EUGENIE DE
HET VROUWEN-
TONGETJE.
GETATOUEERD EN
GEBRANDMERKT.
MODEPRAATJES.
mmSÊ
DINGDAG 22 SEPTEMBER 193Ï
éf
y
BRUINER DAN EEN ALGERIJN
EN IN EEN MATROZEN.
BROEK.
HET MANTELCOSTUUM ONDER
DE LOUPE.
KALENDER VAN DE WEEK.
CORRESPONDENTIE.
r DE LAATSTE KEIZERIN VAN
FRANKRIJK-
J.
I
1
li.
Het voorgaande liabbeltje heeft misschien
over het, vrouwentongetje een zeer leelijk lichi
geworpen. Maar mgr. Tissier geeft, in wat hij
noemt „de ideale vrouw", ons ook vele wijze
lessen omtrent de heiliging en het mooie apos
tolaat van datzelfde tongetje.
Alleen wil mgr. vooraf nog even wijzen op
degenen, die zulk een slecht en wreed gebruik
van hare tong maken.
Er zijn vrouwen, zegt hij, die als ze van
iemand een verdriet, een ramp, een schuldig
iets te weten komen, zich genoodzaakt voelen
er de straat mede op te vliegen.
Er zijn wezens, die zich speciaal bij families
indringen om er indrukken op te doen, die
zij zoo spoedig mogelijk ter algemeens kennis
brengen.
Ofwel zij geven halve gezegdes ten beste,
die alles doen vreezen en vermoeden.
Niets is leelijker dan de gewoonte om te
doen alsof, en iedereen te laten gelooven, wat
niét waar is.
Den stoot van een degen kan men ontgaan,
maar het is onmogelijk te ontkomen aan dien
van een lasterlijke tong, die onder den schijn
van goedwilligheid de eer en goeden naam
van een ander door het slijk haalt.
Daarom, zoo vervolgt mgr. Tissier, zou ik
aan de litanie van alle Heiligen zoo gaarne
de bede toevoegen: „Van babbalaarsters, kwaad
spreeksters, van die sentimenteele naïevelin
gen, die alles weten, alles zeggen en alles ver
raden, verlos ons Heer."
„Almachtige Vader, wij smeeken U, opdat
Gij ons levenspad bevrijden wilt van de tegen
woordigheid van der nieuwsgierige onbeschei-
denen. Wij bidden U, verhoor ons."
Ziet geachte dames, dit moeten wij vooral
aan God wagen, maar ook aan onze eigen wils
kracht en ons verstand.
Salomon heeft in zijne geschriften ons het
beeld geteekend van een sterke wouw, waarvan
gij vele deugden kunt leeren.
Doch ik denk, dat het beeld van een waarlijk
discrete en bescheiden vrouw niet alleen uw
aandacht zal boeien, maar uwe navolging zal
eischen.
Hoe is dan die „ideale wouw", want om
deze te beschrijven, moet men de vele goede
hoedanigheden die verschillende anderen bezit
ten op één persoon terugbrengen.
Ik zie haar belichaamd in het eerwaardig
ee d van eene dier oude heilige wouwen, aan
"wie tijd en overweging veel geleerd hebben,
misschien ook beproeving en leed.
Zij hebben in de jaren die aan haar oplet
tende oogen voorbijgingen, zooveel zaken en
lieden waargenomen, waar niets van overbleef,
dat zij zich niet meer interesseeren voor de
onbeduidende voorvallen en menachen, die
haren weg soms kruisen.
Zij weten dat alles voorbijgaat.
En is dat misschien niet de ware weten
schap?
Een discrete wouw is een teruggetrokken
wouw, gematigd in haar oordeel, voorzichtig
in haar afwijzing, meegaand in haar wenschen,
kalm in 't spreken en zacht in den omgang.
Zij is niet de wouw die zich met illes be
moeit, in alles iets kwaads veronderstelt en
zich evenals de bloedzuigers niet terugtrekt
voordat zij oververzadigd zijn.
De waarlijk bescheiden wouw weet op 't
juiste oogenblik te komen of te gaan, naar
gelang zij tot last of hulpe kan zijn.
Zij beweert niet, dat zij alles weet, daar zij
eigen onwetendheid en die van anderen ten
Volle beseft.
Zij laat zich liever iets gezeggen, en luistert
met engelachtig geduld, wanneer zekere babbel
teieke schepsels het noodig oordeelen haar te
onderwijzen.
De bescheiden wouw weet altijd het juiste
woord te vinden, het woord, dat verlicht of
het woord, dat geeselt en wreekt.
Want dit is, geachte dames, dikwijls ook een
plicht.
Wanneer het onbescheiden is alles te zeggen
wat men weet, is het evenzeer indiscreet altijd
te zwijgen.
