t
4
i
I
l
m
DE HEDENDAAGSCHE
MENSCH
EEN LITTERAIRE KELDER
NA HET FEEST
GIGOLO'S
HET VERHAAL.
■■■■V
-n~
WOENSDAG 9 DECEMBER 1931
ilÉiiiii
Jacobus-Dirk (zijn achternaam was een pseu
doniem in den tijd van dit verhaal en doet
niets ter zake) was een dichter, maar dit
mag hem niet kwalijk worden genomen, want
later is hij een net mensch geworden. Maar
het is een feit, dat hij een dichter is geweest,
die zijn verzen zelfs niet eens wilde pubü-
ceeren, uit wrok tegen de redacteuren van alle
tijdschriften, die zijn gedichten geweigerd
hadden en andere redacteuren waren er niet.
Verder was hij in alles een waarachtig dich
ter. Hij droeg een schoon fluweelen buis, maar
dit was nog maar een uiterst vage aanduiding
van de poëzie die Jacobus-Dirk uitstraalde.
Als hij inspiratie had, hield hij zijn eene hand
op de borst en met de andere zijn kin vast
en daar hij op de meest ongelegen oogenblik-
ken inspiratie kreeg, waren vele menschen in
de gelegenheid hem aldus te bewonderen. Ja
cobus-Dirk woonde op een zolderkamertje, zoo
als menschen van zijn talent dat plegen^ te
doen en gedurende perioden van dichterlijke
roekeloosheid dronk hij wijn in een klein
cafétje, evenwel nooit zonder enkele passen
de woorden aan deze dichterlijkste van alle
dranken te wijden. En Jacobus-Dirk schepte
in dit alles zeer veel behagen. Als hij op zijn
zolderkamertje neer gezonken was in zijn lig
stoel en tevens in overpeinzingen, wist hij zich
de jonge dichter en hij liet de gordijnen open
om de menschen aan den overkant de gele
genheid te geven hem te bespieden. Als hij op
straat liep had hij zelfs twee rollen op zijn
repertoire, die hij om beurten tot niet geringe
vreugde van zich zelf speelde. Soms liep hij
met opgeheven hoofd en zwaaide losjes met
zijn armen. Dan was er een lach op zijn ge
laat, zijn gang was veerkrachtig en zijn raven,
zwarte lokken (eigenlijk was het meer geel)
golfden om zijn breede voorhoofd. Alhoewel
niemand lette op den meneer, die aldus een
beetje dwaas met zijn armen liep te zwaaien
en bij lederen pas op zijn teenen wilpte (van
wege den veerkrachtige tred) wist hij toch,
dat de menschen naar hem omkeken en tegen
elkaar zeiden „Wie is deze vroolijke kwant,
die zdo frank en vrij door de wereld stapt
(waereld, zei Jacobus-Dirk) en zoo blij is om
de boomen en de bloemen en de wolken, die
langs den hemel varen"
Maar het kon ook anders. Want een ande
ren keer liep hij wankel en gebogen, maar
met een schitterenden gloed in zijn oogen en
dan zeiden de menschen„Welk een groote
geest schijnt te huizen in dit wankele lichaam!
Zoo was Jacobus-Dirk gelukkig ondanks het
bestaan van redacteuren, dewelke allen slechts
bourgeois waren.
Jacobus-Dirk, zeide ik reeds, is een net
mensch geworden. Hij heeft een betrekking,
die niets beter en niets slechter is dan hon
derd-duizend andere betrekkingen op de we
reld (die thans dan ook gewoon „wereld" heet)
en hij heeft een zwart pak voor Zondags en
een gekeerd voor in de week. Maar één ding
is hem bijgebleven en dat is zijn minflchting
voor redacteuren. En dit is een geschiedenis,
die nauw verband houdt met het einde van
zijn dichtersbestaan, een geschiedenis, die ik
u vertellen zal.
Evenals de onwaardige, die met dit ver
haal Jacobus-Dirk aan de onbekendheid poogt
te onttrekken, raadde hij met een opmerkelijk
inzicht het voordeel, dat het schrijven van
krantenvertellingen kan opleveren, een ondek-
klng, die hij Jacobus-Dirk gepaard ging met
een plan om kaartjes te laten drukken, waar
op behalve de naam, ook de nadere aandui
ding „Publicist" zou voorkomen. Zoover is
het' intusschen nooit gekomen.
