I M c VAN GROOTE DADEN EN GROOTE PERSONEN. N C HERFST. EIGEN WEKK. .DONDERDAG 17 SEPTEMRER 1931 fM EVEN LACHEN DE EEFJES ONDE1 DE RA LETTERRAADSEL. 'm Leuke vergissing! Het Albert^park. 'm Étagère. 'm Groot missionaris. Rectificatie. MOE MEET DEZE YOGEi rv. X X X X X X X X X X Oplossing vorige legpuzzle. vam dem vorigen rebus. en het IK.-lllTTSwl Geen bloemen, tooien meer het wond. Op eikels kraakt de vlugge voet; De geur van 't harsig dennenbout Doordringt de lucht en staalt het bloed; Het wild, dat knabbelde aan het kruid, Duikt schichtig in de heesters neer, Verschrikt door 't schallende geluid Van vallend hout, of knallend jachtgeweer. (dr. J. P. HEYE). Trotsch heft de stokroos ranke bloemen- starven Naar 't smeltend Mauw, waar perelwolken zeilen. Op 't lokkend rood der 'bessen, die hen laven, Dalen de lijsters als gewiekte pijlen. Lichtlila, hagelblank en rood als rozen Of streng in violetten rouw, ontluiken De pracfhtige asters, waar de vlinders kozen, En zwaar van bloemen zijn de dahlia- struiken. (Hêlène Swarth). (W. B. te Zutphen). f^^or-dige honing Albert van België heeft in Belgisch Congo een park gesticht »e- legfcn in de buurt van het Eduard-Meer waar met mag gejaagd worden. De planten en die ren staan er onder bescherming van de Bel gische wet; zulke parken komen ook in de Vereenigde Staten voor; ze heeten „reserva ten". Het Albert-reservaat is méér dan 80.000 H.A. groot Gelderland kan er dus best 'n 160 maal uit! en haast héél de Afrikaan- sche flora (planten) en fauna (dieren) i8 er vertegenwoordigd, buffiete, olifanten, wilde zwijnen, antilopen, vogels, ook 'n 6 a 700 van de sterkste en schuwste apen, de gorilla's („gorilla" schijnt: „behaarde man" te betee- kenen). Deze lieve diertjes leven graag in troepen bijeen, meest 'bewaakt door 'n ouën opa, die zoon beetje het commando waarneemt. Daar zijn knapen bij, die er uit zien als beren zoo plomp en die op hun zeven gemakken de vier honderd pond halen! En vechtersbazen van e an0Is je niet oppast, springen ze onver hoeds achter 'n bankje vandaan, vallen je meer dan lastig en alleen 'n welgemikt schot an jq nog helpen uit die opdringerige vriend- schapsdjebuiging! D'r zijn er onder, die haast twee meter lang zijn em, met hun rosachtlg- zwarte haarkleed, zien die er angstwekkend genoeg uit. De dames zijn ietwat gematigder en niet zoo gewichtig; wanneer die de twee honderd pond halen is 't al mooi. Haar kin dertjes dragen ze op den rug en van verwen nen geen sprake, hoor, geloof dat maar niet! Nou, dat kleine goed zet 'n keel op van be lang, hè, dat 'begrijp je, zoodra er klappen val- Er waren eens twee jongens, Jan en Piet» Ze leken precies op elkaar. Op 'n keer werd Jan ziek, zoodat de dokter geroepen werd. Deze I ''en' Voor de jagers wèl gemakkelijk, want die kwam, onderzocht hem,' en zei dat hij hard hooren dan meteen, waar de troep uithangt, ziek was en maar in bed moest blijven. Zoo Meestal gaat de heel® apen-familie aan den verliepen er n paar dagen zonder dat er iets haal bij onraad van de zijde der menschen, bijzonders gebeurde, 't Was Woensdagmiddag want van geweren en revolvers moeten ze niets de dokter zou weer komen. Piet had dien mid- hebben, daar is geen vechten tegen! Zóó slim dag^ vrij, hij verveelde zich gruwelijk. Tinge- zijn ze wel! Wanneer ze gewond zijn, komen fx-0beld' Piet Sing open doen. ze niet op den Jager af, maar nemen ijlings as de dokter Wat schrok hij, toen hij Piet de vlucht. Alleen wanneer je ze onverwacht ,T°^1-Z1° f?