rj
S.
m
II!
DE STAAL-KONING
MOORD EN DOODSLAG
ADUERIEEREItDE Z9XEH
TOCH ONTMOET
DE NACHTWACHT.
ALLERLEI
De stille misdaad.
ÏeT^ ^d,hWi!SieS te &cMdww"
WOENSDAG 6 JULI 1932
ïtflii
O—
||l
41
41
si
duren het langst
u
Reeds aan da bagage was te zien, dat men
niet met een alledaagschen gast te doen had.
Een jonge man en een oudere, voornaam uit
ziende heer, volgden den huisknecht, die met
de bagage vooruitging.
De jonge man liep naar bet kantoor en In
formeerde naar telegrafisch bestelde kamers.
Toen schreef hij: "William B. Jones in het
vreemdelingenboek.
„Meneer Jones zal de lunch on zijn kamer
gebruiken", zei hij. De adjunct-directeur keek
van het hoek op naar den ouden heer. Zijn
geoefend oog ontdekte direct, dat hij met
iemand van distinctie te doen had!
„Meneer Jones", vervolgde de jonge man,
na den bureaulist te hebben Ingelicht, dat hij
mr. Jones' secretaris was, „wenscht door nie
mand gestoord te worden tijdens zijn verblijf
bier. Geen enkele bezoeker mag bij hem wor
den toegelaten, tenzij met zijn speciale toe
stemming". Een half uur later wist de adjunct,
dat mr. Jones' secretaris telegrammen had af
gezonden naar New-York, PaTijs ea Berlijn.
Twee uur later kwam de secretaris naar
beneden. Hij was erg uit zijn humeur, toen de
portier hem vertelde, dat de limousine van mr.
Jones was weggereden en nog niet terugge
keerd. Hij informeerde b(j den adjunct-direc
teur, Barlow, naar de plaatselijke vertegenwoor
digers van een zeer exclusief automerk. Waar
schijnlijk was de chauffeur daar heen gereden
voor een of andere kleine reparatie.
Vervolgens liet hij den portier een taxtl roe
pen, sprong er in vroeg den portier den chauf
feur op te dragen naar die auto-firma te rijden.
Enkele ooganblikken later meldde zich een
Reporter bij den heer Barlow.
„Ik hen van de „Herald", zei de reporter.
„Op welke kamer logeert Remson, de staal-
konlng?"
De adjunct-directeur keek het gastenboek
door.
„Bij ons logeert geen mr. Remson, antwoord
de hij. De reporter grinnikte. „Hij moet hier
zijn", verklaarde hij. „In het Calamar hotel
Js hij beslist niet".
„Ik heb u toch duidelijk gezegd, dat hij hier
niet is", herhaalde Barlow ongeduldig.
De reporter gaf het niet op. „Hij is hier in
de stad. Ik heb duidelijk zijn auto gezien. Er
zijn hoogstens vijf van die wagens hier in de
stad en ik weet precies van wie ze zijn. Zijn
auto had een Londensch nummer; heusch ik
vergis me niet".
Mr. Barlow was een en al aandacht. Dat
leek hem een erg handige reporter. Zeker,
hij mocht gerust het gasten-boek even in
kijken!
Haastig las die reporter de verschillende na
men. Toen wees hij op: William B. Jones.
„Alsjeblieft", zei hij triomfantelijk, „dat is
Remson. Dien naam gebruikt hij altijd als hij
incognito wil reizen. Mag ik hem even op
bellen?"
„Een oogenblik", zei mr. Barlow kalm. Toen
nam hij de microfoon van den haak. Tijdens
het gesprek verscheen er een flauwe blos op
het gelaat van den adjunct. Verlegen helde
bij af.
„U vergist zich", zei hij kortof tegen den
Ireporter.
Deze vertrok, niet overtuigd.
Even later kwam de secretaris terug en de
beer Barlow vertelde hem wat er gebeurd was.
„U had groot gelijk", prees de secretaris.
„Meneer.... eh.... Jones heeft hier een be
langrijke zaken-conferentie, waar de kranten
niets mee te maken hebben".
Mr. Barlow keek den secretaris gevleid na.
De adjunct-directeur gaf strenge instructies
betreffende het diner, dat de heer Jones op
Zijn kamer wenschte te gebruiken. Persoonlijk
hield hij het toezicht, opdat de bediening niets
te wenschen over zou laten. Ook nam hij maat-
regelen, dat niemand, zonder speciale toestem'
imlng, bij den heer Jones zou worden toege
laten.
