I
M
c
VAN GROOTE DADEN EN GROOTE
PERSONEN.
N
C
HERFST.
EIGEN WEKK.
.DONDERDAG 17 SEPTEMRER 1931
fM
EVEN LACHEN
DE EEFJES ONDE1 DE
RA
LETTERRAADSEL.
'm Leuke vergissing!
Het Albert^park.
'm Étagère.
'm Groot missionaris.
Rectificatie.
MOE MEET DEZE YOGEi
rv.
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Oplossing vorige legpuzzle.
vam dem vorigen
rebus.
en het
IK.-lllTTSwl
Geen bloemen, tooien meer het wond.
Op eikels kraakt de vlugge voet;
De geur van 't harsig dennenbout
Doordringt de lucht en staalt het bloed;
Het wild, dat knabbelde aan het kruid,
Duikt schichtig in de heesters neer,
Verschrikt door 't schallende geluid
Van vallend hout, of knallend jachtgeweer.
(dr. J. P. HEYE).
Trotsch heft de stokroos ranke bloemen-
starven
Naar 't smeltend Mauw, waar perelwolken
zeilen.
Op 't lokkend rood der 'bessen, die hen laven,
Dalen de lijsters als gewiekte pijlen.
Lichtlila, hagelblank en rood als rozen
Of streng in violetten rouw, ontluiken
De pracfhtige asters, waar de vlinders kozen,
En zwaar van bloemen zijn de dahlia-
struiken.
(Hêlène Swarth).
(W. B. te Zutphen).
f^^or-dige honing Albert van België
heeft in Belgisch Congo een park gesticht »e-
legfcn in de buurt van het Eduard-Meer waar
met mag gejaagd worden. De planten en die
ren staan er onder bescherming van de Bel
gische wet; zulke parken komen ook in de
Vereenigde Staten voor; ze heeten „reserva
ten".
Het Albert-reservaat is méér dan 80.000
H.A. groot Gelderland kan er dus best 'n
160 maal uit! en haast héél de Afrikaan-
sche flora (planten) en fauna (dieren) i8 er
vertegenwoordigd, buffiete, olifanten, wilde
zwijnen, antilopen, vogels, ook 'n 6 a 700 van
de sterkste en schuwste apen, de gorilla's
(„gorilla" schijnt: „behaarde man" te betee-
kenen).
Deze lieve diertjes leven graag in troepen
bijeen, meest 'bewaakt door 'n ouën opa, die
zoon beetje het commando waarneemt. Daar
zijn knapen bij, die er uit zien als beren zoo
plomp en die op hun zeven gemakken de vier
honderd pond halen! En vechtersbazen van
e an0Is je niet oppast, springen ze onver
hoeds achter 'n bankje vandaan, vallen je
meer dan lastig en alleen 'n welgemikt schot
an jq nog helpen uit die opdringerige vriend-
schapsdjebuiging! D'r zijn er onder, die haast
twee meter lang zijn em, met hun rosachtlg-
zwarte haarkleed, zien die er angstwekkend
genoeg uit. De dames zijn ietwat gematigder
en niet zoo gewichtig; wanneer die de twee
honderd pond halen is 't al mooi. Haar kin
dertjes dragen ze op den rug en van verwen
nen geen sprake, hoor, geloof dat maar niet!
Nou, dat kleine goed zet 'n keel op van be
lang, hè, dat 'begrijp je, zoodra er klappen val-
Er waren eens twee jongens, Jan en Piet»
Ze leken precies op elkaar. Op 'n keer werd
Jan ziek, zoodat de dokter geroepen werd. Deze I ''en' Voor de jagers wèl gemakkelijk, want die
kwam, onderzocht hem,' en zei dat hij hard hooren dan meteen, waar de troep uithangt,
ziek was en maar in bed moest blijven. Zoo Meestal gaat de heel® apen-familie aan den
verliepen er n paar dagen zonder dat er iets haal bij onraad van de zijde der menschen,
bijzonders gebeurde, 't Was Woensdagmiddag want van geweren en revolvers moeten ze niets
de dokter zou weer komen. Piet had dien mid- hebben, daar is geen vechten tegen! Zóó slim
dag^ vrij, hij verveelde zich gruwelijk. Tinge- zijn ze wel! Wanneer ze gewond zijn, komen
fx-0beld' Piet Sing open doen. ze niet op den Jager af, maar nemen ijlings
as de dokter Wat schrok hij, toen hij Piet de vlucht. Alleen wanneer je ze onverwacht
,T°^1-Z1° f?® staa:a> want hij dacht dat Jan tegen d'r harige lijf loopt, en dat komt nog
■1lep.u, ."Vooruit naar boven, naar wel eens voor in 'n streek, waar de planten-
Lf uitd™kkelijk gezegd, dat je
in bed moest blijven, en nu ben je er toch uit.
