UIT BAB/ï DAfiBOEK KEIZERIN ELISABETH VAN OOSTENRIJK. ONS KIND. - ONS EIGENDOM? HANDWERKRUBRIEK. MODEPRAATJES. ZATERDAG 2 APRIL 1922 EEN GOEDE GEDACHTE VOOR ELKEN DAG. ZOMERMANTELS. iel HANDWERKBOEKJES. i. Ia ona kind ons volstrekt en absoluut eigen dom Natuurlijk Geheel en al 1 zullen de ouders impülsief antwoorden en in zeker opzicht ten volle gerechtigd. Toeh acht P. Hoche in „Frauenwelt" eene bijlage van de „Germania" deze vraag alles zins eene bespreking waard. Daar wij overtuigd zijn, dat omvang, strek king en beantwoording van dit vraagstuk ook onze lezeressen ten zeerste zal interesseeren, willen wij deze kwestie aan de hand van dit artikel hier behandelen. Zonder twijfel is ieder ouder overtuigd het volste recht op het eigen kind te kunnen doen gelden immers, het is vleesch van hun vleesch' en staat In de meest innige en nauwe betrek king tot vader en moeder. Toegegeven, maar er zijn nog zoovele an dere gezichtspunten, die ons doen inzien, dat de band met onze kinderen, niet alleen een is van machtsbeeef, want ook het kind heeft rechten; en voornamelijk het recht zich-zelf te zijn en te, blijven. Het heeft een aangeboren recht op bestaan, dat door sommige ouders dikwijls geheel en al voorbijgezien en onder schat wordt. Ieder kind heeft z'n eigen en aparten aanleg, karakter en eigenschappen. Al zijn deze ook nog zoo verschillend van die, welke de ouders verwachten en wenschen, ze zijn er eenmaal en laten zich niet wegredeneeren. Zijn deze eigenschappen ten goede geneigd en in zich zelf iets prijzenswaardigs, dan is het de plicht der ouders deze te ontwikkelen en tot vollen wasdom te brengen, want alleen dan, wanneer de mensch de hem van God ge schonken talenten en gaven mag ontwikkelen, zijn neiging en roeping volgen, is de kans op sla gen tot geluk en welvaart gegeven ons voor een groot deel verzekerd. Wij hebben niet zooveel recht op ons kind, dat wij zijn aanleg, zijn drang naar kunst of wetenschappen naar arbeid mogen fnuiken en weerstreven. Wij mogen het niet dwingen tot een beroep, dat het absoluut onverschillig is, ja, tegenstaat Groote en goede opvoedkundigen, echte men- sehenkenners hebben dan ook het prachtig in stituut van „beroepskeuze" in het leven" ge roepen, tot heil van menig kind, dat anders onder dwang van traditie en familiegewoonte 'n beroep moest aanvaarden, dat al z'n illusie's vernietigde, z'n idealen versmoorde en menig een deed mislukken. Niet genoeg voorzichtigheid kan er in acht genomen worden bij het bepalen van de be roepskeuze. Hier hebben de ouders het recht en den plicht met en voor hun kind zijn aan leg of uitgesproken verlangen te overwegen, te toetsen aan zijn lichamelijk, verstandelijk «n "feestelijk heil. Hierbij mag eigen neiging noch verlangen der trtrders den hoofdtoon voeren. lïoe dikwijls kwam het vroeger niet voor, dat men den jongeling tot studie of beroep dwong, die absoluut niet overeenkwamen met de idealen, de neiging van het kind 1 Hoevelen zijn, er mislukt, omdat zij naast den gedwongen weg nog eigen banen wilden gaan de boog bleek te sterk gespannen en sprong. Enkele genieën vermochten alles ten spijt zich te maken; maar menig talent is ge knecht eu vernield, in de opgedwongen levens richting. Hoevete -ouders waren vroeger niet doods bang, ale zü eenige artistieke neiging in hun kind ontdekten Dat was beslist uit den booze Dat moest den kop ingedrukt worden Het gebeurde maar, wat God in het men- schenhart heeft neergelegd, zal toch eenmaal uitbreken, al is 't na Jaren en jaren In dit opzicht heeft men vroeger veel ge faald en menig kind is een weg opgedreven, die