Later op don avond verzocht de secretaris
idem heer Barlow even boven te komen.
De heer Jones zelf trad hem tegemoet. Van
uit een andere kamer klonken stemmen. De
Secretaris trok zich bescheiden terug.
„Dat ls een vervelende geschiedenis", begon
fle heer Jones. „Mijn chauffeur heeft vanmid
dag een andere auto aangereden. De man, die
achter het stuur zat is gewond. Maar het be
roerde is, nu is de vrouw van het slachtoffer
bier, met een advocaat!"
„Tja, dat is vervelend", sympathiseerde Bar
low, „kan Ik u missohlen, ergens mee van
dienst zijn?"
„Verduiveld onaangenaam", constateerde mr,
Jones, bedrukt". Misschien kunt u me een raad
geven? Maar eerst moet ik u vertellen, dat
eh.. dat ik hier onder een gefingeerde® naam
logeer. Daar heb ik een speciale reden voor
„Dat wist ik al mr. Remson", viel do ad
junct hem glimlachend in de rede.
Mr. Remson, alias Jones, keek don heer
Barlow scherp aan. „Zoo, wist u dat al? Enfin,
dat d-oet er ook niet toe. Ik hen alleen maar
doodsbenauwd, dat die vrouw en die advocaat
er achter zullen komen, wie ik eigenlijk ben!
Dan zullen ze natuurlijk een bespottelijk booge
schadevergoeding eischen, snapt u wel? Daar
om wil ik dat zaakje liefst direct, met uw hulp,
yogelen. Wilt u meegaan naar binnen?"
Vóór de heer Barlow tijd bad om te ant
woorden bevond hij zich in do groote zitkamer,
in tegenwoordigheid van een tamelijk jonge
vrouw en een barsch uitziend heer van middel
baren leeftijd.
De secretaris bevond zich eveneens in de
kamer. Klaar en duidelijk gaf de advocaat een
korte beschrijving van het ongeval. De echt
genoot van zijn cliënte reed kalm in een der
hoofdstraten. Plotseling werd hij door den
chauffeur van den heer Jones, die met groote
snelheid reed, van achteren aangereden. De
echtgenoot van zijn cliënte was zwaar gewond
paar het ziekenhuis vervoerd.
Vervolgens bracht de advocaat de schadever
goedingskwestie ter sprake.
„Luistert u eens", zei de heer Jones, na
benig heen en weer gepraat, „natuurlijk wil
ik me nieit aan mijn verantwoordelijkheid ont
trekken". „Neemt u", vervolgde hij, den ad-
jrocaat negeerend ea zich tot de yrouw van
De herdenkingsmedaille ontwerp Huib
Luns) die Begeer geslagen heeft voor het
Amsterdamsche Studentenspel.
het slachtoffer wendend, „genoegen met twee
honderd pond". „Geen cent minder dan vijf
honderd", snauwde de advocaat.
„Twee honderd, mevrouw!" zei mr. Remson
gedecideerd.
Er volgde een gefluister tussehen de dame
en den advocaat. Ondertusschen trokken mr.
Remson en mr. Barlow zich met den secreta
ris in een hoek terug. Plotseling stond de
advocaat op.
„Als u daar genoegen mee wilt nemen, moet
u dat zelf weten", zei hij boos. „Ik geef u de
verzekering, dat de rechtbank u minstens dui
zend pond zal toewijzen. Ik heb absoluut geen.
lust om er nog langer over te delibereeren".
Nijdig liep de advocaat de kamer uit.
Het einde was, dat de dame genoegen nam
met driehonderd pond.
Mr. Remson nam den adjunct even apart. De
secretaris haalde een chèque-boek te voor
schijn.
,Ik zal n een chêque geven voor drie hon
derd pond, meneer Barlow" zei de heer Rem
son, „betaalbaar aan nw hotel. Geeft u die
vrouw dan een chèque, van het hotel, voor het
zelfde bedrag. Dan blijft in leder geval mijn
naam er buiten. Oj uw discretie kan ik natuur
lijk rekenen?"
Mr. Barlow accepteerde de oheque en keek
naar de handteekenimg: J. Osqood Remson.
Tien minuten later overhandigde hij den
heer Remson een chèque van het hotel. Het
bedrag van 300 pond was betaalbaar aan me
vrouw James Norris.