Naar boven! Piet ging verlegen de trap op.
Toen ze de deur van de slaapkamer open deden,
stond de dokter alweer gek te kijken, want hij
zag Jan in bed liggen. Hij vroeg aan Piet: „Hoe
heet jij „Piet, doker", antwoordde hij. „En
jij .vroeg de dokter? „Jan, dokter", zei hij.
De dokter schoot in 'n lach en zei: „Als ver
goeding krijgen jullie 'n reep chocolade van
mij Jan ia gauw beter geworden, en ging
weer naar school. Op 'n mooien Zaterdagmiddag
was Piet den tuin aan 't bijharken toen vader
tegen Jan zei: „Breng dit briefje even naar
M. Coilehove en wacht op antwoord". „Mag
Piet mee?" vroeg Jan. „Nee", zei vader. „Piet
is den tuin aan 't opknappen. Je kan toch wel
alleen Dat kon hij wel, maar hij had liever
dat Piet meeging. Hij ging dus maar alleen
op stap. Hij kwam langs 'n boomgaard waar
heerlijke appels aan de hoornen hingen. Jan
kroop stilletjes door 'n gat in den haag den
boomgaard binnen en klom maar dadelijk in
'n boom. Hij plukte appels, totdat zijn pet vol
was. Toen zou hij naar beneden klimmen, maar
tot zijn grootste spijt stond daar onderaan den
boom de boei' met 'n stok in zijn hand. Jan
werd bang! Had hij maar niet gestolen! Hij
zag geen kans meer te ontvluchten. De boer
begon te mopperen: „Wat doe jij daar in mijn
boomgaard, wil je wel eens gauw maken dat
Je er uit komt!" Jan werd nog banger. Hoe
zou hij er uit kunnen komen zonder in de han
den van den boer te raken? Hij besloot toch
om naar beneden te gaan en af te wachten wat
de boer doen en zeggen zou. Toen hij beneden
was greep deze hem bij zijn kraag en riep uit.
Jij appaldief, wat moest jij in mijn boom?
Vooruit 't schuurtje in, daar kan je na gaan
zitten denken, over hetgeen je gestolen hebt.
Hij maakte de deur van 't sdhuurtje open en
s'oot onzen diefachtigen Jan er in. Thuis was
Piet al klaar en vader zei tegen hem. Piet,
jij moest Jan maar eens tegemoet gaan, hij
blijft zoo lang weg en ik zit er maar op te
wachten". Piet ging weg. Fluitend liep hij de
straat op. Onderweg kwam hij 'n vrouw tegen
die van de markt afkwamze had 'n paar man
den hij zich. Ze riep met luide stem, dat ze haar
portemonnaie verloren had. met twee rijksdaal
ders erin! Degene, die 't geld gevonden had,
moest het maar thuis brengen, en ze wees op
'n groote stee. Piet liep al zoekende verder.
Toen hij bij 'n boom de portemonnaie zag lig
gen, raapte hij ze gauw op en liep hard naar
't aangewezen huis. Hij klopte aan en de boer...
van zooeven, deed open! Hij nam Piet eens goed
op en vroeg kwaad. „Hoe kom jij uit 't schuur
tje?" Vóór Piet wat zeggen kon, had de boer
hem al beet en ging met hem achter het huis.
Onderweg zei Piet tegen den hoer, dat hij de
portemonnaie van zijn vrouw gevonden had. De
boer hekeek de portemonnaie oplettend en her
kende 'm. Bij de schuur gekomen, maakte hij
de deur los en zag tot zijn grootste verbazing
dat Jan daar heel rustig met een der jonge
poesjes zat te spelen! Jan werd eruit gehaald
en toen de boer de twee bij elkaar hield, kon
hij 't verschil wel zien. Hij ging met de jon
gens naar binnen en daar kregen ze elk 'n paar
appels. Ze bedankten den hoer, gingen gauw 't
briefje wegbrengen en dan maar weer gauw
naar huis, want 't begon al donker te worden.
