MARINE-MANOEUVRES IN
HET NOORDERFRONTIER
DE PRIESTER-JOURNAL
ZATERDAG 26 SEPTEMBER 1931
NACHTELIJK KANONGEBULDER.
De Heernskerck op den aanval
voorbereid.
Ministerieel bezoek.
UITVOER VAN LANDBOUW-
PRODUCTEN.
DE JULIAANTJES TE HAARLEM.
HET AUTOBUS-ONGEVAL ONDER
SCHIPLUIDEN.
böëtë.
NIEUWE BANKBILJETTEN.
PATER HYACINTH HERMANS.
Bij zijn zilveren feest.
Donderdagmorgen om 9.15 uur is Minister
Deckers aan boord van de Heernskerck geko
men in gezelschap van den chef van den Marine
staf, vice-admiraal mr. J. C. Jager en zijn ad
judant, luit. ter zee 1ste klasse C. L. Bozuwa.
De minister werd met de gebruikelijke eerbewij
zen ontvangen. Voor het eerst is de nieuwe
ministersvlag aan boord van een oorlogsbodem
gehesehen, voor het eerst ook woei zij op de
motorboot van den commandant van de Marine,
die het hooge gezelschap aan boord bracht.
De ontvangst was officieel en de Heernskerck
had een extra beurt gekregen. Een kwastje
verf hier en daar en een lap poetspommade had
den wonderen uitgewerkt. Nergens was meer
„pijpluis" of waren andere onreinheden te be
speuren.
Toen echter de officieels begroeting, door
den commandant van Hr. Ms. Heernskerck, ko
lonel D. Scalougne en den Isten officier, lui
tenant ter zee le klasse Blom, had plaats ge
had en de minister aan den état-major, die
aan bakboordzijde op de campagne stond op
gesteld, was voorgesteld, ging de dagelijksche
dienst zijn gewonen gang en merkte men aan
niets dat de hoogste militaire chef aan boord
was. De Jantjes waschten hun plunje en schil
den de „piepers", zij zongen het hoogste lied
en toen de Gelderland voorby ons schip voer
en de gebruikelijke 19 saluutschoten aan den
minister bracht, klonk het vanuit het voor
onder uit tal van matrozenkelen:
„Onder moeders parapluie,
Zaten eens twee vrindjes",
en andere sentimenteels liedjes.
De minister beweegt zich vrij over het schip
en „neust" zoowel „voor" als „achter". Hij on
derhoudt zich met de journalisten en met de
bemanning, klimt op de brug en kuiert door
het vooronder en zal dus ook zeker geconsta
teerd hebben, dat de geest aan boord goed is.
We hebben vandaag een rustigen dag De
oefeningen beginnen eerst om zeven uur van
avond en tot dien tijd doen we niet anders
dan in westelijke richting varen, tot 70 mijl
uit de kust.
DanT.k,eeren teruS en varen, in den nacht
naai Kilometerpaal 30, dat is ter hoogte van
Bergen waar wij (de Roode Partij) een zwakke
kustbatterij hebben ontdekt, die we zullen
trachten met onze landingsdivisie te overvallen
en bezetten. We hebben de beschikking over
drie oorlogsschepen van het type „Heernskerck"
(voorgesteld door Hr. Ms. Heernskerck, Medusa
en Douwe Aukes). Wij nemen den nacht voor
den tocht omdat een overval bij dag gevaarlijk
is en ook aanvallen op onze schepen natuurlijk
zouden plaats hebben. Om plaatsbepaling van
ons te-vergemakkelijken sturen we drie onder-
zrëSifèfefen vooruit om ligging te nemen op 2
ma*, 'afstand van elkaar eenlge honderden me
ters* tilt de kust. De blauwe partij is echter ook
op haar hoede en wij kunnen een aanval van
haar torpedojagers verwachten. Doch wij zijn
waakzaam. Als de zon onder is en de duisternis
toeneemt worden alle patrijspoorten hermetisch
gesloten, de toegangen naar dek, die licht van
beneden door zouden kunnen laten, worden
eveneens afgesloten, zoodat op dek Egyptische
duisternis heerscht. Terwijl wij nog rustig wer
ken in de „Commissie-kamer" komt er een
seintje van den eersten officier, of „de heeren
van de pers" op de brug wilden komen. Tastend
zoeken we onzen weg over het naoht-diuiistere
dek en klimmen de trap op naar de commando
brug, waar de kolonel met zijn staf van officie
ren, de zee afzoeken met hun kijkers.
Ook de minister en zijn adjudant, benevens
vice-admiraal Jager turen in het duister of zij
ook het silhouet van een torpedojager kunnen
ontdekken. Ons schip is geblindeerd en ook
de torpedojagers, die we verwachten dat straks
een aanval op ons zullen doe.n, varen zonder
eenig licht, zoodat wij terdege op moeten letten.
Tenslotte zie je aan alle kanten donkere rom
pen op je aankomen en het is dan ook zaak
voor dea commandant het hoofd koel te
houden en zijn kruit droog.
De geaeele oorlogswacht „de helft van de
bemanning" is op post. Bij de kanonnen bij de
zoeklichten en op de uitkijkposten staan de
donkere figuren van de wachten om te con
troleren of zij niet Inslapen, klinkt telkens het
fluitsignaal van den sergeant van de wacht,
waarop de uitkijk het wachtwoord roept. Van
verschillende kanten klonk het: „Amsterdam,
Amsterdam. Amsterdam". Aanvankelijk dach
ten we dat het een vreugdekreet van matrozen
was die verheugd waren dat zij den volgenden
dag naar de hoofdstad zouden gaan. De com
mandant, die weet dat we ons hart aan Nieuwe
diep verpand hebben is zoo vriendelijk ons
attent te maken op het licht van „Lange Jan"
die heel in de verte met zijn armen zwaait
en wenkt. Wij liggen ter hoogte van IJmuiden.
y Eert zware zeeslag.