Wel heeft hij een verhaal geschreven, waar.
in hij zijn ziel, alsmede een hoop mooie woor-
den legde. Ik zal niet pogen, dit verhaal m
enkele profane aanduidingen weer te
noch het in extenso af te laten drukken Wij
kunnen volstaan met te vermelden, dat een
edelaardig jonkman, die de schoone naam van
George Hamers droeg door een onverstandig
meisje van enkele lieve illusies benevens zijn
algemeen vertrouwen in de menschheid was
beroofd en zinneloos van smart in doffe be
rusting langs de straat zeulde. Op de sebruike-
lijke wijze was vervolgens een ongelooflijk
groote auto met een dikken bankdirecteur er
in over hem heen gereden juist op het zielige
oogenblik, dat het meergenoemde meisje spijt
van haar wreedheid had gekregen Tot zijn
groote droefheid, daar hij gansch niet wreed
van aard was. kon Jacobus-Dirk er met toe
over gaan om George Hamers van zijn ver-
wondingen te laten genezen en deze stierf
clan ook onder het uitspreken van eemge pas-
sende woorden, het meisje in een moreel
weduwschap achter latend. En met deze mijl
paal in de literatuur heeft het volgende moe
ten gebeuren
Dn Twinrteur van de afdeeling „kunst' las
het aandoenlijke einde van George Hamers bij
zijn boterham en vond het niet onaardig, maar
te lang Derhalve greep hij een rood potlood
en bekorte den aanvang van het verhaal nog
al sterk Toen bemerkte hij, dat zijn vrouw
hem een boterham met bloedworst had mee
gegeven, waar hij niet van hield, ja zelfs van
griezelde en hij wijzigde zijn oordeel omtrent
bet geestelijke kind van Jacobus-Dirk. Hij
kon het niet gebruiken in zijn rubriek, maar
misschien hadden ze er op „Binnenland" iets
aan' om het als een beetje aardige lectuur hier
of daar in het hijblad te plaatsen. „Binnen
land" niu vond het inderdaad geschikt om
hier of daar tusschen te plaatsen in het bij
blad maar wel een beetje te lang en bekortte
daarom den doodstrijd van George Hamers
niet onbelangrijk. En des avonds raakte
George Hamers per ongeluk tueischen de copy,
die niet meer mee kon voor het ochtendblad
en den volgenden morgen kreeg de volontair
al deze copy te bewerken voor het avondblad.
En hij vond een bericht, dat veel te groot
was voor een doodgewoon ongeluk met doode-
lijlcen afloop. En ook do volontair nam een
rood potlood en deed zijn plicht.
Desavonds stond George Hamers in de
krant.
AANRIJDING MET DOODELIJKEN
AFLOOP.
Gisteren had er op het Plein een aanrij
ding plaats, waarbij een zekere G. H. werd
Overreden door een luxe-auto. G. H. die
kwestie met zijn meisje scheen te hebben
gehad, stak onverhoeds en waarschijnlijk
in gedachten de straat over met het ge
noemde noodlottige gevolg. Het slachtoffer
is hevig bloedend opgenomen en naar het
Ziekenhuis vervoerd, waar hij aan de be
komen verwondingen is overleden.
Den bestuurder treft geen schuld.
J. V. V.
Wie wil niet eens in den spiegel kijken
Het leven is zoo zonderling geworden en de
wereld zoo rumoerig: zijn wij zelf veranderd
of is enkel onze omgeving onherkenbaar ge
worden in vergelijking met die van een vijftal
jaren geleden
Fortunat Strowski kan ons helpen. Hij Is
niet enkel een vermaard kenner der werken
van den menscbkundigen peinzer Pascal, maar
ook een scherpzinnig speurder in de littera
tuur, die zelve immers een levende psycho-
lo,gia i3- i. i
Dezer dagen las ifc Strowski s jongste boek
„L'homme moderne" (uitg. Grasset, Parijs),
klaarblijkelijk geschreven met de bedoeling
een spiegel te wezen voor ons allen.
