I
1
UIT BIADEM
TIJDSCHRIFTEN
Er zijn nog romantische zielen
DE ABDIJ VAN BERNE TE HEESWIJK
De helpende hand
$f -
HOE MEN 'N maand lang moest leven
doelm atige
advertentiën
BOUWKUNDIGE BLADEN.
LETTERKUNDIGE TIJDSCHRIFTEN.
PRESIDENT VAN SCHAIK.
BIJ HAAR 75 JARIG BESTAAN.
O. Praëafc
i*Mvn
>yp*
IN HEF JANUARIZONNETJE. Het vroege voorjaar lokt vele Romeinsche wandelaars naar 't zonnige St. Pietersplein.
MEER dan genoeg van de
BESCHAAFDE WERELD
De Australische gebroeders Villiers hebben
enkele jaren achtereen met enkele der weinige
Tiorrmasters, die nog over de zeven zeeën
rondzeilen, reizen gemaakt rond Kaap Hoorn,
van Austraiië naar Londen.
De reis rond Kaap Hoorn is sinds het Pana
makanaal voor de scheepvaart geopend werd,
met meer en vogue en wordt nog slechts ge
maakt door het soort zeilschepen, dat door
geen assuradeur verzekerd wordt en d iepgela
den met giaan in zoowat honderd dagen den
gevaarlijken tocht volbrengt.
Üiteraard is daardoor een reis rond Kaap
Hoorn, waar het zoo lustig stormen kan, een
avontuurlijke onderneming. Toen de gebroe
ders V iUiers het waagstuk diverse maten
hadden volbracht, togen ze naar ue
T,\^jeenigde Staten, teneinde uit hun avontuur
■munt te slaan. En dat lukte hun bovenmate,
-- A-ff? üliers bleek een zakenman bij u-itne-
mend-heid. De gebroeders hadden een film
apparaat medegenomen en doordat ze aan
'boord van de zeilschepen als gewone matrozen
werkten, waren ze in staat geweest, van heel
het leven en streven aan boord van een zeil
schip een pracht van een filxn te maken. Aau-
gozien ze voorts een artlstieken kijk op het
geval bleken te bezitten, werd de film een
klein meesterstukje van cinematografie en
zelfs enkele kieken er uit werden door <le
grootste kranten met graagte geplaatst en
dik 'betaald.
A, J. Villiers trok met de film den boer op,
wist b.v. in Ne<w York ln het groote waren
huis van V\ anamaker een uitgezocht publiek
bij elkaar te brengen, maakte verder systema
tisch reclame en schreef lange artikelen, waar-
ia hij de heerlijkheden van een ouderwetschen
zeiltocht schilderde.
En als resultaat van deze activiteit gaarde
hij een klein kapitaaltje hijeen, waarmede hij
een zeilschip de prachtige „Parma" kocht, het
geen bewijst, dat ihij behalve zakenman, toch
tevens een oprecht minnaar van de zee is.
Zijn „Parma' is nu alweer met een beman
ning van Duitsche en Engelse he jongens naar
Australië, in -ballast en zal vol graan naar
Londen stevenen, in -de jaarlijkse he race, die
door ongeveer z-estien graan-zeiiscbepen wordt
gehouden.
Intussehen. zijn artikelen hebben -hem in
heel de ereenigde Staten -beroemd gemaakt.
En hij heeft in de harten van talrijke Ameri-
kaansche jongens de romantiek doen oplaaien,
die de business er in leek te hebben versmoord.
En niet alleen Amerikaansche jongens willen
de Duitsche, Eagdsche, F-insche en Zweed-
sche jongens nadoen, die nu de zestien graan
schepen bemannen, Villiers ontving brieven
van zeelui aan den wal, van onderwijzers, van
allerlei soort menschep, zelfs van meisjes, die
hem vroegen, hun een plaatsje op zoo'n zeil
schip te bezorgen.
Uit hun brieven bleek meestal, dat ze meer
dan genoeg van de beschaafde wereld hadden.
