UIT BIADEM EM TIJDSCHRIFTEN DE POSITIE DER NEDERLANDSCHE GEMEENTEN. WOENSDAG 30 DECEMBER 1931 INGEZONDEN. WERKZAAMHEDEN DER GERECH- TEN IN 1930. De omvang der strafrechtspraak toegenomen. BEZUINIGING OP HET LAGER ONDERWIJS. G? 1 Jan. 1928 was feajn jgoi; het U O. HANDELS-AVOND ONDERWIJS. KATHOLIEKE GEZONDHEIDSZORG. NIJMEGEN EN DE CRISIS. Werkloosheid en de nieuwe finan- cieele verhouding de groote 6troppen. x f^r»M ft -• KATHOLICISME EN NEO- MALTHUSIANISME. En de P. O, HET GEVAL-SCHMIDT BENZINEBELASTING. (Bulten verantwoordelijkheid der Redactie) DE HYGIëNE IN KLEINE BAKKERIJEN. Myne heeren. Met heel veel belangstelling heb lk in uw courant van Maandag 21 Dec. de uiteenzetting gevolgd onder het opschrift: ,,De fabricage- en verkoopskosten houden het brood duur", gegeven door den heer J. C. Blankert op een persconfe rentie in het Jaarbeursgebouw. Wat my echter pynlyk getroffen heeft, is dit gedeelte En zy vergeten ook, dat de hygiënische facto ren, die by het bereiden van het belangrykste volksvoedsel in acht moeten worden genomen, in het dwergbedryf, nimmer zoo tot hun recht komen als in het volwaardig bedryf. Nu weet ik niet, dat de heer Bh als maatstaf neemt voor dwergbedryf. Is dit een bakkery van 10 baaltjes of van 100 per week of daar tus- schen? Zelfs een bakkery van 100 zakken per week is een dwergbedryf, vergeleken by een bak kery als de Korenschoof. Het komt echter myns inziens niet te pas, deze bedryven op hyg. gebied in een minder goed daglicht te stellen tegenover het groot bedryf, het z.g.n. volwaardig bedryf. De heer BI. mag nu wel zeggen: „die hyg. facto ren komen niet zoo tot hun recht", doch de be doeling ligt er dik boven op, uit te laten ko men, dat de hyg. niet zoo wordt toegepast als in het volwaardig bedryf. En hierin ligt myns inziens een insinuatie opgesloten tegenover het kleinbedryf; daarom wil ik, als vertegenwoor diger eener meel en graan firma, die ongeveer 30 jaren de bakekrs bezoekt, een lans breken voor de kleine of z.g.n. dwergbedryven. Zeker, men komt by de kleine bakkers minder smakelyke bedryven tegen, doch dit ls eveneens het geval by de groote, volwaardige bedryven en nóch hier nóch daar mag men generaliseeren. Ik kan u verzekeren dat ik de ervaring heb opgedaan, dat de zindelykheid in de bakkery by het klein bedryf veelal grooter is, dan in vele groote bedryven. Dit is in den loop der jaren heel wat verbeterd. Ook wat de bereiding der grondstoffen betreft, hoeft het kleinbedryf voor het groot bedryf niet op zy te gaan. De zindelykheid van het inwendige der kleine of dwergbedryven is in vele gevallen grooter dan in het groot bedryf, waar men heel dikwyls geen tyd heeft, om alles op tyd schoon te maken. Zoowel in het groot als in het klein bedryf komen hyg. toestanden voor, die niet door den beugel kunnen, maar daarom is het niet toelaat baar dit alléén het klein of dwergbedryf aan te rekenen. Wanneer de controleurs der warenwet ook op dracht kregen, toe te zien op de hygiëne in de werkplaatsen en by het bereiden der grondstof fen, zouden er net zoo goed klachten komen van het groot volwaardig bedryf, als van het klein bedryf. Hoogachtend Uw. dw, P. BIJVOET, Langegracht 38. Amersfoort, Dec. 1931. Toename van het aantal in voorloopige hechtenis genomen personen. Al zijn do cijfers betreffende de werkzaam heden der gerechten in strafzaken volgens de verschenen Justitieele Statistiek over 1930, bewerkt en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, in vergelijking met 1929 niet over de geheele linie omhoog gegaan, toch kan gezegd worden, dat alles tezamen ge nomen in 1930 da omvang der strafrechtspraak niet onbelangrijk is toegenomen. Alleen de om vang van de cassatierechtspraak en van de rechtspraak in booger beroep door de gerechts hoven liep een weinig terug: het aantal zaken in 1930 hij den Hoogen Raad aangebracht, be droeg 666 tegen 708 in 1929, het aantal zaken hij arrest afgedaan 655 tegen 697 in 1929; het aantal bij de gerechtshoven aanhangig ge maakte voorzieningen in hooger beroep nam weliswaar toe van 1828 tot 1868, maar het aan tal arresten was 75 minder (1929 1802; 1930 1727). De werkzaamheden der arrond. rechtbanken in strafzaken namen daarentegen belangrijk toe. Het aantal zaken ln eersten aanleg bij de rechtbanken aangebracht, vermeerderde met 1111 (1929 25489; 1930 26630), het aantal ge wezen eindvonnissen met 1063 (1929 25525; 1930 26588). De vermeerdering betrof zoowel de meervoudige kamers der arrond.