r R I De mensch blijft zich zelf.... :W m m lal ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1931 DE MOEILI JKHEDEN IN STIERM \RKEN. DE CIVIELE LIJST. h.EN „TEEDERE" AANGELEGENHEID. C OLLECTIE OUDE MEESTERS BIJ D. VAARTIES. BIELING EN RICHTERS. ■Xwk - - K -f> mm -«tól 1 ■Wmi BEDREIGING VAN NATUUR SCHOON. Bebouwing van de Leusderheide. Een adres aan Ged. Staten van Utrecht. EERVOL ONTSLAG RESIDENT PUTMAN CRAMER. KUNSTTIJDSCHRIFTEN. De ambtenaren krijgen slechts een gedeelte van het salaris. (Van onsen correspondent.) Weenen, 10 Augustus 1931. Dat Oostenrijk een mooi land is, dat zijn be woners op die schoonheid met recht trotsch zijn, is reeds lang geleden do:r den bekenden dichter, Grillpauer, in keurige verzen gezegd In den laatsten tijd heeft men getracht, deze waarheid meer onder de oogen te brengen van geheel de wereld, wier attentie men met alle mogelijke middelen op het natuurschoon van Oostenrijk poogt te concentreeren. Dat natuur schoon !s feitelijk dan ook het eenige, wat Oos tenrijk nog is gebleven, maar men beeft daar. van ook kolossale voorraden in alle provincies der jonge republiek. Stiermarken, het groene Stiermarken, is niet de minste onder de broederen. Hooge bergen wier kruinen met eeuwige sneeuw en ijs zijn bedekt, wisselen af met lachende ravijnen, waardoor het riviertje een weg zoekt naar den uitloop in een of ander meer. Schatten van bloemen omzoomen den weg, dien het water heeft genomen en tooveren een symphonie van kleuren op het groene grasbed. De lieve huisjes, die zich hebben neerge vleid tegen de glooiing der bergen, steken hun roode daken tusschen het loover der boo- men uit en doen pittoresk aan tegen den groe nen achtergrond der bergen. En toch, hoe mooi het ook is, het land is arm, omdat het onvruchtbaar is. Groote rots blokken steken overal uit tusschen het gras dat op de glooiing der bergen, ja zelfs in dé vlakte van het dal groeit. Het is, alsof de grond geheel is doorzeefd met rotsblokken; alsof tus schen de uitstekende steenmassa's, slechts hier en daar een weinig aarde is geworpen waarop een en ander kan groeien. Het spreekt van zelf, dat die steenen en rotsen het land on vruchtbaar maken en de mensohen arm De menschen hebben nooit iets anders dan ar moede gekend. Zij hebben de verhalen gehoord van hun artne ouders en vooronders, zelf heb ben zij van hun prille jeugd, nooit iets an ders gekend. Zij zijn aan die armoede gewend; mogelijk, dat de offers, die zij te brengen hadden, voor hen niet zoo zwaar wegen, mo- gelijk ook, dat zij iets van de vastheid hebben geërfd van de rotsen in hun Heimatgrond en dat zij onwrikbaar als deze, pal staan, ook te midden van moeilijkheden en ontberingen. Deze eigenschap hebben zij echter heel zeker met hnn rotsen gemeen: zij zijD even gehecht, evenzeer vastgegroeid aan hun geboortegrond als dit bij hun rotsen het geval Is. Nu gaat er een groot sterven door Stier marken. De economische crisis heeft zelfs de rotsen en bergen van Stiermarken beklom men, ook In de hutten op de glooiing der ber gen heerscht bittere nood zoo bitter, dat de menschen schulden moeten maken, die zij niet meer kunnen delgen, dat men vergeefs poogt nog een cent bij die armen te halen. In de omstreken van Knittelfeld schijnt do nood nog hooger te zijn gestegen dan elders. Niet minder dan 89 boerenhuizen zijn ten doode opgeschreven; zij zullen binnen enkele dagen publiek worden verkocht, omdat de eigenaars reeds jarenlang geen belasting meer konden betalen en bij de meest verschillende leveranciers achterstallige schulden hebben Of het echter tot een veiling zal komen, is op het oogenblik nog een groote vraag. De over heid die het bevel heeft gegeven tot de verkop ping, schijnt nog te talmen met de uitvoering. Men vreest, dat er onregelmatigheden zullen plaats hebben, dat de menschen de uitvoering van het bevel desnoods met geweld zullen be letten men vreest voor oproer en opstand tegen het wettig gezag. En niet zonder reden. Dezer dagen toch