EUGENIE DE MONTYO.
a
OCTOBER
EEN PRAATJE OVER
BONT.
MODEPRAATJES.
üfS1
Jr
DINSDAG 6 OCTOBER 1931
KALENDER VAN DE WEEK.
KAPSELS VAN HET SEIZOEN.
ONZE VOEDING.
VOOR REGENACHTIGE, GURE
DAGEN.
HANDWERK.
CORRESPONDENTIE.
MODERN HOEDJE.
0
DE LAATSTE KEIZERIN VAN
FRANKRIJK.
5»
October, de rood en goud kleurige schakel
tusschen September, den lachenden nazomer,
en November, de aangrijpende najaarsschim
in grauwe nevelen van regen en mist, dorre en
vale blaren.
't Is nu heerlijk, wondermooi buiten en,
wanneer ge een dag de stad sunt ontvluchten
en buiten komt, dan verbaast zich de arme
stadsmusch, dat het buiten aier en daar nog
zoo groen, maar vooral zoo someracbtig is.
Gloeiend lachen de geraniums u tegen; nog
heele rozenbedden geven eèn illusie van Juni
zon en Juni-pracht; 't paars en purper, 't geel
en goud, en 't rood van den wilden wingerd
zingen echter 'n zachte symphonie van ver
gankelijk schoon.
Nog eenmaal bloeit alles op, zon-overgoten,
maar, als deze daalt, is 't kil huiverig; dan ls
't wel degelijk 't afscheid vaa den zomer, die
er helaas niet was.
„Que faire, souffrir et se taire".
Blijde begroeten we October, de maand, die
niet alleen haar poorten wijd open zet voor
meer intiem, huiselijk leven, intenser arbeid,
maar die de maand van Maria is, de maand
van den H. Rozenkrans.
In Mei komt zij, do lieflijke en verheven
Vrouwe, tot ons en wij zingen en jubelen en
bidden en omkransen Heur beeld met de eerste
rozen; in October is Zfj als de teedere en be
zadigde Moeder, die ons roept; ,,komt kinderen,
al hebt ge niet de handen vol lentebloemen,
beloften en vreugden; komt tot My met de
„fallen leaves" uwer verloren illusies; de
simpele Rozenkrans om de vingers gestrengeld.
Komt, niet in den triomf Uwer lente, komt
nederig, verslagen, als ge misschien zfjt, in
den terugslag der booze en droeve tijden".
„Komt, ook üw asters zijn welkom, maar
bovenal Uw gebed
Ziet, dat wil October ons zeggen.
October, de maand, die nog zooveel schoons
kan bieden, maar toch zoo duidelijk spreekt
van sterven en vergaan.
Maar boven de zonne, die alle leven geeft,
straalt een sterre, daar troont de Madonna'
de zoete Madonna, van den eeuwig, onver-
gankelijken krans van rozen, die nooit tever
geefs geplukt, geofferd werd.
Gaan wij in deze nieuwe Octohermaand tot
Maria, de Sterre der Zee, een zee van zorg,
dreigenden ondergang
van
vertwijfeling,
misschien.
Maria Zij is ook de Koninginne van den H.
Rozenkrans.
Bidden wij, bidden wij veel, waar en wanneer
wij kunnen, hetzij in de kerk, hetzij thuis.
Waar niet iedere vrouw des huizes, niet
iedere moeder ter kerke kan gaan, waar niet
ieder gezin gezamenlijk dit heerlijk gebed kan
verrichten, och, stoken wfl daar het vuur
0Dtfe eigen intieme godsvrucht eens hoog op.
Ieder heeft wel 'n kwartier, 'n twintig
minuten te vinden om stil voor Maria's beelte
nis de wondere snoer van bloemen te vlechten,
den Rozenkrans, Haar ter eere.
Heusch, als we niet meer en niet InnigeT
met hart en ziel bidden, dan gaat het mis met
me' an,feren, met de geheele wereld,
ij zuchten en steunen en jammeren en
klagen, ofwel we dulden den tijd in verbeten
cyn.sme en fatalistische overgave aan het
„Kismet", maar dat alles baat niet.
We moeten op de knieën, we moeten bidden,
ons klein, heel klein maken en met het snoer,
dat Maria zelve gaf in de smeekende handen,
Haar Harte ontroeren, opdat Zij bij Haren
Zoon genade, ontferming en vrede erlange.
