EUGENIE DE HET VROUWEN- TONGETJE. GETATOUEERD EN GEBRANDMERKT. MODEPRAATJES. mmSÊ DINGDAG 22 SEPTEMBER 193Ï éf y BRUINER DAN EEN ALGERIJN EN IN EEN MATROZEN. BROEK. HET MANTELCOSTUUM ONDER DE LOUPE. KALENDER VAN DE WEEK. CORRESPONDENTIE. r DE LAATSTE KEIZERIN VAN FRANKRIJK- J. I 1 li. Het voorgaande liabbeltje heeft misschien over het, vrouwentongetje een zeer leelijk lichi geworpen. Maar mgr. Tissier geeft, in wat hij noemt „de ideale vrouw", ons ook vele wijze lessen omtrent de heiliging en het mooie apos tolaat van datzelfde tongetje. Alleen wil mgr. vooraf nog even wijzen op degenen, die zulk een slecht en wreed gebruik van hare tong maken. Er zijn vrouwen, zegt hij, die als ze van iemand een verdriet, een ramp, een schuldig iets te weten komen, zich genoodzaakt voelen er de straat mede op te vliegen. Er zijn wezens, die zich speciaal bij families indringen om er indrukken op te doen, die zij zoo spoedig mogelijk ter algemeens kennis brengen. Ofwel zij geven halve gezegdes ten beste, die alles doen vreezen en vermoeden. Niets is leelijker dan de gewoonte om te doen alsof, en iedereen te laten gelooven, wat niét waar is. Den stoot van een degen kan men ontgaan, maar het is onmogelijk te ontkomen aan dien van een lasterlijke tong, die onder den schijn van goedwilligheid de eer en goeden naam van een ander door het slijk haalt. Daarom, zoo vervolgt mgr. Tissier, zou ik aan de litanie van alle Heiligen zoo gaarne de bede toevoegen: „Van babbalaarsters, kwaad spreeksters, van die sentimenteele naïevelin gen, die alles weten, alles zeggen en alles ver raden, verlos ons Heer." „Almachtige Vader, wij smeeken U, opdat Gij ons levenspad bevrijden wilt van de tegen woordigheid van der nieuwsgierige onbeschei- denen. Wij bidden U, verhoor ons." Ziet geachte dames, dit moeten wij vooral aan God wagen, maar ook aan onze eigen wils kracht en ons verstand. Salomon heeft in zijne geschriften ons het beeld geteekend van een sterke wouw, waarvan gij vele deugden kunt leeren. Doch ik denk, dat het beeld van een waarlijk discrete en bescheiden vrouw niet alleen uw aandacht zal boeien, maar uwe navolging zal eischen. Hoe is dan die „ideale wouw", want om deze te beschrijven, moet men de vele goede hoedanigheden die verschillende anderen bezit ten op één persoon terugbrengen. Ik zie haar belichaamd in het eerwaardig ee d van eene dier oude heilige wouwen, aan "wie tijd en overweging veel geleerd hebben, misschien ook beproeving en leed. Zij hebben in de jaren die aan haar oplet tende oogen voorbijgingen, zooveel zaken en lieden waargenomen, waar niets van overbleef, dat zij zich niet meer interesseeren voor de onbeduidende voorvallen en menachen, die haren weg soms kruisen. Zij weten dat alles voorbijgaat. En is dat misschien niet de ware weten schap? Een discrete wouw is een teruggetrokken wouw, gematigd in haar oordeel, voorzichtig in haar afwijzing, meegaand in haar wenschen, kalm in 't spreken en zacht in den omgang. Zij is niet de wouw die zich met illes be moeit, in alles iets kwaads veronderstelt en zich evenals de bloedzuigers niet terugtrekt voordat zij oververzadigd zijn. De waarlijk bescheiden wouw weet op 't juiste oogenblik te komen of te gaan, naar gelang zij tot last of hulpe kan zijn. Zij beweert niet, dat zij alles weet, daar zij eigen onwetendheid en die van anderen ten Volle beseft. Zij laat zich liever iets gezeggen, en luistert met engelachtig geduld, wanneer zekere babbel teieke schepsels het noodig oordeelen haar te onderwijzen. De bescheiden wouw weet altijd het juiste woord te vinden, het woord, dat verlicht of het woord, dat geeselt en wreekt. Want dit is, geachte dames, dikwijls ook een plicht. Wanneer het onbescheiden is alles te zeggen wat men weet, is het evenzeer indiscreet altijd te zwijgen. Wil de bescheidenheid een deugd blijven, dan mag zij niet van laffe gemakzucht noch schuldige onverschilligheid getuigen. Van een oprecht bescheiden vrouw heeft men noch overdreven gevoeligheid noch verraad te duchten. 