moest in de buurt van Knittelfeld een bosdh in beslag worden genomen, aangezien de eigenaar zijn belastingschulden niet kan voldoen. Van alle kanten kwamen de boeren bijepn om den deurwaarder en zijn begeleiders uit die streek te verdrijven. Toen de mannen der wet nu toch hun plicht wilden doen. namen de landbouwers zulk een dreigende houding aan, dat de deur waarder het geraden achtte, er maar stil van door te gaan. Ten einde raad ging hij hulp halen bij den Bezirkshauptman van Knittelfeld. die eerst het bevel tot in beslagneming had ge geven. Natuurlijk kwam uit Knittelfeld, al heel spoedig, per telefoon, het hevel, op den boel toch beslag te leggen. Nu ging de Heim- wehr, die in den laatsten tijd in Stiermarken weer aan bet opleven is, naar den Bezirks- hauptmann, wees op de gisting onder het volk en kreeg tenslotte gedaan, dat het bevel tot in beslagneming werd ingetrokken. Het spreekt van zelf, dat de menschen van een veiling der woningen nog minder willen weten, dan van een beslag leggen op een boseh. De boeren willen pogen, met behulp van de Heimwebr, het weer door te zetten, dat ook het bevel tot verkooping wordt ingetrokken. Er zal op slot van rekening wel niet veel an ders overblijven dan toe te geven, nu men een maal is begonnen met toegeven terwijl van den anderen kant er heelemaal geen kans meer is, nog een cent uit de zakken der boeren te krij gen. Welke nadeelige gevolgen een en ander voor de financiën van het land heeft, ls al heel liefhit te begrijpen. Men staat dan ook heelemaal niet verbaasd, wanneer men verneemt, dat de gouverneur van Stiermarken den volke kond heeft gedaan, dat op 1 September a.s. den ambtenaren niet hun volle inkomen kan wor den uitbetaald. Eukel zullen ambtenaren die mindeT verdienen dan 200 Sch per maand, hun vol salaris krijgen, op den eersten dag van de maand, alle overigen moeten met 70 pet. te vreden zijn, terwijl het resteerende gedeelte eerst dan kan worden uitbetaald, als er weder geld is binnengekomen. Of dat nog in den loop van de maand zal gebeuren daaromtrent staat voorloopig nog niets vast, maar men hoopt en vertrouwt, zelfs tegen alle hoop in! Ja het is wel een mooi land, het groene Stiermarken, maar het is ook een arm land. arm vooral nu, ln een tijd. waarin armoede, ellende en nood rondwaren over de geheele wereld. Of we in Weenen en ln het overig Oostenrijk nog ver van zulke toestanden verwijderd zijn. is een vraag, waarop men liever niet ant woordt. Zeker is wel, dat Oostenrijk den laat sten tijd vooral, alle pogingen in het werk stelt, de crisis te boven te komen, dat men maatregelen wil nemen zelfs tegen Doppelverr- dïener en gepensionneerde ambtenaren, die. bij hun pensioen, nog een baantje waarnemen, dat hun gewoonlijk geen windeieren legt. Of men echter met al die maatregelen tot het ge- wenschte doei zal komen, is wel een zeeT groote vraag. Laten we hopen, dat het den bestuurderen der republiek, in vereeniging met de wiizen van Genève, zal gelukken, tijdig maatregelen te nemen, om althans Oostenrijk's ondergang te verhinderen. Onze Lcndensche correspondent schrijft ons: De „Civiele Lijst" is een rekening van de uitgaven, welke onmiddellijk verband houden met het onderhoud der koninklijke familie, haar dependenten, huishouding en bedienden en met de handhaving van de eer en waardig heid der Kroon. Zij wordt doocr het parlement vastgesteld by de troonsbestijging van eiken nieuwen souverein, en komt ten laste van het geconsolideerde fonds. In haar tegenwoordigen vorm, waarbij zij uitsluitend in de persoontyke uitgaven der kroon voorziet, zoodat dezen streng geschei den zy'n van alle regeeringsuitgaven, dag- teekent zy van honderdjaren geleden, toen Willem IV aan de regeering kwam, doch in beginsel werd zy ingesteld, toen Willem III en Mary op den troon kwamen. Toen evenwel werden uit de „Lijst" niet alleen de persoon lijke, huishoudelijke en representatieve uit gaven bestreden, doch ook de burgerlijke landsbeambten en de landspensioenen