Plotseling worden we opgeschrikt door het
geroep: „Schip te zien, twee streep aan bak
boordzijde". Een rookpluim heeft de komst
verraden. „Klaar aan bakboordzijde!", klinkt
het bevel van den commandant. De kanonniers
staan op hun post. Een breede lichtbundel van
ons bakboordszoeklfcht schiet over het water
en de...... G. 13 ligt in het felle licht en
zwenkt af. Een vuurvlam en donderende knal;
het eerste schot is gelost. De G. 13 beant
woordt het. Ook van de „Medusa" en „Douwe
Aukes" klinkt kanongebulder. Telkens schie
ten de vlammen in den donkeren nacht uit.
Dan klinkt het bevel: „Uitkijken aan stuur
boordzijde". De manoeuvre van de G. 13 was
er op gericht om ons te misleiden en onze aan
dacht af te tTekken van den aanval van de
torpedojagers. De gedachte van den comman
dant bleek ln dezen juist, want niet ver voor
ons en aan stuurboordzijde naderen, op volle
kracht, de Z. 7 en Z. 8. Weer schieten onze
zoeklichten uit en de beide booten varen in de
bundels licht en komen full speed op ons aan
zetten. „Vuurrrrr!"
Kanongebulder davert. Doch de schepen na
deren en daar komt aan bakboordzijde de bel-
lenbaan van een torpedo, die doel treft, en ons
zeker in den grond geboord zou hebben
als hij minder diep gericht zou zijn geweest
en geladen was. Nu schiet hij onder ons sdhip
door en komt even verder boven. Ook de tor
pedojager aan stuurboordzijde lanceert een
torpedo, doch deze gaat naast en drijft even
als de andere spoedig aan de oppervlakte. Door
een zelfontbrandende stof verspreiden de tor
pedo's een flikkerlicht, zoodra zij aan de op
pervlakte komen en hierdoor konden zij spoe
dig worden opgepikt.
De manoeuvres van dezen dag zijn afgeloo-
pen en wij kunnen ons ter ruste begeven in.
„de ziekenboeg" om voor het slottafereel van
Vrijdagochtend het landen van de landings
divisie op de kust te Bergen aan Zee, eenige
urén rust te genieten.
Om vier uur blies de tamboer reveille en was
er een leven boven ons hoofd of het schip werd
afgebroken. Wij besloten op te staan, doch toen
we ons zelf overwonnen hadden en in de duis
ternis aan dek stapten, hoorden wij juist het
bevel: „Inrukken", de landing gaat niet door."
Het weer was te ruw en de veiligheid gaat
boven alles. Wij stoomen dan naar IJmuiden
en gaan van boord met veel prettige herinne
ringen aan deze manoeuvre-dagen, waarop wij
genoten hebben van de gastvrijheid van onze
Nederlandsche Marine,
BENOEMING PATER MINDERBROEDERS.
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft
met Ingang van 30 September benoemd tot
kapelaan te 's-Gravemhage (H. Paschalis
Baylon) den weleerw. pater S. Wegihuis O.F.M.
JUBILEUM
Donderdag hebben de eerw. zusters te Stomp-
wijk onder talrijke bewijzen van belangstelling
den dag herdacht, waarop zij zich voor vijf
en twintig jaar aldaar vestigden.
NAAR DE MISSIE.
Van de Sociëteit der Witte Paters vertrok
ken heden uit Roosendaal en 2 October uit
Marseille naar de missiën der Witte Paters
in Centraal-Afrika de eerw. paters R. P. van
Hoek uit Gilze naar Tabora, R. P. vna dei-
meer uit Rijswijk naar Mwanza en de eerw.
broeder Colletus Lamgelaan uit Vlaardinger-
Ambacht naar Mwanza en Wilfried de Kok uit
's-Gravenhage naar Mwanza.
Den Ie® October vertrekken uit Boulogne,
per s.s. „Flandria", naar de missie van Forta-
leza in Brazilië, de weleerw. heeren Th. Veer
man en J. Zwartbloed, beiden van Volendam.
Half October vertrekt naar de missie van
Soera ba ja, de weleeirw. heer G. v. Bakel (Heem
stede).
Einde Augustus vertrokken per spoor, naai
de missie van Yungpingfu (China), de wel
eerw. heeren Mewiss (Helden) en H. v. Musch
(Susteren). Volgens ontvangen bericht zijn ze,
na een voorspoedige reis over Rusland en Sibe
rië, in China aangekomen.
Z.H. Exc. Mgr. Lebouille, die de zeeroute
heeft genomen, en half September scheep ging
te Genua, hoopt einde October terug te zijn in
het Vicariaat Yungpingfu.
Op den feestavond ter gelegenheid van de
tweede lustrumviering der Jullaantjes te Haar
lem heeft o.m. Z.H.Exc. Mgr. J. D. J. Aenge-
nent het woord gevoerd. De Bisschop van
Haarlem spoorde aan propagandist te worden
voor deze congregatie.
