rj S. m II! DE STAAL-KONING MOORD EN DOODSLAG ADUERIEEREItDE Z9XEH TOCH ONTMOET DE NACHTWACHT. ALLERLEI De stille misdaad. ÏeT^ ^d,hWi!SieS te &cMdww" WOENSDAG 6 JULI 1932 ïtflii O— ||l 41 41 si duren het langst u Reeds aan da bagage was te zien, dat men niet met een alledaagschen gast te doen had. Een jonge man en een oudere, voornaam uit ziende heer, volgden den huisknecht, die met de bagage vooruitging. De jonge man liep naar bet kantoor en In formeerde naar telegrafisch bestelde kamers. Toen schreef hij: "William B. Jones in het vreemdelingenboek. „Meneer Jones zal de lunch on zijn kamer gebruiken", zei hij. De adjunct-directeur keek van het hoek op naar den ouden heer. Zijn geoefend oog ontdekte direct, dat hij met iemand van distinctie te doen had! „Meneer Jones", vervolgde de jonge man, na den bureaulist te hebben Ingelicht, dat hij mr. Jones' secretaris was, „wenscht door nie mand gestoord te worden tijdens zijn verblijf bier. Geen enkele bezoeker mag bij hem wor den toegelaten, tenzij met zijn speciale toe stemming". Een half uur later wist de adjunct, dat mr. Jones' secretaris telegrammen had af gezonden naar New-York, PaTijs ea Berlijn. Twee uur later kwam de secretaris naar beneden. Hij was erg uit zijn humeur, toen de portier hem vertelde, dat de limousine van mr. Jones was weggereden en nog niet terugge keerd. Hij informeerde b(j den adjunct-direc teur, Barlow, naar de plaatselijke vertegenwoor digers van een zeer exclusief automerk. Waar schijnlijk was de chauffeur daar heen gereden voor een of andere kleine reparatie. Vervolgens liet hij den portier een taxtl roe pen, sprong er in vroeg den portier den chauf feur op te dragen naar die auto-firma te rijden. Enkele ooganblikken later meldde zich een Reporter bij den heer Barlow. „Ik hen van de „Herald", zei de reporter. „Op welke kamer logeert Remson, de staal- konlng?" De adjunct-directeur keek het gastenboek door. „Bij ons logeert geen mr. Remson, antwoord de hij. De reporter grinnikte. „Hij moet hier zijn", verklaarde hij. „In het Calamar hotel Js hij beslist niet". „Ik heb u toch duidelijk gezegd, dat hij hier niet is", herhaalde Barlow ongeduldig. De reporter gaf het niet op. „Hij is hier in de stad. Ik heb duidelijk zijn auto gezien. Er zijn hoogstens vijf van die wagens hier in de stad en ik weet precies van wie ze zijn. Zijn auto had een Londensch nummer; heusch ik vergis me niet". Mr. Barlow was een en al aandacht. Dat leek hem een erg handige reporter. Zeker, hij mocht gerust het gasten-boek even in kijken! Haastig las die reporter de verschillende na men. Toen wees hij op: William B. Jones. „Alsjeblieft", zei hij triomfantelijk, „dat is Remson. Dien naam gebruikt hij altijd als hij incognito wil reizen. Mag ik hem even op bellen?" „Een oogenblik", zei mr. Barlow kalm. Toen nam hij de microfoon van den haak. Tijdens het gesprek verscheen er een flauwe blos op het gelaat van den adjunct. Verlegen helde bij af. „U vergist zich", zei hij kortof tegen den Ireporter. Deze vertrok, niet overtuigd. Even later kwam de secretaris terug en de beer Barlow vertelde hem wat er gebeurd was. „U had groot gelijk", prees de secretaris. „Meneer.... eh.... Jones heeft hier een be langrijke zaken-conferentie, waar de kranten niets mee te maken hebben". Mr. Barlow keek den secretaris gevleid na. De adjunct-directeur gaf strenge instructies betreffende het diner, dat de heer Jones op Zijn kamer wenschte te gebruiken. Persoonlijk hield hij het toezicht, opdat de bediening niets te wenschen over zou laten. Ook nam hij maat- regelen, dat niemand, zonder speciale toestem' imlng, bij den heer Jones zou worden toege laten. Later