ilil! WSêêMê m BE NIEUWE ENCYCLIEK. DE OVERWINTERING OP JAN MAYEN. ff ]I irlïi rri-^ ZATERDAG 28 MEI 1932 DIEBEN IN DE H. SCHRIFT. EVEN NADENKEN! Uk de catechismus der Hindoe* kinderen in Voor*Indie. DE DONKEKSTE STAD DER AARDE. TER WALVISCHVAART. RAADSELS. VOOR KNUTSELAARS. Vlechten met püt*rïet. Oplossing van den ■vorigen. rebus. DE NATUUR IN. Wandelende bladen? DE OLIFANT EN RATTEN. ALLERLEI. BIJ WELK SPROOKJE? X NIEUWE PUZZLE. Oplossing verkeersfpjïzzle. ryffr. Jt-u I Euilll n ullh- 1 van Z. H. pjus xi over het H. Hart van Jesus, zal weldra onder de beroemdste pauselijke stuk- hen der latere tijden worden gerekend. Zéér end was ook de ecyoliek „Rerum Nova- rum" over het arbeidersvraagstuk, door Leo ^■Hl z-g. 15 Mei 1891 rondgestuurd. „Encycliek" (spreek uit: en-sie-kliek) is eigenlijk uit twee Grieksche woorden gemaakt, die „in" en ..kring" „cirkel" beteekenen, dus letterlijk: een rondschrijven. Reeds in de Oude Kerk be stonden encyklieken; allerlei bisschoppen de den er verschijnen. Tegenwoordig heet alleen een Pauselijk rondschrijven „encycliek"de bisschoppelijke vertoogen noemt men meer mandementen ot „herderlijk schrijven". Iedere encycliek wordt met de begin-woorden ervan aangeduid. „Rerum Novarum" bijvoorbeeld be- teekent: „Van de omwenteling" de Heilig® Schrift worden vaak die-rem oemid alls -zinnebeelden voor heilige perso- netl en zaken. Het „lam" Gods is bekend ge- 1106S; aan de kerkportalen wordt het dikwijls afgebeeld met de kruisvlag toegerust. Vroeger stelde men zelfs den Gekruisigde als 'n lam voor, omringd door Sint Jan en de H. Maagd, de moordenaren enz. In het jaar 692 werd dat v®ri>0den; de -menscheiijike ffignuT van Christus Voorgeschreven. De Pinksterdagen doen ons denken aan de duif, het eymibool van God den H. Geest, van de Ohrietelljke aied en van de rimpelen van hart. De H. Scholastica wondt er mee afgebeeld °mdat Sint Renedlietus, haar ibroeder, haar ziel lri die gedaante van een duif tem Hemel zag opwieken. Niet lang daarna stierf hij zelf ook de voeten van het altaar en op hetzelfde oogentuL'iik zagen twee monniken een weg, met rijk gestikte kflieedenen getooid, die ten Hemel! leidde, terwijil een stem zich liet hooren: „Zie hier het ipad, waarlangs de dooi- God beminde Benedilctus thane tan Hemel opklimt." On schuld, ibeecheiden/heid, liefde, eerbaarheid en deemoed worden door de duif verzinnebeeld. 'De wondervogel Phénix wordt gebruikt om de onsterfelijkheid aam te duiden, deee fabel- ^hitlgo vogel leefde eeuwen lang in de Araibi- woestijn en verbrandde daai'na zidhzeflven. ®ijn as-c-h verrees een nóg prachtiger dier! cln^ Verrijzenis des Heeren was deze vogel irnen K^obikt. Miaar ook de pelikaan ziet dar© 11,18 eymibool van Jesus, die voor zou- "jbu Bloed aan het kruis vergoot; de 019 d:iohter Dante noemt Christus zeilfs nZ9n 'Pakaan". Waarom? De pelikaan (van een Griakscft woond> dat „bya" ibeteekemt; denk aan den grooten snavel) is een watervogel met een krop, die zijn opening heeft tusschen de beenige takken dier onderkaak; sommige sohrij- Vans 'hebben mu daaruit afgeüeld, als zou deze Vogel zich de lborst ope-nhaiklkjem oim met zijn ■dood zijn jongen te voelden. De iberoemde diich- de Musset zeigt in zijn „Meinacht' —U de Mal") over den vogel diit: „Zijn Uloeicl stroomt lm