m Y m I 1 om de kinderen DE VERZOEKING ZOOLOGICA COMICA. ANONYMUS PARAPLUiE EN WANDELSTOK Bieren in 'n vliegmachine WOENSDAG 13 APRIL 1932 r'T:..fen' d6 °0rspronS van het leven, de Goddelijke vonk die wij ziel noemen... Christ]. Bachlestner stond in zijn kamer en bekeek zich opmerkzaam in den wand spiegel, want dit pronkstuk bevatte de ka mer, al was ze oveiigens nog zoo armzalig gemeubeld- Ja, heel opmerkzaam bekeek hij zich. Zoo zag hij er dus een „pittige ke rel uit! Dat had de vreemde ski-looper ge zogd, die daaronder bij den boe<r op de bank bij de kachel lag. Met verbonden voet... beenbreuk... Het zou nog een poosje duren eer deze weer zou skiieën. En wanneer 'hristl hem niet gevonden had daarbuiten en naar hier gesleept, dan was hij waar schijnlijk bevroren! Hij was tenminste al aardig op weg! t Was heusch geen licht karweitje geweest om dien grooten zwaren mijnheer den berg af te brengen, maar hij had het toch klaar gespeeld. Nu ja... wan neer men een pitiige kerel is.... eeen kerel waar ras in zit! Christl hing den spiegel weer aan den wand, jammer dat hij zoo klein was! Nadenkend keek hij door de ruiten, veel hebbm de ijsbloemen niet vrij gelaten...'t Was toch een echt kruis met het weer dit jaa- 't Ging al tegen Maart en de sneeuw lag nog een huis hoog Maar lederen dag kon de föhn komen, dan was het uit met de heerlijkheid Afschuwelijk lang k toch zoo'q tergwinter -maar wan neer en geen sneeuw is, dan zijn er ook geen ski-loopers. Zeker, lui zooals die vreem deling ginds, waren zeldzaam. Een buiten gewoon hoog bedrag aan geld had hij zijn levensredder geschonken. Lieve hemel zooveel geld! In zijn heele 25 jaar had -hristl nog zooveel geld niet bij elkaar gezien. Wat daarmee al te beginnen was! ij zou maar eens beginnen met zijn broer op te zeggen, knecht zijn behoefde hij voortaan nooit meer. Op de tweede plaats kon hij de schulden aflossen, die nog op et gedoetje van zijn vader stonden, hij kon zijn oude ouders van alle zorgen bevrijden mi-iftter zelfs een paar zomergasten nemen. a, de bovenkamer kon hij laten' vergrooten, ercenkast in zetten met een spiegel, waar- m hij zich ten voeten uit kon zien! Maar wat had de vreemdeling tot hem gezegd. Jamer was het van hem, dat hij zich in zulk een woestenij begroef, waar men in April nog sneeuw had en in October al weer. Zeker, hij weet iets van de heerlijkheid van eon Alpenzomer, van het geruisch der den nen, van de betoo vering der bergwereld, die zijn vaderland is maar toch, bij zou nog eens goed over zijn aanbod nadenken. „Christl! Christl!" riep hem de stem der boerin uit zijn droomen, „ge moet bij den professor komen! Want de vreemdeling was een gezocht chirurg... had een groote kliniek thuis, veel werk, haast en nu nog pech bovendien. Met moeite had hij den gewenschten plaatsver vanger gevonden om enkele weken in de hergen te kunnen doorbrengen en nu moest hij me daar reeds den derden dag zijn voet breken. Maar toch wilde hij hier blijven, de boer had plaats en de absolute rust was mis schien het beste voor hem. Christl kon de verpleging op zich nemen, kon hem al het noodige bezorgen, want de kerel kon im mers skiloopen a!sof hij er mee op de we reld gekomen was! „Ja Christl laat ik nooit meer los, daar uit ras in! Mer.schen als wij, krijgen maar a.l te vaak minderwaardig tuig in de vin gers.ik wil hier de genezing afwachten en de volksziel een beetje bestudeeren. zei de patiënt bij zich zelf. Maar de volks ziel is een preutsrh ding, zij wil afgewacht, wiet veroverd worden en daarvoor had de professor geen geduld. Na eemige dagen, toen hij geen pijn meer had, begon hij zich reeds te vervelen. „Waarom hebt ge geen radio? De aan sluiting is toch zoo moeilijk niet", vroeg hij den boer. „Hebben we niet noodig!" antwoordde de boer. „En wanneer ik er nu op mijn kosten eens een maken liet voor u?" „Ja dan... dan zcu ik zeggen: God loone u!" lachte de boer. Christl werd direct naar het dal gestuurd en had zijn boodschap uitstekend gedaan. Den volgenden Zondag sDeeüwde het zoo geweldig, dat he+ scheen alsof er een wit gordijn voor de ramen hing, dat door den wind bewogen werd.men kon geen pas vooruit zien. „Vandaag kan er geen menseh naar de ierk" zei de boer, „het sneeuwt zoo al se- !ert gisteren, het zou levensgevaarlijk zijn ieh er In te wagen". „Kom dan hier en luister dan tenminste aar de morgenosfeningen die door de radio gegeven worden", zei de professor. In de halfdonkere huiskamer zaten zij toen bijeen en luisterden met aandacht naar de godsdienstoefening. Daar belt het voor de Consecratie en allen vallen op de knieën. Nadenkend staar* de professor over die ge bogen hoofden, hij begint te gevoelen hoe- geel deze eenvoudige, geloovlge menschen goor hebben op hem, den rijken benijden man. Geen geheim van het menschelijk lichaam is onder zijn mes verborgen geble- ie had hij met gevonden. Wat daartoe zjjn de oogen van een geloovige noodig. Later, toen hij met Christl alleen was ^ioe^ iij hem .Zoekt gij da.n nooit naar bewijzen voor wat gij gelooft?' „Bewijzen? vroeg Christl verbaasd, „be wijzen... maa- die heb je toch niet noodig, iet zijn toch allemaal oude waarheden... daar twijfelt niemand aan". Allemaal oude waarheden voor de eer ste maal kwam <r twijfel in hem op of hij er wel goed aan deed dezen man los te rukken uit den bodem, waarmede hij dieper verworteld was dan hij zelf wist. Als de verzoeker kwam hij zich voor, die met de heerlijkheden der wereld verblinden wil, waarvan hij toch zeker weet, hoe leeg zij zijn, hoe zij da menschen bedrogen ten koste van geluk en geloof. „Maar als u bewijzen noodig hebt", ver volgde Christl, „dan kan ik u een goeden raad geven. Gind3 in Mariazell is een oude pastoor, een zeer geleerde heer, doctor is hij. Binnenkort wanneer het sneeuwen ge daan is, doet hij weer een Mis voor ons in de boschkapei die moet u vragen, die kan u alles uitleggen. „Denkt u?" lachte de professor.het was een vermoeid, sceptisch lachen. De dagen verliepen, eentonig en rustig. Maar de sneeuw had nu een grijze kleur en was heel wat gedaald. In de bergen rom melde het, de föhn was op komst. De pro fessor was thans meer buiten. Hij hinkte weliswaar nog maar waagde zich toch reeds tot de kapel in het woud. Hij riep Christl, die de kale ruimte met dennengroerf ver sierde een schertsenden groet toe. Maar de donderende bergst, oom verslond zijn woor den. Den volgenden Zondag kwam de pastoor van Mariazell naar boven.in de hand hield hij bet bruin mahoniehouten kistje, waardin zich de kelk met hosties bevond, want volgens oud gebruik ging ook ieder een te Communie Terwijl in het kapelletje de H. Mis opgedragen werd, blies de föhn er lustig op los en de bergstroom wierp zijn schuim tegen de muren.... Toen de pastoor later bij de boeren aan de koffietafel zat, ging de wind zóó te keer, dat men de ven sters sluiten moest. Midden in een druk gesprek kwam plotseling de boerin binnen gestormd: „Mijh_er pastoor de beek werpt de kapel omver!" De beek was veranderd in een geweldige stroom, die de oude, bouwvallige muren van alle zijden omspoelde. Alles was zoo snel geikomen, dat allen verstijfd stonden van shrik. Iedereen wist dat daarbinnen op het armzalig altaartje de houten koffer stond, die het Aierheiligste bevatte. Daar dringt Christl zich door het jam merende volk, begeeft zich te water, voor zichtig, want ieder der afvallende steenen kcin hem het hoofd verpletteren... bereikt de kapel en neemt het koffertje op. Tot onder de armen staat het ijskoude water, maar hij komt gelukkig terug. Terwijl hij bevend van koude en hijgend naar adem den pastoor het gerede geheim overreikt, val len allen op de knieënook de professor, Eenige dagen lang had Christl hevige koorts, daarna stond hij weer op alsof