-rechtban- ken als de politierechters en de kinderrech ters; hij de meervoudige kamers was er in to taal een stijging van het aantal aangebrachte zaken van 6,4 pet., bij de politierechters van 2,5 pet. en bij de kinderrechters van 22,7 pet.; het aantal eindvonnissen steeg resp. met 5,2, 2,3 en 3,6 pet. Het percentage, dat het aantal hij de politierechters aangebrachte zaken vormde van het totaal aantal bij de arrond.- rechtbanken aangebrachte zaken was In de ja ren 1926 tot en met 1930 resp. 72,69, 69,46, 71,70, 73,72 en 72,34. Het aantal eindvonnissen in hooger beroep bij de rechtbanken bedroeg in 1930 2037, ln 1929 1809. Voor de kantongerechten was de vermeerde ring van het aantal aanhangig gemaakte straf zaken (7797) en van het aantal gewezen eind vonnissen (7758) ongeveer even groot. Het aan tal aanhangig gemaakte strafzaken bedroeg in 1930 193.275 tegen 185.47S in 1929. Bij oproeping werden er niettemin wederom minder zaken aanhangig gemaakt: in 1930 22,63 pet. der zaken, in 1927 t.m. 1929 resp. 30,15, 27,53 en 24,62 pet. Uit de groote hoeveelheid gegevens betref fende de strafrechtspraak zij o.a. verder mede gedeeld, dat bij de gerechtshoven in 53,5 pet. der gevallen het hooger beroep werd ingesteld door den verdachte alleen en ln 32 pet. der ge vallen door den verdachte en het O.M. of den Minister van Financiën beide en dat de von nissen der rechtbanken door de gerechtshoven in 1930 ten aanzien van 43,5 pet. der personen, wier zaken werden afgedaan, bevestigd wer den en t.a.v. 55,9 pet. vernietigd. Het aantal personen in 1930 in voorloopige hechtenis genomen, was belangrijk grooter dan ln 1929 (1930 3652; 1929 3068). Wel steeg ook het aantal verdachten in 1930; het aantal personen in prev. hechtenis genomen nam ech ter naar verhouding meer toe dan het aantal verdachten. In 1929 vormde het aantal preventief ge- hechten 10,9 pet. van het aantal verdachten, op wie de rechtbankzaken betrekking hadden, in 193(/ 12,4 pet. In den loop van 1930 werd ter zake van 9 verzoeken om schadevergoeding voor ondergane voorloopige hechtenis een de finitieve beslissing genomen. In 3 gevallen werd schadevergoeding toegekend. De bedragen der toegekende schadevergoeding waren 100, 60,20 en 25. NIEUWE LIJN IN HET SPECTRUM VAN DEN ZONNEKRANS. WASHINGTON, 29 December. (V. DDr. S. A. Mitchell, directeur van het Mccornick- observatorium, heeft medegedeeld, dat een nieuwe lyn ls ontdekt in het spectrum van den zonnekrans. De nieuwe lijn is alleen zicht baar tijdens een totale zonsverduistering en werd voor de eerste maal geregistreerd op toto's die In October 1930 werden gemoaki, i. Onder dit opschrift verschenen er in de laat- ste weken artikelen in de R.K. Dagbladen. In de vakpers werd hierop gereageerd. Het be lang van het onderwijs eischt, dat het publiek de beide zijden van de medalje te zien krijgt, daarom meent ondergeteekende bedoelde stuk- ken critisch te moeten beschouwen, ook in dit Blad. Niet ieder ondeskundige is in staat de met getallen en gemiddelden doorspekte stukken naar hun waarde te schatten. De artikelen bedoelen aannemelijk voorste stellen, dat er op het Lager Onderwijs wel 13Mi millioen zou zijn te besparen. En daarom wordt het komende Wetsontwerp ,,Terps_ra' al maar vast aangeprezen als te gaan in de goede richting. Natuurlijk gaat dit niet ver genoeg, want het bespaart slechts 5J4 million, (misschien In „Het Katholieke Schoolblad" hebben we dat werken met gemiddelden gewraakt. Op welke manier we dat deden, heeft de lezer van dit blad niet vernomen. De „Inzender toch zegt slechte hiervan: „Nu kan onze ge- aehte opponent op allerlei wijze beproeven den Indruk van deze cijfers te verzwakken, wij laten ze liever ln hun waarde". Ter herinnering der lezers vermelden we even de cijfers, die In het eerste stuk „Des Pudels Kern" vermeld waren en waarop we aanmerking maakten. Volgens de gegevens van het „Centraal Bu reau voor de Statistiek" zijn er; a. 311 hoofden en 400 onderwijzers d.l. 711 leerkrachten zonder klas. b. 73 hoofden en 95 onderwijzers d.l. 168 leerkrachten met 1—10 leerlingen; gemiddeld B'A. c 917 hoofden en I552 onderwijzers, samen 2469 leerkrachten met U—20 leerlingen; ge middeld 15 'A. Uit deze gegevens berekende „Inzender", dat 3037 leerkrachten werken met gemiddeld 13 leerlingen. Hierop maakten we deze bemerkingen: De 311 hoofden zijn ambulant en moeten dus om gemiddelden te berekenen buiten be schouwing blijven, wat ook „Inzender" deed. Maar waarom Wijven dan die 400 onderwijzers ook niet buiten de berekening. Die 400 zijn: I eveneens ambulante leerkrachten, die men in groote