f i J KOMISCHE STIE RENGEVECHTEN. EEN VOLKENBOND STRAATZWERVERS 1"tJi.TZTS Waarom het ophield J WOENSDAG 12 AUGUSTUS 1931 zestal Toen Mr. Peter Albery op dien feilen zomer- Eehen morgen na den nachtelijken overtocht If,11 e rr' te Calais ln den Parljschen trein Üta J6vestigde deze eenvoudige en alledaa»- sche onderneming zijn ingewortelde overtuiging, dat Franschen onaangename menschen waren. Het komt mij VQ °at Mr. Peter Albery in deze meening niet alleen stond en iedereen, !1m ,Zen ï00n van het sluwe Brittendom van aahü kende. was daar wel zeker van. Zijn ken nissen grondden deze zekerheid niet zoozeer °P de positieve wetenschap, dat vele Britten en wellicht ook Hollanders, om van Duitschers maar te zwijgen dezelfde meening waren toe gedaan, maar zij hadden daarvoor een bewijs uit het ongerijmde. Daar Mr. Peter Albery namelijk in^het algemeen geen meeningen had, ®aar wel een aantal leidende city-organen op zÜn ontbijttafel, vond hij het niet alleen veilig 0m te varen onder de vlag van deze groothan delaren in intellect, maar vooral bijzonder ge makkelijk. In den oorlog had hij de Duitschers onaangenaam gevonden, maar sedert niet al leen de Zeppelins boven Londen verdwenen ■Waren, maar ook de francophile artikelen uit «The Times" en de „Daily Mail", vond hij de Fransehen onuitstaanbaar. Het is misschien overbodig op te merken, dat hij overigens nog hooit een Franschman of een Duitscher ge- Sproken had. In deze geesteshouding had Mr. Peter Albery dien morgen tegenover een norschen en wei- DiS gastvrijen douane-ambtenaar gestaan. En - het werd er niet beter op toen een paar scherpe maarte oogen wantrouwend over zijn paspoort draalden. Maar toen twee groote gebruinde randen onbeschaamd zijn shirts en zijn sok- en- zijn tandpasta en zijn scheerzeep^ door f'kaar haspelden, toen concipieerde hij een ^gezonden stuk, onder een veelzeggenden tib©l, dien zijn gloeiende verontwaardiging hem Vooralsnog echter belette te vinden. Na deze weinig pieuse entrée liet hij zich een lamentabel humeur door het land van Artois sporen en hij wond zich zoo vreeselijk °P, dat hij niet alleen de mooie heuvels niet mg, die van den ongenaakbaren Gris-Nez naar het binnenland afdalen, maar ook bij Boulogne ®ur Mer al zijn superlatieven en krachttermen al had uitgeput zonder een voldoende krachti- Sen kop te vinden voor zijn ingezonden stuk. hlaar een reis van Boulogne sur Mer naar Ab- heviiie aan de Somme, werkt kalmeerend op kwaden Engelschman, in het bijzonder als het warm is en de treinwielen zoo doodelijk op de spoorstaven slaan. Het land is jroen en vredig; groen van een uitbundige duizendkleurlge groenheid en vredig van ronde heuvelglooiingen, waar kleine witte behuizin gen als vogelnesten tegenaan hangen. Onder rug zijn die huizen verbonden door de gril lige lijn van een grijzen betonweg, die zich moeizaam tegen de heuvels opwerkt en die den mi^chien al te groenen toon van het iuudschap breekt, om de uitgelatenheid daar van wat te stremmen. Zoo daalt het heuvel land langzaam naar den Somme-roond, waar het overgaat in een vlakte, die ordelijk in beiden en boomgaarden is ingedeeld en afge haald. In den mond der rivier, dien ge tever geefs zult zoeken, grazen koeien, die niet vet weelderig zijn, maar pezig en gespiei en Var, r„ fion winter bruist de mn een klem slag. In den wiu over de weiden, nauwelijks in behouden door de dijken, en hoe he aan de oevers van deze rivier, daarovei v fen Engelsche en Fransche soldaten u beter miiehten dan ik. In het voorjaar echter trekt d® stroom zich terug en verdwijnt spoorloos, eeuige weken laten kan de wandelaar over versche laag vruchtbaar slib van den rech teroever naar het schilderachtige en 'rustieke ^aiéry sur Somme wandelen, dat aan de over ®ijde weer tegen de heuvels opklimt. Al deze factoren