A KABOUTER ENCYCLIEK ACHTERKLAP. m 7 A TART) AG 2 JANUAFI 19?>2 1 VAN ONZEN H. VADER PIUS XI. HOOFDSTUK II. NIEUWJAARSWENSCH VAN EEN ON. IER JONGSTE ABONNEES. HOOFDSTUK III. OVER HET JAAR 1931. Muziek, beeldende kunst, architectuur eu letterkunde. CÜ 1 Door de Goddelijke Voorzienigheid Paus. OVER DE ALGEMEENE KERKVER GADERING VAN EPHESE VOOR VIJFTIEN EEUWEN. (Slot.) Laten wij nu. eerbiedwaardige broeders, over gaan tot een dieper onderzoek van die punten der leer. welke bet Algemeen Concilie van Epbês© door de veroordeeling van Nestorius openlijk heeft beleden en met zijn gezag ge sanctioneerd. Behalve namelijk dat het de ketterij van Pelagius afwees en haar aanhan gers veroordeelde dat ook onder hen zich Nestorius bevond is buiten kijf was het vol gende hoofdzakelijk in het geding en bijna een parig en plechtig werd het door de Vaders be vestigd; namelijk dat volstrekt af te wijzen is en met de H. Schrift in strijd de grondstelling van deze ketterij en derhalve boven allen twij fel, wat zij ontkende, dat er in Christus één per soon is en wel de goddelijke. Want terwijl Nes torius, gelijk gezegd, hardnekkig volhield, dat het Goddelijk Woord in Christus niet substan tieel en hypostatisch is vereenigd met de men schelijke natuur, doch door middel van een soort accidenteelen en moreelen band, hebben de Vaders van Ephese, den bisschop van Con 6tantinopel ver oordeelend, de juiste leer aan gaande de Menschwording openlijk beleden a o door allen streng te houden. Zeer juist heeft Cyrillus in reeds te voren Nestorius gerichte brieven en verhandelingen, mede in de Acta dezer Algemeens Synode op- genomen, in bewonderenswaardige over s m- ming met de Kerk van Rome, dit in dutdeluke woorden bij herhaling verdedigd. „Het is der- halve onder geen beding geoorloofd onzen eenen Heer Jesus Christus in twee zonen te verdee- len Want de Schriftuur zegt niet, dat het Woord een persoon heeft aangenomen, maar dat'Het vleesch geworden is. Dat het Woord vleesch is geworden beduidt niets anders dan dat het evenals wij in gemeenschap trad met vleesch en bloed; Het maakte dus ons lichaam tot het zijne en werd a,s mensch uit een vrouw ge boren, terwijl intusschen de godheid en de geboorte uit den 1 ader niet werd afgelegd: ook in het aannemen van het vleesch bleef Het toch wat Het was". 26) Gods uitspraken immers en de gewijde tra ditie I«eren one dat het goddelijk Woord des Vaders zich niet heeft vereenigd met den een 0f, anderen reeds op zich beataanden mensch, doch dat een en dezelfde Christus God-s Woord is, dat in den schoot des Vaders het eeuwig leven geniet en is mensch geworden in den tijd- Dat de Godheid en mensch-heid in Jesue Christus, den Verlosser van het menschelijk geslacht, door dien wonderbaren band vereenigd zijn, welke met volle recht hypostatisch ge noemd wordt, blijkt overduidelijk hieruit, dat in de H. Schrift een en dezelfde Christus niet alleen. God en mensch genoemd wordt, doch ook zeer klaar wordt aangeduid als Go-d en gelijkelijk als men6C.h werkzaam te zijn en tenslotte als mensch te sterven en als God van den doode te verrijzen. Hij namelijk die in den schoot der H. Maagd door de inwerking van den H. Geest ontvangen is, die wordt geboren, in een kribb© jjg^ zoon des men- eohen noemt, die lijdt en sterft aan het kruis, is gehee dezelfde als degene die door den Eeuwigen Vader overduidelijk en piectLtig „Mijn Zwm"27> genoemd wordt; die met goddelijke macht do zon,den V€rgeeft 28)die door eigen kracht den zieken de gezondheid 231. den dooden b-t leven 30) terug geeft. Gelijk dit alles overtuigend bewijs, dat er in Christus twee naturen zun waarmt en fJe menschelijke èn de goddelijke daden haa.r nemeDi toont het niet minder dut(tóijk aan_ dat ef slechts één Christus te, Gor] en mensch te samen, door die oenheid san goddelijke per_ soon, waardoor Hij „Theantro,^,, (God.mensck) genoemd wordt. Dat bovendien deze leer ten a,ll9n tm door de Kerk overgeleverd, wordt bevestigd door het dogma der menschelijke V$rJoMi iedereen. Want hoe kon Christus „eerstgeborene onder de vele broeders" 31) genoemd worden" -gewond worden om onze boosheden 32), en 0n9 uit de slavernij der zonden vrijkoop' a] niet evenals wij een mensoheiij-ke öatuur zat? En tevens, op welke wijze kon Hy aan rechtvaardigheid vau den Heme-lschen Vader, door het menschelijk geslacht aangera,ld> Vol_ komen voldoen, tenzij Hij krachtens god_ delijke persoon van oneindige