I 1 UIT BIADEM TIJDSCHRIFTEN Er zijn nog romantische zielen DE ABDIJ VAN BERNE TE HEESWIJK De helpende hand $f - HOE MEN 'N maand lang moest leven doelm atige advertentiën BOUWKUNDIGE BLADEN. LETTERKUNDIGE TIJDSCHRIFTEN. PRESIDENT VAN SCHAIK. BIJ HAAR 75 JARIG BESTAAN. O. Praëafc i*Mvn >yp* IN HEF JANUARIZONNETJE. Het vroege voorjaar lokt vele Romeinsche wandelaars naar 't zonnige St. Pietersplein. MEER dan genoeg van de BESCHAAFDE WERELD De Australische gebroeders Villiers hebben enkele jaren achtereen met enkele der weinige Tiorrmasters, die nog over de zeven zeeën rondzeilen, reizen gemaakt rond Kaap Hoorn, van Austraiië naar Londen. De reis rond Kaap Hoorn is sinds het Pana makanaal voor de scheepvaart geopend werd, met meer en vogue en wordt nog slechts ge maakt door het soort zeilschepen, dat door geen assuradeur verzekerd wordt en d iepgela den met giaan in zoowat honderd dagen den gevaarlijken tocht volbrengt. Üiteraard is daardoor een reis rond Kaap Hoorn, waar het zoo lustig stormen kan, een avontuurlijke onderneming. Toen de gebroe ders V iUiers het waagstuk diverse maten hadden volbracht, togen ze naar ue T,\^jeenigde Staten, teneinde uit hun avontuur ■munt te slaan. En dat lukte hun bovenmate, -- A-ff? üliers bleek een zakenman bij u-itne- mend-heid. De gebroeders hadden een film apparaat medegenomen en doordat ze aan 'boord van de zeilschepen als gewone matrozen werkten, waren ze in staat geweest, van heel het leven en streven aan boord van een zeil schip een pracht van een filxn te maken. Aau- gozien ze voorts een artlstieken kijk op het geval bleken te bezitten, werd de film een klein meesterstukje van cinematografie en zelfs enkele kieken er uit werden door <le grootste kranten met graagte geplaatst en dik 'betaald. A, J. Villiers trok met de film den boer op, wist b.v. in Ne<w York ln het groote waren huis van V\ anamaker een uitgezocht publiek bij elkaar te brengen, maakte verder systema tisch reclame en schreef lange artikelen, waar- ia hij de heerlijkheden van een ouderwetschen zeiltocht schilderde. En als resultaat van deze activiteit gaarde hij een klein kapitaaltje hijeen, waarmede hij een zeilschip de prachtige „Parma" kocht, het geen bewijst, dat ihij behalve zakenman, toch tevens een oprecht minnaar van de zee is. Zijn „Parma' is nu alweer met een beman ning van Duitsche en Engelse he jongens naar Australië, in -ballast en zal vol graan naar Londen stevenen, in -de jaarlijkse he race, die door ongeveer z-estien graan-zeiiscbepen wordt gehouden. Intussehen. zijn artikelen hebben -hem in heel de ereenigde Staten -beroemd gemaakt. En hij heeft in de harten van talrijke Ameri- kaansche jongens de romantiek doen oplaaien, die de business er in leek te hebben versmoord. En niet alleen Amerikaansche jongens willen de Duitsche, Eagdsche, F-insche en Zweed- sche jongens nadoen, die nu de zestien graan schepen bemannen, Villiers ontving brieven van zeelui aan den wal, van onderwijzers, van allerlei soort menschep, zelfs van meisjes, die hem vroegen, hun een plaatsje op zoo'n zeil schip te bezorgen. Uit hun brieven bleek meestal, dat ze meer dan genoeg van de beschaafde wereld hadden. Sommigen -boden geld voor een plaats als ma troos anderen schreven, dat ze al op weg naar Sydney waren en alleen we nachten te hooren, waar ze zich moesten aanmelden. Ook sportsltji in de Vereen'gde Staten stel len nu in de zeiisoiiepen belang en een. hunner sloeg zelfs voor, dat ook ABiema met een schip aan de race zou deel nemen. Ze verzoch ten illiers bovendien, van zijn „Parma" een opleidingsschip voor Amerikaan sche jongens te maken, ofschoon e.r i-n Amerika opvallend weinig jongens van huis weg Joopen, om naar zee te gaan. Ze worden liever krantenjongen, dat brengt meer in. Maar de jongens, ,i[e op d-e -graanschepen willen gaan dienen, zijn geen snuiters van een ja.ar of zestien, wier hoofden door het leven van avontuurlijke boeken op hol is gebracht. Zooals gezegd zijn er onderwijzers -bij, dozijnen en verder zijn het hoofdzakelijk studenten. De meeste brieyen, die Villiers ontving, kwamen inmiddels uit Nieuw Enigeland, uit den staat New hork en uit den staat Washington, het geen doet vermoeden, dat niet heel de Ver- eeni-gde Staten met romantische zielen is be volkt, wat gezien de reputatie van het land ook niet waarschijnlijk lijkt. Maar er schijnt toch een opleven van de romantiek plaats te vin den en Uncle Sam wil zich blijkbaar bij de rest van de wereld scharen, die. de zestien met romantische zielen bemande graanzeilers in aanmerking genomen, vol romantische zielen zitten moet. Deze zeilschepen zijn desondanks regelmatig onder „bemand Dit echter is niet zoozeer de schuld van s werelds romantische zielen dan wel van deze harde tijden, waarin de graan-prij- zen tot een minimum gedaaIdj zoodat een graanzeiler financieel niet meer dan een twintig koppen kan dragen, -terwijl er soms wel veertig ot vijftig noodi-g zijn. Villie-rs maakte een tocht met de „Grace Harwar", ,toen die door dertien man behouden naar Londen werd gebraoht. Op deze reis spoelde echter een man over boord, terwijl een ander krankzinnig werd en een derde door een val lende ra werd gedood. Wat nu de jaarlijksche race aangaat, in 1928 zeilde Villiers met de „Herzogin Ceciiie". die uit dezelfde haven als de Z-weedeche „Beatrice" vertrok. De bemanning van de „Beatrice" was van te voren al zeker van de overwinning, maar de mannen van de „Her togin Ceciilie" wisten, dat hun schip sterker was en beter bestand tegen de zware stormen van Kaap Hoorn. De Zweedsche regee-ring loofde een beker uit voor de winnaars, de eigenaars van de „Beatrice" loofden eveneens een -beker uit en belangstellende Zweedsche assuradeuren ste-lden een prijs beschikbaar voor den kepitein van het winnende schip. De eige naar van de „Herzogin Ceciiie" hield zijn mond en z'n zakken dicht. Maar dit verhinderde zijn mannetjes niet, de tanden op elkander te zetten. Het ging trouwens om de eer. En in zes en negentig dagen werd de tocht van Australië naar Engeland volbracht. De „Beatrice" deed er 112 dagen over. Onder weg werd aan boord van de „Herzogin Ceciiie" een vrouwelijke stowaway ontdekt. Dat voor spelde volgens de zeelui ongeluk. Ze waren woest eu zetten het meisje aan het koper poet sen. De kapitein liet zich uit ergernis in'geen .twee dagen zien, bleef in zijn kajuit Men beloofde, haar aan boord van het eerste het beste stoomschip te zetten; dbt -men- zou tegenkomen, maar het eerste schip hl" ztóht verscheen pas -twee en zeventig dagen later. En het meisje bracht geen ongeluk aan. Want de „Herzogin Ceciiie" liep in zeventien dagen de bij-na vijf eu zeventig honderd kilometer van Nieuw Zeeland haar Kaap Hoorn, die keu rig werd gerond. En toen ze in Falmouth aan kwam, bleek daar niemand de „Beatrice" te hebben gezien Geen wonder, -dalt dergelijke vevhlal-en de romantische zielen zelfs in Amerika hebben wakker gemaakt. En ze laten zich niet eens afschrikken door het weinig opwekkende feit, dat op een andere reis de betmann-ing van de Grace Harwar", waartoe ook Villiers behoorde, een maand lang van rotte aardappelen en slecht varkens vlee-scli leven -moest Wanneer de fabricatie, of de roorraad uwer artikelen,den omzet, den rerkoop over treffen, geeft aan een eerie dan een» de kans U te helpen, den aftrek uwer producten te vergrooten- In April van het vorig jaar is, zooals men zich herinperén zal/ te Delft'een congïes ge houden inzake het behoud van natuur- en landschapscboo-n, waarvan de „handelingen" bij J:~Waltrhari Jr. verschenen zijn. Aan de slotrede van prof. Granpré