Het boek begint als elk gesprek van
iederen krantenlezer met de malaise, „De
Ihedendaagaohe menschen zijn ongelukkig; de
■meest vasbberadenen onder hen vreezen voor
de toekomst en het tegenwoordige oogenblik
stelt zelfs hen teleur die het gemakkelijkst
tevreden te stellen zijn. 't Is een malaise, die
Pascal had beschreven onder den naam van
onrust en die hij had voorgesteld als de eigen
toestand van den mensch". Toch bestaat voor
die onrust eigelijk minder reden dan ooit te
voren, meent Strowski, want de vroegere
oorzaken ervoor zijn zoo goed als opgeruimd.
De maatschappelijke orde heeft veel steviger
dijken opgeworpen; hongersnood behoeft eigen
lijk nergens te worden gevreesd; besmettelijke
ziekten kunnen worden bezwore'n; de chirur
gen beschikken over toovemiddelen om het
lijden der zieken te verzachten. En wat de
zedelijk0 oorzaken der onrust betreft, er zijn
heel wat menschen die zouden lachen wanneer
men met hen daarover sprak.
Maar iedereen zocht naa.r de beste wijze om
gelukkig te zijn- sommigen in de beweging,
anderen in de rust.
De ware reden der onrust ligt hierin, dat
de hedendaaigsclie mensch zich bevindt op een
hoogvlakte, door onweders omringd. Hij is
bezig een omwenteling te beleven en hij lijdt
aan duizelingen en een soort zeeziekte.
Sinds een tiental jaren stellen de wetenschap,
de nijverheid, de maatschappelijke organisatie,
de werkmethoden nieuwe krachten ter beschik
king der menschen, die hiertoe eigenlijk niet
voorbereid zijn Zij sidderen voor hun venant-
woordelijfkheid juist als een kind, waaraan
men alle kranen van een geweldige fabriek
toevertrouwen zou. Bovendien zijn de oude
grondslagen aan het .wankelen geraakt, De
menschen hebben genoeg van de krachts
inspanning en de offers, die de wereldoorlog
van hen gevraagd heeft; zij zijn spoedig
vermoeid.
Er zijn twee soorten omwentelingen, opper
vlakkige en diepe. De eerste soort Is kort en
hevig. De menschen zien die het gemakkelijkst;
zij vergrooten haar in hun verbeelding. Zij
herinneren zich de huizen die branden, de
rijken die tot den bedelstaf vervallen, de
schavotten waarlangs het bloed vloeit. De
diepe omwentelingen zooals wij er een
beleven hebben een langzamere geschiede
nis. Zij werken ondergronds en traag. Zij
schrijden voort gedurende eeuwen; haar eind
beeft reeds haar begin vergeten.
De mensch is eertijds begonnen, tusschen
zichzelf en de natuur machines te houwen. Er
zijn twee soorten van machines; de eene ver
schaft kracht, de andere benut de aldus ver
schafte kracht. De eerste is een spier, de an
dere een werktuig. De oude spier-machtne deed
niets anders dan de onvoldoende menschelijke
kracht aanvullen. De spierkracht bepaalde de
kracht van de machine. Zelfs in den oorlog
stond de spierkracht nummer één. De stoom
machine, uitgevonden in het begin der vorige
eeuw, kon worden beschouwd als een wezen
lijke kracht-verwekker, maar men moet niet
vergeten, dat zij enkel haar taak vervullen
kan door verbranding van steenkool en dat
steenkool toch weer door spierkracht gewon
nen moet worden. De tegenwoordige machine
heeft alle andere, zelfs de stoommachine over
wonnen, doordat zij Keen menschelijke kracht
noodig heeft. Voor het eerst sinds de wereld
bestaat, schept de machine de kracht. Aan de
natuur ontleent zij de onuitputtelijke ener
gieën, die zij ons aflevert. Het water wordt in
spaarbekkens opgevangen van de bergen, een
waterval gemaakt, een dynamo opgesteld: en al
dat water geeft zijn energie om de menschen
te bedienen en rust te geven aan hun spieren.
Veranderd in electriciteit wordt die energie
geschikt voor alles: zij is licht en warmte, over
eenkomstig onze behoeften; zij is mutziek op
schrift; maar vooral is zij kracht, zij schikt
zich naar al onze wenschen, komt overal bin
nen, in hutten en paleizen, en- is alom thuis.
De aardolie staat niet ver daarbij achter: zij
verschaft aan ontelbare motoren voedsel.
Zoo raakt de mensch onder de heerschappij
der spierkracht uit.
Wij staan nog aan het begin. Er kan een
vernieuwd menschelijk geslacht opstaan. De
levensvreugde zal feller kunnen stralen.