Wil de bescheidenheid een deugd blijven,
dan mag zij niet van laffe gemakzucht noch
schuldige onverschilligheid getuigen.
Van een oprecht bescheiden vrouw heeft men
noch overdreven gevoeligheid noch verraad te
duchten.
21j denkt meer dan zij zegt, maar wat zij
zegt is „comme 11 faut".
Zij vraagt niet uit, zij voelt per intuïtie wat
er noodig is te weten.
Zij is geen babbelkous, maar ook geen spraak
loos schepsel.
Tusschen te veel en te weinig woorden weet
zij de juiste maat zonder te overdrijven.
Zij is wijs en braaf.
Men kan haar alles toevertrouwen, zij zal
getrouw blijven en goed gezind wat men haar
ook moge vertellen.
Wat dunkt u, dames, is dit geen ideale
vrouw, hebben wij misschien niet allen iets
te leeren uit deze les van mgr. Tissier?
Z. Hoogeerw. besluit aldus:
Wanneer ik tegenover u, geachte dames, een
verlangen mocht uitspreken, dan zou 't mijn
innigste wensch zijn, dat gij ten opzichte der
bescheidenheid, met Gods hulp en uwe eigen
pogingen, herschapen werd in zeldzame en
ideale vrouwen, wier tong slechts liefde en
bescheidenheid verkondigt, dan wensch ik u
toe te zijn: vrouwen vol verdiensten, voor
God en vol machtigen invloed, op uwe mede
schepselen, vooral de mannen.
Dan wensch ik u allen, deez' eene groote
deugd, de deugd der bescheidenheid.
En wij, hooggeachte lezeressen, letten wij
eens op, hoeveel malen misschien, tien, twintig
per dag, wij in de gelegenheid zijn de beschei
denheid te betrachten ten opzichte van derden,
hoevele malen wij als wij waarlijk discreet wil
len zijn ons op de lippen moeten bijten en
'n woord terugdringen voor het ontsnapt en
anderen kwetst of in de oogen van anderen
bezoedelt.
Ziet toe, wat of gij spreekt en waar
en hoe en in wat zin
is ééns het woord ter lippen uit,
het keert er nooit iceer in.
HELLENEN.
Tot welke dwaasheden in sommige milieu's
de moderne „mode" en de lichaamscultuur in
den meest ontaarden vorm het zwakke en aan
vallige geslacht brengt, vertelt de Parijsehe
correspondent van de „Telegraaf".
Hij was ten eten gevraagd bij goede vrien
den, een hoogst respectabel echtpaar, niet zoo
verbazend jong. En in de plechtig verlichte
ontvangkamer trad de gastvrouw hem tege
moet.
„Maar, zoo schrijft hij verder, laat ik het
vertellen, zooals het zich voor mijn onthutste
oogen heeft afgespeeld. Madame Chstak
me twee gulle handen tegemoet. „Cher ami!"
Ze was lieftallig, als steeds, ze was schern
gedecolleteerd. En ze was, dat verried de eer
ste blik, bruin, zéér bruin van huid, zóó diep
gebruind, dat een boulevard-Algerijn er bij zou
verbleeken. Alleen In de Wesr-Afrikaansche
kralen op de Koloniale Tentoonstelling had ik
zulke egaal-sombere bronstinten gezien. Dat
was, ik begreep het aanstonds, de vrucht van
een maand lang zonnekuren aan de Azuren
Kust, die dit jaar beter de Chocolade-kust kon
heeten. Ik heb ze er gezien, de vrouwen, de
echte mondaines, die er van ochtend tot avond
lagen te stoven in een zon waarnaar je de
oogen niet ongestraft kon opheffen, die zich op
het polshorloge af elk half uur omkeerden om
„den anderen kant" te laten bijtrekken, en zich
alleen van tijd tot tijd lieten invetten met
Het mantelcostuum heeft lang een over-
hcerschende rol gespeeld. Gedurende eenige
jaren bleef het echter uit de mode. Maar
langzamerhand herovert het nu de oude plaats,
welke het altijd heeft ingenomen.
De variaties op het moment zijn zelfs niet
te tellen; men vindt ze van het eenvoudig-
zakelijke en sportieve af tot aan het meest
gecompliceerde model voor de middaguren.
Het verschil dient men echter niet te zoeken
in snit en dessin, maar voornamelijk in de
kleur. Hieraan toch wordt op het oogenblik de
meeste waarde toegekend.
Niet ten onrechte gaf men aan de nieuwe
mode den naam van „het seizoen van het
kleurenspel."
Eindelijk is men er toe overgegaan de mono
toon geworden standaardschakeeringen vaar
wel te zeggen en aparte tinten er voor in de
plaats te stellen.
