r
R
I
De mensch blijft
zich zelf....
:W
m
m lal
ZATERDAG 12 SEPTEMBER 1931
DE MOEILI JKHEDEN IN
STIERM \RKEN.
DE CIVIELE LIJST.
h.EN „TEEDERE" AANGELEGENHEID.
C OLLECTIE OUDE MEESTERS BIJ
D. VAARTIES.
BIELING EN RICHTERS.
■Xwk
-
- K -f>
mm -«tól
1
■Wmi
BEDREIGING VAN NATUUR
SCHOON.
Bebouwing van de Leusderheide.
Een adres aan Ged. Staten van
Utrecht.
EERVOL ONTSLAG RESIDENT
PUTMAN CRAMER.
KUNSTTIJDSCHRIFTEN.
De ambtenaren krijgen slechts
een gedeelte van het
salaris.
(Van onsen correspondent.)
Weenen, 10 Augustus 1931.
Dat Oostenrijk een mooi land is, dat zijn be
woners op die schoonheid met recht trotsch
zijn, is reeds lang geleden do:r den bekenden
dichter, Grillpauer, in keurige verzen gezegd
In den laatsten tijd heeft men getracht, deze
waarheid meer onder de oogen te brengen van
geheel de wereld, wier attentie men met alle
mogelijke middelen op het natuurschoon van
Oostenrijk poogt te concentreeren. Dat natuur
schoon !s feitelijk dan ook het eenige, wat Oos
tenrijk nog is gebleven, maar men beeft daar.
van ook kolossale voorraden in alle provincies
der jonge republiek.
Stiermarken, het groene Stiermarken, is niet
de minste onder de broederen. Hooge bergen
wier kruinen met eeuwige sneeuw en ijs zijn
bedekt, wisselen af met lachende ravijnen,
waardoor het riviertje een weg zoekt naar den
uitloop in een of ander meer. Schatten van
bloemen omzoomen den weg, dien het water
heeft genomen en tooveren een symphonie van
kleuren op het groene grasbed.
De lieve huisjes, die zich hebben neerge
vleid tegen de glooiing der bergen, steken
hun roode daken tusschen het loover der boo-
men uit en doen pittoresk aan tegen den groe
nen achtergrond der bergen.
En toch, hoe mooi het ook is, het land is
arm, omdat het onvruchtbaar is. Groote rots
blokken steken overal uit tusschen het gras
dat op de glooiing der bergen, ja zelfs in dé
vlakte van het dal groeit. Het is, alsof de grond
geheel is doorzeefd met rotsblokken; alsof tus
schen de uitstekende steenmassa's, slechts hier
en daar een weinig aarde is geworpen waarop
een en ander kan groeien. Het spreekt van
zelf, dat die steenen en rotsen het land on
vruchtbaar maken en de mensohen arm De
menschen hebben nooit iets anders dan ar
moede gekend. Zij hebben de verhalen gehoord
van hun artne ouders en vooronders, zelf heb
ben zij van hun prille jeugd, nooit iets an
ders gekend. Zij zijn aan die armoede gewend;
mogelijk, dat de offers, die zij te brengen
hadden, voor hen niet zoo zwaar wegen, mo-
gelijk ook, dat zij iets van de vastheid hebben
geërfd van de rotsen in hun Heimatgrond en
dat zij onwrikbaar als deze, pal staan, ook
te midden van moeilijkheden en ontberingen.
Deze eigenschap hebben zij echter heel zeker
met hnn rotsen gemeen: zij zijD even gehecht,
evenzeer vastgegroeid aan hun geboortegrond
als dit bij hun rotsen het geval Is.
Nu gaat er een groot sterven door Stier
marken. De economische crisis heeft zelfs de
rotsen en bergen van Stiermarken beklom
men, ook In de hutten op de glooiing der ber
gen heerscht bittere nood zoo bitter, dat de
menschen schulden moeten maken, die zij niet
meer kunnen delgen, dat men vergeefs poogt
nog een cent bij die armen te halen.
In de omstreken van Knittelfeld schijnt do
nood nog hooger te zijn gestegen dan elders.
Niet minder dan 89 boerenhuizen zijn ten
doode opgeschreven; zij zullen binnen enkele
dagen publiek worden verkocht, omdat de
eigenaars reeds jarenlang geen belasting meer
konden betalen en bij de meest verschillende
leveranciers achterstallige schulden hebben
Of het echter tot een veiling zal komen, is op
het oogenblik nog een groote vraag. De over
heid die het bevel heeft gegeven tot de verkop
ping, schijnt nog te talmen met de uitvoering.
Men vreest, dat er onregelmatigheden zullen
plaats hebben, dat de menschen de uitvoering
van het bevel desnoods met geweld zullen be
letten men vreest voor oproer en opstand
tegen het wettig gezag.
