ilil! WSêêMê
m
BE NIEUWE
ENCYCLIEK.
DE OVERWINTERING OP
JAN MAYEN.
ff
]I
irlïi rri-^
ZATERDAG 28 MEI 1932
DIEBEN IN DE
H. SCHRIFT.
EVEN NADENKEN!
Uk de catechismus der Hindoe*
kinderen in Voor*Indie.
DE DONKEKSTE STAD DER
AARDE.
TER WALVISCHVAART.
RAADSELS.
VOOR KNUTSELAARS.
Vlechten met püt*rïet.
Oplossing van den ■vorigen.
rebus.
DE NATUUR IN.
Wandelende bladen?
DE OLIFANT EN
RATTEN.
ALLERLEI.
BIJ WELK SPROOKJE?
X
NIEUWE PUZZLE.
Oplossing verkeersfpjïzzle.
ryffr. Jt-u I
Euilll n ullh- 1
van Z. H. pjus xi over het H. Hart van Jesus,
zal weldra onder de beroemdste pauselijke stuk-
hen der latere tijden worden gerekend. Zéér
end was ook de ecyoliek „Rerum Nova-
rum" over het arbeidersvraagstuk, door Leo
^■Hl z-g. 15 Mei 1891 rondgestuurd. „Encycliek"
(spreek uit: en-sie-kliek) is eigenlijk uit twee
Grieksche woorden gemaakt, die „in" en
..kring" „cirkel" beteekenen, dus letterlijk:
een rondschrijven. Reeds in de Oude Kerk be
stonden encyklieken; allerlei bisschoppen de
den er verschijnen. Tegenwoordig heet alleen
een Pauselijk rondschrijven „encycliek"de
bisschoppelijke vertoogen noemt men meer
mandementen ot „herderlijk schrijven". Iedere
encycliek wordt met de begin-woorden ervan
aangeduid. „Rerum Novarum" bijvoorbeeld be-
teekent: „Van de omwenteling"
de Heilig® Schrift worden vaak die-rem
oemid alls -zinnebeelden voor heilige perso-
netl en zaken. Het „lam" Gods is bekend ge-
1106S; aan de kerkportalen wordt het dikwijls
afgebeeld met de kruisvlag toegerust. Vroeger
stelde men zelfs den Gekruisigde als 'n lam
voor, omringd door Sint Jan en de H. Maagd,
de moordenaren enz. In het jaar 692 werd dat
v®ri>0den; de -menscheiijike ffignuT van Christus
Voorgeschreven.
De Pinksterdagen doen ons denken aan de
duif, het eymibool van God den H. Geest, van
de Ohrietelljke aied en van de rimpelen van
hart. De H. Scholastica wondt er mee afgebeeld
°mdat Sint Renedlietus, haar ibroeder, haar ziel
lri die gedaante van een duif tem Hemel zag
opwieken. Niet lang daarna stierf hij zelf ook
de voeten van het altaar en op hetzelfde
oogentuL'iik zagen twee monniken een weg, met
rijk gestikte kflieedenen getooid, die ten Hemel!
leidde, terwijil een stem zich liet hooren: „Zie
hier het ipad, waarlangs de dooi- God beminde
Benedilctus thane tan Hemel opklimt." On
schuld, ibeecheiden/heid, liefde, eerbaarheid en
deemoed worden door de duif verzinnebeeld.
'De wondervogel Phénix wordt gebruikt om
de onsterfelijkheid aam te duiden, deee fabel-
^hitlgo vogel leefde eeuwen lang in de Araibi-
woestijn en verbrandde daai'na zidhzeflven.
