f
i
J
KOMISCHE STIE RENGEVECHTEN.
EEN VOLKENBOND
STRAATZWERVERS
1"tJi.TZTS
Waarom het ophield
J
WOENSDAG 12 AUGUSTUS 1931
zestal
Toen Mr. Peter Albery op dien feilen zomer-
Eehen morgen na den nachtelijken overtocht
If,11 e rr' te Calais ln den Parljschen trein
Üta J6vestigde deze eenvoudige en alledaa»-
sche onderneming zijn ingewortelde overtuiging,
dat Franschen onaangename menschen waren.
Het komt mij VQ °at Mr. Peter Albery in
deze meening niet alleen stond en iedereen,
!1m ,Zen ï00n van het sluwe Brittendom van
aahü kende. was daar wel zeker van. Zijn ken
nissen grondden deze zekerheid niet zoozeer
°P de positieve wetenschap, dat vele Britten
en wellicht ook Hollanders, om van Duitschers
maar te zwijgen dezelfde meening waren toe
gedaan, maar zij hadden daarvoor een bewijs
uit het ongerijmde. Daar Mr. Peter Albery
namelijk in^het algemeen geen meeningen had,
®aar wel een aantal leidende city-organen op
zÜn ontbijttafel, vond hij het niet alleen veilig
0m te varen onder de vlag van deze groothan
delaren in intellect, maar vooral bijzonder ge
makkelijk. In den oorlog had hij de Duitschers
onaangenaam gevonden, maar sedert niet al
leen de Zeppelins boven Londen verdwenen
■Waren, maar ook de francophile artikelen uit
«The Times" en de „Daily Mail", vond hij
de Fransehen onuitstaanbaar. Het is misschien
overbodig op te merken, dat hij overigens nog
hooit een Franschman of een Duitscher ge-
Sproken had.
In deze geesteshouding had Mr. Peter Albery
dien morgen tegenover een norschen en wei-
DiS gastvrijen douane-ambtenaar gestaan. En
- het werd er niet beter op toen een paar scherpe
maarte oogen wantrouwend over zijn paspoort
draalden. Maar toen twee groote gebruinde
randen onbeschaamd zijn shirts en zijn sok-
en- zijn tandpasta en zijn scheerzeep^ door
f'kaar haspelden, toen concipieerde hij een
^gezonden stuk, onder een veelzeggenden
tib©l, dien zijn gloeiende verontwaardiging hem
Vooralsnog echter belette te vinden.
Na deze weinig pieuse entrée liet hij zich
een lamentabel humeur door het land van
Artois sporen en hij wond zich zoo vreeselijk
°P, dat hij niet alleen de mooie heuvels niet
mg, die van den ongenaakbaren Gris-Nez naar
het binnenland afdalen, maar ook bij Boulogne
®ur Mer al zijn superlatieven en krachttermen
al had uitgeput zonder een voldoende krachti-
Sen kop te vinden voor zijn ingezonden stuk.
hlaar een reis van Boulogne sur Mer naar Ab-
heviiie aan de Somme, werkt kalmeerend op
kwaden Engelschman, in het bijzonder als
het warm is en de treinwielen zoo doodelijk
op de spoorstaven slaan. Het land is
jroen en vredig; groen van een uitbundige
duizendkleurlge groenheid en vredig van ronde
heuvelglooiingen, waar kleine witte behuizin
gen als vogelnesten tegenaan hangen. Onder
rug zijn die huizen verbonden door de gril
lige lijn van een grijzen betonweg, die zich
moeizaam tegen de heuvels opwerkt en die
den mi^chien al te groenen toon van het
iuudschap breekt, om de uitgelatenheid daar
van wat te stremmen. Zoo daalt het heuvel
land langzaam naar den Somme-roond, waar
het overgaat in een vlakte, die ordelijk in
beiden en boomgaarden is ingedeeld en afge
haald. In den mond der rivier, dien ge tever
geefs zult zoeken, grazen koeien, die niet vet
weelderig zijn, maar pezig en gespiei en
Var, r„ fion winter bruist de
mn een klem slag. In den wiu
over de weiden, nauwelijks in
behouden door de dijken, en hoe he
aan de oevers van deze rivier, daarovei v
fen Engelsche en Fransche soldaten u beter
miiehten dan ik. In het voorjaar echter trekt
d® stroom zich terug en verdwijnt spoorloos,
eeuige weken laten kan de wandelaar over
versche laag vruchtbaar slib van den rech
teroever naar het schilderachtige en 'rustieke
^aiéry sur Somme wandelen, dat aan de over
®ijde weer tegen de heuvels opklimt.