21j denkt meer dan zij zegt, maar wat zij zegt is „comme 11 faut". Zij vraagt niet uit, zij voelt per intuïtie wat er noodig is te weten. Zij is geen babbelkous, maar ook geen spraak loos schepsel. Tusschen te veel en te weinig woorden weet zij de juiste maat zonder te overdrijven. Zij is wijs en braaf. Men kan haar alles toevertrouwen, zij zal getrouw blijven en goed gezind wat men haar ook moge vertellen. Wat dunkt u, dames, is dit geen ideale vrouw, hebben wij misschien niet allen iets te leeren uit deze les van mgr. Tissier? Z. Hoogeerw. besluit aldus: Wanneer ik tegenover u, geachte dames, een verlangen mocht uitspreken, dan zou 't mijn innigste wensch zijn, dat gij ten opzichte der bescheidenheid, met Gods hulp en uwe eigen pogingen, herschapen werd in zeldzame en ideale vrouwen, wier tong slechts liefde en bescheidenheid verkondigt, dan wensch ik u toe te zijn: vrouwen vol verdiensten, voor God en vol machtigen invloed, op uwe mede schepselen, vooral de mannen. Dan wensch ik u allen, deez' eene groote deugd, de deugd der bescheidenheid. En wij, hooggeachte lezeressen, letten wij eens op, hoeveel malen misschien, tien, twintig per dag, wij in de gelegenheid zijn de beschei denheid te betrachten ten opzichte van derden, hoevele malen wij als wij waarlijk discreet wil len zijn ons op de lippen moeten bijten en 'n woord terugdringen voor het ontsnapt en anderen kwetst of in de oogen van anderen bezoedelt. Ziet toe, wat of gij spreekt en waar en hoe en in wat zin is ééns het woord ter lippen uit, het keert er nooit iceer in. HELLENEN. Tot welke dwaasheden in sommige milieu's de moderne „mode" en de lichaamscultuur in den meest ontaarden vorm het zwakke en aan vallige geslacht brengt, vertelt de Parijsehe correspondent van de „Telegraaf". Hij was ten eten gevraagd bij goede vrien den, een hoogst respectabel echtpaar, niet zoo verbazend jong. En in de plechtig verlichte ontvangkamer trad de gastvrouw hem tege moet. „Maar, zoo schrijft hij verder, laat ik het vertellen, zooals het zich voor mijn onthutste oogen heeft afgespeeld. Madame Chstak me twee gulle handen tegemoet. „Cher ami!" Ze was lieftallig, als steeds, ze was schern gedecolleteerd. En ze was, dat verried de eer ste blik, bruin, zéér bruin van huid, zóó diep gebruind, dat een boulevard-Algerijn er bij zou verbleeken. Alleen In de Wesr-Afrikaansche kralen op de Koloniale Tentoonstelling had ik zulke egaal-sombere bronstinten gezien. Dat was, ik begreep het aanstonds, de vrucht van een maand lang zonnekuren aan de Azuren Kust, die dit jaar beter de Chocolade-kust kon heeten. Ik heb ze er gezien, de vrouwen, de echte mondaines, die er van ochtend tot avond lagen te stoven in een zon waarnaar je de oogen niet ongestraft kon opheffen, die zich op het polshorloge af elk half uur omkeerden om „den anderen kant" te laten bijtrekken, en zich alleen van tijd tot tijd lieten invetten met Het mantelcostuum heeft lang een over- hcerschende rol gespeeld. Gedurende eenige jaren bleef het echter uit de mode. Maar langzamerhand herovert het nu de oude plaats, welke het altijd heeft ingenomen. De variaties op het moment zijn zelfs niet te tellen; men vindt ze van het eenvoudig- zakelijke en sportieve af tot aan het meest gecompliceerde model voor de middaguren. Het verschil dient men echter niet te zoeken in snit en dessin, maar voornamelijk in de kleur. Hieraan toch wordt op het oogenblik de meeste waarde toegekend. Niet ten onrechte gaf men aan de nieuwe mode den naam van „het seizoen van het kleurenspel." Eindelijk is men er toe overgegaan de mono toon geworden standaardschakeeringen vaar wel te zeggen en aparte tinten er voor in de plaats te stellen. Een andere factor, die niet over het hoofd mag worden gezien, is de toepassing van inte ressante bontgarneeringen. Terwijl bij het nog niet