t 4 i I l m DE HEDENDAAGSCHE MENSCH EEN LITTERAIRE KELDER NA HET FEEST GIGOLO'S HET VERHAAL. ■■■■V -n~ WOENSDAG 9 DECEMBER 1931 ilÉiiiii Jacobus-Dirk (zijn achternaam was een pseu doniem in den tijd van dit verhaal en doet niets ter zake) was een dichter, maar dit mag hem niet kwalijk worden genomen, want later is hij een net mensch geworden. Maar het is een feit, dat hij een dichter is geweest, die zijn verzen zelfs niet eens wilde pubü- ceeren, uit wrok tegen de redacteuren van alle tijdschriften, die zijn gedichten geweigerd hadden en andere redacteuren waren er niet. Verder was hij in alles een waarachtig dich ter. Hij droeg een schoon fluweelen buis, maar dit was nog maar een uiterst vage aanduiding van de poëzie die Jacobus-Dirk uitstraalde. Als hij inspiratie had, hield hij zijn eene hand op de borst en met de andere zijn kin vast en daar hij op de meest ongelegen oogenblik- ken inspiratie kreeg, waren vele menschen in de gelegenheid hem aldus te bewonderen. Ja cobus-Dirk woonde op een zolderkamertje, zoo als menschen van zijn talent dat plegen^ te doen en gedurende perioden van dichterlijke roekeloosheid dronk hij wijn in een klein cafétje, evenwel nooit zonder enkele passen de woorden aan deze dichterlijkste van alle dranken te wijden. En Jacobus-Dirk schepte in dit alles zeer veel behagen. Als hij op zijn zolderkamertje neer gezonken was in zijn lig stoel en tevens in overpeinzingen, wist hij zich de jonge dichter en hij liet de gordijnen open om de menschen aan den overkant de gele genheid te geven hem te bespieden. Als hij op straat liep had hij zelfs twee rollen op zijn repertoire, die hij om beurten tot niet geringe vreugde van zich zelf speelde. Soms liep hij met opgeheven hoofd en zwaaide losjes met zijn armen. Dan was er een lach op zijn ge laat, zijn gang was veerkrachtig en zijn raven, zwarte lokken (eigenlijk was het meer geel) golfden om zijn breede voorhoofd. Alhoewel niemand lette op den meneer, die aldus een beetje dwaas met zijn armen liep te zwaaien en bij lederen pas op zijn teenen wilpte (van wege den veerkrachtige tred) wist hij toch, dat de menschen naar hem omkeken en tegen elkaar zeiden „Wie is deze vroolijke kwant, die zdo frank en vrij door de wereld stapt (waereld, zei Jacobus-Dirk) en zoo blij is om de boomen en de bloemen en de wolken, die langs den hemel varen" Maar het kon ook anders. Want een ande ren keer liep hij wankel en gebogen, maar met een schitterenden gloed in zijn oogen en dan zeiden de menschen„Welk een groote geest schijnt te huizen in dit wankele lichaam! Zoo was Jacobus-Dirk gelukkig ondanks het bestaan van redacteuren, dewelke allen slechts bourgeois waren. Jacobus-Dirk, zeide ik reeds, is een net mensch geworden. Hij heeft een betrekking, die niets beter en niets slechter is dan hon derd-duizend andere betrekkingen op de we reld (die thans dan ook gewoon „wereld" heet) en hij heeft een zwart pak voor Zondags en een gekeerd voor in de week. Maar één ding is hem bijgebleven en dat is zijn minflchting voor redacteuren. En dit is een geschiedenis, die nauw verband houdt met het einde van zijn dichtersbestaan, een geschiedenis, die ik u vertellen zal. Evenals de onwaardige, die met dit ver haal Jacobus-Dirk aan de onbekendheid poogt te onttrekken, raadde hij met een opmerkelijk inzicht het voordeel, dat het schrijven van krantenvertellingen kan opleveren, een ondek- klng, die hij Jacobus-Dirk gepaard ging met een plan om kaartjes te laten drukken, waar op behalve de naam, ook de nadere aandui ding „Publicist" zou voorkomen. Zoover is het' intusschen nooit gekomen. Wel heeft hij een verhaal