® staa:a> want hij dacht dat Jan tegen d'r harige lijf loopt, en dat komt nog ■1lep.u, ."Vooruit naar boven, naar wel eens voor in 'n streek, waar de planten- Lf uitd™kkelijk gezegd, dat je in bed moest blijven, en nu ben je er toch uit. Naar boven! Piet ging verlegen de trap op. Toen ze de deur van de slaapkamer open deden, stond de dokter alweer gek te kijken, want hij zag Jan in bed liggen. Hij vroeg aan Piet: „Hoe heet jij „Piet, doker", antwoordde hij. „En jij .vroeg de dokter? „Jan, dokter", zei hij. De dokter schoot in 'n lach en zei: „Als ver goeding krijgen jullie 'n reep chocolade van mij Jan ia gauw beter geworden, en ging weer naar school. Op 'n mooien Zaterdagmiddag was Piet den tuin aan 't bijharken toen vader tegen Jan zei: „Breng dit briefje even naar M. Coilehove en wacht op antwoord". „Mag Piet mee?" vroeg Jan. „Nee", zei vader. „Piet is den tuin aan 't opknappen. Je kan toch wel alleen Dat kon hij wel, maar hij had liever dat Piet meeging. Hij ging dus maar alleen op stap. Hij kwam langs 'n boomgaard waar heerlijke appels aan de hoornen hingen. Jan kroop stilletjes door 'n gat in den haag den boomgaard binnen en klom maar dadelijk in 'n boom. Hij plukte appels, totdat zijn pet vol was. Toen zou hij naar beneden klimmen, maar tot zijn grootste spijt stond daar onderaan den boom de boei' met 'n stok in zijn hand. Jan werd bang! Had hij maar niet gestolen! Hij zag geen kans meer te ontvluchten. De boer begon te mopperen: „Wat doe jij daar in mijn boomgaard, wil je wel eens gauw maken dat Je er uit komt!" Jan werd nog banger. Hoe zou hij er uit kunnen komen zonder in de han den van den boer te raken? Hij besloot toch om naar beneden te gaan en af te wachten wat de boer doen en zeggen zou. Toen hij beneden was greep deze hem bij zijn kraag en riep uit. Jij appaldief, wat moest jij in mijn boom? Vooruit 't schuurtje in, daar kan je na gaan zitten denken, over hetgeen je gestolen hebt. Hij maakte de deur van 't sdhuurtje open en s'oot onzen diefachtigen Jan er in. Thuis was Piet al klaar en vader zei tegen hem. Piet, jij moest Jan maar eens tegemoet gaan, hij blijft zoo lang weg en ik zit er maar op te wachten". Piet ging weg. Fluitend liep hij de straat op. Onderweg kwam hij 'n vrouw tegen die van de markt afkwamze had 'n paar man den hij zich. Ze riep met luide stem, dat ze haar portemonnaie verloren had. met twee rijksdaal ders erin! Degene, die 't geld gevonden had, moest het maar thuis brengen, en ze wees op 'n groote stee. Piet liep al zoekende verder. Toen hij bij 'n boom de portemonnaie zag lig gen, raapte hij ze gauw op en liep hard naar 't aangewezen huis. Hij klopte aan en de boer... van zooeven, deed open! Hij nam Piet eens goed op en vroeg kwaad. „Hoe kom jij uit 't schuur tje?" Vóór Piet wat zeggen kon, had de boer hem al beet en ging met hem achter het huis. Onderweg zei Piet tegen den hoer, dat hij de portemonnaie van zijn vrouw gevonden had. De boer hekeek de portemonnaie oplettend en her kende 'm. Bij de schuur gekomen, maakte hij de deur los en zag tot zijn grootste verbazing dat Jan daar heel rustig met een der jonge poesjes zat te spelen! Jan werd eruit gehaald en toen de boer de twee bij elkaar hield, kon hij 't verschil wel zien. Hij ging met de jon gens naar binnen en daar kregen ze elk 'n paar appels. Ze bedankten den hoer, gingen gauw 't briefje wegbrengen en dan maar weer gauw naar huis, want 't begon al donker te worden. Jan nam zich voor voortaan z'n handen van 'n andermans goed thuis te houden W. B. te Zutphen. n Jongen van dertien jaar Charles Tavi. nMst' t0t d6n bissch°P van zijn geboorte- heelema2deHfaat V6rsteId van! Die was ueeiemaal met zoo erg „vroom!" \ls hnm-e iete mé?