te eenenmale de verkeerde bleek te zijn Zondag. Tegenover het hart van een waar vriend moe ten wij staan als tegenover ons eigen geweten, waarvoor alle goede en alle booze opwellingen van ons hart moeten en kunnen opengelegd worden. Maandag. Nooit zijt ge schooner dan wanneer ge een goede daad verricht hebt, een gloriekrans schijnt uw gelaat te verlichten en glans te ver spreiden om U heen. Dinsdag. Er zijn weinig gaven, waarmede men in het leven zooveel goed kan doen, als met eenvou dige vroolijkheid. Woensdag. Laat de zon nooit ondergaan over uwen toorn, vergeeft elkander, helpt elkander en begint morgen -met frisscben moed. Donderdag. Hoofd en hart zijn tweelingen, zorg dat geen van beiden in zijne rechten verkort worde. Vrijdag. Ti '?en vr'en^elÖte vermaning van hen die wij 6 6 Ben> 's als een gebod; wij kunnen niet anders dan daaraan gehoorzamen. Zaterdag. Loop uw zorg niet vooruit en kwel u niet met hetgeen- misschien nooit gebeurt. Blijf in het zonlicht zooveel ge kunt. Parijs, 29 Maart. Meer en meer blijken de ensembles, gecom pleteerd met een langeren of korteren bolero, in den smaak te vallen, zoodat deze in 't nieuwe seizoen ongetwijfeld zeer veel gedragen zullen worden. Dergelijke ensembles zijn dan ook bui ten gewoo n prac ti sch met de mooie dagen aan men bijna in robe uit gaan, terwijl men toch „gekleed" is. Terwijl zij bovendien het groote voordeel hebben heel jong te kleeden en zich aan de meeste silhouet tes uitstekend aan ce passen. In de boleros zelf heeft men verschillende gen res. Er zijn heel eenvou dige, die open worden ge dragen als Spaansche boleros. Andere zijn van vore® sierlijk afgerond, zoodat de lichte blouse goed zichtbaar is. Som mige worden met één knoop dicht gesloten, de nieuwste tenslotte heb ben geheel de allure van een Eton-holero, met twee Tijen knoopen en geheel gesloten. Enkele hebben min of meer breede re vers, andere in het ge heel geen. Zooals men ziet, verscheidenheid en keus genoeg Soms maakt de bolero deel uit van de robe zelf en is allen van voren als zoodanig te er kennen. Dit is het geval met de hierboven weer gegeven robe-tailleur, die zich uitstekend voor den lentetijd leent. Ze is van een eenvoudige allure uitgevoerd in bure-de-laine van grège tint. De déooupe, die van voren een lossen bolero vormt, toont een heel sober gilet effect ln dezelfde stof, geheel bewerkt met kastanje-' kleurige pigures in horizontale strepen. De hooge paramenten aan de mouwen hebben de zelfde garneer ing. Eenvoudige jumper voor een kindje van 4—5 jaar. Op verzoek van mevr. H. te A. volgt hier onder het patroon van een gemakkelijk te breien jumpertje, waarin de kleintjes zich ze ker prettig en warm zullen voelen met deze koude! Het halsje kan ge sloten worden met knoopjes of een meta len patentsluiting. De lengt van 't jum pertje is van den schouder af gemeten 28 c.M. De wijdte onder de armen 58 c.M. Lengte mouwnaad, met inbegrip van den manchet, 26 c.M. (Bij deze maten is er op gerekend dat 12 steken 5 c.M. vormen). De rug: Zet 72 st. op en brei hierop een ribbeltje: 1 recht, 1 averecht tot er een rand van 6 c.M. is verkregen. Ga er dan op door 1 toer recht, 1 toer averecht tot, van het begin af aan gemeten, de rug 'n lengte van 26 c.M. heeft. Begin dan aan de armsgaten, op de volgende manier: kant 2 st. af aan het begin van de 2 volgende toeren, minder dan 1 st. aan beide einden van elke rechte naald door de 2 laatste st. voor de kantst. samen te breien, gedurende 3 X. waardoor 62 st. overblijven. Ga nu door zon der minderen tot het armsgat 10 c.M. groot is (recht gemeten). Brei de schouders