lange golven uit zijn open borst; tevergeefs heeft hij de diepte der zeeën doorvars-cht, de oceaan was leeg en eemizaa/m bet strand; zijn kart is het eenige voedsel, dat 'hij aauibnemgt. Terwijl hij stil en somber toeft op de steenem en ouder ziju zonen zij® J®venssaippeu 'verdeelt, (probeert hij in. zijn ver- ®ven liefde zijn smart te lenigen." biog 'n faJbelaohbig dier is de aspis en de af!Llisk, beide genoemd in een der oude psail- de aspds, 'n soort draalk, doelt op de zonde ®n de 'basilisk op den dood; het volksgeloof ®t9'de dlit laatste diier samen uit 'n haan en 'n ""aak met 'n kroontje op zijn koip. Ziju steken- 0 'blik doodde mensch en dier; zijn aideim dleed 0 groene -planten verwelken. ,,o-p as-pis en 'S'il-isk zal ik treden" staat er in psalm 90. blaa-r het wonderlijkste dier van alles was de eenhoorn; dazen ward het 1 ichaaan van baard toegeschreven met 'n hoorn midden dien kop, recht naar vorenstaand, als -bij 'n ^wal. 'Heel het Oosten, inddë, Palestina en geloofde aain het bestaan van dit dier; va™*?*1, dftt aedhlts jonge het konden wezen0. oe,Tlst lha^r lcwailn het vreemde het Zoodoeini(i« 'i"5™1 d,e eenhoorn - mibooa der kuisohfhedd eu dis H. Justin a van ladiua wordt er mee afgebeeld wegems baar -zuiveren levenswandel. De psalmen schrij ven deö eenhoorn kracht en sterkte toe, nu nü ®°®dein' dan weer i-n ongunstige® zin. één-h U ,^611 ril uil des leeuw® en van der oonnen, hoornen mijn© vemdirukthleiid" r. psalm XXI, die meer bijzonder oip Christus doelt, en dien do -Hieifand aan het kruis in stilte zou (hebben gebeden, terwijl Hij dein aan vang luid© riep; „Mijn God, mijn God, waarom hebt Ge mij verlaten?" Psalim 77 geeft: „Hij bouwde zijn hei-ljigdapn op aande als eenien hoom van éénhoorns', Dq leeuw geldt als symlbooll van.' brute kmaiciht, "loea en edhooreheid; n,y Btelt zoowel Ohrietus Blls dien satan voor, immers „die duiived gaat r«nü als 'n fanutoetnide leeu-w„Red mij uit den •vuuiia des ïeeuwis" staat er XXI. De opstanding van Jesus wondt wei door 'u leeuw aangeduid. De Ootd-en mee-nidiein, dat een Jonge leeuw drie dagen, en diri© naiclj1ten na ®iu geboorte stoep en dam door tnoödter brallend werd wakker S-wn^kt. Sint Maimu» "wondt ibijna steeds maast em Kevtleugellidjem lèeuw afgebeeld en Sint Vitus, de patroon van, die langslapers ook! Iu eein ketel met kokende oflile werd deze Martelaar gewompen en ®a zijn dood werd zijn. meiltkwie door een- Wolf bewaakt, tot -deze door de Ohrtetemeu. wea'-d, eevanden en ter aardte -bestlelldi. Men moet zich altijd vijf meter van een rijtuig vandaan houden; tien meter van een paard; honderd meter van een olifant. Maar de afstand tot een slecht mensch kan niet ge meten worden. Deugd is de besite vriend; slechtheid de ergste vijand; teleurstelling de wreedste ziek te; de moed draagt alles. Als wij sterven, blijven geld en juweelen, waarom wij tijdens ons leven zooveel moeite hebben gedaan, in onze woning achter. Onze bloedverwanten en vrienden volgen ons slechts tot den 'houtstapel waar men ons verbran-dit. Maar onze deugden en ondeugden gaan me-t ons mee tot over het graf heen. Tijdelijke voorspoed gaat als een droom voor bij; schoonheid verkwijnt als een bloem; het langste leven wordt gebluscht als een hout- spaan. Ons bestaan is als een luohtbobbel, die