geschreven, waar. in hij zijn ziel, alsmede een hoop mooie woor- den legde. Ik zal niet pogen, dit verhaal m enkele profane aanduidingen weer te noch het in extenso af te laten drukken Wij kunnen volstaan met te vermelden, dat een edelaardig jonkman, die de schoone naam van George Hamers droeg door een onverstandig meisje van enkele lieve illusies benevens zijn algemeen vertrouwen in de menschheid was beroofd en zinneloos van smart in doffe be rusting langs de straat zeulde. Op de sebruike- lijke wijze was vervolgens een ongelooflijk groote auto met een dikken bankdirecteur er in over hem heen gereden juist op het zielige oogenblik, dat het meergenoemde meisje spijt van haar wreedheid had gekregen Tot zijn groote droefheid, daar hij gansch niet wreed van aard was. kon Jacobus-Dirk er met toe over gaan om George Hamers van zijn ver- wondingen te laten genezen en deze stierf clan ook onder het uitspreken van eemge pas- sende woorden, het meisje in een moreel weduwschap achter latend. En met deze mijl paal in de literatuur heeft het volgende moe ten gebeuren Dn Twinrteur van de afdeeling „kunst' las het aandoenlijke einde van George Hamers bij zijn boterham en vond het niet onaardig, maar te lang Derhalve greep hij een rood potlood en bekorte den aanvang van het verhaal nog al sterk Toen bemerkte hij, dat zijn vrouw hem een boterham met bloedworst had mee gegeven, waar hij niet van hield, ja zelfs van griezelde en hij wijzigde zijn oordeel omtrent bet geestelijke kind van Jacobus-Dirk. Hij kon het niet gebruiken in zijn rubriek, maar misschien hadden ze er op „Binnenland" iets aan' om het als een beetje aardige lectuur hier of daar in het hijblad te plaatsen. „Binnen land" niu vond het inderdaad geschikt om hier of daar tusschen te plaatsen in het bij blad maar wel een beetje te lang en bekortte daarom den doodstrijd van George Hamers niet onbelangrijk. En des avonds raakte George Hamers per ongeluk tueischen de copy, die niet meer mee kon voor het ochtendblad en den volgenden morgen kreeg de volontair al deze copy te bewerken voor het avondblad. En hij vond een bericht, dat veel te groot was voor een doodgewoon ongeluk met doode- lijlcen afloop. En ook do volontair nam een rood potlood en deed zijn plicht. Desavonds stond George Hamers in de krant. AANRIJDING MET DOODELIJKEN AFLOOP. Gisteren had er op het Plein een aanrij ding plaats, waarbij een zekere G. H. werd Overreden door een luxe-auto. G. H. die kwestie met zijn meisje scheen te hebben gehad, stak onverhoeds en waarschijnlijk in gedachten de straat over met het ge noemde noodlottige gevolg. Het slachtoffer is hevig bloedend opgenomen en naar het Ziekenhuis vervoerd, waar hij aan de be komen verwondingen is overleden. Den bestuurder treft geen schuld. J. V. V. Wie wil niet eens in den spiegel kijken Het leven is zoo zonderling geworden en de wereld zoo rumoerig: zijn wij zelf veranderd of is enkel onze omgeving onherkenbaar ge worden in vergelijking met die van een vijftal jaren geleden Fortunat Strowski kan ons helpen. Hij Is niet enkel een vermaard kenner der werken van den menscbkundigen peinzer Pascal, maar ook een scherpzinnig speurder in de littera tuur, die zelve immers een levende psycho- lo,gia i3- i. i Dezer dagen las ifc Strowski s jongste boek „L'homme moderne" (uitg. Grasset, Parijs), klaarblijkelijk geschreven met de bedoeling een spiegel te wezen voor ons allen. Het boek begint als elk gesprek van iederen krantenlezer met de malaise, „De Ihedendaagaohe menschen zijn ongelukkig; de ■meest vasbberadenen onder hen vreezen voor de toekomst en het tegenwoordige oogenblik stelt zelfs hen teleur die het gemakkelijkst tevreden te stellen zijn. 