UIT BIADEM EM
TIJDSCHRIFTEN
DE POSITIE DER NEDERLANDSCHE
GEMEENTEN.
WOENSDAG 30 DECEMBER 1931
INGEZONDEN.
WERKZAAMHEDEN DER GERECH-
TEN IN 1930.
De omvang der strafrechtspraak
toegenomen.
BEZUINIGING OP HET LAGER
ONDERWIJS.
G? 1 Jan. 1928 was feajn jgoi; het U O.
HANDELS-AVOND ONDERWIJS.
KATHOLIEKE GEZONDHEIDSZORG.
NIJMEGEN EN DE CRISIS.
Werkloosheid en de nieuwe finan-
cieele verhouding de groote
6troppen.
x f^r»M ft -•
KATHOLICISME EN NEO-
MALTHUSIANISME.
En de P. O,
HET GEVAL-SCHMIDT
BENZINEBELASTING.
(Bulten verantwoordelijkheid der Redactie)
DE HYGIëNE IN KLEINE BAKKERIJEN.
Myne heeren.
Met heel veel belangstelling heb lk in uw
courant van Maandag 21 Dec. de uiteenzetting
gevolgd onder het opschrift: ,,De fabricage- en
verkoopskosten houden het brood duur", gegeven
door den heer J. C. Blankert op een persconfe
rentie in het Jaarbeursgebouw.
Wat my echter pynlyk getroffen heeft, is dit
gedeelte
En zy vergeten ook, dat de hygiënische facto
ren, die by het bereiden van het belangrykste
volksvoedsel in acht moeten worden genomen,
in het dwergbedryf, nimmer zoo tot hun recht
komen als in het volwaardig bedryf.
Nu weet ik niet, dat de heer Bh als maatstaf
neemt voor dwergbedryf. Is dit een bakkery van
10 baaltjes of van 100 per week of daar tus-
schen? Zelfs een bakkery van 100 zakken per
week is een dwergbedryf, vergeleken by een bak
kery als de Korenschoof. Het komt echter myns
inziens niet te pas, deze bedryven op hyg. gebied
in een minder goed daglicht te stellen tegenover
het groot bedryf, het z.g.n. volwaardig bedryf.
De heer BI. mag nu wel zeggen: „die hyg. facto
ren komen niet zoo tot hun recht", doch de be
doeling ligt er dik boven op, uit te laten ko
men, dat de hyg. niet zoo wordt toegepast als in
het volwaardig bedryf. En hierin ligt myns
inziens een insinuatie opgesloten tegenover het
kleinbedryf; daarom wil ik, als vertegenwoor
diger eener meel en graan firma, die ongeveer
30 jaren de bakekrs bezoekt, een lans breken
voor de kleine of z.g.n. dwergbedryven.
Zeker, men komt by de kleine bakkers minder
smakelyke bedryven tegen, doch dit ls eveneens
het geval by de groote, volwaardige bedryven
en nóch hier nóch daar mag men generaliseeren.
Ik kan u verzekeren dat ik de ervaring heb
opgedaan, dat de zindelykheid in de bakkery by
het klein bedryf veelal grooter is, dan in vele
groote bedryven. Dit is in den loop der jaren
heel wat verbeterd. Ook wat de bereiding der
grondstoffen betreft, hoeft het kleinbedryf voor
het groot bedryf niet op zy te gaan.
De zindelykheid van het inwendige der kleine
of dwergbedryven is in vele gevallen grooter dan
in het groot bedryf, waar men heel dikwyls geen
tyd heeft, om alles op tyd schoon te maken.
Zoowel in het groot als in het klein bedryf
komen hyg. toestanden voor, die niet door den
beugel kunnen, maar daarom is het niet toelaat
baar dit alléén het klein of dwergbedryf aan te
rekenen.
Wanneer de controleurs der warenwet ook op
dracht kregen, toe te zien op de hygiëne in de
werkplaatsen en by het bereiden der grondstof
fen, zouden er net zoo goed klachten komen van
het groot volwaardig bedryf, als van het klein
bedryf.
Hoogachtend
Uw. dw,
P. BIJVOET, Langegracht 38.
Amersfoort, Dec. 1931.
Toename van het aantal in voorloopige
hechtenis genomen personen.
Al zijn do cijfers betreffende de werkzaam
heden der gerechten in strafzaken volgens de
verschenen Justitieele Statistiek over 1930,
bewerkt en gepubliceerd door het Centraal
Bureau voor de Statistiek, in vergelijking met
1929 niet over de geheele linie omhoog gegaan,
toch kan gezegd worden, dat alles tezamen ge
nomen in 1930 da omvang der strafrechtspraak
niet onbelangrijk is toegenomen. Alleen de om
vang van de cassatierechtspraak en van de
rechtspraak in booger beroep door de gerechts
hoven liep een weinig terug: het aantal zaken
in 1930 hij den Hoogen Raad aangebracht, be
droeg 666 tegen 708 in 1929, het aantal zaken
hij arrest afgedaan 655 tegen 697 in 1929; het
aantal bij de gerechtshoven aanhangig ge
maakte voorzieningen in hooger beroep nam
weliswaar toe van 1828 tot 1868, maar het aan
tal arresten was 75 minder (1929 1802; 1930
1727).