uitgeschakelde zwart steeds zwart bont moet worden gebruikt, zoekt men bij alle andere schakeeringen naar chique kontrastrijke effecten: een groen costuum bijvoorbeeld wordt met bruin of grijs omrand; lilastoffen garneert men met wit, grijs of beige; bruin materiaal natuurlijk met beige of bruin. Naar Persianer is het meeste vraag. Hit lijkt met het oog op de kostbaarheid van dit bont misschien eenigszins vreemd, maar Per sianer is bijna onverslijtbaar en kan, zonder dat het aan schoonheid of uitwerking inboet, gemakkelijk veranderd worden zoodat dit dure bont oneindig langer meegaat dan het goed- koopere. Naast Persianer maakt het bont van lam meren opgang. Overigens wordt veel veulen gedragen en zijn garneeringen van nutria en wol algemeen. Tan de mogelijkheden, welke het mantel costuum biedt, beelden wij boven er eenige af. Wie zou zich in het chique loandelcostuum van fleschgroene stof met een versiering van nutria of gelijksoortig bont niet op haar gemak gevoelent Met den omgeslagen kraag, de breede bontrevers en de bontpartij aan den benedenrand mag het als een absoluut doel matig kleedingstuk gelden, (afb. 1). Bekoorlijk zijn evenzeer de vele getailleerde jasjes met panden-snit (afb. 2). Men maakt ze het liefst uit fluweel. Bij bruin fluweel voege men bruin Persianer of geperst lams- vel, maar ook bijgeverfd bont verzekert fijn- gedifferentieerde tinten. Nieuw is de kraag- vorm, waarin de sjaalkraag en de revers zijn versmolten, evenals de uit dezelfde materialen als het costuum, vervaardigde mof, waarop een bloemtuiltje prijkt. De vlotte korte bontjasjes zijn, zooals bekend is, hooge mode geworden. Ze hebben de lan gere mantels voor een gedeelte verdrongen. Hier wordt bijna steeds gestreefd naar verschil in kleur tusschen jasje en rok. Dus bij een donkergrijzen of ziearten rok een lichtgrijs bontjasje, of bij een donkerbruin jasje een veel Hchteren rok. (afb. S). Voornaam zijn de costuums met halflange mantels, vooral geschikt voor de zwaardere figuren. Zij hebben cape-achtige vleugels, die weliswaar de figuur iets breeder doch de heupen daarentegen slanker maken. (afb. 1,). Bij al deze costumes passen de kleine schil derachtige postillonhoedjes beter, dan elk ander genre. ji. brandwerende zalfjes, die voor ten paar hon derd francs per potje bij de coiffeurs van Croisette of Promenade des Anglais te krijgen zijn. Toen ging madame Chmij voor naar den salon. Ik dacht opeens wéér aan de zee, aan matro zen ditmaal. De groenzijden dinerjapon van mijn gastvrouw was: een pyjama Als een ver ijlde matrozenbroek frunnikten de wijde pijpen van dit wondere kleedingstuk, dat dus zijn weg van het strand naar de receptiekamer hee-y gevonden, om haar kwiek-voortschrijdende boenen. En boven het middel, ..ver heel den gapend-uitgesneden rug, ontplooide zich blauw groen een reusachtig bloemmotief, dat in den mokkahuid wasgetatoeëerd. Gelijk een anker of een hart-met-pijl op den biceps van een onzer Jantjes. Over gewaarwordingen, als u en ik bij zoo'n aanblik hebben, werd niet gespro'ien. Het diner was als alle diners, geanimeerd en een beetje banaal. Achteraf alleen voelt men zich ge drongen, over de beproevingen te mijmeren, die de elegante vrouw zich getroost, om mooier te zijn dan de natuur haar heeft gemaakt. We hadden al de kunstmatige wenkbrauwen. Mannelijke lezer, hebt u ooit gep' obeerd, u een wenkbrauw-haar uit te trekken"' Dat is af schuwelijk. Je hebt het gevoel, of de heele huid meegaat, en het vleesch en het oog zullen vol gen. Toch plukken thans elke week duizenden vrouwen met een meedoogenloos epileertan getje haar wenkbrauwen leeg, minutieus, on danks alle pijn en ofschoon haar oogen er een heelen ochtend dik gezwollen van blijven. Dien ochtend gaan ze niet uit. Ze leggen een duimdikke laag zalf of vaseline over de wonde plek, of betten ze voflgens oud recept met een lapje rauw kalfsvleescb. En 's middags doen ze, fier op haar