®ijn as-c-h verrees een nóg prachtiger dier!
cln^ Verrijzenis des Heeren was deze vogel
irnen K^obikt. Miaar ook de pelikaan ziet
dar© 11,18 eymibool van Jesus, die voor zou-
"jbu Bloed aan het kruis vergoot; de
019 d:iohter Dante noemt Christus zeilfs
nZ9n 'Pakaan". Waarom? De pelikaan (van
een Griakscft woond> dat „bya" ibeteekemt; denk
aan den grooten snavel) is een watervogel met
een krop, die zijn opening heeft tusschen de
beenige takken dier onderkaak; sommige sohrij-
Vans 'hebben mu daaruit afgeüeld, als zou deze
Vogel zich de lborst ope-nhaiklkjem oim met zijn
■dood zijn jongen te voelden. De iberoemde diich-
de Musset zeigt in zijn „Meinacht'
—U de Mal") over den vogel diit: „Zijn
Uloeicl stroomt lm lange golven uit zijn open
borst; tevergeefs heeft hij de diepte der zeeën
doorvars-cht, de oceaan was leeg en eemizaa/m
bet strand; zijn kart is het eenige voedsel,
dat 'hij aauibnemgt. Terwijl hij stil en somber
toeft op de steenem en ouder ziju zonen zij®
J®venssaippeu 'verdeelt, (probeert hij in. zijn ver-
®ven liefde zijn smart te lenigen."
biog 'n faJbelaohbig dier is de aspis en de
af!Llisk, beide genoemd in een der oude psail-
de aspds, 'n soort draalk, doelt op de zonde
®n de 'basilisk op den dood; het volksgeloof
®t9'de dlit laatste diier samen uit 'n haan en 'n
""aak met 'n kroontje op zijn koip. Ziju steken-
0 'blik doodde mensch en dier; zijn aideim dleed
0 groene -planten verwelken. ,,o-p as-pis en
'S'il-isk zal ik treden" staat er in psalm 90.
blaa-r het wonderlijkste dier van alles was
de eenhoorn; dazen ward het 1 ichaaan van
baard toegeschreven met 'n hoorn midden
dien kop, recht naar vorenstaand, als -bij 'n
^wal. 'Heel het Oosten, inddë, Palestina en
geloofde aain het bestaan van dit dier;
va™*?*1, dftt aedhlts jonge het konden
wezen0. oe,Tlst lha^r lcwailn het vreemde
het Zoodoeini(i« 'i"5™1 d,e eenhoorn
- mibooa der kuisohfhedd eu dis H. Justin a
van ladiua wordt er mee afgebeeld wegems
baar -zuiveren levenswandel. De psalmen schrij
ven deö eenhoorn kracht en sterkte toe, nu
nü ®°®dein' dan weer i-n ongunstige® zin.
één-h U ,^611 ril uil des leeuw® en van der
oonnen, hoornen mijn© vemdirukthleiid"
r. psalm XXI, die meer bijzonder oip Christus
doelt, en dien do -Hieifand aan het kruis in
stilte zou (hebben gebeden, terwijl Hij dein aan
vang luid© riep; „Mijn God, mijn God, waarom
hebt Ge mij verlaten?" Psalim 77 geeft: „Hij
bouwde zijn hei-ljigdapn op aande als eenien
hoom van éénhoorns',
Dq leeuw geldt als symlbooll van.' brute kmaiciht,
"loea en edhooreheid; n,y Btelt zoowel Ohrietus
Blls dien satan voor, immers „die duiived gaat
r«nü als 'n fanutoetnide leeu-w„Red mij uit den
•vuuiia des ïeeuwis" staat er XXI. De
opstanding van Jesus wondt wei door 'u leeuw
aangeduid. De Ootd-en mee-nidiein, dat een
Jonge leeuw drie dagen, en diri© naiclj1ten na
®iu geboorte stoep en dam door tnoödter
brallend werd wakker S-wn^kt. Sint Maimu»
"wondt ibijna steeds maast em Kevtleugellidjem
lèeuw afgebeeld en Sint Vitus, de patroon van,
die langslapers ook! Iu eein ketel met
kokende oflile werd deze Martelaar gewompen
en ®a zijn dood werd zijn. meiltkwie door een-
Wolf bewaakt, tot -deze door de Ohrtetemeu. wea'-d,
eevanden en ter aardte -bestlelldi.
Men moet zich altijd vijf meter van een
rijtuig vandaan houden; tien meter van een
paard; honderd meter van een olifant. Maar
de afstand tot een slecht mensch kan niet ge
meten worden.
Deugd is de besite vriend; slechtheid de
ergste vijand; teleurstelling de wreedste ziek
te; de moed draagt alles.