Een andere factor, die niet over het hoofd
mag worden gezien, is de toepassing van inte
ressante bontgarneeringen.
Terwijl bij het nog niet uitgeschakelde zwart
steeds zwart bont moet worden gebruikt, zoekt
men bij alle andere schakeeringen naar chique
kontrastrijke effecten: een groen costuum
bijvoorbeeld wordt met bruin of grijs omrand;
lilastoffen garneert men met wit, grijs of
beige; bruin materiaal natuurlijk met beige of
bruin.
Naar Persianer is het meeste vraag. Hit
lijkt met het oog op de kostbaarheid van dit
bont misschien eenigszins vreemd, maar Per
sianer is bijna onverslijtbaar en kan, zonder
dat het aan schoonheid of uitwerking inboet,
gemakkelijk veranderd worden zoodat dit dure
bont oneindig langer meegaat dan het goed-
koopere.
Naast Persianer maakt het bont van lam
meren opgang. Overigens wordt veel veulen
gedragen en zijn garneeringen van nutria en
wol algemeen.
Tan de mogelijkheden, welke het mantel
costuum biedt, beelden wij boven er eenige af.
Wie zou zich in het chique loandelcostuum
van fleschgroene stof met een versiering van
nutria of gelijksoortig bont niet op haar gemak
gevoelent Met den omgeslagen kraag, de
breede bontrevers en de bontpartij aan den
benedenrand mag het als een absoluut doel
matig kleedingstuk gelden, (afb. 1).
Bekoorlijk zijn evenzeer de vele getailleerde
jasjes met panden-snit (afb. 2). Men maakt
ze het liefst uit fluweel. Bij bruin fluweel
voege men bruin Persianer of geperst lams-
vel, maar ook bijgeverfd bont verzekert fijn-
gedifferentieerde tinten. Nieuw is de kraag-
vorm, waarin de sjaalkraag en de revers zijn
versmolten, evenals de uit dezelfde materialen
als het costuum, vervaardigde mof, waarop een
bloemtuiltje prijkt.
De vlotte korte bontjasjes zijn, zooals bekend
is, hooge mode geworden. Ze hebben de lan
gere mantels voor een gedeelte verdrongen.
Hier wordt bijna steeds gestreefd naar verschil
in kleur tusschen jasje en rok. Dus bij een
donkergrijzen of ziearten rok een lichtgrijs
bontjasje, of bij een donkerbruin jasje een veel
Hchteren rok. (afb. S).
Voornaam zijn de costuums met halflange
mantels, vooral geschikt voor de zwaardere
figuren. Zij hebben cape-achtige vleugels, die
weliswaar de figuur iets breeder doch de heupen
daarentegen slanker maken. (afb. 1,).
Bij al deze costumes passen de kleine schil
derachtige postillonhoedjes beter, dan elk
ander genre. ji.
brandwerende zalfjes, die voor ten paar hon
derd francs per potje bij de coiffeurs van
Croisette of Promenade des Anglais te krijgen
zijn.
Toen ging madame Chmij voor naar
den salon.
Ik dacht opeens wéér aan de zee, aan matro
zen ditmaal. De groenzijden dinerjapon van
mijn gastvrouw was: een pyjama Als een ver
ijlde matrozenbroek frunnikten de wijde pijpen
van dit wondere kleedingstuk, dat dus zijn weg
van het strand naar de receptiekamer hee-y
gevonden, om haar kwiek-voortschrijdende
boenen. En boven het middel, ..ver heel den
gapend-uitgesneden rug, ontplooide zich blauw
groen een reusachtig bloemmotief, dat in den
mokkahuid wasgetatoeëerd. Gelijk een
anker of een hart-met-pijl op den biceps van
een onzer Jantjes.
Over gewaarwordingen, als u en ik bij zoo'n
aanblik hebben, werd niet gespro'ien. Het diner
was als alle diners, geanimeerd en een beetje
banaal. Achteraf alleen voelt men zich ge
drongen, over de beproevingen te mijmeren, die
de elegante vrouw zich getroost, om mooier te
zijn dan de natuur haar heeft gemaakt.
We hadden al de kunstmatige wenkbrauwen.
Mannelijke lezer, hebt u ooit gep' obeerd, u een
wenkbrauw-haar uit te trekken"' Dat is af
schuwelijk. Je hebt het gevoel, of de heele huid
meegaat, en het vleesch en het oog zullen vol
gen. Toch plukken thans elke week duizenden
vrouwen met een meedoogenloos epileertan
getje haar wenkbrauwen leeg, minutieus, on
danks alle pijn en ofschoon haar oogen er
een heelen ochtend dik gezwollen van blijven.