De werkzaamheden der arrond. rechtbanken
in strafzaken namen daarentegen belangrijk
toe. Het aantal zaken ln eersten aanleg bij de
rechtbanken aangebracht, vermeerderde met
1111 (1929 25489; 1930 26630), het aantal ge
wezen eindvonnissen met 1063 (1929 25525;
1930 26588). De vermeerdering betrof zoowel
de meervoudige kamers der arrond.-rechtban-
ken als de politierechters en de kinderrech
ters; hij de meervoudige kamers was er in to
taal een stijging van het aantal aangebrachte
zaken van 6,4 pet., bij de politierechters van
2,5 pet. en bij de kinderrechters van 22,7 pet.;
het aantal eindvonnissen steeg resp. met 5,2,
2,3 en 3,6 pet. Het percentage, dat het aantal
hij de politierechters aangebrachte zaken
vormde van het totaal aantal bij de arrond.-
rechtbanken aangebrachte zaken was In de ja
ren 1926 tot en met 1930 resp. 72,69, 69,46,
71,70, 73,72 en 72,34. Het aantal eindvonnissen
in hooger beroep bij de rechtbanken bedroeg
in 1930 2037, ln 1929 1809.
Voor de kantongerechten was de vermeerde
ring van het aantal aanhangig gemaakte straf
zaken (7797) en van het aantal gewezen eind
vonnissen (7758) ongeveer even groot. Het aan
tal aanhangig gemaakte strafzaken bedroeg in
1930 193.275 tegen 185.47S in 1929.
Bij oproeping werden er niettemin wederom
minder zaken aanhangig gemaakt: in 1930
22,63 pet. der zaken, in 1927 t.m. 1929 resp.
30,15, 27,53 en 24,62 pet.
Uit de groote hoeveelheid gegevens betref
fende de strafrechtspraak zij o.a. verder mede
gedeeld, dat bij de gerechtshoven in 53,5 pet.
der gevallen het hooger beroep werd ingesteld
door den verdachte alleen en ln 32 pet. der ge
vallen door den verdachte en het O.M. of den
Minister van Financiën beide en dat de von
nissen der rechtbanken door de gerechtshoven
in 1930 ten aanzien van 43,5 pet. der personen,
wier zaken werden afgedaan, bevestigd wer
den en t.a.v. 55,9 pet. vernietigd.
Het aantal personen in 1930 in voorloopige
hechtenis genomen, was belangrijk grooter
dan ln 1929 (1930 3652; 1929 3068). Wel steeg
ook het aantal verdachten in 1930; het aantal
personen in prev. hechtenis genomen nam ech
ter naar verhouding meer toe dan het aantal
verdachten.
In 1929 vormde het aantal preventief ge-
hechten 10,9 pet. van het aantal verdachten,
op wie de rechtbankzaken betrekking hadden,
in 193(/ 12,4 pet. In den loop van 1930 werd ter
zake van 9 verzoeken om schadevergoeding
voor ondergane voorloopige hechtenis een de
finitieve beslissing genomen. In 3 gevallen
werd schadevergoeding toegekend. De bedragen
der toegekende schadevergoeding waren 100,
60,20 en 25.
NIEUWE LIJN IN HET SPECTRUM
VAN DEN ZONNEKRANS.
WASHINGTON, 29 December. (V. DDr. S.
A. Mitchell, directeur van het Mccornick-
observatorium, heeft medegedeeld, dat een
nieuwe lyn ls ontdekt in het spectrum van
den zonnekrans. De nieuwe lijn is alleen zicht
baar tijdens een totale zonsverduistering en
werd voor de eerste maal geregistreerd op
toto's die In October 1930 werden gemoaki,
i.
Onder dit opschrift verschenen er in de laat-
ste weken artikelen in de R.K. Dagbladen. In
de vakpers werd hierop gereageerd. Het be
lang van het onderwijs eischt, dat het publiek
de beide zijden van de medalje te zien krijgt,
daarom meent ondergeteekende bedoelde stuk-
ken critisch te moeten beschouwen, ook in
dit Blad.
Niet ieder ondeskundige is in staat de met
getallen en gemiddelden doorspekte stukken
naar hun waarde te schatten.
De artikelen bedoelen aannemelijk voorste
stellen, dat er op het Lager Onderwijs wel 13Mi
millioen zou zijn te besparen. En daarom
wordt het komende Wetsontwerp ,,Terps_ra'
al maar vast aangeprezen als te gaan in de
goede richting. Natuurlijk gaat dit niet ver
genoeg, want het bespaart slechts 5J4 million,
(misschien
In „Het Katholieke Schoolblad" hebben we
dat werken met gemiddelden gewraakt. Op
welke manier we dat deden, heeft de lezer
van dit blad niet vernomen. De „Inzender
toch zegt slechte hiervan: „Nu kan onze ge-
aehte opponent op allerlei wijze beproeven den
Indruk van deze cijfers te verzwakken, wij
laten ze liever ln hun waarde".
Ter herinnering der lezers vermelden we
even de cijfers, die In het eerste stuk „Des
Pudels Kern" vermeld waren en waarop we
aanmerking maakten.
Volgens de gegevens van het „Centraal Bu
reau voor de Statistiek" zijn er;
a. 311 hoofden en 400 onderwijzers d.l. 711
leerkrachten zonder klas.
b. 73 hoofden en 95 onderwijzers d.l. 168
leerkrachten met 1—10 leerlingen; gemiddeld
B'A.
c 917 hoofden en I552 onderwijzers, samen
2469 leerkrachten met U—20 leerlingen; ge
middeld 15 'A.
Uit deze gegevens berekende „Inzender",
dat 3037 leerkrachten werken met gemiddeld
13 leerlingen.