Als wij sterven, blijven geld en juweelen,
waarom wij tijdens ons leven zooveel moeite
hebben gedaan, in onze woning achter. Onze
bloedverwanten en vrienden volgen ons slechts
tot den 'houtstapel waar men ons verbran-dit.
Maar onze deugden en ondeugden gaan me-t
ons mee tot over het graf heen.
Tijdelijke voorspoed gaat als een droom voor
bij; schoonheid verkwijnt als een bloem; het
langste leven wordt gebluscht als een hout-
spaan. Ons bestaan is als een luohtbobbel, die
verkwijnt aan de oppervlakte van het water.
Iemand vriendschap bewijzen wanneer hij bij
ons is en hem bekladden wanneer hij we-g is,
is hetzelfde als honing en vergif samen men
gen.
Waarheid is onze moeder, rechtvaardig onze
vader, medelijden onze eohtgénoote, eer-bied
voor anderen onze vriend, mededoógen ons
kind. Door zulke familie-leden omringd hebben
wij niets te vreezen.
Het is gemakkelijker een parel te grissen
uit den muil v$n een krokodil of 'n nijdige
slang om het hoofd te winden als 'n bloemen
krans, zonder eenig gevaar te loopen, dan een
onwetend en eigenwijs mensch van m-een-irn-g
te d-oen veranderen.
Talrijke goederen zijn schuim op het water,
jeugd vlied-t heen; rijkdom al-s 'n wolk voor
den wind. Daarom moesten wij ons alleen aan
de deugd hechten.
Alleen de zee peilt de diepte der zee; alleen
het uitspa-sel weet zijn eigen uitgestrektheid
de goden kennen alleen de macht der goden.
Een wijs mie-msch zal zijn gedachten nooit
bloot leggen voor 'n ander, wan-nieer hij diens
gedachten niet kent.
Een deugzaam mensch moet zoo wezen als de
sandelhoutboom, die met zijn geur den bijl ver
kwikt, die hem omhouwt.
Wanneer je de bladen van het darbha-gras
op 'n nes-t van witte mieren ziet, dan weet je
óók, dat daar slangen zijn; wanneer je iemand
ziet, die het gezelschap van slechte personen
zoekt, dan weetje óók,, dat hij net zoo, slecht
is als zij.
Olgjjfceif"' - 5- -i - t
Niets is -verLetdelijker en tel-eurstellender te
gelijkertijd dan weelde. Heit is verbazend lastig
haar te verwerven, te behouden, te besteden en
te verliezen.
(Naar het Engelsoh
van H. Beauchamp)
i-s ongetwijfeld Hamimerfest, in Noorwegen'
óver haar meerend-eefls houten huiizem, straalt
van 21 November tot 23 Januari jaarlijks géén
zonlicht! Daa-re®tegen gaat er de zon nimmer
onder tiuissdhen 13 Mei en 29 Juili. Het ds er,
intussiahe®, nog niet zoo slim a-ls op Sipdtiaber-
®en, waar de zon staakt van 27 Oct. tot 15
Fabnuaint.
Hoimimenfest da tervens de Nooudelijks-te staid
der aairde, wam-t geüiagem op 70 gr. N.br. Gevoe
lige reiuikzenuwen moeten er maa.r niet heen
gaan; het stinkt en- v-arBahrikikelijik naar lever
traan. Er wonen ,'n 3700 mensohen en er is ook
'n (katholieke ^ke'rk. Eliejctiriiisch tocht ontlbneelkt
niet, evenmin jn telefoon. Het woord ds'ontstaan
nit „.Haimimier dat ..st-eiiil© rots" ibeteeikemt en
..fast": .vsicheeps-'vertui-ïng"-n «oiiiip >iVeir.
tuien" wil zeggen: het tuissdhien twiee ankers
bevestigen.
Renoarden Haimimerfest krimpt het beibouwdie
laind eng (jud,e wei-den zijn er nog maar zóó
groot, dat rni-ein ze met 'n krant bedekken kan!
Hoe tegenwoordig de walvisschen worden geschoten. De harpoen-spits bevat een
ontplofbare punt.
door ANT. v. H., H-eetm&tedie.
1 Ik Ibem een Nederiiamldsoh woond van, vier
lettergrepen. Leest ge mij van voren naar ach
teren o-f vaar achteren naar voiren,- het geeft
precies diezelfidle uii-tkomst.