op don avond verzocht de secretaris idem heer Barlow even boven te komen. De heer Jones zelf trad hem tegemoet. Van uit een andere kamer klonken stemmen. De Secretaris trok zich bescheiden terug. „Dat ls een vervelende geschiedenis", begon fle heer Jones. „Mijn chauffeur heeft vanmid dag een andere auto aangereden. De man, die achter het stuur zat is gewond. Maar het be roerde is, nu is de vrouw van het slachtoffer bier, met een advocaat!" „Tja, dat is vervelend", sympathiseerde Bar low, „kan Ik u missohlen, ergens mee van dienst zijn?" „Verduiveld onaangenaam", constateerde mr, Jones, bedrukt". Misschien kunt u me een raad geven? Maar eerst moet ik u vertellen, dat eh.. dat ik hier onder een gefingeerde® naam logeer. Daar heb ik een speciale reden voor „Dat wist ik al mr. Remson", viel do ad junct hem glimlachend in de rede. Mr. Remson, alias Jones, keek don heer Barlow scherp aan. „Zoo, wist u dat al? Enfin, dat d-oet er ook niet toe. Ik hen alleen maar doodsbenauwd, dat die vrouw en die advocaat er achter zullen komen, wie ik eigenlijk ben! Dan zullen ze natuurlijk een bespottelijk booge schadevergoeding eischen, snapt u wel? Daar om wil ik dat zaakje liefst direct, met uw hulp, yogelen. Wilt u meegaan naar binnen?" Vóór de heer Barlow tijd bad om te ant woorden bevond hij zich in do groote zitkamer, in tegenwoordigheid van een tamelijk jonge vrouw en een barsch uitziend heer van middel baren leeftijd. De secretaris bevond zich eveneens in de kamer. Klaar en duidelijk gaf de advocaat een korte beschrijving van het ongeval. De echt genoot van zijn cliënte reed kalm in een der hoofdstraten. Plotseling werd hij door den chauffeur van den heer Jones, die met groote snelheid reed, van achteren aangereden. De echtgenoot van zijn cliënte was zwaar gewond paar het ziekenhuis vervoerd. Vervolgens bracht de advocaat de schadever goedingskwestie ter sprake. „Luistert u eens", zei de heer Jones, na benig heen en weer gepraat, „natuurlijk wil ik me nieit aan mijn verantwoordelijkheid ont trekken". „Neemt u", vervolgde hij, den ad- jrocaat negeerend ea zich tot de yrouw van De herdenkingsmedaille ontwerp Huib Luns) die Begeer geslagen heeft voor het Amsterdamsche Studentenspel. het slachtoffer wendend, „genoegen met twee honderd pond". „Geen cent minder dan vijf honderd", snauwde de advocaat. „Twee honderd, mevrouw!" zei mr. Remson gedecideerd. Er volgde een gefluister tussehen de dame en den advocaat. Ondertusschen trokken mr. Remson en mr. Barlow zich met den secreta ris in een hoek terug. Plotseling stond de advocaat op. „Als u daar genoegen mee wilt nemen, moet u dat zelf weten", zei hij boos. „Ik geef u de verzekering, dat de rechtbank u minstens dui zend pond zal toewijzen. Ik heb absoluut geen. lust om er nog langer over te delibereeren". Nijdig liep de advocaat de kamer uit. Het einde was, dat de dame genoegen nam met driehonderd pond. Mr. Remson nam den adjunct even apart. De secretaris haalde een chèque-boek te voor schijn. ,Ik zal n een chêque geven voor drie hon derd pond, meneer Barlow" zei de heer Rem son, „betaalbaar aan nw hotel. Geeft u die vrouw dan een chèque, van het hotel, voor het zelfde bedrag. Dan blijft in leder geval mijn naam er buiten. Oj uw discretie kan ik natuur lijk rekenen?" Mr. Barlow accepteerde de oheque en keek naar de handteekenimg: J. Osqood Remson. Tien minuten later overhandigde hij den heer Remson een chèque van het hotel. Het bedrag van 300 pond was betaalbaar aan me vrouw James Norris. Den volgenden ochtend, om elf uur, verscheen de adjunct directeur opgewekt op kantoor. Een uur later kwam hy tot de ontdekking, dat zijn gedistingeerde