Molière ontleent het, ,„R. jC. Bouwblad" eenige fragmenten, o.a. dit: „Er is eon streven om mechanische arbeidsmethoden over alle gebieden van het bouwen uit te breiden: en dit schijnt ook de noodzakelijke loop der dingen; bet fascineert; het schijnt meer dan een uit- weg; liet schijnt een verlossing. Maar tocll moet het een dwaalweg zijn, want we kun nen de natuur niet verdringen, noch buiten ons, noch in ons: „Der Menscli kann sich nicht versagen nach seiner Art wirken zu wollen" heeft Goethe gezegd. En wie zal het de natuur buiten ons ver hinderen De mechanische kunstvorm is schoon, laten we gerust zeggen: zeer schoon, van ééne zijde beschouwd; maar van een ruimer standpunt gezien is het leelijk, omdat het niet volwaardig is; het is niet volwaardig alleen al omdat er legers onvolwaardige kunstenaars, n.l. arbeiders achter staan. En als we dit zien, dan zien we nog te meer de leelijkheid van de plaatsen, waar kunst- en natuurvorm eikaar ontmoeten. Nemen we als voorbeelden onze verkeerswegen met hun omgeving; ze zijn in dien zin leelijk, want dezelfde geest, die onze verkeers-eenheden grooter, strakker, meedoogenloozer doet wor den, maakt hun omgeving meer verprutst en meer versnipperd; de weg zelf drukkende onpersoonlijkheid, daaromheen schreeuwt ieder zijn begeerte uit; en dit alles in de goedheid van de natuur. In deze besprekin gen is het weer paar voren gekomen, de 'kleinzielige bebouwing, die zich als woeker planten vasthecht, de reclame-voorwerpen, die er als lastige bromvliegen, op af komen, ze maker de tegenstelling van weg en natuur tot een caricatuur. Dit is een voorbeeld, maar zoo gaat het 'met alle dingen; onpersoonlijkheid tegen over onbeteugeldheid van rnenschenwerk, en dit rnenschenwerk in zijn onpersoonlijkheid en onbeteugeldheid tegenover de onbe vangenheid van de natuur in haar vrije werking". - Wies Moens schrijft over Vlaamsche begijn- hoven naar aanleiding van een nieuwe uitgave in de serie „Steden en Landschappen" van „De Sikkel". Ir. L. H. Hüydts bespreekt de nieuwe graansilo aan de Maashaven te Rotterdam. Afgebeeld wordt een geschilderd crucifix van A. C. Ninaber van Eyben voor de kapel van de O. L. Vr.-stichting te St. Nicolaasga. In „Van Bouwen en Sieren" no. 23 deelt Jan Stuyt bij afbeeldingen een aantal bij zonderheden mee over een nleiuv groot project van den Franschen bouwmeester Paul Tour- non. 'n.l. een II. Geest-kerk te Parijs. Niet alleen- de kerk, maar ook communiebank, kopr- toe ten en ambonen zullen ln gewapend beton -worden uitgévoerd. (Het: is om een bekend Dëlftsch hoogleeraar te. doen rillen.) Samen werking is wederom gezocht met den beeld houwer Carlo Sarrabezoles; over wiens sculp tuur In versch cement in deze rubriek vanuit. Parijs reeds meermalen geschreven is. J. M. van Hardeveld bespreekt de tentoonstelling van „la Croix latine" en ontwikkelt bezwaren tegen de toepassing van kleurig lakwerk in de edelsmeedkunst van Dom Martin. De staties van Anto Carte doen hem verzuchten: „Waarom maken de Hollandscbe Katho lieke kunstenaars nu niet eens zoo'n prak- tischen Kruisweg Het is voor een architect uiterst moeilijk om een geschikten tijde- lijken Kruisweg voor zijn nieuwe kerk te vinden. En, terwijl de kunstenaars klagen dat ze geen werk hebben, schijnt niemand den moed te hebben, nu eens een practisch kunstwerk te maken, zooals b.v. eèn Kruis weg, een devotiebeeld, een glas in lood- medaillon etc." Het bezoek van Le Corbusier heeft natuur lijk zijn naspel in de bouwkundige bladen. Het tweede num-mer van „Opbouw en de S is er geheel aan gewüd en Alb. Otten trad als ver- slaggever voor het „Bouwk. Wkbl. op. Daarin opponeert J. Boterenbrood tegen de in een der vorige nummers gepubliceerde lezing van den heer Boeken. Een onverkwikkelijke zaak maakt Ir. A. J. v. d. Steur