Dien ochtend gaan ze niet uit. Ze leggen een
duimdikke laag zalf of vaseline over de wonde
plek, of betten ze voflgens oud recept met een
lapje rauw kalfsvleescb. En 's middags doen
ze, fier op haar kijkers die uit de kassen schij
nen te schieten, haar zegevierende entrée op de
tea of in de dancing. Dat gaat op het oogen
blik bij serie, want ook de middenklasse is door
deze mode aangetast. Burgervrouwtjes, winkel
meisjes, midinettes hebben den fraaien leven
den boog van den wenkbrauw uitgeroeid en
dien door een kunstige maar morsdoode kool-
streep vervangen.
De artsen zijn woedend. Vergeefs verkondi
gen ze overal, dat de klieren die geen haren
meer te voeden hebben nu de oogranden met
vocht laten opzwellen. Vergeefs toornen ook
de kunstenaars tegen het misbruik, dat zij
haast zonder uitzondering ontsierend achten.
De doktersvrouw, de gezellin van den artist
zitten als de anderen in den martelstoel van den
„specialist" en laten er de eerste haartjes uit
rukken, „alleen maar eens om te zien".
Er zijn nog barbaarscher moden. Daar is de
..chirurgie esthétique". Wallen onder de oogen
worden weggetrokken, nadat een min of meer
aseptische snee de huid daartoe heeft gespieten.
Ik ken bejaarde dames, wier uitgebleekte haren
jongensachtig over slapen en bovenwang zijn
gekamd. Die haren verbergen een gouden hecht-
pen, soms een lidteeken. Na een tijdje is de
huid wel eens zoo gespannen, dat de dame niet
lachen kan zonder dat om zoo te zeggen alles
kraakt. De „émaillage" van het gezicht, vroeger
vrijwel het patent van de groote vedettes, is
ieders goed geworden. Op tallooze kappers
ruiten in Parijs staat te lezen: „Emaillages in
alle prijzen. Gegarandeerd blijvend". Grijze
haren, overmaat van jaren, het Is allemaal
weggemoffeld maar de jeugd laat zich nu
schatten in omgekeerde evenredigheid met het
email van het gezichtje.
En er zijn de onderhuldsche inspuitingen
met parafine, die een gelaat, rimpelig als een
overjarige goudreinet, fluweelglad moeten ma
ken. Ik heb vrouwen gezien met één opge
zette en één verflenste en leege wang. De onge.
lukkigen hadden kort na de operatie lekker op
haar zijde geslapen, en alle parafine had zich
aan dien kant opgehoopt. Er is niets tegen te
beginnen. Gewoon vet laat zich nog met geduld
verwijderen. Parafine houdt stand en geeft zich
niet over
Het Riviera-seizoen (alleen aan de Azuurkust
is ons de zon dit jaar genadig geweest) heeft
de deur dichtgedaan. Onbelemmerd door vrees
voor het werk der ultraviolette stralen, is aan
de mode-.,plages" de menschelijke koffiebran
derij haar gang gegaan. Eén sprongetje (het
succes moedigde er toe aan), en we hebben de
pyjama's nu ook in de diner-kamer. Ik wil
niet zeggen, dat ze daar al „algemeen" zijn;
madame Chis een buitengemeen voor
uitstrevende vrouw. Maar het seizoen is ook
nog niet officieel begonnen.
In Cannes, Juan-les-Pins, Antibes, Nice en
Monte-Carlo bergen de schoonheidsspecialisten
vergenoegd hun tatoeëernaalden en lancetten
op, en nemen den „train bleu" naar Parijs.
Honderden fraaie ruggen zijn voor duur geld
onvergankelijk gebrandmerkt. Wat zullen de
grandes solrées in den Opéra zijn? Tegen
een veld van diepbrons ontbloeien voor mijn
oog al fabuleuze oerwouden van gif-groene
bloemen en rankende lianen. Dat zijn Franscbe
en Engelsohe en Amerikaansche vi-ouwenrug-
gen seizoen 1931'32. Matrozen moeten zich er
nederig bij voelen. Pyjamabeenen rekken zich
onder de fauteuils. En keert de schoone zich
om, dan staart u een loderoog aan, bekroond
door een roerloos accent circonflexe. De heer-
in-rok daarnaast lacht witjes".
De correspondent voegt er aan toe, dat wij ook
in onze Nederlandsclie schouwburgzalen op der
gelijke verrassingen geprepareerd kunnen zijn.
Laten wij voor onze Nederlandsche vrouwen
hopen, dat deze te gezond zijn om zich aan der
gelijke mode-krankzinnigheden te buiten te
gaan
Abonnö te Oude Tonge. In antwoord op
uw vriendelijk verzoek kan ik u mededeelen
dat het boek „Vrouwengids" van M. Kasteel
Baltiissen gebonden 4.75 en ingenaaid 2.75
kost.