* bU, 06 d°Uane had hij wel grasnastn g!dr00ra(i voor ziin Karei dan dstTi? W°rden! Wat drommel nog toe, dat hadden die twee ouë dienstboden, die de familie erop na hield, den rakker zeker opge stookt. Wie had nou gedacht, toen hij kleine joden-jochies in de beken van Bayonne rijkelijk met water besprenkelde ,,'k ga ze doopen." dat daar méér achter zou zitten dam 'n grapje? Charles stoorde zich echter heelemaal niet aan al die droomen, die hem met een vet am btenaars-baantje bedachten, hij stapte regel recht naar het seminarie van Laressore (1838) en begon aan de studie. Om zeker te zijn, dat zijn mama hem niet zoo grif terug kon halen, knipte hij zoowat z'n heele hoofd kaal; ziezoó, de tonsuur had hij al vast verworven! En om aan allen twijfel thuis 'n einde te maken, gaf hij zijn ouders zwart op wit als zijn meening te kennen: „ik ben heelemaal geen jongen, die graag heel den dag thuis zit, ik voel meer voor het werk buiten en vooral voor het leven van 'n apostel, dht is mijn roeping!" Tja, daar viel niet veel aan te veranderen en meneer Lavigerie Senior moest wel berusten! De ver dere studies werden te Parijs gemaakt. De latere bisschop van Orleans, mgr. Dupanloup, die toen nog zooveel als de baas in dat semi narie was, had al gauw gemerkt, dat Charles graag zijn eigen meening koning liet kraaien en stak daar direct 'm stokje voor! Dat ging eerst niet zoo bar vlot, maar tenslotte leerde de student uit Bayonne zich graag schikken onder het hooge gezag van „monsieur ie supé rieur", voor wien hij een mengsel van bewon dering, eerbied envrees koesterde. groei zóó dicht Is dan is het: oppas,sen, want opzij gaan ze dan vast niet. Net zoo min als voor 'n leeuw! Die houën ze met hun sterke armen op 'm genadigen afstand; tegen buffels en olifanten nemen ze het niet op. De familie gorilla houdt van lang slapen en bouwt zich voor eiken nacht 'n nieuw nest. Hout en takken genoeg em wijnranken, om het zaakje bij elkaar te houden eveneens. Nu eens hoog in de boomien, dan weer onder aan een boom-stronk, zóó wachten ze den morgen af. Indien er dan wat wilde selderij te snoepen valt of zuring, jonge loten van bamiboe of vroege groente, dan zijn ze al méér dan con tent, deze woeste mensoh-apen (anthropoïde- apen). Indringers maken ze onschadelijk met 'n slag cp d'r kop of hoofd. Twéé van die sla gen zijn niet noodig; één is voldoende. Overi gens zijn het niet zoo direct ruzie-makers; van aanvallen houden ze niet; men zou kun nen zeggen dat het géén „aanvallige" boschbe woners zijn! Ook geen drinkebroers! De na- tuurvorschers hebben ze nooit aan water ge zien, terwijl ze toch heel wat van dit goedje noodig hebben; dat halen ze dan uit de sap pige planten, die ze etem. Daarvan komt den ouden leider-aap 'n behoorlijk portie toe; wordt hem te weinig naar z'n zin gebracht of niet lekker genoeg, dan deelt hij op onzaoht- zinntge wijze 'n paar oorvijgen uit! YriWl 'n Inbreker hoort de kamerdeur opengaan. Verschijnt het ontstelde gezicht van den be woner. De inbreker „U kijkt nou net, of U heelemaal niet met inbrekers op de hoogte bent, meheer Op 't bureau van politie komt meneer Jansen den agent van de wacht even lastig vallen. „Agent, zou ik misschien dien man eens even mogen spreken, die d'r met m'n wagen van door