er niets gebeurd was. De professor had hem verpleegd ci.l3 was bij ©en broer.... maar „ras" zei hij nu niet meer.doch geloof. En Christl had ook niet meer in den spiegel gekekende bergstroom heeft al deze ijdelheden meegesleurd in zijn wilde woede. Een week later vergezelde Christl den professor door het woud. Het was een af scheid. „Christl" zei hij ernstig, „gij hebt uw leven gewaagd in het meesleurende wa ter en in de rolltnde rotsblokken.die overtuiging kan geen utopie zijn.... Christl, ik heb geen verdere bewijzen meer noo dig. Blijf trouw aan je geboortegrond, die je gemaakt heeft tot wat je bent, wat ik je daarvoor in de plaats kan geven is maar armzalige rommel. En wanneer er iemand komt die je in verzoeking wil brengen, zooals ik, wijs hem dan af...." Beide mannen drukten elkander de han den als twee menschen dde ondanks ver schil in ouderdom en stand de waarde van elkander erkend hebben. „Tot ziens!" rieo de professor nog, toen daalde hij af naar bet dal, waardoor de föhn zijn jubelend Lentelied zong. Duurzaam, Gelezen in „de Gelderlander": „Verbasterde Dobberman, te koop massief eikenhout, soliede afwerking", De zoölogie is de wetenschap van de beesten. Zij wordt gewoonlijk onderverdeeld ln de vier- voetologie, de vogologie, de visschologie en de ongediertologie. De dieren onderscheidt men het natuurlijk ste in zulke, welke andere opeten (b.v. leeu wen) en ln zulke, welke door andere opge geten worden (b.v. gebraden kippetjes). De dieren, die noch andere opeten, noch door andere opgegeten worden, noemt men ezels, bonden, paarden, olifanten. Deze meest eenvoudige Indeeling der dieren heeft intusschen de wetenschap lang prijs ge geven en reeds Cuvier (geboren in 1769 te Mümpelgard, gestorven te Parijs in 1832) bracht de dieren volgens hun trapsgewijze ont wikkeling in vier hoofdgroepen onder: de straaldleren, de weekdieren, de gelede dieren en de werveldieren. Tot de straaldieren be- hooren b.v. de lantarenopstekers en de brand spuiten, tot de weekdieren de boter, de pad destoelen en de zacht-gekookte eitjes, tot de gelede dieren de lijders aan podagra, tot de werveldieren eindelijk de tamboers en pauke- nisten, de zand- en de water-hoos. De Aap. De aap is de mensch onder de die ren en derhalve meestal een baviaan. Hij heeft vier handen en is daardoor zeer geschikt voor muziek-minnende gezelschappen. De aap is gemakkelijk te vangen, want zooals bekend is doet hij alles na. Men neemt dus een aap en bestrijkt de voetzolen van bet dier met goede vloeibare lijm. Is dat gebeurd, dan trekt men in zijn tegenwoordigheid een paar zware waterlaarzen aan. De aap doet het onmiddel lijk na en kan, zoodra hij de waterlaarzen heeft aangetrokken, niet meer wegspringen, waarop men hem rustig in iedere menagerie of in een aquarium kan brengen. De Beer. De beer is het dier, waaruit de grenadiersmutsen gemaakt worden. Daar deze grenadiers reeds lang afgeschaft zijn, werden uit de overtollige mutsen wederom beren ge maakt. Geraakt een beer in gevaar, dan snelt hem onmiddellijk een andere te hulp. Is er geen andere in de buurt, dan begeeft hij zich niet in gevaar. Als een beer oud en wit wordt, dan gaat hij naar het Noorden, waar hij hij pooi-expedities gebruikt wordt om matrozen op te eten. In dit geval noemt men hem ijs beer. Hij leeft dan nog slechts van bevroren zaken en kan volstrekt geen hitte verdragen, waarom hij zich dan ook ongaarne in mena gerieën en dierentuinen ophoudt. Zoodra de temperatuur boven nul rijst, smelt het ijs en men heeft dan weer den gewonen of waseh- beer. Zeer zoet smaakt ook de honingbeer; die bijen en menschen opeet, waartegenover de brombeer ^Rel vaak in families voorkomt, maar heel w£u minder aangenaam is. Er zijn ook zeer muzikale beren, b.v. de Meyerbeer. Het talrijkste zijn de beren, die door studen ten, in de academiesteden worden achter gelaten. Verwant, of