en on''-Srenscle waardigheid was? En dit hoofdpunt der katholieke v. aurtlejd mag men niet loochenen om deze reden, dat -wanneer men aan onzen Verlosser de mensch^. lijk© persoon ontzegt, daardoor aan Zijn men. schelijke natuur een volmaaktheid schijnt te worden onthouden, waardoor Hij, als mensch, voor ons minder wordt. Want gelijk St. Thoma® scherpzinnig en met wijsheid opmerkt: „de persoonlijkheid draagt in zoover bij tot de waar digheid en de volmaaktheid een er zaak, als het tot de volmaaktheid en waardigheid dier zaak bijdraagt, dat zij op zich bestaat, wat onder het begrip persoon wordt verstaan; het is echter voor iets waardiger dat -liet bestaat in iets dat waardiger is dan dat het op zich bestaat; en derhalve is hierdoor de menschelijke natuur w-aardiger in Christus dan in ons, daar ze in ons als 't ware op zich bestaande een eigen persoonlijkheid bezit, in Christus echter be staat in de persoon van het Woordgelijk ook het completieve zijn der soort bijdraagt tot de waardigheid van de forma, zoo is het zinnelijke in den mensch edeler wegens de verbinding met edeler forma complet: va dan in het rede. looze dier, in hetwelk_het zinnelijke zelf de forma oompletiva is". 33) Bovendien is het de moeite waard hier op te merken, dat evenals Arius, die zoo sluwe ver- nieler der katholieke eenheid, de goddelijke met den Eeuwigen Vader gelijkzelfstandige nabuur van het Woord aanrandde, zoo ook Nestorius, zij het langs geheel anderen weg, n 1. door de „unio hypostatica" te loochenen, de volkomen en volledige Godheid van Christus, zij het niet van het Woord, loochende. Wan neer toch slechts door een moreelen band, gelijk hij valscbelijk beweerde, de goddelijke natuur aan de menschelijke in Christus is verbonden hetgeen, gelijk gezegd, ook de profeten en andere helden van christelijke heiligheid min of meer bereikt hebben ver schilt de Verlosser van het menschelijk ge slacht weinig of bijna niets van degenen, die Hij door Zijn genade en Zijn bloed heeft vrij gekocht. Wanneer men derhalve de leer der unio hypostatica loslaat waarop de dogma's der Menschwording en Verlossing gebaseerd zijn. stort heel het fundament van den katho lieken Godsdienst ineen. Daarom verwondert het ons niets, dat toen het gevaar der Nestoriaansche ketterij begon te dreigen, heel de katholieke wereld sidderde; verwondert het ons niets dat de synode van EPhese zich energiek te weer stelde tegen den bisschop van Constantinope-1, die het geloof der vaderen driest en sluw bestreed, en hem. uitvoerend het vonnis van den Roomschen Op- Perpriester, met den schrikkelijken banvloek trof. Want Wij vereeren, op het voetspoor van alle christen eeuwen, den Verlosser van het menschelijk geslacht niet als „Elias of een van de profeten", in welke het goddelijk Wezen door zijn genade zijn woonstee vond, maar met den Prins der Apostelen, die aldus het god delijk geheimnis erkende, belijden Wij als uit één mond: „Gij zij't Christus, de zoon van den levenden God" 34). Nu dit dogma der waarheid vast staat, valt daaruit gemakkelijk de gevolgtrekking te ma ken, dat de menschheid en heel bet wereldsch bestel door het geheim der Menschwording verrijkt is met een waardigheid, als men zich niet grooter denken kan, en zeker grooter dan die, waartoe zij door de scheppingsdaad waren verheven. Want aldus is er ouder de kinderen van Adam één, n.I. Christus, die volkomen in contact kwam met het eeuwige en oneindige Goddelijke Wezen en daarmede op geheimzin nige wijze ©n onafscheidelijk is verbonden; Christus, zeggen Wij, onze broeder en met de menschelijke natuur begaafd, maar ook de God met ons, of de Emmanuel, die ons allen door Zijn genade en Zijn verdiensten terugvoert tot den God-delijken Schepper, en wederom brengt tot de hemelsche zaligheid, waarvan wij door de erfzonde jammerlijk verstoken waren. Jegens Hem zijn wij derhalve vol dank baarheid, Zijn geboden onderhouden wij, Zijn voorbeeld volgen wij na. Aldus toch zullen wij deelgenooten zijn van de godheid van Hem, „Die zich verwaardigd heeft aan onze mensch heid deelachtig te worden" 35). Doch indien, gelijk gezegd, de ware kerk van Jezu-s Christus te allen tijde in den loop der eeuwen deze zuivere en onverbasterde leer omtrent de eenheid van persoon en de Godde lijkheid van haren Stichter, heeft voorgestaan, niet aldus helaas, staat het hij hen, die buiten den eenen schaapstal van Christus jammerlijk vonddolen. Wanneer