Den volgenden ochtend, om elf uur, verscheen
de adjunct directeur opgewekt op kantoor. Een
uur later kwam hy tot de ontdekking, dat zijn
gedistingeerde gast, mr. J. Osqood Remson,
met den stillen trom vertrokken was, in ge
zelschap van den secretaris. Weer een uur
later ontving mr. Barlow zijn ontslag van den
directeur. Deze had Juist bericht ontvangen,
dat -de met J. Osqood Remson onderteekende
chèque valsch was.
NADRUK \ERBODEN.
Als prlneipiëele verklaring vooraf worde op
gemerkt, dat in deze Tegelen niet uiteen zal
worden gezet de verdienste van Rembrandt's
bewonderenswaardige werk, noch van het van
ouds bekende duistere gezelschapsspel van
„de klok slaat drie" en zoo, u weet welNiets
daarvan. Dit is de naar waarheid vertelde his
torie van groots-ohe gebeurtenissen, die zich
afspeelden te Mafsum.
Kent U Mafsum Niet meer Maar u hebt
het geweten, herinnert u zich niet vroeger bij
den meester of de zuster „Jij daar, op de ach
terste bank, kom eens naar voren, hier heb je
de stok en wijs eens op de kaart aan, hoe je
een reisje maakt van Amsterdam naar Gronin
gen Nou, een van die vele moeilijke tusschen-
stations, waar de stoomtram stopt op Zon- en
Feestdagen, is Mafsum.
Meer waarschijnlijk is, dat u er nooit ge
weest bent. Dat is jammer, want 'tis een
riant gat.
Deze opmerking zou daar ter plaatse eenig
protest uitlokken, want de vooruitstrevenden
onder de inboorlingen noemen het een stad.
Dit laten we om der pax wille zeggen: stadje
was sinds korten tijd verrijkt met een nieuwen
machthebber, in den vorm van een echten le-
vensgrooten nachtwaker. Hoe het daaraan ge
komen was
Op een van die loome, zeurige Zondagmidda
gen, waaTop de Mafsumsche vrouwen elkaar
niet als door de week aan de deur, maar bin
nenskamers opzochten en de mannen met pijp
jes in den mond en handen in de zakken van
hun Zou-dagsche pakken in 't zonnetje zaten te
bakken of in „De Vette Eend" een stiekum
borreltje gingen nemen, stopte de stoomtram
en, waarachtig, er stapte een manspersoon uit.
Het puffende vehikel zette moe en melig zijn
reis voort, en daar stond de vreemdeling in
Mafsum, eenigszins verdwaald starend naar
de hem stom-aangapende omstanders.
Hij liet zijn blik verder dwalen, totdat die
kwam te vallen op het uithangbord van „De
Vette Eend", waarnaar hij resoluut zijn schre
den richtte. Ook zijn binnenkomst hier ver
mocht algemeene verbazing te wekken, maar
hierdoor liet deze ongetwijfeld verdwaalde
dwaas zich niet afschrikken. Hij voegde zich
bij het gezelschap, bestelde een klare, en begon
een gesprek, d.w.z. hij begon te praten, terwijl
de rest zwijgend luisterde. Teen de vreemde
ling een half uur gesproken bad en vier kla
ren had verwerkt, was het tot de „Vette Eend"
bezoekers doorgedrongen, dat deze praat- en
borrelgrage man den naam Janus droeg, uit
Amsterdam kwam en verbalen vertelde over
moordenaars en dieven, zooals ze tot nu toe
alleen in het Zaterdagavonds-verschijnende
.Weekblad voor Mafsum en Omstreken" had
den gelezen, en die alleen heel ver weg in
Amerika en zoo gebeurden. Maar deze Janus,
die heelemaal uit Amsterdam kwam en het
toch wel zou weten, hielp hen snel uit dien
droom door te verzekeren, dat het heel goed
mogelijk was, dat binnenkort, misschien nog
wel deizen nacht, hier, in Mafsum, zoo'n roo-
ver met 'n revolver zou kunnen komen om de
Mafsummers leeg te plunderen.