openbaar. Rietveld en Duiker hebben geweigerd hun werk be schikbaar te stellen voor publicatie in het „Bouwk. Wkbl." wegens een boycot naar aan leiding van de geleverde critiek op de Kief hoek te Ro-tterdam van Oud Het mooiste is de motiv'eering van Rietveld, die den woning bouw ih kwestie niet heeft gezien, maar niet wilde vergeten zien, dat „bij bet nieuwe de idee primair is". De repliek valt aldus niet bijzonder moeilijk: „Collega Rietveld moge verzuchten, dat men zoo licht vergeet, dat bij het nieuwe de idee primair is; ik zou hem dat gaarne volmondig willen toegeven, als ik niet juist bij sommigen van de Neue-SaeUliclikeits- mannen een technische onverschilligheid meende te moeten signaleeren, die mij ernstig bezorgd maakt voor de toekomst van ons vak. Zegt u dat niets, collega Rietveld Het ambacht verdwijnt, onherroepelijk; wij zien en ondervinden daarvan in ons werk dagelijks de gevolgen en zien ze om ojis heen; behoort het dan niet aan ons, architec ten van nu (neues Bauen of niet, gerust, wij staan misschien heel wat dichter bii elkaar dan u denkt!), om te trachten, een hoog peil van bouwtechniek op grond van de nieuwere productiewijzen te bereiken Het is zoo gemakkelijk om je op „de idee" dood te staren; wat blijft er van de idee over als je huis niet deugt En, erger, wat van de doorwerking van die idee op anderen, als je daarbij maar doet of je neus bloedt In „Roeping" bespreekt v. Duinkerken Brom's -boe-k over de „Herleving van de Wetenschap" en Gerard Kn-uveider verdiept zich verder in de kanaJenkwestie. Jos Van-dervelden be ëindigt zijn Erasmiaans-che novelle en Prof. F. Geyl verklaart na-der zijn standpunt tegen over de groot-Nedierlandsohe m-ogelijtoheden Onder den aardig gevonden titel „En-gel- manseh of Dingennans-di" (voor de verklaring waarvan wij naar „Roeping" verwijzen) geeft J. M. Kramer in een oi'igineele bijdrage zijn oordeel over velerlei zaken en verhoudingen, meer speciaal over het werk van Anton van Duinkerken. De vorm van deze critiek, sterk op den man af, maakt haar niet geschikt voor sa-men-vatt-ing of onUeening-en in een -dagblad. De schrijver houdt zich in het voorbijgaan ook met de beeldende kunst bezig en eindigt in aansluiting op een betoog van Jan Engel man in „Het Gildeboek" met de volgende op merkingen over de verhouding van kunst en Kerk. ook voor de Kerk zelf zou het goed zijn, als zij de beste kunstenaars die er zijn tot zich wist te trekken. Men eert God het best door de zuivere intentie en het goede leven, en deze vormen de verdiensten en de eigenlijke rijkdommen van de Kerk hier op aarde. Maar God wordt ook geëerd wan neer de krachten die Hij aan de menschen gaf, bijna onbewust en toch door harde en moeilijke arbeid, zich verwerkelijken in de kunst. En daarom Is er veel voor te zeggen, en is het een schoon ideaal: dat de Kerlc altijd, ao-oals in de Middeleeuwen, de Re naissance en de'Baroktijd de beste kunst bin nen haar muren behoort op te nemen. Zij 's altijd geweest de beschermster van het schoone zij bevorderde overal en altijd de cultuur. Laat men in Nederland niet te Jan senistisch, te Calvinistisch van opvattingen zijn, te veel naar de gewone menschen met hun nor-male gevoelens kijkenDe ge wone menschen hebben alle macht al, en de publieke opinie. Aan hen behoort niet het oordeel over wat schoon, en kunst is. Kunst is van een hoog geestelijk niveau, waar velen niet bij kunnen...." De poëzie-kroniek van Anthonie Donker in „De Stem" gaat over Boutens. Carel Scharten begint in „De Stem" een drama: „De zonde van Koning Davrd Urbain van de Voorde stond een radio/rede af ov&r Jacques Perk. Bij „De Gemeenschap" heeft wederom een kleine paleis-revolutie plaats gehad. Het blad is onderworpen aan een prae.veiUleve censuur. Op een verzoek om daarvan ontslagen te wor