kijkers die uit de kassen schij nen te schieten, haar zegevierende entrée op de tea of in de dancing. Dat gaat op het oogen blik bij serie, want ook de middenklasse is door deze mode aangetast. Burgervrouwtjes, winkel meisjes, midinettes hebben den fraaien leven den boog van den wenkbrauw uitgeroeid en dien door een kunstige maar morsdoode kool- streep vervangen. De artsen zijn woedend. Vergeefs verkondi gen ze overal, dat de klieren die geen haren meer te voeden hebben nu de oogranden met vocht laten opzwellen. Vergeefs toornen ook de kunstenaars tegen het misbruik, dat zij haast zonder uitzondering ontsierend achten. De doktersvrouw, de gezellin van den artist zitten als de anderen in den martelstoel van den „specialist" en laten er de eerste haartjes uit rukken, „alleen maar eens om te zien". Er zijn nog barbaarscher moden. Daar is de ..chirurgie esthétique". Wallen onder de oogen worden weggetrokken, nadat een min of meer aseptische snee de huid daartoe heeft gespieten. Ik ken bejaarde dames, wier uitgebleekte haren jongensachtig over slapen en bovenwang zijn gekamd. Die haren verbergen een gouden hecht- pen, soms een lidteeken. Na een tijdje is de huid wel eens zoo gespannen, dat de dame niet lachen kan zonder dat om zoo te zeggen alles kraakt. De „émaillage" van het gezicht, vroeger vrijwel het patent van de groote vedettes, is ieders goed geworden. Op tallooze kappers ruiten in Parijs staat te lezen: „Emaillages in alle prijzen. Gegarandeerd blijvend". Grijze haren, overmaat van jaren, het Is allemaal weggemoffeld maar de jeugd laat zich nu schatten in omgekeerde evenredigheid met het email van het gezichtje. En er zijn de onderhuldsche inspuitingen met parafine, die een gelaat, rimpelig als een overjarige goudreinet, fluweelglad moeten ma ken. Ik heb vrouwen gezien met één opge zette en één verflenste en leege wang. De onge. lukkigen hadden kort na de operatie lekker op haar zijde geslapen, en alle parafine had zich aan dien kant opgehoopt. Er is niets tegen te beginnen. Gewoon vet laat zich nog met geduld verwijderen. Parafine houdt stand en geeft zich niet over Het Riviera-seizoen (alleen aan de Azuurkust is ons de zon dit jaar genadig geweest) heeft de deur dichtgedaan. Onbelemmerd door vrees voor het werk der ultraviolette stralen, is aan de mode-.,plages" de menschelijke koffiebran derij haar gang gegaan. Eén sprongetje (het succes moedigde er toe aan), en we hebben de pyjama's nu ook in de diner-kamer. Ik wil niet zeggen, dat ze daar al „algemeen" zijn; madame Chis een buitengemeen voor uitstrevende vrouw. Maar het seizoen is ook nog niet officieel begonnen. In Cannes, Juan-les-Pins, Antibes, Nice en Monte-Carlo bergen de schoonheidsspecialisten vergenoegd hun tatoeëernaalden en lancetten op, en nemen den „train bleu" naar Parijs. Honderden fraaie ruggen zijn voor duur geld onvergankelijk gebrandmerkt. Wat zullen de grandes solrées in den Opéra zijn? Tegen een veld van diepbrons ontbloeien voor mijn oog al fabuleuze oerwouden van gif-groene bloemen en rankende lianen. Dat zijn Franscbe en Engelsohe en Amerikaansche vi-ouwenrug- gen seizoen 1931'32. Matrozen moeten zich er nederig bij voelen. Pyjamabeenen rekken zich onder de fauteuils. En keert de schoone zich om, dan staart u een loderoog aan, bekroond door een roerloos accent circonflexe. De heer- in-rok daarnaast lacht witjes". De correspondent voegt er aan toe, dat wij ook in onze Nederlandsclie schouwburgzalen op der gelijke verrassingen geprepareerd kunnen zijn. Laten wij voor onze Nederlandsche vrouwen hopen, dat deze te gezond zijn om zich aan der gelijke mode-krankzinnigheden te buiten te gaan Abonnö te Oude Tonge. In antwoord op uw vriendelijk verzoek kan ik u mededeelen dat het boek „Vrouwengids" van M. Kasteel Baltiissen gebonden 4.75 en ingenaaid 2.75 kost. Dinsdag- Men kan bet den opvoeder niet genoeg dank weten wanneer hij ons geleerd heeft te lijden en