gegaan is 'k Snap namelijk totaal niet, hoe-ie met dat prul 60 K.M. per uur gehaald heeft NA DE OPERATIE. „En, meneer, is U al weer heelemaal beter „O, ja, ze hebben me de amandelen uit m'n keel weggeknipt. Tc Ben twee pond afgevallen!" „Zoo 'k Wist heusch niet, dat die dingen zóó zwaar waren BIJ DEN BARBIER. Coiffeur met schoonsten haardos tot bijna kaalhoofdigen meneer „En, meneer, hoe wilt TJ uw haar hebben T" «Net ale het uwe, meneer I" 'n Gorilla op den uitkijk. Naar Europa te reizen met jong-gevangem gorilla's Is haast nog nooit gelukt. Dr. Fal- kensteim kreeg er eens een cadeau van 'n Por tugees (2 Oktober '75), dien hij van 'n ziekte had genezen. „Mpoengoe" heette die lieveling; die gorilla bedoel ik. Met geitemelik werd dit dier groot gebracht, later met vruchten, sinaas appels, bananen e.d. Zoo raakte hij aan het Europeesch diëet gewend! Dit 'beviel hem zóó goed, dat hij herhaaldelijk met allebei z'n vuisten op de borst trommelde! Met kopjes ging hij om zonder ze te breken! Mpoengoe werd naar Berlijn gebracht; hij woog toen maar 'n dertig pond. Lang heeft het ape-klmd niet geleefd. Nov. 1877 was hij al dood! „Vliegende tering" zei den de dokters. Ze onderzochten hiet gorilla-tje en bevonden, dat hij al allerlei ziekten had doorstaan. De beroemde professor Virohow ont dekte allerlei zeer wonderlijke zaken in Mipaengoe's hersenen; in z'n blinden darm vond men 'n speld en 'n knoop van 'n hand schoen! Later zijn nog méér gorilla's naar Berlijn gestuurd; ook naar Hagenbeek (Ham burg). Eentje, 'n jong aapje, werd vergezeld van twee negerjongens, om mee te spelen! Oudere dieren net zoo goed als jongere, na korten tijd teerden ze weg; Hagenbeek, die van wilde dieren toch wel wat af weet, schrijft dit toe aan hun heimwee naar hiun warme va derland. In de rubriek van Sept. sloop in het stukje „op Malakka" een drukfout in. Er werd afge drukt: een kind van den pater, hetgeen na tuurlijk een vrind van den pater wezen moest. IN DEN TREIN. Conducteur „Meneer, uw kaartje is al twee dagen oud De reiziger „En vóór we aan het eerste sta tion zijn met dezen naren boemeltrein zal het nog wel 'a jaar ouder wezea 1 De maand October van het jaar 1845 zag den seminarist zijn intrede doen in Saint Sulpice, tegelijk met 'n ander, naast wien hij in de fraaie kapel neerknielde. Dat was Ernest Renan, die al heel spoedig daarna de inrichting verliet, meer en meer verdoolde van het pad der Waarheid, om zich tenslotte een droevigen naam te verwerven als schrijver van ongods dienstige boeken. In dien tusschentijd ontwik kelde zich het karakter en de zielegrootheiid van Charles Lavigerie tot zóó beteekenende hoogte, dat hij zou worden de dadenrijkste pre laat, dien de Kerk der negentiende eeuw heeft gekend. In 1849 werd hij priester gewijd en dadelijk begon hij hard, heel hard te werken, zoodat een professor, Frêdéric Ozanam, hem waarschuwen moest: „Pas op, dat je niet ver sleten raakt vóór je tijd, want dan zou je later véél verdriet hebben, wanneer je voor God en Zijn H. Kerk niets meer zoudt kunnen verrich ten!" In 1S54 werd Charles Lavigerie profes sor aan de Parijsche hoogeschool, de Sorbonne, zoo genoemd naar haar stichter, (pl.m. 1250) die in het dorpje Sorbon werd geboren, 'n Hooge eer, maar die den jongen geleerde toch niet bracht, wat hij eigenlijk zocht. Hij sprak er over met zijn biechtvader, pater de Ravig- non, 'n Jesuiet. ,,'k Heb heel wat anders voor je op het oog", troostte hem deze mensehen- kenner heel geheimzinnig, maar