to-ch iemand zich hals starrig losscheurt van het onfeilbaar leeraar- schap der Kerk, zien we met droefheid hoe in hem de zekere en ware ieer van Jezus Christus langzaam verkwijnt En wanneer wij dan ook de vele en verschillende religieuze eecten, speciaal die, welke, in de 16e en 17e eeuw ont staan nog altijd zich tooien met den Christe-n naam en"die bij het begin harer losscheuring vast el ijk den Godmensch Christus beleden, on dervragen,, wat zij nu van Hem denken, zullen wij voorzeker geheel verschillende en onder ling tegenstrijdige antwoorden krijgen: want slechte weinige onder haar hebben het volle dige geloof en de juiste leer omtrent den per soon van onzen Zaligmaker bewaard; andere echter schijnen, a.1 zeggen ze oP èénigerlei wijze iets dergelijks, zich toch alleen te verlustigen in den geur van welriekende kruiden, die ech ter reeds van hun eigenlijke substantie zijn beroofd. Weliswaar stellen zij Jezus Christus voor als een mensch met Goddelijke genade gaven begiftigd, op mystieke wijze boven an deren met de Godheid verbonden e.n Gode zeer nabij; doch van de volkomen en oprechte belijdenis van bet katholieke geloof staan zij ver af. Anderen ten slotte erkennen in Christus niets Goddelijks, beschouwen Hem louter als een mensch, die we! bijzondere ga.ven naar ziel en lichaam bezat, doch niettemin onder, worpen was aan dwalingen en menschelijke zwakheid. Met volkomen zekerheid blijkt hieruit dat deze allen, evenals Nestorius, in ver- metelen durf „Christus ontbinden" willen en derhalve, volgens het getuigenis van den Apostel Joannes, niet uit God zijn. 36). Wij vermanen daarom van dezen verheven Apostoli®che-n Stoel af met vaderlijke liefde 'letl allen, die zich er op beroemen Christus' v°lgelingen te zijn en die in Hem de hoop en de zaligheid zien van leder individueel en van heel de menschelijke samenleving, dat zij met ''en dag vaster en inniger de Kerk van Rome zullen aanhangen, in welke alleen Christus door een onvervalschte en volmaakte geloofs belijdenis wordt erkend, door een oprechten ©eredienst vereerd en door de nooit-doovende vlam eener brandende liefde bemind. En mogen zij. vooial degenen die aan het hoofd staan van een kudde, van Ons gescheiden, zich herinneren dat hetzelfde geloof, hetwelk hun voorvaderen te Ephese plechtig hebben beleden, zoowel te genwoordig als in vervlogen tijden door dezen Oppersten Zetel der waarheid onveranderd wordt bewaard en krachtig verdedigd; zich te binnen brengen, dat de eenheid van dat onver valschte geloof sletohts steunen kan op en verankerd blijven in de eene steen-rots door Christus gesteld en alleen door het opperge zag van St. Petrus' opvolgers ongeschonden en veilig kan worden bewaard. Over deze eenheid van den katholieken gods dienst hebben Wij voor enkele jaren uitvoeriger gehandeld in -de Encycliek „Mortalium animos"; Wij willen er echter hier in het kort nog eens de aandacht voor vragen, daar Christus' „unio hypoatatica", door liet Concilie van Ephese plechtig bevestigd, het beeld vormt en voor stelt van die eenheid, waarmee onze Verlosser Zijn mystiek lichaam, de Kerk namelijk, wilde gesierd zien, „een lichaam" 37) „samenge voegd en samengehouden" 38). Want als de eenheid van Christus' Persoon als mystiek voorbeeld ie gesteld, waarnaar Hij zelf hef eene organisme der christen gemeenschap vormen wilde, is het duidelijk, dat dit niet kan.ont staan uit een of andere -toevallige samen- groeping van vele onderling niet eensgezinden, maar slechts uit ééne hiërarchie, uit één opperste leergezag, uit éénen geloofsregel en één christelijke leer. 39). Van deze eenheid der Kerk, die vervat is in de gemeenecha.p met den Apostolische® Stoel, beeft op voortreffelijke wijze getuigd de gezant van den bisschop van Rome op het concilie van Ephese, Philippue, die de Concilie-vaders, welke den brief van Caeies-tinus eenparig toejuichten, toesprekend deze gedenkwaardige woorden uitte: „Wij bren gen de heilige en eerbiedwaardige Synode dank, da.t gij hij den brief van onzen H. Vader, aan U voorgelezen, als heilige leden met heili-ge stem aan' het heilige hoofd en met heilige uit roepen U hebt aangesloten. Want het is uwe gelukzaligheid niet onbekend, dat van heel het geloof en zelfs ook van de apostel-en het hoofd is de heilige Apostel Petrus" 40). Eu zoo ooit dan is het heden ten dage, eer biedwaardige Broeders, allerdringendst noodig, dat alle goedwillenden worden vereenigd