werden ervan betaald. Dit verklaart het woord „civil i«t", in tegenstelling tot de rekeningen voor militaire, maritieme en kerkelijk» uitgaven, welke ontmddeliyk door de schatkist geschie den. Het woord is overgenomen door verschil lende parlementair-genegeerde volken.Zoowel wij als d8 Franschen (van Lodewijk XVI af, ik my niet vergis) spreken van „civiele lijst (11ste civile), ofschoon het woord „civiel", gelijk de meeste termen, die wij klakkeloos overnemen, in het betreffende venband voor ons in het minst geen zin heeft. \óót Willem IV werd een belangryke her vorming in de Civiele Lyst aangebracht. In de „Daily Express" wordt heden gedoceerd; „De Civiele Lyst wordt uitbetaald sinds George III, 170 jaren geledem, al zijn grond bezit aan het parlement overmaakte". Gesteld voor de keuze tusschen de deugden der beleefdheid en der waarheidsliefde heeft de „Daily Express" de onsohadeiykste, naane- iyk die der beleefdheid gekozen. George III heeft jaren lang oorlog gevoerd met zijn parlement en met zyn ministers over de Civil List, die, ln den toen bestaanden vorm, voor <1 e-zem zeer ondeugdeiyken mo narch een middel was om zyn persoonlijk overwicht te handhaven. Hierby speelden cor ruptie en omkooperij een zeer groote rol, ge- ïyk niemand minder dan lord Chatham ver klaard, en de eerste minister, lord North (die tezamen met George III de Amerikaansehe koloniën verloor) indirect bevestigd heeft. Niet 170, maar 150 jaren geleden, was het gehaspel over de Civil List een openbaar schandaal, dat ertoe bydroeg het toch reeds diep gezonken prestige der Hannoveranen nog meer te doen kelderen, doch tien jaren vroegeT reeds had Burke een vlugschrift gepubliceerd, „The Causes of the present discontent", waar in hij middelen aanbeval tegen de schandelijke misbruiken, voortspruitende uit de Civil List. Toeu in 1777, na eindelooze debatten, de 1 ijst naar boven toe herzien was onder krach tig protest van het huis want bet land ver keerde in een finaneleelen toestand, kritieker dan de huidige hield de speaker tot den koning een strafpredikatie, die in elk ander land voor een revolutie zou hebben moeten wyken. In 1782 werd de Oïvil List Act aan genomen, welke wet een einde maakte aan de ongelooflijkste misbruiken, en welker histori sche beteekenis hierin gelegen was, dat het overwioht der kroon over het parlement be perkt werd. Wat de „DailyExpress" waarsohijniyk had willen zeggen Is, dat George III, geiy'k ook zijn opvolgers gedaan hebben, het grootste deel zijner erfeiyke inkomsten ter beschik king van het parlement stelde, in ruil waar voor het parlement, in weerwil van de kost bare oorlogen tegen Amerika en Frankrijk, en den bijna hopeloozen toestand der schatkist, tot zes maal toe 's konings schulden betaalde. Zelfs onder minder ondeugdelyke koningen dan George III was het vaststellen der Civiele Lyst een zeer teedere zaak, want tot Edward VII toe had nog nooit een koning van Enge land den troon bestegen zonder meer of min der zwaar in schuld te zijn. Iedere nieuwe Civil List Act gaf aanleiding tot onaangename parlementaire discussie en pijnlijke verhou dingen, ook na de aanvaarding der regeering door Edward VII. Toch kan de door het parlement toegestane jaarwedde niet als een „salaris" worden be- sohouwd, want elke nieuwe koning doet for meel afstand van zijn erfeiyke inkomsten (waarvan koningin Victoria verklaarde, dat zy eigenlijk de natie toekwamen) en krijgt, als het ware In ruil daarvoor, zyn Civil List. Het totaal bedrag daarvan hangt gedeeltelijk af van het aantal kinderen en andere familie leden, wier staat door den koning bekostigd moet worden, en by het opgroeien van prin sen en prinsessen werden door den souverein vaak verheugingen noodzakeiyk geacht, welke niet zonder py'niyke gedaehtenwisseling met ministers en scherpe debatten ln het lager huis, werden toegestaan. George V is de eerste koning, van wien niet bekend is dat de Civiele Lijst ooit aanleiding tot onaangename incidenten gegeven