aldus: lste toer: recht breien tot de laatste 7 ste ken, draaien; 2e toer: averecht tot de laatste 7 st., draaien 3e toer: recht tot de laatste 14 st., draaien; 4e toer: averecht tot de laatste 14 st., draaien 5e toer: recht tot de laatste 21 st., draaien; 6e toer: averecht tot de laatste 21 st., draaien; 7e toer: recht tot het eind! 8e toer: afkanten. De voorkant: Brei den rand als van den rug. Ga dan door met 1 toer recht, 1 averecht, tot er bo ven den rand een stukje van 6 c.M. is ver kregen (laatste toer averecht). Maak dan de openingen voor de zakjes: le toer: 8 st. recht, 22 st. in een ribbeltje 1 r., 1 a., dan 12 r., weer 32 st. 1 r. 1 a., dan 8 recht. 2e toer: 8 st. averecht, 22 st. 1 r. 1 a., 12 st. a., 22 st. 1 r. 1 a., weer 8 a. Herhaal deze 2 toeren 2 maal. 7e toer: 8 r„ 22 st. afkanten, 12 r., 22 et. afkanten, 8 recht. Zet nu op een ander stel naalden 22 st. op en brei hierop een stukje van 7 c.M. (1 (oer recht, 1 toer averecht, eindigende nier eèir- reoüte toer). Schuif dit stukje naar het eind van de naald en brei nog zoo'n zelfde stukje. Neem den voorkant weer op, brei 8 st. averecht op het andere stel naalden, die dan dus de plaats innemen van de steken die af- gekant zijn, dan 12 st. averecht, weer 22 st. averecht van de andere naalden en 8 a.. Ga zoo door zonder veranderen tot het zelfde aantal naalden gebreid is als van den rug, tot het armsgat toe. Nu wordt aan de halsope- ing begonnen. De eerste 33 st. worden gebreid en de overblijvende 39 st. worden op een vei ligheidsspeld gedaan. Draal het werk om en zet 6 st. op, brei dan recht op de achterkan ten van deze opgezette st., eindig dan de toer. Draai om en kant 2 steken af, brei de toer af, maar brei de 6 st. aan de opening altijd recht tot den hals toe. Minder 1 st., aan het armsgat, en om den anderen toer, in het ge heel 3 x. Ga door tot het splitje 7y, c.M. lang is. Kant 7 at. af aan den kant van het splitje en brei dien toer af. Kant hij eiken averechtschen toer (3 x) 2 st. af. Begin aan den schouder op de volgende manier: le toer: brei te beginnen hij den hals tot op 7 st. van den kant; 2e toer: brei terug; Dagen, dat toe in costuum uit kunnen gaan zijn er zelfs in den zomer betrek kelijk weinig. Daarbij ko men nog zooveel druilerige zomerdagen, dat een man tel onmisbaar is. Een be schrijving van enkele model len zomermantels is niet overbodig. De modellen die momen teel worden gebracht, ver schillen bijna niet met die, welke gedurende den winter gedragen worden. Ze hei ben dezelfde lengte en de zelfde silhouette. Eet redingote genre is eenvoudig gebleven, slechts met breede resers of kleine pélerines zijn deze mantels gegarneerd. Op andersoortige model len treft men velerlei péle rine- en cape variaties aan. Sommige ervan zijn af neembaar, waardoor, zoo als we bij en vorige gele genheid gezien hebben, ver schillende effecten worden verkregen. Evenzoo hebben ws reeds in den breede gesproken over de nieuwe vinding voor het aanbrengen der mouwen: ze worden niet meer vastgenaaid aan het mantellichaam, doch geknoopt, teneinde ze te kunnen verwijderen. De meeste mantels worden door middel van knoopen gesloten en hebben een ceintuur rond de taille. Ze zijn van soepele doorgaans effen wol gemaakt. Slechts voor eenige zeldzame sport- of reismodellen worden tweeds of fan- tasiestoffen gebruikt. Wollen of zijden maro- catn, in zwart en donkerblauw, blijft gereser veerd voor de elegante middag- en avond mantels. Bont wordt bijna niet toegepast: op de meeste mantels ontbreekt het zelfs geheel. Bij de enkele, die er mede gegarneerd zijn, blijft het beperkt