den, is door de kerkelijke ovm e d afwijzend beschikt, en daarin hebben Lnr. ae Graaff en Lou Lichtveld aanleid"»gevonden om ont slag-te-nemen als redacteuren. Zij.meenen niet langer verantwoordelijk te kunnen blijven voor den inhoud van een maandschrift, hetwelk, na door de redactie te zijn opgesteld, nog kans heeft te worden gewijzigd. Dg overige redactie leden kunnen deze meening voor het onderha vige g«val niet deelen. Zij hebben zich met ingang van dit nummer als mede-lid geassu- meerd den dichter A. J. D van Oosten. B(j de „Verantwoording" veer den uieuwen jaargang wordt herinnerd aan het inzicht van de redactie, dat de overt ui ^ie/s kracht van 'n geslaagd kunstwerk sterker en verder strek kend is dan die van een geslaagd betoog. In dit nummer is het betoog dan ook vrijwel af wezig. Anton van Duinkerken droeg een vers bij en een historisch verhaal over „De Heks van Harderwijk". Vooral het begin met de be schrijving van het verlaten fratersklooster, is zeer mooi; verderop gaat het verliaal-an-sich te veel over in geschiedverhaal. Willem Nieu- wenhuis vervolgt zijn „Dans der Uren". Er zijn verzen van M. Nijhoff, A. J. D. van Oos ten en Louis de Bourbon. an Oosten heeft ook een gedicht in het jongste nummer van „Arist'o", een „Gebed voor een Katholieke bruid". „Het Venster" heeft den Iaatsten tijd niet veel opmerkelijks. Het jongste nummer publi ceert ook een houtsnede, de verkleinde repro ductie van een ..buiszegen". De redactie stelt echter haar eischen wei wat laag! Voor zoo ver de reproductie in dit formaat een oordeel toelaat, is deze houtsnede een zeer zwak en onvoldragen product, V/aar de smaakvorming op dit gebied zoo'n moeizaam werk blijkt, kan de hulp van een „litterair maandblad" gemist worden als het zulke zeer middelmatige, beel dende kunst gaat propageeren HET INITIATIEF-VOORSTEL-ALBARDA In verband met het nieuwe initiatief-voor- stol-Al-barda in zake den Bez. Vrijwilligen Landstorm schrijft prof. v. d. Grinten o m in de „Tijd": Ilebb&n de voorste]Iers niet overwogen, dat het de gestie der S.D.A.P. was, die den stoot heeft gegeven tot de oprichting van dit instituut? Dankt immers niet juist de B. V. L. zijn ontstaan aan den mislukten greep naar de macht van 1918? Is het niet juist aan het soms latente dooh steeds aanwezige, revo- iutionoalr sentiment der S.D.A.P. te wijten, dat de behoefte is gevoeld aan een organi satie van betrouwbare elementen in het le ger? De voorstellers „ontkennen niet, dat zich omstandigheden kunnen voordoen, waarin ter hand-lui ving of tot herstel van openbare orde en rust of ter bescherming van de de mocratische staatsinstellingen, een 'beroep op gewapende macht door de Regeering on vermijdelijk kan worden geacht". Maar vreest men dan, dat de gewapende macht voor een ander doel zal worden ge bruikt? Deze vrees is toch volkomen denk beeldig. De al-gemeene waarborgen van ons parlementair-democratisch e te teel zijit vol doende om te voorkomen, dat misbruik wordt gemaakt van deze instelling. De Mi nister van Defensie zal onmiddellijk door het parlement ter verantwoording kunnen worden geroepen en hij zal zich dus wel wachten een algemeene machtiging tot het onder de wapenen komen van den B. V. L. of van bepaalde onderdeel en daarvan te ver- leenen, indien de omstamd-igiheden daartoe niet nopen, "Ware, de S.D.A.P. een werkelijk democra tische partij dan zou zij tegen het gebruik, dat van het instituut van den B. V. L, in bijzondere omstandigheden kan worden go- maakt, geen bedenking kunnen hebben. Het instituut heeft geen ander doel en kan in ons parlementair-democratisch staatsbestel geen ander doel hebben, dan mede te wen ken aan de handhaving van onzen, wettigen staatsvorm. Slechts de partijen die, als de omstandigheden gunstig zijn, voor een coup d'état niet