gast, mr. J. Osqood Remson, met den stillen trom vertrokken was, in ge zelschap van den secretaris. Weer een uur later ontving mr. Barlow zijn ontslag van den directeur. Deze had Juist bericht ontvangen, dat -de met J. Osqood Remson onderteekende chèque valsch was. NADRUK \ERBODEN. Als prlneipiëele verklaring vooraf worde op gemerkt, dat in deze Tegelen niet uiteen zal worden gezet de verdienste van Rembrandt's bewonderenswaardige werk, noch van het van ouds bekende duistere gezelschapsspel van „de klok slaat drie" en zoo, u weet welNiets daarvan. Dit is de naar waarheid vertelde his torie van groots-ohe gebeurtenissen, die zich afspeelden te Mafsum. Kent U Mafsum Niet meer Maar u hebt het geweten, herinnert u zich niet vroeger bij den meester of de zuster „Jij daar, op de ach terste bank, kom eens naar voren, hier heb je de stok en wijs eens op de kaart aan, hoe je een reisje maakt van Amsterdam naar Gronin gen Nou, een van die vele moeilijke tusschen- stations, waar de stoomtram stopt op Zon- en Feestdagen, is Mafsum. Meer waarschijnlijk is, dat u er nooit ge weest bent. Dat is jammer, want 'tis een riant gat. Deze opmerking zou daar ter plaatse eenig protest uitlokken, want de vooruitstrevenden onder de inboorlingen noemen het een stad. Dit laten we om der pax wille zeggen: stadje was sinds korten tijd verrijkt met een nieuwen machthebber, in den vorm van een echten le- vensgrooten nachtwaker. Hoe het daaraan ge komen was Op een van die loome, zeurige Zondagmidda gen, waaTop de Mafsumsche vrouwen elkaar niet als door de week aan de deur, maar bin nenskamers opzochten en de mannen met pijp jes in den mond en handen in de zakken van hun Zou-dagsche pakken in 't zonnetje zaten te bakken of in „De Vette Eend" een stiekum borreltje gingen nemen, stopte de stoomtram en, waarachtig, er stapte een manspersoon uit. Het puffende vehikel zette moe en melig zijn reis voort, en daar stond de vreemdeling in Mafsum, eenigszins verdwaald starend naar de hem stom-aangapende omstanders. Hij liet zijn blik verder dwalen, totdat die kwam te vallen op het uithangbord van „De Vette Eend", waarnaar hij resoluut zijn schre den richtte. Ook zijn binnenkomst hier ver mocht algemeene verbazing te wekken, maar hierdoor liet deze ongetwijfeld verdwaalde dwaas zich niet afschrikken. Hij voegde zich bij het gezelschap, bestelde een klare, en begon een gesprek, d.w.z. hij begon te praten, terwijl de rest zwijgend luisterde. Teen de vreemde ling een half uur gesproken bad en vier kla ren had verwerkt, was het tot de „Vette Eend" bezoekers doorgedrongen, dat deze praat- en borrelgrage man den naam Janus droeg, uit Amsterdam kwam en verbalen vertelde over moordenaars en dieven, zooals ze tot nu toe alleen in het Zaterdagavonds-verschijnende .Weekblad voor Mafsum en Omstreken" had den gelezen, en die alleen heel ver weg in Amerika en zoo gebeurden. Maar deze Janus, die heelemaal uit Amsterdam kwam en het toch wel zou weten, hielp hen snel uit dien droom door te verzekeren, dat het heel goed mogelijk was, dat binnenkort, misschien nog wel deizen nacht, hier, in Mafsum, zoo'n roo- ver met 'n revolver zou kunnen komen om de Mafsummers leeg te plunderen. Dat was 'n volkomen nieuw gezichtspunt, en peinzend, zich niet op hun gemak voelend begaven ze zioh huiswaarts, terwijl ze onder weg het groote gevaar bespraken dat Mafsum bedreigde, 's Avonds joegen ze door hun sinis tere verhalen hun vrouwen den angst op 't lijf, wat tot resultaat had, dat toen de nacht ge daald was, menig Mafsummer wakker schrok en angstwekkende geluiden meende te hoo. ren, die achteraf afkomstig bleken te zijn van den hond van den buurman. Maar