En niet zonder reden. Dezer dagen toch
moest in de buurt van Knittelfeld een bosdh in
beslag worden genomen, aangezien de eigenaar
zijn belastingschulden niet kan voldoen. Van
alle kanten kwamen de boeren bijepn om den
deurwaarder en zijn begeleiders uit die streek
te verdrijven. Toen de mannen der wet nu toch
hun plicht wilden doen. namen de landbouwers
zulk een dreigende houding aan, dat de deur
waarder het geraden achtte, er maar stil van
door te gaan. Ten einde raad ging hij hulp
halen bij den Bezirkshauptman van Knittelfeld.
die eerst het bevel tot in beslagneming had ge
geven. Natuurlijk kwam uit Knittelfeld, al
heel spoedig, per telefoon, het hevel, op den
boel toch beslag te leggen. Nu ging de Heim-
wehr, die in den laatsten tijd in Stiermarken
weer aan bet opleven is, naar den Bezirks-
hauptmann, wees op de gisting onder het volk
en kreeg tenslotte gedaan, dat het bevel tot
in beslagneming werd ingetrokken.
Het spreekt van zelf, dat de menschen van
een veiling der woningen nog minder willen
weten, dan van een beslag leggen op een boseh.
De boeren willen pogen, met behulp van de
Heimwebr, het weer door te zetten, dat ook
het bevel tot verkooping wordt ingetrokken.
Er zal op slot van rekening wel niet veel an
ders overblijven dan toe te geven, nu men een
maal is begonnen met toegeven terwijl van den
anderen kant er heelemaal geen kans meer is,
nog een cent uit de zakken der boeren te krij
gen.
Welke nadeelige gevolgen een en ander voor
de financiën van het land heeft, ls al heel
liefhit te begrijpen. Men staat dan ook heelemaal
niet verbaasd, wanneer men verneemt, dat de
gouverneur van Stiermarken den volke kond
heeft gedaan, dat op 1 September a.s. den
ambtenaren niet hun volle inkomen kan wor
den uitbetaald. Eukel zullen ambtenaren die
mindeT verdienen dan 200 Sch per maand, hun
vol salaris krijgen, op den eersten dag van de
maand, alle overigen moeten met 70 pet. te
vreden zijn, terwijl het resteerende gedeelte
eerst dan kan worden uitbetaald, als er weder
geld is binnengekomen. Of dat nog in den loop
van de maand zal gebeuren daaromtrent staat
voorloopig nog niets vast, maar men hoopt en
vertrouwt, zelfs tegen alle hoop in!
Ja het is wel een mooi land, het groene
Stiermarken, maar het is ook een arm land.
arm vooral nu, ln een tijd. waarin armoede,
ellende en nood rondwaren over de geheele
wereld.
Of we in Weenen en ln het overig Oostenrijk
nog ver van zulke toestanden verwijderd zijn.
is een vraag, waarop men liever niet ant
woordt. Zeker is wel, dat Oostenrijk den laat
sten tijd vooral, alle pogingen in het werk
stelt, de crisis te boven te komen, dat men
maatregelen wil nemen zelfs tegen Doppelverr-
dïener en gepensionneerde ambtenaren, die.
bij hun pensioen, nog een baantje waarnemen,
dat hun gewoonlijk geen windeieren legt. Of
men echter met al die maatregelen tot het ge-
wenschte doei zal komen, is wel een zeeT
groote vraag.
Laten we hopen, dat het den bestuurderen
der republiek, in vereeniging met de wiizen
van Genève, zal gelukken, tijdig maatregelen te
nemen, om althans Oostenrijk's ondergang te
verhinderen.
Onze Lcndensche correspondent schrijft ons:
De „Civiele Lijst" is een rekening van de
uitgaven, welke onmiddellijk verband houden
met het onderhoud der koninklijke familie,
haar dependenten, huishouding en bedienden
en met de handhaving van de eer en waardig
heid der Kroon. Zij wordt doocr het parlement
vastgesteld by de troonsbestijging van eiken
nieuwen souverein, en komt ten laste van het
geconsolideerde fonds.
