers, o.a. bij de Redjangs in Korin-
tji en de Pasoemah-landen, alwaar verschillen
de verhalen in omloop zijn van vrouwen, die
onwetend m-et dergelijke personen gehuwd zijn;
men vertelt ook, dat in -die landstreek, op den
Goe-no-eng Dempo, zich een geheel dorp van
m-ensch-tijgers bevindt.
In andere streken ih-eer-scht het zelfde bijge
loof, al-leen stelt men zich andere dieren voor;
o-p Lombok een krokodil, op Ti-mor honden o£
katten, enz.