liever niet verwant met den beer is de egel, die echter inplaats van haren puntige stekels draagt. Hij komt in geheel Europa voor en kan ook ais tanden stoker gebruikt worden. Tot de tamme roofdieren behoort vooral de hondhet veelzijdigste onder de dieren, want hij komt voor alle mops, tax, waak-, herders-, politie-, jacht- en studentenhond. Als hij van voren spits toeloopt, noemt men hem spits; Is hij van achteren rond, dan noemt men hem Poedel. Van andere dieren onderscheiden zich de honden den laatsten tijd sterk door hun belastingpenning. Als een hond gras eet, dan is dat een onbedrlegelijk teeken, dat het van daag of morgen of overmorgen, in ieder ge val echter in dit of in een der volgende jaren zal gaan regenen. De kangoeroe heeft aan den huik ©en buidel, waarin zij op de wandeling haar jongen kan dragen, hetgeen vooral vóór de uitvinding van den kinderwagen zeer aangenaam was. Bij dreigend gevaar vluchten de jóngen ln dien buidel. Dit pleegt tegenwoordig ook bij jonge menschen voor te komen, die zeer vaak hun toevlucht nemen tot den geldbuidel van hun ouders voor het betalen van hun schulden. De haas is de musch onder de knaag dieren. Hij is zeer snel en vreesachtig. Aan hem hebben wij den hazenpeper met appel moes te danken. De oogen van den haas zitten zoo wijd naar buiten, dat zij haast niet meer naar binnen zitten, en hij derhalve ook van achteren zien kan, wat van voren ge schiedt. Desalniettemin zijn er ook hazen- soorten, hij wie de oogen niet zoo ver naar huiten zitten, b.v. de zebra. De haas slaapt met de oogen open, wat velen aldus willen verklaren, dat hem van de zijde der natuur het vel al te krap is toegemeten, zoodat wan neer hij zijn oogen zou sluiten zijn huid meer achterwaarts zou scheuren. De olifant is het sieraad van de dieren wereld en het grootste lastdier. Hij eet wor telen en kruiden en is zoo pienter en ver standig als een mensch. In volgroeiden staat draagt hij een toren op den rug, die toch meestal niet aangeboren is. Met zijn snuit ls Lij zeer handig, zoodat hij op de moeilijkste muziekinstrumenten spelen kan, b.v. het draaiorgel. Er zijn witte, grijze en zwarte olifanten, die zich door de kleur onderschel den. De neushoorn wordt wegens zijn domheid in de geleerde wereld rhinoceros genoemd. Hij. dient tot het maken van wandelstokken, tijaweepen, schilden en sigarenkokers. Ont wikkeling heeft hij zeer weinig, maar een dikke huid, waardoor hij meer verdragen kan dan andere gewone menschen. Overigens lijkt hij in zooverre eenigszins op een zure augurk, dat zij geen van beide In boomen kunnen klimmen. Het varken onderscheidt zich ln het bijzon der door zijn gekrulden staart en wordt in zUn jeugd big genoemd. Het is werkelijk ver heffend, zooals de natuur uit den rommel, dien het varken reeids als big set, mettertijd zoo voortreffelijke bloedworsten laat gedijen. Na hun dood gaan het varken en het wilde zwijn over ln ham. De haan ls het nuttigste dier onder de vogels. Hij kraait reeds In den vroegen mor gen en legt deels zachte, deels harde eieren de laatste zijn met kropsla zeer smakelijk. Zijn veeren zijn altijd zeer zindelijk en glad gestreken, want op zijn kop heeft hij een kam. De krokodil ls een ongewoon giftig en boosaardig, onnatuurlijk wild en verschrik kelijk mormel (waarvan de beruchte kroko dillentranen stammen). Hij woont in denNijl, die door Egypte stroomt en voedt zich met visschen, wortelen en Egyptische konings dochters, waardoor hij in zijn vaderland een afgodische vereering geniet. Hij is van zijn kop tot het einde van zijn staart gemeten een beetje langer dan omgekeerd, wat velen wel niet willen hegrijpen maar dat eenvou dig te verklaren is als men bedenkt, dat men van den kop naar den staart toe bergaf gaat. Bekend en merkwaardig is de wijze waarop men een krokodil vangt Hij maakt namelijk als hij uitgeslapen is, een