twee dagen later was de rust weerge keerd: Janus, de man die van verre kwam, de man met ervaring, had zich aangeboden om 's nachts over leven en goed der Mafsummers te waken. Niets kon meer gebeuren, voor wei nig geld was iedereen veilig. Hoorde men on raad, dan blies men op 't nikkelen fluitje dat Janus hun, bij den prijs inbegrepen, verschaft had, en hij zou als uit den grond verrezen voor den boosdoener staan en hem onmiddellijk on schadelijk maken. Goddank, Mafsum sliep weer. Een goed zoon. Jantje was erg stout geweest. Toen zijn vader thuis kwam zei deze streng: ,,Jantje weet je wat er met brave jongens gebeurt?" „Ja vader, die gaan naar den hemel''. „En weet je wat met stoute jongens het geval ls?" ,,Ja, vader, die gaan ergens anders naar toe". „Zou je dan niet liever een brave jongen zijn, en naar den hemel gaan?'' Jantje zweeg een oogenblik en antwoordde toen; ,,-neen, vader, ik ga toch liever met u mee". O— De Schot. Twee reizigers waren alleen uit de schip breuk overgebleven, een Engelsohman en een Schot. Op het eind van de tweede week op het onbewoonde eiland waren hun kleeren versleten, hun levensmiddelen uitgeput, en de apen waren opgehouden -met cocosnoten uit de boatmen naar omlaag te gooien. Het vooruit zicht was slecht. We konden het niet slechter treffen", zucht te de Engelschtnan. .Toch wel'', zei de Schot, ,,ik had een retour- biljet kunnen genomen hebben". O— Hartelijkheid. „Als mijn schoonmoeder op bezoek kornt- hang ik altijd een kalender op onze logeer, kamer, opdat zij zich niet vergissen zou den dag van haar vertrek .Daarom heb ik een klok gekocht, die elk kwartier slaat''. De opschepper. „De julohende zomer heeft zijn intrede ge daan; al wat adem heeft verzadigd zich aan licht en lucht. Stelt u in staat zonder gevaar van deze feestgaven te genieten door ter voor koming van zonnebrand enz En passant denkt men er over zijn winterjas weer te yoorschljn te fealea, bed glijden, behoedzaam scharrelde hij naar 't nachtkastje, diepte er het alarmsignaal uit op, sloop naar 't raam, open-de het voorzichtig, hapte lucht en blies uit alle m-aebt. Dit her haalde hij vijf, zes, zeven keer, stopte omdat hij buiten adem was, en wachtte „Allemachtig, dacht Hein, waar blijft die man In 's hemelsnaam". Toe dan Hein, fluit nou nog 'ns", ried zijn vrouw, en weer klonken de schrille, bibberige toonen d-oor den Mafsumschen nacht, en we derom: resultaat nihil. .H-eln", klonk het vanuit 't bed, „Janus had allang hier moeten zijn, die luiwames zit na tuurlijk hier of daar rustig te slapen, je moet zelf naar beneden gaan." Een koude rilling doorvoer Hein's stramme leden. Neeluister nou 's, laten we nog even wachten, hij zal wel zoo hier zijn, en .en intusschen zal die vent er met den heelen boel van door gaan! Hein! Ben je een man of niet! Moet ik soms gaan?!" Wie zou een dergelijken rechtstreekschen aanval op zijn mannenmoed kunnen weerstaan? Al was 't dan ook onder bange zuchten en tal- looze schietgebedjes, Hein schuifelde naar de deur, terwijl hij den goeden raad mee kreeg: „Ga naar de kamer -hiernaast en neem den pook m«e!" Aldus gewapend sloop Hein de trap af 5, 10, 12 tredennog zes en hij was er 14, 15 14, 13 nee! hij was toch een min! 17, 18 daar stond hij in de gang en luisterdeja, er was iemand binnen, nog steeds Toen voelde Hein den moed van zijn voor vaderen over zich komen, resoluut stapte hij naar de deur, en, na nog een korte aarzeling greep hij den pook steviger vast, opende de deuren bleef, alsof de grond met glu-ton besmeerd was, staan...: dèAr, In zijn stoel, met zijn mooie, glanzende hooge zije op, met zijn trots, zijn ambtsketen, om den bals, te