Doen wij allen ons best, en zoo wij slechts
eenmaal êSn goeden krans mochten vlechten,
zal deze tijd niet vruchteloos voorbij spoeden.
Maar wij Killen meer, wij zullen meer, en de
gulden keten, die zomer en najaar vereent, zal
voor onze zielen zijn die geheimzinnige,
hemelsche krans van rozen, die ons voor
eenwig moge binden aan Maria, de Koninginne
van den H. Rozenkrans.
HELLENEN.
„Ik kan me van het jaar niet eens een nieu
wen wintermantel permitteeren, ;aat staan een
bontjas", mopperde mijn zwartgallige vriendin,
toen ik trachtte haar mee te lokken naar de
bontshow der firma Hilbrink.
Met tegenzin ging ze er heen om eenige uren
later stralend huiswaarts te keertn.
„Zalig, voor een paar tientjes ban die onmo
gelijke, antieke „tijgerjas" omgetooverd wor
den in zoo'n modern jacquetje of boléro! Dan
heb ik toch iets nieuws!"
Een van de groote voordeelen der mode
revues.' Je krijgt er zulke aardige ideeën,
waardoor je soms in staat bent een of ander
onbruikbaar kleedingstuk te ïaten moderni
seer en!
Tevens loop je geen gevaar het verkeerde te
koopen, omdat je een globaal overzicht hebt
van alles, wat „koningin Mode" brengt.
Ik ben naar deze show gegaan niet zoozeer
met de bedoeling om een keurig verslag te
schrijven over het zeer kostbare pelswerk der
firma Hil brink, als wel om me oo de hoogte te
steil—n van de mogelijkheden, die deze mode
middelmatigen en schralen beurzen biedt!
De tijden, waarin men een bontjas als een
luxe beschouwde, zijn al lang voorbij. Bij een
verstandige keus en zorgvuldige behandeling ls
men er op den duur vaak voordeeliger mee uit
dan met stoffen mantels.
Er worden dit jaar zoowel korte als lange
mantels gedragen.
De korte jasjes zijn eenigszins getailleerd en
vaak van voren weggesneden. Ze worden dan
ook zeer terecht „jacquet" genoemd. Sommige
hebben een eenigszins klokkend schootje.
We zagen ook enkele boléro'a.
Vele dames beseffen niet, hoe belangrijk voor
haar verschijning het kapsel is. En nog meer
misschien vergeten, dat het kapsel niet slechts
afhankelijk is van de mode, maar dat het vóór
alles zich richten moet naar het type van haar,
die het draagt. Een coiffure, die met figuur
of persoon van de draagster niet harmonieert,
staat steeds leelijk en gewild. De keuze van de
haardracht moet met overleg geschieden. En
nu er zooveel „haar-kunstenaars" zijn, behoeft
zij geen hoofdbrekens meer té kosten. Een
blondine is meer aangewezen op een „opge-
maakten" haardos, een glad kapsel zal de don
kerharige het voordeeligst staan.
Is momenteel lang dan wel kort haar modet
Het heeft allen schijn, dat men op een com
promis aanstuurtvan achteren laat men het
haar langer groeien. Dit vindt zijn oorzaak in
de omwenteling, welke in de hoedenmode heeft
plaats gehad.
Terwijl nog het vorig jaar de hoeden achter
op het hoofd werden gedragen, dus den nek
bedekten, drukt men ze thans diep in de oogen,
waardoor de hals vrij blijft. Het heeft dus geen
zin meer het haar kort te houden.
Het zoogenaamde „hanenveerkapsel" is een
van de grootste nouveauté'». Wij vermelden dit
eenvoudig, zonder ons verder over het aesthe-
tische van dit snufje uit te laten. Onder dat
kapsel moet men verstaan, dat het haar aan
beide zijden van het hoofd kort gehouden en
glad naar voren geborsteld wordt, zoodat het
den indruk van veer en geeft. (Afb. S der boven
ste rij).
Voor jongedames is het tweede kapsel met
de scheiding en het licht geonduleerde haar het
meest geëgend.