De hedendaagsche machine heeft afstand en
ruimte overwonnen. De snelheid is een nieuw
bezit der menschen geworden. Vereenzaming
bestaat eigenlijk niet meer. Alles kan zeer snel
worden verplaatst. Pharao Tout-ank-Amon en
Lpdewijk XIV bewogen zich beiden met gelijke
gwesssMsmm-
:;3V'
DE MECHANISCHE LEERAAR. Op twee middelbare scholen te Am
sterdam wordt als proef taalles gegeven met Linguaphone-gramofoonplaten.
snelheid: een paard In galop bereikte de uiter
ste snelheid. Sinds een eeuw is de snelheid der
verplaatsing van de menschen voortdurend toe
genomen. De locomotief vormde een begin, de
automobiel heeft de bevrijding der snelheid ge
bracht. De snelheid heeft het aanschijn der
aarde veranderd.
V. 01.
De oudste der litteraire kelders, is de Bremer
raadskelder.
Hij is de oudste van alle want reeds vijf
honderd jaar bijna geleden in 1450, werden
hier de eerste wijnvaten opgestapeld en werden
de eerste bokalen en roemers door de Bremer
raadsheeren en kooplui op eikaars gezondheid
geledigd. De kelder loopt onder den ganschen
schoonen renaissancebouw van het stadhuis
heen, dat van buiten bewaakt wordt door Ro
land den reus, die hier al eeuwen lang stil
op schildwacht staat De kelder is de domeinen
der letterkunde in gemarcheerd aan de hand
van Willem Hauff, die in herinnering aan
stemmingsvolle schemeravonden onder de oer
oude gewelven en naast de rijkelijk gebeeld
houwde renzenvaten, zijn onsterfelijke „Phan-
tasiën im Bremer Ratskeller" schreef. In dezen
Bremerikelder is voor alle smaken gezorgd. Er
zijn groote ruimten, die als zalen aandoen, rus
tige hoeken, behagelijke en pronkvolle „Sena-
torenzimmer" en dan de z.g. „Priölken" voor
do stille genieters. In den Haufkelder heeft Sle
vogt de muren met levendige illustraties vüd
Hauffis Puantasiën beschilderd. Zijn leerling,
Dannemann, beschilderde den Bacchuskelder. In
den Apostelenkelder, waarop Hauff bijzondei
verzot was, liggen twaalf vaten, waaronder één
met Rudesheimer v. 1656 gevuld. In den Rozen-
kelder ligt trouwens nog oudere wijn, zooals
Rüdeshelmer van 1653, verder Hochheimer van
1726, Grafenbercher Kabinett van 1865 enz.
Is men van het noodige kleingeld voorzien
dan kan men aan den lijve vaststellen, hoe
zulke oude wijn eigenlijk smaakt. Goedkoop is
dit experiment niet maar een glas Rüdesheimer
van 1653 kost toch geen 27.700.000 mark meer,
zooals dat tijdens de inflatie het geval was.
Maar laten wij niet daaraan denken, zegt de
Bremer, laten we liever drinken en daarbij de
woorden indachtig zijn van Heine:
Glüoklieh der Mann der den Hafen
erreicht hat
Und hinter sich liess das Meer und die
Stürme
Und jet zo warm und ruhig Bitot
lm guten Ratskeller zu Bremen.
Een Japansche soldaat plant de Rijzende
Zon op 'n heuvel bij Tasking in Mand-
sjoerije na een gewonnen „veldslag".
't Is achter den rug. Daar lig ik diep en lui
in m'n crapaud, alsof ik twee nachtvergade
ringen van het parlement heb bijgewoond;
moe, doodmoe. Op de tafel staat mijn scho
teltje met 'n stuk speculaas, 'n brok van den
vrijer der filia hospitalis en 'n stukje banket,
Speculaas, banket, Sinterklaas; 't is achter
den rug.
De jongetjes van één hoog hebben rolschaat
sen gekregen en die mogen nu ingereden wor
den op den zolder, boven de kamer van dien
meneer van de krant; die is toch lawaai ge
wend.
Niet, dat ik de menschen ongelijk geef, hoor.
Ik zou in staat wezen, om naar boven te
gaan, en de schaatsenrijders te bewonderen
boem, daar valt er een net boven mijn lamp
- en ze aan te moedigen of ze 'n lesje te geven.