steden als reserve heeft om in geval van ziekte te kunnen Invallen; II bevoegde leerkrachten, die als kweeke- Hng' met akte en dergelijke zijn aangesteld buiten bezwaar van 's lands schatkist; dit ge tal zal weer toenemen, zooals we ook gezien hebben tijdens het beruchte 48-, 30-stelsel en dus het gemiddelde helpen laag houden. III. da zieken die tijdelijk buiten functie zijn. Di,t voor wat groep a. betreft. Vervolgens is het gemiddelde van groep b. zeker meer dan 5M- (en van groep c meer dan 15%). Om hiervan het gemiddelde te bereke nen zou men moeten weten, hoeveel klassen er van 1, 2, 3, 4, enz. leerlingen zijn. En na tuurlijk zijn de meeste klassen van deze groep dicht bij de 10 leerlingen Nu zou dit van minder belang zijn, maai de „Inzender" vermenigvuldigt deze gemid delden en krijgt dus een veel te laag totaal. Door dan bovendien nog die 400 zonder klas mee te laten tellen komt hij tot een ge- wild laag gemiddelde van die drie gToepen n.l. van 13. Vervolgens rekent „Inzender" nu voor, dat er 3037 leerkrachten zijn met kleine klassen en 1347 met groote. We hebben er tegen geprotesteerd, dat de „Inzender" zei: „Natuurlijk is de kans groot, dat de organisaties daar niet aan willen" Het groote aantal o-verstemt dat kleine. Alsof de overige 30.000 leerkrachten in de organisaties niet meetelden bij de beoordee ling. Laat mij dan ook hier herhalen, dat de or- ganisattes unaniem de uniforme schaal heb ben verworpen, ook de leerkrachten uit de groote steden! Het totaal gemiddeldte was volgens boven genoemde statistiek 33,3 voor het L. O. en voor het U. L. O. 18,97. Door dit nu op te voeren tot 40 en 24 zou er resp.' ƒ11.686.000 en 1.887.000 d.l. totaal ƒ13.573.000 te bezuinigen zijn. Nu zegt „Inzender", dat wij „mogen probee- ren, de discussie af te lelden naar kwesties als; gedifferentieerde en uniforme schaal, stads- en plattelandsbelangendat zijn thans bijzaken. „Hij houdt vast aan" wat op 'toogenblik de hoofdzaak is bezuiniging". Wij meenen toch, dat, wanneer men bezuini gingsmaatregelen voorstelt, men allereerst de mogelijkheid moet aantoonen en den weg waar langs en dan vooral niet uit het oog mag ver liezen de schade, die men aanricht. Wanneer dit niet noodlg was, dan hegrijpen wo niet, waarom „Inzender" niet het gemiddel de opvoerde tot 42 en 26. Dan had men 19.3 millioen bespaard Wanneer wij dus de aangerichte schade aan geven, dan leiden we de zaak niet af, maar treffen ze juist ln het hart. In zijn tweede artikel geeft de „Inzender" aan, hoe hij zich dat opvoeren van het gemid delde denkt. Hij zegt daar: 2; dat geleidelijke opvoering van dat gemiddelde tot resp. 40 voor het L. O. en 24 voor het U. L. O. niet onrede lijk schijnt" (cursiveering van ons H. L.) en even verder „Op de vraag hoe moet dat gemiddelde op gevoerd wórden? antwoorden we: door wijzi ging van artikel 28 en zoo noodig door schrap ping van artikel 100 cum annexis. Zou men bijv. de boventallige leerkrachten, die voor rekening der gemeenten komen, geleidelijk af schaffen en tevens de 45-schaal invoeren, dan zou waarschijnlijk op de totaal-uitgaven van Rijk en gemeenten reeds meer bezuinigd wor den, dan wij waagden voor te stellen." (Cursi- veeirng van ons H. L.) We hebben twee woor den gecursiveerd, waaruit blijkt, dat „Inzen der" zich nogal heeft laten leiden door den schijn. En we vreezen, dat het publiek hem ook gaarne volgt en denkt: van 33.3 op 40 en van 18.97 op 24 is niet veel, dat schijnt wel te gaan. Van iemand als „Inzender", die statistieken te hulp roept, hadden we toch mogen veron derstellen, dat hij niet zoo op den schijn af ging, maar wel degelijk uitkeek naar de wer kelijkheid. Welnu er bestaat een statistiek, die hier kan helpen. ImmerB de Jaarboeken van het R. K. Centraal Bureau geven ons uitkomst, zij het dan alleen voor het R. K. Bijzonder Onderwijs. De gemiddelden voor het geheel zijn echter zeker lager; omdat er percentsgewijze meer kleine scholen zijn bij de niet-Katholieken. Vanaf Juli 1924 tot en met 31 December 1928 leefden we onder een 48-stelsel voor 't L. O. en 30 voor 't U.L.O. Hoe deze stelsels werkten kan men zien uit de Jaarboeken van 1 Jan. 1927, '28, '29. (Zonder verbod van boventalligen). Op 1 Jan, 1927 was het gemiddelde: voor het L. O. 330738 9143 of 38.17; en voor 't U.L.O. 13795 813 of 16.96. 