Dinsdag-
Men kan bet den opvoeder niet genoeg dank
weten wanneer hij ons geleerd heeft te lijden
en offers te brengen.
Woensdag.
Verlaat niet Uw eigen veld om in dat van
een ander onkruid te wieden.
Donderdag.
Vraag niet als een ander méér heeft „is hij
beter dan ik" maar vraag als een ander minder
heeft „ben ik beter dan hij?"
Vrijdag.
Als niemand U één schrede tegemoet komt
ga hem dan twee schreden tegemoet en gij zult
elkander weldra bereikt hebben.
Zaterdag.
Vraag Uzelf bij elke daad niet alleen af, wat
zijn de gevolgen daarvan voor mij?, maar even
zeer welke gevolgen sleept zij na voor anderen.
Zondag.
De huiselijke vreugde van den mensch Is de
schoonste op aarde en de vreugde van ouder3
over hun kinderen is de heiligste vreugde der
mensohheid.
Maandag.
Voor weinig zaken moet men In het leven
zoo bitter boeten alsdat de opvoeding te week
is geweest.
Parijs, 16 September.
De vrij plotselinge smaak voor kleine hoedjes,
heel kwiek schuin op het hoofd geplaatst,
heeft een belangrijke kwestie in het leven ge
roepen: hoe nl. onze coiffure zich aan dezen
smaak heeft aan te passen. Het spreekt al
haast vanzelf, dat al te korte haren niet bij
deze hoedjes, die bijna alle door een of anderen
stijl uit het verleden geïnspireerd zijn, passen.
Nog niet zoo lang geleden was de hals ge
heel vrij en viel het kapsel voor een goed
deel over het voorhoofd.
In zooverre ia dit nu
veranderd, dat de coif
fure nu van achteren en
op zij gedragen wordt,
terwijl het profiel
grootendeels vrij blijft.
Waarbij men er op te
rekenen heeft, dat de
nieuwe hoedjes, willen
zij goed tot hun recht
komen, een sierlijke
verzorging van ons kap
sel noodig maken.
Het half-lange kapsel
komt het beste in aan
merking, omdat het
zich zoo goed leent voor
de fantaisle, die de
nieuwe mode vraagt.
Voor het opmaken van
het kapsel maakt men
gTang gebruik van
pen, boven den hals en
zelfs op zij aange
bracht. Zelfs ziet men
al eens een streven
naar een lagen chignon,
die inderdaad vooral
hij een avondtoilet een.
aardig effect maakt.
Voor overdag vormt
het geonduleerde en
met een gesp bijeengehouden, naar achteren
gekapte, of op zij door een korten naad ge
scheiden haar de aardigste en meest practi-
sche coiffure, terwijl voor 's avonds allerlei
fantasiën mogelijk zijn.
Het hierboven weergegeven teekenlngetje
geeft 'n paar aardige moderne kapsels weer.
Bij het onderste vormen de baren twee rollen
heel laag aangebracht, met een ronde kam op
gehouden; dit kapsel zal uitstekend kleeden bij
een toilet door den empire-stijl geïnspireerd.
Gravin Eugénle de Montijo, Tlmpératrice
Eugénie. Een der merkwaardigste vrouwen
uit de moderne geschiedenis. Geen, die meer
eer is toegevallen, geen ook, die meer leed
heeft gedragen in haar zeldzaam lange leven
van bijna een eeuw. Zij was 96 jaren, toen zij
in 1920, na vijftig jaren van ballingschap eu
omzwervingen, op haar geboortegrond, Spanje,
stierf.
Een troetelkind der fortuin, wie alles als in
den schoot werd geworpen, en geen, die meer
heeft moeten afstaan. Met haar fouten en
deugden een groote, sterke, heroïsche vrouw.
Octave Aubry heeft onlangs een lijvig boek
deel haar ontroerende levensgeschiedenis ge
schreven.
Al bestaat over deze merkwaardige veelbe-
streden vrouw reeds veel literatuur, bijna een
heele bibliotheek, Octave Aubry, die ook de
biograaf van Napoleon III is geweest, heeft
ons nu tien jaren na haar dood, nu hartstocht
en politiek rond haar markante figuur zich
hebben te luwen gelegd, haar levensbeeld ge
geven naar de best© documenten en de meest
authentieke gegevens.
Eugénie werd met haar zuster Paca, die la
ter de Hertogin de Alba werd, te Madrid ge-
boren uit het oud-adellijk geslacht der Mon-
tüo'fl.
Eugénie was de jongste, als kind reeds van
een buitengewone schoonheid. Beide meisjes
kregen voor een groot deel baar opvoeding in
Frankrijk, daar haar moeder dona Mannela
bi) voorkeur te Parijs vertoefde.