De Juüaantjes moeten meer bekend worden,
hier en in andere steden. De beteekenis van
haar heilzaam werk is nog niet voldoende tot
ieders hart doorgedrongen. De roem moet wor
den verbreid en de werkwijze moet worden ge
propageerd door het geheele diocees, door het
geheele land. Meer novicen zijn noodzakelijk.
Br werken in Haarlem 5 zusters, maar er kon
den er wel 50 werken.
Het Moederhuis in Heiloo moet er komen.
Daarom is het noodzakelijk, dat leder naar ver
mogen werkt aan den bouw van dit hu-is.
BEPPIE DE VRIES-
Mevrouw Beppie de Vries heeftt een aanbod
ontvangen van den heer Frank Healy, uit San
Francisco, om gedurende haar aanstaand ver
blijf in Amerika eveneens als gaste een tournee
te willen maken door Californlë met „The San
Francisco Light Opera Company".
Mevrouw de Vries heeft dit aanbod in
ernstige overweging genomen.
KON. VER. CONTRA SOPHIE DE VRIES-
Zooals wij meedeelden, had de president van
de Amsterdamse!» Rechtbank, mr. P. J. Co-
ninck Westenberg, uitspraak doende in kort
geding, in zake de schadevergoeding, door
mevr. Sophie de Vries geëischt van de Kon
Ver. Het Nederlandsch Tooneel, verklaard-
dat het, door gedaagde gelegde beslag zou ver
vallen, indien mevr. De Vries na zes dagen
een Bank garantie ten bedrage van 4000 niet
zou hebben betaald.
Naar het Hbld. verneemt, heeft mevrouw
De Vries aan dezen eisch reeds op den tweeden
dag van een gestelden termijn voldaan. De
som van 4000 werd door haar bij de Incasso-
Bank gestort.
DE BOTER-INVOER IN DUITSCHLAND.
Het Wolff-bureau seimt ons uit Berlijn d.d.
25 dezer:
In verband met een door de Landsvolks-
partij ingediende motie inzake verhooging van
invoerrechten voor boter, vernemen wij, dat
van minister Schiele ten opzichte van deze
kwestie de eerste weken geen nadere stappen
zijn te verwachten. De Rijksregeerin-g zal deze
zaak aan den Rijksdag zelf ter beslissing over
laten.
Dalende lijn in Augustus voor de
belangrijke producten.
Het overzicht van den uitvoer van landbouw
producten over de maand Augustus en de
periode Jan./Aug. 1931, samengesteld (met ge
gevens van het Centraal Bureau van de
Statistiek) door de Nederlandsche Landbouw-
Handelskamer, vertoont wel een ongunstig
beeld. Van de meeste producten en vooral de
belangrijkste, was de uitvoer dalend.
Verlieten in Juli nog 521 stuks paarden ons
land, in Augustus bedroeg dit aantal slechts
264. Duitschland nam slechts 18 oudere paardeu
af (Juli 106), Zwitserland (50) en Engeland (151
daarentegen een grooter aantal. Van de jongere
paarden nam België 100 stuks (Juli 278) en
Frankrijk 48 stuks (Juli 12) af.
Slachtvee ontmoette een geringere vraag in
België, onzen eenigsten afnemer. Dit land betrok
in de afgeloopen maand 160 stuks (Juli 241).
De uitvoer van fokvee nam toe, stieren- en
stierkalveren worden in grooter aantal naar
België (11) en Frankrijk (8) uitgevoerd. Melk
en kalfkoeien gingen uitsluitend naar België
(Aug. 385; Juli 193).
Óok van jong vee was België met 257 stuks
(Juli 172) de eenigste afnemer.
De uitvoer van varkens (559) was gering;
België betrok hiervan 557 stuks.
Schapen werden ten getale van 116 stuks
(Juili 249) naar onze Zuidelijke buren uitge
voerd.
De uitvoer van pluimvee nam toe (Augustus
575.585 stuks ter waarde van 492.000, Juli
471.686 stuks). Vooral Duitschland (327.019)
was een goede klant, doch ook in België
(162.800), Frankrijk (25.535) Italië (38.983) en
Zwitserland (20.141) vond ons pluimvee een
goed afzetgebied. Geslacht pluimvee daarentegen
werd minder in het buitenland gevraagd (Aug.
381, Juli 412 ton.
De uitvoer van versch varkensvleesch was
iets minder groot dan in Juli (Aug. 2.390 ton
ter waarde van 1.347.000, Juli 2.912 ton).
Hiervan was Frankrijk (1.388) de grootste af
nemer. Ook versch rundvleesch werd iets min
der geëxporteerd, de uitvoer van versch scha-
penvleesch daarentegen nam iets toe.
De export van bacon bedroeg 5.573 ton ter
waarde van 3.441.000 (Juli 5.415). Het uit-
voercijfer van ander gezouten varkensvleesch
was 1.563 ton (Juli 1.158 ton).
Duitschland (1.701), België (475) en Frankrijk
(213) namen in Augustus iets meer boter af.
De totale export was dan ook grooter dan in
Juli (Aug. 2.977 ton ter waarde van 5.532.000;
Juli 2.914 ton).
Vergeleken met Augustus van het vorig jaar
was de uitvoer deze maand echter belangrijk
geringer; toen verlieten n.l. 4.230 ton ons land.
Van nagenoeg alle soorten kaas was de afzet
geringer. Dientengevolge liep ook het uitvoer-
cijfer van den totalen export met 1.200 ton
terug. Duitschland (3.069), Belgie (1.780) eu
Frankrijk (1.328) namen alle minder groote
hoeveelheden af. De totale export bedroeg in
Augustus 7.716 ton ter waarde van 4.735.000
(Juli 8.916 ton.