't Is een malaise, die Pascal had beschreven onder den naam van onrust en die hij had voorgesteld als de eigen toestand van den mensch". Toch bestaat voor die onrust eigelijk minder reden dan ooit te voren, meent Strowski, want de vroegere oorzaken ervoor zijn zoo goed als opgeruimd. De maatschappelijke orde heeft veel steviger dijken opgeworpen; hongersnood behoeft eigen lijk nergens te worden gevreesd; besmettelijke ziekten kunnen worden bezwore'n; de chirur gen beschikken over toovemiddelen om het lijden der zieken te verzachten. En wat de zedelijk0 oorzaken der onrust betreft, er zijn heel wat menschen die zouden lachen wanneer men met hen daarover sprak. Maar iedereen zocht naa.r de beste wijze om gelukkig te zijn- sommigen in de beweging, anderen in de rust. De ware reden der onrust ligt hierin, dat de hedendaaigsclie mensch zich bevindt op een hoogvlakte, door onweders omringd. Hij is bezig een omwenteling te beleven en hij lijdt aan duizelingen en een soort zeeziekte. Sinds een tiental jaren stellen de wetenschap, de nijverheid, de maatschappelijke organisatie, de werkmethoden nieuwe krachten ter beschik king der menschen, die hiertoe eigenlijk niet voorbereid zijn Zij sidderen voor hun venant- woordelijfkheid juist als een kind, waaraan men alle kranen van een geweldige fabriek toevertrouwen zou. Bovendien zijn de oude grondslagen aan het .wankelen geraakt, De menschen hebben genoeg van de krachts inspanning en de offers, die de wereldoorlog van hen gevraagd heeft; zij zijn spoedig vermoeid. Er zijn twee soorten omwentelingen, opper vlakkige en diepe. De eerste soort Is kort en hevig. De menschen zien die het gemakkelijkst; zij vergrooten haar in hun verbeelding. Zij herinneren zich de huizen die branden, de rijken die tot den bedelstaf vervallen, de schavotten waarlangs het bloed vloeit. De diepe omwentelingen zooals wij er een beleven hebben een langzamere geschiede nis. Zij werken ondergronds en traag. Zij schrijden voort gedurende eeuwen; haar eind beeft reeds haar begin vergeten. De mensch is eertijds begonnen, tusschen zichzelf en de natuur machines te houwen. Er zijn twee soorten van machines; de eene ver schaft kracht, de andere benut de aldus ver schafte kracht. De eerste is een spier, de an dere een werktuig. De oude spier-machtne deed niets anders dan de onvoldoende menschelijke kracht aanvullen. De spierkracht bepaalde de kracht van de machine. Zelfs in den oorlog stond de spierkracht nummer één. De stoom machine, uitgevonden in het begin der vorige eeuw, kon worden beschouwd als een wezen lijke kracht-verwekker, maar men moet niet vergeten, dat zij enkel haar taak vervullen kan door verbranding van steenkool en dat steenkool toch weer door spierkracht gewon nen moet worden. De tegenwoordige machine heeft alle andere, zelfs de stoommachine over wonnen, doordat zij Keen menschelijke kracht noodig heeft. Voor het eerst sinds de wereld bestaat, schept de machine de kracht. Aan de natuur ontleent zij de onuitputtelijke ener gieën, die zij ons aflevert. Het water wordt in spaarbekkens opgevangen van de bergen, een waterval gemaakt, een dynamo opgesteld: en al dat water geeft zijn energie om de menschen te bedienen en rust te geven aan hun spieren. Veranderd in electriciteit wordt die energie geschikt voor alles: zij is licht en warmte, over eenkomstig onze behoeften; zij is mutziek op schrift; maar vooral is zij kracht, zij schikt zich naar al onze wenschen, komt overal bin nen, in hutten en paleizen, en- is alom thuis. De aardolie staat niet ver daarbij achter: zij verschaft