De beroemde Fransche schrijver Prosper
Merimée was een huisvriend van de familie
Montijo en tot zijn hoogen ouderdom en dood
is hij steeds, hoe verschillend van levens
opvatting en politieke inzichten, de ver-
knochtste vriend van Eugénie gebleven, zoo
wel in haar hoogste glorie als in haar heroiek
gedragen leed.
Eugénie was als kind reeds zeer godsdienstig
en diepgeloovig, en is heel haar lange leven,
ondanks haar fouten, deze traditie trouw
gebleven. Toen zij met groote godsvrucht haar
Eerste H. Communie deed, vreesde haar ijdele
moeder, die groote verwachtingen op haar
mooie dochtertjes bouwde, dat Eugénie
religieuse zou worden. Maar de levenswijze
Merimée stelde de moeder gerust: „Wacht
maar tot zij straks zestien jaar wordt, dan zal
u wel wat anders zien gebeuren". De jonge
Eugénie was, ondanks haar oprechten gods
dienstzin, eerzuchtig en overmoedig. Eens voor
spelde een Zigeunerin, die haar uit de hand
de toekomst zou lezen: „Gij zult zeer hoog
klimmen, honderd jaar leven, maar gij zult
eindigen in den nacht".
Een voorzegging, die wonderlijk wel aan
Eugénie bewaarheid is geworden. Toen de
leeftijd naderde, dat de tallooze aanbidders het
zeldzaam schoone meisje omringden en naar
haar gunst en liefde dongen, behoorde de jonge
Hertog de Alba tot haar trouwste cavaliers.
Misschien had zij haar levenslot wel aan dezen
graag gezienen gast verbonden, als zij niet tot
de ontdekking was gekomen, dat haar oudere
zuster Paca een groote liefde voor denzelfden
jongeman had opgevat. Heroïsch als haar aard
was en met een groote genegenheid voor haar
zuster, deed zij vrijwillig afstand van deze
eerste liefde en overtuigde zij den jongen
Hertog, dat hij voor het leven gelukkiger zou
worden met Paca, die ht) dan ook huwde.
Op zijn beurt maakte Prins Napoleon, zoon
van den oud-koning van Westphalen, die
Fransch gezant was geworden te Madrid,
Eugénie het hof. Later zou deze haar grootste
tegenstander worden en een hittere vijand
voor het leven.
Louis Napoleon zelf, de latere keizer Napoleon
III, was toen na den val van Louis-Philippo,
President van de Republiek, maar Eugénie,
die hem amper nog gezien had, betoogde toen
reeds tegenover haar vaderlijken vriend
Prosper Merimée, dat de President wel spoedig
keizer zou worden. Elke Bonaparte moest
voor haar vroeg of laat keizer worden. Het
politiseeren zat de jonge Eugénie reeds vroeg
in het bloed.
De eerste kringen dongen naar de gunst
van het ongemeen schoone en gracieuse
meisje, de schitterendste partijen boden zich
haar aan, maar Eugénie had den tijd, zelfs
een Rothschild had bij haar geen kans. Tot
bezorgdheid van haar altijd in deze richting
actieve moeder, die meende, dat ze ongetrouwd
zou blijven.
Met haar moeder wederom te Parijs ver
toevend, werd zij geïnviteerd op een der gala
avonden op de Tuilerieën, waar haar jonge
elegante verschijning dadelijk een diepen in
druk maakte op den Prins-President Napoleon,
die nadien haar herhaaldelijk invitaties zond
voor zijn avondfeesten, waar hij Eugénie de
Montijo met opvallende onderscheiding tege
moet trad.
Op een dier feesten vroeg zij aldoor intiemer
wordend met Napoleon, hem eens de vertrek
ken te mogen zien, waar Marie Antoinette,
die zij hoogeiijk vereerde, had gewoond.
Napoleon bracht er haar zelt heen. Bij het
aanschouwen der vertrekken beving haar een
groote ontroering. Napoleon, zwijgend, kuste
haar vurig en langdurig de hand.
De groeiende genegenheid van Napoleon
voor de schoone Spaansche werd dra een
publiek geheim, en begon, vooral toen
Napoleon kort daarop zich door een staats
greep tot keizer had laten uitroepen, in de
hofkringen en bij de naaste familie van den
Keizer ernstige ongerustheid te haren.
Zou mogelijk de schoone Spaansche een
nieuwe Madame de Pompadour worden? Zin
spelingen in dien geest bleven niet uit, en
kwamen ook Eugénie ter oore. Maar zulk een
uitverkiezing strookte niet met het hooge en
edele karakter van Eugénie.