verkwijnt aan de oppervlakte van het water. Iemand vriendschap bewijzen wanneer hij bij ons is en hem bekladden wanneer hij we-g is, is hetzelfde als honing en vergif samen men gen. Waarheid is onze moeder, rechtvaardig onze vader, medelijden onze eohtgénoote, eer-bied voor anderen onze vriend, mededoógen ons kind. Door zulke familie-leden omringd hebben wij niets te vreezen. Het is gemakkelijker een parel te grissen uit den muil v$n een krokodil of 'n nijdige slang om het hoofd te winden als 'n bloemen krans, zonder eenig gevaar te loopen, dan een onwetend en eigenwijs mensch van m-een-irn-g te d-oen veranderen. Talrijke goederen zijn schuim op het water, jeugd vlied-t heen; rijkdom al-s 'n wolk voor den wind. Daarom moesten wij ons alleen aan de deugd hechten. Alleen de zee peilt de diepte der zee; alleen het uitspa-sel weet zijn eigen uitgestrektheid de goden kennen alleen de macht der goden. Een wijs mie-msch zal zijn gedachten nooit bloot leggen voor 'n ander, wan-nieer hij diens gedachten niet kent. Een deugzaam mensch moet zoo wezen als de sandelhoutboom, die met zijn geur den bijl ver kwikt, die hem omhouwt. Wanneer je de bladen van het darbha-gras op 'n nes-t van witte mieren ziet, dan weet je óók, dat daar slangen zijn; wanneer je iemand ziet, die het gezelschap van slechte personen zoekt, dan weetje óók,, dat hij net zoo, slecht is als zij. Olgjjfceif"' - 5- -i - t Niets is -verLetdelijker en tel-eurstellender te gelijkertijd dan weelde. Heit is verbazend lastig haar te verwerven, te behouden, te besteden en te verliezen. (Naar het Engelsoh van H. Beauchamp) i-s ongetwijfeld Hamimerfest, in Noorwegen' óver haar meerend-eefls houten huiizem, straalt van 21 November tot 23 Januari jaarlijks géén zonlicht! Daa-re®tegen gaat er de zon nimmer onder tiuissdhen 13 Mei en 29 Juili. Het ds er, intussiahe®, nog niet zoo slim a-ls op Sipdtiaber- ®en, waar de zon staakt van 27 Oct. tot 15 Fabnuaint. Hoimimenfest da tervens de Nooudelijks-te staid der aairde, wam-t geüiagem op 70 gr. N.br. Gevoe lige reiuikzenuwen moeten er maa.r niet heen gaan; het stinkt en- v-arBahrikikelijik naar lever traan. Er wonen ,'n 3700 mensohen en er is ook 'n (katholieke ^ke'rk. Eliejctiriiisch tocht ontlbneelkt niet, evenmin jn telefoon. Het woord ds'ontstaan nit „.Haimimier dat ..st-eiiil© rots" ibeteeikemt en ..fast": .vsicheeps-'vertui-ïng"-n «oiiiip >iVeir. tuien" wil zeggen: het tuissdhien twiee ankers bevestigen. Renoarden Haimimerfest krimpt het beibouwdie laind eng (jud,e wei-den zijn er nog maar zóó groot, dat rni-ein ze met 'n krant bedekken kan! Hoe tegenwoordig de walvisschen worden geschoten. De harpoen-spits bevat een ontplofbare punt. door ANT. v. H., H-eetm&tedie. 1 Ik Ibem een Nederiiamldsoh woond van, vier lettergrepen. Leest ge mij van voren naar ach teren o-f vaar achteren naar voiren,- het geeft precies diezelfidle uii-tkomst. Wie iben alk? tHOafdatad. in Europa. Ander woord voor ooievaar. Zwemvogel, Hoogste gedeelte van 'nd-a.k r^dtoouw-werktuig. onbekende. 