Rolschaatsen vergt 'n heel andere techniek dan
ijsschaatsen moet u weten. Ik kan best met
't lawaai meeleven, als ik maar niet zoo moe
was.
Of de jeugd nu 'n ratel, 'n autoped, 'n bier
schaap, 'n mondharmonica, 'n roffeltrommel,
'li hoorn of pijp of geweer gekregen heeft, wat
deert 't mij. Met die zeven geschenken, zijn er
zeven kinderen blij gemaakt, ver boven de
ravijnen, de greppels, de putten van dyoeve
tijdsomstandigheden heen. Hoe triest de tijd
ook is, ik geloof, dat het wandelen 'met pakjes
en doozen, voor niemand zóó erg bitter schrij
nend zal wezen, omdat iedereen in elk pakje
een blij kindergezicht ziet.
Ik zou haast weer in een goede bui raken;
als ik maar niet zoo dood-op was, als ik maar
niet die „rijmkater" had.
Waarlijk, dat brok van den vrijer van de
dochter mijner hospita smaakt nog zoo raar
niet. Aan speculaas zitten ook niet van die
vreeselijke moeilijkheden verbonden:
Geef speculaas
Met Sinterklaas.
Er is maar één nichtje van me, die mij voor
'n vrijer van speculaas 'n vers heeft verzocht
Toen ik aan haar wensch voldaan had, bleek
't 'n pop van taai-taai te wezen, zoodat ik 't
gedicht om had te werken op de rijmwoorden
saai, lawaai, papegaai, draai, vla(ai).
't Is bij één vers op speculaas en taai-taai
gebleven, maar daar staan tegenover elf ge
dichten op dassen, overhemden, en wandelstok
ken. Een op paraplu met de opdracht dat die
niet als vier voorgangers In den trein verlo
ren mocht worden. Twaalf verzen op alle mo
gelijke reukwerken: Boldoot, 4711, Pi ver* Cha
nel, Dralle, Lavendel en Violet de Parme. Acht
tien rijmsels op verschillende letters van 't
alfabet, drie voor drie Antoons, den man van
m'n tante, den neef van m'n zwager, en een
tennisvriend van het aardige meisje uit den si
garenwinkel. Twee verzen heb ik op Dorus
moeten maken; maar dat is 'n lastige naam,
hoor. Ik heb 'n meisje, dat komt uit 'n groot
gezin. Dat biedt vele voordeelen: zij Is huis
houdelijk, ze is zuinig, ze is voorkomend,
maar wat hebt u eigenlijk met de deugden van
m'n meisje te maken? ik wou alleen bewe
ren, dat 't lastig is met Sinterklaas, want zij
heeft met haar vader, moeder en zes broers en
vier zusters mijn verplichte Sinterklaasverzen
met een dertigtal uitgebreid.
Wanneer ik de laatste weken 's nachts thuis,
kwam na avonddienst, dikwijls om 'n uur of 2,
drie, dan vond ik 'n briefje in de bus of op
mijn tafel; „John, nog gauw 'n vers op sok-
kenophouder", en „eentje op een zakdoeken-
cachette; maak je dat 'n beetje lang?" en dan
„een paar korte op sous-pieds. „Ma geeft pa 'n
divankleed en pa aan ma een ring; ma mag
kiezen tusschen een topaas en smaragd; hou
je daar rekening mee?En dan nog twee
op gebreide pulls".
Ik heb haar zelf een weefgetouw gegeven
en 'n vers daarbij geschreven dat meer regels
telt, dan drie moderne verzenbundels. „Wan
neer wij 's avonds zitten bij de schouw
Nou, dat is al gauw, salarisverhooging in Ja
nuari, flauw, blauw, touw, rouw, kabeljauw,
dauw, pauw, etc. etc. Op weefstoel was 'n zeker
niet zoo lang geworden.
Vijf en tachtig verzen in veertien dagen.
Wat maakt Sint' Nicolaas toch de meest pro
zaïsche dingen poëtisch!
Mijn hospita brengt me 'n groot pak bin
nen. Daar zit wis en waarachtig een zijden
sjaal in, van mijn meisje, met een vers, wat ik
twee jaar geleden gemaakt heb, want we zijn
al twee en 'n half jaar verloofd.