De animositeit tegen haar persoon steeg met
den dag, en beloedigende bejegingen bleven
niet uit. Op een keer, dat zij met den Keizer
in de tuinen der Tuilerieën wandelde, klaagde
zij haar nood. Als eenig antwoord plukte
Napoleon een bloesemtakje, vlocht het tot een
soort van kroontje, zette het haar op de
schoone rosse lokken en zeide zacht: „In af
wachting van die andere".
Weer op een andere soirée kort daarop deed
men haar weer een affront.
Toen sprak Napoleon tot haar op beslissen-
den toon: „Morgen zal niemand u meer be-
leedigen".
Maar dat „morgen" bleet tegen alle verwach
ting nog lang uit.
Napoleon bekende Eugénie de Montijo he
slist tot vrouw te willen nemen, maar zijn
voornemen stuitte op een heftigen tegenstand
bij zijn familie en ministers.
Eugénie zeide Napoleon hem zijn woord en
belofte te willen teruggeven om zijn nog zoo
precaire positie als Keizer niet in gevaar te
brengen. Zelfs de ministers deden in dezen
geest stappen bij het jongemeisje zelf, en fier
antwoordde Eugénie hun:
„Ik dank u Heeren voor den raad, dien u
mij gegeven hebt ten opzichte van het huwelijk
van den Keizeg^-Dien raad heb ik zelf hem al
gegeven."
Meer dan ooit was Napoleon nu besloten
Eugénie tot zijn gemalin te maken, tot Keizerin
der Franschen.
Eugénie liefste verwachting was, dat de Paus
haar huwelijk persoonlijk zou inzegenen. Een
speciale afgezant werd naar Rome gezonden.
Maar Pius IX, ofschoon hij veel verplichtingen
had aan den Keizer, weigerde het verzoek, on
der voorwendsel van zijn hoogen leeftijd en
ziekelijkheid.
De gemeenteraad van Parijs voteerde een
crediet van zeshonderd duizend franc voor den
aankoop van een diamanten parure voor de
Keizerin. Eugénie deed dadelijk het verzoek
dit geld te besteden aan liefdadige doeleinden.
Zij weigerde niet den bruidschat, dien Napoleon
haar toewees, maar besteedde dezen eveneens
voor de armen en ongelukkigen.
Deze edele gestie, teeken van haar belange
loosheid, welke men zoo geheel anders had ge
dacht, liet niet na indruk te maken op het volk,
en de vele geesten, die ten opzichte van haar
nog weifelend stonden.
Eugénie Keizerin
Napoleon heeft nooit een oogenblik berouw
gehad Eugénie tot gemalin te hebben genomen.
En Eugénie op haar beurt, zij wist hoezeer zij
van den keizer verschilde, in leeftijd, in ge
boorte, in ideeën en gewoonten. Maar eenmaal
met hem vereenigd hoopte zij dat nieuwe ge
dachten, gewoonten en belangen hen meer en
meer zouden samenbinden. Dat hij allen tegen
stand en hindernissen had overwonnen otn haar
op den hoogsten rang te brengen, daarvoor zou
zij hem een eeuwige dankbaarheid toedragen.
Zij zou Napoleon alles schenken wat haar Im
pulsieve natuur aan teederheid zou vinden. Zij
zou hem trouw en toegewijd zijn. Zij wist hoe
hij haar tegemoet had willen komen in wat
haar vooral 't diepst trof: de dingen des ge-
loofs. Uit liefde tot haar was Napoleon weer
nader tot God gekomen, had hij Gods' naam
weer genoemd in zijn redevoeringen, had hij
beloofd met haar weer te communie te gaan,
ook op den ochtend van hun kerkelijk huwelijk.
Voor dat alles was Eugénie Napoleon in groote
liefde dankbaar.
Eugénie's Illusie was zich populair te maken
bij haar volk. Zij bezocht iederen dag als Keize
rin de hospitalen, armengestichten en kinder
huizen. Zij gaf schitterende partijen voor de
voorname kringen. Toch hield men zich ge
reserveerd tegenover haar. Vooral bij de vrou
wen werden baar fouten en eigenschappen, haar
ongemeene schoonheid, haar gratie, haar elegan
ce, haar fierheid scherp gecritiseerd.
Zij dacht vaak bij ai dezen openlijken tegen
stand aan haar koninklijke voorgangster Marie-
Antoinette, die ook als een vreemde werd ge
haat: ,,'t Is moeilijk 'om in dit land te slagen",
zei zij tot haar vertrouwde vriendin Anna Mu-
tat. Twee jaren na haar huwelijk in 1855 ver
gezelde zij Napoleon naar Engeland voor een
bezoek aan Koningin Victoria van Engeland,
door wie zij zeer hartelijk werd ontvangen, en
die ook later na Eugénie's val en haar balling
schap én groote levensleed altijd een troostend
vriendin is gehleven.