Wie iben alk?
tHOafdatad. in Europa.
Ander woord voor ooievaar.
Zwemvogel,
Hoogste gedeelte van 'nd-a.k
r^dtoouw-werktuig.
onbekende.
6 hotfiizohtaal «n verttoaaa geeft hetzielfde
nesulltiaat.
II
Met lucht opgepompte walviich-cadavert, drijvend gp fee.
De walvisc-hvaart wordt door Nederlandsche
schippers niet beoefend. De laatste schepen
die uitvoeren de „Anna Louisa" en „Zuid
pool", lichtten hun anker in 1844 en 1845 met
bestemming naar de Stille Zuidzee; hen volg
den in 1850 nog twee schepen. Hiermede was
de walvischvaart, voor wat Nederland betreft,
afgeloopen. Te Enkhuizen wou de „Noordsche
Go-mpa-gme" het zaakje nog een-s nieuw leven
inblazen, maar het mocht niet gelukken.
Vroeger eeuwen was dat and-ers. In de acht
tiende eeuw bezochten jaarlijks wel haast twee
honderd schepen de Poolstreken; millioenen
guldens werden verdiend en op het onherberg
zame Spitsbergen ontstond zelfs 'n nieuwe
kolonie, Smeerenbung («inids pl.rn. 1620)! Er
waren daarginds „zoetelaars, die in hun eigen
behuizing of in de Pakhuizen hunne Waaren,
als Brandewijn, Tabak en meer diergelijke Din
gen verkochten; insgelijcks quamen er ook
Bakkers om Broodt te bakken, wordende des
morgens, wanneer de warme bollen en 't witte-
broodt uit den oven quam, op den Hoorn ge
blazen", verhaalt ons de walvlschvaarder
Zorgdrager. Van Sm-eerenburg zijn nog slechts
enkele ruïnen te vinden en graven, die in 1905
door ons oorlogsschip „Friesland" weTden op
geknapt; na twee-en-halve eeuw van verwaar-
loozing mocht dit geen overdreven zorg hee-
tenl
Het walvischspek in 1701 werden 2071
visschen gevangen, die 67.317 vaten spek ople
verden! werd tot traan gesmolten en die
traan vond zijn weg naar de olielampen, de
zeepziederijen en ook naar de leerlooierijen.
De baleinen uit den kolossalen wailvischmond
werden voor damescorsetten gebezigd en zelfs
slaagde men erin ze te smelten, waarna de
gesmolten massa gebruikt werd tot het vo-rmen
van allerhande snuisterijen. Veel matrozen
haddien «r aandighe-i-d in 'm stuk of wat kake-
beenen mee naar Holland te sleepen. Daar wek
ten de geweldige' afmetingen ieders verwonde
ring. Wanneer het nieuwtje er af was, ver
zeilden deze botten naar sommige weilanden,
waar ze dienst deden en misschien nög
doen! alls schrobpaal of wrijfpaal voor de
koetjes of keutjes!
Niemand minder dan Michiel de RuyteT voer
ln 1633 ter walvischvaart uit! Zijn scheeps
journaal over dezen tocht berust in het Alge
meen Rijksarchief („ch" uit te spreken als
„g") te 's-Gravenhage. Eigenlijk is het 't échte
dagboek niet, maar het net-schrift van dat
dagboek, door de Ruyter na zijn behouden
thuiskomst rustig overgeschreven uit zijn klad-
aanteekeningen. Het schip heette „De groene
leeuw" en was „uitgerust ter walvischvangt
in de wateren van het eiland Mauritius of .Jan
Mayen", zoo genoemd naar den ontdekker Jan
Cornelis May.