Jan nam zich voor voortaan z'n handen van
'n andermans goed thuis te houden
W. B. te Zutphen.
n Jongen van dertien jaar Charles Tavi.
nMst' t0t d6n bissch°P van zijn geboorte-
heelema2deHfaat V6rsteId van! Die was
ueeiemaal met zoo erg „vroom!" \ls hnm-e
iete mé?* bU, 06 d°Uane had hij wel
grasnastn g!dr00ra(i voor ziin Karei dan
dstTi? W°rden! Wat drommel nog toe,
dat hadden die twee ouë dienstboden, die de
familie erop na hield, den rakker zeker opge
stookt. Wie had nou gedacht, toen hij kleine
joden-jochies in de beken van Bayonne rijkelijk
met water besprenkelde ,,'k ga ze doopen."
dat daar méér achter zou zitten dam 'n
grapje? Charles stoorde zich echter heelemaal
niet aan al die droomen, die hem met een vet
am btenaars-baantje bedachten, hij stapte regel
recht naar het seminarie van Laressore (1838)
en begon aan de studie. Om zeker te zijn, dat
zijn mama hem niet zoo grif terug kon halen,
knipte hij zoowat z'n heele hoofd kaal; ziezoó,
de tonsuur had hij al vast verworven! En om
aan allen twijfel thuis 'n einde te maken, gaf
hij zijn ouders zwart op wit als zijn meening
te kennen: „ik ben heelemaal geen jongen, die
graag heel den dag thuis zit, ik voel meer
voor het werk buiten en vooral voor het leven
van 'n apostel, dht is mijn roeping!" Tja, daar
viel niet veel aan te veranderen en meneer
Lavigerie Senior moest wel berusten! De ver
dere studies werden te Parijs gemaakt. De
latere bisschop van Orleans, mgr. Dupanloup,
die toen nog zooveel als de baas in dat semi
narie was, had al gauw gemerkt, dat Charles
graag zijn eigen meening koning liet kraaien
en stak daar direct 'm stokje voor! Dat ging
eerst niet zoo bar vlot, maar tenslotte leerde
de student uit Bayonne zich graag schikken
onder het hooge gezag van „monsieur ie supé
rieur", voor wien hij een mengsel van bewon
dering, eerbied envrees koesterde.
groei zóó dicht Is dan is het: oppas,sen,
want opzij gaan ze dan vast niet. Net zoo min
als voor 'n leeuw! Die houën ze met hun sterke
armen op 'm genadigen afstand; tegen buffels
en olifanten nemen ze het niet op.
De familie gorilla houdt van lang slapen en
bouwt zich voor eiken nacht 'n nieuw nest.
Hout en takken genoeg em wijnranken, om het
zaakje bij elkaar te houden eveneens. Nu eens
hoog in de boomien, dan weer onder aan een
boom-stronk, zóó wachten ze den morgen af.
Indien er dan wat wilde selderij te snoepen
valt of zuring, jonge loten van bamiboe of
vroege groente, dan zijn ze al méér dan con
tent, deze woeste mensoh-apen (anthropoïde-
apen). Indringers maken ze onschadelijk met
'n slag cp d'r kop of hoofd. Twéé van die sla
gen zijn niet noodig; één is voldoende. Overi
gens zijn het niet zoo direct ruzie-makers;
van aanvallen houden ze niet; men zou kun
nen zeggen dat het géén „aanvallige" boschbe
woners zijn! Ook geen drinkebroers! De na-
tuurvorschers hebben ze nooit aan water ge
zien, terwijl ze toch heel wat van dit goedje
noodig hebben; dat halen ze dan uit de sap
pige planten, die ze etem. Daarvan komt den
ouden leider-aap 'n behoorlijk portie toe;
wordt hem te weinig naar z'n zin gebracht of
niet lekker genoeg, dan deelt hij op onzaoht-
zinntge wijze 'n paar oorvijgen uit!
YriWl
'n Inbreker hoort de kamerdeur opengaan.