midden van een uitstalling der feestelijke al coholica, een glas In de hand, zatJanus! Toen deze de In nachthemd gehulde gedaan te in de deuropening gewaar werd, richtte hij zich moeizaam uit zijn -zetel op, zette plechtig den hoogen hoed recht, hief zijn glas omhoog en sprak: Meheir de four sitter!Ihik, pedon, Ik -wit segge: Eidelachbare! de klok heb 12' ure ge stage, en daarom is 't me 'n ruiize eer om Uwes. uit naam fèn me mede-gefangene, pedon, ik wil segge, fèn de bewoners fèn dit ellendige -gèt te veliziteire met Uwes ferloufing!" Deze speech had de wakkre nachtwaker blijkbaar dusdanig aangegrepen, dat hij, niet in staat nog een woord uit te brengen, in zijn stoel terug zonk, 't hoofd op de tafel 'liet zin ken, en snurkte. Sinds dien nacht staat Mafsum weer bloo-t aan de overvallen van Al Capo-ne en zijn bende. P. Reeds twee weken waren verloopen zonder -dat zich iets bijzonders had voorgedaan, toen wederom de gemeente in beweging kwam, de zen keer echter door aanmerkelijk vreedzamer oorzaak: Zondag zou namelijk de burgervader het heugelijke feit herdenken dat hij 25 lange jaren onversaagd de teugels van het Mafsum sche bewind in handen had gehouden, en heel de burgerij maakte zich gereed, om „onzen Hein", zooals zijn intimi hem' noemden, dezen dag eens grondig in de blommetjes te zetten. Maar ook de jubilaris had in de afgeloopen dagen niet stil gezeten en, bijgestaan door zijn ega, ervoor gezorgd, dat zijn onderdanen, wan neer ze hem hulde en dank kwamen betuigen, gul onthaald zouden worden, 't Waren voor 't reeds bejaarde echtpaar vermoeiende dagen geweest en het was dan ook met een zucht van verlichting dat ze dien Zaterdagavond het grijze hoofd op 't kussen legden Alvorens zich aan den slaap over te geven, bepeinsde de vroede vader nogmaals of nu werkelijk alles in orde was: ja, daar lag zijn feestelijk jacquet met toebehooren, beneden zijn glimmende hooge hoed, zijn ambtsketen, daar stonden de koekjes, de taartjes, de flesohjes en kruikjes voor 's middags, nee, hij had niets vergeten. Tevreden draaide hij zich om en Klaas Vaak deed zijn plicht Wreede-lijk werd zijn rust verstoord, door dat hij plotseling tot het besef kwam dat de burgemeestersche hem hardhandig bij den arm schudde en fluisterde: ,,Hein! Hein!! wor- toch wakker! Hein! Wakker!!" „Mensch, wat is-ter nou aan de hand?" ,,Ssst!d'r is 'n vent beneden!" „Bèn je gek", zei Hein verschrikt ,,Hoor dan dat gestommel vooruit Hein, 't fluitje ligt in 't nachtkastje, fluiten voor' Janus!" Tja, 't was werkelijk moeilijk aan te nemen dat de verdachte geluiden, die beneden weer klonken, werden veroorzaakt door een feest vierend muizenpaar dat rondhupste tussehen de uitgestalde heerlijkheden. Maar, nu kwam Janus goed te pas. Moeizaam en rillend liet Hein fdoh git het j Vijftien jaren in haar leven Had ze graag haar plicht gedaan;' Vijftien jaren had het sloofje Voor haar.... echtgenoot gestaan. Armoe, zorgen en ellende Had ze voor hem meegemaakt; Nu hijruim en vlot kon leven Was ze achteraf geraakt. Leelijk was ze door het werken! Mager, rimpelig en bleek; Pijnlijk kon ze nog maai* lachen Als hij smalend naar haar keek. Liefde dorst ze niet meer vragen, Zelfs niet eens genegenheid; Toch bleef zij hem stil verzorgen Als de trouwe keukenmeid. Als de kinderen eens kwamen, Die ze toch had groot gebracht.,,.; Was er wel in huis een moeder Maar er werd niet aan gedacht Vader was dé groote werker Waar men zich mee toonen ka®; Moeder, met haar voiks-manieren Was geen vrouw meer voor zoo'n man. Zakelijk e-n wat neerbuigend Werd ze enkel maar.... geduld; Zeker had het kleine oudje In der tijd haar plicht vervuld. Als ze vroolijk samen waren En modern zaten te doe®.... Vonden ze dat moeder's hoofdje Toch wat.... raar was, voor een zoen. Toen.... de zeer gepaste..scheiding Dat zag iedereen toch in? Ja.er hoorde toch een dame In zoo'n hoogst beschaafd gezin? Zonder lastig tegenspreken Is het sloofje heen gegaan...