Dat was 'n volkomen nieuw gezichtspunt,
en peinzend, zich niet op hun gemak voelend
begaven ze zioh huiswaarts, terwijl ze onder
weg het groote gevaar bespraken dat Mafsum
bedreigde, 's Avonds joegen ze door hun sinis
tere verhalen hun vrouwen den angst op 't lijf,
wat tot resultaat had, dat toen de nacht ge
daald was, menig Mafsummer wakker schrok
en angstwekkende geluiden meende te hoo.
ren, die achteraf afkomstig bleken te zijn van
den hond van den buurman.
Maar twee dagen later was de rust weerge
keerd: Janus, de man die van verre kwam, de
man met ervaring, had zich aangeboden om
's nachts over leven en goed der Mafsummers
te waken. Niets kon meer gebeuren, voor wei
nig geld was iedereen veilig. Hoorde men on
raad, dan blies men op 't nikkelen fluitje dat
Janus hun, bij den prijs inbegrepen, verschaft
had, en hij zou als uit den grond verrezen voor
den boosdoener staan en hem onmiddellijk on
schadelijk maken.
Goddank, Mafsum sliep weer.
Een goed zoon.
Jantje was erg stout geweest. Toen zijn vader
thuis kwam zei deze streng: ,,Jantje weet je
wat er met brave jongens gebeurt?"
„Ja vader, die gaan naar den hemel''.
„En weet je wat met stoute jongens het geval
ls?"
,,Ja, vader, die gaan ergens anders naar
toe".
„Zou je dan niet liever een brave jongen zijn,
en naar den hemel gaan?''
Jantje zweeg een oogenblik en antwoordde
toen; ,,-neen, vader, ik ga toch liever met u
mee".
O—
De Schot.
Twee reizigers waren alleen uit de schip
breuk overgebleven, een Engelsohman en een
Schot. Op het eind van de tweede week op
het onbewoonde eiland waren hun kleeren
versleten, hun levensmiddelen uitgeput, en de
apen waren opgehouden -met cocosnoten uit de
boatmen naar omlaag te gooien. Het vooruit
zicht was slecht.
We konden het niet slechter treffen", zucht
te de Engelschtnan.
.Toch wel'', zei de Schot, ,,ik had een retour-
biljet kunnen genomen hebben".
O—
Hartelijkheid.
„Als mijn schoonmoeder op bezoek kornt-
hang ik altijd een kalender op onze logeer,
kamer, opdat zij zich niet vergissen zou
den dag van haar vertrek
.Daarom heb ik een klok gekocht, die elk
kwartier slaat''.
De opschepper.
„De julohende zomer heeft zijn intrede ge
daan; al wat adem heeft verzadigd zich aan
licht en lucht. Stelt u in staat zonder gevaar
van deze feestgaven te genieten door ter voor
koming van zonnebrand enz
En passant denkt men er over zijn winterjas
weer te yoorschljn te fealea,
bed glijden, behoedzaam scharrelde hij naar 't
nachtkastje, diepte er het alarmsignaal uit
op, sloop naar 't raam, open-de het voorzichtig,
hapte lucht en blies uit alle m-aebt. Dit her
haalde hij vijf, zes, zeven keer, stopte omdat
hij buiten adem was, en wachtte
„Allemachtig, dacht Hein, waar blijft die
man In 's hemelsnaam".
Toe dan Hein, fluit nou nog 'ns", ried zijn
vrouw, en weer klonken de schrille, bibberige
toonen d-oor den Mafsumschen nacht, en we
derom: resultaat nihil.
.H-eln", klonk het vanuit 't bed, „Janus had
allang hier moeten zijn, die luiwames zit na
tuurlijk hier of daar rustig te slapen, je moet
zelf naar beneden gaan."
Een koude rilling doorvoer Hein's stramme
leden.
Neeluister nou 's, laten we nog even
wachten, hij zal wel zoo hier zijn, en
.en intusschen zal die vent er met den
heelen boel van door gaan!
Hein! Ben je een man of niet! Moet ik soms
gaan?!"
Wie zou een dergelijken rechtstreekschen
aanval op zijn mannenmoed kunnen weerstaan?
Al was 't dan ook onder bange zuchten en tal-
looze schietgebedjes, Hein schuifelde naar de
deur, terwijl hij den goeden raad mee kreeg:
„Ga naar de kamer -hiernaast en neem den
pook m«e!"