Sommigen -boden geld voor een plaats als ma
troos anderen schreven, dat ze al op weg naar
Sydney waren en alleen we nachten te hooren,
waar ze zich moesten aanmelden.
Ook sportsltji in de Vereen'gde Staten stel
len nu in de zeiisoiiepen belang en een. hunner
sloeg zelfs voor, dat ook ABiema met een
schip aan de race zou deel nemen. Ze verzoch
ten illiers bovendien, van zijn „Parma" een
opleidingsschip voor Amerikaan sche jongens
te maken, ofschoon e.r i-n Amerika opvallend
weinig jongens van huis weg Joopen, om naar
zee te gaan. Ze worden liever krantenjongen,
dat brengt meer in.
Maar de jongens, ,i[e op d-e -graanschepen
willen gaan dienen, zijn geen snuiters van een
ja.ar of zestien, wier hoofden door het leven
van avontuurlijke boeken op hol is gebracht.
Zooals gezegd zijn er onderwijzers -bij, dozijnen
en verder zijn het hoofdzakelijk studenten. De
meeste brieyen, die Villiers ontving, kwamen
inmiddels uit Nieuw Enigeland, uit den staat
New hork en uit den staat Washington, het
geen doet vermoeden, dat niet heel de Ver-
eeni-gde Staten met romantische zielen is be
volkt, wat gezien de reputatie van het land ook
niet waarschijnlijk lijkt. Maar er schijnt toch
een opleven van de romantiek plaats te vin
den en Uncle Sam wil zich blijkbaar bij de
rest van de wereld scharen, die. de zestien met
romantische zielen bemande graanzeilers in
aanmerking genomen, vol romantische zielen
zitten moet.
Deze zeilschepen zijn desondanks regelmatig
onder „bemand Dit echter is niet zoozeer de
schuld van s werelds romantische zielen dan
wel van deze harde tijden, waarin de graan-prij-
zen tot een minimum gedaaIdj zoodat
een graanzeiler financieel niet meer dan een
twintig koppen kan dragen, -terwijl er soms
wel veertig ot vijftig noodi-g zijn. Villie-rs
maakte een tocht met de „Grace Harwar",
,toen die door dertien man behouden naar
Londen werd gebraoht. Op deze reis spoelde
echter een man over boord, terwijl een ander
krankzinnig werd en een derde door een val
lende ra werd gedood.
Wat nu de jaarlijksche race aangaat, in
1928 zeilde Villiers met de „Herzogin Ceciiie".
die uit dezelfde haven als de Z-weedeche
„Beatrice" vertrok. De bemanning van de
„Beatrice" was van te voren al zeker van de
overwinning, maar de mannen van de „Her
togin Ceciilie" wisten, dat hun schip sterker
was en beter bestand tegen de zware stormen
van Kaap Hoorn. De Zweedsche regee-ring
loofde een beker uit voor de winnaars, de
eigenaars van de „Beatrice" loofden eveneens
een -beker uit en belangstellende Zweedsche
assuradeuren ste-lden een prijs beschikbaar voor
den kepitein van het winnende schip. De eige
naar van de „Herzogin Ceciiie" hield zijn
mond en z'n zakken dicht. Maar dit verhinderde
zijn mannetjes niet, de tanden op elkander te
zetten. Het ging trouwens om de eer. En in
zes en negentig dagen werd de tocht van
Australië naar Engeland volbracht. De
„Beatrice" deed er 112 dagen over. Onder
weg werd aan boord van de „Herzogin Ceciiie"
een vrouwelijke stowaway ontdekt. Dat voor
spelde volgens de zeelui ongeluk. Ze waren
woest eu zetten het meisje aan het koper poet
sen. De kapitein liet zich uit ergernis in'geen
.twee dagen zien, bleef in zijn kajuit
Men beloofde, haar aan boord van het eerste
het beste stoomschip te zetten; dbt -men- zou
tegenkomen, maar het eerste schip hl" ztóht
verscheen pas -twee en zeventig dagen later.