tot een smal onbelangrijk randje van zwart tf wit gayac. Daar op meerdere zomermantels de kraag ontbreekt, bedekt men den hals het liefst met een levendig gekleurde das. van pekingzijde of wol. Deze zorgt voor een fleurig ensemble en permitteert het aanbrengen van contrasten in het coloriet van mantel hoed en hun gar neering. ft- 3e toer: brei tot op 14 st. van den kant af; 4e toer: als de 2e. Kant af. Begin dan aan den anderen kant. Brei 6 st. aan den voorkant, altijd recht, de rest van de steken, blijft de eene toer recht, de andere averecht. Brei eiken 8sten en 9en toer ©en knoops- gaatje, door 2 middelste st. In den eenen toer af te kanten en ze op den volgenden toer weer op te zetten. Maak het armsgat en den schouder als de andere zijde. De mouwen7 Begin bij den manchet door 42 st. op te zetten, en brei hierop 6 c.M., 1 recht, 1 ave recht. Ga dan 1 toer recht, 1 toer averecht breien, en meerder aan beide zijden van de naald. Volgende toer: Brei dan 10 toeren recht. Herhaal deze laatste 12 toeren 5 x (er staan dan 54 st. op de naald). Ga dan 10 toe ren gewoon door. Volgende toer: 3 st. afkanten, recht tot het eind. Volgende toer: 3 st. afkanten, averecht tot het eind. Herhaal deze 2 laatste toeren nog eens. Kant alle st. af. De kraag: Zet 90 st. op, brei 1 recht, 1 averecht tot 6 c.M. is verkregen. Kant tamelijk los af. Eet afwerken van den jumper: Naai schouders van voor- en achterzijde aan elkaar. Naai de zijnaden dicht en de mouwen en bevestig deze in de armsgaten. Naai de onderzijde van het splitje aan elkaar, maak den kraag er aan en zorg daarbij dat de uit einden in het midden van het halsje komen. Naai de zakjes dicht en zet er de knoopjes aan. TANTE TOET. Als uitgaven van de fa.'s Allert de Lange te Amsterdam en G. van Wees en Weiss te Zeist verschenen twee nieuwe deeltjes (3 en 4) van de „Eollandsche sprei-patronen" 0.30), benevens „45 nieuwe modellen wollen baby- kleeding" 0.60). XXI. Ik wil naar Ooma terug, ik wil naar Ooma terug, ik wil naar Gome terug, dat zongen de wielen van dien trein, die ons gisteren weer naar Amsterdam bracht. Ik ben namelijk met Mams en de ouwe heer Paschen gaan vieren bij de oudjes in Rotter dam. Zalig was het weer. Ik ben nu eenmaal dolgraag in den schoot (pappie zegt op de schoot!) mijner familie. Ik heb het gasithuis ook weer eenis bezocht. ,diat dierbaar plekje grond, waar eens mijn wieg op stond". Alle zusters kwamen aangezet om me weer eens te zien. Zuster Bambironetta of Biblianiania (lk kan al die fantastische namen niet onthouden!) verbaasde zich zeer over mijn goed Uitzien. Naast al die heele eine pasgeboren kindertjes voelde ik mezelf °ok een soort Garnera! Toch waren ze nog met zóó klein als dat kindje dat i-n Berlijn geboren moeit zijn, en dat, geheel gezond en goed geproportioneerd, bij de geboorte slechts 540 gram woog! Handjes en roetjes 1% c.M. lang. 'Stel je voor. Dat pbppeklnd wordt door middel van een poppezuigfiesck gevoed! Nee, deze babietjes waren gelukkig allemaal nor maal. De groo-tere, zieke kindertjes heb ik ook ge zien, inaar alleen van buiten af. Eén zat er mét -mijn beer te spelen, en een paar anderen hadden ook een beest ln hun armen. Maar ik vond toch, da-t ze nog maar weinig speelgoed -hadden. Ik heb me tenminste maar voorgeno men mijn Mona-Lisa, de pop die ik zelf moed willig onthoofd heb, ook nog maar te sturen. Mams was kwaad op me, dat ik voor de non- nenschaar niet direct mijn kunsten ten toon wou spreiden. Ik vond het niet noodlg. Ik heb even m'n armen in dehoogte gestoken bij „hoe groot wordt 't kindje", maar verder heb ik alles vertikt. Nu