aan ontelbare motoren voedsel. Zoo raakt de mensch onder de heerschappij der spierkracht uit. Wij staan nog aan het begin. Er kan een vernieuwd menschelijk geslacht opstaan. De levensvreugde zal feller kunnen stralen. De hedendaagsche machine heeft afstand en ruimte overwonnen. De snelheid is een nieuw bezit der menschen geworden. Vereenzaming bestaat eigenlijk niet meer. Alles kan zeer snel worden verplaatst. Pharao Tout-ank-Amon en Lpdewijk XIV bewogen zich beiden met gelijke gwesssMsmm- :;3V' DE MECHANISCHE LEERAAR. Op twee middelbare scholen te Am sterdam wordt als proef taalles gegeven met Linguaphone-gramofoonplaten. snelheid: een paard In galop bereikte de uiter ste snelheid. Sinds een eeuw is de snelheid der verplaatsing van de menschen voortdurend toe genomen. De locomotief vormde een begin, de automobiel heeft de bevrijding der snelheid ge bracht. De snelheid heeft het aanschijn der aarde veranderd. V. 01. De oudste der litteraire kelders, is de Bremer raadskelder. Hij is de oudste van alle want reeds vijf honderd jaar bijna geleden in 1450, werden hier de eerste wijnvaten opgestapeld en werden de eerste bokalen en roemers door de Bremer raadsheeren en kooplui op eikaars gezondheid geledigd. De kelder loopt onder den ganschen schoonen renaissancebouw van het stadhuis heen, dat van buiten bewaakt wordt door Ro land den reus, die hier al eeuwen lang stil op schildwacht staat De kelder is de domeinen der letterkunde in gemarcheerd aan de hand van Willem Hauff, die in herinnering aan stemmingsvolle schemeravonden onder de oer oude gewelven en naast de rijkelijk gebeeld houwde renzenvaten, zijn onsterfelijke „Phan- tasiën im Bremer Ratskeller" schreef. In dezen Bremerikelder is voor alle smaken gezorgd. Er zijn groote ruimten, die als zalen aandoen, rus tige hoeken, behagelijke en pronkvolle „Sena- torenzimmer" en dan de z.g. „Priölken" voor do stille genieters. In den Haufkelder heeft Sle vogt de muren met levendige illustraties vüd Hauffis Puantasiën beschilderd. Zijn leerling, Dannemann, beschilderde den Bacchuskelder. In den Apostelenkelder, waarop Hauff bijzondei verzot was, liggen twaalf vaten, waaronder één met Rudesheimer v. 1656 gevuld. In den Rozen- kelder ligt trouwens nog oudere wijn, zooals Rüdeshelmer van 1653, verder Hochheimer van 1726, Grafenbercher Kabinett van 1865 enz. Is men van het noodige kleingeld voorzien dan kan men aan den lijve vaststellen, hoe zulke oude wijn eigenlijk smaakt. Goedkoop is dit experiment niet maar een glas Rüdesheimer van 1653 kost toch geen 27.700.000 mark meer, zooals dat tijdens de inflatie het geval was. Maar laten wij niet daaraan denken, zegt de Bremer, laten we liever drinken en daarbij de woorden indachtig zijn van Heine: Glüoklieh der Mann der den Hafen erreicht hat Und hinter sich liess das Meer und die Stürme Und jet zo warm und ruhig Bitot lm guten Ratskeller zu Bremen. Een Japansche soldaat plant de Rijzende Zon op 'n heuvel bij Tasking in Mand- sjoerije na een gewonnen „veldslag". 't Is achter den rug. Daar lig ik diep en lui in m'n crapaud, alsof ik twee nachtvergade ringen van het parlement heb bijgewoond; moe, doodmoe. Op de tafel staat mijn scho teltje met 'n stuk speculaas, 'n brok van den vrijer der filia hospitalis en 'n stukje banket, Speculaas, banket, Sinterklaas; 't is achter den rug. De jongetjes van één hoog hebben rolschaat sen gekregen en die mogen nu ingereden wor den op den zolder, boven de kamer van dien meneer van de krant; die is toch lawaai ge wend. Niet, dat ik de menschen ongelijk geef, hoor. Ik zou in staat wezen, om naar boven te gaan, en de schaatsenrijders