In haar tegenwoordigen vorm, waarbij zij
uitsluitend in de persoontyke uitgaven der
kroon voorziet, zoodat dezen streng geschei
den zy'n van alle regeeringsuitgaven, dag-
teekent zy van honderdjaren geleden, toen
Willem IV aan de regeering kwam, doch in
beginsel werd zy ingesteld, toen Willem III
en Mary op den troon kwamen. Toen evenwel
werden uit de „Lijst" niet alleen de persoon
lijke, huishoudelijke en representatieve uit
gaven bestreden, doch ook de burgerlijke
landsbeambten en de landspensioenen werden
ervan betaald. Dit verklaart het woord „civil
i«t", in tegenstelling tot de rekeningen voor
militaire, maritieme en kerkelijk» uitgaven,
welke ontmddeliyk door de schatkist geschie
den. Het woord is overgenomen door verschil
lende parlementair-genegeerde volken.Zoowel
wij als d8 Franschen (van Lodewijk XVI af,
ik my niet vergis) spreken van „civiele
lijst (11ste civile), ofschoon het woord „civiel",
gelijk de meeste termen, die wij klakkeloos
overnemen, in het betreffende venband voor
ons in het minst geen zin heeft.
\óót Willem IV werd een belangryke her
vorming in de Civiele Lyst aangebracht. In
de „Daily Express" wordt heden gedoceerd;
„De Civiele Lyst wordt uitbetaald sinds
George III, 170 jaren geledem, al zijn grond
bezit aan het parlement overmaakte".
Gesteld voor de keuze tusschen de deugden
der beleefdheid en der waarheidsliefde heeft
de „Daily Express" de onsohadeiykste, naane-
iyk die der beleefdheid gekozen.
George III heeft jaren lang oorlog gevoerd
met zijn parlement en met zyn ministers over
de Civil List, die, ln den toen bestaanden
vorm, voor <1 e-zem zeer ondeugdeiyken mo
narch een middel was om zyn persoonlijk
overwicht te handhaven. Hierby speelden cor
ruptie en omkooperij een zeer groote rol, ge-
ïyk niemand minder dan lord Chatham ver
klaard, en de eerste minister, lord North (die
tezamen met George III de Amerikaansehe
koloniën verloor) indirect bevestigd heeft.
Niet 170, maar 150 jaren geleden, was het
gehaspel over de Civil List een openbaar
schandaal, dat ertoe bydroeg het toch reeds
diep gezonken prestige der Hannoveranen nog
meer te doen kelderen, doch tien jaren vroegeT
reeds had Burke een vlugschrift gepubliceerd,
„The Causes of the present discontent", waar
in hij middelen aanbeval tegen de schandelijke
misbruiken, voortspruitende uit de Civil List.
Toeu in 1777, na eindelooze debatten, de
1 ijst naar boven toe herzien was onder krach
tig protest van het huis want bet land ver
keerde in een finaneleelen toestand, kritieker
dan de huidige hield de speaker tot den
koning een strafpredikatie, die in elk ander
land voor een revolutie zou hebben moeten
wyken. In 1782 werd de Oïvil List Act aan
genomen, welke wet een einde maakte aan de
ongelooflijkste misbruiken, en welker histori
sche beteekenis hierin gelegen was, dat het
overwioht der kroon over het parlement be
perkt werd.
Wat de „DailyExpress" waarsohijniyk had
willen zeggen Is, dat George III, geiy'k ook
zijn opvolgers gedaan hebben, het grootste
deel zijner erfeiyke inkomsten ter beschik
king van het parlement stelde, in ruil waar
voor het parlement, in weerwil van de kost
bare oorlogen tegen Amerika en Frankrijk, en
den bijna hopeloozen toestand der schatkist,
tot zes maal toe 's konings schulden betaalde.
Zelfs onder minder ondeugdelyke koningen
dan George III was het vaststellen der Civiele
Lyst een zeer teedere zaak, want tot Edward
VII toe had nog nooit een koning van Enge
land den troon bestegen zonder meer of min
der zwaar in schuld te zijn. Iedere nieuwe
Civil List Act gaf aanleiding tot onaangename
parlementaire discussie en pijnlijke verhou
dingen, ook na de aanvaarding der regeering
door Edward VII.
Toch kan de door het parlement toegestane
jaarwedde niet als een „salaris" worden be-
sohouwd, want elke nieuwe koning doet for
meel afstand van zijn erfeiyke inkomsten
(waarvan koningin Victoria verklaarde, dat
zy eigenlijk de natie toekwamen) en krijgt, als
het ware In ruil daarvoor, zyn Civil List.
Het totaal bedrag daarvan hangt gedeeltelijk
af van het aantal kinderen en andere familie
leden, wier staat door den koning bekostigd
moet worden, en by het opgroeien van prin
sen en prinsessen werden door den souverein
vaak verheugingen noodzakeiyk geacht, welke
niet zonder py'niyke gedaehtenwisseling met
ministers en scherpe debatten ln het lager
huis, werden toegestaan.
George V is de eerste koning, van wien niet
bekend is dat de Civiele Lijst ooit aanleiding
tot onaangename incidenten gegeven heeft.