wat hij daar mee precies bedoelde, daar moest professor voorloopig naar raden! De Krim-oorlog brak uit, de Christenen voerden oorlog tegen de Mohammedanen, een oorlog, die berucht is ge worden om zijn mecdoogenlooze wreedheid vam weerskanten, och, welke oorlog is dat eigenlijk niet? De zusters van den H. Vincentius deden wat zij konden om de gewonden te helpen, het lijden te verzachten, den troost van den gods dienst te brengen waar zij maar konden. Het was ook i-n die dagen, dat de beroemde Engel- sche ziekenzuster Florence Nightingale zich onderscheidde, waarvan ik al eens wat heb verteld. Sommigen wilden nu dit liefdewerk niet beperken tot de hospitalen van Constantinopel, neen, het moest zich veel verder uitbreiden naar het Oosten, ook om die Katholieken te bereiken, dit het Licht der Vaderen, door hun lid-zijn der z.g. „orthodoxe" kerken, hadden verlaten. Er moest 'n directeur komen. Liefst van de Sorbonne. Ze klampten pater de Ravig- nan aan, of die misschien iemand wist voor dit moeilijke werk. Die dacht direct aan zijn biechteling en zeide: „Lavigerie, daar ben jij de geschikte persoon voor!" Dat liet deze zich geen twee keer zeggen, hij vond dat zelf ook! Hij haastte zich, net of het vooruitzicht hem vleugels verschafte! Die ermee begonnen wa ren, vertrouwden hem de papieren toe van het nieuwe instituut er stond nog niet be paald veel in! en de geheele kas daar had professor vast geen zwaar tillen aan! en zeiden er bij: „ziezoo, beste pastoor, ge ligt nu in het water en nou maar zwemmen!' Dat was 'n kolfje naar diens hand! Dat was wat anders dan de muffige zalen van de hooge school! 't Was net, of „monsieur I'abbé" rui mer adem haalde; hij was, in plaats van gras pastoor, missionaris geworden! D'r viel méér te doen dan vliegen te vangen! De Levant zoo ongeveer de kusten van Klein-Azië, Syrië en Egypte telde in die dagen zoo'n zestig millioen Christenen, mis schien wel zeventig, die van de Roomsche Kerk niets wilden weten, en die wel bestemd schenen om onder den Russischen knoet te geraken, welke ze ongemakkelijk de deuren van de schismatieke Staatskerk met Vadertje Czaar als Paus zou binnenranselen. Dat moest wor den voorkomen, maar dat kostte geld! Zonder geld geen Zwitsers. Er moesten scholen worden gesticht, ziekenhuizen, er was zoo heel veel, waarin voorzien moest worden! Geen nood! De nieuwe missionaris was toch zeker niet méér dan Sint Dominicus of Sint Framcis- cus, die óók bedelaars eerste-klas waren voor het heil der zielen? En zoo hing Charles Lavi gerie zich den bedelzak om en trok van bisdom tot bisdom door heel Frankrijk om wat centjes bij elkaar te krijgen; hoeveel preekstoelen hij in dien tusschentijd niet beklom om vandaar uit een beroep te doen op den liefdadigheids zin der parochianen, dat steekt niet nou. Ge loof maar niet, dat hij overal als 'n postwissel ontvangen werd; er was ook in menige parochie veel noodig en eens werd hij verge zeld door den waardigen vicaris-generaal, zoo veel als den onder-bisschop dus, van 'n bisdom, die, zoodra zij ergens binnen waren gekomen bij rijke lui, dadelijk over de nooden van zijn eigen kerspel begon! Heel zijn leven heeft de ijverige missionaris dit onthouden en hij kon er begrijpend om glimlachen, zooals 'n wijze grootpapa glimlacht om de ondeugendheidjes van zijn kleinzoon. Zoo ongemerkt kwam er nog heel wat geld bij elkaar, 60.000 francs in 1859, zoo'n 30.000 gulden dus. 