tezamen, het monotone lied de spoorstaven en de vreedzaamheid van het land slaagde er langzamerhand in om Mr- h'etor Albery gunstiger te stemmen al bleef zijn voornemen om zijn wrevel neer te leggen in de kolommen van zijn lijfblad daardoor niet minder hecht overeind staan. in Abbeville, waar de trein stopte, stapten fle twee Engelsche dames in en met haar kwam het wonderlijke verhaal Mr. Peter Albery, die, als iedere vreemdeling, blij was landgenooten te ontmoeten had door middel van een koffer, die in het net getild moest worden een praatje aangeknoopt, zoodra de beleefdheid dit toeliet. De twee dames kwamen van een oorlogskerk hof in de omgeving, waar één van de vijfdui zend gelijkvormige graven dat van haar man eh broer was. Onder hevig artillerievuur van den vijand kreeg de batterij, waarover mijn man, Com mander Higgins, het bevel voerde opdracht bm een achterwaarts-che stelling in te nemen die vier kilometer terug lag. „Den commandant biet gezien, dokter?" vroeg de luitenant, die opgewonden de verbandplaats kwam binnen lopen, welke eenige honderden meters achter de nieuwe stelling ln een dooden hoek tegen 'n heuvelhelling lag. Hij viel, toen wij bezig waren het derde stuk in te spannen, tusschen het hoschje waar wij stonden en het witte tuin huis, waar hij zijn post had", antwoordde een kanonnier, die juist verbonden werd. Een Fransche onderofficier, die slechts licht Èewond was, verliet de verbandplaats. Temid den van den dood en al die verschrikking had Uien een mensch eenzaam laten liggen. Hij Btaarde in den nacht om zich te oriënteergn ®n om de verlaten stelling terug te vinden. In den witten lichtgloed van een barstenden gra naat zag hij den donkeren omtrek van den heu gel. Een oogenblik later vloog hij over het ^eld. Over den top van den heuvel zag hij knelle gedaan-ten in gebukte houding voort ijlen. De Engelsche Infanterie Was de vijand zóó dicht bij Een heete en hevige luchtdruk Bmakte hem tegen den grond maar een paar- d«nlijk ving de scherven op. Eén moment van ^Hden zlelestrijd; toen weer verder door ver- Sche granaattrechters en door kuilen, die half Water stonden. Eindelijk het boschje, waar in nog slechts enkele naakte stammen over had stonden en vijftig meter verder de- com mander, met een bloedige hoofdwonde, maar ^°g ln leven. Het lichaam was loodzwaar, en d® granaten vielen nu tusschen hem en de bfbandplaats, gericht waarschijnlijk op de stelling. Lichten dansten voor sfjn In Lissabon bestaat een groote Praga de Touros, een kolossale arena op het Campo Peque-no in de nieuwe stad. Het speelt ge woonlijk om den anderen Zondag. Van buiten ziet alles er Spaansch en Anda- lusisch uit. De Praga de Touros te Lissabon is even Moorsch als welke Plara de Toros ook in Spanje: een rond steenen gebouw met een Alhambra-achtige poort in den gewonen hoef ijzer vorm, terwijl ook de dakrand geheel in stijl met de gevinde opstaande kanteeltjes der Arabische bouworde versierd is. Eveneens dezelfde indeeling in schaduw- en zonkant met een officieele voorzitterstribune in het mid den, èn een hooge galerij van loges voor de dames uit de hoogere kringen. Ook de steenen trappen, waar het gewone vulgus zit, zijn de zelfde, evenals ook de kussentjes, die voor een kleinigheid verhuurd worden, en met gröote behendigheid door de vensters naar hun plaats van bestemming worden geslingerd. Limona des, koek, water uit roodbruine aarden ki ui- ken, apenootjes, gedroogde garnalen, nauw- ljjks verschil met Sevilla te bespeuren. Maar nu begint het onderscheid In Spanje was het paard een arme oude knol en de ruiter een huurling. Het weerlooze dier wordt geblinddoekt open geboord, zoortat het bloed met een dikke straal uit de borst wonde spuit. Maar in Portugal gaat het anders toe. Ook een paard, maar een sierlijk en elegant dier, nauw