Al deze factoren tezamen, het monotone lied
de spoorstaven en de vreedzaamheid van
het land slaagde er langzamerhand in om Mr-
h'etor Albery gunstiger te stemmen al bleef
zijn voornemen om zijn wrevel neer te leggen
in de kolommen van zijn lijfblad daardoor niet
minder hecht overeind staan.
in Abbeville, waar de trein stopte, stapten
fle twee Engelsche dames in en met haar kwam
het wonderlijke verhaal Mr. Peter Albery, die,
als iedere vreemdeling, blij was landgenooten
te ontmoeten had door middel van een koffer,
die in het net getild moest worden een praatje
aangeknoopt, zoodra de beleefdheid dit toeliet.
De twee dames kwamen van een oorlogskerk
hof in de omgeving, waar één van de vijfdui
zend gelijkvormige graven dat van haar man
eh broer was.
Onder hevig artillerievuur van den vijand
kreeg de batterij, waarover mijn man, Com
mander Higgins, het bevel voerde opdracht
bm een achterwaarts-che stelling in te nemen
die vier kilometer terug lag. „Den commandant
biet gezien, dokter?" vroeg de luitenant, die
opgewonden de verbandplaats kwam binnen
lopen, welke eenige honderden meters achter
de nieuwe stelling ln een dooden hoek tegen 'n
heuvelhelling lag. Hij viel, toen wij bezig waren
het derde stuk in te spannen, tusschen het
hoschje waar wij stonden en het witte tuin
huis, waar hij zijn post had", antwoordde een
kanonnier, die juist verbonden werd.
Een Fransche onderofficier, die slechts licht
Èewond was, verliet de verbandplaats. Temid
den van den dood en al die verschrikking had
Uien een mensch eenzaam laten liggen. Hij
Btaarde in den nacht om zich te oriënteergn
®n om de verlaten stelling terug te vinden. In
den witten lichtgloed van een barstenden gra
naat zag hij den donkeren omtrek van den heu
gel. Een oogenblik later vloog hij over het
^eld. Over den top van den heuvel zag hij
knelle gedaan-ten in gebukte houding voort
ijlen.
De Engelsche Infanterie Was de vijand zóó
dicht bij Een heete en hevige luchtdruk
Bmakte hem tegen den grond maar een paar-
d«nlijk ving de scherven op. Eén moment van
^Hden zlelestrijd; toen weer verder door ver-
Sche granaattrechters en door kuilen, die half
Water stonden. Eindelijk het boschje, waar
in nog slechts enkele naakte stammen over
had stonden en vijftig meter verder de- com
mander, met een bloedige hoofdwonde, maar
^°g ln leven. Het lichaam was loodzwaar, en
d® granaten vielen nu tusschen hem en de
bfbandplaats, gericht waarschijnlijk op de
stelling. Lichten dansten voor sfjn
In Lissabon bestaat een groote Praga de
Touros, een kolossale arena op het Campo
Peque-no in de nieuwe stad. Het speelt ge
woonlijk om den anderen Zondag.
Van buiten ziet alles er Spaansch en Anda-
lusisch uit. De Praga de Touros te Lissabon
is even Moorsch als welke Plara de Toros
ook in Spanje: een rond steenen gebouw met
een Alhambra-achtige poort in den gewonen
hoef ijzer vorm, terwijl ook de dakrand geheel
in stijl met de gevinde opstaande kanteeltjes
der Arabische bouworde versierd is. Eveneens
dezelfde indeeling in schaduw- en zonkant met
een officieele voorzitterstribune in het mid
den, èn een hooge galerij van loges voor de
dames uit de hoogere kringen. Ook de steenen
trappen, waar het gewone vulgus zit, zijn de
zelfde, evenals ook de kussentjes, die voor een
kleinigheid verhuurd worden, en met gröote
behendigheid door de vensters naar hun plaats
van bestemming worden geslingerd. Limona
des, koek, water uit roodbruine aarden ki ui-
ken, apenootjes, gedroogde garnalen, nauw-
ljjks verschil met Sevilla te bespeuren.
Maar nu begint het onderscheid
In Spanje was het paard een arme oude
knol en de ruiter een huurling. Het weerlooze
dier wordt geblinddoekt open geboord, zoortat
het bloed met een dikke straal uit de borst
wonde spuit.
Maar in Portugal gaat het anders toe. Ook
een paard, maar een sierlijk en elegant dier,
nauw luisterend naar sporen en karwats. De
ruiter is geen nauw ingepakte betaalde knecht,
maar een edelman uit de eerste kringen van
Portugal. Hij heeft zijn rijdier volkomen in
de hand, en het sidderende paard reageert op
den kleinsten wenk van zijn berijder.