Aldus gewapend sloop Hein de trap af
5, 10, 12 tredennog zes en hij was er
14, 15 14, 13 nee! hij was toch een
min! 17, 18 daar stond hij in de gang
en luisterdeja, er was iemand binnen,
nog steeds
Toen voelde Hein den moed van zijn voor
vaderen over zich komen, resoluut stapte hij
naar de deur, en, na nog een korte aarzeling
greep hij den pook steviger vast, opende de
deuren bleef, alsof de grond met glu-ton
besmeerd was, staan...: dèAr, In zijn stoel,
met zijn mooie, glanzende hooge zije op, met
zijn trots, zijn ambtsketen, om den bals, te
midden van een uitstalling der feestelijke al
coholica, een glas In de hand, zatJanus!
Toen deze de In nachthemd gehulde gedaan
te in de deuropening gewaar werd, richtte hij
zich moeizaam uit zijn -zetel op, zette plechtig
den hoogen hoed recht, hief zijn glas omhoog
en sprak:
Meheir de four sitter!Ihik, pedon, Ik -wit
segge: Eidelachbare! de klok heb 12' ure ge
stage, en daarom is 't me 'n ruiize eer om Uwes.
uit naam fèn me mede-gefangene, pedon, ik
wil segge, fèn de bewoners fèn dit ellendige
-gèt te veliziteire met Uwes ferloufing!"
Deze speech had de wakkre nachtwaker
blijkbaar dusdanig aangegrepen, dat hij, niet
in staat nog een woord uit te brengen, in zijn
stoel terug zonk, 't hoofd op de tafel 'liet zin
ken, en snurkte.
Sinds dien nacht staat Mafsum weer bloo-t
aan de overvallen van Al Capo-ne en zijn
bende.
P.
Reeds twee weken waren verloopen zonder
-dat zich iets bijzonders had voorgedaan, toen
wederom de gemeente in beweging kwam, de
zen keer echter door aanmerkelijk vreedzamer
oorzaak: Zondag zou namelijk de burgervader
het heugelijke feit herdenken dat hij 25 lange
jaren onversaagd de teugels van het Mafsum
sche bewind in handen had gehouden, en heel
de burgerij maakte zich gereed, om „onzen
Hein", zooals zijn intimi hem' noemden, dezen
dag eens grondig in de blommetjes te zetten.
Maar ook de jubilaris had in de afgeloopen
dagen niet stil gezeten en, bijgestaan door zijn
ega, ervoor gezorgd, dat zijn onderdanen, wan
neer ze hem hulde en dank kwamen betuigen,
gul onthaald zouden worden, 't Waren voor 't
reeds bejaarde echtpaar vermoeiende dagen
geweest en het was dan ook met een zucht van
verlichting dat ze dien Zaterdagavond het
grijze hoofd op 't kussen legden
Alvorens zich aan den slaap over te geven,
bepeinsde de vroede vader nogmaals of nu
werkelijk alles in orde was: ja, daar lag zijn
feestelijk jacquet met toebehooren, beneden
zijn glimmende hooge hoed, zijn ambtsketen,
daar stonden de koekjes, de taartjes, de
flesohjes en kruikjes voor 's middags, nee, hij
had niets vergeten. Tevreden draaide hij zich
om en Klaas Vaak deed zijn plicht
Wreede-lijk werd zijn rust verstoord, door
dat hij plotseling tot het besef kwam dat de
burgemeestersche hem hardhandig bij den arm
schudde en fluisterde: ,,Hein! Hein!! wor-
toch wakker! Hein! Wakker!!"
„Mensch, wat is-ter nou aan de hand?"
,,Ssst!d'r is 'n vent beneden!"
„Bèn je gek", zei Hein verschrikt
,,Hoor dan dat gestommel vooruit Hein,
't fluitje ligt in 't nachtkastje, fluiten voor'
Janus!"
Tja, 't was werkelijk moeilijk aan te nemen
dat de verdachte geluiden, die beneden weer
klonken, werden veroorzaakt door een feest
vierend muizenpaar dat rondhupste tussehen
de uitgestalde heerlijkheden. Maar, nu kwam
Janus goed te pas.
Moeizaam en rillend liet Hein fdoh git het j
Vijftien jaren in haar leven
Had ze graag haar plicht gedaan;'
Vijftien jaren had het sloofje
Voor haar.... echtgenoot gestaan.
Armoe, zorgen en ellende
Had ze voor hem meegemaakt;
Nu hijruim en vlot kon leven
Was ze achteraf geraakt.
Leelijk was ze door het werken!