luisterend naar sporen en karwats. De ruiter is geen nauw ingepakte betaalde knecht, maar een edelman uit de eerste kringen van Portugal. Hij heeft zijn rijdier volkomen in de hand, en het sidderende paard reageert op den kleinsten wenk van zijn berijder. Deze heeft een lans onder den arm of wel een paar korte speren, met weerkaakjes aan het eind; ongeveer als de Spaansche bande, rillas of vlaggetjes. Ook in Portugal is dit begln-nummer, de strijd tusschen stier en ruiter, even elegant en levendig als de „suerte de banderillas" in Spanje. Maar overigens: welk een verschil Uitdagend en steeds scherp op zijn qui-vive trippelt het elegante paard voor den stier uit. Valt deze niet onmiddellijk aan, dan galoppeert de ruiter een keertje langs hem heen, net zoo lang tot de stier op de provocatie ingaat. Ge, woonlijk duurt dat niet lang. Hij slaat met zijn staart, en stormt met gebukte horens ach ter het paard aan, om het op de bij stieren ge bruikelijke wijze te „nemen". Maar de „caval- leiro", de jonge sportman op zijn ze-nuwach- tigen volbloed, is tegen de situatie opgewas sen. Zijn ede-1 strijdros blijft voortdurend en kele milimeters vóór de gebogen hoorns van den stier uit, en een lichte druk in de flan ken is voldoende om het nobele dier te doen vooruitschieten, zoodat de stier geen kans meer op hem heeft. Maar de stier geeft het niet op. Een vechtstier is bet, niet geschapen om met koeiën in een vreedzame wei te dar- telen, maar o.m met edellieden en met geoefen de paarden te strijden. Hij chargeert onver moeid en tracht het paard op -de horens te nemen. Op dit oogenblik heeft de ruiter gewacht. Hij laat den stier héél dichtbij komen., en draait zich dan op het laatste oogenblik in den zadel om In heide handen houdt hij een banderilla, en op het moment, dat de stier bükt om het gehate paard met de horens onder den huik te pakken., plant de „cavalleiro" met kracht de be-ide speren in de schoften van het woedende heest. Dit schrikt eventjes van den schok en stopt plotseling op beide voorpooten. Verwonderd staart het in 't rond, driftig stampvoetend over zoo'n beleediging. Een daverend gelach en een uitbundig ge juich begroeten den geprikk-e-lden stier van alle kanten. Opnieuw stampvoet hij van toorn. Rondom ziet hij slechts wuivende tribunes, die schateren van vreugde. En hij voelt zich innig gegriefd. Wacht, daar vlak voor hem wandelt een kleurig poppétie' ze^6r één van zijn kwel- geesten! Hij doet een Woedenden uitval naar den gecostumeérden arena-knecht, die alles was hij in zijn handen heeft laat vallen en overhaast de vlucht neemt, om zich net op het nippertje achter de houten schutting in veiligheid te brengen, juist op het oogenblik, waarop de omwoelde horens van den stier de omheining doen trillen. Ondertusschen Is in sarrende kalmte weer de elegante ruiter verschenen, ln uitdagende arrogantie de platte zwarte hoed van Alemtejo (zoo iets als de „ca lanes" van Cordoba) op het gladgeschoren gezicht, en zegevierend zetelend op het van ingehouden opwin-ding trillende paard. Man en dier één brok beheerschte levenskracht. Opnieuw chargeert de stier, de horens laag over den grond scherend. Maar het paard, steigerend als een ruiterstandbeeld, wipt pre cies een fractie van een seconde voor hem uit, en wederom steekt de zegevierende ruiter de-n stier twee banderillas ln de schoften. Een salvo van gfejuich begroet dit handige stukje, terwijl de stier vruchteloos tracht de speren al hoofdschuddend van zich los te krijgen. Ondertusschen staat op korten afstand het paard te snuiven en te briesche-n, begeerig naar nieuwe lauweren. Waarlijk, dit is een verrassend schouwspel. Er worden geen weerlooze oude knollen ver scheurd. Er wordt geen domme doch eerlijke stier vermoord. Het is een sierlijk spel tus schen brute kracht en