Do afzet van gecondenseerde melk en melk
poeder was geringer dan in Juli. Vooral Enge
land nam minder gecondenseerde melk af.
Duitschland (4.674) en Engeland (2.583) toon
den een minder goede belangstelling voor onze
eieren. Totaal verlieten 7.342 ter waarde van
ruim 4 miliioen gulden ons land (Juli 7.851 ton).
Toch was de uitvoer iets grooter dan in Aug.
1930; toen bedioeg de uitvoer n 1. 7.059 ton.
De uitvoer van" zaaigranen was nihil. Erwten
werden over het geheel iets meer geëxporteerd.
Bruine boonen werden in ongeveer gelijke hoe
veelheden uitgevoerd.
De uitvoer van fijne zaden was over het
algemeen grooter dan in Juli.
De export van uien en sjalotten nam belang
rijk toe. (Aug. 5.316 ton; Juli 1.S03).
Naar groot Britannië (12.491) was de afzet
van kleiaardappelen minder groot dan in Juli.
De totale export bedroeg in Aug. 17.673 ton ter
waarde van 768.000 (Juli 21.771).
De totale uitvoer van veenaardappelen be
droeg slechts 58 ton, deze richtte zich geheel
naar Engeland. De totale export van zandaard-
appelen bedroeg 447 ton (Juli 1.885 ton). Poot-
aardappelen werden vooral naar België uitge
voerd. Van de totale export groot 1.405 ton
betrok dit land 1.146 ton.
Onbewerkt vlas (5.891 ton) ging uitsluitend
naar België. De uitvoer van hooi en stroo is
gering.
De uitvoer van aardappelmeel (6.570) was
iets geringer dan in Juli.
Strookarton verliet slechts ten getale van
8.615 ton ons land (Juli 18.475) Engeland be
trok hiervan 7.708 ton (Juli 16.385).
De export van suiker was ongeveer gelijk aan
die in Juli (3.548).
De belangrijkste afnemers waren Engelsch
Egyptische Soedan 1.083 ton in Irak 1.139 ton.
Twee der gewonden overleden.
Gisternacht is in het St. Hippolytus-z-ieken-
huis te Delft overleden mej. Olsthoorn, die bij
het ongeluk met de V.I.O.S.autobus gisteren
morgen een ernstige schedelfractuur had opge-
loopen. Ook de chauffeur Vermeulen, afkomstig
uit den Haag, is aan zijn verwondingen be
zweken.
MOTORSCHIP GEZONKEN.
Gisternacht is op de Keulsche Vaart het m.s.
„Onderneming", met een lading steenen op
weg van Maucik naar Enkhuizen, in aanvaring
geweest met een ander motorschip. De „Onder
neming" liep daarbij wel eenige schade op, doch
deze leek van dien aard, dat men de reis ge
rust kon voortzetten.
Gistermiddag echter, omstreeks 1 uur, is het
schip nabij Eds.m gezonken.
De schippers, de gebrs. Jot, wisten tijdig in
de roeiboot te komen beiden zijn door een
Wieringer mosselvisscher opgepikt en te Enk
huizen aan wal gebracht.
BOTSING TUSSCHEN MOTORRIJWIEL
EN AUTO-
Te Enschede is Donderdagavond omstreeks
9 uur de motorrijder Van D. op den hoek
Deurmiimgerstraatdr. Benthemstraat in bot
sing gekomen met den luxe-auto van S. Van
D, werd zeer ernstig gewond aan hoofd en
beeuen en is ln het R. K ziekenhuis opgenomen.
Zijn vrouw, die op de duo zat, werd licht ge
wond.
TE WATER GESPRONGEN.
Een aantal patiënten van de inrichting
„Denneoord", te Zuidlaren, maakte onder ge
leide van vier verplegers een wandeling door
het dorp. Bij de vaart op den weg naar Hooge-
zand wist een van hen aan de waakzaamheid
der verplegers te ontsnappen, en sprong plotse
ling in het water. De verpleger H. Wllkamp
sprong hem geheel gekleed na, doch het mocht
hem niet gelukken den patiënt boven te bren
gen. Het lijk is later opgehaald. De verpleger
W. kon zich zelf ook niet redden en moest door
anderen uit het water worden gehaald. W. had
het bewustzijn verloren zijn toestand is niet
zonder zorg.
Jfó:
TRAMBOTSING.
In November 1929 kwamen twee tramtrei
nen van de Nederlandsche Buurtspoorweg-Mij.
op enkel spoor tusschen Driebergen en Doorn
ln botsing.
De Utrechtsche rechtbank veroordeelde te
dier zake een trambestuurder, wegens veroor
zaken van gevaar op spoorwegen, tot 1000
Het Amsterdamsch Gerechtshof, arrest wij
zend, veroordeelde hem tot 50 boete of 10
dagen hechtenis.
INBRAAK.
Gisternacht is ingebroken ln het Coöperatie-
gebouw te Ernst (gem. Epe). De brandkast is
opengebroken en alles Is doorzocht en over
hoop gehaald. Daar er niet veel geld aanwezig
was, is het ontvreemde bedrag niet groot.
De politie heeft de 2aak ln onderzoek. Van
de daders ontbreekt tot dusver elk spoor.
Te Maasniel werd bij don alleenwonende®
70-jarigen Th. W. inbraak gepleegd. Een be
drag van ongeveer 500 gulden werd ontvreemd.
De oude man had van dit nachtelijk bezoek
niets gemerkt.