offers te brengen. Woensdag. Verlaat niet Uw eigen veld om in dat van een ander onkruid te wieden. Donderdag. Vraag niet als een ander méér heeft „is hij beter dan ik" maar vraag als een ander minder heeft „ben ik beter dan hij?" Vrijdag. Als niemand U één schrede tegemoet komt ga hem dan twee schreden tegemoet en gij zult elkander weldra bereikt hebben. Zaterdag. Vraag Uzelf bij elke daad niet alleen af, wat zijn de gevolgen daarvan voor mij?, maar even zeer welke gevolgen sleept zij na voor anderen. Zondag. De huiselijke vreugde van den mensch Is de schoonste op aarde en de vreugde van ouder3 over hun kinderen is de heiligste vreugde der mensohheid. Maandag. Voor weinig zaken moet men In het leven zoo bitter boeten alsdat de opvoeding te week is geweest. Parijs, 16 September. De vrij plotselinge smaak voor kleine hoedjes, heel kwiek schuin op het hoofd geplaatst, heeft een belangrijke kwestie in het leven ge roepen: hoe nl. onze coiffure zich aan dezen smaak heeft aan te passen. Het spreekt al haast vanzelf, dat al te korte haren niet bij deze hoedjes, die bijna alle door een of anderen stijl uit het verleden geïnspireerd zijn, passen. Nog niet zoo lang geleden was de hals ge heel vrij en viel het kapsel voor een goed deel over het voorhoofd. In zooverre ia dit nu veranderd, dat de coif fure nu van achteren en op zij gedragen wordt, terwijl het profiel grootendeels vrij blijft. Waarbij men er op te rekenen heeft, dat de nieuwe hoedjes, willen zij goed tot hun recht komen, een sierlijke verzorging van ons kap sel noodig maken. Het half-lange kapsel komt het beste in aan merking, omdat het zich zoo goed leent voor de fantaisle, die de nieuwe mode vraagt. Voor het opmaken van het kapsel maakt men gTang gebruik van pen, boven den hals en zelfs op zij aange bracht. Zelfs ziet men al eens een streven naar een lagen chignon, die inderdaad vooral hij een avondtoilet een. aardig effect maakt. Voor overdag vormt het geonduleerde en met een gesp bijeengehouden, naar achteren gekapte, of op zij door een korten naad ge scheiden haar de aardigste en meest practi- sche coiffure, terwijl voor 's avonds allerlei fantasiën mogelijk zijn. Het hierboven weergegeven teekenlngetje geeft 'n paar aardige moderne kapsels weer. Bij het onderste vormen de baren twee rollen heel laag aangebracht, met een ronde kam op gehouden; dit kapsel zal uitstekend kleeden bij een toilet door den empire-stijl geïnspireerd. Gravin Eugénle de Montijo, Tlmpératrice Eugénie. Een der merkwaardigste vrouwen uit de moderne geschiedenis. Geen, die meer eer is toegevallen, geen ook, die meer leed heeft gedragen in haar zeldzaam lange leven van bijna een eeuw. Zij was 96 jaren, toen zij in 1920, na vijftig jaren van ballingschap eu omzwervingen, op haar geboortegrond, Spanje, stierf. Een troetelkind der fortuin, wie alles als in den schoot werd geworpen, en geen, die meer heeft moeten afstaan. Met haar fouten en deugden een groote, sterke, heroïsche vrouw. Octave Aubry heeft onlangs een lijvig boek deel haar ontroerende levensgeschiedenis ge schreven. Al bestaat over deze merkwaardige veelbe- streden vrouw reeds veel literatuur, bijna een heele bibliotheek, Octave Aubry, die ook de biograaf van Napoleon III is geweest, heeft ons nu tien jaren na haar dood, nu hartstocht en politiek rond haar markante figuur zich hebben te luwen gelegd, haar levensbeeld ge geven naar de best© documenten en de meest authentieke gegevens. Eugénie werd met haar zuster Paca, die la ter de Hertogin de Alba werd, te Madrid ge- boren uit het oud-adellijk geslacht der Mon- tüo'fl. Eugénie was de jongste, als kind reeds van een buitengewone schoonheid. Beide meisjes kregen voor een groot deel baar opvoeding in Frankrijk, daar haar moeder dona Mannela bi) voorkeur te Parijs vertoefde. De beroemde Fransche schrijver Prosper Merimée was een huisvriend van de familie Montijo en tot zijn hoogen ouderdom en