Het jaar daarop in 1856 werd haar een zoon
geboren, de „Prince Imperial", door het blijde
volk „ie petit Prince" genoemd.
Wat droomde toen de gelukkige moeder voor
dit, haar gezegende kind, den hemel afgebeden.
Dit kind, deze zoon zou de wortel worden van
de nieuwe dynastie der Bonaparte op den Fran
schen grond, voor een onafzienbaren tijd, die
verder zou reiken dan eens de dynastie der
Capetingers. De groote taak van politieke en
sociale opleving, door Napoleon III opgenomen,
haar zoon zou ze voortzetten en voltooien. Een
vurige hartewensch was blijde vervuld, de Paus
werd zijn peter, en zij zelf ontving van Pi us IX
de Gouden Roos.
Eiken dag tusschen vier en vijf uur maakte
Napoleon een wandelrit door de Champs
Elysees, vergezeld door een zijner adjudanten
Edgar Ney of Fleury. Eens op een middag loste
een Italiaan twee schoten op hem, zonder te
raken. De man werd gegrepen, ontwapend, te
gen den grond geslagen.
„Dood hem niet!" riep de keizer.
Toen na de menigte te hebben gegroet, reed
hij in galop naar de Tuilerie terug om te voor
komen dat Eugénie eer van anderen den aan
slag zou hooren dan van hem. Hij omhelsde
Eugénie. Eugénie staarde nadenkend voor zich
uit. Zij huiverde. Dapper als zij was, had zij
toch angst. De schittering, die haar omgaf, kon
haar toch niet bedriegen ten opzichte van da
soliditeit van het regiem Amper gesticht hi»*g
het ten eenenmale af van het bestaan var Sen
keizer. En dit bestaan, 't bleek nu, hing "Vba een
zijden draad. Als Napoleon zou gedood worden,
zou het Keizerrijk ineen vallen. Opnieuw op
stand, muiterij, plundering, de Tuilerieën be
stormd, als in de dagen van de Revolutie.
Eugénie dacht dat zij misschien weieens kon
eindigen als.... Marie-Antoinette.
Kort daarop reed door de donkere avond
straten een landauwer naar den verlichten
voorgevel van de Opera. In den wagen twee
vage silhouetten: de keizer en d» keizerin. Voor
het theater een menigte van .eegloopers die
hen toejuichen. Opeens drie ontploffingen, hard
als de slagen van een kanon. Plotseling gaan
alle lichten uit. Afschuwelijke hulpkreten, gegil
en gesteiger van angstig geworden paarden.
Toortsen worden ontstoken, het plaveisel is
met lichamen bedekt. Het keizerlijk rijtuig om
vergeworpen, de agent der geheime politie Al-
lessandri nadert en helpt Eugénie uitstijgen.
Haar rok is met bloed hespat, maar zelf Is ze
ongedeerd. Als zij ziet dat Allessandrl bloedt,
zegt zij dat hij zich moet laten verbinden.
De Keizer heeft schrammen op neus en
wangen, zijn hoed Is doorboord door stukken
van de bom. Kalm, bemoeit hij zich met de ge
wonden. Zij keeren niet naar de Tuilerieën
terug, maar gaan de Opera binnen, onder een
geweldige ovatie. Eugénie groet, tTaeht te glim
lachen en verbergt onder haar sjaal de bloed
vlekken op haar japon, en als zij neerzittend
do handen op haar schoot laat rusten, voelt zij
met een huivering het geronnen bloed.
Orsinl heeft Napoleon ïll zijn verleden als
carbonaro in herinnering willen roepen. Eens
heeft hij gezworen Italië te bevrijden. Als hij
zijn belofte niet gestand doet, zal hij niet ont
snappen aan den wraak der Italiaansche pa
triotten.
Ondanks zijn koelbloedigheid is de Keizer
gedrukt. Dit Is al het vierde complot, 't Scheelt
weinig of 't was gelukt.
En nu heeft hij. een zoon, een kind. dat
hij zoo ontzaglijk lief heeft, Napoleon «et
leven voor hem.
Ook Eugénie zoekt haar evenwicht «rrng te
vinden. Zij voelt zich aan het toeval overgele
verd. De oude trouwe vriend Prosper Merimée
smeekt haar toch voorzorgsmaatregelen te ne
men. als zij uitgaat.
„Ach", antwoordt zij, „als wij daaraan moe
ten denken, dan zouden wii niet meer knnnen
slagen. Men moet er maar niet aan denken en
op de Voorzienigheid vertrouwen."
Maar tochaltijd weer denkt zij er aaq
onophoudelijk.
Haar komende lijdensweg begint zich lang
zaam af te teekenen.
P. HYACINTH HERMANS.