heeft. Die lijst is aanzienlijk lager dan die van veel andere heerschers. Het totaal bedraagt thans 470.000, terwijl 100.000 uitgetrok ken zijn voor de zoons en andere familieleden van den koning. De prins van Wales trekt zijn inkomen uitsluitend als „landlord" van de landgoederen in Cornwall. Voor den oorlog bedroegen de Civiele Lijs ten van den koning van Italië 782.000, den keizer van Dultschland 770.000, den tsaar 4.000.000, den keizer van Oostenrijk 387.500, den koning van Hongarije 554.166 (dus in totaal 941.666), den koning van Spanje 2S0.000. De „lysten" der kleinere landen waren veel lager: van 30.000 tof 70.000. Die van den president van Frank rijk bedroeg 48.000, die van den president der Vereenigde Staten slechts 17.000. De heer Charles Stulemeyer opent de Industriedagen. „Jou, leelijke bengelNou ga je on- middeliyk zonder eten naar bed „En hoe moet het dan met m'n drankje, dat ik telkens na den eten moet in nemen?" Dat de mensch ondanks de groote volks verhuizing, ondanks Karei den Groote en Iwan den Verschrikkelyke en ondanks de jongste en hevigste oorlogen maar weinig verandert, dat bewijst de meer dan tweeduizend jaar oude stad Lou-lan. Lou-lan is een stad in Oost-Turkestan, die 'n verleden heeft. Over dat verleden, en alles wat men er ln "t heden over fantaseert, zal eerst daags bij Brockhaus 'n boek verschijnen. Voor het duidelijk kan worden hoe Lou-lan zulk een slaand argument kan wezen voor de onveranderlijkheid van den overigens toch wls- pelturlgen mensch, Iets meer over het grauwe verleden van de stad. Een verleden kan grauw genoemd worden, wanneer het zoo om en om de tweeduizend jaar omvat. Lou-lan lag dus in Oost-Turkestan, en was eerlang de meest naar het Westen uitgezette militaire voorpost van China. Lou-lan was 'n handelsstad die er wezen mocht, want op de markt aldaar kwamen Romeinen voor hunne vrouwen de graaggedragen Chineesche zyde koopen, terwijl het verre Oosten, China en Indië, er kwamen neuzen naar de waren, die het verre Westen wist aan te voeren. Het ging Lou-lan uitermate goed. Het garnizoen zorgde er voor, dat Chineezen, Indiërs en Romeinen 't niet met elkander aan den stok kregen, zoodat zij ln hun vryen tyd tempels gingen bouwen en 'n wonderlijk koningspaleis, zijde zaten te weven en meubelen vervaardig den, waarvan 'n boel nu zoek is, en waarnaar men dies tegenwoordig met ijver zoekt. Lou-lan zou zich hoogstwaarschijnlijk de eeuwen door verheugd hehben in voorspoed en gestadige welvaart, wanneer de snoode natuur er geen einde aan had gemaakt. Twee weldadige armen van de Tarim-rivier hebben menschenheugenissen lang het gebied omstroomd, waaruit de inwoners van Lou-lan hun nooddruft en de fonrage voor hun vele gasten haalden. Die Tarlm-rivier ls het droe vige overschot van een groot meer. ln den ijstijd, 'n poos nog vóór de eerste steenlegging van Lou-lan, wisten groote ysschotsen en giet- schers de heerschappij te nemen over Centraal- Azië; in rustiger tijden vormden deze binnen dringers in Midden-Azië een uitgestrekte zee,- die evenwel in nog kalmer en vooral in dorrer en droger perioden bij gebrek aan water ver dampte. Van die zee bleef de Tarim-rivier maar over, en verder werd het Oosten der provincie een onherbergzame zoutwoesteny. die een zoo angstwekkenden indruk maakt dat de schaar- sehe bewoners dit land „de hoogten der witte draken" noemen, en deze streek vol van booze geesten wanen. De Taritn-rlvier is op 'n zekeren dag op zoek gegaan naar een andere bedding; en heeft ontrouw gepleegd aan Lou-lan, het gebied, dat hij vruchtbaar maakte, en ai de inwoners met al de vreemdelingen. Deze gril maakte aan den bloei en de heerlijkheid der stad een snood einde: Lou-lan had geen water meer, en Lou-lan werd een ruïne in een woestijn. Lou-lan verging en zakte zoo diep in den bodem, dat een man als Sven Hedin moest komen, om de stad te ontdekken. Hiermee is nu wel genoeg bekend gemaakt van Lou-lan's grauw verleden en kunnen we gevoeglijk overgaan tot het