welbeheerschte oefening, waarbij de kunst het steeds wint van het ruwe geweld. De Noord-Europeaan heeft eventjes van op winding en griezeling, wanneer hij dit zwart harige monster met de wijde horens de arena ziet binnenstormen. Maar de Portugees glim. lacht: een toureda is maar een grapje, en geen bloedige ernst. Niettemin beginnen de oude gebruiken gaan deweg op den achtergrond te raken. Er be hoort eigenlijk bij, dat een „espada, een zwaard, drager het dier doodt, dat wil zeggen, enkel in gedachte en op symbolieke' wijze, met een houten zwaard, waarmee men nog geen vlieg kan vermoorden. Dit gebruik gaat er echter uit. Soms engageert men in plaats daarvan een Spaansche „matador", niet om den stier te dioden, maar om er mee te sollen, m de volle arrogantie van zijn superbe vak. Hij ging op een biezen stoel, een gewonnen keuken- stoel, midden in de arena zitten, en daagde den stier uit totdat deze een woeste charge op hem ondernam Dan wipte de ïes ro juist op het nippertje van zijn stoel op zi;i en 'liet den dollen woesteling over het «euken- meubel heen tuimelen, terwijl hij zelf lijzig en ostentatief bedaard opstond, zich een stofje van zijn knie afknipte, en ijzig bedaard weer ging zitten. Het publiek razend van plezier. Kortom grap pen zonder eind. Maar nu het einde. In Spanje is dit somher en bloedig. Dan sneuvelt de stier, gedood door het lange, scherpe zwaard. Hij zinkt machte loos op de knieën, en een dikke stroom bloed gulpt uit zijn amechtigen bek. De espada legt triomfantelijk de band op bet voorhoofd vab bet stervende dier, én snijdt hem een oor af, als trofee. Daarna sleepen zes muilezels met vlaggetjes en rinkelende belletjes het cadaver weg, en de arena wordt opnieuw op geharkt voor het volgende nummer. In Portugal heel ander, geen bloed, geen tragiek, doch enkel vroolijkheid, niets dan grappen. Een ploeg van een half dozijn man nen verschijnt in de arena, korte jasjes aan, en de onvermijdelijke rood-groene Portugeescke kous op het hoofd. Zij zijn het prototype van den Lusilaansche-n boer: dom maar vast houdend, onwetend, maar taai in hun werk. Een oude man gaat voorop, en de anderen volgen -hem in een J-vormi-ge opstelling. Links en rechts wenkt hij zijn helpers met de han den, want hij is de ervaren oude rot, die al vaker met dit bijltje gehakt heeft. )e stier ziet hem naderen ook, het brave dieSr heeft dit óók al eens eerder hij de hand gehad! au va-l-t onverschrokken aan. Doch de hoofdman van deze schare wipt niet be hendig op zij, zooals de banderillero, maar zet zieh met de beenen af, terwijl hij met uitge- preide armen oven den stier heen-springt. Hij omklemt de breede horens met zijn ellebogen, en houdt zich stevig aan den stierennek vast. De stier zwaait den machtigen kop, en tracht he-t nietige schepsel af te schudden. Maar de hoofdman van deze „ossenvangers" zooals de Portugees oneerbiediglijk zegt, houdt taai vast. Ondertusschen hebben zijn helpers den stier op andere plaatsen beet gekregen. Twee han gen er aan weerskanten van de horens. Een ander laat zich onder langs den hals meeslee- pen. Weer een ander zit schrijlings op den rug, en ten slotte heeft er eentje den staart te pakken, waar hij aan trekt net als een sleepboot, die een zeeschip helpt sturen. Zoo tobt de stier zich vergeefs af om dit vrachtje kwijt te raken. Een paar meter nog sleept hij zich voort, en dan geeft hij het op. Hij staat stil, en daverend barst op de tri. bunes het gejuich los. Nu komt het einde. Geen trippelende muil ezels om het lijk van een met eere gesneuvel den stier weg te sleuren. Neen, een lompe ossen, vleezig en bonkig, komt uit een verborgen poort de arena insloffen. Ze dragen groote klokken om den hals, en bengelen daar mee net als de koeiën in de Zwitsersche berg weiden. Regelrecht naar het midden van