Deze heeft een lans onder den arm of wel
een paar korte speren, met weerkaakjes aan
het eind; ongeveer als de Spaansche bande,
rillas of vlaggetjes. Ook in Portugal is dit
begln-nummer, de strijd tusschen stier en
ruiter, even elegant en levendig als de „suerte
de banderillas" in Spanje. Maar overigens:
welk een verschil
Uitdagend en steeds scherp op zijn qui-vive
trippelt het elegante paard voor den stier uit.
Valt deze niet onmiddellijk aan, dan galoppeert
de ruiter een keertje langs hem heen, net zoo
lang tot de stier op de provocatie ingaat. Ge,
woonlijk duurt dat niet lang. Hij slaat met
zijn staart, en stormt met gebukte horens ach
ter het paard aan, om het op de bij stieren ge
bruikelijke wijze te „nemen". Maar de „caval-
leiro", de jonge sportman op zijn ze-nuwach-
tigen volbloed, is tegen de situatie opgewas
sen. Zijn ede-1 strijdros blijft voortdurend en
kele milimeters vóór de gebogen hoorns van
den stier uit, en een lichte druk in de flan
ken is voldoende om het nobele dier te doen
vooruitschieten, zoodat de stier geen kans
meer op hem heeft. Maar de stier geeft het
niet op. Een vechtstier is bet, niet geschapen
om met koeiën in een vreedzame wei te dar-
telen, maar o.m met edellieden en met geoefen
de paarden te strijden. Hij chargeert onver
moeid en tracht het paard op -de horens te
nemen.
Op dit oogenblik heeft de ruiter gewacht.
Hij laat den stier héél dichtbij komen., en
draait zich dan op het laatste oogenblik in
den zadel om In heide handen houdt hij een
banderilla, en op het moment, dat de stier bükt
om het gehate paard met de horens onder den
huik te pakken., plant de „cavalleiro" met
kracht de be-ide speren in de schoften van het
woedende heest. Dit schrikt eventjes van den
schok en stopt plotseling op beide voorpooten.
Verwonderd staart het in 't rond, driftig
stampvoetend over zoo'n beleediging.
Een daverend gelach en een uitbundig ge
juich begroeten den geprikk-e-lden stier van
alle kanten. Opnieuw stampvoet hij van toorn.
Rondom ziet hij slechts wuivende tribunes,
die schateren van vreugde. En hij voelt zich
innig gegriefd.
Wacht, daar vlak voor hem wandelt een
kleurig poppétie' ze^6r één van zijn kwel-
geesten! Hij doet een Woedenden uitval naar
den gecostumeérden arena-knecht, die alles
was hij in zijn handen heeft laat vallen en
overhaast de vlucht neemt, om zich net op
het nippertje achter de houten schutting in
veiligheid te brengen, juist op het oogenblik,
waarop de omwoelde horens van den stier
de omheining doen trillen.
Ondertusschen Is in sarrende kalmte weer
de elegante ruiter verschenen, ln uitdagende
arrogantie de platte zwarte hoed van Alemtejo
(zoo iets als de „ca lanes" van Cordoba) op het
gladgeschoren gezicht, en zegevierend zetelend
op het van ingehouden opwin-ding trillende
paard. Man en dier één brok beheerschte
levenskracht.
Opnieuw chargeert de stier, de horens laag
over den grond scherend. Maar het paard,
steigerend als een ruiterstandbeeld, wipt pre
cies een fractie van een seconde voor hem uit,
en wederom steekt de zegevierende ruiter de-n
stier twee banderillas ln de schoften.
Een salvo van gfejuich begroet dit handige
stukje, terwijl de stier vruchteloos tracht de
speren al hoofdschuddend van zich los te
krijgen. Ondertusschen staat op korten afstand
het paard te snuiven en te briesche-n, begeerig
naar nieuwe lauweren.
Waarlijk, dit is een verrassend schouwspel.
Er worden geen weerlooze oude knollen ver
scheurd. Er wordt geen domme doch eerlijke
stier vermoord. Het is een sierlijk spel tus
schen brute kracht en welbeheerschte oefening,
waarbij de kunst het steeds wint van het
ruwe geweld.
De Noord-Europeaan heeft eventjes van op
winding en griezeling, wanneer hij dit zwart
harige monster met de wijde horens de arena
ziet binnenstormen. Maar de Portugees glim.
lacht: een toureda is maar een grapje, en geen
bloedige ernst.