346233 9532 of 36.34; en voor 't U.L.O. 13204 801 of 16.48. Op 1 Jan. 1929 was het: voor het L. O. 366373 9982 of 36.7 (Dit is voor het geheel 33.3)en voor het U.L.O. 14122 751 of 18.8. Dat is geen schijn, dat is werkelijkheid. Wanneer men berekent hoe het geweest zou kunnen zijn, indien er toen een verbod was geweest als „Inzender" bedoelt, dan zou men zien, dat eerst bij 'n iS-stelsel voor 't R.K. Bijz. Onderwijs het gemiddelde even boven de 40 komt, maar het 30-stelsel nog niet voldoende is om een gemiddelde van 24 te halen voor het U.L.O. Om dus de bezuiniging te bereiken, die „In zender" zoo redelijk schijnt, is een 48-, 30- stelsel nog niet voldoende. Waarin zit nu dit groote verschil in het gemiddelde en het leerlingen-aantal Bij het bepalen van het gemiddelde deelt men het totaal met ai de resten, die er aan iedere school zijn, gelijk op. Dat geeft dus steeds een scbeeve voorstelling. Wil men een bezuinigingsmaatregel voor stellen, dan moet men toch op z'n minst aan toonen, dat de schade piet al te groot, ten minste draaglijk is. Dit probeert nu de „In zender" in z'n tweede artikel, door verge lijkingen met buitenlandsche getallen. Die vergelijking gaat natuuriyk in het geheel niet op. De toestanden en de aard der kinderen zijn geheel anders. Men stelle zich slechts voor een Dultsch systeem, toegepast bij ons. We gelooven, dat er dan eerst andere uitspra ken van kantonrechters zouden moeten komen. In onze Nederlandsche school past geen ander systeem. Wil men een meer deskundige stem, dan zie men op pag 174 2e kolom van het „Verslag van den staat van het onderwijs in het Koninkrijk der Nederlanden 1927-28". Hier zegt een Nederlandsch Inspecteur, een die dus onzen toestand kent, o.m. dit: „Een van de ongunstigste factoren, die de laatste jaren herhaaldelijk gedreigd hebben, zijn de groote klassen. Ik weet, dat zeer moeilijk te zeggen is, wat eigenlijk het maximum (cursiveering van ons, H. L.) aantal leerlingen mag zijn, dat aan één leerkracht toevertrouwd kan worden; wanneer uitsluitend op het belang van het onderwijs gelet wordt, meen ik dat dit 40 moet zijn voor een enkele klas en 32 voor gecombineerde klassen" (Inspectie Leeuwarden). In onze wetgeving kennen we geen maxi mum. Dit wordt wel bewezen door het feit, dat in 1928 in de Insp. Heerlen alleen reeds voor kwamen: 19 klassen met 49—50 leerlingen 44 51—55 18 56—60 3 61-65 3 7175 De cijfers die „Inzender" geeft ter verge- lyking met andere landen zijn blijkbaar niet te vertrouwen en zeer subjectieve gegevens. Dezer dagen vonden we in de dagbladen ver meld, de gegevens van de afdeellng Onderwijs- statistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Die geven een heel anderen kijk op de zaak. We nemen er slechts enkele van over, om het voor den lezer niet al te lastig te maken. (Het zijn de ons omringende landen en geen grepen, die speciaal uitgezocht zijn om ons betoog te staven) I. 3evolking per K.M.2. II. Gem. aantal onderw/ per school. III. Gem. aantal leerlingen per school. IV. Gem. aantal per onderw. LandenI II III IV Jaar België 265 3,8 99 26 1929 Denemarken 83 3,6 110 31 1929 Duitschland 133 3,5 125 36 1926/27 Engel, en Wales 265 7.5 267 36 1930 Frankryk 73 53 1930 Nederland 243 4,8 160 33 1929 Zwitserland 98 3,8 108 29 1929/30 Hieruit ziet men allereerst, dat de cijfers van „Inzender" veel te hoog zijn. Verder dat Nederland met zijn gemiddelde niet te laag ls; maar vooral, dat wij, wat de grootte der scholen (2e en 3e kolom) betreft, op Engeland na bovenaan staan en dus ons onderwijs niet duurder, maar wel goedkooper dan elders is. De rechtspositie der leeraren en de Nederlandsch taal in den handel. Op de gisteren gehouden jaarvergadering van den Nederlandse hen Bond van directeuren en leeraren bij het handelsavoudonderwijs besloot de vergaderimg met algemeene stemmen het hoofd,bestuur op te dragen studiecommissies te benoemen tot het samenstellen van leerplannen. Tevens is een voorstel van het H.B. aange nomen om bij de betreffende examencorporaties aan te dringen op fusie. De heer Oh. E. Boissevain voorzitter van de Internationale Vereeniging voor Handelsonder wijs, vestigde de aandacht van de vereeniging op de wenschelijkheid om in oogenschouw te nemen de mogelijkheid om verschillende cursus sen voor verkoopsters, welke thans reeds ln los verband bestaan, op te nemen in het handels onderwijs. Het H.B. zal zijn aandacht aan deze kwestie schenken. In een inleiding over de rechtspositie van de leerkrachten aan een handelsavondschool merkte mr. H. D. M. Knol op dat deze rechts positie onvoldoende is geregeld, hetgeen slechts verholpen kan worden wanneer in een wet dien aangaande bepalingen worden gemaakt. Zoolang deze wettelijke regeling nog niet vast staat, dienen de 'besturen