EUGENIE DE MONTYO. a OCTOBER EEN PRAATJE OVER BONT. MODEPRAATJES. üfS1 Jr DINSDAG 6 OCTOBER 1931 KALENDER VAN DE WEEK. KAPSELS VAN HET SEIZOEN. ONZE VOEDING. VOOR REGENACHTIGE, GURE DAGEN. HANDWERK. CORRESPONDENTIE. MODERN HOEDJE. 0 DE LAATSTE KEIZERIN VAN FRANKRIJK. 5» October, de rood en goud kleurige schakel tusschen September, den lachenden nazomer, en November, de aangrijpende najaarsschim in grauwe nevelen van regen en mist, dorre en vale blaren. 't Is nu heerlijk, wondermooi buiten en, wanneer ge een dag de stad sunt ontvluchten en buiten komt, dan verbaast zich de arme stadsmusch, dat het buiten aier en daar nog zoo groen, maar vooral zoo someracbtig is. Gloeiend lachen de geraniums u tegen; nog heele rozenbedden geven eèn illusie van Juni zon en Juni-pracht; 't paars en purper, 't geel en goud, en 't rood van den wilden wingerd zingen echter 'n zachte symphonie van ver gankelijk schoon. Nog eenmaal bloeit alles op, zon-overgoten, maar, als deze daalt, is 't kil huiverig; dan ls 't wel degelijk 't afscheid vaa den zomer, die er helaas niet was. „Que faire, souffrir et se taire". Blijde begroeten we October, de maand, die niet alleen haar poorten wijd open zet voor meer intiem, huiselijk leven, intenser arbeid, maar die de maand van Maria is, de maand van den H. Rozenkrans. In Mei komt zij, do lieflijke en verheven Vrouwe, tot ons en wij zingen en jubelen en bidden en omkransen Heur beeld met de eerste rozen; in October is Zfj als de teedere en be zadigde Moeder, die ons roept; ,,komt kinderen, al hebt ge niet de handen vol lentebloemen, beloften en vreugden; komt tot My met de „fallen leaves" uwer verloren illusies; de simpele Rozenkrans om de vingers gestrengeld. Komt, niet in den triomf Uwer lente, komt nederig, verslagen, als ge misschien zfjt, in den terugslag der booze en droeve tijden". „Komt, ook üw asters zijn welkom, maar bovenal Uw gebed Ziet, dat wil October ons zeggen. October, de maand, die nog zooveel schoons kan bieden, maar toch zoo duidelijk spreekt van sterven en vergaan. Maar boven de zonne, die alle leven geeft, straalt een sterre, daar troont de Madonna' de zoete Madonna, van den eeuwig, onver- gankelijken krans van rozen, die nooit tever geefs geplukt, geofferd werd. Gaan wij in deze nieuwe Octohermaand tot Maria, de Sterre der Zee, een zee van zorg, dreigenden ondergang van vertwijfeling, misschien. Maria Zij is ook de Koninginne van den H. Rozenkrans. Bidden wij, bidden wij veel, waar en wanneer wij kunnen, hetzij in de kerk, hetzij thuis. Waar niet iedere vrouw des huizes, niet iedere moeder ter kerke kan gaan, waar niet ieder gezin gezamenlijk dit heerlijk gebed kan verrichten, och, stoken wfl daar het vuur 0Dtfe eigen intieme godsvrucht eens hoog op. Ieder heeft wel 'n kwartier, 'n twintig minuten te vinden om stil voor Maria's beelte nis de wondere snoer van bloemen te vlechten, den Rozenkrans, Haar ter eere. Heusch, als we niet meer en niet InnigeT met hart en ziel bidden, dan gaat het mis met me' an,feren, met de geheele wereld, ij zuchten en steunen en jammeren en klagen, ofwel we dulden den tijd in verbeten cyn.sme en fatalistische overgave aan het „Kismet", maar dat alles baat niet. We moeten op de knieën, we moeten bidden, ons klein, heel klein maken en met het snoer, dat Maria zelve gaf in de smeekende handen, Haar Harte ontroeren, opdat Zij bij Haren Zoon genade, ontferming en vrede erlange. Doen wij allen ons best, en zoo wij slechts eenmaal êSn goeden krans mochten vlechten, zal deze tijd