Mager, rimpelig en bleek;
Pijnlijk kon ze nog maai* lachen
Als hij smalend naar haar keek.
Liefde dorst ze niet meer vragen,
Zelfs niet eens genegenheid;
Toch bleef zij hem stil verzorgen
Als de trouwe keukenmeid.
Als de kinderen eens kwamen,
Die ze toch had groot gebracht.,,.;
Was er wel in huis een moeder
Maar er werd niet aan gedacht
Vader was dé groote werker
Waar men zich mee toonen ka®;
Moeder, met haar voiks-manieren
Was geen vrouw meer voor zoo'n man.
Zakelijk e-n wat neerbuigend
Werd ze enkel maar.... geduld;
Zeker had het kleine oudje
In der tijd haar plicht vervuld.
Als ze vroolijk samen waren
En modern zaten te doe®....
Vonden ze dat moeder's hoofdje
Toch wat.... raar was, voor een zoen.
Toen.... de zeer gepaste..scheiding
Dat zag iedereen toch in?
Ja.er hoorde toch een dame
In zoo'n hoogst beschaafd gezin?
Zonder lastig tegenspreken
Is het sloofje heen gegaan...*
Dit zelfs had ze nog uit liefde
Voor haar grooten man gedaan.
We verbreken maar beloften
Va® genegenheid en trouw.
We vernietigen het liefste
In den hand van man en vrouw.
En we plegen maar die misdaad
Op den Goddelijke® echt....
Moeder wordt als meid en huisvrouw
Haar betrekking opgezegd.
J. H. SPEENHOFF.
Het sloeg middernacht in het eenzame
huisje van den belasting-ontvanger, midden
in het bos-c/h.
Emma de vrouw van den ontvanger, vouwde
de krant' dicht, het New Yorksche S-u-ur-avond.
blad.
„Moordenaars aan het werk", isitond met
groote letters op de eerste pagina.
Emma huiverde. Ze dekte de kooi van haar
kanarievogeltje af. Bezorgd keek ze naar een
gro-oten zak, vol dollarbiljetten, die i® een
hoek van de kamer stond.
Morgen zou die zak door een gepantserde
Igouvernementsauito worden afgehaald.
Haar man, de belasting-ambtenaar Pyimsen,
was 's morgens naar de stad gegaan en kwam
morgenmiddag pas terug. Weemoedig dacht ze
aan haar William.
Toen wilde ze de kool van haar kanarie af
dekken, maar ze merkte, dat ze dat reeds ge
daan had, deed de petroleumlamp uit en ging....
Plotseling sprong de deur open. Er ver
scheen niemand. Drie minuten gingen voor
bijToen stond er een man, in lompen ge
huld. Met een zwaren baard en felle, groote
oogen
Bent u alleen?
Ja beste -heer, stamelde Emma, maar mijn
ma® kan elk oogenblik thuiskomen.
Buiten woedde de storm.
De ongure bezoeker liep naar de tafel en
gln-g zitten, hij sprak geen woord.
De kanarievogel fladderde angstig in zijn
kooi heen en weer.
Uw man is toch belastingontvanger?
Ja beste heer.
U bent pas twee maanden geleden naar
hier overgeplaatst?
Ja.
U hebt ongeveer twintig duizend dollars
in hu-is?
Neen bes-te man.
Lieg niet, ik weet overal van.
Ja ja.
De vreemdeling legde een groote revolver
op tafel.
Breng me wat te eten.
Zeker beste heer. Emma verdween uit de
kamer.
Ze haalde diep adem en sloop naar de tele
foon.
De draden waren doorgeknipt.
Emma daaht *er oveir de vUudlit te nemen.
M-aar buiten was het hondenweer; bet water
gutste uit den hemel; de bliksem was niet
van de lucht en de storm loeide.
Toen ging Emma naar de keuken. Met be
vende handen sneed ze vier dikke boterham
men. Ze belegde ze dik met worst en deed de
boterhammen op een hord. Het bord zette ze
op een presenteerblad waarop stond: „smakelijk
eten". Angstig deed ze de deur van de kamer
open.
Help! help, gilde Emima.
De man met den baard was verdwenen, maar
ln zijn plaats Haar hart stond bijna
stil van ontzetting!
Midden in de kamer stond een neger! Een
reus, pikzwart, met bloedroode lippen, witte
tanden. Om zijn middel droeg hij een gordel,
w-aarutt dreigend drie revolvers staken.