denken ze wel, dat Mam opschept, als ze vertelt, dat ik al „één jaar" kan zeggen hij hoe oud wordt Hanneke, maar dat moeten ze dan maar rustig denken. In deze eeuw van het kind doe ik precies waar ik zin in heb. Vandaag hen ik reuzenaebtig uit m'n hu meur. Ik zit maar weer opgesloten in 00 kleine gevangenisje, (bij Ooma was er fijn ee box!), heelemaal alleen, of met enkel mam en af en toe Ada bij me. Sner-t-vervelend- Ada alleen is nog iets, die haalt w® ruimste uit box en stoel en laat me niet zoo aan m'n lot over. Mam was er een treetje booa om gisteren. „Sie verwöhnen das kind gewoon schneklich, Ach sitze maar mit den gebackenen peeren zei ze in haar mooie potjes-Dultech. Maar Ada is nu eenimaal dol op me, eu heeft al verklaard, dat ze nie nie nle van mij weg wil. Ik vorm blijkbaar altijd de schakel tus» schen mams en 't personeel! Nu ga ik maar) eens een beetje met mijn nieuwe blokken spe len, dan... misschien?... een treetje slapen' (ik was alweer zoo innig vroeg wakker van morgen) en dan m'n dagboek verder afschrij ven. Bis gleich! Bet ls gelukt! M'n slaapje bedoel ik. Nu voel ik me weer kip. Ik heb alleen een beetje honger gekregen, hoewel het nog niet m'n portie-tijd is. Maar nu houdt mam m'n maag zoet door iedieren keer eenige propjes brood bij me neer te leggen, die ik dan als een klein vogeltje opsmiekel. „Han Museh" zegt mams dan tegen me. Ik zou best den heel en dag maar door willen eten. 'k Geloof beslist, dat ik een ijzeren, maag heb. Alles wat ze me geven be komt me uitstekend. Of ze me nu bouillon door m'n boo-nen doen, zoodat het een lekkere* smeuïge ma-sua worat, <iat ze 't me baast korrelig Uroog geven, 't vliegt nll^Tvnncn- thousiast naar binnen. Geen zout er in, wèl zout, t kan me niets scheien. Alleen voor warmte en kou ben ik nogal gevoelig, maar sinds ik mijn eten op een warmwaterbord, krijg, heb ik geen klachten meer over te heet of -te koud M'n pap gaf mams me voor 't ge mak altijd nog uit de flesch, maar nu ik met m'n stevige tanden de speen kapot ga bijten, zal ze er eindelijk toe moeten overgaan me te voeren. Als ik dan '9 morgens al 200 vroeg wakker word, lijkt het me geen hapje, voor de stakkerd. Wat doe je in de kou! De volgende week zal ik hoostwaarschijnlijk mijn laats e dagboek schrijven. Ik kabbel au zoo zoetjes aan naar m'n eersten verjaardag toe, en k. had me voorgenomen alleen m'n eerste evensjaar op papier te zetten. Groote inen&c len Publioeeren nu eenmaal niet hun innigste gevoelens. Nu krijg ilc weer (behoette aan een knuffel- partijtje en hoop ik maar dat mam m'n..., (Stomme b&de kan ik niet zeggen, wamt ik zit schrijvende ijselijk te schreeuwen!) m'n sprekende bede dus om even uit m'n. hok eelae ten te worden, zal verhooreri. Ik heb nu een- maal „«in Herz das nach Lie be sich sehnt" BABY. II. Tegen hét einde van het jaar 1860 begint zich liij de jonge keizerin de ongelukkige kwaal te openbaren, die haar heele leven, het zij dan met perioden van oplevingen en schijn baar herstel, verder zou blijven drukken, de kwaal, die als eTfelijk scheen in het geslacht der Wlttelsbacber, een zwaarmoedig zenuw lijden. De geneesheeren oordeelden een langdurig verblijf op het eiland Madeira voor haar nood zakelijk. Herinneren wij ons, dat de jonge keizer Ka- rel, die de directe opvolger van Frans Jozef werd op den troon der Habsburgers, hier op hetzelfde eiland zijn tragisch einde vond in ballingschap. Voor keizerin Elisabeth bracht het verblijf op Madeira een nog vrij spoedig herstel van haar geestelijke en fysieke inzin king. De heerlijke natuur was de jonge vrouw bijzonder genadig en