niet vruchteloos voorbij spoeden. Maar wij Killen meer, wij zullen meer, en de gulden keten, die zomer en najaar vereent, zal voor onze zielen zijn die geheimzinnige, hemelsche krans van rozen, die ons voor eenwig moge binden aan Maria, de Koninginne van den H. Rozenkrans. HELLENEN. „Ik kan me van het jaar niet eens een nieu wen wintermantel permitteeren, ;aat staan een bontjas", mopperde mijn zwartgallige vriendin, toen ik trachtte haar mee te lokken naar de bontshow der firma Hilbrink. Met tegenzin ging ze er heen om eenige uren later stralend huiswaarts te keertn. „Zalig, voor een paar tientjes ban die onmo gelijke, antieke „tijgerjas" omgetooverd wor den in zoo'n modern jacquetje of boléro! Dan heb ik toch iets nieuws!" Een van de groote voordeelen der mode revues.' Je krijgt er zulke aardige ideeën, waardoor je soms in staat bent een of ander onbruikbaar kleedingstuk te ïaten moderni seer en! Tevens loop je geen gevaar het verkeerde te koopen, omdat je een globaal overzicht hebt van alles, wat „koningin Mode" brengt. Ik ben naar deze show gegaan niet zoozeer met de bedoeling om een keurig verslag te schrijven over het zeer kostbare pelswerk der firma Hil brink, als wel om me oo de hoogte te steil—n van de mogelijkheden, die deze mode middelmatigen en schralen beurzen biedt! De tijden, waarin men een bontjas als een luxe beschouwde, zijn al lang voorbij. Bij een verstandige keus en zorgvuldige behandeling ls men er op den duur vaak voordeeliger mee uit dan met stoffen mantels. Er worden dit jaar zoowel korte als lange mantels gedragen. De korte jasjes zijn eenigszins getailleerd en vaak van voren weggesneden. Ze worden dan ook zeer terecht „jacquet" genoemd. Sommige hebben een eenigszins klokkend schootje. We zagen ook enkele boléro'a. Vele dames beseffen niet, hoe belangrijk voor haar verschijning het kapsel is. En nog meer misschien vergeten, dat het kapsel niet slechts afhankelijk is van de mode, maar dat het vóór alles zich richten moet naar het type van haar, die het draagt. Een coiffure, die met figuur of persoon van de draagster niet harmonieert, staat steeds leelijk en gewild. De keuze van de haardracht moet met overleg geschieden. En nu er zooveel „haar-kunstenaars" zijn, behoeft zij geen hoofdbrekens meer té kosten. Een blondine is meer aangewezen op een „opge- maakten" haardos, een glad kapsel zal de don kerharige het voordeeligst staan. Is momenteel lang dan wel kort haar modet Het heeft allen schijn, dat men op een com promis aanstuurtvan achteren laat men het haar langer groeien. Dit vindt zijn oorzaak in de omwenteling, welke in de hoedenmode heeft plaats gehad. Terwijl nog het vorig jaar de hoeden achter op het hoofd werden gedragen, dus den nek bedekten, drukt men ze thans diep in de oogen, waardoor de hals vrij blijft. Het heeft dus geen zin meer het haar kort te houden. Het zoogenaamde „hanenveerkapsel" is een van de grootste nouveauté'». Wij vermelden dit eenvoudig, zonder ons verder over het aesthe- tische van dit snufje uit te laten. Onder dat kapsel moet men verstaan, dat het haar aan beide zijden van het hoofd kort gehouden en glad naar voren geborsteld wordt, zoodat het den indruk van veer en geeft. (Afb. S der boven ste rij). Voor jongedames is het tweede kapsel met de scheiding en het licht geonduleerde haar het meest geëgend. Links daarvan, (afd. 1 bovenste reeks) ziet men het standaardkapsel van het seizoen. Het heeft eveneens een scheiding, is ge-watergolf'd en in den nek blnnemoaarts gerold; hierdoor