6 hotfiizohtaal «n verttoaaa geeft hetzielfde nesulltiaat. II Met lucht opgepompte walviich-cadavert, drijvend gp fee. De walvisc-hvaart wordt door Nederlandsche schippers niet beoefend. De laatste schepen die uitvoeren de „Anna Louisa" en „Zuid pool", lichtten hun anker in 1844 en 1845 met bestemming naar de Stille Zuidzee; hen volg den in 1850 nog twee schepen. Hiermede was de walvischvaart, voor wat Nederland betreft, afgeloopen. Te Enkhuizen wou de „Noordsche Go-mpa-gme" het zaakje nog een-s nieuw leven inblazen, maar het mocht niet gelukken. Vroeger eeuwen was dat and-ers. In de acht tiende eeuw bezochten jaarlijks wel haast twee honderd schepen de Poolstreken; millioenen guldens werden verdiend en op het onherberg zame Spitsbergen ontstond zelfs 'n nieuwe kolonie, Smeerenbung («inids pl.rn. 1620)! Er waren daarginds „zoetelaars, die in hun eigen behuizing of in de Pakhuizen hunne Waaren, als Brandewijn, Tabak en meer diergelijke Din gen verkochten; insgelijcks quamen er ook Bakkers om Broodt te bakken, wordende des morgens, wanneer de warme bollen en 't witte- broodt uit den oven quam, op den Hoorn ge blazen", verhaalt ons de walvlschvaarder Zorgdrager. Van Sm-eerenburg zijn nog slechts enkele ruïnen te vinden en graven, die in 1905 door ons oorlogsschip „Friesland" weTden op geknapt; na twee-en-halve eeuw van verwaar- loozing mocht dit geen overdreven zorg hee- tenl Het walvischspek in 1701 werden 2071 visschen gevangen, die 67.317 vaten spek ople verden! werd tot traan gesmolten en die traan vond zijn weg naar de olielampen, de zeepziederijen en ook naar de leerlooierijen. De baleinen uit den kolossalen wailvischmond werden voor damescorsetten gebezigd en zelfs slaagde men erin ze te smelten, waarna de gesmolten massa gebruikt werd tot het vo-rmen van allerhande snuisterijen. Veel matrozen haddien «r aandighe-i-d in 'm stuk of wat kake- beenen mee naar Holland te sleepen. Daar wek ten de geweldige' afmetingen ieders verwonde ring. Wanneer het nieuwtje er af was, ver zeilden deze botten naar sommige weilanden, waar ze dienst deden en misschien nög doen! alls schrobpaal of wrijfpaal voor de koetjes of keutjes! Niemand minder dan Michiel de RuyteT voer ln 1633 ter walvischvaart uit! Zijn scheeps journaal over dezen tocht berust in het Alge meen Rijksarchief („ch" uit te spreken als „g") te 's-Gravenhage. Eigenlijk is het 't échte dagboek niet, maar het net-schrift van dat dagboek, door de Ruyter na zijn behouden thuiskomst rustig overgeschreven uit zijn klad- aanteekeningen. Het schip heette „De groene leeuw" en was „uitgerust ter walvischvangt in de wateren van het eiland Mauritius of .Jan Mayen", zoo genoemd naar den ontdekker Jan Cornelis May. De Ruyter begint, als zéér godsdienstig mensch, zijn journaal met: „Looft Godt boven al anno 1633, „den 8 Meye". Hij zou géén ronde Zeeuw geweest zijn, indien hij niet iede- ren keer overhoop lag met die lastige letter „h waar de Zeeuwen nu nög mee zitten te houden! 'n Anker wordt zoodoende tot 'n „hanker", „ebbe" tot „hebbe" en „eila-nd" tot heiland". Waaruit al weer blijkt, dat je ook zonder noodige en mét overbodige h's 'n zeer beroemd mensch kunt worden! In later jaren werd Michiel zóó hoog in de wapens, dat hij zich dergelijke fouten niet. meer kon veroor loven; alleen, onder den indruk van 'n ver woed zeegevecht of door ergernis, kon z'n vee- ren pen wel eens opspatten en plotseling 'n h" op 't papier gooien, waa,r 'n Hollander die zeker nooit zou gezet hebben! Den 17en Juni gebeurde er een groot ongeluk! „Het