in hetzelfde oprechte geloof aan Jezus Christus en Zijn mystieke Bruid, nu van allen kant de menschen het zoete juk van Christus pogen af te schudden, het licht Zijner ieer versmaden, de stroomen Zijner genade onder den voet loopen en het Goddelijk gezag afwijzen van Hem, die, volgens het gezegde van het Evan gelie geworden is tot „een teeken dat zal wor den tegengesproken" 41). Daar uit dezen be- treurenswaardigen afval van Christus ontel bare en dagelijks toenemen-de onheilen voort, komen, mogen allen het geschikte geneesmiddel afsmeeken van Hem, die alleen „onder den hemel den menschen gegeven is, in wien wij moeten zalig worden" 42.) Want slechts op die wijze, wanneer het heilig Hart vau Jezus de harten der stervelingen be weegt, kunnen zoowel voor de individuen als voor het huisgezin en voor de burgelijke samen leving, op heden zoo hevig -beroerd, gelukkiger tijden aanbreken. Uit het katholieke geloofspunt intusschen, dat Wij tot nu toe behandeld hebben, volgt noodzakelijk het dogma omtrent het goddelijk moederschap, dat Wij ten aanzien van de H, Maagd Maria houden: „niet dat gelijk Cyrillus vermaant de natuur des Woords of Zijn goddelijkheid den oorsprong van haar ontstaan zouden genomen hebben uit de hei lige Maagd, doch dat dit heilig lichaam, door de redelijke ziel vervolmaakt, waarmede het Woord Gods volgens de hypostasis vereenigd was, uit haar naar het vleesah geboren werd" 43). Welnu, wanneer de Zoon der H. Maagd Maria God is, moet zij, die Hem het leven schonk, stellig met alle recht de Moeder Gods genoemd worden; wanneer er slechts één Persoon in Jesus Christus is, en wel de Goddelijke, moet Maria boven allen twijfel niet slechts de moe der van Ohristus-menscb maar Deipara, of Tbeotokos door alle® geheeten worden. Haar derhalve, welke Elisabeth, haar bloedverwante, als „Moeder van mijnen Heer" 44) begroette; van wie Ignatius de Martelaar zeide, dat zij God had gebaard 45); en Tertuliianus belijdt 46) dat God uit haar geboren is; haar vereeren Wij allen als de verheven Moeder Gods, aan wie het goddelijk Wezen de volheid der genade schonk en die I-Iet tot zoo hooge waardigheid verhief. En deze van de eerste tijden der Kerk over geleverde waarheid kan men niet verwerpen op dezen grond, dat de II. Maagd Maria wel het lichaam aan Jesus Christus schonk doch niet het Woord van den liemelschen Vader baarde; want, gelijk in zijn tijd Cyrillns reeds juist en klaar antwoordde 47), evenals alle andere vrouwen, in welker schoot 'b menschen stoffelijke zelfstandigheid doch niet de ziel wordt voortgebracht, niettemin in waarheid moeder genoemd worden en zijn, zoo ook heeft zij door de eenheid van de Persoon van Haren Zoon het goddelijk moeder-schap verworven. Met recht derhalve heeft de Synode van Ephese da goddelooze leer van Nestorius, welke de bisschop van Rome reeds een jaar te voren, door Gods Geest geleid, had veroordeeld, op nieuw plechtig afgewezen. Een zoo groote vereering koesterde het volk van Ephese voor de Moedermaagd, zoo brandde het van liefde jegens haar, dat bet, toen het de uitspraak der Concilie-vaderen had verno men, hen met jubelende blijdschap toejuichte en van brandende fakkels voorzien een stoet vormde om hen naar huis te geleiden. En zeker heeft de verheven Moeder Gods dit wonderlijke schouwspel uit den hemel lieflijk toegelachen en is zij haar kinderen van Ephese en alle Christengeloovigen vaTt de katholieke wereld, die door de dreiging van Nestorius' ketterij ver ontrust waren, met haar moederlijke liefde en machtigen bijstand ter zijde gekomen. Uit dit dogma intusschen van het goddelijk moederschap welt als uit een mystieke water bron op de bijzondere genade van Maria en haar allerhoogste waardigheid na God. Im mers, zooals de Aquiner het voortreffelijk zegt: „De heilige Maagd heeft hieruit, dat zij de Moeder Gods is, een zekere oneindige waar digheid uit het oneindige goed dat God is" 48). Wat Cornelius a Lapide aldus nader uitwerkt en verklaart; „De H. Maagd is de Moeder Gods; derhalve is zij ver verheven boven alle engeleD, zelfs boven de seraphijnen en cheru bijnen. Zij is de Moeder Gods; derhalve de zui verste en heiligste, zoodat na God grooter zui verheid niet gedacht kan worden. Zij is de Moe der Gods; derhalve elk voorrecht (in genere gratiae gratum facientis) dat ooit aan een heilige verleend werd, heeft zij vóór allen ont vangen" 49). Waarom dan keuren de Protestanten en vele andere