blijft de indruk van een page-kopje bewaard. De lokkenrijke coiffures zijn voor den avond gereserveerd. Theater- en familie-bezoeken vra gen een glad kapsel met platte krullen bezijden en van achteren (links onder), bals nog groo- tere krullenpracht. Deze wordt verkregen door tot hoog op het achterhoofd het haar te be handelen. (laatste afb.). Agrafen, fantasie-kammen en booggespen, die, sooals onze afbeelding doet zien, zeer de coratief staan, worden voorloopig nog gereser veerd voor „groote" avondpartijen. De mouwen, die van ondeTeu veelal nauw zijn (zeer practisch voor den winter) loopen naar den el.cboog in een tuitje uit. Of wel ze hebben «r.-.i 01 andere bontgarneering ter hoogte van den it boog. Het is opmerkelijk, dat men zich bij de duur dere mantels aan net klassieke model gehouden heeft. De lengte is minstens 26 c.M. van den grond. Een lange bontmantel maakt lomp en het mis staat geenszins als er een strook je japon onder uit komt gluren. Ze zijn recht van model, een tikje getailleerd. Hoewel iets lager dan vorig jaar, blijven de kragen toch nog vrij hoog. De voeringen zijn van effen crêpe de chine, liefst in een harmonieerende tint en vaak van rijk borduursel voorzien. Voor de goedkoopere jassen is veulen sterk favoriet, zoowel in zwart, bruin als beige. Hoe duurder de vellen, des te soepeler de haren en te mooier de teekening. Ze worden vaak gedragen met een kraag van persianer, bever of vos, wat de prijzen natuur lijk aanmerkelijk verhoogt. Ook mollebont wordt weer veel gebruikt. Hoewel het goedkoop is, rangschik ik dit toch onder het „luxe bont", want het is niet sterk en kan alleen dan gekocht worden als mem over een uitgebreide garderobe beschikt. Voor de „business-girl" zou zoo'n „kruidje- roer-me-niet" al heelemaal uit den booze zijn. Loutre de Oolombie en seal-electric (geverfd konijn) worden weer meer gedragen dan we de laatste jaren gewend waren. De prijs is betrekkelijk laag en als men er zuinig op ls kan men er heel wat jaren mes toe. Van de duurdere soorten ls er vooral naar persianer en seal-bisam vraag, terwijl we ook nutria en petit-gris weer zagen verschijnen. In de dure soorten worden vooral brelt- schwanz em nerz gebracht. Deze mantels vallen lntusschen slechts onder het bereik van maar enkelen. Maar het „bueno", eveneens van lam metjes afkomstig, kan het breitschwanz zeer goed vervangen. Hoezeer het „duurkoop gotdkoop" op bont van toepassing Is, bewijst wel de geschiedenis die een, naast mij zittende dame, mij over haar mooie petit-gris jas vertelde. „Het is, zeide zij, een erfstuk, afkomstig van mijn grootmoeder. Het bont zat aan de binnenzijde van een plaid en „moet al meer dan 100 jaar oud zijn." Gelijktijdig vertelde ze me, hoe ze een oude persianer mantel van minstens 30 jaar, had laten vermaken tot een kort jasje. Waaruit we mogen besluiten, da.t „bont" een ideale en tevens ïoordeeligs dracht is voor den winter, mits men zich vakkundig laat voorlichten bij zijn keuze en koopt bij een vertrouwd adres, I waar mem zich tevens belast met bet verrichten van kleinere of grootere reparaties. Van de uitgeversfa. H. A. van Bottenburg te Amsterdam (Prinsengracht 493) ontvingen wij een tabel, waarvan gemakkelijk vallen af te lezen de voedende bestanddeelen in diverse voedingsmiddelen: eiwit, vet, koolhydraten, celstof en water. Voor de huisvrouw, die zich aan een ratlo- neele samenstelling der gezinsvoeding gelegen laat liggen ls deze tabel samengesteld door de bekende huishoud-leerares M. Wittop Ko