terugschrikken, kunnen daarte gen -bezwaar hebben. De hoogleeraar beeldt met de opmerking, •dat de strekking van initiatief-voorstel is, „om het gebruik van den B. V. L. voor het behoud van or-de en rust geheel onmogelijk te maken". De „Nederlander" schrijft: Men kan slechte zieldan iets zeggen ter Waardeering van mannen, die midden in het Openbare leven staan. Soms echter helpt daarvoor een „kroon"» jaar. Nu tnr. Van Schaik, de president der Tweede Kamer, zijn vijftigsten jaardag viert, is er zulk een welkome aanleiding. Nu kunnen wij zeggen, hoezeer wij de be kwaamheid, de vlotheid en de strakheid van dezen voorzitter waardeeren. En met name waardeeren wij bovendien, dat hij bij z'n uiteraard zeldzame rede voeringen zoo zuiver toont te gevoelen, wat parlement en parlementair stelsel in onze gistende dagen vergen om hun onmisbare positie te hanhaven. De abdijkerk van Heesuijk, De abdij van Berne, thans te Heeswijk ge vestigd, toont uiterlijk, als bouwwerk maar even het archaïstische van haar zustèrstich- tiagen in België. Zelfs het kenmerkende van een abdij-plan is er nauwelijks merkbaar Toch kan het geheel getuigen van een kloosterhisto lie, die niet minder bewogen is dan die van haar Zuid-Nederiaudsche zusters. Het Westelijk gedeelte. Speelhuis of Slotje geheeten, voert de herinnering terug naar de allereerste tijden der abdij. Nauwelijks is deze in 1134 te Berne bij Heusden gesticht, of ze bezit een uithof te Heeswijk. Staan we hier voor het verblijf van den uithofmeester van Bernheze? Of is het wellicht de zala, door den Brabantschen hertog, Hendrik I, aan Berue geschonken Koenraad van Malsen (15281549) schijnt dit huis als abbatiale woon te hebben ingericht Het boschrijke Heeswijk bood een prettige afwisseling, na een verblijf op het vlakke pol derland van Heusden. Het abteiijk aanzien was trouwens toen juist gestegen, daar bij het recht van mijter en staf verkregen had. Zoo vangt ook met hem de portrettengalerij der abten aan en na zijn dood drukt een zerk zijn graf. Maar als ds godsdienstoorlog uitbarst, wordt Berue afgebrand. Men neemt de vlucht naar 's-Hertogenbosch, om er de lotgevallen van „het Nederlantsche Rome" te deelen. Zou men na de verovering der stad te Heeswijk kunnen blijven, dat toch behoorde tot de Meierij Het j ar 1648 brengt de beslissing. De Prelaat wordt v;rbannen en vindt een wijkplaats te Vilvoor- n in Spaansch-Brabant. Doch tevens ge- s- iledt bet wonderbaarlijke. De abdij van Berne heet opgeheven en blijft in voortdurend contact diet de Hnllnndsche regeering! Het Speelhuis te Heeswijk is aangeslagen en wordt steeds door een Berner bewoond 1 In Oostelijke richting naast het Slotje staat een gevel, welke classicistisch aandoet. Een ingemetselde steen heeft het chronogram Maria Purificante a (ferardo vetus abbaiia Berna archiepiscopo Joanne Z wij sen in uees. wijk restauratur. De zin ervan is Op het feest van Maria Lichtmis (2 Februari 1857), terwijl Joannes Zwijsen aartsbisschop was, werd de oude abdij van Berne door prelaat Gerardus Neefs te Heeswijk hersteld. Wijlen Professor Huijbers zou de vermelding van den Utreehtschen kerkvoogd met genoegen hebben gezien. Schreef hij niet, dat in elk Nederland-sch klooster een beeltenis van den energieken bisschop behoorde te zijn, daar hun bestaan onafscheidelijk verbonden was me' zijn kerlcpolitisch optreden Wei had men er reeds eerder aan gedaci het gemeenschappelijk leven, sinds 16^.J'(erp..p. tigd, te hervatten. Omstreeks is07„sc,",.hnizen laat Beckers, tevens pastoor van ■voornemens le zm geweestnaar ee„ klooster in t» richten Het ver angdat conventueel samenleven soeet, I in 1825 de abdij op voe^|ehjariahaafd had, als tijdens de vorige - as "eschied. In 1838 wordt ei Aa» het Slotje ge bouwd. Het liep echter verkeerd Prelaat van den Braak werd