morgenwandeling, waarbij hij gewoonlijk in een zeer gemoede lijke stemming is. Men let nu goed op zijn wandeling en legge hem op zekeren dag een Spaansch rietje in den weg. De krokodil komt als gewoonlijk langzaam aangestapt en stoot onverwacht zijn neus tegen dat Spaansche rietje. Dat vindt hij vreemd. Hij denkt: „Pot- sapperloothemeldonderbommenbliksem-en-grana- ten, wat moet dat Spaansche rietje beteeke- nen Aha, ze willen me vangen, maar daar komt niets van In". Hij keert zich derhalve oogenblikkelijk om met de bedoeling een anderen weg te kiezen, maar de krokodillen- vanger heeft daar al van tevoren mee reke ning gehouden en legt ook achter hem een Spaansch rietje in den weg. Hij kan hier nu ook niet meer verder, keert daarom weer om en zoo vervolgens, tot hij tusschen de twee rietjes verhongert. (Uit een „Lustige Naturgeschichte" door Wilhelm. Bush bewerkt). Hooge koorts. Uit de Sportwereld: „Fred. Hamerlinclc schrijft: „Acht dagen vóór de ronde van Vlaan deren doe ik een val, en verstuik mijn poIb. Acht dagen voor Parijs-Kabavis krijg Ik de griep en moet drie dagen met 50 pet. graden koorts te bed blijven.," Daar wordt verhaald, hooggeachte en gij allen met goeden naam en faam bekend staan de dames e® beeren, daar wordt verhaald, da.t Anonymos oorspronkelijk een Griek is gewees. Hij huisde op een noest en triest eiland in de Egeïsche zee, dat rond was, inham noch kreek vertoonde en lederen onderzoeker in het on zekere liet over de plaats van het begin of het eind. De kust van dat eiland moet steil en glibberig geweest zijn, althans volgens de le gende. En buiten kwakende kikkers en padden woonde en leefde daar niets op het eiland. Zooals Odysseus en zijn kornuiten zich de ooren met was stopten, als zij langs 't eiland der verleidelijke sirenen voeren, zoo hielden de zeelieden, wanneer zij langs het eiland van Anonymus zeilden, de handen stijf voor de oogen, zoo stijf, dat zij tusschen hun vingers niet konden doorkijken; en vandaar dat geen mensch Anonymus eigenlijk ooit gezien heeft. Desondanks beschreef Socrates, die meer din gen beschreef, welke hij noch een ander zi©n kon, des ondanks beschreef Socrates, die per Slot van rekening om zijnentwille den gift beker heeft gedronken, den vuigen Anonymos als iemand, die er zeventien gruwelijke mas kers op na hield, waardoor men onmogelijk het licht en het spel zijner oogen kon bespeuren. Van kleeding en kapsel veranderde hij zeven maal in de week, en hij offerde aan alle goden en godinnen, doch do wierook, die bij met groote voorraden tegelijk brandde, steeg nooit sierlijk en welriekend ten hemel omhoog, maar bleef steeds stinkend krinkelend om de aarde waaien. Ofschoon Anonymos nooit een held in de arena tot den strijd uitnoodigde, ging hij heinde en ver door voor een onoverwinnelijke, en zoo kon hij makkelijk een tyrannleke macht uit gaan oefenen, over heel het land. En geen moordenaar kon worden gevonden, die met een dolk in de plooien van zijn gewaad hem be sloop, ofschoon de raad der wijzen zoo eenen ongetwijfeld zou hebben vrijgesproken.. Ikf Socrates, aldus de Grieksche wijsgeer, Ik zal den dood van Anonymus, derhalve niet meer beleven. Stamvader Anynymos trouwde vijfmaal en hij bereikte een zeer hoogen ouderdom. Zijn vrouwen zijn ook niet bekend, maar zij gaven hem een leger van anonyme kinderen, met het gevolg, dat het eiland ln de Egeïsche zee te klein werd, en het geslacht Anonymus zich verstrooide naar alle windstreken en over al der wereld landen. In Europa, waar de familie zich hijzonder goed op haar gemak gevoelde, veranderde zd slechts den uitgang van haren naam ,.