Die lijst is aanzienlijk lager dan die van
veel andere heerschers. Het totaal bedraagt
thans 470.000, terwijl 100.000 uitgetrok
ken zijn voor de zoons en andere familieleden
van den koning. De prins van Wales trekt zijn
inkomen uitsluitend als „landlord" van de
landgoederen in Cornwall.
Voor den oorlog bedroegen de Civiele Lijs
ten van den koning van Italië 782.000, den
keizer van Dultschland 770.000, den tsaar
4.000.000, den keizer van Oostenrijk
387.500, den koning van Hongarije 554.166
(dus in totaal 941.666), den koning van
Spanje 2S0.000. De „lysten" der kleinere
landen waren veel lager: van 30.000 tof
70.000. Die van den president van Frank
rijk bedroeg 48.000, die van den president
der Vereenigde Staten slechts 17.000.
De heer Charles Stulemeyer opent de
Industriedagen.
„Jou, leelijke bengelNou ga je on-
middeliyk zonder eten naar bed
„En hoe moet het dan met m'n drankje,
dat ik telkens na den eten moet in
nemen?"
Dat de mensch ondanks de groote volks
verhuizing, ondanks Karei den Groote en Iwan
den Verschrikkelyke en ondanks de jongste en
hevigste oorlogen maar weinig verandert, dat
bewijst de meer dan tweeduizend jaar oude
stad Lou-lan.
Lou-lan is een stad in Oost-Turkestan, die 'n
verleden heeft. Over dat verleden, en alles wat
men er ln "t heden over fantaseert, zal eerst
daags bij Brockhaus 'n boek verschijnen.
Voor het duidelijk kan worden hoe Lou-lan
zulk een slaand argument kan wezen voor de
onveranderlijkheid van den overigens toch wls-
pelturlgen mensch, Iets meer over het grauwe
verleden van de stad. Een verleden kan grauw
genoemd worden, wanneer het zoo om en om
de tweeduizend jaar omvat.
Lou-lan lag dus in Oost-Turkestan, en was
eerlang de meest naar het Westen uitgezette
militaire voorpost van China. Lou-lan was 'n
handelsstad die er wezen mocht, want op de
markt aldaar kwamen Romeinen voor hunne
vrouwen de graaggedragen Chineesche zyde
koopen, terwijl het verre Oosten, China en
Indië, er kwamen neuzen naar de waren, die
het verre Westen wist aan te voeren. Het
ging Lou-lan uitermate goed. Het garnizoen
zorgde er voor, dat Chineezen, Indiërs en
Romeinen 't niet met elkander aan den stok
kregen, zoodat zij ln hun vryen tyd tempels
gingen bouwen en 'n wonderlijk koningspaleis,
zijde zaten te weven en meubelen vervaardig
den, waarvan 'n boel nu zoek is, en waarnaar
men dies tegenwoordig met ijver zoekt.
Lou-lan zou zich hoogstwaarschijnlijk de
eeuwen door verheugd hehben in voorspoed en
gestadige welvaart, wanneer de snoode natuur
er geen einde aan had gemaakt.
Twee weldadige armen van de Tarim-rivier
hebben menschenheugenissen lang het gebied
omstroomd, waaruit de inwoners van Lou-lan
hun nooddruft en de fonrage voor hun vele
gasten haalden. Die Tarlm-rivier ls het droe
vige overschot van een groot meer. ln den
ijstijd, 'n poos nog vóór de eerste steenlegging
van Lou-lan, wisten groote ysschotsen en giet-
schers de heerschappij te nemen over Centraal-
Azië; in rustiger tijden vormden deze binnen
dringers in Midden-Azië een uitgestrekte zee,-
die evenwel in nog kalmer en vooral in dorrer
en droger perioden bij gebrek aan water ver
dampte. Van die zee bleef de Tarim-rivier maar
over, en verder werd het Oosten der provincie
een onherbergzame zoutwoesteny. die een zoo
angstwekkenden indruk maakt dat de schaar-
sehe bewoners dit land „de hoogten der witte
draken" noemen, en deze streek vol van booze
geesten wanen.
De Taritn-rlvier is op 'n zekeren dag op zoek
gegaan naar een andere bedding; en heeft
ontrouw gepleegd aan Lou-lan, het gebied, dat
hij vruchtbaar maakte, en ai de inwoners met
al de vreemdelingen. Deze gril maakte aan
den bloei en de heerlijkheid der stad een snood
einde: Lou-lan had geen water meer, en
Lou-lan werd een ruïne in een woestijn.
Lou-lan verging en zakte zoo diep in den
bodem, dat een man als Sven Hedin moest
komen, om de stad te ontdekken.
Hiermee is nu wel genoeg bekend gemaakt
van Lou-lan's grauw verleden en kunnen we
gevoeglijk overgaan tot het bewys van de stel
ling, dat de mensch in een ty'dsverloop van
tweeduizend jaren zoo weinig verandert.