reeds in de maand Mei, na een half jaar afwezigheid, keerde Elisa beth, weer stralend van schoonheid, naar Wee- nen terug. Maar spoedig bleek haar hoopvol herstel maar louter schijn te zijn, weldra verviel Elisabeth weer in een staat van hopelooze zwaarmoedigheid, welke toestand nog verer gerd werd door het drijven van haar schoon moeder, aartshertogin Sophie, die van de af wezigheid van de keizerin geprofiteerd had om de opvoeding van de keizerlijke kinderen, Gisela en Rudolf, geheel aan zich te trekken. De jonge moeder werd zooveel als beduid, dat men haar niet meer capabel achtte deze opvoeding zelf op zich te nemen, en Frans Jozef was onder Invloed van zijn moeder tot eenzelfde oordeel gekomen. Heel het fiere karakter van Elisabeth kwam tegen deze beschikking ln opstand. Nu haar deze taak, de opvoeding van haar eigen kin deren, haar werd ontnomen, meende zij in overspannen geprikkeldheid, dat haar toch 7^n ^eenen en aan-het Hof, waar zij had En v eCht ademen kon> seen zin meer versleven DU at Begint haar rusteloos zwer duf "halfeen SaV*3 u°P i*®* eUand K°rf0e' netië, Tyrol, Beier! ;aderIand Wordt' Ve" gen, of maakt zij mét b?^' KiS8in' tochten over a6 jacht lange zwerf" de zeelucht haar Z kalmte brengt. 0nden zenuwen tot Een zeker fatalisme begint „i haar gedaehtenkring te dringen> Jg1® me, gepaard aan haar groelens» laians held, helaas, niet weinfg wordt haar voorkeur voor nZijLl Jacques Rousseau, Byron, Shelly, g h hauer, George Sand, Heinrieh Heine, aile"1"^! schrijvers, die Juist zoozeer den nadruk gen op de minderwaardigheid van het men- schelijk bestaan. Maar nog eenmaal zou Elisabeth zich in al haar zielegrootheid en wilskracht verheffen en zich waarlijk de keizerin toonen. Dat was toen rond 1866 nieuwe rampen de machtige Donau-monarchie begonnen te be dreigen. Oostenrijk werd door het steeds over moediger wordende Pruisen aangevallen, en in een korten, maar beslissenden oorlog ver slagen Anderzijds trokken Italiaansche legers tegen Oostenrijk op, terwijl ook Hongarije plannen maakt om zich onafhankelijk te ver klaren. Keizer Frans Jozef moet capituleeren en opnieuw vernederende voorwaarden aanvaar den. Hij moet afstand doen van zijn laatste Italiaansche bezit, het verrukkelijk gebied van Venetië. Nu is Elisabeth opnieuw op haar post om den ongelukkigen keizer een steun en een $tut te zijn, en haar beproefd volk een opbeuring en een troost. Restte nog de dreiging der opstandige Hon garen, die droomden bun schoone land, los van Oostenrijk, wederom tot een onafhankelijk rijk, het oude koninkrijk van den heiligen Stephanus, te maken. Frans Jozef zag slechts één uitkomst, één redding, en dat was zijn gemalin, keizerin Elisabeth, wie de Hongaren een ridderlijke vereering toedroegen, andermaal naar Hon garije af te vaardigen. En Elisabeth ging, en had den fijnen tact om haar beide jonge kin deren, Gisela en Rudolf, met zich mede te ne men. Zij had goed gezien, haar gracieuse, edele en fiere verschijning, geflankeerd door de bei de jonge keizerlijke kinderen, bezwoer bij de ridderlijke Hongaren den opstekenden storm. Persoonlijk stelde zij zich in verbinding met de leiders van den opstand, en zij wist hen voor zich in te nemen door haar diplomatieke tact en gratie. Zelfs de heftigste tegenstan ders der monarchie wist zij voor zich te win nen, ook deze bogen voor haar onweerstaan bare charme en noemden haar „onze schoone voorzienigheid". Er werd een gelukkig aceoord getroffen tusschen Weenen en Pesth. Het keizerlijk Oos tenrijk en het koninkrijk Hongarije zouden twee onafscheidelijke monarchieën vormen, erfelijk in de mannelijke lijn van het Huis Habsburg. Frans Jozef zag opnieuw zijn rijk door zijn vrouw gered. Met een zeldzame pracht en praal werden ln Juni 1867 Frans Jozef en Elisabeth tot ko- ninS en koningin van Hongarije gekroond. De geestdrift kende geen grenzen, vreugde en vrede heerschten alom. Het oude rijk van St. 