te bewonderen boem, daar valt er een net boven mijn lamp - en ze aan te moedigen of ze 'n lesje te geven. Rolschaatsen vergt 'n heel andere techniek dan ijsschaatsen moet u weten. Ik kan best met 't lawaai meeleven, als ik maar niet zoo moe was. Of de jeugd nu 'n ratel, 'n autoped, 'n bier schaap, 'n mondharmonica, 'n roffeltrommel, 'li hoorn of pijp of geweer gekregen heeft, wat deert 't mij. Met die zeven geschenken, zijn er zeven kinderen blij gemaakt, ver boven de ravijnen, de greppels, de putten van dyoeve tijdsomstandigheden heen. Hoe triest de tijd ook is, ik geloof, dat het wandelen 'met pakjes en doozen, voor niemand zóó erg bitter schrij nend zal wezen, omdat iedereen in elk pakje een blij kindergezicht ziet. Ik zou haast weer in een goede bui raken; als ik maar niet zoo dood-op was, als ik maar niet die „rijmkater" had. Waarlijk, dat brok van den vrijer van de dochter mijner hospita smaakt nog zoo raar niet. Aan speculaas zitten ook niet van die vreeselijke moeilijkheden verbonden: Geef speculaas Met Sinterklaas. Er is maar één nichtje van me, die mij voor 'n vrijer van speculaas 'n vers heeft verzocht Toen ik aan haar wensch voldaan had, bleek 't 'n pop van taai-taai te wezen, zoodat ik 't gedicht om had te werken op de rijmwoorden saai, lawaai, papegaai, draai, vla(ai). 't Is bij één vers op speculaas en taai-taai gebleven, maar daar staan tegenover elf ge dichten op dassen, overhemden, en wandelstok ken. Een op paraplu met de opdracht dat die niet als vier voorgangers In den trein verlo ren mocht worden. Twaalf verzen op alle mo gelijke reukwerken: Boldoot, 4711, Pi ver* Cha nel, Dralle, Lavendel en Violet de Parme. Acht tien rijmsels op verschillende letters van 't alfabet, drie voor drie Antoons, den man van m'n tante, den neef van m'n zwager, en een tennisvriend van het aardige meisje uit den si garenwinkel. Twee verzen heb ik op Dorus moeten maken; maar dat is 'n lastige naam, hoor. Ik heb 'n meisje, dat komt uit 'n groot gezin. Dat biedt vele voordeelen: zij Is huis houdelijk, ze is zuinig, ze is voorkomend, maar wat hebt u eigenlijk met de deugden van m'n meisje te maken? ik wou alleen bewe ren, dat 't lastig is met Sinterklaas, want zij heeft met haar vader, moeder en zes broers en vier zusters mijn verplichte Sinterklaasverzen met een dertigtal uitgebreid. Wanneer ik de laatste weken 's nachts thuis, kwam na avonddienst, dikwijls om 'n uur of 2, drie, dan vond ik 'n briefje in de bus of op mijn tafel; „John, nog gauw 'n vers op sok- kenophouder", en „eentje op een zakdoeken- cachette; maak je dat 'n beetje lang?" en dan „een paar korte op sous-pieds. „Ma geeft pa 'n divankleed en pa aan ma een ring; ma mag kiezen tusschen een topaas en smaragd; hou je daar rekening mee?En dan nog twee op gebreide pulls". Ik heb haar zelf een weefgetouw gegeven en 'n vers daarbij geschreven dat meer regels telt, dan drie moderne verzenbundels. „Wan neer wij 's avonds zitten bij de schouw Nou, dat is al gauw, salarisverhooging in Ja nuari, flauw, blauw, touw, rouw, kabeljauw, dauw, pauw, etc. etc. Op weefstoel was 'n zeker niet zoo lang geworden. Vijf en tachtig verzen in veertien dagen. Wat maakt Sint' Nicolaas toch de meest pro zaïsche dingen poëtisch! Mijn hospita brengt me 'n groot pak bin nen. Daar zit wis en waarachtig een zijden sjaal in, van mijn meisje, met een vers, wat ik twee jaar geleden gemaakt heb, want we zijn al twee en 'n half jaar verloofd. „O ja, juffrouw, die vrijer van uw dochter smaakt lekker; je hebt zooveel soorten in vrijers, hè, in specuiftfp, bedoel ik". Ook de gigolo's slapen niet meer op een bed van rozen. Er