'n Heel bedrag, ja, maar toch niet meer dan 'n druppel op 'n gloeiende plaat, vooral toen in 1860 de Drusen, 'n Mohammedaansche secte rond den Libanon vandaan, huin moordpartijen en plundertochten ln Syrië begonnen. Het wemelde van weduwen en weezen in die zwaar- geteisterde streken. Te Beyreuth, waar hij landde, hadden zich 20.000 vervolgden opge hoopt en toonde men den medelijdenden missio naris 350 weezen, die een beroep deden op zijn hulp en hem toezongen: „Salut, oh, France, blen-aimSe, Patrie antique de l'homineur Qui sur une terra oppnimée A fait refleurir le bonheur", Nee, géén boekenplankje, maar 'n étagère, juist ja, zoo'n soort uitstalkastje, om leuke vaasjes, potjes, klompjes en dergelijke snuis terijen op z'n voordeeligst te doen uitkomen, Onder boeken bezwijkt dit werkstukje, die zijn veel te zwaar, voor z'n slappe lendenen! Je bent dus gewaarschuwd! 't Is een kunststukje voor figuur-zagers. De grootste moeilijkheid zit in het opbrengen van de teekening. Gelukkig maar, dat baast alles passer-werk is, dat valt nogal mee. Je kunt ook nog 'n anderen weg volgen: Op de teeke ning in de courant teeken je vierkantjes van y2 c.M. Op je hout trek je ook ruitjes, maar nu maak je ze met een zijde van 4 c.M. Het teekenen wordt nu kinderwerk. Probeer bet maar. Wien dat nog niet makkelijk genoeg is, die laat eenvoudig enkele boogjes verdwijnen, waarmee al weer bewezen is, dat er méér wegen dan één naar Rome leiden. Met ijver dus aan den slag, hè? Veel succes. je, dan 'n dag of veertien, totdat de zwart gw> kleurde kindertjes uit de eitjes komen kijken. Dam is het noig 'n heele toer om het jong» goed groot te brengen en menig broedsel gaat verloren, gélukkig voor 'n diertje, dat zoo weinig eieren legt, dat het meerdere legseds adhter elkaar maakt, anders stond het er met het instandhouden der soort niet zoo rooekleu. rig voor! Buffon, beroemd natuurkenner (f 178) en schrijver (Fransdhman), op wiens standbeeld staat: „majestati nature,par ingenium", „zijn genie is even groot als de majesteit der natuur" en vam wien men zei, dat hij altijd schreef niet kanten manchetten aan en in ,„rok" („mandhette de Buifon"), zóó gezwollen en deftig was zijn stijl juweel over de juweel-vo. gels d'it gezegd: Van alle levende wezens is de kolibrie het schoonst van gestalte ,het fraaist van tint. Juweeilen en metalen, die hun gloed aan onze kunst ontleenen kunnen tegen dit natuur .juweel niet op. Dit diertje i,s haar meesterwerk. Zij heeft 'het overladen met alle geschenken, waar van de rest der vogels er slechts 'n paar heb ben ontvangen. Rankheid, snelheid, gauwigheid, sierlijkheid, en rijk ornaat alles is haar troe telkindje ten deel gevallen. Smaragden, robij- nen en to-pazen glinsteren op zijn gewaad, dat nooit besmeurd wordt met het slik der aarde, wamt gedurende geheel zijn verheven bestaam komt het slechts enkele malen met den grond in aanraking. Altoos door cirkelt hij door de lucht, zwevend ifousschen de bloemen, wier giants hem eigen is en waarvan (hij den honing drinkt (maar meer nog eet hij insecten, doch dat was ten tijde van BufCon nog niet zoo be kend, Jeugdred.) De bolitorie bewoont slechts die streken, waar de planten steeds pronken met bloemen;' de leden der familie, die 's zomers de koelere gewesten opzoeken, toeven daar slechts korten tijd. Het is net, of zij de zon nazitten, zich met haar voorwaarts, achterwaarts begeven en op aephyr-vlerken in het gevolg der eeuwige lente reizen!" Hoe heet die stad, met al die streepjes er door, en in welke provincie ligt ze? Volgende