Hierop maakten we deze bemerkingen:
De 311 hoofden zijn ambulant en moeten
dus om gemiddelden te berekenen buiten be
schouwing blijven, wat ook „Inzender" deed.
Maar waarom Wijven dan die 400 onderwijzers
ook niet buiten de berekening.
Die 400 zijn:
I eveneens ambulante leerkrachten, die
men in groote steden als reserve heeft om in
geval van ziekte te kunnen Invallen;
II bevoegde leerkrachten, die als kweeke-
Hng' met akte en dergelijke zijn aangesteld
buiten bezwaar van 's lands schatkist; dit ge
tal zal weer toenemen, zooals we ook gezien
hebben tijdens het beruchte 48-, 30-stelsel en
dus het gemiddelde helpen laag houden.
III. da zieken die tijdelijk buiten functie
zijn.
Di,t voor wat groep a. betreft.
Vervolgens is het gemiddelde van groep b.
zeker meer dan 5M- (en van groep c meer dan
15%). Om hiervan het gemiddelde te bereke
nen zou men moeten weten, hoeveel klassen
er van 1, 2, 3, 4, enz. leerlingen zijn. En na
tuurlijk zijn de meeste klassen van deze groep
dicht bij de 10 leerlingen
Nu zou dit van minder belang zijn, maai
de „Inzender" vermenigvuldigt deze gemid
delden en krijgt dus een veel te laag totaal.
Door dan bovendien nog die 400 zonder klas
mee te laten tellen komt hij tot een ge-
wild laag gemiddelde van die drie gToepen
n.l. van 13.
Vervolgens rekent „Inzender" nu voor, dat
er 3037 leerkrachten zijn met kleine klassen
en 1347 met groote.
We hebben er tegen geprotesteerd, dat de
„Inzender" zei: „Natuurlijk is de kans groot,
dat de organisaties daar niet aan willen"
Het groote aantal o-verstemt dat kleine.
Alsof de overige 30.000 leerkrachten in de
organisaties niet meetelden bij de beoordee
ling.
Laat mij dan ook hier herhalen, dat de or-
ganisattes unaniem de uniforme schaal heb
ben verworpen, ook de leerkrachten uit de
groote steden!
Het totaal gemiddeldte was volgens boven
genoemde statistiek 33,3 voor het L. O. en voor
het U. L. O. 18,97.
Door dit nu op te voeren tot 40 en 24 zou er
resp.' ƒ11.686.000 en 1.887.000 d.l. totaal
ƒ13.573.000 te bezuinigen zijn.
Nu zegt „Inzender", dat wij „mogen probee-
ren, de discussie af te lelden naar kwesties als;
gedifferentieerde en uniforme schaal, stads- en
plattelandsbelangendat zijn thans bijzaken.
„Hij houdt vast aan" wat op 'toogenblik de
hoofdzaak is bezuiniging".
Wij meenen toch, dat, wanneer men bezuini
gingsmaatregelen voorstelt, men allereerst de
mogelijkheid moet aantoonen en den weg waar
langs en dan vooral niet uit het oog mag ver
liezen de schade, die men aanricht.
Wanneer dit niet noodlg was, dan hegrijpen
wo niet, waarom „Inzender" niet het gemiddel
de opvoerde tot 42 en 26. Dan had men 19.3
millioen bespaard
Wanneer wij dus de aangerichte schade aan
geven, dan leiden we de zaak niet af, maar
treffen ze juist ln het hart.
In zijn tweede artikel geeft de „Inzender"
aan, hoe hij zich dat opvoeren van het gemid
delde denkt.
Hij zegt daar: 2; dat geleidelijke
opvoering van dat gemiddelde tot resp. 40 voor
het L. O. en 24 voor het U. L. O. niet onrede
lijk schijnt" (cursiveering van ons H. L.) en
even verder
„Op de vraag hoe moet dat gemiddelde op
gevoerd wórden? antwoorden we: door wijzi
ging van artikel 28 en zoo noodig door schrap
ping van artikel 100 cum annexis. Zou men
bijv. de boventallige leerkrachten, die voor
rekening der gemeenten komen, geleidelijk af
schaffen en tevens de 45-schaal invoeren, dan
zou waarschijnlijk op de totaal-uitgaven van
Rijk en gemeenten reeds meer bezuinigd wor
den, dan wij waagden voor te stellen." (Cursi-
veeirng van ons H. L.) We hebben twee woor
den gecursiveerd, waaruit blijkt, dat „Inzen
der" zich nogal heeft laten leiden door den
schijn.
En we vreezen, dat het publiek hem ook
gaarne volgt en denkt: van 33.3 op 40 en van
18.97 op 24 is niet veel, dat schijnt wel te gaan.
Van iemand als „Inzender", die statistieken
te hulp roept, hadden we toch mogen veron
derstellen, dat hij niet zoo op den schijn af
ging, maar wel degelijk uitkeek naar de wer
kelijkheid.
Welnu er bestaat een statistiek, die hier kan
helpen. ImmerB de Jaarboeken van het R. K.
Centraal Bureau geven ons uitkomst, zij het
dan alleen voor het R. K. Bijzonder Onderwijs.
De gemiddelden voor het geheel zijn echter
zeker lager; omdat er percentsgewijze meer
kleine scholen zijn bij de niet-Katholieken.
Vanaf Juli 1924 tot en met 31 December 1928
leefden we onder een 48-stelsel voor 't L. O. en
30 voor 't U.L.O.