de arena loopen ze, zonder op iets te letten. En daarna keeren ze zich om en klossen weer klokjes bengelend terug naar den stal. Onze stier schrikt óp. Die bellen doen hem aan een beter leven denken, aan sappige wei den en plezierig gezelschap. Hij heeft genoeg gespeeld en zich genoeg geërgerd. Me-t opge heven hoofd wendt hij zich van zijn kwel geesten a£, en draaft welgemoed met zijn tam me makkers terug naar het behagelijke hok. De arena wordt wat bij geharkt. Maar geen bloedplassen behoeven verdonkeremaand te worden. Hier, het publiek schaterlacht nog van onschuldige pret, en wanneer er weer een koperen fanfare door de lucht schalt, geeft de president het sein voor het volgende num mer. Weer een stier, weer een ruiter op een edel ros, weer een eindelooze grappenmakerij. „Tou'rada de gargalhada" één stierenge vecht van louter vroolijkheid; een volksver maak door den zachtaardigen Portugees ver vormd naar eigen smaak. MARIE DE BELMONTE. oogen; hij had er geen begrip van hoe lang dit alles reeds geduurd had en nu moest hij nog denzelfden weg van vier kilometer terug, maar met den gewonde. Een oogenblik wilde hij daar blijven liggen en wachten op den dood of op het eindigen van he,t vuren- Toen schold hij zichzelf voor lafaard en strompelde met zijn last tusschen de verbrijzelde kanonnen uit. Een kilometer van verschrikking in een vuur rood-en nacht. Toen een schel gefluit, een knal en een wilde pijn in zijn rechterbeen. Hij viel en kon zich niet meer oprichten, maar sleepte met zijn laatste krachten zichzelf en den com mandant naar den naastbijzijnden granaattrech ter, waar hij zich in liet glijden. In het veldlazaret vond hij den geredde terug in het bed naast hem. Zijn kameraden, die hem hadden zien gaan en die hem later vonden in den granaattrechter, vertelden het gebeurde. Later viel hijMistress Higgins had hem nooit gezien. Ook Commander Higgins was gesneu veld. „The war is a terrible thing, Sir", ein digde de Engelsche baar verhaal, „bij maakt beesten, maar ook helden en heiligen!" Toen Mr. Peter Albery in Parijs uitstapte noteerde hij als titel voor zijn ingezonden stuk: „Discriminate between French people and French politics." JULES A, Eefligen tijd geleden begaf president Hoover zich naar een kldnie-k in Washington, om van drie of vier lastige tanden te worden bevrijd. Zou 'n presiden.tstand niet eenige waarde kun nen hebben voor een verzamel-maniak Een pientere tandarts-assistent vroeg zich dit ook af en loste meteen het probleem maar op, door 'n kleine xeolame-ca-mipagn-e te begin nen. Het legende aanvragen van personen, die een tand van den president der Ve-reenigd-e- Staten wenschten te -bezitten en 't was de eerste dagen gemakkelijk, om aan alle aan vragen te voldoen. In een tandheelkundige kli niek van Washington trekt men per dag. nog wel eenige kiezen, ziet U! En met de pre sidentieel© tanden gingen kappers- en krui deniers- en chauffeurstan-den als rasechte Hoo- vertand-en de wereld in. Juist toen de zaak 'begon te füoreeren, de markt stond aan meerdere dollars per stuk kwam er een kink in den Kabel. Een op- kooper ontdekte, dat Hoover naar zijn be rekening minstens twintig tanden hoven het normale aantal -had gehad. Weshalve de nering werd stopgezet In. een herberg gaf die oude aan den jonge een hemd. Van diendag af begon ihun vriend schap en bleven zij bijeen op hun zwerf- en be- delfJoiahten. De straat heeft hen nu eenmaal vast en de straat Iaat hen niet meer los. Zij is en d-eel van hun leven geiwoirden, zij voldoet aam hum kleine wenschen en voorziet in hun nog bescheidener behoeften.de straat.die gladde, effen, regelmatige weghet glan zend vlak voor duizenden auto'sde aan trekking voor veilen. N-aar landlo-opersaard noemen zij elkander neef, compagnon, -vriend of broe-r. Ze hebben nooit gesproken