van de rechtspersoon lijkheid bezittende vereenigingen, welke zich ten doel stellen het geven van handeisavond onderwijs, deze zaak ter hand te nemen, waar. bij moet worden gestreefd naar de uitreiking van een akte van bènoeming. Daarin moeten worden opgenomen de punten vaste of tijdelijke aastelling van de te benoemen leerkracht, de bezoldiging, regeling in geval van ziekte, weder- zijdeche termijn van opzegging, de wachtgeld regeling en de verlof- en vacantieregeling. In de middagvergadering heeft dr. mr. L. J. C. van Gorkom een inleiding gehouden over: De spelling van het Nederlandsch en de eischen van den handel, waarbij spr. opmerkte, dat aan de geschreven taal niet eenzijdige eiadhen mogen gesteld worden van technisch- mechanischen eenvoud als aan een codestelsel, maar dat zij dient te worden geëerbiedigd. Ten slotte sprak dr. van Gorkom de wenschelijkheid uit dat het departement van Onderwijs zich met meer nadruk en activiteit dan tot heden zon verzetten tegen de taalhedreigende spelling vereenvoudiging in het onderwijs. Een kleuternummer. Met groote belangstelling namen we kennis van het „Kleuternummer", dat verscheen als no. 12 van den tweeden jaargang van „Katho lieke gezondheidszorg", het orgaan van de nat. fed. „Het Wit-Gele kruis" en het R. K. Limb. Groene Kruis". Het is zooals de be titeling reeds aanduidt geheel gewijd aan de zorg voor de gezondheid der allerkleinsten, van 17 jaar, een zorg, zooals elders trouwens het „beter voorkomen dan genezen" op het eerste plan behoort te staan. Uit deze blad zijden spreekt veel onderwijszin en juist in zicht, dat met verouderde opvattingen breken durft nu het gaat om het opkweeken van een gezonder geslacht, gezonder naar ziel en lichaam. Vooral de diverse mededeelingen nopens den bouw van het Katholiek Kleuterhuis „de Krabbebosschen", onder Rijsbergen, zullen in ruimen kring met Ingenomenheid worden ont vangen en naar wij hopen prikkelend werken op het initiatief van velen, wien het opgroeien van een in geestelijk en lichamelijk opzicht sterke jeugd ter harte gaat. A- ALEXANDERS. Er heeft zich een comité gevormd ter hul diging van den oud-opera-zanger A. Alexanders ter gelegenheid van zijn 60sten verjaardag, op 1 Januari a.s. In vergelijking met het vorige jaar is in het algemeen de positie van mijn gemeente aldus deelde de burgemeester van Nijmegen, de heer J. A. H. Steinweg mede, economisch achteruit gegaan. Vooral de industrie is door de crisis ernstig getroffen; dit blijkt o.m. uit de omstandigheid, dat verschillende takken van industrie genoodzaakt zijn, ln sommige gevallen op groote schaal personeel te ont slaan. De werkloosheid neemt steeds toe. Einde Januari 1930 bedroeg het aantal werk- loozen 1016, einde November 1930 1602, einde Januari 1931 1949, einde November 1931 2585 en op 12 December j.l. 2740 of 40 pet. meer dan einde Januari 1931. In 1931 wordt ongeveer ■WMmmmmmÊmmmmmMM 1 millioen gul- ién. aan werk- loozensteun en Armenzorg uitge geven, welk be drag over 1930 ongeveer 558.000 gulden bedroeg. Naar myn mee ning aldus de heer Steinweg, is werkverruiming het meest voor bestrijding der werkloosheid ge schikt. Het is ech ter uiterst moei- Burgemeester Steinweg lijk objecten daar voor te vinden. In Nijmegen wordt veel gedaan aan cultivee ring van boschgronden der gemeente. De financieele toestand van Nijmegen geeft voorloopig geen reden tot ernstige ongerust heid. Als gevolg vooral van de hooge uitgaven voor steun aan werkloozen en ook van de lage raming der opbrengst van belastingen, kon de begrooting voor 1932 niet sluitend worden gemaakt, dan dooT voorloopig te rekenen op het aanspreken van reserves. In 1931 moesten kasgeldleeningen worden aangegaan tot een hooger bedrag dan normaal. Dit is een gevolg van het feit, dat de gemeente er niet in kan slagen gj> aaanwneljjkg voor waarden leeningen op langen termijn te sluiten. Het eind-cijfer van de begrooting voor 1932 is hooger dan voor 1931, n.l. 7.400.000 tegen 6.500.000. Hoewel uit vergelijking van deze cijfers zonder meer geen conclusies kunnen worden getrokken, is de verhooging voorname lijk toe te schrijven aan de toeneming der werkloosheid, aan de steeds hooger wordende kosten van het lager onderwijs en aan ver zwaring der rente en aflossingen van geld- leeningen, aangegaan voor verbetering van straten en wegen. De burgemeester verklaarde verder van mee ning te zijn, dat de nieuwe regeling inzake de financieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten niet de resultaten heeft gehad, welke mem