bewys van de stel ling, dat de mensch in een ty'dsverloop van tweeduizend jaren zoo weinig verandert. Toen de stad nog in goeden doen was, was zij bij tijd en wijle dit. reeds is het argument voor de luttele veranderlykiheid des menschen, de twistappel tusschen de Chineezen en de Hunnen, dezelfde lieden die later 'n wande ling in Europa maakten. Voor de eerste maal vernemen wü van Lou-lan, het koninkry'k, wan neer het door een Hunnenvorst veroverd wordt. De koningen van Lou-lan moeten er 'n handje van gehad hebben, om de Hunnen tegen de Chi neezen uit te spelen. Maar in 't jaar 260 na Christus werd de stad een Chineesche militaire nederzetting, onder bevel van So-Man. Dit heer liet. het land bebou wen en legde een stuwdam aan; hy liet forten en uitzichttorens oprichten; en men kan zich het leven en bedryf van de soldaten ln de stad Lou-lan niet levendig genoeg voorstellen. Daarbij kwam. dat de eene karavaan op de an dere volgde in die dagen, dat men van West naar Oost over land en over Lou-lan in Oost- Turkestan trok. De officieren hielden evenwel contact met het geboorteland; zy lieten de nieuwste Chi neesche boeken komen; hielden nauwkeurige administratie, schreven brieven notitie® en kladjes en versnipperden er 'n deel van in den papiermand. En zulk een papiermand heeft men uitgegra ven. Men heeft 'n brief gevonden, waarin 'n officier over militaire nieuwigheden praat; een klad van 'n hoogst diplomatiek söhryven aan een barbaren vorst; een brief van juffrouw Kiang aan haar lieven oom vol verdriet om de scheiding tusschen beiden; een verdrietige vrouw klaagt jammerlijk oveT het slecht ge drag van 'n familielid; 'n ander schrijven be helst een droevig ongeval in de familie; daar aan beantwoordt een condoleance; en zelfs 'n nieuwjaarswen,sch ontbreekt niet. Deze brieven werden wellicht omstreeks 300 jaar na Christus in het nartje van Azië ge schreven of ontvangen. Nochtans begrijpen we zóó volkomen, dat juffrouw Klang een nichtje van ons zou kunnen wezen. Het eenlgste, dat ln deze geschiedenis ver schil maakt, is, dat elke snipper van dien 2000 jaar ouden papiermand kostbare waarde heeft, en dat de inhoud van onzen papiermand het nasnuffelen niet waard ls. Met de Septembermaand zyn alom de schilderijententoonstellingen weer begonnen en ook te Rotterdam mankeert het niet aan bedrijvigheid op dit gebied. Voor ditmaal is het belangrykste een ver zameling zeventiende-eeuwsche meesters in den kunsthandel D._ Vaarties, aan de Lusthofstraat 82, waar twee zaaltjes zijn volgehangen met goede, voor een deel zelfs zeer goede schilde rijen uit den groeten tijd van de Hollandsche schilderkunst. We kunnen niet alles afzonder lijk bespreken, maar signaleeren eenige fraaie stillevens, eeri mini ruim landschap van De Moncheron, een !aat-17de-eeuwsch zeegezicht met dat verhalende in de voordracht en effect- zoekende in de kleur, waar later de schilders van de romantiek op door zouden gaan tot ln het theatrale toe. Wat styf en popperig van beweging en arrangement, maar buitengewoon knap van stof-uitdrukking met delicate partijen in de kleur is een schilderij van W. Duyster, een groep figuren met een militair. Opmerkeiyk is ook een jongen met vogels van een onbekenden Enoch Zeeman, die zoowel in het stilleven van den voorgrond als in som mige deelen van de figuur (de handen b.v.) een schilder biy'kt van vast© hand en levens krachtige vormgeving. Heel interessant is verder een jeugdwerk van Adriaan Brouwer. Het is een voorstelling van een troepje gebrekkigen en bedelaars, die als straatmuzikanten optreden in een stads- buurtje, en in de opvatting van het geheel spreekt bijzonder duideiyk de Vlaamsche origine van den meester. Hy staat hier dichter bij Breughel dan bi) de latere Noord-Neder- landsche genre-schilders, hy geeft de ruwe oubolligheid en het volksche realisme met een typisch Zuidelijken inslag. Er is hier een zekere cynische openhartigheid, maar zonder het bittere aecgnt van den lateren Brouwer. De parel