Emma huiverde over haar hee-le lichaam.
Ei, duifje, grijnsde de neger, waar 'is de
zak met de vele dollars?
Ik heb geen zak met dollars.
Dat zullen we eens zien. Ik ben do
roofmoordenaar uit het New-Yorksche tgte
avondblad. Ik weet, dat uw ®fn d^0,e,t bet
weken belasting ontvangen heef'-- A
allemaal hebben, anders kille kit®-
Intusschen dreigde hij Emma met
TOllveir* zak. De zak met
Toen liep hij naar den
dollars.
S6vTnfe^hteTden zak kwam de vreemdeling
dO0de «W-
Naast den zak stond Emma met het pre
senteerblad.
Wees maar nliet bang, vrouwtje, zei
da vreemdeling kalmeerend. Ik ben de be
kende detectief Pakkert. Eén oogenblik.
Haastig trok hij zijn versleten pak uit en
etond toen in een onberispelijk blauw cos-
tuu-m. Met een doek wreef hij over zijn ge
zicht. Een gezonde kleur kwam te voorschijn.
Hij stak den zwarten baard in zijn zak. Emma
zag een glad-geschoren kin. Zijn pruik gooide
hij in een hoek. Een keurige scheiding werd
zichtbaar. Tenslotte spelde hij zijn pol-itie-pen-
ning onder de revers van zijn colbert, drukte
een monocle in zijn rechter oog en stak een
sigaret op.
Emma -bloosde van verbazing.
^XXX.
Opeens begon ze te gillen.
Die neger die daar dood op den grond
lag was geen neger!
Hij droeg een masker.
Door den val was het masker verschoven.
Blonde krullen kwamen er onder uit en een
verbrande gelaatskleur.
Het was William, haar man!
Mannie, snikte ze, naas them neerknielend
Maar de detectief richtte haar op.
- Hij was uw liefde niet waardig. Uw Wil
liam was een doortrapte misdadiger. Hij vroeg
overplaatsing naar dezen eenzamen post om
den diefstal te kunnen uitvoeren. Vandaag was
hij in de stad. En gij, arm vrouwtje, zoudt dan
moeten verklaren, dat ge door een neger be
roofd waart. Intusschen zou uw man een alibi
gehad hebben.
Neen, uw man was uw liefde niet waard.
Emma sloeg haar oogen op. Een traan gleed
over haar wang. De detectief bracht haar op
zijn motor naar de stad, naar haar moeder.
Met den zak dollars.
„Meneer Breuk", kondigde het dienstmeisje
aam.
Er kwam een schichtige uitdrukking in de
oogen van Stegamole® en de vraag, die hij
zijn wrouiw stelde, klonk als het blaffen van
een verschrikten honid:
Breuk Is dat niet die makelaar uit Riul-
d'uinen, met Wien we onlangs bij de Reizema'a
hebben kemnisigieiinaakt Je hebt -hem, meen ik,
zoo terloops er over gesproken, dat je wel iets
voelt voor een. aardig, eenvoudig landhuisje
Mevrouw Stegemolen knikte.
„Ja, dat is wel mogelijk."
„Groote genaide", kreunde haar echtgenoot,
„wat ben je begonnen Natuurlijk komt de
toerei ons nu opzoeken" met een groote rol plan
nen en teekend ngem 'bij zich Hij zal ni;et weg
gaan, vóórdat hij ons zoo'n landhuisje heeft
aangesmeerdJe raakt dien man eenvoudig
niet kwijt".
Radeloos keek hij zjja rvrouw in het schuld
bewuste gelaat.
Dan wendde hij zich weder tot de dienstbode.
„Heb je gezegd, dat wij thiula waren
-Het melsje knikte, en dan besliste Stegemo
Ie® opeens vastberaden, terwijl hij zijn vrouw
ferm ln de ooigen zag:
,We/l, dan moet jij dat zaakje maar opknap
pen. Jij bent de aanleidende oorzaak voor het
bezoelk van dlten kerel; dus moet jij maar
zien, dat je jezelf er uit redt. Zeg maar, dat
bet dienstmeisje Zich vergist heeft, en ik een
half uur geleden ben uitgegaan."
Mievnouw Stegemolen trachtte te pro tea teer en,
doch haar echtgenoot luisterde al niet eens
meer naar haar. Met anigistig-spiedende oogen
zocht hij een plekje oan zich te verschuilen.