in_«un Pastoreele huizing te H&arsteeg opgeschrikt door brieven uit Den Haag en 's-Hertogenbosch. Het restauratieplan lag in stukken. Eerst na het herstri der Hiërarchie in Ne derland was er redelijke kans van slagen In juni 1856 toog een novieenmeest.er met een'pas gekleeden novice yan Berlicums pastorie naar het Heeswijksch Slotje, sinds eeuwen door den pastoor van Heeswijk bewoond Op O L V. Lichtmis 1857 volgde hen Prelaat G. Neefs, na afstand gedaan te hebben, van zijn pastoraat te Bsrlicum. Met den Abt kwam een prior, H. van den Brand, die zijn pastoraat te Engelen ver wisseld wist tegen dat van Heeswijk. Nog in hetzelfde jaar (1857) bouwde Prelaat Neefs op geringen afstand Oostwaarts een klooster van bescheiden afmetingen, waarin toch aile noodige vertrekken aanwezig waren. In 1858 werd het betrokken het kreeg den naam van „Pastorie". Het Slotje bleef voor den Prelaat gereserveerd onder den naam van „Abbatiaal huis". Het nieuwe convent telde precies zes man, da abt inbegrepen. De overige abdijleden, veer tien in getal, waren bijna allen buiten het klooster werkzaam als pastoor of kapelaan. Vijf en zeventig jaar later telt Berne ruim honderd leden, ongerekend het afzetsel, dat de kern vormt der even talrijke dochter-abdij van .West Depere (Wisconsin). Duidelijk is die aanwas ook af te lezen van den uitleg dei: Hücswijkscii'o moeder-abdij. - '- - Prelaat van Laarhoven (18671S70) vond de middelen, een nieuw klooster te bouwen naar bet plan van Postel in de Kempen. Door zijn ontijdigen dood werd het maar ten deele uit gevoerd. De Zuidelijke vleugel kwam niet tot stand van de kapel met toren slechts een gedeelte der fundeering. De Pastorie bleef, tegen de bedoeling m, behouden, doch het Slotje werd onherstelbaar bedorven als bouwkundig monument. Te vroeg had 's lands regeering er baar handen van afgetrokken zijn opvolger, Ceelen (18741885), bouwde een abdijkerk naar afwijkend inzicht. Inmiddels had een Gemertsche jongen zijn intree gedaan, later als Pater van den Eisen in wijden kring bekend. Hij bezat een zeldzame stuwkracht, die geen vermoeiing kende en sterker werd, naarmate ze stiet op grooter hindernis. Een college werd door hem opgericht en jarenlang was hij er de bezielende rector van. Een ruimer arbeidsveld was noodig en hij wees naar Noord-Amerika. Ook in het eigen land ontdekte hij braakliggend terrein en hij werd voortrekker op sociaal gebied. Het toen gangbare begrip omtrent de roeping der Wit- heeren werd door hem verwijd, waardoor het zijn oorspronkelijken inhoud herkreeg. Want aan zijn energiek handelen was een tijd van geschiedvorsching voorafgegaan, welke hem een getrouwer beeld van S. Norbertus had bij gebracht. De Brabantsehe boerenstand erkende zijn be langeloos ijveren, door na zijn dood de Abdij kerk te vergrooten. Zijn medebroeders werden hierdoor in staat gesteld, hun liturgische taak naar behooren te vervullen Tegelijkertijd be sloot Prelaat van den Berg (19081930) ook het klooster uit te breiden. Hiermede ging een stijging van Norbertijner roepingen gepaard, welke goeddeels een uitweg vindt naar een mis sie-gebied in Engelsch Indië. De grondslag der geestelijke vorming wordt gelegd te Wind- berg in Beieren. Deze in 1803 geseculariseerde abdij werd na den wereldoorlog door den vori- gen abt teruggekocht en opnieuw bevolkt. Moge onder Gods leiding de groei van Berne aanhouden. Móge zij haar apostolisch'en arbeid blijven voeden met -het liturgische gebed, op liet moment voor den boerenapostel, Pa' 'er van den Eisen, het voorbeeld van haar stichter, den H. Nor bertus, die de geestelijke nalatenschap van S. Benedictus en S. Augustinus vereenigde en aau de volgende eeuwen als deugdelijk ertgoe# doorgaf. HEESWIJK. -Dr. Th. I-IEIJMAN,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 2