zich had voorgespeld. In verband met de opheffing van de gemeen telijke inkomstenbelasting en de beperking in de heffing van opcenten op de gemeentefonds belastingen, is het gevaar ontstaan, dat de personeele belasting, die niet op alle categorieën van inwoners drukt, de sluitpost der begrooting wordt. De, ook naar de meening der gemeente besturen, voor vijf jaren vastgestelde uitkee- ringen van het Rijk uit het Gemeentefonds, zijn naar de opvatting der regeering aantast baar. Bij aanneming van het door de regeering op dit punt voorgestelde wetsontwerp worden de gemeente-financiën op losse schroeven gezet. Een groot bezwaar van de nieuwe regeling is ook dat gemeenten, welke een zuinig beheer hebben gevoerd, daarvan thans de nadeelige gevolgen ondervinden in den vorm van een lage uitkeering uit het Gemeentefonds. Dit ts met name ten aanzien van Nijmegen het geval. Burgemeester Steinweg deed vervolgens eenige mededeelingen over werken, die thans in Nijmegen in uitvoering zijn, of binnenkort in uitvoering zulten komen. Tenslotte, wat de vooruitzichten voor de toe komst betreft, achtte de heer Steinweg het heel moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, een oordeel uit te spreken over de vraag, hoe de algemeene toestand in het komende jaar zal zijn. „Voorshands is er mijns inziens geen reden voor de veronderstelling, dat spoedig een verbetering zal intreden. Doch afgescheiden H an de vraag, wat de toekomst zal brengen, ben ik van oordeel, dat Nijmegen ten opzichte van andere gemeenten stellig geen ongunstige positie inneemt. De gemeente Nijmegen is, zoo wel door l.aar ligging als door haar natuur schoon, als woonstad zeer gezocht en er zijn uitstekende onderwijsinrichtingen op allerlei gebied. Vooral ook met het oog op de aan staande vaste oeververbinding mogen de beste verwachtingen voor de toekomst worden ge- Aan een artikel van p. v, d. Marlet, m.s.C., in „Mannenadel en Vrouweneer", orgaan der ver. „Voor Eer en Deugd", geschreven naar aanleiding van de opening van het dr. Aletta Jacobshuls te Amsterdam, ontleenen wij het volgende: In tweede-handsohe geschriften uit deu Neo- Maltbusiaanschen hoek kan men wel eens de bewering lezen, dat de katholieke Kerk zoo vierkant gekant is tegen hun propaganda en zoo sterk aandringt op groote ggzinnen om door het aantal de macht in handen te krijgen. Die stelling klopt al heel verkeerd met den voorrang door de Kerk in het gevolg van Christus en St. Paulus toegekend aan den maagdel ijken staat en met het feit, dat er voortdurend nieuwe kloosters gebouwd en druk bevolkt worden. Nooit heeft de Kerk het als de taak van het measohdom beschouwd zooveel mogelijk kinderen voort te brengen. Wij zien gaarne talrijke gezinnen, omdat het welzijn der samenleving er door gebaat wordt en vooral omdat wij den hemel, waarvoor ten slotte de mensch geschapen werd, graag tjok vol krijgen. Toch sluit de katholiek zijn oogen niet voor de aarde en beseft volkomen de bezwaren, die soms aan de voortplanting verbonden kunnen zijn. Niet alle geboorteregeling is uit den booze, maar de Nieuw- Malthusiaansche kan in de oogen van den katholiek nooit genade vinden. Onder dat opzicht achten we de nieuwe stich ting niet alleen een noodelooze geldverspilling, maar een blijvende ergernis. De Nieuw-Malthusiaansche Bond vergist zich deerlijk wanneer hij meent, dat de katholie ken na langen halsstarrigen weerstand einde lijk naar zijn partij beginnen over te hellen. En toch werden we bij de opening van het bureau reeds als volbloed bondgenooten be groet. We zouden, zoo sprak volgens een verslag in „Het Volk" bij die plechtigheid pg. Premsela, de leider van het bureau, onzen bond kunnen noemen: den verguisde. Verguisd zijn wij altijd en alom. Nog steeds bevat ons wetboek van strafrecht een artikel, waarin onze propaganda strafbaar wordt gesteld. De regeering heeft ge meend ons de goedkeuring op onze statuten te moeten onthouden. Couranten weigerden onze advertenties, zaalhouders weigerden ons vergaderruimte te verhuren. Sinds Februari 1931 behoeven wij ons niet meer de verguisden te voelen. Want onze groote tegenstanders, de katholieken, hébben erkend, dat in den opzet van het Nieuw-Malthusianisme geen boosheid schuilt. Van katholieke zijde is in Februari namelijk een brochure gepubliceerd over perio dieke onthouding, waarin o.a. de bovenstaande uitspraak voorkomt. Als het de voldoening van de heeren nog kan verhoogen, willen we ze er wel opmerkzaam op maken, dat de verguizing al een paar maan den vroeger was opgeheven. In 