Hoe deze stelsels werkten kan men zien
uit de Jaarboeken van 1 Jan. 1927, '28, '29.
(Zonder verbod van boventalligen).
Op 1 Jan, 1927 was het gemiddelde: voor het
L. O. 330738 9143 of 38.17; en voor 't U.L.O.
13795 813 of 16.96.
346233 9532 of 36.34; en voor 't U.L.O.
13204 801 of 16.48.
Op 1 Jan. 1929 was het: voor het L. O.
366373 9982 of 36.7 (Dit is voor het geheel
33.3)en voor het U.L.O. 14122 751 of 18.8.
Dat is geen schijn, dat is werkelijkheid.
Wanneer men berekent hoe het geweest zou
kunnen zijn, indien er toen een verbod was
geweest als „Inzender" bedoelt, dan zou men
zien, dat eerst bij 'n iS-stelsel voor 't R.K. Bijz.
Onderwijs het gemiddelde even boven de 40
komt, maar het 30-stelsel nog niet voldoende
is om een gemiddelde van 24 te halen voor het
U.L.O.
Om dus de bezuiniging te bereiken, die „In
zender" zoo redelijk schijnt, is een 48-, 30-
stelsel nog niet voldoende.
Waarin zit nu dit groote verschil in het
gemiddelde en het leerlingen-aantal
Bij het bepalen van het gemiddelde deelt
men het totaal met ai de resten, die er aan
iedere school zijn, gelijk op. Dat geeft dus
steeds een scbeeve voorstelling.
Wil men een bezuinigingsmaatregel voor
stellen, dan moet men toch op z'n minst aan
toonen, dat de schade piet al te groot, ten
minste draaglijk is. Dit probeert nu de „In
zender" in z'n tweede artikel, door verge
lijkingen met buitenlandsche getallen. Die
vergelijking gaat natuuriyk in het geheel niet
op. De toestanden en de aard der kinderen
zijn geheel anders. Men stelle zich slechts
voor een Dultsch systeem, toegepast bij ons.
We gelooven, dat er dan eerst andere uitspra
ken van kantonrechters zouden moeten komen.
In onze Nederlandsche school past geen ander
systeem. Wil men een meer deskundige stem,
dan zie men op pag 174 2e kolom van het
„Verslag van den staat van het onderwijs in
het Koninkrijk der Nederlanden 1927-28".
Hier zegt een Nederlandsch Inspecteur, een
die dus onzen toestand kent, o.m. dit:
„Een van de ongunstigste factoren, die de
laatste jaren herhaaldelijk gedreigd hebben,
zijn de groote klassen.
Ik weet, dat zeer moeilijk te zeggen is, wat
eigenlijk het maximum (cursiveering van ons,
H. L.) aantal leerlingen mag zijn, dat aan één
leerkracht toevertrouwd kan worden; wanneer
uitsluitend op het belang van het onderwijs
gelet wordt, meen ik dat dit 40 moet zijn voor
een enkele klas en 32 voor gecombineerde
klassen" (Inspectie Leeuwarden).
In onze wetgeving kennen we geen maxi
mum.
Dit wordt wel bewezen door het feit, dat
in 1928 in de Insp. Heerlen alleen reeds voor
kwamen:
19 klassen met 49—50 leerlingen
44 51—55
18 56—60
3 61-65
3 7175
De cijfers die „Inzender" geeft ter verge-
lyking met andere landen zijn blijkbaar niet te
vertrouwen en zeer subjectieve gegevens.
Dezer dagen vonden we in de dagbladen ver
meld, de gegevens van de afdeellng Onderwijs-
statistiek van het Centraal Bureau voor de
Statistiek. Die geven een heel anderen kijk op
de zaak.
We nemen er slechts enkele van over, om
het voor den lezer niet al te lastig te maken.
(Het zijn de ons omringende landen en geen
grepen, die speciaal uitgezocht zijn om ons
betoog te staven)
I. 3evolking per K.M.2.
II. Gem. aantal onderw/ per school.
III. Gem. aantal leerlingen per school.
IV. Gem. aantal per onderw.
LandenI II III IV Jaar
België 265 3,8 99 26 1929
Denemarken 83 3,6 110 31 1929
Duitschland 133 3,5 125 36 1926/27
Engel, en Wales 265 7.5 267 36 1930
Frankryk 73 53 1930
Nederland 243 4,8 160 33 1929
Zwitserland 98 3,8 108 29 1929/30
Hieruit ziet men allereerst, dat de cijfers
van „Inzender" veel te hoog zijn. Verder dat
Nederland met zijn gemiddelde niet te laag ls;
maar vooral, dat wij, wat de grootte der
scholen (2e en 3e kolom) betreft, op Engeland
na bovenaan staan en dus ons onderwijs niet
duurder, maar wel goedkooper dan elders is.
De rechtspositie der leeraren en de
Nederlandsch taal in den handel.
Op de gisteren gehouden jaarvergadering van
den Nederlandse hen Bond van directeuren en
leeraren bij het handelsavoudonderwijs besloot
de vergaderimg met algemeene stemmen het
hoofd,bestuur op te dragen studiecommissies te
benoemen tot het samenstellen van leerplannen.
Tevens is een voorstel van het H.B. aange
nomen om bij de betreffende examencorporaties
aan te dringen op fusie.