ntet-Katholieken zoo streng onze ver eering van de Moedermaagd af, alsof wij ons onttrekken aan den eeredienst alleen aan God verschuldigd? Of weten zij niet en hebben ze nooit aandach tig overwogen, dat niets aangenamer zijn kan aan Jesus Christus, die ongetwijfeld van groote liefde voor Zijn, Moeder brandt, dan dat wij haar naar verdienste eeren, haar een harte lijke wederliefde toedragen en, haar heilig voorbeeld n-avolgend, ons trachten van haar machtige bescherming te verzekeren? Wij willen hier echter niet stilzwijgend voorbijgaan, wat Ons niet weinig tot troost strekt, n.I. dat in dezen tijd ook sommige Pro testanten meer tot de erkenning komen van de waardigheid der Moedermaagd en zich voe len aangetrokken om haar ijverig te eeren en veroeren. Hetgeen, wanneer dit althans voort komt uit hun innigste en oprechte overtuiging en niet uit een zekere verborgen bedoeling om de harten der katholieken voor sich te win nen. gelijk Wij ergens zagen -gebeuren, Ons stel lig doet hopen, dat wanneer alle welwillen- den voor deze aangelegenheid bidden en wer ken en de H. Maagd, die de dwalende kinderen met moederlijke liefde achtervolgt, onze voor spraak is, deze tot de eene kudde van Jesus Christus en derhalve tot Ons, die, ofschoon onwaardig, Zijn plaats bekleeden op aarde en Zijn gezag handhaven, ten slotte eenmaal zul len terugkeeren. En nog iets anders, eerbiedwaardige Broe ders, moeten Wij, naar Onze meening, ter eere van Maria's moedergebap in herinnering brengen, iets dat lieflijk smaakt en zoet. Zij is nl door de omstandigheid, dat zij den \ei- losser der wereld baarde, ook voor ons allen, die Christus de Heer als broeders wilde aan nemen 50) als het ware de liefdevolste moeder. Als zoodanig - aldus Onze roemruchte Voorganger Leo XIII - schonk haar ons God, die haar, ter zelfder tijd dat Hij haar voor Zijn Eengeborene tot moeder verkoos, vol maakt moederlijke gevoelens instortte, die niets anders ademen dan liefde en vergevings gezindheid; als zoodanig toonde Jesus Christus haar door zijn gedraging, daar HU aan Maria wilde onderdanig zijn en haar gehoorzamen als een zoon zijn moeder; als zoodanig riep Hij haar uit vanaf liet kruis, toen Hij heel het menschelijk geslacht in den leerling Joannes haa.r ter verzorging en bescherming toevertrouwde; als zoodanig tenslotte gaf zij zich zelve, daar zij die erfenis vol zware moei lijkheden, door haar stervenden Zoon nage laten, grootmoedig aanvaardde en aanstonds haar moederlijken plicht tegenover allen be gon te vervullen". 51). Vandaar, dat wij tot haar als het ware met onweerstaanbaar geweld worden gedrongen om baar al bet onze onze vreugden namelijk, ais wij blü zijn; onze zorgen, als wij in druk verkeeren; onze boop, als wij ten laatste einde lijk trachten voortgang te maken in de deugd jn volle overgeving toe te vertrouwen. Van daar ook, dat wij, wanneer moeilijker tijden aaubreken voor de Kerk, als het geloof in ver val komt daar de liefde is verkoeld, als de particuliere en de publieke zedelijkheid dalen, als de katholieke zaak ep de burgerlijke samenleving eenig gevaar dreigt, tot haar als smeekelingen onze toevlucht nemen om haar bemelschen bijstand in te roepen. Vandaar tenslotte dat wij in ons stervensuur, wanneer van elders geen hoop of hulp meer te ver wachten is, tot haar onze weenende oogen en bevende handen verheffen mogen, die door haar van haar Zoon vergeving afsmeeken en de eeuwige gelukzaligheid in den hemeL Met te heftiger aandrang derhalve mogen in den nood, waarin wij thans verkeeren, allen tot haar gaan; en van haar door een volhar-. dend gebed vragen „dat haar Zoon zich vei- bidden laat opdat de .verdoolde volken terug keeren tot de christelijke Inzettingen en ge boden, in welke het steunpunt ligt van bet algemeen welzijn en waaruit tevens de vrede en bet waar geluk, waarnaar zü verlapgen in overvloed opbloeit. Van baar mogen zij met te vuriger aandrang smeeken, aangezien het allen weidenkenden uiterst gewenscht moet voorkomen, dat onze Moeder de H. Kerk zich ongestoord in haar vrijheid moge verbeugen, welke zij niet anders aanwendt dan om de hoogste belangen der menschen te behartigen en waarvan enkelingen of staten nooit tot nu eenig nadeel ondervonden, doch ten allen tijde overvloedige en groote voordeelen". 