dood is hij steeds, hoe verschillend van levens opvatting en politieke inzichten, de ver- knochtste vriend van Eugénie gebleven, zoo wel in haar hoogste glorie als in haar heroiek gedragen leed. Eugénie was als kind reeds zeer godsdienstig en diepgeloovig, en is heel haar lange leven, ondanks haar fouten, deze traditie trouw gebleven. Toen zij met groote godsvrucht haar Eerste H. Communie deed, vreesde haar ijdele moeder, die groote verwachtingen op haar mooie dochtertjes bouwde, dat Eugénie religieuse zou worden. Maar de levenswijze Merimée stelde de moeder gerust: „Wacht maar tot zij straks zestien jaar wordt, dan zal u wel wat anders zien gebeuren". De jonge Eugénie was, ondanks haar oprechten gods dienstzin, eerzuchtig en overmoedig. Eens voor spelde een Zigeunerin, die haar uit de hand de toekomst zou lezen: „Gij zult zeer hoog klimmen, honderd jaar leven, maar gij zult eindigen in den nacht". Een voorzegging, die wonderlijk wel aan Eugénie bewaarheid is geworden. Toen de leeftijd naderde, dat de tallooze aanbidders het zeldzaam schoone meisje omringden en naar haar gunst en liefde dongen, behoorde de jonge Hertog de Alba tot haar trouwste cavaliers. Misschien had zij haar levenslot wel aan dezen graag gezienen gast verbonden, als zij niet tot de ontdekking was gekomen, dat haar oudere zuster Paca een groote liefde voor denzelfden jongeman had opgevat. Heroïsch als haar aard was en met een groote genegenheid voor haar zuster, deed zij vrijwillig afstand van deze eerste liefde en overtuigde zij den jongen Hertog, dat hij voor het leven gelukkiger zou worden met Paca, die ht) dan ook huwde. Op zijn beurt maakte Prins Napoleon, zoon van den oud-koning van Westphalen, die Fransch gezant was geworden te Madrid, Eugénie het hof. Later zou deze haar grootste tegenstander worden en een hittere vijand voor het leven. Louis Napoleon zelf, de latere keizer Napoleon III, was toen na den val van Louis-Philippo, President van de Republiek, maar Eugénie, die hem amper nog gezien had, betoogde toen reeds tegenover haar vaderlijken vriend Prosper Merimée, dat de President wel spoedig keizer zou worden. Elke Bonaparte moest voor haar vroeg of laat keizer worden. Het politiseeren zat de jonge Eugénie reeds vroeg in het bloed. De eerste kringen dongen naar de gunst van het ongemeen schoone en gracieuse meisje, de schitterendste partijen boden zich haar aan, maar Eugénie had den tijd, zelfs een Rothschild had bij haar geen kans. Tot bezorgdheid van haar altijd in deze richting actieve moeder, die meende, dat ze ongetrouwd zou blijven. Met haar moeder wederom te Parijs ver toevend, werd zij geïnviteerd op een der gala avonden op de Tuilerieën, waar haar jonge elegante verschijning dadelijk een diepen in druk maakte op den Prins-President Napoleon, die nadien haar herhaaldelijk invitaties zond voor zijn avondfeesten, waar hij Eugénie de Montijo met opvallende onderscheiding tege moet trad. Op een dier feesten vroeg zij aldoor intiemer wordend met Napoleon, hem eens de vertrek ken te mogen zien, waar Marie Antoinette, die zij hoogeiijk vereerde, had gewoond. Napoleon bracht er haar zelt heen. Bij het aanschouwen der vertrekken beving haar een groote ontroering. Napoleon, zwijgend, kuste haar vurig en langdurig de hand. De groeiende genegenheid van Napoleon voor de schoone Spaansche werd dra een publiek geheim, en begon, vooral toen Napoleon kort daarop zich door een staats greep tot keizer had laten uitroepen, in de hofkringen en bij de naaste familie van den Keizer ernstige ongerustheid te haren. Zou mogelijk de schoone Spaansche een nieuwe Madame de Pompadour worden? Zin spelingen in dien geest bleven niet uit, en kwamen ook Eugénie ter oore. Maar zulk een uitverkiezing strookte niet met het hooge en edele karakter van Eugénie. De animositeit tegen haar persoon steeg met den dag, en beloedigende bejegingen bleven niet uit. Op een keer, dat zij met