De heer Oh. E. Boissevain voorzitter van de
Internationale Vereeniging voor Handelsonder
wijs, vestigde de aandacht van de vereeniging
op de wenschelijkheid om in oogenschouw te
nemen de mogelijkheid om verschillende cursus
sen voor verkoopsters, welke thans reeds ln los
verband bestaan, op te nemen in het handels
onderwijs. Het H.B. zal zijn aandacht aan deze
kwestie schenken.
In een inleiding over de rechtspositie van
de leerkrachten aan een handelsavondschool
merkte mr. H. D. M. Knol op dat deze rechts
positie onvoldoende is geregeld, hetgeen slechts
verholpen kan worden wanneer in een wet dien
aangaande bepalingen worden gemaakt.
Zoolang deze wettelijke regeling nog niet vast
staat, dienen de 'besturen van de rechtspersoon
lijkheid bezittende vereenigingen, welke zich
ten doel stellen het geven van handeisavond
onderwijs, deze zaak ter hand te nemen, waar.
bij moet worden gestreefd naar de uitreiking
van een akte van bènoeming. Daarin moeten
worden opgenomen de punten vaste of tijdelijke
aastelling van de te benoemen leerkracht, de
bezoldiging, regeling in geval van ziekte, weder-
zijdeche termijn van opzegging, de wachtgeld
regeling en de verlof- en vacantieregeling.
In de middagvergadering heeft dr. mr. L. J.
C. van Gorkom een inleiding gehouden over:
De spelling van het Nederlandsch en de
eischen van den handel, waarbij spr. opmerkte,
dat aan de geschreven taal niet eenzijdige
eiadhen mogen gesteld worden van technisch-
mechanischen eenvoud als aan een codestelsel,
maar dat zij dient te worden geëerbiedigd. Ten
slotte sprak dr. van Gorkom de wenschelijkheid
uit dat het departement van Onderwijs zich
met meer nadruk en activiteit dan tot heden
zon verzetten tegen de taalhedreigende spelling
vereenvoudiging in het onderwijs.
Een kleuternummer.
Met groote belangstelling namen we kennis
van het „Kleuternummer", dat verscheen als
no. 12 van den tweeden jaargang van „Katho
lieke gezondheidszorg", het orgaan van de
nat. fed. „Het Wit-Gele kruis" en het R. K.
Limb. Groene Kruis". Het is zooals de be
titeling reeds aanduidt geheel gewijd aan
de zorg voor de gezondheid der allerkleinsten,
van 17 jaar, een zorg, zooals elders trouwens
het „beter voorkomen dan genezen" op het
eerste plan behoort te staan. Uit deze blad
zijden spreekt veel onderwijszin en juist in
zicht, dat met verouderde opvattingen breken
durft nu het gaat om het opkweeken van een
gezonder geslacht, gezonder naar ziel en
lichaam.
Vooral de diverse mededeelingen nopens den
bouw van het Katholiek Kleuterhuis „de
Krabbebosschen", onder Rijsbergen, zullen in
ruimen kring met Ingenomenheid worden ont
vangen en naar wij hopen prikkelend
werken op het initiatief van velen, wien het
opgroeien van een in geestelijk en lichamelijk
opzicht sterke jeugd ter harte gaat.
A- ALEXANDERS.
Er heeft zich een comité gevormd ter hul
diging van den oud-opera-zanger A. Alexanders
ter gelegenheid van zijn 60sten verjaardag, op
1 Januari a.s.
In vergelijking met het vorige jaar is in
het algemeen de positie van mijn gemeente
aldus deelde de burgemeester van Nijmegen,
de heer J. A. H. Steinweg mede, economisch
achteruit gegaan. Vooral de industrie is door
de crisis ernstig getroffen; dit blijkt o.m. uit
de omstandigheid, dat verschillende takken
van industrie genoodzaakt zijn, ln sommige
gevallen op groote schaal personeel te ont
slaan. De werkloosheid neemt steeds toe.
Einde Januari 1930 bedroeg het aantal werk-
loozen 1016, einde November 1930 1602,
einde Januari 1931 1949, einde November
1931 2585 en op 12 December j.l. 2740 of
40 pet. meer dan einde Januari 1931. In 1931
wordt ongeveer
■WMmmmmmÊmmmmmMM 1 millioen gul-
ién. aan werk-
loozensteun en
Armenzorg uitge
geven, welk be
drag over 1930
ongeveer 558.000
gulden bedroeg.
Naar myn mee
ning aldus de
heer Steinweg, is
werkverruiming
het meest voor
bestrijding der
werkloosheid ge
schikt. Het is ech
ter uiterst moei-
Burgemeester Steinweg lijk objecten daar
voor te vinden.
In Nijmegen wordt veel gedaan aan cultivee
ring van boschgronden der gemeente.
De financieele toestand van Nijmegen geeft
voorloopig geen reden tot ernstige ongerust
heid. Als gevolg vooral van de hooge uitgaven
voor steun aan werkloozen en ook van de lage
raming der opbrengst van belastingen, kon de
begrooting voor 1932 niet sluitend worden
gemaakt, dan dooT voorloopig te rekenen op
het aanspreken van reserves.
In 1931 moesten kasgeldleeningen worden
aangegaan tot een hooger bedrag dan normaal.
Dit is een gevolg van het feit, dat de gemeente
er niet in kan slagen gj> aaanwneljjkg voor
waarden leeningen op langen termijn te
sluiten.