Verschijnt het ontstelde gezicht van den be
woner. De inbreker „U kijkt nou net, of U
heelemaal niet met inbrekers op de hoogte
bent, meheer
Op 't bureau van politie komt meneer Jansen
den agent van de wacht even lastig vallen.
„Agent, zou ik misschien dien man eens even
mogen spreken, die d'r met m'n wagen van
door gegaan is 'k Snap namelijk totaal niet,
hoe-ie met dat prul 60 K.M. per uur gehaald
heeft
NA DE OPERATIE.
„En, meneer, is U al weer heelemaal beter
„O, ja, ze hebben me de amandelen uit m'n
keel weggeknipt. Tc Ben twee pond afgevallen!"
„Zoo 'k Wist heusch niet, dat die dingen
zóó zwaar waren
BIJ DEN BARBIER.
Coiffeur met schoonsten haardos tot bijna
kaalhoofdigen meneer
„En, meneer, hoe wilt TJ uw haar hebben T"
«Net ale het uwe, meneer I"
'n Gorilla op den uitkijk.
Naar Europa te reizen met jong-gevangem
gorilla's Is haast nog nooit gelukt. Dr. Fal-
kensteim kreeg er eens een cadeau van 'n Por
tugees (2 Oktober '75), dien hij van 'n ziekte
had genezen. „Mpoengoe" heette die lieveling;
die gorilla bedoel ik. Met geitemelik werd dit
dier groot gebracht, later met vruchten, sinaas
appels, bananen e.d. Zoo raakte hij aan het
Europeesch diëet gewend! Dit 'beviel hem zóó
goed, dat hij herhaaldelijk met allebei z'n
vuisten op de borst trommelde! Met kopjes
ging hij om zonder ze te breken! Mpoengoe
werd naar Berlijn gebracht; hij woog toen
maar 'n dertig pond.
Lang heeft het ape-klmd niet geleefd. Nov.
1877 was hij al dood! „Vliegende tering" zei
den de dokters. Ze onderzochten hiet gorilla-tje
en bevonden, dat hij al allerlei ziekten had
doorstaan. De beroemde professor Virohow ont
dekte allerlei zeer wonderlijke zaken in
Mipaengoe's hersenen; in z'n blinden darm
vond men 'n speld en 'n knoop van 'n hand
schoen! Later zijn nog méér gorilla's naar
Berlijn gestuurd; ook naar Hagenbeek (Ham
burg). Eentje, 'n jong aapje, werd vergezeld
van twee negerjongens, om mee te spelen!
Oudere dieren net zoo goed als jongere, na
korten tijd teerden ze weg; Hagenbeek, die
van wilde dieren toch wel wat af weet, schrijft
dit toe aan hun heimwee naar hiun warme va
derland.
In de rubriek van Sept. sloop in het stukje
„op Malakka" een drukfout in. Er werd afge
drukt: een kind van den pater, hetgeen na
tuurlijk een vrind van den pater wezen moest.
IN DEN TREIN.
Conducteur „Meneer, uw kaartje is al twee
dagen oud
De reiziger „En vóór we aan het eerste sta
tion zijn met dezen naren boemeltrein zal het
nog wel 'a jaar ouder wezea 1
De maand October van het jaar 1845 zag den
seminarist zijn intrede doen in Saint Sulpice,
tegelijk met 'n ander, naast wien hij in de
fraaie kapel neerknielde. Dat was Ernest
Renan, die al heel spoedig daarna de inrichting
verliet, meer en meer verdoolde van het pad
der Waarheid, om zich tenslotte een droevigen
naam te verwerven als schrijver van ongods
dienstige boeken. In dien tusschentijd ontwik
kelde zich het karakter en de zielegrootheiid
van Charles Lavigerie tot zóó beteekenende
hoogte, dat hij zou worden de dadenrijkste pre
laat, dien de Kerk der negentiende eeuw heeft
gekend. In 1849 werd hij priester gewijd en
dadelijk begon hij hard, heel hard te werken,
zoodat een professor, Frêdéric Ozanam, hem
waarschuwen moest: „Pas op, dat je niet ver
sleten raakt vóór je tijd, want dan zou je later
véél verdriet hebben, wanneer je voor God en
Zijn H. Kerk niets meer zoudt kunnen verrich
ten!" In 1S54 werd Charles Lavigerie profes
sor aan de Parijsche hoogeschool, de Sorbonne,
zoo genoemd naar haar stichter, (pl.m. 1250)
die in het dorpje Sorbon werd geboren, 'n
Hooge eer, maar die den jongen geleerde toch