zijn nog wel dikke dames, die zich graag dun willen dansen maar onze hup pelende en neuchen zien graag boter bij de visch en die is er niet. Bovendien raakt het dansen erg uit de mode. Wij zijn op dat gebied al weer bijna op het vooroorlogsohe peil te recht gekomen. Heelemaal zijn wij er weliswaar nog niet nmaar 't begint toch al weinig gekleed te staan zich bij een bal te veel in het tuig ie leggen em iedereen weet, dat de mode niet te weerstaan is. Schrijft zij den heeren voor, dat zij bij een danspartij zitten blijven om de stum perde, die zich nog aan rumba wagen, te kriti seeren dan moet elk man, die voor heer pro beert door te gaan, zich daar wel naar voegen. De gigolo's zijn lichtelijk verwant met dat deel der jeugd, dat zijn eerlijke best doet van gedichten of van schilderijen te leven of dat zich op andere wijze in dienst van de muzen heeft gesteld. In het bedrijf van deze laatste •heeren heeft de klad eigenlijk altijd geheerscht anaar in den laatsten tijd hebben zij toch met wat erg veef tegenwind te kampen. Die paar gelukkigen, die door de openbare meening officieel als kunstenaars afgestempeld zijn, ■hebben al moeite om rond te komen maar in de gelederen van die jongelingen, die graag afgestempeld zouden willen worden maar het zoover niet brengen kunnen, heersoht misère ouvert. En hun patroons hebben ook reden te over tot beklag. Heel dat heir van meer of min vage en romantische geluksridders, dat van kabarets, tingeltangels, dancings, etc. etc. leeft, dat er als musikus in optreedt of er als gigolo danst of er gedichten zegt of er op andere wijze artistiek bezig is, heeft momenteel met hevi- gen tegenwind te kampen. De kelln^Fs en de joffers van de vestiaire hebben hun bestaan gemeen!ij t niet al te stevig aan dat der muzen vast geknoopt en deze hebben dus onder de slechte konjonktuur van de kunst niet zoo intens te lijden maar met de kunstenaars be hoort men meelij te hebben. In een stad als Berlijn wemelt het van zulke heeren en dames en ze hebben er van ouds her zelfs een der sights van uitgemaakt. D.w.z. ze hadden café's, waar ze geregeld bijeen kwa men om te dichten of de wereld om te storten of zoo iets en de bezitters van die café's wis ten daar zeer handig garen bij te spinnen Zij lieten over Berlijn uit bazuinen, dat hun eta blissement het verzamelpunt was van de bloem der Duitsche kunstenaars en dat trekt in Ber lijn altijd. Het gaat in Berlijn met schouw spelers net als in Detroit me, automobielen. De heels stad is tot in haar uiterste uithoe ken en elk afzonderlijk burger is op zijn beurt weer van de lokale industrie als het ware doordeesemd. In Detroit kan elke jongen van af zijn achtste levensjaar een conversatie over automobielen opzetten, waar IedeT ander het tegen aflegt en mutatis mutandis geldt datzelf de in Berlijn van de helden des voetlichts. Zoodat een herberg, die zich de reputatie heeft weten te verwerven als verzamelpunt van de artistieke wereld te gelden, aldra net zoo vol loopt als de dierentuin wanneer er een raar beest te kijk gesteld is. Worden de be zoekers zóó achterdochtig, dat de zaken niet langer marcheeren dan past men kleine foefjes toe. Zoo is het insiders welbekend, dat er in Berlijn tenminste één koffiehuis is, waar een paar individuen met veel haar en vermager de gezichten eiken dag drie maal een grati3 kopje mokka krijgen, wanneer ze maar een paar uur lang d.iep in gepeins gezonken aan een tafeltje blijven zitten. Deze heeren gaan dan door voor dichters, zoo niet in werkelijk heid dan wel in spe, en de kopjes bordenwa ter, die zij gratis krijgen veroorzaken groote winst. Wanneer de winter