van de verzameling is een prachtig, rijp landschap van Jan van Goyen, met meer kleur en meer plastischen vorm dan deze naar het monochrome neigende schilder veelal ver toont. Vooral de boomen en huizen vormen samen een boeiende partij in dit fyne doek, waar het even-oplichtend, sobere rood van de baksteen zoo'n onweerstaanbare bekoring aan geeft. Tenslotte vestigen wij nog de aandacht op een schildery, dat naar tijdsorde eigenlijk buiten deze collectie valt: een kerk-interieur van den achtttende-eeuwsclien Duitschen schil der Johann Ludwig Ernst Morgenstern (1738« 1819)Het is merkwaardig op te merken, tot welk een uiterste van objectieve ,,zakeiykheid" het klassiclsme in die periode is- gegaan. Van daar naar de romantische opvatting van b.v. onzen Bosboom in zijn eersten tyd is er een ontwikkeling gelijk aan die in onze dagen van het impressionisme naar de neo-klassieke strevingen, maar dan in omgekeerde richting. Morgenstern is met zyn intenties weer „modern". De schilderij hier is heel knap gedaan, met een angstvallige zorg voor het detail, dat toch geen misplaatst accent krijgt. Het geheel gaat wat ver in zijn precieuse lichtverdeeling, in statieuse stoffeering met poseerende figuren, in een te-veel aan „wei-gemanierdheid" als we het zoo noemen mogen. Maar het is in zyn afgemetenheid toch een heel bekoorlyk schil derij, dat in zijn koele gratie en beheerschte levensvreugde waarachtig „houding" heeft. In de „Algemeene kunsthandel" (dir. J. A. van Eyk), Visschersdijk 111, vonden we eenig beeldhouwwerk, brons, van H. Rehm en een collectie schilderijen én aquarellen van Neder- landsche en Fransche schilders Er is werk by van G, Altmann, Hendrik van Bloem, Jan Bogaerts, Huib Luns, C. J. Mension, Davld Schulman, J. H. Weyns, e.a., voor een groot deel bekende figuren. Heel merkwaardig leek ons een werkje van George Groegaert, een landschap met den schilder zelf en een hond ln de sneeuw, alles heel fijn en kundig eii met een zekeren humor gedaan. Een opvallend schildsrytje met waarlyk geen alledaagsche kwaliteiten. Voorts noemen wij het tempera mentvolle werk van een zekeren Emil Rizek en stillevens van Franck Bail en G. Falchetti. M. J. Richters heeft het seizoen in den Kunstkring mogen openen met een tentoon stelling, waar behalve eenige van zyn schilde rijen, ontwerpen voor glas-in-lood zyn ge ëxposeerd. Men weet, dat hem de beglazing is toevertrouwd van de Zuiderkerk van de Ned. Herv. Gemeente te Rotterdam, een der oudste „neo-gothische" gebouwen vau ons vaderland. Om daarvoor meer belangstelling te wekken, is een boekje geschreven door dr. J. R. Callen- hach, met afbeeldingen voorzien. In den tekst zyn ook prijzende oordeelen opgenomen van de heeren Schmidt Degener en Hannema. De ramen, die nu aan de beurt komen en waar van er één uitgevoerd op de tentoonstelling aanwezig is, zijn kleiner van formaat. ZU worden gevuld met beeltenissen van profeten en apostelen en het blykt dat op deze geringere ruimte en met deze enkelvoudige voorstel lingen Richters met zyn ontwerpen beter slaagt dan in de groote ramen. Het is voor den kunstenaar te hopen, dat hy dit, zyn „levenswerk" spoedig zal kunnen voltooien. In de groote zaal van „Plaswyck" te Hille- gersberg heeft H. F. Bieling een aantal van zijn schilderyen opgehangen, waaronder zyn fraaie interieurs van Bretonsche kerken en ook eenige goede Spaansche landschappen. Zoo is er dus nu reeds weer een en ander te zien In Rotterdam en omstreken, in afwach ting van het vele dat ongetwijfeld volgen zal. JAN N. Brabantsche kaj> uit de hoofdstad. s.. ASS:::-?? I Ér Johann Ludwig Ernst Morgenstern (17381819). „Kerkinterieur(Collectie D. Vaarties te Rotterdam.) De provinciale Ubrechtsche commissie tot instandhouding en bevordering der schoonheid van stad en land heeft aan Ged. Staiten der provincie Utrecht een schryven gezonden in verband met de bebouwing aan den weg AmersfoortDoorn. Aan dit schrijven is het volgende ontleend „Het heeft de aandacht getrokken, dat