Niettemin beginnen de oude gebruiken gaan
deweg op den achtergrond te raken. Er be
hoort eigenlijk bij, dat een „espada, een zwaard,
drager het dier doodt, dat wil zeggen, enkel
in gedachte en op symbolieke' wijze, met een
houten zwaard, waarmee men nog geen vlieg
kan vermoorden. Dit gebruik gaat er echter
uit. Soms engageert men in plaats daarvan
een Spaansche „matador", niet om den stier
te dioden, maar om er mee te sollen, m de
volle arrogantie van zijn superbe vak. Hij ging
op een biezen stoel, een gewonnen keuken-
stoel, midden in de arena zitten, en daagde
den stier uit totdat deze een woeste charge
op hem ondernam Dan wipte de ïes ro
juist op het nippertje van zijn stoel op zi;i en
'liet den dollen woesteling over het «euken-
meubel heen tuimelen, terwijl hij zelf lijzig
en ostentatief bedaard opstond, zich een stofje
van zijn knie afknipte, en ijzig bedaard weer
ging zitten.
Het publiek razend van plezier. Kortom grap
pen zonder eind.
Maar nu het einde. In Spanje is dit somher
en bloedig. Dan sneuvelt de stier, gedood door
het lange, scherpe zwaard. Hij zinkt machte
loos op de knieën, en een dikke stroom bloed
gulpt uit zijn amechtigen bek. De espada legt
triomfantelijk de band op bet voorhoofd vab
bet stervende dier, én snijdt hem een oor
af, als trofee. Daarna sleepen zes muilezels
met vlaggetjes en rinkelende belletjes het
cadaver weg, en de arena wordt opnieuw op
geharkt voor het volgende nummer.
In Portugal heel ander, geen bloed, geen
tragiek, doch enkel vroolijkheid, niets dan
grappen. Een ploeg van een half dozijn man
nen verschijnt in de arena, korte jasjes aan,
en de onvermijdelijke rood-groene Portugeescke
kous op het hoofd. Zij zijn het prototype van
den Lusilaansche-n boer: dom maar vast
houdend, onwetend, maar taai in hun werk.
Een oude man gaat voorop, en de anderen
volgen -hem in een J-vormi-ge opstelling. Links
en rechts wenkt hij zijn helpers met de han
den, want hij is de ervaren oude rot, die al
vaker met dit bijltje gehakt heeft.
)e stier ziet hem naderen ook, het brave
dieSr heeft dit óók al eens eerder hij de hand
gehad! au va-l-t onverschrokken aan. Doch
de hoofdman van deze schare wipt niet be
hendig op zij, zooals de banderillero, maar zet
zieh met de beenen af, terwijl hij met uitge-
preide armen oven den stier heen-springt. Hij
omklemt de breede horens met zijn ellebogen,
en houdt zich stevig aan den stierennek vast.
De stier zwaait den machtigen kop, en tracht
he-t nietige schepsel af te schudden. Maar de
hoofdman van deze „ossenvangers" zooals de
Portugees oneerbiediglijk zegt, houdt taai vast.
Ondertusschen hebben zijn helpers den stier
op andere plaatsen beet gekregen. Twee han
gen er aan weerskanten van de horens. Een
ander laat zich onder langs den hals meeslee-
pen. Weer een ander zit schrijlings op den
rug, en ten slotte heeft er eentje den staart
te pakken, waar hij aan trekt net als een
sleepboot, die een zeeschip helpt sturen.
Zoo tobt de stier zich vergeefs af om dit
vrachtje kwijt te raken. Een paar meter nog
sleept hij zich voort, en dan geeft hij het op.
Hij staat stil, en daverend barst op de tri.
bunes het gejuich los.
Nu komt het einde. Geen trippelende muil
ezels om het lijk van een met eere gesneuvel
den stier weg te sleuren. Neen, een
lompe ossen, vleezig en bonkig, komt uit een
verborgen poort de arena insloffen. Ze dragen
groote klokken om den hals, en bengelen daar
mee net als de koeiën in de Zwitsersche berg
weiden.
Regelrecht naar het midden van de arena
loopen ze, zonder op iets te letten. En daarna
keeren ze zich om en klossen weer klokjes
bengelend terug naar den stal.
Onze stier schrikt óp. Die bellen doen hem
aan een beter leven denken, aan sappige wei
den en plezierig gezelschap. Hij heeft genoeg
gespeeld en zich genoeg geërgerd. Me-t opge
heven hoofd wendt hij zich van zijn kwel
geesten a£, en draaft welgemoed met zijn tam
me makkers terug naar het behagelijke hok.