4de eerste uit gave van bedoelde brochure is de Inleiding ge dateerd 15 Nov. 1930. Of de uitgave, die Prem sela in handen heeft gehad, werkelijk die uit spraak bevat, kan ik niet nagaan maar durf het toch sterk te betwijfelen, omdat in de eer. ste uitgave de schrijver zich doet kennen als een stevige tegenstander van het Neo-Malthu- sianisme, die met eiken goeden katholiek de onvoorwaardelijke boosheid van het stelsel aan vaardt. Men moge den schrijver een verwijt maken van de roekeloosheid, waarmede hij zijn waar op de openbare markt heeft gewor pen, op de zuiverheid van zijn katholieke opvat ting kan geen verdenking rusten. Overigens is de schrijver mans genoeg zijn eigen verde diging op zich te nemen, en de tanden om van zich af te bijten zijn soms wel wat al te scherp. Over de periodieke onthouding zelf, die de laatste maanden ten gevolge van die bro chure vooral in ons land zooveel stof heeft op gejaagd, is ongetwijfeld noch door de physiolo- gen, noch door de moralisten het laatste woord gesproken. Wel is het een kras staaltje van brutaliteit, de opvattingen van den schrijver van een of andere brochure zonder meer aan te dienen als de katholieke leer. Wat een katholieke schrij ver of zelfs 'n moralist ten beste geeft, is nog geen evangelie. Wil Premsela juist: weten, hoe de katholieke Kerk oordeelt over het Neo- Maltihusianisme, dan behoeft hij maar naar de stem uit Rome te luisteren, die nog na het ver. sohijnen van de beruchte brochure een voor tedereen duidelijke taal gesproken heeft in de Encycliek „Casti Connibii". „Sommigen, die daarin duidelijk van de oorspronkelijke en steeds trouw overgeleverde christelijke leer afwijken, hebben gemeend onlangs een andere leer over deze handelwijze plechtig te moeten verkondigen. Daarom ver heft de Katholieke Kerk door Onzen mond luid hare stem, om de kuischheid van smet te bewaren, en kondigt opnieuw af: dat elk huwelijksgebruik, hij welks uitoefening de handeling door menschelijk opzet van haar natuurlijke kracht om leven voort te brengen, beroofd wordt, ingaat tegen de wet van God en die van de natuur en dat degenen, die een dergelijke misdaad begaan, zich met de vlek van zware zonde besmetten". Zoo dachten de katholieken over de neo- malthusiaansehe practijken op het einde van het vorig jaar; zoo zullen ze er over blijven denken, zoolang de katholieke Kerk aai bestaan, dat Is tot het inde der eeuwen. De Bond kan gerust de ij dele hoop laten varen, dat die pau selijke uitspraak ooit herroepen zou worden. Door gezagvolle schrijvers, waaronder een onzer grootste liedendaagsche moralisten, die er van verdacht wordt zeer nauw bij de uitvaardiging van de Encycliek betrokken te zijn geweest, wordt niet zonder reden aangenomen, dat de veroordeeiing zelfs onherroepelijk is, omdat we hier te doen hebben met een onfeilbare uit spraak krachtens het opperste leergezag in zaken van geloof en zeden van den Romein- sehen Opperpriester. ONDER PARTIJGENOOTEN „De Socialist", het orgaan dat den bolsje- wiekschen Esdeapeërs tot spreekhuis dient, heeft zich geërgerd aan het feit, dat Henri' Polak zich tegen straat demonstraties ver klaarde. En het blad vaart uit: Deze „judassen", deze salon-hrood-schrij- vers, krijgen kolommen van onze kranten ter beschikking niet alleen, doch laten zich voor deze vuilschrijverij nog dik betalen, mede uit de meer dan schrale beurzen van dui zenden kameraden, die het nog klaar weten te spelen om trouw elke week, van hun arm zalige uitkeering, het abonnementsgeld van hun krant, af te knijpen. Er uit! met deze verraders! Men ziet: bepaald vriendelijk kan men de onderlinge verhoudingen in de S.D.A.P. niet noemen. De titelpagina van hot orgaan is trouwens gesierd met een illustratie, welke als spotprent bedoeld is tegenden leider der partij, die als verrader wordt voorgesteld door deze „partijgenooten". MISSIE-TIJDSCHRIFTEN Tot de oudste organen onder de uitgebreide collectie maandschriften behoort „De Volks missionaris". Doch het zij aanstonds gecon stateerd, dat het zich terdege handhaaft. Ge regeld treden weer Jeugdige met geestdrift bezielde krachten op. Symbool dezer Innerlijke voortdurende vernieuwing is ook het uiterlijk, verfrischt gewaad, waarin thans het eerste nummer van den 53sten jaargang ls gestoken. De Inhoud blijkt weer boeiend en prijzen»- waardig. Bijv. de bemoedigende Vredesbood schap, de Kerstviering in Rusland en de pa rochie-retraite in verhand met den geloofsafval. Natuurlijk ontbreekt ook weer niet de pakken de „Neem en lees" rubriek. Gelijk