in den laatsten tijd aan den provincialen weg AmersfoortDoorn op een terrein, gelegen in de gemeente Leusden, een bebouwing bezig is 'zich te ontwikkelen, welke uit meer dan één oogpunt ernstige bedenkingen ontmoet. Het betreft hier een gebied, dat vóór den aanvang dezer bebouwing nog geheel onge rept was en dat zoowel uit hoofde van het uitnemend natuurschoon als de daarvoor gun stige bezitsverhoudingen (zoo is de geheele eigenlijke Leusderheide openbaar bezit en dus In veilige banden) ongetwijfeld ernstig in aan merking komt om als „reservaat" zoo mogelyk van bebouwing vry te wqrden gehouden. Wij vernamen dan ook, dat by de opnemingen ten behoeve van het Gewestelyk Plan voor het Oosten der Provincie Utrecht, dat in opdracht van de Vereeniging van Netderiandsche Ge meenten, afdeeling Utrecht, en met knachti- gen steun van de provincie, thans in bewer king is bij de Heeren Granpré Molière, Ver hagen Kok, men gestuit is op deze be bouwing, welke uit dien hoofde zeer wordt be treurd. In het algemeen schynt het omgewemscht dat in afwachting van het tot stand komen van het Gewestelyk Plan dingen gebeuren, waar door dit plan, dat voor het betrokken gebied beoogt een doelmatige en harmonische rege ling der bebouwing en verdere bestemming van terreinen, ongunstig zou worden beïn vloed. Voor zoover uitbreidingsplannen en bouw verordeningen va.n de betrokken gemeenten geen bevoegdheid geven dit te beletten, zal hieraan wellicht niet geheel zyn te ontkomen. De bovenbedoelde bouw heeft intusschen plaats langs een Provincialen weg. Voor een deel vertoont die bouw het karakter van lint bebouwing, waarachter, naar het schfint, een buurt bezig ls te ordaan langs straten, die aan het ééne einde op den provincialen weg uitmonden en aan hef andere einde bestemd schijnen, ln het veld dood te loopen. Wat tot dusver van deze bebouwing ls te zien, geeft reed® recht tot de uitspraak, dat zij niet alleen ln de lijst dezer omgeving niet op haar plaats is, maar ook op zichzelve, zoo wel stedebouwkundig, als aestetlsoh beschouwd, een verwerpelijk karakter draagt. Het proces van lintbebouwing en zon dier eenig vasst plan langs zijwegen verspreide of ook tot min of meer gesloten complexen saamgegroepeerdo buurtjes, dat in weinige jaren den eens zoo fraaien Rijksweg van Huis ter Helde naa.r Amersfoort heeft gedönatu- reerd, is hiermede ook langs den provincialen weg AmersfoortDoorn op bedenkelijke wijze aangevangen. Het behoeft geen betoog, dat hiermede niet alleen de ontluistering van een den- mooiste en tot voor korten tijd ongeschonden gedeel ten der provincie is begonnen, maar mede de voor enkele jaren met aanzieniyke finanoieëele offers door de provincie verbeterde weg AmersfoortDoorn by behoud van het be staande profiel voor een goeddeel zijn betee kenis voor het doorgaand verkeer dreigt te verliezen en tot woonstraat met daarop uit komende voor het verkeer hinderlijke en gevaarlijke zystraten te veranderen. Onze Commissie neemt de vrijheid Uw Col lege op het ongewonsobte van dezen loop der dingen te wyzen en met allen aandrang te verzoeken, geen middel ongebruik te laten om de verwording van landschap en verkeers wegen als gevolg van wilde en lintbebouwing tegen te gaan. De Commissie verzoekt tenslotte zoodanige maatregelen te willen nemen, da,t: a. de be bouwing langs en terzijde van den provincialen weg AmersfoortDoorn zooveel mogelyk worde beperkt; b. ln het algemeen het bouwen langs en tenzyde van provinciale wegen zoo veel mogelyk worde tegengegaan. Mochten maatregelen, a.ls sub b. bedoeld, achterwege blyven, dan zal zich een krachtige drang openbaren bot het bouwen langs de fraai aangelegde, nieuwe of verbeterde provinciale wegen, met het gevolg, dat het nuttig effect van de daaraan ten koste gelegde millioeuen zeer nadeelig zal worden beïnvloed". BUITENZORG, 11 September (ANETA). Verleend eervol ontslag op verzoek wegens volbrachten diensttijd met ingang van 30 Nov. aan den hoofdambtenaar met