De arena wordt wat bij geharkt. Maar geen
bloedplassen behoeven verdonkeremaand te
worden. Hier, het publiek schaterlacht nog van
onschuldige pret, en wanneer er weer een
koperen fanfare door de lucht schalt, geeft
de president het sein voor het volgende num
mer. Weer een stier, weer een ruiter op een
edel ros, weer een eindelooze grappenmakerij.
„Tou'rada de gargalhada" één stierenge
vecht van louter vroolijkheid; een volksver
maak door den zachtaardigen Portugees ver
vormd naar eigen smaak.
MARIE DE BELMONTE.
oogen; hij had er geen begrip van hoe lang
dit alles reeds geduurd had en nu moest hij
nog denzelfden weg van vier kilometer terug,
maar met den gewonde. Een oogenblik wilde
hij daar blijven liggen en wachten op den dood
of op het eindigen van he,t vuren- Toen schold
hij zichzelf voor lafaard en strompelde met
zijn last tusschen de verbrijzelde kanonnen uit.
Een kilometer van verschrikking in een vuur
rood-en nacht. Toen een schel gefluit, een knal
en een wilde pijn in zijn rechterbeen. Hij viel
en kon zich niet meer oprichten, maar sleepte
met zijn laatste krachten zichzelf en den com
mandant naar den naastbijzijnden granaattrech
ter, waar hij zich in liet glijden.
In het veldlazaret vond hij den geredde terug
in het bed naast hem. Zijn kameraden, die hem
hadden zien gaan en die hem later vonden in
den granaattrechter, vertelden het gebeurde.
Later viel hijMistress Higgins had hem nooit
gezien. Ook Commander Higgins was gesneu
veld. „The war is a terrible thing, Sir", ein
digde de Engelsche baar verhaal, „bij maakt
beesten, maar ook helden en heiligen!"
Toen Mr. Peter Albery in Parijs uitstapte
noteerde hij als titel voor zijn ingezonden stuk:
„Discriminate between French people and
French politics."
JULES A,
Eefligen tijd geleden begaf president Hoover
zich naar een kldnie-k in Washington, om van
drie of vier lastige tanden te worden bevrijd.
Zou 'n presiden.tstand niet eenige waarde kun
nen hebben voor een verzamel-maniak Een
pientere tandarts-assistent vroeg zich dit ook
af en loste meteen het probleem maar op,
door 'n kleine xeolame-ca-mipagn-e te begin
nen. Het legende aanvragen van personen, die
een tand van den president der Ve-reenigd-e-
Staten wenschten te -bezitten en 't was de
eerste dagen gemakkelijk, om aan alle aan
vragen te voldoen. In een tandheelkundige kli
niek van Washington trekt men per dag. nog
wel eenige kiezen, ziet U! En met de pre
sidentieel© tanden gingen kappers- en krui
deniers- en chauffeurstan-den als rasechte Hoo-
vertand-en de wereld in.
Juist toen de zaak 'begon te füoreeren,
de markt stond aan meerdere dollars per stuk
kwam er een kink in den Kabel. Een op-
kooper ontdekte, dat Hoover naar zijn be
rekening minstens twintig tanden hoven het
normale aantal -had gehad. Weshalve de nering
werd stopgezet
In. een herberg gaf die oude aan den jonge
een hemd. Van diendag af begon ihun vriend
schap en bleven zij bijeen op hun zwerf- en be-
delfJoiahten. De straat heeft hen nu eenmaal
vast en de straat Iaat hen niet meer los. Zij
is en d-eel van hun leven geiwoirden, zij voldoet
aam hum kleine wenschen en voorziet in hun
nog bescheidener behoeften.de straat.die
gladde, effen, regelmatige weghet glan
zend vlak voor duizenden auto'sde aan
trekking voor veilen.
N-aar landlo-opersaard noemen zij elkander
neef, compagnon, -vriend of broe-r. Ze hebben
nooit gesproken over hun vroeger leven
Zoodra ze 's morgens op de afgesproken plaate
elkaar ontmoet hebben, gaat ieder zijn weegs.
Over het verleiden Wordt niet gerept.er moet
iets zijn, diafc ze liever niet bekend maken. Geen
van beiden vraagt ook iets.zij willen zelfs
den sohij-n vermijden, nieuwsgierig te zijn
Op zekeren winteravond gingen ze een kroeg
je in de voorstad binnen. Ze bestelden 'n war
me soep en besloten vroeg op hun stroobed te
gaan.
D-e schorre klank van een orchestrion, met
een geluid van een addbma-lijdier, houdt hen uit
den slaap.