De Ruyter begint, als zéér godsdienstig
mensch, zijn journaal met: „Looft Godt boven
al anno 1633, „den 8 Meye". Hij zou géén
ronde Zeeuw geweest zijn, indien hij niet iede-
ren keer overhoop lag met die lastige letter
„h waar de Zeeuwen nu nög mee zitten te
houden! 'n Anker wordt zoodoende tot 'n
„hanker", „ebbe" tot „hebbe" en „eila-nd" tot
heiland". Waaruit al weer blijkt, dat je ook
zonder noodige en mét overbodige h's 'n zeer
beroemd mensch kunt worden! In later jaren
werd Michiel zóó hoog in de wapens, dat hij
zich dergelijke fouten niet. meer kon veroor
loven; alleen, onder den indruk van 'n ver
woed zeegevecht of door ergernis, kon z'n vee-
ren pen wel eens opspatten en plotseling 'n
h" op 't papier gooien, waa,r 'n Hollander die
zeker nooit zou gezet hebben! Den 17en Juni
gebeurde er een groot ongeluk! „Het was
Godtlof heel moey weer" vermeldt de Ruy
ter maar tflch woei er een „sailoepe" (sloep)
om, „ende daer sijm 'vijf man van verdroncken
ende den 18 Jueyne wert de saloepe ghevonden
met een man die noch in 't leven was". Overi
gens verliep de jacht op de reuzen der zee h-eel
gunstig. Toen de varenslui den lOn Juli uit de
„predikatie" kwamen, kregen zij bericht „dat
ter 13 vissen waren", waaraan de stuurman
een wélgameetnid „God-tdaai-ck" toevoegt
Minder goed liep het af met de zeven matro
zen, die voor de Noordsche Compagnie op Jan
Mayen moesten achterblijven om die bezitting
te beschermen tegen zeeroovers.
Van 26 Augustus 1633 tot eind Januari 1634
ging op dat barre eiland alles nog vlot van
stapel; er spoelden twee walvisschen aan, waar
de overwinteraars hun messen op kromstieten,
doch die ze niet konden bemachtiging; „door
de lanckhevdt van tijt geraeckte sy weden-om
in de See ende lieten ons het nakijeken",
meldt het scheepsjournaal. Herhaaldelijk brach
ten beren een bezoek aan de kleine, Holland-
sche kolonie. Den 3n November werd er één
geschoten, die aan land gesleept kon worden;
da dieren bleken over 't algemeen zeer „schou"
(schuw) en stelden zich zoo gauw mogelijk
op drijfija in veilllgheid. De gewonde beren ble-
,!en vendien niet voor een klein geruchtje
door rtm k "al Zijn SI'-1 al door ende weer
gheschooten, vraghen daer wijnigh na
loopen even wel m de see!", hetgeen niet b^
paaid vriendelijk was tegen,o'var arme wl
ten, dra heusch -wel eens trek kregen i-n een
versidh bereboutj-e! Den 12,n Dec. hadden de
jagers meer geluk. „Des morghens vroegh
schooten wij een Beeir, die wij so hard in sijn
loop ge-raeckt hadden soo dat hem het loopen
verboden was ende viel hairtsteecken
(„hartstikken"; als door het hart gestoken)
doot, op de plaets daer wij hem schooten eDde
wij aen 't villen ende braden de Bouten, die
ons niet qualijck en bequamen".
In den loop van Februari trad door de een
tonige, gepekelde voeding de gevreesde ziekte:
scheurbuik of scorbut onder de manschappen
op, die atleen door het eten van versche groen
ten en vruchten (citroenen) kan worden tegen
gegaan. Deze vreeselijke kwaal, waaraan ook
v»gl Oofltlndil-vaarder* leden, veroorzaakt blos-
dingen en verwoest tenslotte vleesch en slijm
vliezen. Den 22n Maart begon de moed der
eenzame kolonisten „wat kleyn" te worden
„also wij vrij wat zieck hier vant scheurbuyck
sijn". Voor de ergste zieken werden twee kip
petjes geslacht; het hielp niet veel, want de
boekhouder, Adriaen Carreman uit Schiedam
overleed den 16n April, „te weten op Paesdach.
De Heer wil sijn Ziel ghenadigh sijn en ver-
leenen wat hem salich is, want wij meest ooc
al siec sijn. Hoe het God met ons versien (voor
zien) heeft is hem bekent" teekent het dag
boek aan, „doch wij hopen het beste, ver
wachtende de ghenade van Godt". Die genade,
ze werd hun niet voor deze overwintering ge
schonken. Den 30n April houdt het journaal
plotseling op met de woorden: „den windt als
voren, klare sonnenschijn weer".