„O ja, juffrouw, die vrijer van uw dochter
smaakt lekker; je hebt zooveel soorten in
vrijers, hè, in specuiftfp, bedoel ik".
Ook de gigolo's slapen niet meer op een bed
van rozen. Er zijn nog wel dikke dames, die
zich graag dun willen dansen maar onze hup
pelende en neuchen zien graag boter bij de
visch en die is er niet. Bovendien raakt het
dansen erg uit de mode. Wij zijn op dat gebied
al weer bijna op het vooroorlogsohe peil te
recht gekomen. Heelemaal zijn wij er weliswaar
nog niet nmaar 't begint toch al weinig gekleed
te staan zich bij een bal te veel in het tuig ie
leggen em iedereen weet, dat de mode niet te
weerstaan is. Schrijft zij den heeren voor, dat
zij bij een danspartij zitten blijven om de stum
perde, die zich nog aan rumba wagen, te kriti
seeren dan moet elk man, die voor heer pro
beert door te gaan, zich daar wel naar voegen.
De gigolo's zijn lichtelijk verwant met dat
deel der jeugd, dat zijn eerlijke best doet van
gedichten of van schilderijen te leven of dat
zich op andere wijze in dienst van de muzen
heeft gesteld. In het bedrijf van deze laatste
•heeren heeft de klad eigenlijk altijd geheerscht
anaar in den laatsten tijd hebben zij toch met
wat erg veef tegenwind te kampen. Die paar
gelukkigen, die door de openbare meening
officieel als kunstenaars afgestempeld zijn,
■hebben al moeite om rond te komen maar in
de gelederen van die jongelingen, die graag
afgestempeld zouden willen worden maar het
zoover niet brengen kunnen, heersoht misère
ouvert. En hun patroons hebben ook reden te
over tot beklag. Heel dat heir van meer of min
vage en romantische geluksridders, dat van
kabarets, tingeltangels, dancings, etc. etc. leeft,
dat er als musikus in optreedt of er als gigolo
danst of er gedichten zegt of er op andere wijze
artistiek bezig is, heeft momenteel met hevi-
gen tegenwind te kampen. De kelln^Fs en de
joffers van de vestiaire hebben hun bestaan
gemeen!ij t niet al te stevig aan dat der muzen
vast geknoopt en deze hebben dus onder de
slechte konjonktuur van de kunst niet zoo
intens te lijden maar met de kunstenaars be
hoort men meelij te hebben.
In een stad als Berlijn wemelt het van zulke
heeren en dames en ze hebben er van ouds
her zelfs een der sights van uitgemaakt. D.w.z.
ze hadden café's, waar ze geregeld bijeen kwa
men om te dichten of de wereld om te storten
of zoo iets en de bezitters van die café's wis
ten daar zeer handig garen bij te spinnen Zij
lieten over Berlijn uit bazuinen, dat hun eta
blissement het verzamelpunt was van de bloem
der Duitsche kunstenaars en dat trekt in Ber
lijn altijd. Het gaat in Berlijn met schouw
spelers net als in Detroit me, automobielen.
De heels stad is tot in haar uiterste uithoe
ken en elk afzonderlijk burger is op zijn beurt
weer van de lokale industrie als het ware
doordeesemd. In Detroit kan elke jongen van
af zijn achtste levensjaar een conversatie over
automobielen opzetten, waar IedeT ander het
tegen aflegt en mutatis mutandis geldt datzelf
de in Berlijn van de helden des voetlichts.
Zoodat een herberg, die zich de reputatie
heeft weten te verwerven als verzamelpunt
van de artistieke wereld te gelden, aldra net
zoo vol loopt als de dierentuin wanneer er een
raar beest te kijk gesteld is. Worden de be
zoekers zóó achterdochtig, dat de zaken niet
langer marcheeren dan past men kleine foefjes
toe. Zoo is het insiders welbekend, dat er in
Berlijn tenminste één koffiehuis is, waar een
paar individuen met veel haar en vermager
de gezichten eiken dag drie maal een grati3
kopje mokka krijgen, wanneer ze maar een
paar uur lang d.iep in gepeins gezonken aan
een tafeltje blijven zitten. Deze heeren gaan
dan door voor dichters, zoo niet in werkelijk
heid dan wel in spe, en de kopjes bordenwa
ter, die zij gratis krijgen veroorzaken groote
winst.