ning een practische wegwijzer 0.20). Van dezelfde band verscheen ook 'n vijftal kaartjes, de voedingsmiddelen rangschikkend op hun gehalte aan vitaminen AE. Ter meer dere overzichtelijkheid heeft ieder kaartje een andere kleur; maar zwarte druk op donker paars fond lijkt ons minder aanbevelenswaardig. De serie kost 15 cents. Dinsdag. Er is niets pijnlijker te dragen dan een ge broken woord, een geschonden beiofte. C. M. v. H. G. Woensdag. Steeds gelukkig te zijn en het leven door te gaan zonder zieiesmart, dat zou beteekenen onkundig blijven van de helft van liet wezen en den aard der natuur. Donderdag. Geen enkele arbeid vernedert de vrouw, alleen niet berekend te zijn voor haar taak, is vernederend voor de vrouw. A. H. Vrijdag. 1 Doe nooit iets half, dat is tijdverspillen, 't moet later weer overgedaan of verbeterd worden. Zaterdag. Wie alle kleine oogenblikken gebruikt, kan rustig genieten van een uitgespaard halfuurtje. DEN W. Zondag. Niets heeft waarde in een menschenleven, geen geleerdheid, geen roem, geen kennis, zoo het niet kent de trouw aan het gegeven woord, de trouw aan de belofte, aan de afspraak. C. M. v. H. G. Maandag. Waak er voor dat niet de woordbreuk groote dingen breekt in een menschenhart, dat in vol vertrouwen was gesteld op overgave en geloo- ven, op argeloos vertrouwen. C. M. v. H. G. Daar stond van de week een van onze kleine peuters bfj me te bedelen om vijf centen voor een zakje vermicelli. „Vermicelli, maar schattekind, wat moet je daar mee doen?" „Kettingen rijgen, mamsie!" Kettingen rij gen, en moeder zag al van die griezelige ver- micellie-pieren glibberen. ,'t Zijn allemaal heel kleine sterretjes, die je net als kralen kunt aanrijgen, mama, heusch Nettle en Miep en Rosalietje hebben 't ook op school." „Vooruit dan maar", zei mama, en weg vloog ze met de kornuitjes naar de Gruyter, waar je voor een stuiver een zak vol van dat kostbare materiaal kon krijgen. Een weinig sceptisch berustte moeder. Maar wat een verrassing, toen een uur later de kleine knutselaarster kwam aangestapt met een heel kanariegeel garnituur, ketting, armband, ringetje. Doddig, in één woord, ter afwisseling ge kleurde kraaltjes, rose, licht blauw, groen er tusschen. Zoo wat om de 10 stuks vermlcelli- sterretjes, Iets grooter dan een erwtje, 't Effect is verbluffend en niemand, die zoo'n ketting voor 't eerst ziet, zal ook maar eenigszins ver moeden hier met vermicelli te doen te hebben. En op een mollig bruin halsje staat 't om te stelen. Moeders, maakt uw kinderen gelukkig en geeft ze een zak vermicellisterretjes. U zult er geen spijt van hebben, maar een rustige middag is u gewaarborgd en de poppengarde- robe en de poppenmoedertjes zelf zullen er wel bij varen. Er zweven plannen door mijn hoofd ze in 'n andere tint te verven, maar hoe, daar moeten we nog eens over broeien. Missohien er per ongeluk wat bessesap op morsen Wie weet! Uit iets kwaads komt altijd iets goeds naar voren Als het lukt zal ik 't u wel raededeelen. HUISMOEDER. In de Beyers'-editie (uit. Allert de Lange en G. v. Wees en Weiss) verscheen als No. H 342 „Nieuwe modellen wollen kleeding voor dames en heeren", sjaals, vesten en pullovers 0.60). De uitgave is alleen in handwerkzakeh en bij den boekhandel verkrijgbaar. P a r ij s, 28 September 1931. Was vroeger een regenmantel een weliswaar onmisbaar maar toch weinig aantrekkelijk kleedingstuk, waarvan men niet dan in de uiterste noodzakelijkheid gebruik maakte, de mode heeft hier in den laatsten tijd een be langrijke