Van vijfhonderd en honderd gulden.
De directie van De Nederlandsche Bank
maakt bekend, dat zij een bankbiljet van 500
in omloop zal brengen.
Aan de voorzijde is langs den boven- en
onderkant van het biljet een blauw-grijze 2 cm.
breede strook aangebracht. In deze strooken
komen vier figuren voor. De boekfiguren,
waarin het cijfer „500" is gedrukt, zijn don
ker van kleur. In de strook langs den onder
kant komen verder voor de woorden „De Se
cretaris" en ,,De President" met de handtee-
keningen. De strook langs den bovenkant
wordt onderbroken door een omlijst portret
van Stadhouder Willem III. Links van dat
portret in den rand zijn het woord „Amster
dam" en de datum gedrukt. De ondergrond
onder de beide randen bestaat uit groene stip
pen, die onder het portret uit groene lijnen.
Aan de rechterzijde zijn de randen door eene
smalle verticale blauwe strook met elkaar ver
bonden. Aan de linkerzijde is tussïhen de ran
den eene strook blanco gelaten, die in door
zicht als watermerk eveneens het portret van
Stadhouder Willem III vertoont. Verder be
staat het watermerk uit een lijnpatroon, dat
onder het bedrukte gedeelte van het biljet
doorloopt, terwijl rechts ln het papier als wa
termerk voorkomt de paraaf „JFdeB". In de
overige ruimte tusschen do randen, welke be
drukt is met een tweekleurigen g-egnillocheer-
den ondergrond, is een schip in aanbouw af
gebeeld. In het midden zijn gedrukt de woor
den: De Nederlandsche Bank betaalt aan Toon
der vijfhonderd gulden.
De achterzijde van het biljet is in eene
blauwgrijze kleur van verschillende tinten ge
drukt. De teekenting heeft als middelpunt eene
groote rozet, omgeven door guilloche-figuren,
welke weder op hun beurt omvat zijn door
eene figuur van uitgespaarde witte lijnen. In
de vakjes tusschen de witte lijnen zijn dolfijnen
en zeewiermotieven aangebracht. In den lin
ker- en rechterbovenhoek komt liet cijfer „500"
voor. In de beide benedenhoeken een afbeel
ding van een zeemeermin.
Het biljet is gedrukt op aan alle zijden recht
afgesneden papier van ongeveer 22 X 12.5 c.M.
De biljetten zijn gedateerd van 1 December
1030 af.
Het biljet van f 100.
De directie van De Nederlandsche Bank
maakt voorts bekend, dat zij een nieuw model
bankbiljet van 100 in omloop zal brengen.
De voorzijde van dit biljet Is gedrukt in een
bruine kleur. De woorden: De Nederlandsche
Bank betaalt aan Toonder HONDERD GUL
DEN, zijn aangebracht in een rechthoek aan de
bovenzijde van het biljet op een licht-rooden
ondergrond. Aan weerszijden van dezen tekst
zijn twee vrouwenkoppen afgebeeld, waarvan
de eene het spiegelbeeld is van den anderen.
Beide koppen zijn uitgevoerd in duidelijk zicht
baar verschillende technieken. De woorden „De
Secretaris" en ,,De President" met de handtee-
keningen zijn gedrukt aan de onderzijde van
het biljet op een strook, welke is samengesteld
uit guilloche-figuren in rood, bruin en groen.
De rest van het biljet Is aangevuld met ronde
guilloche-figuren en lintvormige vlakvullingen,
gedrukt in bruine kleur, evenals de koppen en
de randen, die het biljet omsluiten. Het geheel
op een afwisselend rooden en groenen onder
grond. Aan de linkerzijde is eene strook blanco
gelaten, die in doorzicht als watermerk eene
visch vertoont in golvende lichte en donkere
watermerklij hen, die onder het bedrukte ge
deelte van het biljet doorloopen. In het midden
van de strook aan de onderzijde vari het biljet
komt als watermerk voor de paraaf ,de B.".
De achterzijde van het biljet is gedrukt in
de kleuren blauw, groen, paars en bruin. Eéné
groote middenrozet, opgebouwd uit spiraalvor
mig gevulde ringen, vertoont twee wazig-blauwe
silhouetten van vogélfiguren. Rechthoekjes bo
ven rechts en beneden links bevatten het mono
gram „D. N. B." en boven links en beneden
rechts het cijfer „100". Een uittreksel uit de
artt. 208 en 209 van het Wetboek van Strafrecht
is links en rechts van de middenrozet afgedrukt
op in wit gespaarde ruimten. Vier leeuwachtige
figuren vullen de teekening op, welke omlijst
is door een rand van bruine en groene figuur
tjes.
Het biljet is gedrukt op aan alle zijden recht
afgesneden papier van 17,5 X 10 c.M.
De biljetten zijn gedateerd van 1 October
1930 af.
Van wijlen Mgr. Nolens werd eens geschreven,
«Jat hij de minst clericale figuur in de Kamer
■was. Men zou van Pater Hyacinth kunnen
zeggen, dat hij de minst clericale van alle
Katholieke journalisten is en zoo zeldzaam
men Nolens in priesterlijke functie heeft
gezien, zoo weinigen zullen ooit den père in
zijn Dominicaansch gewaad hebben aanschouwd.
Er is dög een merkwaardige overeenkomst
tusschen deze beide mannen, die hoe sterk
ook verschillend! zich zoo bewogen ln
a-clerlcale sfeer, zoo ver buiten de geestelijke
bediening stonden en zoo midden in het leven.