over hun vroeger leven Zoodra ze 's morgens op de afgesproken plaate elkaar ontmoet hebben, gaat ieder zijn weegs. Over het verleiden Wordt niet gerept.er moet iets zijn, diafc ze liever niet bekend maken. Geen van beiden vraagt ook iets.zij willen zelfs den sohij-n vermijden, nieuwsgierig te zijn Op zekeren winteravond gingen ze een kroeg je in de voorstad binnen. Ze bestelden 'n war me soep en besloten vroeg op hun stroobed te gaan. D-e schorre klank van een orchestrion, met een geluid van een addbma-lijdier, houdt hen uit den slaap. Koilendragers en sneeuwruimers dansen met vróuwen van verdacht allooi.een schip per kweelt een weemoedig lied.aan twee ta feltjes wondt verwoed kaart gespeeldhet gaat er steeds heftiger hoe.de glazen wor- diem njet luid geraas op tafel of tegen elkaar gestooten. Langen tijd waren ze niet -meer in een kroeg geweest en zij waren er echter spoedig op hun STIERENGEVECHT TE MADRID. Terwijl een dier tareadores zwaar gewond wondt BCfgfjfrpftg», gaas het lugubere apeH oopMtggg g-einmk. De drukte bedwelmde hen in t begin, doch vooral de oude vond het er gezellig. Met genot slurpte hij de slechte drank-en in en na den maaltijd raakte hij zelfs in een uitgelaten stemming. Hij had direct een heele kring toe hoorders om zich heen en. verhelde grappen en -mop-pen, die even oud waren als zijne haren. Het gezelschap luisterde naar hem, maar imoest vo-oir hun aandacht betaald worden met bier, want de mop-pen waren immers al te af gezaagd De jonge man z-ag -dit alles met leed© oogen aanDe financiën konden immers zoo n verkwisting niet verdragen. Daarom begon hü meh een zachte waarschuwing: Pas op! voorzichtig.ze kleeden je uiit! Wie... watuii-tkleedenmij? laicht de oude luid. De waarschuwing was voor hem alleen bedoeld, doch door er zoo luid antwooid op -te geven, verried hij m-aar al te duidelijk, dat hij te diep in hief glaasje had gekeken. Er ontshond een gemompel in de kroeg, naar -aanleiding van diiie ondubbelzinnige woord-en en een gespierde kerel -met zwarten baard dreigde den jongen: Wat, we zullen jou de ribben eens bi-eken! En met zijn glas in de vuist riep hij barsch tot de kellmerin: Nog een glas op zijn gezondheid! Je moet me willen begrijpen, hij bezit met veel. zegt de jongen hegen den grooten zwarten kerel. Hij wilde ma-ar liever vrede houden, want hij weet heel goed, dat hij het loodje rpjoet leggen, zoo het tot een vechtpartijtje kamh. goed.we willen -ook niet meer, hernam d-e reus gekalmeerd, ledigde de pint, die zoo juist gebracht was en hoepelde o-p imet z'n gezelsc-hap. 'tWas heelemaal niet moodig, zoo mijn plezier te storen, mopperde de oude. We mo gen het er gerueit eens van nemen. Ons leven is toch waarachtig zoo gemakkelijk niet. Zwaar is hetzwaar. Onder deze woord-en kwam er een vrouw, die al een hee le tijd op den loer zat, naar de tafel gestrom peld. 't Is waar. Het leven is moelijk voor o-n-s u-llamaal. Dauf'om.Beltaail voor mij ook een kummel of een anisette! Wi-1 je maken, -dat je wegkomt, snauwde de jongen t-ot de opdringerige vrouw. We heb ben geen geld. Hoiho wait jij niet waar.ou-dje je hebt vandaag een goede dag gemaakt! En of! lachte de opgewonden oude man. Het werd tijd ook! Bij vorst en sneeuw heb ben de menschen wait -meer gevoel en worden milddadig. Hij overdrijft zei de arndeTe hem terecht. En toch kan ik -haar dit pretje gunnen, hield de oude koppig vol en bestelde het ge vraagde. Mooi zoo, baasje! dankte ze. Snaps en likeur mooidat is bet eenig genot, dot ik af en toe nog eens heb. Nog eens, zeg je, hoepel op en een beetje gauw ook, snauwde de jonge man haar weer toe. - Ik denk er niet aan. Trouwens met jou 'heb ik niets te maken. Jij bent te grof. Ik houd meer van zachte menschen. Zooal-s ik. Van lomperds, wil je zeggen, antwoord de de jonge man geërgerd. De