week zeg 'k 't! wf> ov wat zooveel zeggen wil als: „Gegroet, wel-be- mind Frankrijk, van ouds het vaderland der eere, dat het geluk weer deed opbloeien aan een verdrukten grond". Ja, daar stond de gewezen professor van de Sorbonne te kijken! Wat 'n ellende overal! ,,'k Heb iets voor jullie meegebracht, waaraan arm en rijk heeft bijgedragen. De armen gaven 'n penningske, de rijken veel; men meet de waarde van zoo'n gift aan hetgeen de gever dan nog overhoudt. Wat ik breng zijn eigen lijk niet veel meer dan dooie bouwsteenen, temidden waarvan de levende mogen opbloeien ter liefde van de Kerk en Frankrijk!" Tranen liepen over dit mannelijk gelaat. Ze brachten hem naar de bergen, waar 'n zwarte wolk vam gieren en raven onwillig wagwiekte bij de nadering der menschen; ze deden zich al drie maanden te goed aan de meer dan twee dui zend vermoorden, die de vallei bezoedelden. Uit vreugde over de aanstaande hulp schoten boeren hun wapens af, brandden vrouwen wierook in aarden schalen, kwamen geestelij ken in verkreukelde en verfomfaaide gewaden een groet brengen. Die toonden den muur met de bebloede bres, waartusschen de Christenen hun armen hadden moeten uitstrekken; met één sabelhouw hakte de beul er telkens een af. Arabische dichters bezochten dezen Wes- terschen priester, gezonden aan het Oosten op 'n dag, schooner dan de lente, klaarder dan het koele water der fonteinen, zachter dam de geur van nardus fan rozen en van wierook. Nog meer ellende! Veertig dorpen verbrand in Saïda, vijf Jesuieten gemarteld te Zahlé, acht duizend Christenen vermoord te Damas Abd-el-Kader (wil zeggen: knecht des almach- tigen Gods), de emir, had er duizend gered onder zijn dak en Charles Lavigerie wilde hem u'it erkentelijkheid de hand kussen, maar de vorst stond dit niet toe van 'n priester Gods. Toen zeide deze: „De God, dien ik dien, o Emir, kan ook uw God zijn; alle rechtschapen menschen behooren zij'n kinderen te wezen!" (Deze Arabier was in Algiers (1847) door de Franschen onder Lamoricière gevangen geno men, 1852 vrijgelaten en stierf te Damaskus 1883). (Volgenden keer verder). Dait zijn d'e bloemzuïgteirtjes der Nieuwe We reld, die daar leven, waar 'het warm is en de zon die fonkelende metaal-tinten van hiun vecter- rnaciht ieder oogentolik anders schijnen doet. In Zuld-Amerika dus. Waar het ail wat koeler gaat worden komen ze even goed voor, maar niet meer met dat geschitter ails van vonlken vuur of edClsibeemen, dait ze in de warme streken ten toon spreiden. K61 i bries worden ze genoemd, deze kleine vogeltjes, en niet veel grooter zijn sommige, dan 'n bromvlieg, maar ze maken 'n geraas met hum vleugeltjes van belang! Le vende ju weel en zijn h'et ,die graag de kleurigste 'bloem nen bloesems bezoeken, waar ze hun smalle lange snaveltjes onderzoekend in ste ken. Ze komen het veel vul digst voor ln Bolivia, Venezuela en Ecuador, deze zonnekimlertjes, en waar het meeste licht valt, tref je ze het meeste aan, al zijn d'r ook wel, die juist in de uren der grootste Mtste, 'n middagdutje doen of die den koelen schemer van de oer-wouden verkie zen boven den al te schollen zonneschijn, zelfs, die den roof@ieri.gen condor in liet hooggebergte gezelschap Iheuden! De heeren onder de koli- bries honden meer van opschik dan de dame®, juist omgekeerd als ibij de menschen dus, waar 'de 'dames er in den regel het bontst uit zien,.... behalve in Schotland, daar doen de heeren der schepping voor de andere helft, wat dit betreft, wel niet