niet bracht, wat hij eigenlijk zocht. Hij sprak
er over met zijn biechtvader, pater de Ravig-
non, 'n Jesuiet. ,,'k Heb heel wat anders voor
je op het oog", troostte hem deze mensehen-
kenner heel geheimzinnig, maar wat hij daar
mee precies bedoelde, daar moest professor
voorloopig naar raden! De Krim-oorlog brak
uit, de Christenen voerden oorlog tegen de
Mohammedanen, een oorlog, die berucht is ge
worden om zijn mecdoogenlooze wreedheid vam
weerskanten, och, welke oorlog is dat eigenlijk
niet? De zusters van den H. Vincentius deden
wat zij konden om de gewonden te helpen, het
lijden te verzachten, den troost van den gods
dienst te brengen waar zij maar konden. Het
was ook i-n die dagen, dat de beroemde Engel-
sche ziekenzuster Florence Nightingale zich
onderscheidde, waarvan ik al eens wat heb
verteld. Sommigen wilden nu dit liefdewerk niet
beperken tot de hospitalen van Constantinopel,
neen, het moest zich veel verder uitbreiden
naar het Oosten, ook om die Katholieken te
bereiken, dit het Licht der Vaderen, door hun
lid-zijn der z.g. „orthodoxe" kerken, hadden
verlaten. Er moest 'n directeur komen. Liefst
van de Sorbonne. Ze klampten pater de Ravig-
nan aan, of die misschien iemand wist voor
dit moeilijke werk. Die dacht direct aan zijn
biechteling en zeide: „Lavigerie, daar ben jij
de geschikte persoon voor!" Dat liet deze zich
geen twee keer zeggen, hij vond dat zelf ook!
Hij haastte zich, net of het vooruitzicht hem
vleugels verschafte! Die ermee begonnen wa
ren, vertrouwden hem de papieren toe van
het nieuwe instituut er stond nog niet be
paald veel in! en de geheele kas daar
had professor vast geen zwaar tillen aan!
en zeiden er bij: „ziezoo, beste pastoor, ge ligt
nu in het water en nou maar zwemmen!'
Dat was 'n kolfje naar diens hand! Dat was
wat anders dan de muffige zalen van de hooge
school! 't Was net, of „monsieur I'abbé" rui
mer adem haalde; hij was, in plaats van gras
pastoor, missionaris geworden!
D'r viel méér te doen dan vliegen te vangen!
De Levant zoo ongeveer de kusten van
Klein-Azië, Syrië en Egypte telde in die
dagen zoo'n zestig millioen Christenen, mis
schien wel zeventig, die van de Roomsche Kerk
niets wilden weten, en die wel bestemd schenen
om onder den Russischen knoet te geraken,
welke ze ongemakkelijk de deuren van de
schismatieke Staatskerk met Vadertje Czaar
als Paus zou binnenranselen. Dat moest wor
den voorkomen, maar dat kostte geld! Zonder
geld geen Zwitsers. Er moesten scholen worden
gesticht, ziekenhuizen, er was zoo heel veel,
waarin voorzien moest worden! Geen nood!
De nieuwe missionaris was toch zeker niet
méér dan Sint Dominicus of Sint Framcis-
cus, die óók bedelaars eerste-klas waren voor
het heil der zielen? En zoo hing Charles Lavi
gerie zich den bedelzak om en trok van bisdom
tot bisdom door heel Frankrijk om wat centjes
bij elkaar te krijgen; hoeveel preekstoelen hij
in dien tusschentijd niet beklom om vandaar
uit een beroep te doen op den liefdadigheids
zin der parochianen, dat steekt niet nou. Ge
loof maar niet, dat hij overal als 'n postwissel
ontvangen werd; er was ook in menige
parochie veel noodig en eens werd hij verge
zeld door den waardigen vicaris-generaal, zoo
veel als den onder-bisschop dus, van 'n bisdom,
die, zoodra zij ergens binnen waren gekomen
bij rijke lui, dadelijk over de nooden van zijn
eigen kerspel begon! Heel zijn leven heeft de
ijverige missionaris dit onthouden en hij kon
er begrijpend om glimlachen, zooals 'n wijze
grootpapa glimlacht om de ondeugendheidjes
van zijn kleinzoon. Zoo ongemerkt kwam er
nog heel wat geld bij elkaar, 60.000 francs in
1859, zoo'n 30.000 gulden dus.