En deze gemeenschappelijke trek is, dat hun
uiterlijke levenshouding niet geheel met het
Innerlijk klopt.
Wie Monseigneur eenigszins van nabij ge
kend hebben, weten wel zeker, dat zijn legen
darische nuchterheid een sterk temperament
maskeerde. Wie Hyacinth kennen, hegrijpen,
dat zijn luchtige toon een besliste zekerheid
verbergt en ontwaren dikwijls, hoe de twinke
lende oogen snel ontroering verraden.
Pater Hermans behoort tot de menschen,
die evenmin oud worden als moe; die met
brandende belangstelling de dingen van den
dag volgen, maar eiken dag beginnen in den
hoogsten ernst, ergens in een stille kapel. Hij
draagt als tersluiks priesterkleeren, maar geen
van de duizenden met wien hij in aanraking
kwam, hebben ooit behoeven te raden of hij
priester was. „Een vreemde priester", zullen
er wel eens hebben gedacht, zooals in lang
vervlogen dagen de Dominicanen omwille van
hun vreemdigheid als religieus zulke onwel
willende belangstelling wekten, dat Thomas
«elf ze verdedigen moest in dat merkwaardige
geschrift met als aanhef die felle psalmkreet:
t,Ecce inimici tui sonuerunt"
Wij kennen Pater Hyacinth.
O ja, daar zijn er veel, die hem ontmoet
hebben. Hij heeft langs den weg getimmerd
als weinigen en reizen gemaakt zoo veel en
zoo ver, dat hij op dit punt hoogstwaarschijn
lijk zelfs de meeste generaals zijner Orde achter
xlch laat. En hij heeft gelezen, niet alleen
commentaren op de Summa, (hij bekent nederig
geen vakman te zijn) maar dingen van den
ii i» »'IS iÉI*I<WSM««Iii
Er Is geen krant van beteekenis, die hij niet
kent eiken ochtend verorbert hij zijn
stapeltje en er is geen tijdschrift van
belang, dat hem ontsnapt; en er is geen roman
van eenige beteekenis, die hem ontgaat u
kunt het probeeren zoo h l'improviste en
er is geen bekende moderne tooneel-artist,
dien hij nooit ontmoette. Weinig Nederlandsche
journalisten zijn hem vreemd en er bestaan
niet veel filmen, welke niet onder zijn oog door
gingen. Er is geen gesticht of instituut van
eenige beteekenis in Katholiek Nederland, dat
hij niet door en door kent, en waar hij geen
korteren of langeren tijd verbleef. Hij was in
Engeland en in België en in Frankrijk en ln
Duitschland, en in Spanje en in Luxemburg
en in Oostenrijk en in Zwitserland en in Hon
garije en in Polen en op Malta en in Rome,
dat hij bijna evengoed kent als Rotterdam en
in Denemarken, waar hij nog een Dominicaan-
sche Missie stichtte......
En hij kent het vak. Hij schreef een jaar
of vijftien de Raadsoverzichten van Rotterdam
een vreemde verschijning op de tribune den
eersten tijd: in korte broek en staatsiejas en
hij versloeg alle mogelijke vergaderingen en
hij gaf overzichten van de Kamer....
Handboeken van de moraal en de theologie
zoo schijnt hij met dr. Poels gedacht te heb
ben zijn er genoeg, maar over andere kwes
ties kon er te weinig wezen. En „wat ze in
de Kamer niet wisten", vertelde van het ka-
.tholiek ondei-wijs aan Minden; „Om de ziel
van het kind", zette de onderwijskwestie uit
een in de dagen, dat er onderwijsbureau noch
gelijkstelling waren; „Erger dan het papieren
gevaar", was de eerste katholieke alarmkreet
over de bioscoop, nadat de journalist in „Het
papieren gevaar" zijn dissertatie had geleverd.
„Rijksfilmkeuring" ging, voor zoover wij
weten, alle beschouwingen op dit gebied vooraf
en „Het leven van Ockhuysen" bracht acht
duizend gulden op, (voor den beschrevene wel
te verstaan) terwijl het Katholiek onderwijs
in Rotterdam en de St. Josefgezellenvereeniging
daar, in hem een even toegewijden als kundi-
gen geschiedschrijver vonden.
En intusschen werden congressen verslagen,
nationaal en internationaal. Er is geen stad
van eenige beteekenis in Nederland, die hij
niet kent. Hij was in Londen en in Keulen,
ln Warschau en in Rome, in Brussel en Parijs,
in Lourdes en Madrid, In Boedapest en Mtin-
chen. Hij zag Hindenburg bij de Karpathen en
werd door den burgemeester van Oberamme-
gau ontvangen, toen hij den buit kwam bren
gen, welke hij als aartsbedelmonnik had bin
nengehaald voor de door inflatie geteisterde
passiespelers.
Toen, zeker onder de Katholieken, bijna
niemand aan de bioscoop dacht, zat hij in
commissies en hij reisde de internationale con
gressen af en hield spreekbeurten. „Nu niet
meer", zegt do père, „ik verwijs ze allemaal
naar Close Up". En hij is intusschen stil doende
om een vinding te helpen exploiteeren, die niet
van beteekenis ontbloot schijnt. Waar die be
langstelling vandaan komt? „Was m'n vader
niet de oudste fotograaf van Rotterdam? Ge
vestigd in 1861?"
En de père neemt een sigaret en veegt z'n
bril af en pikt z'n ouderwetsche pen In de pot
om te beginnen aan z'n „horsje".