°s „us", zooals wij lezen, omdat te Rome eB Latium, alles wat op „us" eindigde, op reldmacht en wereldburgerschap wees. De levensgeschiedenis van het geslacht Ano nymus leidt er toe dat wij ten °nz0B w!1 leden van die familie moeten her eig durven niet verondersteilen dat u^ aan eilanden van ons land ben aangetrokken. De rondborstig aan onze eilandbewoners maakt dt neme!ijkbovendien is er geen tweede eiland te vinden ten onzent, dat p'^kt op dat van de Elgeïsohe zee, bet gladde, cirkelronde, steile vadereiland van Anonymos. Maar in onze lage landen heeft Anonymus zich heel zeker neergezet. Om zich zelf en zijn talrijk, levenslustig kroost in de stille steden en op het dorre land te onderhouden, moest Anonymus werk zoe ken. En dat vond hij ln overvloed. Nooit is hij bij zijn bedrijf gecontingenteerdnooit heeft een vernuftige machine zijn arbeid overbodig gemaakt. Anonymlteit is te allen tijde vrij en onafhankelijk beroep geweest, dat nooit hoefde te vreezen voor werkloosheid en crisis. En felle concurrentie gaf hem slechts een nog meer welvarend uiterlijk. Ja, deze held van de Egeïsche zee, geboTen uit fabels en legenden, is niet dood; hij leeft en hij maakt het goed; en de zaken gaan hem hoe langer hoe beter. Waar de regeerders oon- fereeren, decreteert hij, waar de volken ver langen, haat hij; waar een enkeling zich zelf vrij en onafhankelijk roemt, verslaat hij hem Parijs had in drie maanden geen regen ge kend en evenmin sneeuw gezien. Wel heeft in dien tijd de zon niemand gebruind en evenmin heeft men eenige animo gevoeld om met den wandelstok in de hand te flan-eeren. Drie maan den is voor Parijs een heele: tijd en de para pluie, de parasol en de wandelstok hadden dan ook op het gala der Aprilvisschen het succes van antiquiteiten. Het zijn trouwens hinderlijke dingen geworden, op autobus en in metro zijn ze hinderlijk en in den auto heeft men ze heelemaal niet noodig. Parasols verschijnen alleen nog maar op het strand of op de terrassen der café's waar men er thee onder drinkt. De paraplu!© is al bijzon der bescheiden geworden in de hoop, dat men haar het leven laat. De dames zijn nu zoo ver, dat ze haar in het handtasehje kunnen bergen. Het Is ihet lot der heerenparapluies om ver geten te worden, want op de duizenden para pluies waarmee het bureau van gevonden voor werpen van de Parijsehe prefectuur in zijn maag blijft zitten vormen d© damesparapluies maar een k'lein percentage. De vergeetachtig heid ls trouwens de kurk waar de parapluie- fabrikanten nog op drijven, wat doet veronder stellen dat die industrie zoowat ln het water ligt. De paraplu!© is een voorwerp uit het ver leden geworden en de fabrikanten, die slim zijn geweest, zijn daarom teruggekeerd naar de ibiauwkatoenen parapluie met de echte balei nen. Die hebben op het oogenblik aftrek, want ze trekken niet het slechte weer aan en kun nen ook niet vergeten worden. Men zet ze net jes in een antieken bak in de entree, of hangt ze als decoratie aan den wand. In Parijs waar het nog steeds mode is, zich in het antiek te steken, maken die zoo juist gefabriceerde an tieke parapluies bepaald opgang. Maar als die mode voorbij ls De parapluie moge het veertig eeuwen hebben uitgehouden, ze heeft haar tijd gehad, en dat is haar eigen schuld. Ze is niet met haar tijd meegegaan en is, wat de modecatalogi ook mogen beweren, op een dood element uitgeloopen. Zonder fantasie, dus zonder bekoring. De parad© van parapluies uit alle eeuwen door den Parijschen handel ge organiseerd, was prachtig ln staat om ons juist te overtuigen dat het ding al langer hoe lee- lijker geworden is. De oudste dó© men ons liet zien, en die ook een pa/nasol kan zij'n geweest, werd gedragen door Salmanasa II, koning van Assyrlë. Een prachtexemplaar, wit en rose, met vederdons omrand, dat zeker tegen geen Hollandsche bui bestand zal zijn ge weest. Bovendien schijnt in dien tijd de para pluie voor de geheel© familie te heb ben gediend, waar geen bezwaar tegen was daar e<r slaven genoeg waren om haar te dragen. Egyptisch© koningen dfoe- gen wat onmiskenbaar een parasol was, docb de para's door manderijnen uit