Den 4n Juni daarna kwamen de schepen
aan, die de zeven zouden aflossen. Groot was
de schrik, toen de matrozen in ieder bed
doode vonden. De een had den Bijbel nog naast
zich liggen; 'n ander 'n pot zalf om zijn door
scorbut verwoest tandvleesch mee in te zal
ven; 'n derde 'n schenkkan en 'n vierde 'n stuk
brood. De boekhouder, die het eerst was opge
roepen, had men nog kunnen kisten; het lijk
werd in een aparte loods ontdekt.
Op last van den vlootcommandant werden
ook de andere dooden gekist en onder de
sneeuw begraven, zoolang tot de bodem vol
doende ontdooid zou zijn, hetgeen pas op „Sint
Jansdagh" (24 Juni) het geval bleek. De ka
nonnen brandden los tot een laatsten groet;
de scheepspredikant beval de dooden in 's Hee
ren „bewaringbe" aan; de „eerlijcke" begra
fenis was ten einde.
Niet zonder weemoed namen de Hollanders
van het wreede lot der .seven Matroosen tsa-
men op 't Eijlandt Mauritius, in Groenlandt,
gestorven, kennis.... maar er om thuisblijven,
dat .nooiit!
'n Prettige bezigheid, dat rieit-vlechten! Van
allerlian-d levert het op, broo-d en vruchten-
manden, om-hu'lsels voor vazen en flesscihen,
theeblad,en, papiermanden, en wat niet al.
Daarbij heel n-let lastig. De blinden te Grave
'brengen wonderwerken van pitriet-kuns-t tot
stand!
Het goedje zelf wordt verkocht ln verschil
Ien-de nummers of breedten. Voor óns doel is
het geschiktst: pitriet no. 2% voor „Staken'
no 2 voor randen en no. 1% om mee -te vlech
ten.
Vóór we beginnen leggen we de draden 'n
dag in ',t water. Onderwijl maken we alvast
een bodem. Op ©en plankje van 1 c.m. dik
teekenen we twee cirkels met -hetzelfde mid
delpunt; een van 10,5 c.m. en een van 12,5 c.m.
Zaag het plankje langs den grootsten cirkel
uit. Zet op den kleinsten cirkel stukjes af van
1 Yi c.-m. Bij al de deze puntjes boor je met
een fretboortje ter dikte van pitrlert 2% C-m-
gaatjes voor de staken. Deze knip jo van pi
triet a 2% c.m., lang 25 c.m. Doop een eind
van zoo'n staak in de lijm en steek hem in 't
gaatje veeg de overtollige lijm aanstonds weg
met een vochtig lapje. Is de lijm droog, dan
vlechten we 'n „kimmetje", d.i. een verdikten
toer, dien we krijgen door met drie doraden
no. 2 tegelijk te vlechten. Neem de draden 15
c.m. langer dan den omtrek van het mandje
en kijk goed naar fig. I hoe te -beginnen. We
vlechten steeds van links naar reohits. Elke
draad komt telkens vóór twee staken heen
en achter staak 3 om.
Het afhechten wordt verbeeld door fig. II
Voor één ding wou ik je nog graag waar-
sohuwen: nooit aan een draad trekken. Je legt
hem eenvoudig om de staken 'heen. Doe je dat
niet, dan komen de staken niet recht. Let daar
wel op'.
Volgende week vlechten we verder'
Goed succes!
Blik waarlijk groot en edelmoedig halt ken
merkt rich door teederheiid. en medelijden, met
mcuwwibjea ea dlaroo*
Kom, kom, planten of bladen „wan-delen"
toch niet!
Menschen wandelen, ja. en dieren komen op
hun mamier óók kranig voorui-t, maar planten,
bladen?
Nooit va.m 'n „wandelend blad" gehoord?
Bestaat toch heusch, hoor! In sommige terra
riums en planten-verzamelingen tref je er
vast wel eentje aan. En nog niet eens zoo'n
kleintje ook! 'n Halve hand! Groen als het
frissclie lente-loof en sprekend gelijkend op
het blad van den eik! Je zoudt zweren, wan
neer je er in Ceylon of in den artis mee ken
nis maakte, dat je met een bla-d te doen had.
Is het dan geen blad?