was Godtlof heel moey weer" vermeldt de Ruy ter maar tflch woei er een „sailoepe" (sloep) om, „ende daer sijm 'vijf man van verdroncken ende den 18 Jueyne wert de saloepe ghevonden met een man die noch in 't leven was". Overi gens verliep de jacht op de reuzen der zee h-eel gunstig. Toen de varenslui den lOn Juli uit de „predikatie" kwamen, kregen zij bericht „dat ter 13 vissen waren", waaraan de stuurman een wélgameetnid „God-tdaai-ck" toevoegt Minder goed liep het af met de zeven matro zen, die voor de Noordsche Compagnie op Jan Mayen moesten achterblijven om die bezitting te beschermen tegen zeeroovers. Van 26 Augustus 1633 tot eind Januari 1634 ging op dat barre eiland alles nog vlot van stapel; er spoelden twee walvisschen aan, waar de overwinteraars hun messen op kromstieten, doch die ze niet konden bemachtiging; „door de lanckhevdt van tijt geraeckte sy weden-om in de See ende lieten ons het nakijeken", meldt het scheepsjournaal. Herhaaldelijk brach ten beren een bezoek aan de kleine, Holland- sche kolonie. Den 3n November werd er één geschoten, die aan land gesleept kon worden; da dieren bleken over 't algemeen zeer „schou" (schuw) en stelden zich zoo gauw mogelijk op drijfija in veilllgheid. De gewonde beren ble- ,!en vendien niet voor een klein geruchtje door rtm k "al Zijn SI'-1 al door ende weer gheschooten, vraghen daer wijnigh na loopen even wel m de see!", hetgeen niet b^ paaid vriendelijk was tegen,o'var arme wl ten, dra heusch -wel eens trek kregen i-n een versidh bereboutj-e! Den 12,n Dec. hadden de jagers meer geluk. „Des morghens vroegh schooten wij een Beeir, die wij so hard in sijn loop ge-raeckt hadden soo dat hem het loopen verboden was ende viel hairtsteecken („hartstikken"; als door het hart gestoken) doot, op de plaets daer wij hem schooten eDde wij aen 't villen ende braden de Bouten, die ons niet qualijck en bequamen". In den loop van Februari trad door de een tonige, gepekelde voeding de gevreesde ziekte: scheurbuik of scorbut onder de manschappen op, die atleen door het eten van versche groen ten en vruchten (citroenen) kan worden tegen gegaan. Deze vreeselijke kwaal, waaraan ook v»gl Oofltlndil-vaarder* leden, veroorzaakt blos- dingen en verwoest tenslotte vleesch en slijm vliezen. Den 22n Maart begon de moed der eenzame kolonisten „wat kleyn" te worden „also wij vrij wat zieck hier vant scheurbuyck sijn". Voor de ergste zieken werden twee kip petjes geslacht; het hielp niet veel, want de boekhouder, Adriaen Carreman uit Schiedam overleed den 16n April, „te weten op Paesdach. De Heer wil sijn Ziel ghenadigh sijn en ver- leenen wat hem salich is, want wij meest ooc al siec sijn. Hoe het God met ons versien (voor zien) heeft is hem bekent" teekent het dag boek aan, „doch wij hopen het beste, ver wachtende de ghenade van Godt". Die genade, ze werd hun niet voor deze overwintering ge schonken. Den 30n April houdt het journaal plotseling op met de woorden: „den windt als voren, klare sonnenschijn weer". Den 4n Juni daarna kwamen de schepen aan, die de zeven zouden aflossen. Groot was de schrik, toen de matrozen in ieder bed doode vonden. De een had den Bijbel nog naast zich liggen; 'n ander 'n pot zalf om zijn door scorbut verwoest tandvleesch mee in te zal ven; 'n derde 'n schenkkan