'n Heel bedrag, ja, maar toch niet meer dan
'n druppel op 'n gloeiende plaat, vooral toen
in 1860 de Drusen, 'n Mohammedaansche secte
rond den Libanon vandaan, huin moordpartijen
en plundertochten ln Syrië begonnen. Het
wemelde van weduwen en weezen in die zwaar-
geteisterde streken. Te Beyreuth, waar hij
landde, hadden zich 20.000 vervolgden opge
hoopt en toonde men den medelijdenden missio
naris 350 weezen, die een beroep deden op
zijn hulp en hem toezongen:
„Salut, oh, France, blen-aimSe,
Patrie antique de l'homineur
Qui sur une terra oppnimée
A fait refleurir le bonheur",
Nee, géén boekenplankje, maar 'n étagère,
juist ja, zoo'n soort uitstalkastje, om leuke
vaasjes, potjes, klompjes en dergelijke snuis
terijen op z'n voordeeligst te doen uitkomen,
Onder boeken bezwijkt dit werkstukje, die zijn
veel te zwaar, voor z'n slappe lendenen! Je
bent dus gewaarschuwd!
't Is een kunststukje voor figuur-zagers. De
grootste moeilijkheid zit in het opbrengen van
de teekening. Gelukkig maar, dat baast alles
passer-werk is, dat valt nogal mee. Je kunt
ook nog 'n anderen weg volgen: Op de teeke
ning in de courant teeken je vierkantjes van
y2 c.M. Op je hout trek je ook ruitjes, maar
nu maak je ze met een zijde van 4 c.M. Het
teekenen wordt nu kinderwerk. Probeer bet
maar.
Wien dat nog niet makkelijk genoeg is, die
laat eenvoudig enkele boogjes verdwijnen,
waarmee al weer bewezen is, dat er méér
wegen dan één naar Rome leiden. Met ijver
dus aan den slag, hè? Veel succes.
je, dan 'n dag of veertien, totdat de zwart gw>
kleurde kindertjes uit de eitjes komen kijken.
Dam is het noig 'n heele toer om het jong»
goed groot te brengen en menig broedsel gaat
verloren, gélukkig voor 'n diertje, dat zoo
weinig eieren legt, dat het meerdere legseds
adhter elkaar maakt, anders stond het er met
het instandhouden der soort niet zoo rooekleu.
rig voor!
Buffon, beroemd natuurkenner (f 178) en
schrijver (Fransdhman), op wiens standbeeld
staat: „majestati nature,par ingenium", „zijn
genie is even groot als de majesteit der natuur"
en vam wien men zei, dat hij altijd schreef
niet kanten manchetten aan en in ,„rok"
(„mandhette de Buifon"), zóó gezwollen en
deftig was zijn stijl juweel over de juweel-vo.
gels d'it gezegd:
Van alle levende wezens is de kolibrie het
schoonst van gestalte ,het fraaist van tint.
Juweeilen en metalen, die hun gloed aan onze
kunst ontleenen kunnen tegen dit natuur .juweel
niet op. Dit diertje i,s haar meesterwerk. Zij
heeft 'het overladen met alle geschenken, waar
van de rest der vogels er slechts 'n paar heb
ben ontvangen. Rankheid, snelheid, gauwigheid,
sierlijkheid, en rijk ornaat alles is haar troe
telkindje ten deel gevallen. Smaragden, robij-
nen en to-pazen glinsteren op zijn gewaad, dat
nooit besmeurd wordt met het slik der aarde,
wamt gedurende geheel zijn verheven bestaam
komt het slechts enkele malen met den grond
in aanraking. Altoos door cirkelt hij door de
lucht, zwevend ifousschen de bloemen, wier
giants hem eigen is en waarvan (hij den honing
drinkt (maar meer nog eet hij insecten, doch
dat was ten tijde van BufCon nog niet zoo be
kend, Jeugdred.)