Toen de stad nog in goeden doen was, was
zij bij tijd en wijle dit. reeds is het argument
voor de luttele veranderlykiheid des menschen,
de twistappel tusschen de Chineezen en de
Hunnen, dezelfde lieden die later 'n wande
ling in Europa maakten. Voor de eerste maal
vernemen wü van Lou-lan, het koninkry'k, wan
neer het door een Hunnenvorst veroverd wordt.
De koningen van Lou-lan moeten er 'n handje
van gehad hebben, om de Hunnen tegen de Chi
neezen uit te spelen.
Maar in 't jaar 260 na Christus werd de stad
een Chineesche militaire nederzetting, onder
bevel van So-Man. Dit heer liet. het land bebou
wen en legde een stuwdam aan; hy liet forten
en uitzichttorens oprichten; en men kan zich
het leven en bedryf van de soldaten ln de
stad Lou-lan niet levendig genoeg voorstellen.
Daarbij kwam. dat de eene karavaan op de an
dere volgde in die dagen, dat men van West
naar Oost over land en over Lou-lan in Oost-
Turkestan trok.
De officieren hielden evenwel contact met
het geboorteland; zy lieten de nieuwste Chi
neesche boeken komen; hielden nauwkeurige
administratie, schreven brieven notitie® en
kladjes en versnipperden er 'n deel van
in den papiermand.
En zulk een papiermand heeft men uitgegra
ven. Men heeft 'n brief gevonden, waarin 'n
officier over militaire nieuwigheden praat;
een klad van 'n hoogst diplomatiek söhryven
aan een barbaren vorst; een brief van juffrouw
Kiang aan haar lieven oom vol verdriet om
de scheiding tusschen beiden; een verdrietige
vrouw klaagt jammerlijk oveT het slecht ge
drag van 'n familielid; 'n ander schrijven be
helst een droevig ongeval in de familie; daar
aan beantwoordt een condoleance; en zelfs 'n
nieuwjaarswen,sch ontbreekt niet.
Deze brieven werden wellicht omstreeks 300
jaar na Christus in het nartje van Azië ge
schreven of ontvangen. Nochtans begrijpen we
zóó volkomen, dat juffrouw Klang een nichtje
van ons zou kunnen wezen.
Het eenlgste, dat ln deze geschiedenis ver
schil maakt, is, dat elke snipper van dien 2000
jaar ouden papiermand kostbare waarde heeft,
en dat de inhoud van onzen papiermand het
nasnuffelen niet waard ls.
Met de Septembermaand zyn alom de
schilderijententoonstellingen weer begonnen
en ook te Rotterdam mankeert het niet aan
bedrijvigheid op dit gebied.
Voor ditmaal is het belangrykste een ver
zameling zeventiende-eeuwsche meesters in den
kunsthandel D._ Vaarties, aan de Lusthofstraat
82, waar twee zaaltjes zijn volgehangen met
goede, voor een deel zelfs zeer goede schilde
rijen uit den groeten tijd van de Hollandsche
schilderkunst. We kunnen niet alles afzonder
lijk bespreken, maar signaleeren eenige fraaie
stillevens, eeri mini ruim landschap van De
Moncheron, een !aat-17de-eeuwsch zeegezicht
met dat verhalende in de voordracht en effect-
zoekende in de kleur, waar later de schilders
van de romantiek op door zouden gaan tot ln
het theatrale toe. Wat styf en popperig van
beweging en arrangement, maar buitengewoon
knap van stof-uitdrukking met delicate
partijen in de kleur is een schilderij van W.
Duyster, een groep figuren met een militair.
Opmerkeiyk is ook een jongen met vogels van
een onbekenden Enoch Zeeman, die zoowel in
het stilleven van den voorgrond als in som
mige deelen van de figuur (de handen b.v.)
een schilder biy'kt van vast© hand en levens
krachtige vormgeving.
Heel interessant is verder een jeugdwerk
van Adriaan Brouwer. Het is een voorstelling
van een troepje gebrekkigen en bedelaars, die
als straatmuzikanten optreden in een stads-
buurtje, en in de opvatting van het geheel
spreekt bijzonder duideiyk de Vlaamsche
origine van den meester. Hy staat hier dichter
bij Breughel dan bi) de latere Noord-Neder-
landsche genre-schilders, hy geeft de ruwe
oubolligheid en het volksche realisme met een
typisch Zuidelijken inslag. Er is hier een
zekere cynische openhartigheid, maar zonder
het bittere aecgnt van den lateren Brouwer.