verbetering in gebracht. Men heeft tegenwoordig waterdichte regenmantels, die zoo coquet zijn, dat zij voor geen enkelen sier lijken mantel onder hoeven te doen. Zoowel in coupe als in kleur heeft men de rijkste variatie, die zich den ken laat. Men ziet dan ook modellen, in de meest verscheidene tinten gecombineerd. Do mantels van water dichte crêpe-de-chine kiest men meest in een warme tint. zoo als kastanje, of ge- dekt-rood, of marine blauw. Discrete fanta sie-stoffen met kleine ruitjes gebruikt men graag in twee tin ten van den stof, voor col, paramenten en ceintuur. Soepel leer blijft eveneens als heel ge schikt materiaal ge zocht, vooral omdat de mantels hiervan zich zoo uitstekend voor auto-tochten lee- nen. Voor deze man tels is de keus van tint nog uitgebrei der: men ziet ze zoowel in naturel als In blauw, groen of rood. De soepelheid van dit materiaal iaat ook allerlei sierlijke garneeringen toe zooals het hierboven weergegeven model laat zien. Het is versierd met aardige découpes, afgelijnd met een grove piqure. Het hier weergegeven model is uitgevoerd uit leer in midden-blauwe tint, met een calot ook van blauw leer. Men kan dit model ook doen uitvoeren vaa water dichte zijde of *tof. Aan Mevrouw V. te L. Tot mijn groote spijt kan ik U geen goed recept van vloeibare zeep geven. Misschien kan één onzer abonné's helpen Id3j Hierboven een heel modem hoedje van het atelier Esther Meyereen baret van geplooid kastanje vilt. ill. Juli 1870. De oorlog met Dtiitschland en zijn noodlottig verloop. Napoleon heeft hem niet gewild, hij vreesde een ontmoeting met de Duitschers, gewaarschuwd als hij was door zijn gezant te Berlijn. Maar Frankrijk zelf wilde hem. Lehoeuf, de Minister van Oorlog, meende zelfs dat zijn prachtig leger binnen veertien dagen Berlijn zou hebben ingenomen. Eugënie zag in den oorlog een uitkomst, ook zij verkeerde in den waan dat het leger na de laatste hervormingen en vernieuwingen on overwinnelijk zou blijken. Daarbij hoopte zij op een bondgenootschap met Oostenrijk en Italië. Zij zag Napoleon, en aan zijn zijde haar zoon, reeds als trlumphator te Parijs terugkeeren. Napoleon aan het hoofd van zijn troepen en naast hem ging de veertienjarige „Prince Im perial". Opnieuw zou Eugénie regentesse zijn. Maar al aanstonds, na de eerste onbeduidende suc cessen, kwam de ontgoocheling. Een schrijven van Napoleon, dateerend van 30 Juli uit Metz, openbaarde haar dat het mo reel van het leger in zeer slechte conditie was, rivaliteit tusschen de hooge chefs, gebrek aan discipline bij de troepen, een deficit in bewa pening. De Franschen moesten wacbten en treuzelen met het gevaar voor oogen, dat de vijand al nader en nader kwam en gereed was om den Rijn over te steken. En weldra volgden de Jobstijdingen elkaar op. Nederlaag van Frossard bij Forbach, die van Mac Mahon bij Frosehwiller, de Fransche troepen in aftocht, Elzas bezet, de weg naar Parijs open. Engénie oversehouwde den afgrond, zij wag gelde. Zij begreep: de dynastie was veroor deeld, zij had nog slechts te denken aan Frankrfjk. Om drie uur in den morgen hield zij minis terraad, welken zij voorzat met een autoriteit, die niemand nog in haar gezien had, Minister OUivier had generaal Trochu meegebracht, die zich ter beschikking stelde van de kaizerin. Eugénie stelde voor de Kamers bijeen te roepen. Trochu verzette zich, en Ollivier oor deelde 't gevaarlijk om in deze moeilijke om standigheden vrijheid te verleenen aan de pleit bezorgers der oppositie. Eugénie wilde