Links daarvan, (afd. 1 bovenste reeks) ziet
men het standaardkapsel van het seizoen. Het
heeft eveneens een scheiding, is ge-watergolf'd
en in den nek blnnemoaarts gerold; hierdoor
blijft de indruk van een page-kopje bewaard.
De lokkenrijke coiffures zijn voor den avond
gereserveerd. Theater- en familie-bezoeken vra
gen een glad kapsel met platte krullen bezijden
en van achteren (links onder), bals nog groo-
tere krullenpracht. Deze wordt verkregen door
tot hoog op het achterhoofd het haar te be
handelen. (laatste afb.).
Agrafen, fantasie-kammen en booggespen,
die, sooals onze afbeelding doet zien, zeer de
coratief staan, worden voorloopig nog gereser
veerd voor „groote" avondpartijen.
De mouwen, die van ondeTeu veelal nauw
zijn (zeer practisch voor den winter) loopen
naar den el.cboog in een tuitje uit. Of wel ze
hebben «r.-.i 01 andere bontgarneering ter hoogte
van den it boog.
Het is opmerkelijk, dat men zich bij de duur
dere mantels aan net klassieke model gehouden
heeft.
De lengte is minstens 26 c.M. van den grond.
Een lange bontmantel maakt lomp en het mis
staat geenszins als er een strook je japon onder
uit komt gluren.
Ze zijn recht van model, een tikje getailleerd.
Hoewel iets lager dan vorig jaar, blijven de
kragen toch nog vrij hoog.
De voeringen zijn van effen crêpe de chine,
liefst in een harmonieerende tint en vaak van
rijk borduursel voorzien.
Voor de goedkoopere jassen is veulen sterk
favoriet, zoowel in zwart, bruin als beige.
Hoe duurder de vellen, des te soepeler de
haren en te mooier de teekening.
Ze worden vaak gedragen met een kraag van
persianer, bever of vos, wat de prijzen natuur
lijk aanmerkelijk verhoogt.
Ook mollebont wordt weer veel gebruikt.
Hoewel het goedkoop is, rangschik ik dit toch
onder het „luxe bont", want het is niet sterk
en kan alleen dan gekocht worden als mem over
een uitgebreide garderobe beschikt.
Voor de „business-girl" zou zoo'n „kruidje-
roer-me-niet" al heelemaal uit den booze zijn.
Loutre de Oolombie en seal-electric (geverfd
konijn) worden weer meer gedragen dan we de
laatste jaren gewend waren.
De prijs is betrekkelijk laag en als men er
zuinig op ls kan men er heel wat jaren mes toe.
Van de duurdere soorten ls er vooral naar
persianer en seal-bisam vraag, terwijl we ook
nutria en petit-gris weer zagen verschijnen.
In de dure soorten worden vooral brelt-
schwanz em nerz gebracht. Deze mantels vallen
lntusschen slechts onder het bereik van maar
enkelen. Maar het „bueno", eveneens van lam
metjes afkomstig, kan het breitschwanz zeer
goed vervangen.
Hoezeer het „duurkoop gotdkoop" op bont
van toepassing Is, bewijst wel de geschiedenis
die een, naast mij zittende dame, mij over haar
mooie petit-gris jas vertelde. „Het is, zeide zij,
een erfstuk, afkomstig van mijn grootmoeder.
Het bont zat aan de binnenzijde van een plaid
en „moet al meer dan 100 jaar oud zijn."
Gelijktijdig vertelde ze me, hoe ze een oude
persianer mantel van minstens 30 jaar, had
laten vermaken tot een kort jasje. Waaruit we
mogen besluiten, da.t „bont" een ideale en
tevens ïoordeeligs dracht is voor den winter,
mits men zich vakkundig laat voorlichten bij
zijn keuze en koopt bij een vertrouwd adres, I
waar mem zich tevens belast met bet verrichten
van kleinere of grootere reparaties.
Van de uitgeversfa. H. A. van Bottenburg te
Amsterdam (Prinsengracht 493) ontvingen wij
een tabel, waarvan gemakkelijk vallen af te
lezen de voedende bestanddeelen in diverse
voedingsmiddelen: eiwit, vet, koolhydraten,
celstof en water.
Voor de huisvrouw, die zich aan een ratlo-
neele samenstelling der gezinsvoeding gelegen
laat liggen ls deze tabel samengesteld door
de bekende huishoud-leerares M. Wittop Ko
ning een practische wegwijzer 0.20).