Wanneer de winter nadert, begint er in de
gelederen van deze heeren een zekere zenuw
achtigheid te heerschen want de winter is de
beste kans voor hen een duit te verdienen. Het
is dan de tijd, dat men het weer eens met een
nieuwen tingeltangel of een cabaret artistique
kan wagen, met een nieuwe dancing of anderen
vorm van kunsttempel en die kans mag niet on
gebruikt voorbij gaan. En zij gaat nimmer on
benut voorbij, zelfs niet in een zoo sombere
tijdsperiode als welke wij nu aan het door
klieven zijn.
Inderdaad heeft men aan zijn beide handen
geen vingers genoeg om alle nieuwe amuse-
mentsinrichtirugen bij elkaar te tellen, die in
den loop der laatste weken in Berlijn geopend
zijn en waarin allerlei kunstenaars hopen een
kleinigheid te verdienen. Deze etablissementen
hebben ceel al twee dihgen met elkaar gemeen.
Eerstens de eenvoudigheid van opzet welke
schril afsteekt tegen den hang der Berlijners
naar het kolossale en dan hebben ze wijders
bijna alle een uitgesproken Fransch tintje.
Alle wereldberoemde mannen van het Parij-
sohe nachtleven kan men tegenwoordig in Ber
lijn terugvinden en er is zelfs een Roemeensch
gigolo, die een bloeiende zaak geopend heeft,
welke hij ais Quartier Latin aandient en wien
het uit hoofde daarvan ook zeer goed gaat.
Deze naaperij wijst er wel op, dat de opening
dezer nieuwe inrichtingen niet begeleid gaat
van de ontwikkeling van erg veel geest en
eigenlijk maken de promotors daar ook geen
aanspraak op. Want geestigheid kost tegen
woordig ook geld en men is den hemel al te
blij wanneer men den kellner op tijd betalen
kan
Beleefde opmerking
„Pardon," zei de kleine heer tot een op
staanden gast aan een nevenbij restaurant
tafeltje", „is u soms Jan Jansen uit Oosten
rijk?"
„Neen, die ben ik niet."
„Jammer, want dat ben ik, en dat is zijn
nieuwe ulster, dien u bezig ie aan te trek
ken."
Brief van een vader aan zijn zoon
op kostschool
Beste Jan,
St. Nicolaas staat op heden
in 't teeken van 't misère
veel armoe wordt geleden
geen loonende affaire.
Dus beste Jan hoe graag ook
we kunnen je niet voldoen
't leege portemonnaiespook
dwingt ons tot klein rantsoen
Maar toch dat kleine beetje Jan
bevat ons lieele sympathie
voor jou onzen „Studentenman"
en nog veel meer daarbie
Het is toch o zoo goed gemeend
van alle onwil braaf gespeend
en zouden veel meer willen doen
als dat maar kon met goed fatsoen.
Wat zullen we nu nog verder zingen
Jan kan z'n willetje best bedwingen
Is erg dankbaar voor wat hij krijgt
en voor het mindere ook dankbaar zwijgt.
Help ons nu Jan met bidden voor beter tijdeii
opdat een eind kome aan 's menschen lijden
want daar zijn er helaas „een heele boel"
die moeten leven zonder doel.
Geen werk, geen loon, en toch te zorgen
voor groot gezin voor den dag van morgen
vind je 't niet vreeselijk zeg o wat een tij<I
daarom ons deel spontaan geofferd aan de
liefdadigheid,
Als je met ons de zaak zoo wil bekijken
dan zal je spoedig blijken
dat geen surprise meer genot kan geven
dan met de Armen op goede voet te leven.
Zoo Jan het eind van de rijmelarij is weer
gekomen
ik zeg het werkelijk zonder schromen
dat ik eronder heb gezucht
maar Goddank ik heb m'n hart gelucht j
Gegroet je Vader,
Russische ballingen
Meer dan een millioen Russen leeft als bal»
lingen over de wereld verspreid, de meesten in
niet al te florissante omstandigheden. Zo
kunnen nu eenmaal niet allemaal Don-Kozak
ken zijn. Overigens, ze zijn ook niet allemaal
generaals en admiraals, die hun leven als
sigarettenmaker of taxichauffeur eindigen.
Dat bewijst de Kozak, die het in Spanje tot)
toreador wist te brengen.