En het meisje bracht geen ongeluk aan. Want
de „Herzogin Ceciiie" liep in zeventien dagen
de bij-na vijf eu zeventig honderd kilometer
van Nieuw Zeeland haar Kaap Hoorn, die keu
rig werd gerond. En toen ze in Falmouth aan
kwam, bleek daar niemand de „Beatrice" te
hebben gezien
Geen wonder, -dalt dergelijke vevhlal-en de
romantische zielen zelfs in Amerika hebben
wakker gemaakt. En ze laten zich niet eens
afschrikken door het weinig opwekkende feit,
dat op een andere reis de betmann-ing van de
Grace Harwar", waartoe ook Villiers behoorde,
een maand lang van rotte aardappelen en
slecht varkens vlee-scli leven -moest
Wanneer de fabricatie, of de
roorraad uwer artikelen,den
omzet, den rerkoop over
treffen, geeft aan een eerie
dan een» de kans U te
helpen, den aftrek uwer
producten te vergrooten-
In April van het vorig jaar is, zooals men
zich herinperén zal/ te Delft'een congïes ge
houden inzake het behoud van natuur- en
landschapscboo-n, waarvan de „handelingen"
bij J:~Waltrhari Jr. verschenen zijn. Aan de
slotrede van prof. Granpré Molière ontleent
het, ,„R. jC. Bouwblad" eenige fragmenten,
o.a. dit:
„Er is eon streven om mechanische
arbeidsmethoden over alle gebieden van het
bouwen uit te breiden: en dit schijnt ook
de noodzakelijke loop der dingen; bet
fascineert; het schijnt meer dan een uit-
weg; liet schijnt een verlossing. Maar tocll
moet het een dwaalweg zijn, want we kun
nen de natuur niet verdringen, noch buiten
ons, noch in ons: „Der Menscli kann sich
nicht versagen nach seiner Art wirken zu
wollen" heeft Goethe gezegd.
En wie zal het de natuur buiten ons ver
hinderen
De mechanische kunstvorm is schoon,
laten we gerust zeggen: zeer schoon, van
ééne zijde beschouwd; maar van een ruimer
standpunt gezien is het leelijk, omdat het
niet volwaardig is; het is niet volwaardig
alleen al omdat er legers onvolwaardige
kunstenaars, n.l. arbeiders achter staan. En
als we dit zien, dan zien we nog te meer de
leelijkheid van de plaatsen, waar kunst- en
natuurvorm eikaar ontmoeten. Nemen we
als voorbeelden onze verkeerswegen met hun
omgeving; ze zijn in dien zin leelijk, want
dezelfde geest, die onze verkeers-eenheden
grooter, strakker, meedoogenloozer doet wor
den, maakt hun omgeving meer verprutst en
meer versnipperd; de weg zelf drukkende
onpersoonlijkheid, daaromheen schreeuwt
ieder zijn begeerte uit; en dit alles in de
goedheid van de natuur. In deze besprekin
gen is het weer paar voren gekomen, de
'kleinzielige bebouwing, die zich als woeker
planten vasthecht, de reclame-voorwerpen,
die er als lastige bromvliegen, op af komen,
ze maker de tegenstelling van weg en natuur
tot een caricatuur.
Dit is een voorbeeld, maar zoo gaat het
'met alle dingen; onpersoonlijkheid tegen
over onbeteugeldheid van rnenschenwerk, en
dit rnenschenwerk in zijn onpersoonlijkheid
en onbeteugeldheid tegenover de onbe
vangenheid van de natuur in haar vrije
werking".
- Wies Moens schrijft over Vlaamsche begijn-
hoven naar aanleiding van een nieuwe uitgave
in de serie „Steden en Landschappen" van „De
Sikkel". Ir. L. H. Hüydts bespreekt de nieuwe
graansilo aan de Maashaven te Rotterdam.