Van dezelfde band verscheen ook 'n vijftal
kaartjes, de voedingsmiddelen rangschikkend
op hun gehalte aan vitaminen AE. Ter meer
dere overzichtelijkheid heeft ieder kaartje een
andere kleur; maar zwarte druk op donker
paars fond lijkt ons minder aanbevelenswaardig.
De serie kost 15 cents.
Dinsdag.
Er is niets pijnlijker te dragen dan een ge
broken woord, een geschonden beiofte.
C. M. v. H. G.
Woensdag.
Steeds gelukkig te zijn en het leven door te
gaan zonder zieiesmart, dat zou beteekenen
onkundig blijven van de helft van liet wezen en
den aard der natuur.
Donderdag.
Geen enkele arbeid vernedert de vrouw,
alleen niet berekend te zijn voor haar taak, is
vernederend voor de vrouw.
A. H.
Vrijdag.
1 Doe nooit iets half, dat is tijdverspillen, 't
moet later weer overgedaan of verbeterd
worden.
Zaterdag.
Wie alle kleine oogenblikken gebruikt, kan
rustig genieten van een uitgespaard halfuurtje.
DEN W.
Zondag.
Niets heeft waarde in een menschenleven,
geen geleerdheid, geen roem, geen kennis, zoo
het niet kent de trouw aan het gegeven woord,
de trouw aan de belofte, aan de afspraak.
C. M. v. H. G.
Maandag.
Waak er voor dat niet de woordbreuk groote
dingen breekt in een menschenhart, dat in vol
vertrouwen was gesteld op overgave en geloo-
ven, op argeloos vertrouwen.
C. M. v. H. G.
Daar stond van de week een van onze kleine
peuters bfj me te bedelen om vijf centen voor
een zakje vermicelli.
„Vermicelli, maar schattekind, wat moet je
daar mee doen?"
„Kettingen rijgen, mamsie!" Kettingen rij
gen, en moeder zag al van die griezelige ver-
micellie-pieren glibberen.
,'t Zijn allemaal heel kleine sterretjes, die
je net als kralen kunt aanrijgen, mama, heusch
Nettle en Miep en Rosalietje hebben 't ook
op school."
„Vooruit dan maar", zei mama, en weg vloog
ze met de kornuitjes naar de Gruyter, waar je
voor een stuiver een zak vol van dat kostbare
materiaal kon krijgen. Een weinig sceptisch
berustte moeder. Maar wat een verrassing, toen
een uur later de kleine knutselaarster kwam
aangestapt met een heel kanariegeel garnituur,
ketting, armband, ringetje.
Doddig, in één woord, ter afwisseling ge
kleurde kraaltjes, rose, licht blauw, groen er
tusschen. Zoo wat om de 10 stuks vermlcelli-
sterretjes, Iets grooter dan een erwtje, 't Effect
is verbluffend en niemand, die zoo'n ketting
voor 't eerst ziet, zal ook maar eenigszins ver
moeden hier met vermicelli te doen te hebben.
En op een mollig bruin halsje staat 't om te
stelen.
Moeders, maakt uw kinderen gelukkig en
geeft ze een zak vermicellisterretjes. U zult
er geen spijt van hebben, maar een rustige
middag is u gewaarborgd en de poppengarde-
robe en de poppenmoedertjes zelf zullen er wel
bij varen.
Er zweven plannen door mijn hoofd ze in 'n
andere tint te verven, maar hoe, daar moeten
we nog eens over broeien. Missohien er per
ongeluk wat bessesap op morsen
Wie weet! Uit iets kwaads komt altijd iets
goeds naar voren
Als het lukt zal ik 't u wel raededeelen.
HUISMOEDER.
In de Beyers'-editie (uit. Allert de Lange en
G. v. Wees en Weiss) verscheen als No. H 342
„Nieuwe modellen wollen kleeding voor dames
en heeren", sjaals, vesten en pullovers 0.60).
De uitgave is alleen in handwerkzakeh en bij
den boekhandel verkrijgbaar.
P a r ij s, 28 September 1931.