Het eind-cijfer van de begrooting voor 1932
is hooger dan voor 1931, n.l. 7.400.000 tegen
6.500.000. Hoewel uit vergelijking van deze
cijfers zonder meer geen conclusies kunnen
worden getrokken, is de verhooging voorname
lijk toe te schrijven aan de toeneming der
werkloosheid, aan de steeds hooger wordende
kosten van het lager onderwijs en aan ver
zwaring der rente en aflossingen van geld-
leeningen, aangegaan voor verbetering van
straten en wegen.
De burgemeester verklaarde verder van mee
ning te zijn, dat de nieuwe regeling inzake de
financieele verhouding tusschen het Rijk en
de gemeenten niet de resultaten heeft gehad,
welke mem zich had voorgespeld.
In verband met de opheffing van de gemeen
telijke inkomstenbelasting en de beperking in
de heffing van opcenten op de gemeentefonds
belastingen, is het gevaar ontstaan, dat de
personeele belasting, die niet op alle categorieën
van inwoners drukt, de sluitpost der begrooting
wordt. De, ook naar de meening der gemeente
besturen, voor vijf jaren vastgestelde uitkee-
ringen van het Rijk uit het Gemeentefonds,
zijn naar de opvatting der regeering aantast
baar. Bij aanneming van het door de regeering
op dit punt voorgestelde wetsontwerp worden
de gemeente-financiën op losse schroeven gezet.
Een groot bezwaar van de nieuwe regeling is
ook dat gemeenten, welke een zuinig beheer
hebben gevoerd, daarvan thans de nadeelige
gevolgen ondervinden in den vorm van een
lage uitkeering uit het Gemeentefonds. Dit ts
met name ten aanzien van Nijmegen het geval.
Burgemeester Steinweg deed vervolgens
eenige mededeelingen over werken, die thans
in Nijmegen in uitvoering zijn, of binnenkort
in uitvoering zulten komen.
Tenslotte, wat de vooruitzichten voor de toe
komst betreft, achtte de heer Steinweg het heel
moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, een
oordeel uit te spreken over de vraag, hoe de
algemeene toestand in het komende jaar zal
zijn. „Voorshands is er mijns inziens geen
reden voor de veronderstelling, dat spoedig een
verbetering zal intreden. Doch afgescheiden
H an de vraag, wat de toekomst zal brengen,
ben ik van oordeel, dat Nijmegen ten opzichte
van andere gemeenten stellig geen ongunstige
positie inneemt. De gemeente Nijmegen is, zoo
wel door l.aar ligging als door haar natuur
schoon, als woonstad zeer gezocht en er zijn
uitstekende onderwijsinrichtingen op allerlei
gebied. Vooral ook met het oog op de aan
staande vaste oeververbinding mogen de beste
verwachtingen voor de toekomst worden ge-
Aan een artikel van p. v, d. Marlet, m.s.C.,
in „Mannenadel en Vrouweneer", orgaan der
ver. „Voor Eer en Deugd", geschreven naar
aanleiding van de opening van het dr. Aletta
Jacobshuls te Amsterdam, ontleenen wij het
volgende:
In tweede-handsohe geschriften uit deu Neo-
Maltbusiaanschen hoek kan men wel eens de
bewering lezen, dat de katholieke Kerk zoo
vierkant gekant is tegen hun propaganda en
zoo sterk aandringt op groote ggzinnen om
door het aantal de macht in handen te krijgen.
Die stelling klopt al heel verkeerd met den
voorrang door de Kerk in het gevolg van
Christus en St. Paulus toegekend aan den
maagdel ijken staat en met het feit, dat er
voortdurend nieuwe kloosters gebouwd en
druk bevolkt worden. Nooit heeft de Kerk het
als de taak van het measohdom beschouwd
zooveel mogelijk kinderen voort te brengen.
Wij zien gaarne talrijke gezinnen, omdat het
welzijn der samenleving er door gebaat wordt
en vooral omdat wij den hemel, waarvoor ten
slotte de mensch geschapen werd, graag tjok
vol krijgen.
Toch sluit de katholiek zijn oogen niet voor
de aarde en beseft volkomen de bezwaren, die
soms aan de voortplanting verbonden kunnen
zijn. Niet alle geboorteregeling is uit den booze,
maar de Nieuw- Malthusiaansche kan in de
oogen van den katholiek nooit genade vinden.
Onder dat opzicht achten we de nieuwe stich
ting niet alleen een noodelooze geldverspilling,
maar een blijvende ergernis.
De Nieuw-Malthusiaansche Bond vergist zich
deerlijk wanneer hij meent, dat de katholie
ken na langen halsstarrigen weerstand einde
lijk naar zijn partij beginnen over te hellen.
En toch werden we bij de opening van het
bureau reeds als volbloed bondgenooten be
groet.
We zouden, zoo sprak volgens een verslag
in „Het Volk" bij die plechtigheid pg. Premsela,
de leider van het bureau, onzen bond kunnen
noemen: den verguisde. Verguisd zijn wij altijd
en alom. Nog steeds bevat ons wetboek van
strafrecht een artikel, waarin onze propaganda
strafbaar wordt gesteld. De regeering heeft ge
meend ons de goedkeuring op onze statuten
te moeten onthouden. Couranten weigerden
onze advertenties, zaalhouders weigerden ons
vergaderruimte te verhuren. Sinds Februari
1931 behoeven wij ons niet meer de verguisden
te voelen. Want onze groote tegenstanders, de
katholieken, hébben erkend, dat in den opzet
van het Nieuw-Malthusianisme geen boosheid
schuilt. Van katholieke zijde is in Februari
namelijk een brochure gepubliceerd over perio
dieke onthouding, waarin o.a. de bovenstaande
uitspraak voorkomt.