onder! Van 'bloesem-homing houden ze allemaal, maar van de fheele kleine kevertjes en torretjes en imsectjes, die ln die bloesems zitten nog veel meer! Daar bij komt hun kle verige tong hun erg goed te pas dat snap je wel en ook, dat er in die tropische streken altoos bloesems zijn, winter kennen ze daar immers niet, auders zag het er voor deize teere dier tjes slecht uit Wat zouden ze dan hier hij ons in de koude maanden 'n boel te kort komen! Toch is het wel gélukt ze naar Europa over te brengen, 'deze elfjes onder de vogels, en als ze dan maar Iets anders te eten kregen dam ho ning alleen of uitsluitend andere ztoebigheid, dan waren ze wei in leven te houden ook! Of ize hier ook zoo verwonderlijk snel wenden en koeren em af en aan vliegen als in hun Zuid- /merikaansohe vaderland, dat waag Ik niet te beoordeelen! Want dan moeten ze ai heel tierig cn fleurig zijn gebleven Vogels die zoo aller merkwaardigst kunnen zwenken en vliegen, hebben wel 'n ijzersterk 'hartje noodig. Nu er is dan ook vastgesteld, dat heel hun lijfje haast.... hart Is, de maag is slechts 'n derde van den om vang van dit orgaanHet is dan ook voor roofvogels niet mogelijk deze vlugge Vlin- dters of glanzende hommels te pakken. De men schen ja die wisten er allerlei maniertjes op en dbodiden er duizenden en duizenden die dan raar de markten van Parijs of Londen werden gestuurd, omdat hun veertjes in de mode wa. rem! Zoodoende zij'n er bepaalde soorten heele maal uitgemoord, gelukkig, dat de mode nu geen kolibries meer vraagt, en de Vlindernetjes weer aan kant zijn gezet bij geëindigde vangst. Nu kunnen de Zuid-Amerikanen weer naar harte lust genieten van het glinsterende kleiuremsipei niet van het gezang, want dat is niet veel meer waard dan het eentonige gesjimp van onze huismussdhen, al klinkt het anders. Het meest® geluid komt nog van het vlugge slaan der vleugels, dat 'n soort zoemen te weeg brengt als van hommels, de Amerikanen spreken dan ook van „hummlmg-blnds", zoem-vogels. Som mige hebben het zoover in de studie van deze sprookjesvliegiem gebracht, dat ze aam het zoe men kunnen hooren, met wat voor soort ze te dtoen hebben. Ook aan den nestbouw is dit wei te merken, iedere soort Vlecht weer anders, ge bruikt andere bouwstoffen am de sleChte nooit meer dam twee eitjes te beschutten Deze zijn altoos wit van kleur, maar wonden soms rood getint, door het afgeven van het nestlbouw- materlaal. In dit kleine nestje broedt hot wijf- - r Er komen totaal vijf vogels aangevlogen in deze rubriek, die alle vijf in ons land voor komen. Dit is no. 4. Zoodra no. 5 is neergestreken, sturen jullie me dadelijk van alle vijf de namen op een briefkaartonder de goeie oplossers verloot ik vast geen vervelend boek Het geheel stelt voor een vorst, die zich tij dens de Christenmoorden rond Damaskus in 1860 zéér onderscheidde door zijn verdraag zaamheid zijn naam staat op deze bladzijde 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 10 1 s= de helft van Amsterdamsch Peil 2 s; het eerste stuk van den naam, „knecht" beteekent 't 3 overste van een vrouwenklooster 4 r= die iets afgeeft 5 met wallen omringd die wallen zelf 6 geschikt tot gebruik 7 haastig, onrustig 8 datgene, wat zeker gevolg met zich kan brengen 9 achting, die men geniet onder zijn mede- menschen waar menschen, die brouwen, veel last mee hebben. De naam, dien je nooit vergeet Van Begeer het reine met uw gansche iet awsar rallen du Winnen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10