Was vroeger een regenmantel een weliswaar
onmisbaar maar toch weinig aantrekkelijk
kleedingstuk, waarvan men niet dan in de
uiterste noodzakelijkheid gebruik maakte,
de mode heeft hier in den laatsten tijd een be
langrijke verbetering in gebracht. Men heeft
tegenwoordig waterdichte regenmantels, die
zoo coquet zijn, dat zij voor geen enkelen sier
lijken mantel onder hoeven te doen. Zoowel in
coupe als in kleur
heeft men de rijkste
variatie, die zich den
ken laat.
Men ziet dan ook
modellen, in de meest
verscheidene tinten
gecombineerd. Do
mantels van water
dichte crêpe-de-chine
kiest men meest in
een warme tint. zoo
als kastanje, of ge-
dekt-rood, of marine
blauw. Discrete fanta
sie-stoffen met kleine
ruitjes gebruikt men
graag in twee tin
ten van den stof, voor
col, paramenten en
ceintuur.
Soepel leer blijft
eveneens als heel ge
schikt materiaal ge
zocht, vooral omdat
de mantels hiervan
zich zoo uitstekend
voor auto-tochten lee-
nen. Voor deze man
tels is de keus van
tint nog uitgebrei
der: men ziet ze zoowel in naturel als In
blauw, groen of rood.
De soepelheid van dit materiaal iaat ook
allerlei sierlijke garneeringen toe zooals het
hierboven weergegeven model laat zien. Het
is versierd met aardige découpes, afgelijnd
met een grove piqure. Het hier weergegeven
model is uitgevoerd uit leer in midden-blauwe
tint, met een calot ook van blauw leer. Men
kan dit model ook doen uitvoeren vaa water
dichte zijde of *tof.
Aan Mevrouw V. te L. Tot mijn groote
spijt kan ik U geen goed recept van vloeibare
zeep geven. Misschien kan één onzer abonné's
helpen
Id3j
Hierboven een heel modem hoedje van
het atelier Esther Meyereen baret van
geplooid kastanje vilt.
ill.
Juli 1870. De oorlog met Dtiitschland en zijn
noodlottig verloop. Napoleon heeft hem niet
gewild, hij vreesde een ontmoeting met de
Duitschers, gewaarschuwd als hij was door zijn
gezant te Berlijn. Maar Frankrijk zelf wilde
hem. Lehoeuf, de Minister van Oorlog, meende
zelfs dat zijn prachtig leger binnen veertien
dagen Berlijn zou hebben ingenomen.
Eugënie zag in den oorlog een uitkomst, ook
zij verkeerde in den waan dat het leger na
de laatste hervormingen en vernieuwingen on
overwinnelijk zou blijken.
Daarbij hoopte zij op een bondgenootschap
met Oostenrijk en Italië. Zij zag Napoleon, en
aan zijn zijde haar zoon, reeds als trlumphator
te Parijs terugkeeren.
Napoleon aan het hoofd van zijn troepen en
naast hem ging de veertienjarige „Prince Im
perial".
Opnieuw zou Eugénie regentesse zijn. Maar
al aanstonds, na de eerste onbeduidende suc
cessen, kwam de ontgoocheling.
Een schrijven van Napoleon, dateerend van
30 Juli uit Metz, openbaarde haar dat het mo
reel van het leger in zeer slechte conditie was,
rivaliteit tusschen de hooge chefs, gebrek aan
discipline bij de troepen, een deficit in bewa
pening.
De Franschen moesten wacbten en treuzelen
met het gevaar voor oogen, dat de vijand al
nader en nader kwam en gereed was om den
Rijn over te steken.
En weldra volgden de Jobstijdingen elkaar
op. Nederlaag van Frossard bij Forbach, die
van Mac Mahon bij Frosehwiller, de Fransche
troepen in aftocht, Elzas bezet, de weg naar
Parijs open.
Engénie oversehouwde den afgrond, zij wag
gelde. Zij begreep: de dynastie was veroor
deeld, zij had nog slechts te denken aan
Frankrfjk.
Om drie uur in den morgen hield zij minis
terraad, welken zij voorzat met een autoriteit,
die niemand nog in haar gezien had, Minister
OUivier had generaal Trochu meegebracht, die
zich ter beschikking stelde van de kaizerin.