en 'n vierde 'n stuk brood. De boekhouder, die het eerst was opge roepen, had men nog kunnen kisten; het lijk werd in een aparte loods ontdekt. Op last van den vlootcommandant werden ook de andere dooden gekist en onder de sneeuw begraven, zoolang tot de bodem vol doende ontdooid zou zijn, hetgeen pas op „Sint Jansdagh" (24 Juni) het geval bleek. De ka nonnen brandden los tot een laatsten groet; de scheepspredikant beval de dooden in 's Hee ren „bewaringbe" aan; de „eerlijcke" begra fenis was ten einde. Niet zonder weemoed namen de Hollanders van het wreede lot der .seven Matroosen tsa- men op 't Eijlandt Mauritius, in Groenlandt, gestorven, kennis.... maar er om thuisblijven, dat .nooiit! 'n Prettige bezigheid, dat rieit-vlechten! Van allerlian-d levert het op, broo-d en vruchten- manden, om-hu'lsels voor vazen en flesscihen, theeblad,en, papiermanden, en wat niet al. Daarbij heel n-let lastig. De blinden te Grave 'brengen wonderwerken van pitriet-kuns-t tot stand! Het goedje zelf wordt verkocht ln verschil Ien-de nummers of breedten. Voor óns doel is het geschiktst: pitriet no. 2% voor „Staken' no 2 voor randen en no. 1% om mee -te vlech ten. Vóór we beginnen leggen we de draden 'n dag in ',t water. Onderwijl maken we alvast een bodem. Op ©en plankje van 1 c.m. dik teekenen we twee cirkels met -hetzelfde mid delpunt; een van 10,5 c.m. en een van 12,5 c.m. Zaag het plankje langs den grootsten cirkel uit. Zet op den kleinsten cirkel stukjes af van 1 Yi c.-m. Bij al de deze puntjes boor je met een fretboortje ter dikte van pitrlert 2% C-m- gaatjes voor de staken. Deze knip jo van pi triet a 2% c.m., lang 25 c.m. Doop een eind van zoo'n staak in de lijm en steek hem in 't gaatje veeg de overtollige lijm aanstonds weg met een vochtig lapje. Is de lijm droog, dan vlechten we 'n „kimmetje", d.i. een verdikten toer, dien we krijgen door met drie doraden no. 2 tegelijk te vlechten. Neem de draden 15 c.m. langer dan den omtrek van het mandje en kijk goed naar fig. I hoe te -beginnen. We vlechten steeds van links naar reohits. Elke draad komt telkens vóór twee staken heen en achter staak 3 om. Het afhechten wordt verbeeld door fig. II Voor één ding wou ik je nog graag waar- sohuwen: nooit aan een draad trekken. Je legt hem eenvoudig om de staken 'heen. Doe je dat niet, dan komen de staken niet recht. Let daar wel op'. Volgende week vlechten we verder' Goed succes! Blik waarlijk groot en edelmoedig halt ken merkt rich door teederheiid. en medelijden, met mcuwwibjea ea dlaroo* Kom, kom, planten of bladen „wan-delen" toch niet! Menschen wandelen, ja. en dieren komen op hun mamier óók kranig voorui-t, maar planten, bladen? Nooit va.m 'n „wandelend blad" gehoord? Bestaat toch heusch, hoor! In sommige terra riums en planten-verzamelingen tref je er vast wel eentje aan. En nog niet eens zoo'n kleintje ook! 'n Halve hand! Groen als het frissclie lente-loof en sprekend gelijkend op het blad van den eik! Je zoudt zweren, wan neer je er in Ceylon of in den artis mee ken nis maakte, dat je met een bla-d te doen had. Is het dan geen blad? Wel nee! De dingen zijn niet altijd zooals ze schijnen! '-t Is 'm beele ordinairesprink haan, die zdch voor -d-eze gelegenheid im een maskerade-pakje heeift gestoken om niet in de gaten te loopen, wanneer hij z'n platte lijf te goed doeit aan plan-ten-stengels! 