Afgebeeld wordt een geschilderd crucifix van
A. C. Ninaber van Eyben voor de kapel van de
O. L. Vr.-stichting te St. Nicolaasga.
In „Van Bouwen en Sieren" no. 23 deelt
Jan Stuyt bij afbeeldingen een aantal bij
zonderheden mee over een nleiuv groot project
van den Franschen bouwmeester Paul Tour-
non. 'n.l. een II. Geest-kerk te Parijs. Niet
alleen- de kerk, maar ook communiebank, kopr-
toe ten en ambonen zullen ln gewapend beton
-worden uitgévoerd. (Het: is om een bekend
Dëlftsch hoogleeraar te. doen rillen.) Samen
werking is wederom gezocht met den beeld
houwer Carlo Sarrabezoles; over wiens sculp
tuur In versch cement in deze rubriek vanuit.
Parijs reeds meermalen geschreven is. J. M.
van Hardeveld bespreekt de tentoonstelling
van „la Croix latine" en ontwikkelt bezwaren
tegen de toepassing van kleurig lakwerk in
de edelsmeedkunst van Dom Martin. De staties
van Anto Carte doen hem verzuchten:
„Waarom maken de Hollandscbe Katho
lieke kunstenaars nu niet eens zoo'n prak-
tischen Kruisweg Het is voor een architect
uiterst moeilijk om een geschikten tijde-
lijken Kruisweg voor zijn nieuwe kerk te
vinden. En, terwijl de kunstenaars klagen
dat ze geen werk hebben, schijnt niemand
den moed te hebben, nu eens een practisch
kunstwerk te maken, zooals b.v. eèn Kruis
weg, een devotiebeeld, een glas in lood-
medaillon etc."
Het bezoek van Le Corbusier heeft natuur
lijk zijn naspel in de bouwkundige bladen. Het
tweede num-mer van „Opbouw en de S is er
geheel aan gewüd en Alb. Otten trad als ver-
slaggever voor het „Bouwk. Wkbl. op. Daarin
opponeert J. Boterenbrood tegen de in een
der vorige nummers gepubliceerde lezing van
den heer Boeken. Een onverkwikkelijke zaak
maakt Ir. A. J. v. d. Steur openbaar. Rietveld
en Duiker hebben geweigerd hun werk be
schikbaar te stellen voor publicatie in het
„Bouwk. Wkbl." wegens een boycot naar aan
leiding van de geleverde critiek op de Kief
hoek te Ro-tterdam van Oud Het mooiste is
de motiv'eering van Rietveld, die den woning
bouw ih kwestie niet heeft gezien, maar niet
wilde vergeten zien, dat „bij bet nieuwe de
idee primair is". De repliek valt aldus niet
bijzonder moeilijk:
„Collega Rietveld moge verzuchten, dat
men zoo licht vergeet, dat bij het nieuwe de
idee primair is; ik zou hem dat gaarne
volmondig willen toegeven, als ik niet juist
bij sommigen van de Neue-SaeUliclikeits-
mannen een technische onverschilligheid
meende te moeten signaleeren, die mij ernstig
bezorgd maakt voor de toekomst van ons
vak. Zegt u dat niets, collega Rietveld
Het ambacht verdwijnt, onherroepelijk; wij
zien en ondervinden daarvan in ons werk
dagelijks de gevolgen en zien ze om ojis
heen; behoort het dan niet aan ons, architec
ten van nu (neues Bauen of niet, gerust,
wij staan misschien heel wat dichter bii
elkaar dan u denkt!), om te trachten, een
hoog peil van bouwtechniek op grond van
de nieuwere productiewijzen te bereiken
Het is zoo gemakkelijk om je op „de idee"
dood te staren; wat blijft er van de idee
over als je huis niet deugt En, erger, wat
van de doorwerking van die idee op anderen,
als je daarbij maar doet of je neus bloedt
In „Roeping" bespreekt v. Duinkerken Brom's
-boe-k over de „Herleving van de Wetenschap"
en Gerard Kn-uveider verdiept zich verder in
de kanaJenkwestie. Jos Van-dervelden be
ëindigt zijn Erasmiaans-che novelle en Prof.