Als het de voldoening van de heeren nog kan
verhoogen, willen we ze er wel opmerkzaam op
maken, dat de verguizing al een paar maan
den vroeger was opgeheven. In 4de eerste uit
gave van bedoelde brochure is de Inleiding ge
dateerd 15 Nov. 1930. Of de uitgave, die Prem
sela in handen heeft gehad, werkelijk die uit
spraak bevat, kan ik niet nagaan maar durf
het toch sterk te betwijfelen, omdat in de eer.
ste uitgave de schrijver zich doet kennen als
een stevige tegenstander van het Neo-Malthu-
sianisme, die met eiken goeden katholiek de
onvoorwaardelijke boosheid van het stelsel aan
vaardt. Men moge den schrijver een verwijt
maken van de roekeloosheid, waarmede hij
zijn waar op de openbare markt heeft gewor
pen, op de zuiverheid van zijn katholieke opvat
ting kan geen verdenking rusten. Overigens
is de schrijver mans genoeg zijn eigen verde
diging op zich te nemen, en de tanden om
van zich af te bijten zijn soms wel wat al te
scherp. Over de periodieke onthouding zelf, die
de laatste maanden ten gevolge van die bro
chure vooral in ons land zooveel stof heeft op
gejaagd, is ongetwijfeld noch door de physiolo-
gen, noch door de moralisten het laatste woord
gesproken.
Wel is het een kras staaltje van brutaliteit,
de opvattingen van den schrijver van een of
andere brochure zonder meer aan te dienen als
de katholieke leer. Wat een katholieke schrij
ver of zelfs 'n moralist ten beste geeft, is nog
geen evangelie. Wil Premsela juist: weten, hoe
de katholieke Kerk oordeelt over het Neo-
Maltihusianisme, dan behoeft hij maar naar de
stem uit Rome te luisteren, die nog na het ver.
sohijnen van de beruchte brochure een voor
tedereen duidelijke taal gesproken heeft in de
Encycliek „Casti Connibii".
„Sommigen, die daarin duidelijk van de
oorspronkelijke en steeds trouw overgeleverde
christelijke leer afwijken, hebben gemeend
onlangs een andere leer over deze handelwijze
plechtig te moeten verkondigen. Daarom ver
heft de Katholieke Kerk door Onzen
mond luid hare stem, om de kuischheid van
smet te bewaren, en kondigt opnieuw af: dat
elk huwelijksgebruik, hij welks uitoefening de
handeling door menschelijk opzet van haar
natuurlijke kracht om leven voort te brengen,
beroofd wordt, ingaat tegen de wet van God
en die van de natuur en dat degenen, die een
dergelijke misdaad begaan, zich met de vlek
van zware zonde besmetten".
Zoo dachten de katholieken over de neo-
malthusiaansehe practijken op het einde van
het vorig jaar; zoo zullen ze er over blijven
denken, zoolang de katholieke Kerk aai bestaan,
dat Is tot het inde der eeuwen. De Bond kan
gerust de ij dele hoop laten varen, dat die pau
selijke uitspraak ooit herroepen zou worden.
Door gezagvolle schrijvers, waaronder een onzer
grootste liedendaagsche moralisten, die er van
verdacht wordt zeer nauw bij de uitvaardiging
van de Encycliek betrokken te zijn geweest,
wordt niet zonder reden aangenomen, dat de
veroordeeiing zelfs onherroepelijk is, omdat we
hier te doen hebben met een onfeilbare uit
spraak krachtens het opperste leergezag in
zaken van geloof en zeden van den Romein-
sehen Opperpriester.
ONDER PARTIJGENOOTEN
„De Socialist", het orgaan dat den bolsje-
wiekschen Esdeapeërs tot spreekhuis dient,
heeft zich geërgerd aan het feit, dat Henri'
Polak zich tegen straat demonstraties ver
klaarde.
En het blad vaart uit:
Deze „judassen", deze salon-hrood-schrij-
vers, krijgen kolommen van onze kranten ter
beschikking niet alleen, doch laten zich voor
deze vuilschrijverij nog dik betalen, mede
uit de meer dan schrale beurzen van dui
zenden kameraden, die het nog klaar weten
te spelen om trouw elke week, van hun arm
zalige uitkeering, het abonnementsgeld van
hun krant, af te knijpen.
Er uit! met deze verraders!
Men ziet: bepaald vriendelijk kan men de
onderlinge verhoudingen in de S.D.A.P. niet
noemen. De titelpagina van hot orgaan is
trouwens gesierd met een illustratie, welke als
spotprent bedoeld is tegenden leider der
partij, die als verrader wordt voorgesteld door
deze „partijgenooten".
MISSIE-TIJDSCHRIFTEN
Tot de oudste organen onder de uitgebreide
collectie maandschriften behoort „De Volks
missionaris". Doch het zij aanstonds gecon
stateerd, dat het zich terdege handhaaft. Ge
regeld treden weer Jeugdige met geestdrift
bezielde krachten op. Symbool dezer Innerlijke
voortdurende vernieuwing is ook het uiterlijk,
verfrischt gewaad, waarin thans het eerste
nummer van den 53sten jaargang ls gestoken.
De Inhoud blijkt weer boeiend en prijzen»-
waardig. Bijv. de bemoedigende Vredesbood
schap, de Kerstviering in Rusland en de pa
rochie-retraite in verhand met den geloofsafval.