Koilendragers en sneeuwruimers dansen met
vróuwen van verdacht allooi.een schip
per kweelt een weemoedig lied.aan twee ta
feltjes wondt verwoed kaart gespeeldhet
gaat er steeds heftiger hoe.de glazen wor-
diem njet luid geraas op tafel of tegen elkaar
gestooten.
Langen tijd waren ze niet -meer in een kroeg
geweest en zij waren er echter spoedig op hun
STIERENGEVECHT TE MADRID. Terwijl een dier tareadores zwaar gewond wondt
BCfgfjfrpftg», gaas het lugubere apeH oopMtggg
g-einmk. De drukte bedwelmde hen in t begin,
doch vooral de oude vond het er gezellig. Met
genot slurpte hij de slechte drank-en in en na
den maaltijd raakte hij zelfs in een uitgelaten
stemming. Hij had direct een heele kring toe
hoorders om zich heen en. verhelde grappen en
-mop-pen, die even oud waren als zijne haren.
Het gezelschap luisterde naar hem, maar
imoest vo-oir hun aandacht betaald worden met
bier, want de mop-pen waren immers al te af
gezaagd
De jonge man z-ag -dit alles met leed© oogen
aanDe financiën konden immers zoo n
verkwisting niet verdragen. Daarom begon hü
meh een zachte waarschuwing:
Pas op! voorzichtig.ze kleeden je
uiit! Wie... watuii-tkleedenmij? laicht
de oude luid. De waarschuwing was voor hem
alleen bedoeld, doch door er zoo luid antwooid
op -te geven, verried hij m-aar al te duidelijk,
dat hij te diep in hief glaasje had gekeken.
Er ontshond een gemompel in de kroeg, naar
-aanleiding van diiie ondubbelzinnige woord-en en
een gespierde kerel -met zwarten baard dreigde
den jongen: Wat, we zullen jou de ribben eens
bi-eken! En met zijn glas in de vuist riep hij
barsch tot de kellmerin: Nog een glas op zijn
gezondheid!
Je moet me willen begrijpen, hij bezit met
veel. zegt de jongen hegen den grooten zwarten
kerel. Hij wilde ma-ar liever vrede houden,
want hij weet heel goed, dat hij het loodje
rpjoet leggen, zoo het tot een vechtpartijtje
kamh.
goed.we willen -ook niet meer,
hernam d-e reus gekalmeerd, ledigde de pint,
die zoo juist gebracht was en hoepelde o-p
imet z'n gezelsc-hap.
'tWas heelemaal niet moodig, zoo mijn
plezier te storen, mopperde de oude. We mo
gen het er gerueit eens van nemen. Ons leven
is toch waarachtig zoo gemakkelijk niet.
Zwaar is hetzwaar. Onder deze
woord-en kwam er een vrouw, die al een hee
le tijd op den loer zat, naar de tafel gestrom
peld. 't Is waar. Het leven is moelijk voor o-n-s
u-llamaal. Dauf'om.Beltaail voor mij ook
een kummel of een anisette!
Wi-1 je maken, -dat je wegkomt, snauwde
de jongen t-ot de opdringerige vrouw. We heb
ben geen geld.
Hoiho wait jij niet waar.ou-dje
je hebt vandaag een goede dag gemaakt!
En of! lachte de opgewonden oude man.
Het werd tijd ook! Bij vorst en sneeuw heb
ben de menschen wait -meer gevoel en worden
milddadig.
Hij overdrijft zei de arndeTe hem terecht.
En toch kan ik -haar dit pretje gunnen,
hield de oude koppig vol en bestelde het ge
vraagde.
Mooi zoo, baasje! dankte ze. Snaps en
likeur mooidat is bet eenig genot, dot
ik af en toe nog eens heb.
Nog eens, zeg je, hoepel op en een beetje
gauw ook, snauwde de jonge man haar weer
toe.
- Ik denk er niet aan. Trouwens met
jou 'heb ik niets te maken. Jij bent te grof.
Ik houd meer van zachte menschen.
Zooal-s ik.
Van lomperds, wil je zeggen, antwoord
de de jonge man geërgerd.
De meid keerde h-em den rug toe.
Kiom ou-dje, luister eensik weet iets
-moois. Hoe zou je het vinden, als ik eens met
je meeging. Wij samen.... wat zog jé ervan
Ik heb altijd zoo verlangend om de stad uit
te koonen.
Pak je weg, bromde de jonge m-an met
toornige stem.
- Trek je eigen van hem maar niets aan,
hij heeft een kwad-e hui, 1-aahte de oude.
Ja, hij" kan mopperen zooveel -hij wil. Dat
gaat ons niet aan. We zullen liever samen eens
drinken.Hé.dat goedje smaaktHeer
lijk. Bestel nog maar wat van dat goedje!