meid keerde h-em den rug toe. Kiom ou-dje, luister eensik weet iets -moois. Hoe zou je het vinden, als ik eens met je meeging. Wij samen.... wat zog jé ervan Ik heb altijd zoo verlangend om de stad uit te koonen. Pak je weg, bromde de jonge m-an met toornige stem. - Trek je eigen van hem maar niets aan, hij heeft een kwad-e hui, 1-aahte de oude. Ja, hij" kan mopperen zooveel -hij wil. Dat gaat ons niet aan. We zullen liever samen eens drinken.Hé.dat goedje smaaktHeer lijk. Bestel nog maar wat van dat goedje! Direct juffrouw. Nog zoo wat, riep de oude tot de keülnerin. Ik zeg je voor de laatste maal, dat je mijn neef met rust zult laten, dreigde de jon gen tot het uiterste gedreven. „Schaam je en laat hem met rust. - Ik denk er niet aan. Ik? Waarom toch? Jij kunt je versleten wagentje wel alleen over den weg duwen.... altijd vaste weg en al tijd recht vooruit! Maar ik ga met den oude ■mee.Niet? Nietwaar vriendje en zij wend-de zich weer tot haar slachtoffer wij toch. hé met ons I-weeën?... Dat zal goed gaan Fijn, langs veld-en en bossehenIn le dor pen is volop spek en er zijn kippen in over vloed, nietwaar? - Natuurlijk iedieren morgen twee rauwe eieren en 's avonds een balve ham Wat zeg je daarvan? Dat is dus in orde, dat is afge. Afgesproken wilde hij zeggen en hij strekte reeds de hand uit, om dit verbond te bezege len door een knac-ttigen handdruk. Ma-air op hetzelfde oogenblik gaf de j-ongen haar een geweldigen sl-ag, zood-at zij achterover tuitmeJidlepakte de oude bij de kraag en sleepte hem mee naar buiten, zonder te let- tn op de scheldwoorden, die hem nageroepen werden. - Wat gij-., siste het wijf, terwijl ze overeind kraibbelide, daar zul je voor boeten zoo gtffluw ik je weer te zien krijgIk heb al dikwijls slaag gehad.maar zóó gemeen, wach-t maar.kerel Stil en terneergeslagen tr-okken zij den vol genden dlag verder.de oude en de jonge. De storm was opgestoken en de sneeuw viel in dichte vlokken. De wind dreef de sneeuw hen recht in het gelaat en maakte hun stem ming nog somberder. Ongeveer -aan de grens van de stad verbrak de j-ouge-n het stilzwijgen en zei: Ik dacht, diaf gij een geboren bedelaar wiaart. Maar het schijnt, dat ge nog n-iets van het straatleven kent. Ik vier j-aren al. Mijn vrouw dood ongeluk en ontevredenheid.koTtom ik kon h-et in huis ni-et meer houden. Eon ervaren m-an laat de vrouwen voor wat ze zijn. 't Is niets gedaan met zoo iemand op stap te gaan. Ze zaaien niets dan twist en tweedracht. Gisterenavond had het maar weinig gescheeld, of ze hadden je te pakkn. Misschien.stribbelde de oude zwak tegen. De stadstuintjes waren ze nu reeds voor bij.de zwervers kwamen nu op den open vlakken weg, waar zo nog veel meer t© ver- durend hfldfteu yvun .wind ©a sneeuw. Ik ben al elf jaar op de baan, bego-n de jongen zijn levensverhaal. Het was in Februari en even guur weer als thans, toen ik -het ouderhuis verlietRuzie m-et den oude -al tijd ruzfi-e.ver-dlrief. g.|herrie. Dat was niet om uit te houden.Nou, en toen trok ik er tusschen uit.heel eenvoudig.-ik gingging weg Was dat in Febru-ari?... EK jaar gele leden? hijgde de oude en bjeef staan.... want hij kon moeilijk ademhalen wegens den feilen wind. Zooals ik zei: zoo'n datum vergeet je niet licht. Met Faschen zou ik van school ko men. Maar ik hield die weken maar voor me zelf en begon mijn zwerftochten door de we reld. Een mooie wereld.Wat zeg jij Jaoch en waarom ben je niet meer naar huis gegaan? Ik!... Naar huis? Wat moedi ik daar doen. Ze konden nu eten en drinken, zooveel ze wilden, behoefden aich nergens meer be zorgd over te maken en haddiea nu geen reden meer om elkaar in de -haren te vliegen. Ik was meestal de oorzaak nou en als ik wegging, zoo dacht ik, zou er tenminste vrede zijn. Af en toe stuurde ik een kaart zonder adres, begrijp