De parel van de verzameling is een prachtig,
rijp landschap van Jan van Goyen, met meer
kleur en meer plastischen vorm dan deze naar
het monochrome neigende schilder veelal ver
toont. Vooral de boomen en huizen vormen
samen een boeiende partij in dit fyne doek,
waar het even-oplichtend, sobere rood van de
baksteen zoo'n onweerstaanbare bekoring
aan geeft.
Tenslotte vestigen wij nog de aandacht op
een schildery, dat naar tijdsorde eigenlijk
buiten deze collectie valt: een kerk-interieur
van den achtttende-eeuwsclien Duitschen schil
der Johann Ludwig Ernst Morgenstern (1738«
1819)Het is merkwaardig op te merken, tot
welk een uiterste van objectieve ,,zakeiykheid"
het klassiclsme in die periode is- gegaan. Van
daar naar de romantische opvatting van b.v.
onzen Bosboom in zijn eersten tyd is er een
ontwikkeling gelijk aan die in onze dagen van
het impressionisme naar de neo-klassieke
strevingen, maar dan in omgekeerde richting.
Morgenstern is met zyn intenties weer
„modern".
De schilderij hier is heel knap gedaan, met
een angstvallige zorg voor het detail, dat toch
geen misplaatst accent krijgt. Het geheel gaat
wat ver in zijn precieuse lichtverdeeling, in
statieuse stoffeering met poseerende figuren,
in een te-veel aan „wei-gemanierdheid" als we
het zoo noemen mogen. Maar het is in zyn
afgemetenheid toch een heel bekoorlyk schil
derij, dat in zijn koele gratie en beheerschte
levensvreugde waarachtig „houding" heeft.
In de „Algemeene kunsthandel" (dir. J. A.
van Eyk), Visschersdijk 111, vonden we eenig
beeldhouwwerk, brons, van H. Rehm en een
collectie schilderijen én aquarellen van Neder-
landsche en Fransche schilders Er is werk by
van G, Altmann, Hendrik van Bloem, Jan
Bogaerts, Huib Luns, C. J. Mension, Davld
Schulman, J. H. Weyns, e.a., voor een groot
deel bekende figuren. Heel merkwaardig leek
ons een werkje van George Groegaert, een
landschap met den schilder zelf en een hond
ln de sneeuw, alles heel fijn en kundig eii met
een zekeren humor gedaan. Een opvallend
schildsrytje met waarlyk geen alledaagsche
kwaliteiten. Voorts noemen wij het tempera
mentvolle werk van een zekeren Emil Rizek
en stillevens van Franck Bail en G. Falchetti.
M. J. Richters heeft het seizoen in den
Kunstkring mogen openen met een tentoon
stelling, waar behalve eenige van zyn schilde
rijen, ontwerpen voor glas-in-lood zyn ge
ëxposeerd. Men weet, dat hem de beglazing
is toevertrouwd van de Zuiderkerk van de Ned.
Herv. Gemeente te Rotterdam, een der oudste
„neo-gothische" gebouwen vau ons vaderland.
Om daarvoor meer belangstelling te wekken,
is een boekje geschreven door dr. J. R. Callen-
hach, met afbeeldingen voorzien. In den tekst
zyn ook prijzende oordeelen opgenomen van
de heeren Schmidt Degener en Hannema. De
ramen, die nu aan de beurt komen en waar
van er één uitgevoerd op de tentoonstelling
aanwezig is, zijn kleiner van formaat. ZU
worden gevuld met beeltenissen van profeten
en apostelen en het blykt dat op deze geringere
ruimte en met deze enkelvoudige voorstel
lingen Richters met zyn ontwerpen beter
slaagt dan in de groote ramen. Het is voor
den kunstenaar te hopen, dat hy dit, zyn
„levenswerk" spoedig zal kunnen voltooien.
In de groote zaal van „Plaswyck" te Hille-
gersberg heeft H. F. Bieling een aantal van
zijn schilderyen opgehangen, waaronder zyn
fraaie interieurs van Bretonsche kerken en
ook eenige goede Spaansche landschappen.
Zoo is er dus nu reeds weer een en ander
te zien In Rotterdam en omstreken, in afwach
ting van het vele dat ongetwijfeld volgen zal.
JAN N.
Brabantsche kaj> uit de hoofdstad.
s..
ASS:::-??
I Ér
Johann Ludwig Ernst Morgenstern (17381819). „Kerkinterieur(Collectie
D. Vaarties te Rotterdam.)
De provinciale Ubrechtsche commissie tot
instandhouding en bevordering der schoonheid
van stad en land heeft aan Ged. Staiten der
provincie Utrecht een schryven gezonden in
verband met de bebouwing aan den weg
AmersfoortDoorn. Aan dit schrijven is het
volgende ontleend
„Het heeft de aandacht getrokken, dat in
den laatsten tijd aan den provincialen weg
AmersfoortDoorn op een terrein, gelegen in
de gemeente Leusden, een bebouwing bezig
is 'zich te ontwikkelen, welke uit meer dan
één oogpunt ernstige bedenkingen ontmoet.