trouwens altijd is ook ditmaal „De Missiepost" weer een aflevering, waarnaar je met graagte grijpt. De vlotte tekst over personen of dingen, waarvoor belangstelling bestaat en de prachtige serie foto's weer meer dan twee dozijn vertellen ons dezen keer van het teven en den dood van den be kenden missiepropagandist Pater Th. Schoiten z.g., van de zusters Franciscanessen van den H. Georgius en haar stichtingen (zij gaan de Priesters v. h. H. Hart helpen in Zuid-Suma- tra) en van een missionarissen vertrek naar Brazilië. Naar aanleiding van het bedanken va® partij genoot Schmidt als lid van het partijbestuur dar S. D. A. P. en zijn uittreden uit de redactie commissie van het „discussie-weekblad" schrijft de partijleider Albarda o.m. het volgende in „De Sociaal-Democraat": Schmidt is uit het Partijbestuur getreden. Het congres te Groningen, van 1930, benoemde hem tot lid vtun het bestuur. Het congres deed. dit met volle instemming, ja op aansporing van de partijleiding, die het wensohelijk achtte, dat in het Partijbesuur de voornaamste richtingen van de Partij elkaar zouden ontmoeten, elkaar zouden leeren verstaan, met elkaar zoudeui samenwerken. „Schmidt trad met eenige schuwheid, ja met wantrouwen, het Partijbestuur betomen. Een schertsend woord door een der deelnemers van het Groningsche congres na het benoemingsbe sluit losgelaten: „Daniël in den leeuwenkuil", scheen grooteren Indruk op hem te hebben ge maakt dan het verdiende. Hij vreesde klaazv blijkelijk, dat mien hem ln het P.B. „onsohade- lijk" wilde maken, dat men zijn oppositioneel^ actie daar wilde doen doodloopen. „Schmidt heeft in het P.B. een vriendschappe lijke ontvangst en een kameraadschappelijke behandeling ondervonden. In het congres te Arnhem, 1931, erkende hij dit ongevraagd en volmondig. Sindsdien is de houding van de overige P.B. leden tegenover hem in geen enkel opzicht onwelwillend gewoTden. 4 „Maar Schmidt hield zich in het P.B. aan een gedragslijn, die veel overeenkomst vertoont met die, welke de communisten in Kamer en gemeenteraden volgen: altijd tegen-stemmen als anderen vóór zijn, en dan dikwijls met gezoch te argumenten de afwijkende houding motl veer en. Hij was de vreesachtige „Daniël in den leeuwenkuil". Bang, niet voor zijn medeleden van het P.B., maar voor het oordeel van zijn vrienden en volgelingen van den linkervleugel, die tempering der tegenstellingen en oplossing der geschillen niet wenschten". Ook nu weer èn ten aanzien van de censuur op zijn radio-rede èn inzake de weige ring van een ingezonden stuk waarin critiek werd geoefend op de vakbeweging terzake van het textielconflict heeft de heer Schmidt volgens den heer Albarda niet gezocht naar een kameraadschappelijke oplossing. „Schmidt en De Kadt kiezen de verkeerde manier. Door alles op de spits te drijven, wat ln kameraadschappelijk overleg tot heil van de Partij zou kunnen worden opgelost, brengen zij ln de Partij spanningen, die zij ln dezen uiterst moeilijken en srnstigen tijd minder dan ooit kan verdragen." De beteekenis van „in het vrije verkeer". Het is gebleken dat er speciaal bij niet-han- delaren in benzine een onjuiste opvatting be staat omtrent de beteekenis van de woorden „in het vrije verkeer" in de uitdrukking „benzine, die op 1 Januari 1932 in het vrije verkeer is". Als benzine in het vrije verkeer moet worden aangemerkt alle benzine die hier te lande bul ten entrepot aanwezig ie, zoodat elk particu lier en elk handelaar, die op genoemden datum meer dan 200 kilogram benzine in voorraad heeft in tanks, vaten, blikken of ln reservoirs van automobielen enz. daarvan overeenkomstig de wet aangifte moet doen. RAMING EN OPBRENGST P T. T. De diensten der P. T, en T. hebben over da maand November 1931 opgebracht: Posterijen f 3.389.871 7 886 minder dan vorig jaar 30.371 meer dan de begrooting). Telegrafie f 406.679 62.310 minder dan vorig jaar 89.421 minder dan de begrooting). Telefonie f 1.975.989 123.466 meeT dan vorig jaar 17.089 meer dan de begrooting). Postcheque- en Girodienst f 287.533 71.452 meer dan de begroeting). Voor de eerste 11 maanden bedroeg ie op brengst: Posterijen f 36.S84.35a 550.449 meer dan vorig jaar 485105 meer dan de begrooting). Telegrafie f 5.129.655 591.466 minder dan vorig jaar, 966.245 minder dan de begrooting). Telefonie f 21.869.178 1.601.416 meer dan vorig jaar 286.678 meer dan de begrooting). Postcheque- en Girodienst f 5.021.380 667.912 meer dan vorig jaar 601.980 mee; dan de begrooting).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 11