52). Doch vóór alles hopen Wij, dat één bij zondere gunst, een van zeer groot gewicht, door allen zal worden afgebeden op voorspraak der hemelsche Koningin. Namelijk, dat zij, die door de afgescheiden volken van het Oosten met zoo groote godsvrucht wordt vereerd en bemind, niet dulde, dat deze volken van de eenheid der Kerk en dus van haar Zoon, Wiens plaats wij op aarde bekleeden, jammerlijk afdwalen en nog altijd verwijderd Mijven; Mogen zij terugkeeren tot den gemeen scha pp'elijken Vader, wiens uitspraak alle Vaders der Synode van Ephese met grooten eerbied hebben aanvaard en dien zij met een- stemmigen bijval als den „bewaarder des go- loofs" hebben begroet; dat zij allen terugkee ren tot Ons, die jegens hen vervuld zijn van va derlijke gevoelens en gaarne de beminnelijke Woorden tot do Onze maken, waarmede Cyrillus Nestorius met aandrang vermaande, opdat „de vrede der Kerken worde bewaard cn de band van liefde en eendracht onder Gods priesters onverbreekbaar blijve". -53). En moge spoedig de blijde dag aanlichten, waarop de Moedermaagd, in de basiliek van S. Maria Maggiore door Onzen voorganger Sixtus III" in mozaiek naar de regelen der kunst afgebeeld welk kunstwerk Wij in zijn oorspronkelijke schoonheid hersteld wenschen al de Ons ontrouw geworden kinderen zie teruggekeerd, om haar met Ons één van hart en één van gelo-of te vereeren. Dat zal zonder twijfel voor Ons het toppunt van vreugde zijn. Als een gelukkig voorteeken beschouwen Wij het, dat de herdenking van dit eeuwfeest te beurt viel aan Ons; aan Ons n.I., die immers de waardigheid en heiligheid van het kuische huwelijk tegen alle soort aanstormen de dwalingen hebben beschermd; 54) en die de heilige rechten der Kerk op de opvoeding der jeugd plechtig hebben verdedigd en heb ben vastgelegd en verklaard, welke methode daarbij moet gevolgd en aan welke beginselen moet worden vastgehouden. 55). Wat Wij toch over beiderlei onderwerp ter behartiging voor legden, vindt in de uitoefening van het Godde lijk moederschap en in het huisgezin van Nazareth een voorbeeld, dat allen ter navol ging wordt gesteld. „Inderdaad hebben aldus Onze voorganger roemrijker gedachtenis Leo XIII de huisvaders in Joseph het schitte rende voorbeeld van vaderlijke waakzaamheid en voorzienigheid; de moeders in de aller heiligste moedermaagd het verheven model van liefde, ingetogenheid, onderwerping en volmaakt geloof; de kinderen tenslotte in Jesus, die hun onderdanig was, het goddelijk voorbeeld van gehoorzaamheid, dat zij mogen bewonderen, vereeren en navolgen". 56). En bijzonder gewenscht is het, dat vooral die hedendaagscbe moeders, welke, den band van huwelijk en kroost moede, de taak die ze eens opnamen hebben afgeschud en ge schonden, naar Maria opzien en aandachtig overwegen, hoe hoog zij den zwaren plicht van het moederschap heeft verheven. Dan mag men vertrouwen, dat zij, onder den ge- nadigen invloed der Hemelkoningin, er toe bewogen worden zich te schamen over de ont luistering welke zij toebrachten aan het ver heven Sacrament des huwelijks en zich heil zaam opgewekt zullen gevoelen, om zich den lof harer wonderbare deugden naar best ver mogen waardig te maken. Wanneer dit alles aldus gebeuren moge, in dien namelijk het huisgezin beginsel en steunpunt van heel de menschelijke samen leving tot deze allerwaardigste norm van heiligheid worde teruggeroepen, dan zullen Wij ongetwijfeld eindelijk aan de verschrikke lijke crisis; waardoor we geteisterd worden, het hoofd kunnen bieden en haar te boven komen. Zoo ook zal geschieden, dat ,,de vrede Gods, Wanneer we onze oogen laten wedden over bet Nederlandsche muziekleven i-n bet afge loopen jaar, dan is (het eerste wat we opmer ke-n een leeige lessenaar. Evert Cornells is van ons heengegaan. Aanvankelijk leek het nog dat hij herstellen zou e-n verscheen hij weer aan het hoofd va-n zijn Utreohtsoh Stedelijk Orcliest, maar de beterschap hield niiet aan en het einde is toch geweest een ad te vroege dood van de-zen emi-nenten musicus. Men zegt wel eens dat niemand onmisbaar is op dd-t ondermaauscke, maar het zal in diit geval moeten blij-ken dat er een opvolger voor hem gevonden kan worden die wijlen Evert Cornelia op zijn geheel eemigc plaats in ons muziekleven waardig zad kunnen vervangen. Er waren dit jaar veel mutaties bij de klei nere orkesten. Eid-uurd van Reiiuum verliet de Haariemsohe Orkes-t-Vereen-iging, met welk ensemble hij zooveel goeds heeft gedaan, om tweede dii-rigent te worden bij het Concertge bouw-orkest, waar Cornells Dopper heenging. Martin S-pau-jaard