buitenl. verlof, laatsteiyk resident van Bantam, den heer F. Putman Cramer, onder dankbetuiging voor de langdurige diensten den Lande bewezen. Constant Eeekels vertelt in „Elsevier" van een bezoek aan het Torenhuis van Albert Ser- vaes te St. Maartens-Laethem, by Gent Het ietwat dwepend en opgeschroefd commentaar op een aantal van Servaes' schilderijen in dit artikel kan ons niet bekoren, maar we vinden een aardige schets van des schilders milieu. Dit b.v. over het atelier „Een kloosterlyk atelier als uiteinde van een kloosterige gang. Doch na de nauwheid en het schemerduistere van de laatste, nu de ruimheid, de klaarte. De ruimte van een kloosterkapel, met, zoo als deze, een hoog, Romaansch-rond gewelf, witgekalkt evenals de ruw gevoegde, bak- steenen muren. En gelyk in een klooster kapel hoog aan den voorgrondswand, een breed, eikenhouten kruis, zonder Christus en daaronder, op een simpel sokkeltje, een bruin doodshoofd, dat met zyn donkere oog holten kykt naar de eeuwigheid, terwyi het met zyn breede mondspleet grijnst naar den. tyd Boven het toegangsdeurtje een nisdrieluik van grysblauwe baksteenen, op een achter grond van hevig donkerblauw. In de middel ste nis een geschilderd Lieve Vrouwbeeld met Kindje. In elke der twee zynissen, een kope ren kandelaar. En onderaan een breede strook onregelmatig afgescheurd teekenpapier, mat punaisen op den muur gespeld, en waarop met houtskool ruw geschreven „Eia ergo, adv-ocata nostra, illos tuos misericordes oculos, ad nas converte' In den zy'wand daar tegenover, de drie breede hooge ramen, waardoor het volle dag licht aankletst tegen de witgekalkte, weg- krommende zoldering en ruige muren. In den achtergrondsmuur, heel ln de hoogte, een zolderdeur, bereikbaar langs een stellage- trap. Twee oude kastenEen schilderszei 'n Tafel met penseelenDrie vier stoe len.... Op den vloer, langs den muur, tal van schilderijen.... Enkele mandjes vol uitge duwde verfbuisjesEen paar gipsen an tieke koppenEen doos met nog onbe gonnen tubes. En onder kruis en doodshoofd het in wording zynde werk van den meester, het in wording zynde meesterwerkHet Drieluik voor Kropholler's kerk van den Heiligen Antonius Abt, te Rotterdam. Meer niet. En in de hooggewelfde en wyde zaal, groot als een kloosterkapel, is een afwezigheid van praal, is een aanwezigheid van versterving, die aanvankeiyk wat koud, wat beklemmend aandoet. Nergens werd iets aangebracht tot het scheppen van schoone atmosfeer. Zelfs het hevig blauwe van het nisdrieluikje doet, door zijn felheid, pyniyk aan in het schrille wit van den gekalkten muur. Er is niets, waarop het schoonheid en harmonie zoeken de oog even rusten, even verpoozen kan. Niets, dat een streven naar het doen ont staan van stemming aangeeft. Wie hier medi teert onder dit doodshoofd, wie hier arbeidt onder dit kruis, wie hier mediteerend ar beidt, of arbeidend mediteert hy doodshoofd en kruis, wordt door nietB weerhouden wat der wereld ls, staat, bevrijd van alle ballast- bykomstlgheid, met zyn gretigen gee3t en zyn zoekende ziel ongehinderd voor de Hoofd zaak, die alles beheerscht, daar alles eruit ontstond en in vervat is. Wanneer Servaes terugkeerde uit de her opgebouwde Abjij van Orval, waar hy, voor aleer het hem opgedragen werk van voor meld drieluik aan te vatten, eerst een daarop voorbereidende retraite had willen doen dan vond hy ten zy'nent, in zyn kapelachtig atelier, dezelfde atmosfeer van strenge ont hechting en milde overgave, welke hy pas verlaten had „Elsevier" heeft verder een vervolg op de studie over Oostersche schimmen van R. H. van Gulik en het eerste deel van beschouwingen over Javaansche dansen door F. M. Scbnitger. „Opgang" Introduceerde met veie afbeeldin gen het werk van Theo Swagemakers en her denkt in het jongste nummer den beeldhouwer Tilman Riemenschneider. „NEBELSPALTER". ,,'k Wou, dat ik in Amerika woonde. Dan kon je zoo van zeventig ver diepingen hoog naar beneden glijden".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10