Het betreft hier een gebied, dat vóór den
aanvang dezer bebouwing nog geheel onge
rept was en dat zoowel uit hoofde van het
uitnemend natuurschoon als de daarvoor gun
stige bezitsverhoudingen (zoo is de geheele
eigenlijke Leusderheide openbaar bezit en dus
In veilige banden) ongetwijfeld ernstig in aan
merking komt om als „reservaat" zoo mogelyk
van bebouwing vry te wqrden gehouden. Wij
vernamen dan ook, dat by de opnemingen ten
behoeve van het Gewestelyk Plan voor het
Oosten der Provincie Utrecht, dat in opdracht
van de Vereeniging van Netderiandsche Ge
meenten, afdeeling Utrecht, en met knachti-
gen steun van de provincie, thans in bewer
king is bij de Heeren Granpré Molière, Ver
hagen Kok, men gestuit is op deze be
bouwing, welke uit dien hoofde zeer wordt be
treurd.
In het algemeen schynt het omgewemscht
dat in afwachting van het tot stand komen van
het Gewestelyk Plan dingen gebeuren, waar
door dit plan, dat voor het betrokken gebied
beoogt een doelmatige en harmonische rege
ling der bebouwing en verdere bestemming
van terreinen, ongunstig zou worden beïn
vloed.
Voor zoover uitbreidingsplannen en bouw
verordeningen va.n de betrokken gemeenten
geen bevoegdheid geven dit te beletten, zal
hieraan wellicht niet geheel zyn te ontkomen.
De bovenbedoelde bouw heeft intusschen
plaats langs een Provincialen weg. Voor een
deel vertoont die bouw het karakter van lint
bebouwing, waarachter, naar het schfint, een
buurt bezig ls te ordaan langs straten, die
aan het ééne einde op den provincialen weg
uitmonden en aan hef andere einde bestemd
schijnen, ln het veld dood te loopen.
Wat tot dusver van deze bebouwing ls te
zien, geeft reed® recht tot de uitspraak, dat
zij niet alleen ln de lijst dezer omgeving niet
op haar plaats is, maar ook op zichzelve, zoo
wel stedebouwkundig, als aestetlsoh beschouwd,
een verwerpelijk karakter draagt.
Het proces van lintbebouwing en zon dier
eenig vasst plan langs zijwegen verspreide
of ook tot min of meer gesloten complexen
saamgegroepeerdo buurtjes, dat in weinige
jaren den eens zoo fraaien Rijksweg van Huis
ter Helde naa.r Amersfoort heeft gedönatu-
reerd, is hiermede ook langs den provincialen
weg AmersfoortDoorn op bedenkelijke wijze
aangevangen.
Het behoeft geen betoog, dat hiermede niet
alleen de ontluistering van een den- mooiste
en tot voor korten tijd ongeschonden gedeel
ten der provincie is begonnen, maar mede de
voor enkele jaren met aanzieniyke finanoieëele
offers door de provincie verbeterde weg
AmersfoortDoorn by behoud van het be
staande profiel voor een goeddeel zijn betee
kenis voor het doorgaand verkeer dreigt te
verliezen en tot woonstraat met daarop uit
komende voor het verkeer hinderlijke en
gevaarlijke zystraten te veranderen.
Onze Commissie neemt de vrijheid Uw Col
lege op het ongewonsobte van dezen loop der
dingen te wyzen en met allen aandrang te
verzoeken, geen middel ongebruik te laten om
de verwording van landschap en verkeers
wegen als gevolg van wilde en lintbebouwing
tegen te gaan.
De Commissie verzoekt tenslotte zoodanige
maatregelen te willen nemen, da,t: a. de be
bouwing langs en terzijde van den provincialen
weg AmersfoortDoorn zooveel mogelyk
worde beperkt; b. ln het algemeen het bouwen
langs en tenzyde van provinciale wegen zoo
veel mogelyk worde tegengegaan.
Mochten maatregelen, a.ls sub b. bedoeld,
achterwege blyven, dan zal zich een krachtige
drang openbaren bot het bouwen langs de fraai
aangelegde, nieuwe of verbeterde provinciale
wegen, met het gevolg, dat het nuttig effect
van de daaraan ten koste gelegde millioeuen
zeer nadeelig zal worden beïnvloed".
BUITENZORG, 11 September (ANETA).
Verleend eervol ontslag op verzoek wegens
volbrachten diensttijd met ingang van 30 Nov.
aan den hoofdambtenaar met buitenl. verlof,
laatsteiyk resident van Bantam, den heer F.