nadert, begint er in de gelederen van deze heeren een zekere zenuw achtigheid te heerschen want de winter is de beste kans voor hen een duit te verdienen. Het is dan de tijd, dat men het weer eens met een nieuwen tingeltangel of een cabaret artistique kan wagen, met een nieuwe dancing of anderen vorm van kunsttempel en die kans mag niet on gebruikt voorbij gaan. En zij gaat nimmer on benut voorbij, zelfs niet in een zoo sombere tijdsperiode als welke wij nu aan het door klieven zijn. Inderdaad heeft men aan zijn beide handen geen vingers genoeg om alle nieuwe amuse- mentsinrichtirugen bij elkaar te tellen, die in den loop der laatste weken in Berlijn geopend zijn en waarin allerlei kunstenaars hopen een kleinigheid te verdienen. Deze etablissementen hebben ceel al twee dihgen met elkaar gemeen. Eerstens de eenvoudigheid van opzet welke schril afsteekt tegen den hang der Berlijners naar het kolossale en dan hebben ze wijders bijna alle een uitgesproken Fransch tintje. Alle wereldberoemde mannen van het Parij- sohe nachtleven kan men tegenwoordig in Ber lijn terugvinden en er is zelfs een Roemeensch gigolo, die een bloeiende zaak geopend heeft, welke hij ais Quartier Latin aandient en wien het uit hoofde daarvan ook zeer goed gaat. Deze naaperij wijst er wel op, dat de opening dezer nieuwe inrichtingen niet begeleid gaat van de ontwikkeling van erg veel geest en eigenlijk maken de promotors daar ook geen aanspraak op. Want geestigheid kost tegen woordig ook geld en men is den hemel al te blij wanneer men den kellner op tijd betalen kan Beleefde opmerking „Pardon," zei de kleine heer tot een op staanden gast aan een nevenbij restaurant tafeltje", „is u soms Jan Jansen uit Oosten rijk?" „Neen, die ben ik niet." „Jammer, want dat ben ik, en dat is zijn nieuwe ulster, dien u bezig ie aan te trek ken." Brief van een vader aan zijn zoon op kostschool Beste Jan, St. Nicolaas staat op heden in 't teeken van 't misère veel armoe wordt geleden geen loonende affaire. Dus beste Jan hoe graag ook we kunnen je niet voldoen 't leege portemonnaiespook dwingt ons tot klein rantsoen Maar toch dat kleine beetje Jan bevat ons lieele sympathie voor jou onzen „Studentenman" en nog veel meer daarbie Het is toch o zoo goed gemeend van alle onwil braaf gespeend en zouden veel meer willen doen als dat maar kon met goed fatsoen. Wat zullen we nu nog verder zingen Jan kan z'n willetje best bedwingen Is erg dankbaar voor wat hij krijgt en voor het mindere ook dankbaar zwijgt. Help ons nu Jan met bidden voor beter tijdeii opdat een eind kome aan 's menschen lijden want daar zijn er helaas „een heele boel" die moeten leven zonder doel. Geen werk, geen loon, en toch te zorgen voor groot gezin voor den dag van morgen vind je 't niet vreeselijk zeg o wat een tij<I daarom ons deel spontaan geofferd aan de liefdadigheid, Als je met ons de zaak zoo wil bekijken dan zal je spoedig blijken dat geen surprise meer genot kan geven dan met de Armen op goede voet te leven. Zoo Jan het eind van de rijmelarij is weer gekomen ik zeg het werkelijk zonder schromen dat ik eronder heb gezucht maar Goddank ik heb m'n hart gelucht j Gegroet je Vader, Russische ballingen Meer dan een millioen Russen leeft als bal» lingen over de wereld verspreid, de meesten in niet al te florissante omstandigheden. Zo kunnen nu eenmaal niet allemaal Don-Kozak ken zijn. Overigens, ze zijn ook niet allemaal generaals en admiraals, die hun leven als sigarettenmaker of taxichauffeur eindigen. Dat bewijst de Kozak, die het in Spanje tot) toreador wist te brengen. Een voormalig Russisch officier woonde on langs te Sevilla een