F. Geyl verklaart na-der zijn standpunt tegen
over de groot-Nedierlandsohe m-ogelijtoheden
Onder den aardig gevonden titel „En-gel-
manseh of Dingennans-di" (voor de verklaring
waarvan wij naar „Roeping" verwijzen) geeft
J. M. Kramer in een oi'igineele bijdrage zijn
oordeel over velerlei zaken en verhoudingen,
meer speciaal over het werk van Anton van
Duinkerken. De vorm van deze critiek, sterk
op den man af, maakt haar niet geschikt
voor sa-men-vatt-ing of onUeening-en in een
-dagblad.
De schrijver houdt zich in het voorbijgaan
ook met de beeldende kunst bezig en eindigt
in aansluiting op een betoog van Jan Engel
man in „Het Gildeboek" met de volgende op
merkingen over de verhouding van kunst en
Kerk.
ook voor de Kerk zelf zou het goed
zijn, als zij de beste kunstenaars die er zijn
tot zich wist te trekken. Men eert God het
best door de zuivere intentie en het goede
leven, en deze vormen de verdiensten en de
eigenlijke rijkdommen van de Kerk hier op
aarde. Maar God wordt ook geëerd wan
neer de krachten die Hij aan de menschen
gaf, bijna onbewust en toch door harde en
moeilijke arbeid, zich verwerkelijken in de
kunst. En daarom Is er veel voor te zeggen,
en is het een schoon ideaal: dat de Kerlc
altijd, ao-oals in de Middeleeuwen, de Re
naissance en de'Baroktijd de beste kunst bin
nen haar muren behoort op te nemen. Zij 's
altijd geweest de beschermster van het
schoone zij bevorderde overal en altijd de
cultuur. Laat men in Nederland niet te Jan
senistisch, te Calvinistisch van opvattingen
zijn, te veel naar de gewone menschen met
hun nor-male gevoelens kijkenDe ge
wone menschen hebben alle macht al, en de
publieke opinie. Aan hen behoort niet het
oordeel over wat schoon, en kunst is. Kunst
is van een hoog geestelijk niveau, waar velen
niet bij kunnen...."
De poëzie-kroniek van Anthonie Donker in
„De Stem" gaat over Boutens.
Carel Scharten begint in „De Stem" een
drama: „De zonde van Koning Davrd Urbain
van de Voorde stond een radio/rede af ov&r
Jacques Perk.
Bij „De Gemeenschap" heeft wederom een
kleine paleis-revolutie plaats gehad. Het blad
is onderworpen aan een prae.veiUleve censuur.
Op een verzoek om daarvan ontslagen te wor
den, is door de kerkelijke ovm e d afwijzend
beschikt, en daarin hebben Lnr. ae Graaff en
Lou Lichtveld aanleid"»gevonden om ont
slag-te-nemen als redacteuren. Zij.meenen niet
langer verantwoordelijk te kunnen blijven voor
den inhoud van een maandschrift, hetwelk,
na door de redactie te zijn opgesteld, nog kans
heeft te worden gewijzigd. Dg overige redactie
leden kunnen deze meening voor het onderha
vige g«val niet deelen. Zij hebben zich met
ingang van dit nummer als mede-lid geassu-
meerd den dichter A. J. D van Oosten.
B(j de „Verantwoording" veer den uieuwen
jaargang wordt herinnerd aan het inzicht van
de redactie, dat de overt ui ^ie/s kracht van 'n
geslaagd kunstwerk sterker en verder strek
kend is dan die van een geslaagd betoog. In
dit nummer is het betoog dan ook vrijwel af
wezig. Anton van Duinkerken droeg een vers
bij en een historisch verhaal over „De Heks
van Harderwijk". Vooral het begin met de be
schrijving van het verlaten fratersklooster, is
zeer mooi; verderop gaat het verliaal-an-sich
te veel over in geschiedverhaal. Willem Nieu-
wenhuis vervolgt zijn „Dans der Uren". Er
zijn verzen van M. Nijhoff, A. J. D. van Oos
ten en Louis de Bourbon.
an Oosten heeft ook een gedicht in het
jongste nummer van „Arist'o", een „Gebed
voor een Katholieke bruid".