Putman Cramer, onder dankbetuiging voor de
langdurige diensten den Lande bewezen.
Constant Eeekels vertelt in „Elsevier" van
een bezoek aan het Torenhuis van Albert Ser-
vaes te St. Maartens-Laethem, by Gent Het
ietwat dwepend en opgeschroefd commentaar
op een aantal van Servaes' schilderijen in dit
artikel kan ons niet bekoren, maar we vinden
een aardige schets van des schilders milieu.
Dit b.v. over het atelier
„Een kloosterlyk atelier als uiteinde van
een kloosterige gang. Doch na de nauwheid
en het schemerduistere van de laatste, nu de
ruimheid, de klaarte.
De ruimte van een kloosterkapel, met, zoo
als deze, een hoog, Romaansch-rond gewelf,
witgekalkt evenals de ruw gevoegde, bak-
steenen muren. En gelyk in een klooster
kapel hoog aan den voorgrondswand, een
breed, eikenhouten kruis, zonder Christus
en daaronder, op een simpel sokkeltje, een
bruin doodshoofd, dat met zyn donkere oog
holten kykt naar de eeuwigheid, terwyi het
met zyn breede mondspleet grijnst naar den.
tyd
Boven het toegangsdeurtje een nisdrieluik
van grysblauwe baksteenen, op een achter
grond van hevig donkerblauw. In de middel
ste nis een geschilderd Lieve Vrouwbeeld met
Kindje. In elke der twee zynissen, een kope
ren kandelaar. En onderaan een breede strook
onregelmatig afgescheurd teekenpapier, mat
punaisen op den muur gespeld, en waarop
met houtskool ruw geschreven
„Eia ergo, adv-ocata nostra, illos tuos
misericordes oculos, ad nas converte'
In den zy'wand daar tegenover, de drie
breede hooge ramen, waardoor het volle dag
licht aankletst tegen de witgekalkte, weg-
krommende zoldering en ruige muren. In den
achtergrondsmuur, heel ln de hoogte, een
zolderdeur, bereikbaar langs een stellage-
trap.
Twee oude kastenEen schilderszei
'n Tafel met penseelenDrie vier stoe
len.... Op den vloer, langs den muur, tal van
schilderijen.... Enkele mandjes vol uitge
duwde verfbuisjesEen paar gipsen an
tieke koppenEen doos met nog onbe
gonnen tubes. En onder kruis en doodshoofd
het in wording zynde werk van den meester,
het in wording zynde meesterwerkHet
Drieluik voor Kropholler's kerk van den
Heiligen Antonius Abt, te Rotterdam.
Meer niet.
En in de hooggewelfde en wyde zaal, groot
als een kloosterkapel, is een afwezigheid van
praal, is een aanwezigheid van versterving,
die aanvankeiyk wat koud, wat beklemmend
aandoet. Nergens werd iets aangebracht tot
het scheppen van schoone atmosfeer. Zelfs
het hevig blauwe van het nisdrieluikje doet,
door zijn felheid, pyniyk aan in het schrille
wit van den gekalkten muur. Er is niets,
waarop het schoonheid en harmonie zoeken
de oog even rusten, even verpoozen kan.
Niets, dat een streven naar het doen ont
staan van stemming aangeeft. Wie hier medi
teert onder dit doodshoofd, wie hier arbeidt
onder dit kruis, wie hier mediteerend ar
beidt, of arbeidend mediteert hy doodshoofd
en kruis, wordt door nietB weerhouden wat
der wereld ls, staat, bevrijd van alle ballast-
bykomstlgheid, met zyn gretigen gee3t en
zyn zoekende ziel ongehinderd voor de Hoofd
zaak, die alles beheerscht, daar alles eruit
ontstond en in vervat is.
Wanneer Servaes terugkeerde uit de her
opgebouwde Abjij van Orval, waar hy, voor
aleer het hem opgedragen werk van voor
meld drieluik aan te vatten, eerst een daarop
voorbereidende retraite had willen doen
dan vond hy ten zy'nent, in zyn kapelachtig
atelier, dezelfde atmosfeer van strenge ont
hechting en milde overgave, welke hy pas
verlaten had
„Elsevier" heeft verder een vervolg op de
studie over Oostersche schimmen van R. H. van
Gulik en het eerste deel van beschouwingen
over Javaansche dansen door F. M. Scbnitger.
„Opgang" Introduceerde met veie afbeeldin
gen het werk van Theo Swagemakers en her
denkt in het jongste nummer den beeldhouwer
Tilman Riemenschneider.
„NEBELSPALTER".
,,'k Wou, dat ik in Amerika woonde.
Dan kon je zoo van zeventig ver
diepingen hoog naar beneden glijden".