stierengevecht bij, waar» in een toreador geweldig succes had. Na af loop kwam de toreador het café binnen, waar in de Rus gezeten was en deze was getuige van de uitgelaten hulde, die enthousiaste Spanjaarden een toreador kunnen brengen. Hij nam den man natuurlijk terdege op en deze staarde hem ook onderzoekend aan, kwam daarop naar hem toe en vertelde hem in zuiver Russisch, dat hij als soldaat in het zelfde regiment als de officier had gediend. Maar hoe kom je in 's hemelsnaam er toe toreador te worden vroeg deze toen hij van zijn verbazing bekomen was. Ach, antwoordde Je Kozak, er is niets zoo gemakkelijk als het om hals brengen van een stier. Het is heel wat moeilijker, Spaansch te leeren en mija vrouw, die een Spaansche is, daarin den baaa te blijven Deze anecdote herinnert aan een andere, die onder de Russische ballingen de ronde doet. Een rijke Amerikaan wilde een wereld» reis maken en zocht daartoe een secretaris, die minstens twintig of dertig talen moest kennen. Aangezien hij gehooTd had, dat do Russen ware polyglotten zijn, nam hij onmid dellijk een Rus aan, die zich als meester van, dertig talen aanmeldde. En de Amerikaan er voer tot zijn groote voldoening, dat overal, in Turkije of China, Australië of het hartje van Afrika de zaken in orde kwamen. Bij het einde van de reis kwam hij er evenwel achter, dat zijn secretaris behalve Russisch slechts Engelsch kende. Hoe heb je het klaar gespeeld, je overal zoo keurig doorheen te slaan vroeg hij stom verwonderd. Wel, antwoordde de secretaris, er leven overal op de wereld Rus» sen en in alle plaatsen, waar we vertoefden, ben ik stiekem de straat opgegaan en heb ge roepen, of er ook iemand was, die Russisch kende. Er meldde zich altijd een Rus aan en deze, de landstaal kennend, maakte alles voor mij en U in orde. De anecdote vertelt niet, o£ de Amerikaan zijn slimmen secretaris nog een extra gratificatie heeft gegeven In een havenresaurant De oude kapitein wijst op zijn soep en vraagt: „Ober wat is dat voor een vloeistof?" „Bouillon, kapitein." „O, zoo," zeide de kapitein, dan heb ik nooii geweten, dat Ik dertig jaar Jang op bouillon heb gevaren. Den duivel te slim af Dame kocht dezer dagen in een groot mode huis een gekleurd wollen jakje zonder mou wen voor den prijs van 3.90. Wegens St. Nico- laastijd kreeg ze meteen een onderteekenden bon, dat het gekochte binnen acht dagen ge ruild mocht worden. Daags daarna komt de dame weer het mode huis binnen en ziet dat nu hetzelfde jakje voor 2.40 geprijsd staat. De dame informeert naar de oorzaak van dit aanmerkelijke prijs verschil binnen het tijdsverloop van 24 uur, zonder dat er uitverkoop plaats heeft. Het verkoopstertje verontschudigt zich met te zeggen, dat juist een uur nadat mevrouw 't jakje gekocht had, de prijs werd verlaagd. Maar mevrouw vindt dat geen manier, en wil nu ook haar jakje tegen een zelfden prijs genoteerd zien. De chef bomt erbij, betuigt zijn spijt, dat 't heusch niet gaan zal, mevrouw heeft 't nu eenmaal tegen dien prijs gekocht. Alle gepraat helpt niets. „Maar ik mag 't tooh zeker nog ruilen? vraagt mevrouw met een verstolen lachje. „Ja," antwo-rdt de chef, daar hebt U na» luurlijk recht op. Trouwens de bon wees dit uit. „Welnu," zei de dame gedecideerd, „dan ruil ik t." „Goed," zegt het verkoopstertje, en strekt de hand uit naar het doosje om het uit te pakken. „Pardon", zegt de dame, „laat U 't maar in gepakt, „ik koop 't nu direct weer voor 2-4# terug." Chef en verkooi>»ter staan perplex over zut ke gewiektstheid, welke zij geen van tweet( hadden kunnen voorzien.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 7