'n Leuk zoek- plaatje, hoor, nog moeilijker dan 'n nest met kievitseieren, dat je niet ontdekt ook al weet jo op, den vierkanten meter af waar het ligt! Nog lastiger is het de larven van dezen lui lak, die heelemaal n-iet hopst, te onderschei den, al zitten e-r dozijnen bij elkaar! Dun en doorschijnend zijn ze en ze glimmen als de adertjes im zéér pril loof! Ook 'n manier o-m niet op -te vallen, zie je! Schadelijk spul, hoor! Of dacht je soms dat ze hun bladdijf alleen van den wind zoo tot berstem toe vol kregen? Kun je nét begrijpen! Geduchte verwoes-ters zijn deze „wandelende bladeren" en groote comed-ie-spelers d'r -bij! Als je 'n echt wandelend blad wil hebben, dan moet je mee op reis naar Noord-Amerika, naar d-e kust van d-en Atlantisch en oceaan. Daar, in de dichte wouden, vol lianen en met veel kreupelhout, gr-oeit een varen, die er-in geslaagd is aan 't tippelen te komen! Tja, d'r zat weinig andeirs voor d'r op! Stikken o-nder de ge-weldige woekering van h-et omringend gebladerte is óók zoo prettig niet! 'n Drenke ling klemt zich aan n stnoohalm vast, maar onze varen had miets, om zich meer vast te klemmen! Toen is zij aam het eimid van haar bladen, aan den top, n arm gaan maken, of juister; 'in vinger, die uitloopt in 'n soort zweepje, dat dienst doe-t als de periscoop van 'n duikboot, ai» tast-orgaan. Deze geweldig- la.nge vinger zoekt e-n. speurt em verkent net zoo lang, tot hij een geschikt plekje om ver der te leven gevonden heeft op den aardbodem. Daarna ontstaat aan de® blad-top een heel klein, nieuw varentje, dat bladeren en wor tels en stengels voront, zich genoeglijk inricht aan den schoot der moeder-aarde en op" zjjn beurt weer verder „wamideltzooals 'n aard bei struik in. onzen tuin. De naam va® deze varen „Scolopendrlum rhizophyllum". Hoe de Amerikanen haar noemen Die hebbe® geen tijd om het wonderbare leven in God's natuur gade te slaan Het Jand van koning Swarna-Bahoe, de® Goud-geharnaste, leed onder een ve-rschrlkke- lijken inval va® millioenen en millioenen rat ten. Zij lieten geen plant in leven en ver spreidden dood en verderf alóm. He onderdanen des komings verzochten hem ervoor te zongen, dat er aan deze ellende zoo gauw m-ogeiijk een eind kwam. De koning ge lastte allen jagers en vallenzetters van zijn '"ilk op -de griezelige dieren jachit te maken. Zij gingen erop uit en slaagde erin alle ratten uit hun holen te lialen. Nu sloten zij de die ren op in aarden b-uizen, waar ze van honger moesten sterven. Toevallig kwam 'm olifant langs de plaats, waar het rattenvolk den dood afwachtte. De rattenkoning smeekte hem met luide stem medelijden met zijn volk te hebben en het te nedden van een zekeren ondergang. De olifant trapte nu de aarden vaten in scherven, de ratten sprongen weg en verzekerden hun red der, dat hij altijd op hen rekenen kom, wan neer hij zich in gevaar mocht bevinden al leek het wel 'm beetje mal, dat zoo'n kolos saal dier ooit de hulp van ratten zou kunnen behoeven. Niet lang daarma omsingelden de jagers va® koning Adlta-Varma den behulpzamen oiifamt en wisten hem naar een plaats te lokken, waar 'n diepe kuil doo-r takken en bladeren aan het oog onttrokken was. De koning vau het woud had daar geen e-rg