'J' 'auus en Sint Ladislas was weer her steld. In de voldoening van haar schitterend suc- ooit S° 6en ^e,zerln Elisabeth schooner dan Nog in dezelfde maand kwam opnieuw een Het ?Uen 0V" het Weensche Hof. Het gruwzame bericht van Mexico, dat de broer van keizer Frans Jozef, de charmante aartshertog Maxlmiliaan, die zich voorname lijk op aandrang van Napoleon Hl en kei zerin Eugénie tot keizer van Mexico had la ten kronen, door de opstandelingen te Que- retaro was gefusilleerd. De arme keizerin Charlotte kwam als een ongelukkige krank zinnige naar Europa terug, Toeh voelde keizerin Elisabeth zich geluk kiger dan ooit, zeker als zij was van de liefde en aanhankelijkheid van haar volk, dat haar vooral dankbaar was voor de groote sucees- cen, die zij had weten te bereiken. Hernieuwd was ook de toegewijde liefde van den keizer, die zijn vrouw meer dan ooit be wonderde, vooral nu hij zich meer en meer was gaan onttrekken aan den heerschzuchti- gen invloed van zijn moeder. Aartshertogin Sophie was haar populariteit bij het volk en haar krachtigen Invloed In de Hof- en Regee- ringskringen kwijt. Haar persoonlijk werd de tegenslag van Sadowa verweten, zij gold als de kwade genius van den zwakken keizer. Mokkend trok zij zich uit het openbare le ven terug. Elisabeth triomfeerde en in de vol heid van haar geluk schonk zij het jaar daar op den keizer een nieuwe dochter, Maria Valeria. Elisabeth was toen dertig jaar. Gelukkige jaren braken nu voor haar aan. De Hongaren, die met haar dweepten en ver langden haar dikwijls ln hun midden te heb ben, schonken haar een schitterend landgoed in de omstreken van Pesth, waar zij gaarne vertoefde en de Hongaren vervoerde door haar onvervaarde en virtuose rijsport. Haar geluk zou volkomen geweest zijn, als niet bijna periodiek haar de oude zwaarmoedigheid en het zenuwlijden hadden komen kwellen. Dan moest zij weer de Hofstad ontvluchten en haar heil zoeken in de eenzaamheid en afzondering. Veel en lang is zij weer afwezig, maar het jaar 1873 verplicht haar weer voor een tijd de rol van keizerin te Weenen op te nemen. Eerst voor het huwelijk van haar oudste dochter, aartshertogin Gisela, die in het hu welijk gaat treden met prins Leopold van Beleren. Dan volgde de opening van de wereld tentoonstelling te Weenen, welke gepaard gaat met grootsche feesten en recepties. De voor naamste vorsten komen jaar Weenen, de oude Wilhelm I, de keizer van Duitschland, tsaar Alexander van Rusland, koning Victor Em manuel, de shah van Perzië en tal van Duit- sche prinsen. Ten slotte aan het einde van dit jaar vierde Frans Josef den vijf en twin tigsten verjaardag van zijn troonbestijging. Elisabeth voelde zich behaaglijk bij al die feesten en plechtigheden, waarop Europa's voornaamste vorsten samen kwa"ie"' z'i onderging de zoetste sensatie, wel.,veweg, ,eeu nog jonge vrouw denkbaar Is. zz'°^ onbetwist de schoonste van al,e s ehen. Haar zes en dertig Jaren heb 0g Diets ontnomen aan de slankheid en 161 van haar lichaam, noch aan de fris0 1 vaD haar tint. Toch, het onafwendbaar dat op de Habsburgers scheen te er<i 't mis schien nog niet versterkt et^ bloed der Wittelsbaoher Elisab®tl1 at t vreezen, want niet zonder ®org v0, Van dag tot dag het komend dra1)10' Z'C1 in het ko ninklijk huis van Koning Lodewtfk e'eren