„Het Venster" heeft den Iaatsten tijd niet
veel opmerkelijks. Het jongste nummer publi
ceert ook een houtsnede, de verkleinde repro
ductie van een ..buiszegen". De redactie stelt
echter haar eischen wei wat laag! Voor zoo
ver de reproductie in dit formaat een oordeel
toelaat, is deze houtsnede een zeer zwak en
onvoldragen product, V/aar de smaakvorming
op dit gebied zoo'n moeizaam werk blijkt, kan
de hulp van een „litterair maandblad" gemist
worden als het zulke zeer middelmatige, beel
dende kunst gaat propageeren
HET INITIATIEF-VOORSTEL-ALBARDA
In verband met het nieuwe initiatief-voor-
stol-Al-barda in zake den Bez. Vrijwilligen
Landstorm schrijft prof. v. d. Grinten o m
in de „Tijd":
Ilebb&n de voorste]Iers niet overwogen,
dat het de gestie der S.D.A.P. was, die den
stoot heeft gegeven tot de oprichting van
dit instituut?
Dankt immers niet juist de B. V. L. zijn
ontstaan aan den mislukten greep naar de
macht van 1918? Is het niet juist aan het
soms latente dooh steeds aanwezige, revo-
iutionoalr sentiment der S.D.A.P. te wijten,
dat de behoefte is gevoeld aan een organi
satie van betrouwbare elementen in het le
ger?
De voorstellers „ontkennen niet, dat zich
omstandigheden kunnen voordoen, waarin
ter hand-lui ving of tot herstel van openbare
orde en rust of ter bescherming van de de
mocratische staatsinstellingen, een 'beroep
op gewapende macht door de Regeering on
vermijdelijk kan worden geacht".
Maar vreest men dan, dat de gewapende
macht voor een ander doel zal worden ge
bruikt? Deze vrees is toch volkomen denk
beeldig. De al-gemeene waarborgen van ons
parlementair-democratisch e te teel zijit vol
doende om te voorkomen, dat misbruik
wordt gemaakt van deze instelling. De Mi
nister van Defensie zal onmiddellijk door
het parlement ter verantwoording kunnen
worden geroepen en hij zal zich dus wel
wachten een algemeene machtiging tot het
onder de wapenen komen van den B. V. L.
of van bepaalde onderdeel en daarvan te ver-
leenen, indien de omstamd-igiheden daartoe
niet nopen,
"Ware, de S.D.A.P. een werkelijk democra
tische partij dan zou zij tegen het gebruik,
dat van het instituut van den B. V. L, in
bijzondere omstandigheden kan worden go-
maakt, geen bedenking kunnen hebben. Het
instituut heeft geen ander doel en kan in
ons parlementair-democratisch staatsbestel
geen ander doel hebben, dan mede te wen
ken aan de handhaving van onzen, wettigen
staatsvorm. Slechts de partijen die, als de
omstandigheden gunstig zijn, voor een coup
d'état niet terugschrikken, kunnen daarte
gen -bezwaar hebben.
De hoogleeraar beeldt met de opmerking,
•dat de strekking van initiatief-voorstel
is, „om het gebruik van den B. V. L. voor het
behoud van or-de en rust geheel onmogelijk
te maken".
De „Nederlander" schrijft:
Men kan slechte zieldan iets zeggen ter
Waardeering van mannen, die midden in het
Openbare leven staan.
Soms echter helpt daarvoor een „kroon"»
jaar.
Nu tnr. Van Schaik, de president der
Tweede Kamer, zijn vijftigsten jaardag viert,
is er zulk een welkome aanleiding.
Nu kunnen wij zeggen, hoezeer wij de be
kwaamheid, de vlotheid en de strakheid van
dezen voorzitter waardeeren.
En met name waardeeren wij bovendien,
dat hij bij z'n uiteraard zeldzame rede
voeringen zoo zuiver toont te gevoelen, wat
parlement en parlementair stelsel in onze
gistende dagen vergen om hun onmisbare
positie te hanhaven.