De aangrenzende kamer Hij rukte aan de
tassclhenideiu-rein, doch deze Mefcen, gesloten en
de sleutel 6tak aan de andere zijde
Langs de gang kon hij niet ontvluchten, daar
deze in het gezd-dhtaveld lag van Brenk, die in
het portaal stomd.
Er bleef alleen noig maar het balkonnetje
over.
Haastig trok Stegemolen de balkondeuren
open. Zijn schuilplaats was weliswaar zeer
beknopt, doch onbereikbaar voor het spiedend
oog van den makelaar.
De aftocht haid Juist met succes plaatsgehad,
toem. B/rentc Ihoffeiijik. gü.lrmila/cih'end. en -virienictólijic
"kniKkenid die -wooiulraimieir ibetrrad.
Juist eooals Stegemolen gevreesd had, droeg
ihij onder zijn arm een groote rol plannen en
teekeningen.
't Sipeet Brenk ontzettend, te vernemen, dat
mijnheer niet thuis wasHet dienstmeisje
had toch gezegd...;..
Het dienstmeisje, jokte mevrouw Stege
molen. kleintjes had zich vergist. Minneer
was een half uur geleden udtgi
waarschijnlijk van avond wea ui-6
ikeeren,
Maar an-tusschenj.neeilli
plannen en genoeg€,nis der in Ruidninen
-Kpaatte twee uur achter elkaar aan één
k, „ver Rulduiinen in het algemeen en die
tandhuisj03 in het bijzonder, verdiepte zich in
architectonische details, noemde de afmetingen
yaji kamers, portalen, dakgoten en gevelspit
se®,
't Begon mevrouw Stegemolen te duizelen
voor de oogen. Hartgrondig we-nsehte zij, dat
zij naast haar echtvriend op het beknopte en.
wankele balkonnetje mocht staan
Maar aan elke bezoeking komt toch tem slotte
einde.
Toen mevrouw Stegemolen voor de zevende
maal verklaard had, dat zij persoonlijk geen
beslissing kon nemen, docih zich diende te
onderwerpen aan de besl-uiten van haar echt
genoot, gang Brenk eindelijk heem, na het
afleggen van die prettige belofte, dat hij bin
nenkort nog eens zou terugkeerem, en hoopte,
alsdan ook mijnheer Sttege|mol|en tie feulUeix
aantreffen.
Mevrouw deed hem uitgeteld© tot beneden
aan de trap. Zij achtte Zich tot deize beleefd
heid jegens den makelaar wel verplicht, nu
deze Zich twee uur achtereen tevergeefs had
zitten vermoeien. Mevrouw Stegemolen was een
zeer hoffelijke en beleefde dame
Toch was 't met een gevod van Innig wel-
behagen, dat zij de deur voor Brenk opende.
De makelaar .betuigde nog eens zyn dank voor
de vriendelijke ontvangst.
't Speet hem alleen, vertelaarde hij, ,4®*
mijnheer Stegemolen niet had mogen ontmoe
ten".
„Pardon", brak hij opeens af. Op bet stoepje
Vlak voor het huis stond een dame. die ar
hand juist naar de bel uitstrekte.
Mievrouw Stegemolen herkend» to®8'1' beneden
buur.
De buurdame had blijkbaar de laatste woor
den van den makelaar gehoor
O" zeide zij vriendelijk, „maar dan
treft U't bijzonderU kunt meneer^Stegemolen
nog juist ontmoeten. 11 etl ©ö^ri-
veerdwaarschijnlijk ullt €e°
vliegmachine of Iets J maar:,
daar zit hij in ons geramumpark
Inderdaad bleek de buurdame gelijk te heb
ben.
hef lange
Vermoeid door wachten op het
balkonnetje, had st®5®"l0llen wat al te stevig
tegen het hekj® -Be,lieiunicl, waardoor het heer-
werk bezweken was.
De m-eneerA'e-biet-thui-s-was, tuimelde naar
beneden: gelukkig zonder ernstig letsel op te
loopen. En z°° zat miet een verschrikt en
pijnlijk vertrdkken gezicht in het voortuintje
van zijn benedenburen waair hij -den onthutsten
blik van zijn vrouw en d6 verbaasde oogen van,
Brenk ontmoette
J. D.
(NADRUK VERBODEN).
tpjJXRUK TERBOügKl