Eugénie stelde voor de Kamers bijeen te
roepen. Trochu verzette zich, en Ollivier oor
deelde 't gevaarlijk om in deze moeilijke om
standigheden vrijheid te verleenen aan de pleit
bezorgers der oppositie.
Eugénie wilde toch doorzetten. Toen stelde
de eerste minister voor om Napoleon naar
Parijs te doen terugkeeren om zelf het bewind
in handen te nemen.
„Wij zijn hier voldoende", verklaarde Eugénie
hoog. „De plaats van den keizer is op het
oogenblik bij het leger. Hij kan nog slechts als
overwinnaar naar Parijs terugkeeren.
De Raad schikte zich naar haar wil. Den
anderen morgen zouden de Kamers bijeen ge
roepen worden. Maar toen zij den anderen mor
gen In haar vertrekken wachtte op de komst
der ministers, zag zij een opgewonden menigte
rond de Tuilerieën trekken. Als het volk haar
silhouette voor de vensters zag verschijnen,
rees er een gehuil op, en werd er „Aftreden"
geroepen.
Eugénie knielde eenige oogenblikken in haar
donker bidvertrek neder om kracht en moed
te vinden.
Resoluut verscheen zij daarna te midden der
ministers.
„Alles kan nog gered worden", sprak zij,
„als de Franschen eendrachtig blijven".
En als men sprak over haar eigen veiligheid
voegde ze er aan toe: „Ik heb geen troepen
noodig om mij te beschermen. Laten wij liever
onze laatste regimenten naar het front sturen"
„Zjj is flink als een rots", schreef haar
vriend Merimée van Panizzi.
„Deze vrouw Is een Romeinsche", verklaarde
Trochu.
Door haar fierheid, haar moed, haar zucht
om te dienen was zij de spil geworden van het
Gouvernement.
Zij zelf was binnen enkele dagen oud ge
worden. Haar schoonheid was verdwenen, haar
eens zoo goud stralende haren waren wit ge
worden, twee harde trekken teekenden zich
rond den mond.
Twee nieuwe legerkorpsen werden gevormd,
die naar het Westen trokken met aan het
hoofd Trochu en Vinoy. De nationale garde
versterkt op een getal van 270.000 man, zou
Parijs verdedigen, als het werd Ingesloten. De
forten werden versterkt met 1800 kanonnen
van de marine. Parijs zou voor een eventueel
beleg worden geapproviandeerd.
Op aandrang van Eugénie en haar minis
ter had Napoleon aan Maarschalk Lehoeuf het
opperbevel ontnomen, en het overgedragen aan
Bazaine. „Ik draag U het laatste leger van
Frankrijk over", zei Napoleon, „denk aan den
Prince Imperial".
Terwijl de vijand al meer en meer opdrong
en de Fransche échecs steeds toenamen,
groeide te Parijs steeds sterker de oppositie
tegen het regiem en het kabinet.
„Wij hebben drie Pruisische legers tegenover
ons", klaagde Eugënie, maar er is nog een
vierde, en dat is bet leger van Bismarck bin
nen Parijs, en van alles ls dit 't ergste".
Eugénie bezocht de ambulancen, zij had er
zelf een ingericht In de zalen der Tuilerieën.
Zij ging rond van bed tot bed, jonge soldaten
schreiden bij haar verschijnen. Zij stond de
stervenden bij.
Zij zag zich gesteld voor een bijna boven-
menschelijke taak, de bescherming van een
volk, terwijl alles om haar heen wankelde, de
keizer, de generaals, de legers. Toewijding, ge
negenheid en dankbaarheid begonnen te wijken
en zich terug te trekken, maar 't deert haar
niet meer, integendeel zij wordt er sterker en
beslister door, het verleent haar een nieuwe
ongekende grootheid. Toch maakt zij zich geen
illusies meer, zelfs In haar huis spreekt alles
tot haar van haar naderenden val. Een pani
sche schrik waart als door de salons zonder
tapijten en gordijnen. De laatste getrouwen
spreken op fluisterenden toon als rond een
zieke. Eugénie eet niet meer, slaapt bijna niet,
heel den dag door is zij gekleed In een zwart
cacbemiren kleed met witte manchetten om
de polsen en een witten halskraag. Zij hekent
geen vermoeienis. Zij voelt haar niet meer. De
wetenschap haar plicht te doen, houdt haar op
de been, en ook haar geloof.