in, zakte weg e® werd ver oordeeld tot acht dagen vasten. Da® zouden honger en dorst hem wel zóó mak hebben ge maakt, dat het n klein kunstje zou zijn hem najr het paleis van Adlta-Va.rma te leiden. Het arme d-ier wist geen raad hoe uit deze® val te ge-raken en stiet een luid getrompet uit. Di t werd gehoord door koning K-nagel ijn va® het rattenvolk en deze rende, zooveel als zijn waardigheid dat toeliet, naar de plek, waar de redder van zij® stam door d-e menschen was verschalkt. De olifant vertelde hem alles, ook, dat hij zoo'n dorst en zoo'n honger moest lijden.' „O - zei Knagalijn „géén nood, daar help ik je wel w-eer uit!" Hij liet een scherp gepiep hoor en en uit alle hoeken ein gaten snelden millioenen ratten toe om te hooren, wat hu® vonat te bevelen had. Deze zette zijn onderdanen onmiddellijk aan 't werk. Zij be gonnen te graven en te graven en te graven en de klultj-ee aarde, die ze los maakten, wier- pen ze met hun vlugge pootjes i® den val kuil. Langza®ierband beg-on deze opidieper te worden en eindelijk lag de aarde zóó hoog, dat de olifant er uit kom stappen- Hij bedankte zijn slimme -redders en maakte, dat lm uit d.e -buurt vandaan kwam. GUSTAAF ADOLF koning van Zweden, verliet met dertien dui zend man zijn land om te gaan strijden tegen Keizer Ferdinand van Oostenrijk. „De Sneeuw- koning zal gauw genoeg smelten, wanneer hij de Zuiderzon ontmoet" vleiden des keizers hovelingen! Maar Gustaaf Adolf bleek eerder van ijzer dan van sneeuw! Bij Lützen leidde de koning, zonder kuras aan, zijn leger. Zijn officieren verzochten hem toch zijn wapenrus ting om te doen. „God is mijn wapenrusting luidde het antwoord. De vorst sneuvelde (1632). „Dikwijls bidden wil haast zeggen: overwinnen!" was 'n geliefkoosde spreuk van dezen voorvechter van het Protestantisme. VERSCHE CADETJES zij® versnaperingen, waar het Zweedsche land volk heel goed buiten kan! De boeren bakken slechts viermaal per jaar, zoodat ieder baksel op drie maanden berekend is. Het brood wordt in dunne schijven aan 'n staak gestoken en dan aan de zoldering gehangen. Ze zeggen, da: dit brood óók op de tafel des konings ver schijnt! 'N KAMPER UI! De IJselbrug verbindt „Kaampen" met het station, aan den Noordelijken oever der rivier gelegen. Toen deze brug gebouwd werd, stond in het bestek de voorwaarde, dat de bouw meester van de nieuwe brug alles mocht ge bruiken van de oude, mits.... niet eer vóór de nieuwe gereed was GOEDKOOP VERVOER. Zoo'n lange, lage boot, 'n Rijn-aak, laadt 1500 ton oftewel 1500 x 1000 kg. Datzelfde zou den 150 goederenwagens kunnen doen. Eén sleepboot trekt vaak vier van zulke Rijn-aken of 600 wagons. Om deze vrachten te vervoeren zou men vijftien goederentreinen, ieder van 40 wagons noodig hebben met rails, weg, perso neel, bruggen, veiligheidsmaatregelen enz. IV. Dit is ®io. IV uit een serie va® vijf plaatjes, diie allemaal oiveir sprookjes gaan. De oplossing verwachten wij na no- v aa*1 on-s adres; e-r wordt 'm mooi hoek verioo-t. De plaatjes hoeven niet te worden ingezonden. Paik d'-r 'n aamtal vierkantjes uit, dis bij optelling precies 50 tot som geve®. Het plaatje geeft aan hoe de (heere® moeten koersen om elkaar uit 't viaairwB.ter te blij-ven. tnJ&d I ^ri Tja^-D/vx

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 7