is haar neef en liefste vrien 'ar innige jeugd. Die vriendschap ea g is wederkee- rig tusschen beiden a ij even innig geble ven. Zij schreven e en op haar veelvuldige reizen üezoeht zij dén koning gaarne. Zij ontmo® em bij haar verblijf in Beieren z^n °ekende residenties en kasteelen te Münc len, °heiischwangau, Lin- denhof, Herrenchiemsee, aj die wonderlijke lustverblijven, rtie tot «P onze dagen nog de herinnering dragen aan 's konings' extrava gante, vaak Blzar,^e Prachtlievendheid en weeldezucht Maar t hefst ontrnoetteii zij el kaar aan btórnlbergergeei waar op den eenen oever keizerin Elisabeth zelve geboren was op net kasteel Possenhoven, en waar op den anderen oever de jjjn geliefde woonplaats had op kasteel Berch. Met schrik constateerde nu Elisabeth, dat koning Ot o .ie laatste jaar meer en meer somber en zonderling werd. De dood van Richard agner Jn 1882, dien hij grenzeloos vereerde, s or e hem in een wanhoop en een toestand van opwinding, dje geen twijfel over lieten, wa weldra, het lot zou worden van den ongelukkigen koning. Temeer daar 's Ko nings' broer Otto, eenige jaren te voren ook reeds volkomen krankzinnig was goworden. In het voorjaar 1886 verklaarden de genees heeren, dat de koning niet meer verantwoor delijk gesteld kon worden voor zijn daden. De oude prins Luitpoi-d, oom van den koning, werd tot regent over het koninkrijk Beieren aangesteld en de koning zelf werd onder be waking geïnterneerd op zijn kasteel Berch. Deze vrijheidsberooving heeft waarschijnlijk den laatsten stoot gegeven aan de geestes gesteldheid van den ongelukkigen vorst. Vijf dagen na zijn aankomst op kasteel Berch, op Pinksterzondag van het jaar 1886, schijnt de arme geesteszieke volkomen met 'zijn lot verzoemd. In den avond wandelt hij kalm en rustig door zijn park, langs de oevers van het meer, In gezelschap van. zijn lijfarts dr. Gudden. Onderwijl breekt een hevig on weer los, 't begint te regenen, dat 't giet. Maar de wandelaars zijn nooit naar het kasteel teruggekeerd. Op zoek naar de verlorenen vindt 's avonds om tien uur 'n lakei aan den oever van het meer den hoed van den koning. En weldra ziet men onder het schijnsel van de maan twee lichamen aan de oppervlakte van het water drijven. In een aanval van waan zin heeft de koning waarschijnlijk willen vluchten, de koning en zijn lijfarts zijn slaags geraakt, in het gevecht zijn belden In het water gevallen, waar zij de een na den ander den dood hebben gevonden. Aan den anderen over van de Sternberger- see toefde Elisabeth, die uit Ischl was ge komen om zich op de hoogte te stellen van den toestand van baar geliefden neef en Jeugd vriend. Den anderen morgen komt zij naar Kasteel Berch, in diepen rouw gedompeld, met bloemen in de hand. Men geleidt haar naar de doodenkamer, die tot op heden nog in den zelfden toestand is gehouden. Zij beveelt, dat men haar alleen zal laten. En lang, zeer lang knielt zij weenend en snikkend neer bij de baai' van den geliefden doode. Toen zij eindelijk uit de rouwkamer te voorschijn trad, zag Elisabeth bleeker dan de doode zelf. Een reeks van opeenvolgende rampen komen haar nu treffen. Haar schoonbroer de prins van Sicilië pleegt zelfmoord. Een van haar neven, aartshertog Ladislas wordt gedood op de Jacht, En eindelijk wordt haar eigen vader, die zij *t hooigst vereert op aarde, hertog Maxlmiliaan door een beroerte getroffen e" sterft. iDan wordt de arme vrouw meer en meer door de „idéé fixe" bevangen dat zij onver mijdelijk nog grootere catastrofen tegemoet gaat. g, HYAiQENTH hermans, J

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6