toch doorzetten. Toen stelde de eerste minister voor om Napoleon naar Parijs te doen terugkeeren om zelf het bewind in handen te nemen. „Wij zijn hier voldoende", verklaarde Eugénie hoog. „De plaats van den keizer is op het oogenblik bij het leger. Hij kan nog slechts als overwinnaar naar Parijs terugkeeren. De Raad schikte zich naar haar wil. Den anderen morgen zouden de Kamers bijeen ge roepen worden. Maar toen zij den anderen mor gen In haar vertrekken wachtte op de komst der ministers, zag zij een opgewonden menigte rond de Tuilerieën trekken. Als het volk haar silhouette voor de vensters zag verschijnen, rees er een gehuil op, en werd er „Aftreden" geroepen. Eugénie knielde eenige oogenblikken in haar donker bidvertrek neder om kracht en moed te vinden. Resoluut verscheen zij daarna te midden der ministers. „Alles kan nog gered worden", sprak zij, „als de Franschen eendrachtig blijven". En als men sprak over haar eigen veiligheid voegde ze er aan toe: „Ik heb geen troepen noodig om mij te beschermen. Laten wij liever onze laatste regimenten naar het front sturen" „Zjj is flink als een rots", schreef haar vriend Merimée van Panizzi. „Deze vrouw Is een Romeinsche", verklaarde Trochu. Door haar fierheid, haar moed, haar zucht om te dienen was zij de spil geworden van het Gouvernement. Zij zelf was binnen enkele dagen oud ge worden. Haar schoonheid was verdwenen, haar eens zoo goud stralende haren waren wit ge worden, twee harde trekken teekenden zich rond den mond. Twee nieuwe legerkorpsen werden gevormd, die naar het Westen trokken met aan het hoofd Trochu en Vinoy. De nationale garde versterkt op een getal van 270.000 man, zou Parijs verdedigen, als het werd Ingesloten. De forten werden versterkt met 1800 kanonnen van de marine. Parijs zou voor een eventueel beleg worden geapproviandeerd. Op aandrang van Eugénie en haar minis ter had Napoleon aan Maarschalk Lehoeuf het opperbevel ontnomen, en het overgedragen aan Bazaine. „Ik draag U het laatste leger van Frankrijk over", zei Napoleon, „denk aan den Prince Imperial". Terwijl de vijand al meer en meer opdrong en de Fransche échecs steeds toenamen, groeide te Parijs steeds sterker de oppositie tegen het regiem en het kabinet. „Wij hebben drie Pruisische legers tegenover ons", klaagde Eugënie, maar er is nog een vierde, en dat is bet leger van Bismarck bin nen Parijs, en van alles ls dit 't ergste". Eugénie bezocht de ambulancen, zij had er zelf een ingericht In de zalen der Tuilerieën. Zij ging rond van bed tot bed, jonge soldaten schreiden bij haar verschijnen. Zij stond de stervenden bij. Zij zag zich gesteld voor een bijna boven- menschelijke taak, de bescherming van een volk, terwijl alles om haar heen wankelde, de keizer, de generaals, de legers. Toewijding, ge negenheid en dankbaarheid begonnen te wijken en zich terug te trekken, maar 't deert haar niet meer, integendeel zij wordt er sterker en beslister door, het verleent haar een nieuwe ongekende grootheid. Toch maakt zij zich geen illusies meer, zelfs In haar huis spreekt alles tot haar van haar naderenden val. Een pani sche schrik waart als door de salons zonder tapijten en gordijnen. De laatste getrouwen spreken op fluisterenden toon als rond een zieke. Eugénie eet niet meer, slaapt bijna niet, heel den dag door is zij gekleed In een zwart cacbemiren kleed met witte manchetten om de polsen en een witten halskraag. Zij hekent geen vermoeienis. Zij voelt haar niet meer. De wetenschap haar plicht te doen, houdt haar op