Hoeveel hors d'oeuvres schreef u
„Dat weet ik niet. Da eerste smokkelde ik
er 23 jaar geleden In. Ze vonden het te licht
van toon. Ik dacht met mevr. de Stael: „J'êcris
toujours un hors d'oeuvre pour vous divertir".
Dat was mijn motto en het verscheen, toen de
hoofdredacteur op retraite was. Ik mocht
doorgaan, maar het „niet te gek maken". Toen
het ochtendblad kwam, werden ze gefixeerd
op Zondagmorgen. Als ik nu oversla, krijg ik
een standje
„Kijk 's, vroeger was het hoofdartikel de
krant. De rest was vulsel. En het hoofdartikel
was altijd solemneel, een encycliek of minstens
een preek. Kon ook nooit in één adem af:
praeludium, middenbeschouwing, nabetrach
ting. Wat maakt andere kranten zoo aange
naam? dacht ik. Dat was het speelsche
schrijven, het actueele beschouwen op medi
tatief - contemplatieve manier. De oude
Boissevain trok me. „Deze artikelen heb ik
geschreven als de zon door m'n inktpot
scheen", las ik in zijn inleiding op „Zonnige
Uren". Die regels zijn me altijd bijgebleven.
Blijmoedige stukken schrijven is niet makke
lijk. De oude Valckenier Kips, die hoofd
redacteur van het „Utrechtsch Dagblad" was,
heeft me ook beïnvloed en Simon Gorter".
U was een generatie achter
„Dat is juist, maar zoo verklaarbaar. Van
huis op 6 jaar naar kostschool, van Ouden
bosch naar het college, van Nijmegen naar het
Seminarie te St. Truyen, toen naar het kloos
ter. De beweging van '80 pas wel in bloei,
maar daar raakte je niet mee in contact.
Potgieter en Huet waren m'n mannen en
Sainte Beuve, dien ik heelemaal met de pen
doorwerkte.
„Toen de Van Onzen K/d-beweging begon,
was ik Jn de oppositie. Ik heb nooit een
jongerenstandpunt ingenomen. Dat was juist
het merkwaardige. Na de Jan van Pas-historie
scheef Gis bert Bromt «Iedereen dacht, dat het
een ouwe heer was en nu lichten we de kap
op van een jongen, blozenden monnik".
„Deze monnik drong ook bij Kuyper binnen,
toen minister-president. Als een reusachtige
teddy-beer lag hy in een oranje-kleurige
kamerrok op zijn divan. „Nee, niet schrijven,
anders kan ik niet praten", zei de geweldenaar
aan zijn interviewer en hij bracht hem zelf
weg in zUn colhertje op een kouden November
avond. „Jassen zijn goed voor jongelui, meende
de oude Abraham".
„Van interviews gesproken. Ik had er o.m.
een met Mgr. Heylen te Namen, 's ochtends
vroeg omzes uur, omdat deze Bisschop
gewoon is om drie uur 's nachts op te staan
en zijn dagtaak te beginnen.
„Ik had er ook een in 1912 te Weenen met
Kardinaal van Róssum in zijn apartementen
op de Keizerlijke Hofburg, een interview, dat
plotseling afgebroken werd door de binnen
komst van den keizerlijken Troonopvolger
Frans Ferdinand, die den Pauselijken Legaat
toen zijn opwachting kwam maken; Frans
Ferdinand, die later te Serawajo vermoord
werd.
„De Keizer zelf, Frans Jozef, werd op het
Congres vertegenwoordigd door Aartshertog
Carl en Aartshertogin Zita, de latere keizer en
keizerin, die toen juist van hun huwelijksreis
te Weenen terug waren.
„En ik zelf ben nog eens geïnterviewd door
de „Gazette de Liège", toen ik na den oorlog
te Lyon vertoefde ter gelegenheid van de
nieuwe „Foire de Lyon", en ik daar als eenige
buitenlandsche journalist officieel werd ont
vangen en rondgeleid. Ik had daar ook een
ontmoeting met Herriot, die toen burge
meester was".
De pater schreef niet de meditaties van
den dominee. Hij schreef zijn „horsjes". Maar
hy deed het zóó, dat in „De Tijd" verklaard
werd, dat die stukken tot de journalistiek be
hoorden, welke gebundeld kon worden.
„Ik hou niet van geconserveerde groenten",
zegt de père met dezelfde intonatie als hij zijn
afkeer te kennen geeft van stille steden. En
ik doe niet aan literatuur, want een journa
list
Hoe werd u journalist?
„Ik hield niet van den preekstoel", zegt deze
predikheer en hij begrypt niet, hoe hij daar
mee zijn verlegenheid verraadt. Maar zoo ver
legen was de kleine collégien weer niet of hij
hectografeerde 's nachts op het St. Dominicus-
college zijn krantje voor de collega's en hij
was Rotterdammer genoeg om er een halven
stuiver per exemplaar van te maken. En de
„kleine Thompson" zooals z'n mede
studenten hem noemden in de heftige dagen
van Sehaepman-strijd, de temperamenten
schoten elkaar al vroa* vaa behalf»
seminarist van Mgr. Doutreloux en passant
ook maar correspondent van den Rotter-
damschen Veuillot.