Eiken avond knielt zij neder aan den rand
van haar bed voor een lang en vurig gebed.
Zij denkt aan haar zoon, den Jongen prins,
die uit voorzichtigheid van zijn moeder ge
scheiden, nu met een klein escorte rondzwerft
in de Noordelijke departementen. Zij had hem
b{j zich kunnen roepen, maar zt) oordeelt dat
hij op het tooneel van den strijd behoort. On
danks zijn veertien jaren bestemmen zijn naam,
zijn rang en zijn toekomst hem voor het ge
vaar.
Zaterdag 3 September, drie uur in den mid
dag zit Eugénie den ministerraad voor. Er zijn
geen berichten. Sinds een dag zijn de verbin
dingen met Sedan verbroken. Men vreest dat
het leger van Mac Mahon is ingesloten. Het
gerucht van een groote catastrophe waart door
Parijs.
Met neergeslagen oogen luistert Eugénie toe,
zij schijnt afwezig.
Alleen gelaten blijft zij een half uur gedoken
zitten voor den werktafel van den keizer, het
hoofd in de handen gezonken. Men klopt aan
de deur, en voordat zij eenig geluld kan geven,
ziet zij den minister van binnenlandsche zaken
binnentreden. De man spreekt geen woord, hij
siddert en reikt de keizerin een telegram....
het telegram van Sedan.
„Het leger verslagen en krijgsgevangen:
waar ik mij niet heb kunnen laten dooden te
midden mijner soldaten, heb ik mij krijgsge-
gevangeno moeten doen stellen om het leger
te redden. Napoleon."
De keizerin heft zich brusque op, en valt
weer in haar zetel. Zij frommelt het telegram
in elkaar, en werpt 't op den grond, maakt
tegen Chevreau een gebaar van heengaan. Ver
slagen raapt hij het telegram op om zijn
collega's op de hoogte te stellen.
Eugénie richt zich op en gaat achter hem
aan, de kleine trap op die leidt naar de ver
trekken van den keizer. Met loome schreden
gaat zij voort, zioh aan de leuning vasthoudend
als een dronken vrouw. Zij stamelt onverstaan
bare klanken uit. Boven ontmoet zij Conti en
Filon, die naar haar toe wilden. Zij zien een
vrouw verschrikt, ontdaan met wilde oogen
als van een krankzinnige. Met een gesmoorde
stem roept zij: „Weet ge, wat ze beweren? Dat
de keizer zich heeft overgegeven, dat hij gecapi
tuleerd heeft. Gij zult dezen smaad toch niet
voor ernst nemen
Beide mannen zwegen. Zij ging dreigend op
hen af.
„Zegt, dat ge 't niet gelooft!"
Conti stamelde: „Mevrouw er zijn omstandig
heden
Zij onderbrak hem, en met een gezicht vol
afgrijzen schreeuwde zij: „Een Napoleon capi
tuleert niet! Hij is dood. Hoort ge.... ik zeg,
dat hij dood is en men dit voor mij wil ver
bergen."
Met de handen opgeheven boven haar hoofd
de oogen gesluierd door de verwarde haren,
snikte ze: „Waarom heeft hij zich n4et laten
dooden? Waarom is hij niet gevallen onder de
muren van Sedan Heeft hij dan niet gevoeld,
dat hij zich onteerde? Wat voor naam laat hij
achter aan zijn zoon
Maar plotseling bedaarde haar woede. Tra
nen vulden haar oogen, gleden langs haar wan
gen öp haar kleed.
Zware snikken ontspanden haar zenuwen. Zij
gleed op haar knieën, en smeekte Nepoleon,
alsof hij op twee pas voor haar stond:
„Vergeef mij, o vergeef mij
Toen viel zij in onmacht.
Nauwelijks tot zich zelf gekomen roept zij
een ministerraad samen. Men bespreekt de
mogelijkheid om den opmarsch der Pruisen
naar Parijs tegen te houden. Ook de mogelijk
heid dat straks de troepen bij muiterij haar
paleis zullen beBtormen. Zij weigert alle ver
dediging en bescherming.
„Wat er ook gebeurt", verklaart zij, „de
soldaten mogen niet op het volk schieten."
Zij laat generaal Trochu roepen, maar deze
verschijnt niet, in den geest is hij zijn keizerin
reeds afgevallen.