de been, en ook haar geloof. Eiken avond knielt zij neder aan den rand van haar bed voor een lang en vurig gebed. Zij denkt aan haar zoon, den Jongen prins, die uit voorzichtigheid van zijn moeder ge scheiden, nu met een klein escorte rondzwerft in de Noordelijke departementen. Zij had hem b{j zich kunnen roepen, maar zt) oordeelt dat hij op het tooneel van den strijd behoort. On danks zijn veertien jaren bestemmen zijn naam, zijn rang en zijn toekomst hem voor het ge vaar. Zaterdag 3 September, drie uur in den mid dag zit Eugénie den ministerraad voor. Er zijn geen berichten. Sinds een dag zijn de verbin dingen met Sedan verbroken. Men vreest dat het leger van Mac Mahon is ingesloten. Het gerucht van een groote catastrophe waart door Parijs. Met neergeslagen oogen luistert Eugénie toe, zij schijnt afwezig. Alleen gelaten blijft zij een half uur gedoken zitten voor den werktafel van den keizer, het hoofd in de handen gezonken. Men klopt aan de deur, en voordat zij eenig geluld kan geven, ziet zij den minister van binnenlandsche zaken binnentreden. De man spreekt geen woord, hij siddert en reikt de keizerin een telegram.... het telegram van Sedan. „Het leger verslagen en krijgsgevangen: waar ik mij niet heb kunnen laten dooden te midden mijner soldaten, heb ik mij krijgsge- gevangeno moeten doen stellen om het leger te redden. Napoleon." De keizerin heft zich brusque op, en valt weer in haar zetel. Zij frommelt het telegram in elkaar, en werpt 't op den grond, maakt tegen Chevreau een gebaar van heengaan. Ver slagen raapt hij het telegram op om zijn collega's op de hoogte te stellen. Eugénie richt zich op en gaat achter hem aan, de kleine trap op die leidt naar de ver trekken van den keizer. Met loome schreden gaat zij voort, zioh aan de leuning vasthoudend als een dronken vrouw. Zij stamelt onverstaan bare klanken uit. Boven ontmoet zij Conti en Filon, die naar haar toe wilden. Zij zien een vrouw verschrikt, ontdaan met wilde oogen als van een krankzinnige. Met een gesmoorde stem roept zij: „Weet ge, wat ze beweren? Dat de keizer zich heeft overgegeven, dat hij gecapi tuleerd heeft. Gij zult dezen smaad toch niet voor ernst nemen Beide mannen zwegen. Zij ging dreigend op hen af. „Zegt, dat ge 't niet gelooft!" Conti stamelde: „Mevrouw er zijn omstandig heden Zij onderbrak hem, en met een gezicht vol afgrijzen schreeuwde zij: „Een Napoleon capi tuleert niet! Hij is dood. Hoort ge.... ik zeg, dat hij dood is en men dit voor mij wil ver bergen." Met de handen opgeheven boven haar hoofd de oogen gesluierd door de verwarde haren, snikte ze: „Waarom heeft hij zich n4et laten dooden? Waarom is hij niet gevallen onder de muren van Sedan Heeft hij dan niet gevoeld, dat hij zich onteerde? Wat voor naam laat hij achter aan zijn zoon Maar plotseling bedaarde haar woede. Tra nen vulden haar oogen, gleden langs haar wan gen öp haar kleed. Zware snikken ontspanden haar zenuwen. Zij gleed op haar knieën, en smeekte Nepoleon, alsof hij op twee pas voor haar stond: „Vergeef mij, o vergeef mij Toen viel zij in onmacht. Nauwelijks tot zich zelf gekomen roept zij een ministerraad samen. Men bespreekt de mogelijkheid om den opmarsch der Pruisen naar Parijs tegen te houden. Ook de mogelijk heid dat straks de troepen bij muiterij haar paleis zullen beBtormen. Zij weigert alle ver dediging en bescherming. „Wat er ook gebeurt", verklaart zij, „de soldaten mogen niet op het volk schieten." Zij laat generaal Trochu roepen, maar deze verschijnt niet, in den geest