je, want anders zouden ze mis schien op de gedladhte komen, om me te zoe ken. Ik weet zeker, dat ze het geprobeerd heb ben^ maar ze hebben me nooit kunnen ont dekken. Nou en overigens begrijp je... hoopte ik ook op het groote, waarva-n alle be delaars droomen en dat toch nooit komeD wil11 O gijgijkreunde de oude en sloeg zich de handen voor het gezicht. Nou nou wat scheelt er aan? Denk ja misschien' 'aan een tehuis hij dezen sneeuw- storm?... Heerlijk, wanneer men oen dak boven zijn hoofd heeft en een bed om in te slapen! Maar het lijkt wel, dat je heelemaal verkleumd van de kou bent. Kom, ga hier op dien steen zitten wacht, ik zal de koude wat van je gezicht wrijven.... zoo... boud moed de winter zal wel ééns voorbijgaan e-n in de Lente - zou ik met niemand willen ruilen - met niemand! Al-leen voor ons wordt de aarde groen. Sctof_n_u diGOT jnfi&r lu^js'tör ik zag üiaar juist eerf'buis vlak aan den weg - 'n kovenierte- rij of zoo iéts - ik ga er gauw heen en h-aal w5Uter dat zal je o-pfris-sohen - of een tas 11 En de jongen worstelde zich door de®trtorm heen en ging terug.... zijn bede werd ver Sd en opgewekt keerde hij' terug mee een Si,"?» w'- rende' d. P«De. A ad» eer enden te ook deze sporen vervaagd en meer cUm ©gu ^root© wilde vlakte.... De aneeuw begon «gjUc hij zag niets effen, eenzame anders meer dan een gio m-it De sneeuw begon zoo - vaueu, -rij' op 100 M. atotand nie kon onderschelden. Toen bedacht hp zich en Durf Je te een mes werkelijk wirne nd nietB meer dat ^'^dacht hij zich en besloot naar de stad -terug te ^e?re terug- fem gewist zijn om die ruzie van gieter- Kort daarop werd de oude van de stad, waar zij m eu politie waren, gevangen genomen en door de politie M» ge uwe vemoort, vennoord? Geen praatjes, alsjeblieft ontkennen? zeg me toch.. Mynheermijnneer W- SuTwS^ Peel seed- Oil lud» WW d"»W'-- mien dat niet noemen Hii heeft je zeker voor de pret naar hui Natuurlijk.... En daarom heb, ten gesleeptJNatuiuuj*. jij bem zeker voor de pret een mes in den hals gestoken, vlak hij die kroeg. Ikmijnheerhem in den hals gestoken?.... Is hij vermoord Sidderend wrong hij de handen, 0YeT Z^ gelaat gleed een oude trek, z'n oogen stonden dof en treurig.... tranen rolden hem ovor de wangen.... langzaam.... hitter.... Spijt over de misdaad?nu Mijnheer.ik deed het niet.neen boe kan ik het gedaan hebben s morgens verlieten we samen de kroeg, waar we den naoh-t hadden doorgebracht. Zoo je hebt dus heel vriendelijk tot ziens geroepen en vroolijk afscheid van hem genomen, niet' Uit schaamte verliet ik hem. Ik heb mij geschaamd mijnheer de commissaris, ik heb me verschrikkelijk geschaamd! Vertel geen cwizinGij je geschaamd Voor hem?.... Waarom?.... Omdatik zoo diep gezonken was en. mijnheer.... omdat.... liij.. mijn zoon., is. Manvertel ons zonder veel omhaal de toedracht der zaak? Het is, zooals ik u reeds meedeelde. Maar. is hij dood, zegt u?Heeft men hem dood gestoken? Op dit oogenblik rinkelde de telefoon: de commissaris luisterde. Direct legt hij het toe stel weer neer en zegt min of meer verlegen: Ik krijg zoo juiet een bericht over u! Verheug U. De zaak is nu opgehelderd. Ben vrouw heeft den d-ood va-n je zoon op haar gewetenNeem de zaak maar niet al te tragisch op.... Wij moeten allen sterven. De eene zus, de andere zoo. .Kan ik iets voor u doen! Neen? Heb je schoenen nioodig? Ook niet?Een jas?niet?Nu, ik zal nog even een verslag opmakenen dan kunt u 'gaam. Hoe is uw juiste naam? Daarna is hij weer opnieuw gaan zwerven., de oude.En evenals weleer zoekt de straat zwerver, wanneer de avond valt, een welhe- echut plekje in een kroeg doch nooit raakt© bij meer een glaasje aan of klonk hij met z'® bakmeraden zooveel had deze droeve ge beurtenis hem toch geleerd. i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 7