nam ontslag in Arnhem. In Haarlem kwam Frdts Schuurman èa-n het hoofd van het orkest te staan. Een verlies voor ons muziekleven bet-eeken- do ver-der i-n het algeloope-n jaar de dood va-n Dirk Schater, die vooral als uitvoerend kun stenaar als Chopin-speler b.v. een eigen plaats iinma-m. In Amsterdam is onize groote Wi'l-lem Mengel berg gehuldigd ter gelegenheid van zijn zestig sten verjaardag en in Maastricht Peter Gielen bij zijn 40-jarig jubileum. De toestand onzer orkesten is hier en daar heel moeilijk eu zelfs het Concertgebouw te Amsterdam heeft zorgen. Als men verder in aanmerking neemt, dat de malaise in het con certleven in het algemeen eerder toe- dan af neemt, dan kan men niet zeggen, dat de voor uitzichten voor jonge beroepsmusici schitte rend zijn. Toch is nnen op onderwijsgebied niet bij de pakken neer gaan zitten. Toonkunst te Utrecht betrok in het 'begin va-n het jaar een mieuw gebouw, Amsterdam kreeg een nieuw conservatorium en in Rotterdam hadden nog veranderingen plaats toen na den dood van den heer Feltzer ook de Muziekscholen va-n Toon kunst on-der directie -kwamen van Willem Pijper, die, zooals bekend, reeds directeur van het Conservatorium was. We hebben den indruk, dat de stroom van 'bu-itenlandsche solisten die telken jare over de grenzen komen, ee-uigszii-ns 'begint te minderen, al zijn er nog altijd overbodige concerten ge noeg. Zeer welkome -gasten als de BObemeTs kwamen dtit jaar voor het laatst. Zij namen afscheid van het Nederlan-dscbe publiek, even als de violist Carl Flesch. We kregen verder be zoek van de Berlijnsdhe Fhillharmonie en zagen tijdens de langdurige aie-kte van Evert Cornells in Utrecht e-euige gastddrigenten optreden o.a. Adolf Kienizl. De Scheveuiiugsche Kunhaus- concenlen stonden weer ouder leiding van Sdbuiricht. Voor onze kerkmuziek waren de Gregorius- dagen in den Haag van veel 'belang. De po lemieken over den Gregoriaanschen zang heb ben heel wat roerighedd gebracht. Laten we hopen, dait ze nut hebben gesticht. Arthur van Schendel. die alle gevoel te boven gaat" aller „harten en geesten beware" b7) en het vurig ver beide Rijk van Christus, door de vereöniging van aller harten en krachten, overal ter wereld gelukkig gevestigd worde. Wij willen ten slotte dezen omzendbrief niet beëindigen, zonder nog de aandacht te heb ben gevestigd op een zaak, die u allen, eer biedwaardige broeders, zonder twijfel zeer ter harte gaat. Wij verlangen namelijk, dat van deze eeuwfeestviering in de liturgie een ge dachtenis uablijve, welke zal bijdragen om de godsvrucht jegens de verheven Moeder Gods bij geestelijkheid en geloovigen aan te wakke ren; daarom hebben Wij aan de Congregatie der H. Riten opgedragen, dat een Officie en Mis van het Goddelijk Moederschap worde Uit gegeven, door geheel de Kerk te vieren. Ondertusschen verleenen Wij, als onderpand der hemelsche goederen en een bewijs Onzer vaderlijke welwillendheid, aan u allen, eerbied waardige Broeders, uw geestelijkheid en uw volk, van harte gaarne in den lieer den Apos- tolischen Zegen. Gegeven te Rome, bij St. Pieter, den 25ën December, op het feest van de Geboorte van Onzen Heer Jesus Christus, 1931, het tiende jaar van Ons Pontificaat. PAUS PIUS XI. 20) Mansi t.a.p. IV, 891. 27) Matth. III, 17; XVII 5; II Petr. 17. 28) Matth. IX, 2—6; Luc. V, 20—24, VII 48 en eldera. 29) Matth. VIII, 3; Marc, I, 41; Lue. V, 13; Joann. IX en elders. 30) Joann. XI, 43; Luc. VII, 14 en elders. 31) Rom. VIII, 29. 32) Isaias LUI, 5; Matth. VIII, 17. 33) Summ. Theol III, II, 2. 34) Matth. XVI, 14. 35) 15. Miss. Rom. 36) Vgl. I Joan. IV, 3. 37) I Cor. XII, 12. 38) Eph. IV, 16. 39) Vgl. Encycl. „Mortalium Animos". 40) Mansi t.a.p. IV, 1290. 41) Luc. II, 34. 42) Handel. IV. 13. 43) Mansi t.a.p. IV, 891. 44) Luc. I, 43. 45) Ephes. VII, 18—20. 46) De carne Chr. 17, P. L,. II, 7L 47) Vgl. Mansi t.a.p. IV, 599. 48) Summ. Theol. Ill, a. 6. 49) In Matth. I, 6. 50) Rom. VIII, 29. 51) Encycl. „Octobri mense adventante", van 22 Sept. 1891. 52) Als voren. 53) Mansi t.a.p. IV, 891. 54) Encycl. „Casti connubii" van 21 Dec. 1930. 55) Encycl. „Divini illius Magistri" van 21 Dec. 1929. 56) Encycl. „Neminem fugit", vau 11 Jan. 1392. 