is hij zijn keizerin reeds afgevallen. Met de telegrammen in de hand geeft de keizerin nu zelf een overzicht van den oogen- blikkelijken toestand, over de vijandige mani festaties binnen Parijs en in de provincie. Buiten in de straten wordt de republiek al uitgeroepen. Een wondere kracht grijpt baar weer aan. Zij begrijpt: alles is verloren, maar al moet ze sterven, de eer zal gered worden. Haar laatste getrouwen raden haar zich in veiligheid te stellen, te vluchten. „Vrees niet mevrouw, dat men u zal be schuldigen van uw post gedeserteerd te zijn. Maar gij zult wel een groot bewijs van moed geven, als gij u opoffert voor het algemeen wel zijn, en zoodoende Frankrijk te sparen voor een revolutie ten aanschouwe van zijn vijanden." Dit argument treft Eugénie. Het doet een beroep niet op haar eigen belang, maar op haar vaderlandsliefde. Met opgeheven hoofd en met vasten mond antwoordt zij: „Denkt gij dat lk mij wil vast klampen aan de macht Als ik er afstand van doe, dan vraag ik slechts één ding: dat men mij een woning toewijst, welke ook, maar waar men mij veroorlooft tot het einde al de ge varen en het lijden te deelen van een belegerde stad. Toen zwegen allen, diep bewogen. Onderwijl breidt de opstand zich uit. Het volk dringt tot in de tuinen der Tuilerieën, straks tot binnen het paleis zelf. De gezanten van Oostenrijk en Italië raden haar aan heen te gaan en zich in veiligheid te stellen. Als zij nu heengaat, (heeft zij geen af stand te doen blijft zij haar rechten behouden. Buiten roept men „Leve de Republiek!" „Dood aan de Spaansche!" „Vrees niet mevrouw", tegt Wlgra de Italiaansche gezant, wij zullen u redden". „Voel", antwoordt Eugénie, „mijn arm rust op den uwen, heeft hij soms?" In een gesloten rijtuig verlaat Eugénie op het laatste oogenblik de Tuilerieën. Zij wordt ondergebracht in de woning van haar tandarts, den Amerlkaanschen dr. Evans. Deze weet haar vermomd na een avontuur lijke reis tot Havre te brengen, waar een par- ticuller Engelsch jacht haaT het Kanaal over in veiligheid brengt. Op het eiland Wight wordt de keizerin ln het Pier-Hotel geweigerd wegens haar schamel voorkomen. Zij vindt een onderdak in het een voudige Yörk-Hotel. Den anderen dag leest dr. Evans, dat de jong? „prince imperial" eveneens in Engeland is aangekomen, en dat hij te Hastings vertoeft. Hij durft 't de keizerin niet te zeggen, om haar niet op te winden. Maar stelt voor zoo Spoedig mogelijk door te reizen. Dr. Evans zoekt den jongen Napoleon op. De knaap herkent hem, vraagt naar het lot van zijn moeder. Niemand die weet wat er van haar geworden is. Dan wijst dr. Evans, de trouwe vriend naar de deur van het hotelkamertje die langzaam open gaat: de knaap valt in de armen van zijn moeder. Eugénie zond dr. Evans naar Wilhelinshöhe, waar Napoleon gevangen zat om zich heter met hem in contact te stellen. Zij bood hem aan zijn gevangenschap te ko men deelen. Napoleon weigerde, de plaats van Eugénie was bij zijn zoon. Daarbij was zij, althans in naam, nog altijd het hoofd van het leger in het belegerde Metz, ze kon zich dus niet aan den vijand vertoonen. In Maart 1871 kwam Napoleon na het teeke- neu van het vredesverdrag zich bij echtgenoote en zoon in Engeland vestigen, waar hij ziek en afgeleefd 9 Januari 1873 in ballingschap stierf. „Nu heb ik niets meer dan jou, Louis!" zeide zij tot haar zoon. Maar ook dit laatste bezit zou de heroïeke vrouw spoedig worden afgenomen. P. HYACINTH HERMANS-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10