Een voormalig Russisch officier woonde on
langs te Sevilla een stierengevecht bij, waar»
in een toreador geweldig succes had. Na af
loop kwam de toreador het café binnen, waar
in de Rus gezeten was en deze was getuige
van de uitgelaten hulde, die enthousiaste
Spanjaarden een toreador kunnen brengen.
Hij nam den man natuurlijk terdege op en
deze staarde hem ook onderzoekend aan, kwam
daarop naar hem toe en vertelde hem in
zuiver Russisch, dat hij als soldaat in het
zelfde regiment als de officier had gediend.
Maar hoe kom je in 's hemelsnaam er toe
toreador te worden vroeg deze toen hij van
zijn verbazing bekomen was. Ach, antwoordde
Je Kozak, er is niets zoo gemakkelijk als het
om hals brengen van een stier. Het is heel
wat moeilijker, Spaansch te leeren en mija
vrouw, die een Spaansche is, daarin den baaa
te blijven
Deze anecdote herinnert aan een andere,
die onder de Russische ballingen de ronde
doet. Een rijke Amerikaan wilde een wereld»
reis maken en zocht daartoe een secretaris,
die minstens twintig of dertig talen moest
kennen. Aangezien hij gehooTd had, dat do
Russen ware polyglotten zijn, nam hij onmid
dellijk een Rus aan, die zich als meester van,
dertig talen aanmeldde. En de Amerikaan er
voer tot zijn groote voldoening, dat overal, in
Turkije of China, Australië of het hartje van
Afrika de zaken in orde kwamen. Bij het
einde van de reis kwam hij er evenwel achter,
dat zijn secretaris behalve Russisch slechts
Engelsch kende. Hoe heb je het klaar gespeeld,
je overal zoo keurig doorheen te slaan vroeg
hij stom verwonderd. Wel, antwoordde de
secretaris, er leven overal op de wereld Rus»
sen en in alle plaatsen, waar we vertoefden,
ben ik stiekem de straat opgegaan en heb ge
roepen, of er ook iemand was, die Russisch
kende. Er meldde zich altijd een Rus aan en
deze, de landstaal kennend, maakte alles voor
mij en U in orde. De anecdote vertelt niet, o£
de Amerikaan zijn slimmen secretaris nog een
extra gratificatie heeft gegeven
In een havenresaurant
De oude kapitein wijst op zijn soep en
vraagt: „Ober wat is dat voor een vloeistof?"
„Bouillon, kapitein."
„O, zoo," zeide de kapitein, dan heb ik nooii
geweten, dat Ik dertig jaar Jang op bouillon
heb gevaren.
Den duivel te slim af
Dame kocht dezer dagen in een groot mode
huis een gekleurd wollen jakje zonder mou
wen voor den prijs van 3.90. Wegens St. Nico-
laastijd kreeg ze meteen een onderteekenden
bon, dat het gekochte binnen acht dagen ge
ruild mocht worden.
Daags daarna komt de dame weer het mode
huis binnen en ziet dat nu hetzelfde jakje
voor 2.40 geprijsd staat. De dame informeert
naar de oorzaak van dit aanmerkelijke prijs
verschil binnen het tijdsverloop van 24 uur,
zonder dat er uitverkoop plaats heeft.
Het verkoopstertje verontschudigt zich met
te zeggen, dat juist een uur nadat mevrouw
't jakje gekocht had, de prijs werd verlaagd.
Maar mevrouw vindt dat geen manier, en
wil nu ook haar jakje tegen een zelfden prijs
genoteerd zien.
De chef bomt erbij, betuigt zijn spijt, dat
't heusch niet gaan zal, mevrouw heeft 't nu
eenmaal tegen dien prijs gekocht. Alle gepraat
helpt niets.
„Maar ik mag 't tooh zeker nog ruilen?
vraagt mevrouw met een verstolen lachje.
„Ja," antwo-rdt de chef, daar hebt U na»
luurlijk recht op.
Trouwens de bon wees dit uit.
„Welnu," zei de dame gedecideerd, „dan
ruil ik t."
„Goed," zegt het verkoopstertje, en strekt
de hand uit naar het doosje om het uit te
pakken.
„Pardon", zegt de dame, „laat U 't maar in
gepakt, „ik koop 't nu direct weer voor 2-4#
terug."
Chef en verkooi>»ter staan perplex over zut
ke gewiektstheid, welke zij geen van tweet(
hadden kunnen voorzien.