den Keizer in de tuinen der Tuilerieën wandelde, klaagde zij haar nood. Als eenig antwoord plukte Napoleon een bloesemtakje, vlocht het tot een soort van kroontje, zette het haar op de schoone rosse lokken en zeide zacht: „In af wachting van die andere". Weer op een andere soirée kort daarop deed men haar weer een affront. Toen sprak Napoleon tot haar op beslissen- den toon: „Morgen zal niemand u meer be- leedigen". Maar dat „morgen" bleet tegen alle verwach ting nog lang uit. Napoleon bekende Eugénie de Montijo he slist tot vrouw te willen nemen, maar zijn voornemen stuitte op een heftigen tegenstand bij zijn familie en ministers. Eugénie zeide Napoleon hem zijn woord en belofte te willen teruggeven om zijn nog zoo precaire positie als Keizer niet in gevaar te brengen. Zelfs de ministers deden in dezen geest stappen bij het jongemeisje zelf, en fier antwoordde Eugénie hun: „Ik dank u Heeren voor den raad, dien u mij gegeven hebt ten opzichte van het huwelijk van den Keizeg^-Dien raad heb ik zelf hem al gegeven." Meer dan ooit was Napoleon nu besloten Eugénie tot zijn gemalin te maken, tot Keizerin der Franschen. Eugénie liefste verwachting was, dat de Paus haar huwelijk persoonlijk zou inzegenen. Een speciale afgezant werd naar Rome gezonden. Maar Pius IX, ofschoon hij veel verplichtingen had aan den Keizer, weigerde het verzoek, on der voorwendsel van zijn hoogen leeftijd en ziekelijkheid. De gemeenteraad van Parijs voteerde een crediet van zeshonderd duizend franc voor den aankoop van een diamanten parure voor de Keizerin. Eugénie deed dadelijk het verzoek dit geld te besteden aan liefdadige doeleinden. Zij weigerde niet den bruidschat, dien Napoleon haar toewees, maar besteedde dezen eveneens voor de armen en ongelukkigen. Deze edele gestie, teeken van haar belange loosheid, welke men zoo geheel anders had ge dacht, liet niet na indruk te maken op het volk, en de vele geesten, die ten opzichte van haar nog weifelend stonden. Eugénie Keizerin Napoleon heeft nooit een oogenblik berouw gehad Eugénie tot gemalin te hebben genomen. En Eugénie op haar beurt, zij wist hoezeer zij van den keizer verschilde, in leeftijd, in ge boorte, in ideeën en gewoonten. Maar eenmaal met hem vereenigd hoopte zij dat nieuwe ge dachten, gewoonten en belangen hen meer en meer zouden samenbinden. Dat hij allen tegen stand en hindernissen had overwonnen otn haar op den hoogsten rang te brengen, daarvoor zou zij hem een eeuwige dankbaarheid toedragen. Zij zou Napoleon alles schenken wat haar Im pulsieve natuur aan teederheid zou vinden. Zij zou hem trouw en toegewijd zijn. Zij wist hoe hij haar tegemoet had willen komen in wat haar vooral 't diepst trof: de dingen des ge- loofs. Uit liefde tot haar was Napoleon weer nader tot God gekomen, had hij Gods' naam weer genoemd in zijn redevoeringen, had hij beloofd met haar weer te communie te gaan, ook op den ochtend van hun kerkelijk huwelijk. Voor dat alles was Eugénie Napoleon in groote liefde dankbaar. Eugénie's Illusie was zich populair te maken bij haar volk. Zij bezocht iederen dag als Keize rin de hospitalen, armengestichten en kinder huizen. Zij gaf schitterende partijen voor de voorname kringen. Toch hield men zich ge reserveerd tegenover haar. Vooral bij de vrou wen werden baar fouten en eigenschappen, haar ongemeene schoonheid, haar gratie, haar elegan ce, haar fierheid scherp gecritiseerd. Zij dacht vaak bij ai dezen openlijken tegen stand aan haar koninklijke voorgangster Marie- Antoinette, die ook als een vreemde werd ge haat: ,,'t Is moeilijk 'om in dit land te slagen", zei zij tot haar vertrouwde vriendin Anna Mu- tat. Twee jaren na haar huwelijk in 1855 ver gezelde zij Napoleon naar Engeland voor een bezoek aan Koningin Victoria van Engeland, door wie zij zeer hartelijk werd ontvangen, en die ook later na Eugénie's val en haar balling schap én groote levensleed altijd een troostend vriendin