het He- melsche rijk gedragen lieten ons volkomen in het duister omtrent de calamiteiten, waar tegen zij de menschhead wilden beschermen. In de jaren van Karei den Groote had men blijk baar tijd genoeg om de parapluies te borduren, maar in den feodalen tijd trokken die scher men zoo weinig de aandacht daar alle toe schouwers bij deze parade slechts oog hadden voor de elegante postuums der vorsten en vor stinnen, die wel zoo verstandig waren hun schermen niet op te steken. Het eigenaardige was, dat we tot de van den zonnekoning hebben moeten wao eer we de eerste wandelstokken te zien kre0 Of dat historisch juist was, willen we B' weren daar reeds in de oudste tijden herkend werden aan hun stat. >'lK! eerst met de boeren uit Auvenfri*,die zoo beminnelijk waren een „bourrée den herdersstaf tot de ivoren 6 gaJ,n" scha senatoren, tot zelfs3 „„-n Bodewijk Aili, waarin cane van het hof van de hovelingen bonbons en B*dwgedfch.tena voor de dames meedroegen, z«n de variaties van den wandelstok veel aardiger en veel grooter, dan die van het regen en zonnescherm. Zijn rol is ook veel belangrijker geweest al berustte zijn nuttigheid meer op fantasie. De wandel stok heeft zUn anecdotes; van de parapluie, die het symb001 )s van M-argeestigheid, kan ace iets niet geeischt worden. Natuurlijk zijn eT wol historische paraphnegi zooals de „rif flard", die bet attribuut was van Joseph Prud- homm© en di© echte balemen-paraplule, met de tonop«pen di© niet staken, de caricaturale scepter van het bewind van den Burgerkoning. De wandelstok daarentegen heeft tot poezie geïnspireerd. Misschien sinds de bekende scène tusschen Lodewijk XV en den hertog van Lau- zun, waarbij de woedende koning zijn wandel stok uit het venster wierp ,,om te voorkomen dat hij een edelman zou slaan". Men weet tot welke variaties die hoffelijk® beweging aanlei ding heeft gegeven, zelfs tot de bewering dat men geen dame mag slaan, al is 't maar met 'n bloem De wandelstok biedt ook meer variatie; zijn bestemming is ook wel zoo nobel geweest. Men is nooit op het idee geikomen een parapluie als een waardigheids teek en te gebruiken en zelfs Pluvius heeft men met geen parapluie durven afbeelden, 't Is waar dat 'n gieter wel zoo dui delijk zou zijn geweest. Maar met een staf wandelde reeds Mozes en hij heeft eT een goed gebruik van geniaakt. Reeds vroeger nam Kaïn een knuppel ter hand, maar we zullen niet zoo wreed zijn dat werktuig onder de voorouders onzer wandelstokken te rekenen. Kinderen die zelfmoord plegen Om een onvermoed verdriet; Die het ouderhuis ontvluchten Zijn de aller-slechtsten niet. Kinderen die liegen, stelen En het pad der misdaad gaan Hadden, met de hulp der oudera Niet of minder kwaad gedaan. Door een vrijgevochten leven Zonder tucht en oudermin Gaan die zwakke stakkerds dolen Beu van een ontwricht gezin. Moeder heeft geen tijd voor liefde Vader gaat zijn eigen lijn Ach, de jongens en de meisje® Moeten maar. verstandig zijn. Vele jeugd-vereenigingen Worden zeer sportlef geleid En de ouders zijn de moeiten Van het controleeren kwijt. Meisjes gaan en doen als jongens Kind er-schaamte gaat te loor. Geeft ze maar co-educatie Zelfbewust wordt men er door. Als ze van hun ouders spreken Gaat het over: hij en Vader is een leuke ouwe Moeder hangt er zoowat bij. Levenlooze, dwaze kennis Wordt hun hoofden ingeblokt; Waar papa met heel veel moeite Noodeloos zijn geld voor dokt Gratie, kuischheid, zieleschoonheid Wordt den stumperds niet geleerd En het werk van Godsdienst-leeraars Wordt soms spottend genegeerd. En mama drinkt leuke theetje© En papa huist op kantoor En die lastposten van kindren Leven onbeveiligd door. Dan op eens een ruw gebeuren Diefstal of een wanhoopsdaad Dan is het de schuld der kinderen Die geboTen zijn voor kwaad. J. H. SPEENHOFF, zij. Misschien herinneren de lezers ziöh nog wel het bericht, dat duizenden