67) Phil. IV. T, Dirk Schafer Als we nu nog eenige losse feiten mogen ver» mielidien dan herinneren we aan de. Mozaïtiees ten in Amsterdam, aan (het koperen jubileum van 'het conservatorium d-cr R. K. Leergangen te Tilburg en aa-n de ingebruikneming van hot nieuwe orgel in. de stedelijke concertzaal te Maastricht. Do leiders van onze concertinstollingen zul len de museum-directies wel een-s benijden, dia nie-t alleen weinig zorgen hebben, maar zelfs in dien s-leahteten tij-d aan hun .rustig bezit'- nog een en ander toegevoegd krijgen. Zoo kwam de beroemde collectie Ir. V. W. va-n Gogh voor onbepaald en tijd ia bruikleen hij het Stedelijk Museum te Amsterdam, het Ma-uritslhuis in dea Haag verwierf een wkttenlaedischaip van Ruys- daei en een mansportret ivan Thomas de Key» ser en last not least kocht Rotterdam voor hot museum Boymans „De Verloren Zoon aan van Hderonymus Bosch. Bijna leek het ot het Rijksmuseum een verlies zou lijden toen Remibramdt's „Anaitonrisohe Les" door een be zoeker met een ibijl werd bewerkt. De BCh-ade kon echter voldoende worden hersteld. Van de in het afgdoopen jaar overdeden schilders behoorden er twee tot de kerkelijke kunst: Jan Dunselman en Dorus Hermsem Hun bei-d-er bescheiden rol als scheppend artiest was echter lang uitgespeeld. Hetzelfde kau men zoggen van Willem de Zwart, die op het eind van het jaar kwann te overlijden. Maat! Tholen, d'ie een week vroeger tea- ziele ging, had tot op hoogen leeftijd een opmerkelijo frischlheid en scheppingskracht bewaaird. A. H. R. van Maas-dijk had zijn loopbaan bij het Academisch onderwijs te Rotterdam voleind en genoot zijn rust toen de dood hem riep. H. W. Mesdag is herdacht honderd jaar na zijn geboorte. I-n Groningen is er een tentoon stelling gehouden maai' de „bevroren" toestand van de verzameling in Den Haag heeft daar verder© feestviering belemmerd. Benige buiten'landsöhe tentoonstellingen wev» den gehouden o.a. van Belgische schilderkunst, terwijl een col-lectiie werk van. Alibi® Egger» Lieruz nog in ons lamd vertoeft. Als losse feiten vermelden we nog de plan» nen voor het Roermondsch museum, het ju-bi» leum van B-rom's werkplaatsen te Utrecht en de onthulling van het Grotius-raam van Joep Nicola-s in de Nieuwe Kerk te Delft. Voor bet herstel van de Gou-disCh© glazen werd een propa-ganda-actie gevoerd. Op airöhiteotu'ur-gebied valt het bezoek van Aug. Perret te mem oreeren in verband met de Fransche week te Amsterdam, de tentoonstel ling van F ra nik Lloyd Wright en de voltooing van Dudok's raadhuis te Hilversum. Een gelijksoortig verlies als de beeldende kunst te boeken kreeg door dea dood van mevrouw Kileykamp in Den Haag, leed de literatuur bij bet heengaan van C. A, J. van Disihoecte te Bussuim. Kunstenaarsvrienden waren zij elk op eigen wijze. In het leven dier tijdschriften kwam weinig ingrijpende verandering. „De Stem vierde bet tienjarig bestaande fherdenkinpred-e dooi; Dirk Coster -bij deze gelegenheid •uitgesproken, rommelt nog na. „Vlaamsche Arbeid" legde 11a 25-jaar bet 'bijltje erbij neer en nam afscheid met een gedenkboek. Van de jong© katholieke.! versaheen een niieaiw tijdsdliriilt „Het Venster dat zich kranig handhaaft en van de vrijzin nigen een maandblad „Forum", dat het orgaan lijkt te zullen worden van de „extréme gauc-bs de l'eaorSer", zooals een Franechman de groep, van Médan noemde. Johan de Meester is overleden, terwijl ee-zd rustelooze aioh nog op eenige rustige jaren voorbereidde. Zijn dood viel kort na dien ran Aart van der Leeuw, d'ie jonger was en a.14 schrijver zelfs beeLveél jonger, t Arthur van Schende-l kreeg de 1 an dmr Hoogtiprij-3 voor aijm „Fregatschip Johanna Mairia", een bekroning waar nogal wat ove< te doen geweest Is. Kort na elkaar zijn Ruus'broec en Bi-lderdij^ herdacht. In den afgeloopen zomer heeft het P. E. N.-congres verscheidene bnitenlandsche auteur^ naar ons land gebracht. De -letterkundige productie, vooral van da katholiek© jongeren, stemt tot groote vol doening. Niet alles slaagt, er zijn zelfs werke lijke misgeboorten te tsignaleeren, maan er is ook veel goeds verschenon aan verzen, romans en essays. We geven er geen opsomming van met namen en titels, omdat het dan minder lijkt dan h-et is. Voor de literaire ontwikkeling is trouwens een jaar te kort om er groei, stil stand of achteruitgang aan af te meten. Maar dat de groei er is -kan eenieder constateereu, die d-e moeite doet een langere tijdsperiode ta overzien en met een willekeurige bistoriscihq te vergel ij-ken. CEM GOEDE HONO STAA^ VOOR GEEN SLOOT. MAAR EE(< KOMT ER OOK WEL OVERHEE» „G TZ", De «ntl-Bbonn-ïwaïIS.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 9