Natuurlijk ontbreekt ook weer niet de pakken
de „Neem en lees" rubriek.
Gelijk trouwens altijd is ook ditmaal „De
Missiepost" weer een aflevering, waarnaar
je met graagte grijpt. De vlotte tekst over
personen of dingen, waarvoor belangstelling
bestaat en de prachtige serie foto's weer
meer dan twee dozijn vertellen ons dezen
keer van het teven en den dood van den be
kenden missiepropagandist Pater Th. Schoiten
z.g., van de zusters Franciscanessen van den
H. Georgius en haar stichtingen (zij gaan de
Priesters v. h. H. Hart helpen in Zuid-Suma-
tra) en van een missionarissen vertrek naar
Brazilië.
Naar aanleiding van het bedanken va® partij
genoot Schmidt als lid van het partijbestuur
dar S. D. A. P. en zijn uittreden uit de redactie
commissie van het „discussie-weekblad" schrijft
de partijleider Albarda o.m. het volgende in
„De Sociaal-Democraat":
Schmidt is uit het Partijbestuur getreden.
Het congres te Groningen, van 1930, benoemde
hem tot lid vtun het bestuur. Het congres deed.
dit met volle instemming, ja op aansporing van
de partijleiding, die het wensohelijk achtte, dat
in het Partijbesuur de voornaamste richtingen
van de Partij elkaar zouden ontmoeten, elkaar
zouden leeren verstaan, met elkaar zoudeui
samenwerken.
„Schmidt trad met eenige schuwheid, ja met
wantrouwen, het Partijbestuur betomen. Een
schertsend woord door een der deelnemers van
het Groningsche congres na het benoemingsbe
sluit losgelaten: „Daniël in den leeuwenkuil",
scheen grooteren Indruk op hem te hebben ge
maakt dan het verdiende. Hij vreesde klaazv
blijkelijk, dat mien hem ln het P.B. „onsohade-
lijk" wilde maken, dat men zijn oppositioneel^
actie daar wilde doen doodloopen.
„Schmidt heeft in het P.B. een vriendschappe
lijke ontvangst en een kameraadschappelijke
behandeling ondervonden. In het congres te
Arnhem, 1931, erkende hij dit ongevraagd en
volmondig. Sindsdien is de houding van de
overige P.B. leden tegenover hem in geen enkel
opzicht onwelwillend gewoTden.
4 „Maar Schmidt hield zich in het P.B. aan
een gedragslijn, die veel overeenkomst vertoont
met die, welke de communisten in Kamer en
gemeenteraden volgen: altijd tegen-stemmen als
anderen vóór zijn, en dan dikwijls met gezoch
te argumenten de afwijkende houding motl
veer en. Hij was de vreesachtige „Daniël in den
leeuwenkuil". Bang, niet voor zijn medeleden
van het P.B., maar voor het oordeel van zijn
vrienden en volgelingen van den linkervleugel,
die tempering der tegenstellingen en oplossing
der geschillen niet wenschten".
Ook nu weer èn ten aanzien van de
censuur op zijn radio-rede èn inzake de weige
ring van een ingezonden stuk waarin critiek
werd geoefend op de vakbeweging terzake van
het textielconflict heeft de heer Schmidt
volgens den heer Albarda niet gezocht naar een
kameraadschappelijke oplossing.
„Schmidt en De Kadt kiezen de verkeerde
manier. Door alles op de spits te drijven, wat
ln kameraadschappelijk overleg tot heil van de
Partij zou kunnen worden opgelost, brengen zij
ln de Partij spanningen, die zij ln dezen uiterst
moeilijken en srnstigen tijd minder dan ooit
kan verdragen."
De beteekenis van „in het vrije verkeer".
Het is gebleken dat er speciaal bij niet-han-
delaren in benzine een onjuiste opvatting be
staat omtrent de beteekenis van de woorden „in
het vrije verkeer" in de uitdrukking „benzine,
die op 1 Januari 1932 in het vrije verkeer is".
Als benzine in het vrije verkeer moet worden
aangemerkt alle benzine die hier te lande bul
ten entrepot aanwezig ie, zoodat elk particu
lier en elk handelaar, die op genoemden datum
meer dan 200 kilogram benzine in voorraad
heeft in tanks, vaten, blikken of ln reservoirs
van automobielen enz. daarvan overeenkomstig
de wet aangifte moet doen.
RAMING EN OPBRENGST P T. T.
De diensten der P. T, en T. hebben over da
maand November 1931 opgebracht:
Posterijen f 3.389.871 7 886 minder dan
vorig jaar 30.371 meer dan de begrooting).
Telegrafie f 406.679 62.310 minder dan
vorig jaar 89.421 minder dan de begrooting).
Telefonie f 1.975.989 123.466 meeT dan
vorig jaar 17.089 meer dan de begrooting).
Postcheque- en Girodienst f 287.533 71.452
meer dan de begroeting).
Voor de eerste 11 maanden bedroeg ie op
brengst:
Posterijen f 36.S84.35a 550.449 meer dan
vorig jaar 485105 meer dan de begrooting).
Telegrafie f 5.129.655 591.466 minder dan
vorig jaar, 966.245 minder dan de begrooting).
Telefonie f 21.869.178 1.601.416 meer dan
vorig jaar 286.678 meer dan de begrooting).
Postcheque- en Girodienst f 5.021.380
667.912 meer dan vorig jaar 601.980 mee;
dan de begrooting).