Direct juffrouw. Nog zoo wat, riep de
oude tot de keülnerin.
Ik zeg je voor de laatste maal, dat je
mijn neef met rust zult laten, dreigde de jon
gen tot het uiterste gedreven. „Schaam je en
laat hem met rust.
- Ik denk er niet aan. Ik? Waarom toch?
Jij kunt je versleten wagentje wel alleen over
den weg duwen.... altijd vaste weg en al
tijd recht vooruit! Maar ik ga met den oude
■mee.Niet? Nietwaar vriendje en zij wend-de
zich weer tot haar slachtoffer wij toch. hé
met ons I-weeën?... Dat zal goed gaan
Fijn, langs veld-en en bossehenIn le dor
pen is volop spek en er zijn kippen in over
vloed, nietwaar?
- Natuurlijk iedieren morgen twee rauwe
eieren en 's avonds een balve ham Wat zeg
je daarvan? Dat is dus in orde, dat is afge.
Afgesproken wilde hij zeggen en hij strekte
reeds de hand uit, om dit verbond te bezege
len door een knac-ttigen handdruk.
Ma-air op hetzelfde oogenblik gaf de j-ongen
haar een geweldigen sl-ag, zood-at zij achterover
tuitmeJidlepakte de oude bij de kraag en
sleepte hem mee naar buiten, zonder te let-
tn op de scheldwoorden, die hem nageroepen
werden.
- Wat gij-., siste het wijf, terwijl ze
overeind kraibbelide, daar zul je voor boeten
zoo gtffluw ik je weer te zien krijgIk heb
al dikwijls slaag gehad.maar zóó gemeen,
wach-t maar.kerel
Stil en terneergeslagen tr-okken zij den vol
genden dlag verder.de oude en de jonge.
De storm was opgestoken en de sneeuw viel
in dichte vlokken. De wind dreef de sneeuw
hen recht in het gelaat en maakte hun stem
ming nog somberder.
Ongeveer -aan de grens van de stad verbrak
de j-ouge-n het stilzwijgen en zei: Ik dacht,
diaf gij een geboren bedelaar wiaart. Maar het
schijnt, dat ge nog n-iets van het straatleven
kent.
Ik vier j-aren al. Mijn vrouw dood
ongeluk en ontevredenheid.koTtom ik
kon h-et in huis ni-et meer houden.
Eon ervaren m-an laat de vrouwen voor
wat ze zijn. 't Is niets gedaan met zoo iemand
op stap te gaan. Ze zaaien niets dan twist
en tweedracht. Gisterenavond had het maar
weinig gescheeld, of ze hadden je te pakkn.
Misschien.stribbelde de oude zwak
tegen.
De stadstuintjes waren ze nu reeds voor
bij.de zwervers kwamen nu op den open
vlakken weg, waar zo nog veel meer t© ver-
durend hfldfteu yvun .wind ©a sneeuw.
Ik ben al elf jaar op de baan, bego-n de
jongen zijn levensverhaal. Het was in Februari
en even guur weer als thans, toen ik -het
ouderhuis verlietRuzie m-et den oude -al
tijd ruzfi-e.ver-dlrief. g.|herrie. Dat was
niet om uit te houden.Nou, en toen trok
ik er tusschen uit.heel eenvoudig.-ik
gingging weg
Was dat in Febru-ari?... EK jaar gele
leden? hijgde de oude en bjeef staan.... want
hij kon moeilijk ademhalen wegens den feilen
wind.
Zooals ik zei: zoo'n datum vergeet je
niet licht. Met Faschen zou ik van school ko
men. Maar ik hield die weken maar voor me
zelf en begon mijn zwerftochten door de we
reld. Een mooie wereld.Wat zeg jij
Jaoch en waarom ben je niet meer
naar huis gegaan?
Ik!... Naar huis? Wat moedi ik daar
doen. Ze konden nu eten en drinken, zooveel
ze wilden, behoefden aich nergens meer be
zorgd over te maken en haddiea nu geen
reden meer om elkaar in de -haren te vliegen.
Ik was meestal de oorzaak nou en als
ik wegging, zoo dacht ik, zou er tenminste
vrede zijn.
Af en toe stuurde ik een kaart zonder
adres, begrijp je, want anders zouden ze mis
schien op de gedladhte komen, om me te zoe
ken. Ik weet zeker, dat ze het geprobeerd heb
ben^ maar ze hebben me nooit kunnen ont
dekken. Nou en overigens begrijp je...
hoopte ik ook op het groote, waarva-n alle be
delaars droomen en dat toch nooit komeD
wil11
O gijgijkreunde de oude en
sloeg zich de handen voor het gezicht.