is gehleven. Het jaar daarop in 1856 werd haar een zoon geboren, de „Prince Imperial", door het blijde volk „ie petit Prince" genoemd. Wat droomde toen de gelukkige moeder voor dit, haar gezegende kind, den hemel afgebeden. Dit kind, deze zoon zou de wortel worden van de nieuwe dynastie der Bonaparte op den Fran schen grond, voor een onafzienbaren tijd, die verder zou reiken dan eens de dynastie der Capetingers. De groote taak van politieke en sociale opleving, door Napoleon III opgenomen, haar zoon zou ze voortzetten en voltooien. Een vurige hartewensch was blijde vervuld, de Paus werd zijn peter, en zij zelf ontving van Pi us IX de Gouden Roos. Eiken dag tusschen vier en vijf uur maakte Napoleon een wandelrit door de Champs Elysees, vergezeld door een zijner adjudanten Edgar Ney of Fleury. Eens op een middag loste een Italiaan twee schoten op hem, zonder te raken. De man werd gegrepen, ontwapend, te gen den grond geslagen. „Dood hem niet!" riep de keizer. Toen na de menigte te hebben gegroet, reed hij in galop naar de Tuilerie terug om te voor komen dat Eugénie eer van anderen den aan slag zou hooren dan van hem. Hij omhelsde Eugénie. Eugénie staarde nadenkend voor zich uit. Zij huiverde. Dapper als zij was, had zij toch angst. De schittering, die haar omgaf, kon haar toch niet bedriegen ten opzichte van da soliditeit van het regiem Amper gesticht hi»*g het ten eenenmale af van het bestaan var Sen keizer. En dit bestaan, 't bleek nu, hing "Vba een zijden draad. Als Napoleon zou gedood worden, zou het Keizerrijk ineen vallen. Opnieuw op stand, muiterij, plundering, de Tuilerieën be stormd, als in de dagen van de Revolutie. Eugénie dacht dat zij misschien weieens kon eindigen als.... Marie-Antoinette. Kort daarop reed door de donkere avond straten een landauwer naar den verlichten voorgevel van de Opera. In den wagen twee vage silhouetten: de keizer en d» keizerin. Voor het theater een menigte van .eegloopers die hen toejuichen. Opeens drie ontploffingen, hard als de slagen van een kanon. Plotseling gaan alle lichten uit. Afschuwelijke hulpkreten, gegil en gesteiger van angstig geworden paarden. Toortsen worden ontstoken, het plaveisel is met lichamen bedekt. Het keizerlijk rijtuig om vergeworpen, de agent der geheime politie Al- lessandri nadert en helpt Eugénie uitstijgen. Haar rok is met bloed hespat, maar zelf Is ze ongedeerd. Als zij ziet dat Allessandrl bloedt, zegt zij dat hij zich moet laten verbinden. De Keizer heeft schrammen op neus en wangen, zijn hoed Is doorboord door stukken van de bom. Kalm, bemoeit hij zich met de ge wonden. Zij keeren niet naar de Tuilerieën terug, maar gaan de Opera binnen, onder een geweldige ovatie. Eugénie groet, tTaeht te glim lachen en verbergt onder haar sjaal de bloed vlekken op haar japon, en als zij neerzittend do handen op haar schoot laat rusten, voelt zij met een huivering het geronnen bloed. Orsinl heeft Napoleon ïll zijn verleden als carbonaro in herinnering willen roepen. Eens heeft hij gezworen Italië te bevrijden. Als hij zijn belofte niet gestand doet, zal hij niet ont snappen aan den wraak der Italiaansche pa triotten. Ondanks zijn koelbloedigheid is de Keizer gedrukt. Dit Is al het vierde complot, 't Scheelt weinig of 't was gelukt. En nu heeft hij. een zoon, een kind. dat hij zoo ontzaglijk lief heeft, Napoleon «et leven voor hem. Ook Eugénie zoekt haar evenwicht «rrng te vinden. Zij voelt zich aan het toeval overgele verd. De oude trouwe vriend Prosper Merimée smeekt haar toch voorzorgsmaatregelen te ne men. als zij uitgaat. „Ach", antwoordt zij, „als wij daaraan moe ten denken, dan zouden wii niet meer knnnen slagen. Men moet er maar niet aan denken en op de Voorzienigheid vertrouwen." Maar tochaltijd weer denkt zij er aaq onophoudelijk. Haar komende lijdensweg begint zich lang zaam af te teekenen. P. HYACINTH HERMANS.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10