„Tot ze 't merkten
En u 't klooster inging om de krant te
vergeten
„Om gauw met den lateren „Max" op één
celletje te zitten, samen „De Rozenkrans" vol
te schrijven en weer gauw de krant onveilig
te maken, wat ik alleen kon omdat de heilige
schrik der jongeren, die pater van Hoogstraten
was, z'n beschermende magisterhand over me
had uitgestrekt. En toen kwam die Jan van
Pas-historie en een heele herrie. Maar door
Ariëns ben ik weer in goede vriendschap ge
raakt met Jan Kalff en gebleven die met
zijn kinderen de poppenkast aan 't vertoonen
was. toen Ik ter verzoening binnenstapte.
M'n eerste hoofdartikel in „de Maasbode"
versoheen op St. Nioolaasavond 1902 en het
heette „Oude Sproke". Dat is nu eigenlijk mijn
journalistiek Credo geweest, al heb ik meteen
ook in die dagen nog in „De Tijd" geschreven".
Een merkwaardige combinatiepriester-
kloosterling-journalist.
„Ik kwam met tal van andersdenkenden in
aanraking. Couperus zei me, dat ik de eerste
priester was met wien hij ooit sprak. En hij
keek stom-verbaasd, dat ik al z'n boeken kende.
„En dan de krant. Dat was in die dagen
niet zoo gemakkelijk.
„Daar kwam Royaards me een recensie vra
gen voor „Adam in Ballingschap", dat hij op
ging voeren. Een recensie van het tooneel
Ongehoord Ik loodste hem opeens de kamer
van den hoofdredacteur binnen. Samen gingen
we 's avonds Royaards hooren. Thompson zweet
te Vondel. Maar toen de rector zijn Vondel zóó
hoorde reciteeren, was hij bulten zichzelf. Het
was zulk een openbaring voor 'm, dat we
sprakeloos naast elkaar naar huis liepen. „Kom
even binnen", zei de rector en hij pakte Vondel
en deed 't nog eens over. En toen hij me uitliet:
„Père, je mag 't doen hoor, maar vooral niet
te gek 1" Dat was de eerste tooneelrecensie,
vier en twintig jaar geleden
„De revue van ter Hall was moeilijker. Daar
heb ik de eerste recensie van in de krant ge
smokkeld. Anderen dag spektakel, maar 't was
er door
„En Speenhoff heb ik ook zoo geholpen. Z'n
kinderen hebben de Eerste Communie bij me
gedaan. Van elke plaats in Indië stuurde hij
me nog een kaart.
„Dan was er nog een
En er volgde een verhaal als uit Dickens.
Van een bekenden protestantschen artist, uie
op jeugdigen leeftijd is gestorven. Op een goe
den dag kwam de weduwe bij den Père. De
laatste wilsbeschikking van haar man was
geweest: de kinderen moeten katholiek worden
op^ÓV06|d
„O9 Kerstmi» hebben ae bij mij 4e Eer»!*
Communie gedaan met Paschen volgde de
moeder. Ze was goed gesitueerd achtergelaten,
maar gaat nu zieken verplegen in woonwagens
of bij arme schippers. Een vroegere revue-girl
van Ter Hall, weet je".
De père maakt een verdachte knippering met
de oogen en wij kijken allebei even naar buiten...
Nooit een biechtstoel gehad, maar wie telt
de confidenties „Wat moeten toch al die
menschen vroeg een nieuwe portier.
„Biechten natuurlijk", zei de andere en dat...
en hij maakte de bekende beweging met vinger
en duim.
Want de père is immers ook bij de oprichters
van het werk van de „Stille Armen" en hoeveel
menschen heeft hij geestelijk geholpen bij de
zusters, waar hij verleden week óók Jubileerde?
Vijf en twintig jaar Mis gelezen 's ochtends
om zeven uur
Hij is de Journalist, die de brandies ve-s'oeg
en de ramp van de „Berlin" meemaakte, die
dwars door oorlogend Europa trok en dikwijls
op de meest ongelegen oogenblikken, haast
altijd heet van de pen tallooze necrologieën en
hulde-artikelen schreef, die kapitalen bijeen
bedelde en heele huizen en kerken hielp bouwen
met de pen. Op een preekstoel heeft hij evenmin
ooit gesitaan als op een fiets gereden, maar iu
de mijnen keek hij rond en aan het halve iand
leerde hij de blinden kennen.
„Ik houd zoo van Rotterdam omdat de Rotter
dammers zulke goedhartige, joviale menschen
zijn", heeft hij dezer dagen ergens geschreven.
Het is zoo raak als deze vlotte journalist, die
voor niets staat, in zijn vlot neergeschreven
maar wèl overdachte stukken dikwijls is.
„Maar is dat nou een kloosterling vroeg
een keurige collega eens in vollen ernst
Misschien zou de kamer zonder leuningstoel
en zonder klok, en waar geen kistje sigaren
te ontdekken valt, den vluggen oordeelaar iets
zeggen, „Habijt en kruin maken den monnik
niet", schreef een wijze kloosterlijke mysticus,
die heeft pater van Ginneken gelijk eea
en ander ervaren had.
Wij oordeelen alleen over den journalist, die
priester was. En zooals er van zijn heiligen,
patroon geschreven staat, dat deze de wateren
overtrok nullo navigio usus, zonder hulp van
een vaartuig, zoo zien wij onzon Hyacinth, niet
geholpen, maar ook niet weerhouden, door de
sterke banden der klooster-communauteit het
drukke leven doorgaan, stil schuifelend en met
opgetrokken schouders, maar met licht in 't
oog en warmte in de hand, die anderen leven
leerde en doen en die maar prijst en looft en
zegent, wel heel anders dan de meeste Domin»
ca.nen, doch „heel goed", zei ons zijn Magiete»
Generaalmais oui excellemment