Met de telegrammen in de hand geeft de
keizerin nu zelf een overzicht van den oogen-
blikkelijken toestand, over de vijandige mani
festaties binnen Parijs en in de provincie.
Buiten in de straten wordt de republiek al
uitgeroepen. Een wondere kracht grijpt baar
weer aan. Zij begrijpt: alles is verloren, maar
al moet ze sterven, de eer zal gered worden.
Haar laatste getrouwen raden haar zich in
veiligheid te stellen, te vluchten.
„Vrees niet mevrouw, dat men u zal be
schuldigen van uw post gedeserteerd te zijn.
Maar gij zult wel een groot bewijs van moed
geven, als gij u opoffert voor het algemeen wel
zijn, en zoodoende Frankrijk te sparen voor een
revolutie ten aanschouwe van zijn vijanden."
Dit argument treft Eugénie. Het doet een
beroep niet op haar eigen belang, maar op haar
vaderlandsliefde.
Met opgeheven hoofd en met vasten mond
antwoordt zij: „Denkt gij dat lk mij wil vast
klampen aan de macht Als ik er afstand van
doe, dan vraag ik slechts één ding: dat men
mij een woning toewijst, welke ook, maar waar
men mij veroorlooft tot het einde al de ge
varen en het lijden te deelen van een belegerde
stad.
Toen zwegen allen, diep bewogen.
Onderwijl breidt de opstand zich uit. Het
volk dringt tot in de tuinen der Tuilerieën,
straks tot binnen het paleis zelf.
De gezanten van Oostenrijk en Italië raden
haar aan heen te gaan en zich in veiligheid te
stellen. Als zij nu heengaat, (heeft zij geen af
stand te doen blijft zij haar rechten behouden.
Buiten roept men „Leve de Republiek!"
„Dood aan de Spaansche!"
„Vrees niet mevrouw", tegt Wlgra de
Italiaansche gezant, wij zullen u redden".
„Voel", antwoordt Eugénie, „mijn arm rust
op den uwen, heeft hij soms?"
In een gesloten rijtuig verlaat Eugénie op
het laatste oogenblik de Tuilerieën.
Zij wordt ondergebracht in de woning van
haar tandarts, den Amerlkaanschen dr. Evans.
Deze weet haar vermomd na een avontuur
lijke reis tot Havre te brengen, waar een par-
ticuller Engelsch jacht haaT het Kanaal over
in veiligheid brengt.
Op het eiland Wight wordt de keizerin ln
het Pier-Hotel geweigerd wegens haar schamel
voorkomen. Zij vindt een onderdak in het een
voudige Yörk-Hotel.
Den anderen dag leest dr. Evans, dat de
jong? „prince imperial" eveneens in Engeland
is aangekomen, en dat hij te Hastings vertoeft.
Hij durft 't de keizerin niet te zeggen, om haar
niet op te winden. Maar stelt voor zoo Spoedig
mogelijk door te reizen.
Dr. Evans zoekt den jongen Napoleon op.
De knaap herkent hem, vraagt naar het lot
van zijn moeder. Niemand die weet wat er van
haar geworden is.
Dan wijst dr. Evans, de trouwe vriend naar
de deur van het hotelkamertje die langzaam
open gaat: de knaap valt in de armen van
zijn moeder.
Eugénie zond dr. Evans naar Wilhelinshöhe,
waar Napoleon gevangen zat om zich heter met
hem in contact te stellen.
Zij bood hem aan zijn gevangenschap te ko
men deelen.
Napoleon weigerde, de plaats van Eugénie
was bij zijn zoon. Daarbij was zij, althans in
naam, nog altijd het hoofd van het leger in
het belegerde Metz, ze kon zich dus niet aan
den vijand vertoonen.
In Maart 1871 kwam Napoleon na het teeke-
neu van het vredesverdrag zich bij echtgenoote
en zoon in Engeland vestigen, waar hij ziek
en afgeleefd 9 Januari 1873 in ballingschap
stierf.
„Nu heb ik niets meer dan jou, Louis!" zeide
zij tot haar zoon.
Maar ook dit laatste bezit zou de heroïeke
vrouw spoedig worden afgenomen.
P. HYACINTH HERMANS-