Nou nou wat scheelt er aan? Denk ja
misschien' 'aan een tehuis hij dezen sneeuw-
storm?... Heerlijk, wanneer men oen dak
boven zijn hoofd heeft en een bed om in te
slapen! Maar het lijkt wel, dat je heelemaal
verkleumd van de kou bent. Kom, ga hier op
dien steen zitten wacht, ik zal de koude
wat van je gezicht wrijven.... zoo... boud
moed de winter zal wel ééns voorbijgaan
e-n in de Lente - zou ik met niemand
willen ruilen - met niemand! Al-leen voor
ons wordt de aarde groen. Sctof_n_u
diGOT jnfi&r lu^js'tör
ik zag üiaar juist
eerf'buis vlak aan den weg - 'n kovenierte-
rij of zoo iéts - ik ga er gauw heen en h-aal
w5Uter dat zal je o-pfris-sohen - of een tas
11 En de jongen worstelde zich door de®trtorm
heen en ging terug.... zijn bede werd ver
Sd en opgewekt keerde hij' terug mee een
Si,"?» w'- rende' d. P«De. A
ad» eer enden te
ook deze sporen vervaagd en
meer cUm ©gu ^root©
wilde vlakte.... De aneeuw begon «gjUc
hij zag niets
effen, eenzame
anders meer dan een gio m-it
De sneeuw begon zoo -
vaueu, -rij' op 100 M. atotand nie
kon onderschelden. Toen bedacht hp zich en
Durf Je te
een mes
werkelijk
wirne nd nietB meer
dat ^'^dacht hij zich en
besloot naar de stad -terug te ^e?re terug-
fem gewist zijn om die ruzie van gieter-
Kort daarop werd de oude
van de stad, waar zij m eu politie
waren, gevangen genomen en door de politie
M» ge uwe vemoort,
vennoord?
Geen praatjes, alsjeblieft
ontkennen? zeg me toch..
Mynheermijnneer
W- SuTwS^ Peel seed- Oil lud» WW
d"»W'--
mien dat niet noemen
Hii heeft je zeker voor de pret naar hui
Natuurlijk.... En daarom heb,
ten gesleeptJNatuiuuj*.
jij bem zeker voor de pret een mes in den
hals gestoken, vlak hij die kroeg.
Ikmijnheerhem
in den hals gestoken?.... Is hij
vermoord
Sidderend wrong hij de handen, 0YeT Z^
gelaat gleed een oude trek, z'n oogen stonden
dof en treurig.... tranen rolden hem ovor de
wangen.... langzaam.... hitter....
Spijt over de misdaad?nu
Mijnheer.ik deed het niet.neen
boe kan ik het gedaan hebben s morgens
verlieten we samen de kroeg, waar we den
naoh-t hadden doorgebracht.
Zoo je hebt dus heel vriendelijk tot
ziens geroepen en vroolijk afscheid van hem
genomen, niet'
Uit schaamte verliet ik hem. Ik heb mij
geschaamd mijnheer de commissaris, ik heb
me verschrikkelijk geschaamd!
Vertel geen cwizinGij je geschaamd
Voor hem?.... Waarom?....
Omdatik zoo diep gezonken was en.
mijnheer.... omdat.... liij.. mijn zoon., is.
Manvertel ons zonder veel omhaal
de toedracht der zaak?
Het is, zooals ik u reeds meedeelde. Maar.
is hij dood, zegt u?Heeft men hem dood
gestoken?
Op dit oogenblik rinkelde de telefoon: de
commissaris luisterde. Direct legt hij het toe
stel weer neer en zegt min of meer verlegen:
Ik krijg zoo juiet een bericht over u!
Verheug U. De zaak is nu opgehelderd. Ben
vrouw heeft den d-ood va-n je zoon op haar
gewetenNeem de zaak maar niet al te
tragisch op.... Wij moeten allen sterven. De
eene zus, de andere zoo. .Kan ik iets voor u
doen! Neen? Heb je schoenen nioodig?
Ook niet?Een jas?niet?Nu, ik
zal nog even een verslag opmakenen dan
kunt u 'gaam. Hoe is uw juiste naam?
Daarna is hij weer opnieuw gaan zwerven.,
de oude.En evenals weleer zoekt de straat
zwerver, wanneer de avond valt, een welhe-
echut plekje in een kroeg doch nooit raakt©
bij meer een glaasje aan of klonk hij met z'®
bakmeraden zooveel had deze droeve ge
beurtenis hem toch geleerd. i