De bolitorie bewoont slechts die streken,
waar de planten steeds pronken met bloemen;'
de leden der familie, die 's zomers de koelere
gewesten opzoeken, toeven daar slechts korten
tijd. Het is net, of zij de zon nazitten, zich
met haar voorwaarts, achterwaarts begeven en
op aephyr-vlerken in het gevolg der eeuwige
lente reizen!"
Hoe heet die stad, met al die streepjes er
door, en in welke provincie ligt ze?
Volgende week zeg 'k 't!
wf>
ov
wat zooveel zeggen wil als: „Gegroet, wel-be-
mind Frankrijk, van ouds het vaderland der
eere, dat het geluk weer deed opbloeien aan een
verdrukten grond".
Ja, daar stond de gewezen professor van de
Sorbonne te kijken! Wat 'n ellende overal!
,,'k Heb iets voor jullie meegebracht, waaraan
arm en rijk heeft bijgedragen. De armen gaven
'n penningske, de rijken veel; men meet de
waarde van zoo'n gift aan hetgeen de gever
dan nog overhoudt. Wat ik breng zijn eigen
lijk niet veel meer dan dooie bouwsteenen,
temidden waarvan de levende mogen opbloeien
ter liefde van de Kerk en Frankrijk!" Tranen
liepen over dit mannelijk gelaat. Ze brachten
hem naar de bergen, waar 'n zwarte wolk vam
gieren en raven onwillig wagwiekte bij de
nadering der menschen; ze deden zich al drie
maanden te goed aan de meer dan twee dui
zend vermoorden, die de vallei bezoedelden.
Uit vreugde over de aanstaande hulp schoten
boeren hun wapens af, brandden vrouwen
wierook in aarden schalen, kwamen geestelij
ken in verkreukelde en verfomfaaide gewaden
een groet brengen. Die toonden den muur met
de bebloede bres, waartusschen de Christenen
hun armen hadden moeten uitstrekken; met
één sabelhouw hakte de beul er telkens een
af. Arabische dichters bezochten dezen Wes-
terschen priester, gezonden aan het Oosten op
'n dag, schooner dan de lente, klaarder dan
het koele water der fonteinen, zachter dam de
geur van nardus fan rozen en van wierook.
Nog meer ellende! Veertig dorpen verbrand
in Saïda, vijf Jesuieten gemarteld te Zahlé,
acht duizend Christenen vermoord te Damas
Abd-el-Kader (wil zeggen: knecht des almach-
tigen Gods), de emir, had er duizend gered
onder zijn dak en Charles Lavigerie wilde hem
u'it erkentelijkheid de hand kussen, maar de
vorst stond dit niet toe van 'n priester Gods.
Toen zeide deze: „De God, dien ik dien, o
Emir, kan ook uw God zijn; alle rechtschapen
menschen behooren zij'n kinderen te wezen!"
(Deze Arabier was in Algiers (1847) door de
Franschen onder Lamoricière gevangen geno
men, 1852 vrijgelaten en stierf te Damaskus
1883).
(Volgenden keer verder).
Dait zijn d'e bloemzuïgteirtjes der Nieuwe We
reld, die daar leven, waar 'het warm is en de
zon die fonkelende metaal-tinten van hiun vecter-
rnaciht ieder oogentolik anders schijnen doet. In
Zuld-Amerika dus. Waar het ail wat koeler gaat
worden komen ze even goed voor, maar niet
meer met dat geschitter ails van vonlken vuur
of edClsibeemen, dait ze in de warme streken ten
toon spreiden. K61 i bries worden ze genoemd,
deze kleine vogeltjes, en niet veel grooter zijn
sommige, dan 'n bromvlieg, maar ze maken 'n
geraas met hum vleugeltjes van belang! Le
vende ju weel en zijn h'et ,die graag de kleurigste
'bloem nen bloesems bezoeken, waar ze hun
smalle lange snaveltjes onderzoekend in ste
ken. Ze komen het veel vul digst voor ln Bolivia,
Venezuela en Ecuador, deze zonnekimlertjes, en
waar het meeste licht valt, tref je ze het meeste
aan, al zijn d'r ook wel, die juist in de uren
der grootste Mtste, 'n middagdutje doen of die
den koelen schemer van de oer-wouden verkie
zen boven den al te schollen zonneschijn, zelfs,
die den roof@ieri.gen condor in liet hooggebergte
gezelschap Iheuden! De heeren onder de koli-
bries honden meer van opschik dan de dame®,
juist omgekeerd als ibij de menschen dus, waar
'de 'dames er in den regel het bontst uit zien,....