De abdijkerk van Heesuijk,
De abdij van Berne, thans te Heeswijk ge
vestigd, toont uiterlijk, als bouwwerk maar
even het archaïstische van haar zustèrstich-
tiagen in België. Zelfs het kenmerkende van
een abdij-plan is er nauwelijks merkbaar Toch
kan het geheel getuigen van een kloosterhisto
lie, die niet minder bewogen is dan die van
haar Zuid-Nederiaudsche zusters.
Het Westelijk gedeelte. Speelhuis of Slotje
geheeten, voert de herinnering terug naar de
allereerste tijden der abdij. Nauwelijks is deze
in 1134 te Berne bij Heusden gesticht, of ze
bezit een uithof te Heeswijk. Staan we hier
voor het verblijf van den uithofmeester van
Bernheze? Of is het wellicht de zala, door
den Brabantschen hertog, Hendrik I, aan Berue
geschonken
Koenraad van Malsen (15281549) schijnt
dit huis als abbatiale woon te hebben ingericht
Het boschrijke Heeswijk bood een prettige
afwisseling, na een verblijf op het vlakke pol
derland van Heusden. Het abteiijk aanzien was
trouwens toen juist gestegen, daar bij het
recht van mijter en staf verkregen had. Zoo
vangt ook met hem de portrettengalerij der
abten aan en na zijn dood drukt een zerk zijn
graf.
Maar als ds godsdienstoorlog uitbarst, wordt
Berue afgebrand. Men neemt de vlucht naar
's-Hertogenbosch, om er de lotgevallen van
„het Nederlantsche Rome" te deelen. Zou men
na de verovering der stad te Heeswijk kunnen
blijven, dat toch behoorde tot de Meierij Het
j ar 1648 brengt de beslissing. De Prelaat wordt
v;rbannen en vindt een wijkplaats te Vilvoor-
n in Spaansch-Brabant. Doch tevens ge-
s- iledt bet wonderbaarlijke. De abdij van Berne
heet opgeheven en blijft in voortdurend contact
diet de Hnllnndsche regeering! Het Speelhuis
te Heeswijk is aangeslagen en wordt steeds
door een Berner bewoond 1
In Oostelijke richting naast het Slotje staat
een gevel, welke classicistisch aandoet. Een
ingemetselde steen heeft het chronogram
Maria Purificante a (ferardo vetus abbaiia
Berna archiepiscopo Joanne Z wij sen in uees.
wijk restauratur. De zin ervan is Op het feest
van Maria Lichtmis (2 Februari 1857), terwijl
Joannes Zwijsen aartsbisschop was, werd de
oude abdij van Berne door prelaat Gerardus
Neefs te Heeswijk hersteld.
Wijlen Professor Huijbers zou de vermelding
van den Utreehtschen kerkvoogd met genoegen
hebben gezien. Schreef hij niet, dat in elk
Nederland-sch klooster een beeltenis van den
energieken bisschop behoorde te zijn, daar hun
bestaan onafscheidelijk verbonden was me'
zijn kerlcpolitisch optreden
Wei had men er reeds eerder aan gedaci
het gemeenschappelijk leven, sinds 16^.J'(erp..p.
tigd, te hervatten. Omstreeks is07„sc,",.hnizen
laat Beckers, tevens pastoor van
■voornemens le zm geweestnaar ee„
klooster in t» richten Het ver angdat
conventueel samenleven soeet,
I in 1825 de abdij op voe^|ehjariahaafd
had, als tijdens de vorige - as
"eschied. In 1838 wordt ei Aa» het Slotje ge
bouwd. Het liep echter verkeerd Prelaat van
den Braak werd in_«un Pastoreele huizing te
H&arsteeg opgeschrikt door brieven uit Den
Haag en 's-Hertogenbosch. Het restauratieplan
lag in stukken.
Eerst na het herstri der Hiërarchie in Ne
derland was er redelijke kans van slagen In
juni 1856 toog een novieenmeest.er met een'pas
gekleeden novice yan Berlicums pastorie naar
het Heeswijksch Slotje, sinds eeuwen door den
pastoor van Heeswijk bewoond Op O L V.