Wel nee! De dingen zijn niet altijd zooals
ze schijnen! '-t Is 'm beele ordinairesprink
haan, die zdch voor -d-eze gelegenheid im een
maskerade-pakje heeift gestoken om niet in de
gaten te loopen, wanneer hij z'n platte lijf te
goed doeit aan plan-ten-stengels! 'n Leuk zoek-
plaatje, hoor, nog moeilijker dan 'n nest met
kievitseieren, dat je niet ontdekt ook al weet
jo op, den vierkanten meter af waar het ligt!
Nog lastiger is het de larven van dezen lui
lak, die heelemaal n-iet hopst, te onderschei
den, al zitten e-r dozijnen bij elkaar! Dun en
doorschijnend zijn ze en ze glimmen als de
adertjes im zéér pril loof! Ook 'n manier o-m
niet op -te vallen, zie je! Schadelijk spul, hoor!
Of dacht je soms dat ze hun bladdijf alleen
van den wind zoo tot berstem toe vol kregen?
Kun je nét begrijpen! Geduchte verwoes-ters
zijn deze „wandelende bladeren" en groote
comed-ie-spelers d'r -bij!
Als je 'n echt wandelend blad wil hebben,
dan moet je mee op reis naar Noord-Amerika,
naar d-e kust van d-en Atlantisch en oceaan.
Daar, in de dichte wouden, vol lianen en met
veel kreupelhout, gr-oeit een varen, die er-in
geslaagd is aan 't tippelen te komen! Tja, d'r
zat weinig andeirs voor d'r op! Stikken o-nder
de ge-weldige woekering van h-et omringend
gebladerte is óók zoo prettig niet! 'n Drenke
ling klemt zich aan n stnoohalm vast, maar
onze varen had miets, om zich meer vast te
klemmen! Toen is zij aam het eimid van haar
bladen, aan den top, n arm gaan maken, of
juister; 'in vinger, die uitloopt in 'n soort
zweepje, dat dienst doe-t als de periscoop van
'n duikboot, ai» tast-orgaan. Deze geweldig-
la.nge vinger zoekt e-n. speurt em verkent net
zoo lang, tot hij een geschikt plekje om ver
der te leven gevonden heeft op den aardbodem.
Daarna ontstaat aan de® blad-top een heel
klein, nieuw varentje, dat bladeren en wor
tels en stengels voront, zich genoeglijk inricht
aan den schoot der moeder-aarde en op" zjjn
beurt weer verder „wamideltzooals 'n aard
bei struik in. onzen tuin. De naam va® deze
varen „Scolopendrlum rhizophyllum". Hoe
de Amerikanen haar noemen Die hebbe®
geen tijd om het wonderbare leven in God's
natuur gade te slaan
Het Jand van koning Swarna-Bahoe, de®
Goud-geharnaste, leed onder een ve-rschrlkke-
lijken inval va® millioenen en millioenen rat
ten. Zij lieten geen plant in leven en ver
spreidden dood en verderf alóm.
He onderdanen des komings verzochten hem
ervoor te zongen, dat er aan deze ellende zoo
gauw m-ogeiijk een eind kwam. De koning ge
lastte allen jagers en vallenzetters van zijn
'"ilk op -de griezelige dieren jachit te maken.
Zij gingen erop uit en slaagde erin alle ratten
uit hun holen te lialen. Nu sloten zij de die
ren op in aarden b-uizen, waar ze van honger
moesten sterven.
Toevallig kwam 'm olifant langs de plaats,
waar het rattenvolk den dood afwachtte. De
rattenkoning smeekte hem met luide stem
medelijden met zijn volk te hebben en het te
nedden van een zekeren ondergang. De olifant
trapte nu de aarden vaten in scherven, de
ratten sprongen weg en verzekerden hun red
der, dat hij altijd op hen rekenen kom, wan
neer hij zich in gevaar mocht bevinden
al leek het wel 'm beetje mal, dat zoo'n kolos
saal dier ooit de hulp van ratten zou kunnen
behoeven.