behalve in Schotland, daar doen de heeren der
schepping voor de andere helft, wat dit betreft,
wel niet onder! Van 'bloesem-homing houden ze
allemaal, maar van de fheele kleine kevertjes
en torretjes en imsectjes, die ln die bloesems
zitten nog veel meer! Daar bij komt hun kle
verige tong hun erg goed te pas dat snap je wel
en ook, dat er in die tropische streken altoos
bloesems zijn, winter kennen ze daar immers
niet, auders zag het er voor deize teere dier
tjes slecht uit Wat zouden ze dan hier hij ons
in de koude maanden 'n boel te kort komen!
Toch is het wel gélukt ze naar Europa over te
brengen, 'deze elfjes onder de vogels, en als ze
dan maar Iets anders te eten kregen dam ho
ning alleen of uitsluitend andere ztoebigheid,
dan waren ze wei in leven te houden ook! Of
ize hier ook zoo verwonderlijk snel wenden en
koeren em af en aan vliegen als in hun Zuid-
/merikaansohe vaderland, dat waag Ik niet te
beoordeelen! Want dan moeten ze ai heel tierig
cn fleurig zijn gebleven Vogels die zoo aller
merkwaardigst kunnen zwenken en vliegen,
hebben wel 'n ijzersterk 'hartje noodig. Nu er
is dan ook vastgesteld, dat heel hun lijfje
haast.... hart Is, de maag is slechts 'n derde
van den om vang van dit orgaanHet is dan ook
voor roofvogels niet mogelijk deze vlugge Vlin-
dters of glanzende hommels te pakken. De men
schen ja die wisten er allerlei maniertjes op
en dbodiden er duizenden en duizenden die dan
raar de markten van Parijs of Londen werden
gestuurd, omdat hun veertjes in de mode wa.
rem! Zoodoende zij'n er bepaalde soorten heele
maal uitgemoord, gelukkig, dat de mode nu geen
kolibries meer vraagt, en de Vlindernetjes weer
aan kant zijn gezet bij geëindigde vangst. Nu
kunnen de Zuid-Amerikanen weer naar harte
lust genieten van het glinsterende kleiuremsipei
niet van het gezang, want dat is niet veel
meer waard dan het eentonige gesjimp van
onze huismussdhen, al klinkt het anders. Het
meest® geluid komt nog van het vlugge slaan
der vleugels, dat 'n soort zoemen te weeg brengt
als van hommels, de Amerikanen spreken dan
ook van „hummlmg-blnds", zoem-vogels. Som
mige hebben het zoover in de studie van deze
sprookjesvliegiem gebracht, dat ze aam het zoe
men kunnen hooren, met wat voor soort ze te
dtoen hebben. Ook aan den nestbouw is dit wei
te merken, iedere soort Vlecht weer anders, ge
bruikt andere bouwstoffen am de sleChte nooit
meer dam twee eitjes te beschutten Deze zijn
altoos wit van kleur, maar wonden soms rood
getint, door het afgeven van het nestlbouw-
materlaal. In dit kleine nestje broedt hot wijf-
- r
Er komen totaal vijf vogels aangevlogen in
deze rubriek, die alle vijf in ons land voor
komen. Dit is no. 4.
Zoodra no. 5 is neergestreken, sturen jullie
me dadelijk van alle vijf de namen op een
briefkaartonder de goeie oplossers verloot ik
vast geen vervelend boek
Het geheel stelt voor een vorst, die zich tij
dens de Christenmoorden rond Damaskus in
1860 zéér onderscheidde door zijn verdraag
zaamheid zijn naam staat op deze bladzijde
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
10
1 s= de helft van Amsterdamsch Peil
2 s; het eerste stuk van den naam, „knecht"
beteekent 't
3 overste van een vrouwenklooster
4 r= die iets afgeeft
5 met wallen omringd die wallen zelf
6 geschikt tot gebruik
7 haastig, onrustig
8 datgene, wat zeker gevolg met zich kan
brengen
9 achting, die men geniet onder zijn mede-
menschen
waar menschen, die brouwen, veel last
mee hebben.
De naam, dien je nooit vergeet
Van
Begeer het reine met uw gansche
iet awsar rallen du
Winnen.