Lichtmis 1857 volgde hen Prelaat G. Neefs, na
afstand gedaan te hebben, van zijn pastoraat te
Bsrlicum. Met den Abt kwam een prior, H. van
den Brand, die zijn pastoraat te Engelen ver
wisseld wist tegen dat van Heeswijk.
Nog in hetzelfde jaar (1857) bouwde Prelaat
Neefs op geringen afstand Oostwaarts een
klooster van bescheiden afmetingen, waarin
toch aile noodige vertrekken aanwezig waren.
In 1858 werd het betrokken het kreeg den
naam van „Pastorie". Het Slotje bleef voor
den Prelaat gereserveerd onder den naam van
„Abbatiaal huis".
Het nieuwe convent telde precies zes man,
da abt inbegrepen. De overige abdijleden, veer
tien in getal, waren bijna allen buiten het
klooster werkzaam als pastoor of kapelaan.
Vijf en zeventig jaar later telt Berne ruim
honderd leden, ongerekend het afzetsel, dat de
kern vormt der even talrijke dochter-abdij van
.West Depere (Wisconsin). Duidelijk is die
aanwas ook af te lezen van den uitleg dei:
Hücswijkscii'o moeder-abdij. - '- -
Prelaat van Laarhoven (18671S70) vond de
middelen, een nieuw klooster te bouwen naar
bet plan van Postel in de Kempen. Door zijn
ontijdigen dood werd het maar ten deele uit
gevoerd. De Zuidelijke vleugel kwam niet tot
stand van de kapel met toren slechts een
gedeelte der fundeering. De Pastorie bleef,
tegen de bedoeling m, behouden, doch het Slotje
werd onherstelbaar bedorven als bouwkundig
monument. Te vroeg had 's lands regeering er
baar handen van afgetrokken zijn opvolger,
Ceelen (18741885), bouwde een abdijkerk naar
afwijkend inzicht.
Inmiddels had een Gemertsche jongen zijn
intree gedaan, later als Pater van den Eisen
in wijden kring bekend. Hij bezat een zeldzame
stuwkracht, die geen vermoeiing kende en
sterker werd, naarmate ze stiet op grooter
hindernis. Een college werd door hem opgericht
en jarenlang was hij er de bezielende rector
van. Een ruimer arbeidsveld was noodig en
hij wees naar Noord-Amerika. Ook in het eigen
land ontdekte hij braakliggend terrein en hij
werd voortrekker op sociaal gebied. Het toen
gangbare begrip omtrent de roeping der Wit-
heeren werd door hem verwijd, waardoor het
zijn oorspronkelijken inhoud herkreeg. Want
aan zijn energiek handelen was een tijd van
geschiedvorsching voorafgegaan, welke hem
een getrouwer beeld van S. Norbertus had bij
gebracht.
De Brabantsehe boerenstand erkende zijn be
langeloos ijveren, door na zijn dood de Abdij
kerk te vergrooten. Zijn medebroeders werden
hierdoor in staat gesteld, hun liturgische taak
naar behooren te vervullen Tegelijkertijd be
sloot Prelaat van den Berg (19081930) ook
het klooster uit te breiden. Hiermede ging een
stijging van Norbertijner roepingen gepaard,
welke goeddeels een uitweg vindt naar een mis
sie-gebied in Engelsch Indië. De grondslag
der geestelijke vorming wordt gelegd te Wind-
berg in Beieren. Deze in 1803 geseculariseerde
abdij werd na den wereldoorlog door den vori-
gen abt teruggekocht en opnieuw bevolkt.
Moge onder Gods leiding de groei van Berne
aanhouden. Móge zij haar apostolisch'en arbeid
blijven voeden met -het liturgische gebed, op
liet moment voor den boerenapostel, Pa'
'er van den Eisen,
het voorbeeld van haar stichter, den H. Nor
bertus, die de geestelijke nalatenschap van S.
Benedictus en S. Augustinus vereenigde en aau
de volgende eeuwen als deugdelijk ertgoe#
doorgaf.
HEESWIJK. -Dr. Th. I-IEIJMAN,