Niet lang daarma omsingelden de jagers va®
koning Adlta-Varma den behulpzamen oiifamt
en wisten hem naar een plaats te lokken, waar
'n diepe kuil doo-r takken en bladeren aan het
oog onttrokken was. De koning vau het woud
had daar geen e-rg in, zakte weg e® werd ver
oordeeld tot acht dagen vasten. Da® zouden
honger en dorst hem wel zóó mak hebben ge
maakt, dat het n klein kunstje zou zijn hem
najr het paleis van Adlta-Va.rma te leiden.
Het arme d-ier wist geen raad hoe uit deze®
val te ge-raken en stiet een luid getrompet uit.
Di t werd gehoord door koning K-nagel ijn va®
het rattenvolk en deze rende, zooveel als zijn
waardigheid dat toeliet, naar de plek, waar
de redder van zij® stam door d-e menschen
was verschalkt. De olifant vertelde hem alles,
ook, dat hij zoo'n dorst en zoo'n honger moest
lijden.'
„O - zei Knagalijn „géén nood, daar
help ik je wel w-eer uit!" Hij liet een scherp
gepiep hoor en en uit alle hoeken ein gaten
snelden millioenen ratten toe om te hooren,
wat hu® vonat te bevelen had. Deze zette zijn
onderdanen onmiddellijk aan 't werk. Zij be
gonnen te graven en te graven en te graven
en de klultj-ee aarde, die ze los maakten, wier-
pen ze met hun vlugge pootjes i® den val
kuil. Langza®ierband beg-on deze opidieper te
worden en eindelijk lag de aarde zóó hoog, dat
de olifant er uit kom stappen- Hij bedankte zijn
slimme -redders en maakte, dat lm uit d.e
-buurt vandaan kwam.
GUSTAAF ADOLF
koning van Zweden, verliet met dertien dui
zend man zijn land om te gaan strijden tegen
Keizer Ferdinand van Oostenrijk. „De Sneeuw-
koning zal gauw genoeg smelten, wanneer hij
de Zuiderzon ontmoet" vleiden des keizers
hovelingen! Maar Gustaaf Adolf bleek eerder
van ijzer dan van sneeuw! Bij Lützen leidde
de koning, zonder kuras aan, zijn leger. Zijn
officieren verzochten hem toch zijn wapenrus
ting om te doen. „God is mijn wapenrusting
luidde het antwoord. De vorst sneuvelde
(1632). „Dikwijls bidden wil haast zeggen:
overwinnen!" was 'n geliefkoosde spreuk
van dezen voorvechter van het Protestantisme.
VERSCHE CADETJES
zij® versnaperingen, waar het Zweedsche land
volk heel goed buiten kan! De boeren bakken
slechts viermaal per jaar, zoodat ieder baksel
op drie maanden berekend is. Het brood wordt
in dunne schijven aan 'n staak gestoken en
dan aan de zoldering gehangen. Ze zeggen, da:
dit brood óók op de tafel des konings ver
schijnt!
'N KAMPER UI!
De IJselbrug verbindt „Kaampen" met het
station, aan den Noordelijken oever der rivier
gelegen. Toen deze brug gebouwd werd, stond
in het bestek de voorwaarde, dat de bouw
meester van de nieuwe brug alles mocht ge
bruiken van de oude, mits.... niet eer vóór
de nieuwe gereed was
GOEDKOOP VERVOER.
Zoo'n lange, lage boot, 'n Rijn-aak, laadt
1500 ton oftewel 1500 x 1000 kg. Datzelfde zou
den 150 goederenwagens kunnen doen. Eén
sleepboot trekt vaak vier van zulke Rijn-aken
of 600 wagons. Om deze vrachten te vervoeren
zou men vijftien goederentreinen, ieder van 40
wagons noodig hebben met rails, weg, perso
neel, bruggen, veiligheidsmaatregelen enz.
IV.
Dit is ®io. IV uit een serie va® vijf plaatjes,
diie allemaal oiveir sprookjes gaan.
De oplossing verwachten wij na no- v aa*1
on-s adres; e-r wordt 'm mooi hoek verioo-t. De
plaatjes hoeven niet te worden ingezonden.
Paik d'-r 'n aamtal vierkantjes uit, dis bij
optelling precies 50 tot som geve®.
Het plaatje geeft aan hoe de (heere® moeten
koersen om elkaar uit 't viaairwB.ter te blij-ven.
tnJ&d I ^ri
Tja^-D/vx