zwaluwen het vorige jaar door <le ploteéUmg invallenden winter op hu II vlluClt Jiaair hol. Zuilden ln Oostenrijk nuat verstijfde vleug®!» op de daike® en in hot open veld gevonden waren, waarna ze door. do modelijdende bewoners waren opgenomen en met Vliegtuigen van de Deutsche Lufthansa naar Italië waren gezonden. Dit waren toe vallige passagiers, doCh herhaaldelijk zien we in de bladen foto's van dieren, die per vlieg machine van de ©ene plaats naar de andere wor den vervoerd en langzamerhand schijnt het te gaan bahoore® tot die gewone vrachtafdeelimg van de luchtvaart. Onwillekeurig vragen we ons af: Wat ls de reden om diere® met een Vliegmachine te ver zenden? Het antwoord luidt: Spoed en voor zichtige behandel ing. B.v. dieren moeten deel- nsnfl" a&n 6011 wedren, optreden in een circus of cij dienen als geschenk, dat op een bepaalden dag i® g°e^l0n staat moet aankomen. Natuurlijk heeft het transport der dieren niet plaat© zooalis de kinderfantasie en die van den s'Prookjesteekenaar het gewoonlijk voor stelt: hij het wegvliegen steken ae niet hun koppé® uit d.e vensters van de cabine en even min wuiven ze de achterblijvers toe, want het vervoer van dieren door de lucht is aan nauw keurig© voorschriften gebonden. Beren, apen, bonden ein katten worden In kisten vervoerd; vo©els reizen in korven. De verzending per vliegtuig heeft dikwijls ook plaats omdat verschillende diersoorten be hoefte hebben aan warmte en rust, andere die ren kunnen onderweg niet gevoerderd worden, allemaal redenen om het transport zoo vlug mogelijk te doen plaats hebben. Zondier vlieg tuig zou het zelfs ln d©n winter onmogelijk, zijn 'bepaalde dieren te verzonden, omdat zij des nachts zouden bevriezen. Exotische vis schen die in wafer tnef een bepaalden warmte graad moeten leven, krijgen een plaatsje, dicht bij den motor. Twee diersoorten verelschen. een sipeoiale voorzichtige behandeling. Er bestaan voor^ deze reizigers dan ook bepaalde dienstvoorschriften, want men weet dieze stamgasten in eer© te hou den. Beren of reuzenslangen zijn geen dage. lijksohe passagiers, kuikens en kreeften op bepaald© tijden echter wel. Kuikens, die één dag oud zijn, hebben die eerst© vier en twintig uur van hun aardsoh be staan nog geen voedsel noodig. De fokker pro beert dus ze in dien tijd zoo ver mogelijk te verzenden en het vliegtuig bereikt hierin den drievoudige® afstand van den trein. De eerst© passagiers van den lnehtbaJllon, door Montgolfier te Parijs opgelaten, waren een haan, ee,n eend en een schaap, omdat men er geen menschehleviens aan wild© wagen. Te genwoordig maken zoowel mensch als dier van het moderne vervoermiddel door d© lucht ge bruik. De bedachtzame Schot. De Schot Mc Pherson gaat trouwen. Aan zijn besten vriend vraagt hij: ,,Zijn jelui ook van plan ons een echte bruiloft te bereiden?" „Natuurlijk!" Met alles wat daarbij behoort?" "Alles!" „Zullen jelui ook met ouwe schoenen naar ons gooien?" „Zeker". „Nou denk er dan aan, dat mijn maat 42 le en die yaa mijn aanstaande yxouw 39." Ons dierbaar Groot' Nederlandsch. Gelezen in een wijncirculaire: „Flesschen worden ln verwisseling aange nomen zonder opleg daarvoor te betalen op voorwaarde nochtans dat het regelmatige wijn- flesschen zijn, hier in gebruik. "Wijnen kunnen hier in wijnkelders bewaard worden zonder kosten (dit geldt voor klanten, die over geen plaats beschikken of aan korte- lingsche woonsverandering denken). „Voor de wijnen op flescb zijn flesch, stopsel en gebeurlijk etiquet en capsule inbegrepen. ,Het beste tijdstip tot aftrekken van wijnen is'gedurende het laatste kwartier der maan en bij voorkeur met hooge winden." Ook een inzicht. „Waarom draag jij altijd maar één ball;, ter wijl de anderen er altijd twee tegelijk nemen V- „Wel, die kerels zijn te lui om tweemaal de® weg te doen."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6