* Dit zelfs had ze nog uit liefde Voor haar grooten man gedaan. We verbreken maar beloften Va® genegenheid en trouw. We vernietigen het liefste In den hand van man en vrouw. En we plegen maar die misdaad Op den Goddelijke® echt.... Moeder wordt als meid en huisvrouw Haar betrekking opgezegd. J. H. SPEENHOFF. Het sloeg middernacht in het eenzame huisje van den belasting-ontvanger, midden in het bos-c/h. Emma de vrouw van den ontvanger, vouwde de krant' dicht, het New Yorksche S-u-ur-avond. blad. „Moordenaars aan het werk", isitond met groote letters op de eerste pagina. Emma huiverde. Ze dekte de kooi van haar kanarievogeltje af. Bezorgd keek ze naar een gro-oten zak, vol dollarbiljetten, die i® een hoek van de kamer stond. Morgen zou die zak door een gepantserde Igouvernementsauito worden afgehaald. Haar man, de belasting-ambtenaar Pyimsen, was 's morgens naar de stad gegaan en kwam morgenmiddag pas terug. Weemoedig dacht ze aan haar William. Toen wilde ze de kool van haar kanarie af dekken, maar ze merkte, dat ze dat reeds ge daan had, deed de petroleumlamp uit en ging.... Plotseling sprong de deur open. Er ver scheen niemand. Drie minuten gingen voor bijToen stond er een man, in lompen ge huld. Met een zwaren baard en felle, groote oogen Bent u alleen? Ja beste -heer, stamelde Emma, maar mijn ma® kan elk oogenblik thuiskomen. Buiten woedde de storm. De ongure bezoeker liep naar de tafel en gln-g zitten, hij sprak geen woord. De kanarievogel fladderde angstig in zijn kooi heen en weer. Uw man is toch belastingontvanger? Ja beste heer. U bent pas twee maanden geleden naar hier overgeplaatst? Ja. U hebt ongeveer twintig duizend dollars in hu-is? Neen bes-te man. Lieg niet, ik weet overal van. Ja ja. De vreemdeling legde een groote revolver op tafel. Breng me wat te eten. Zeker beste heer. Emma verdween uit de kamer. Ze haalde diep adem en sloop naar de tele foon. De draden waren doorgeknipt. Emma daaht *er oveir de vUudlit te nemen. M-aar buiten was het hondenweer; bet water gutste uit den hemel; de bliksem was niet van de lucht en de storm loeide. Toen ging Emma naar de keuken. Met be vende handen sneed ze vier dikke boterham men. Ze belegde ze dik met worst en deed de boterhammen op een hord. Het bord zette ze op een presenteerblad waarop stond: „smakelijk eten". Angstig deed ze de deur van de kamer open. Help! help, gilde Emima. De man met den baard was verdwenen, maar ln zijn plaats Haar hart stond bijna stil van ontzetting! Midden in de kamer stond een neger! Een reus, pikzwart, met bloedroode lippen, witte tanden. Om zijn middel droeg hij een gordel, w-aarutt dreigend drie revolvers staken. Emma huiverde over haar hee-le lichaam. Ei, duifje, grijnsde de neger, waar 'is de zak met de vele dollars? Ik heb geen zak met dollars. Dat zullen we eens zien. Ik ben do roofmoordenaar uit het New-Yorksche tgte avondblad. Ik weet, dat uw ®fn d^0,e,t bet weken belasting ontvangen heef'-- A allemaal hebben, anders kille kit®- Intusschen dreigde hij Emma met TOllveir* zak. De zak met Toen liep hij naar den dollars. S6vTnfe^hteTden zak kwam de vreemdeling dO0de «W- Naast den zak stond Emma met het pre senteerblad. Wees maar nliet bang, vrouwtje, zei da vreemdeling kalmeerend. Ik ben de be kende detectief Pakkert. Eén oogenblik. Haastig trok hij zijn versleten pak uit en etond toen in een onberispelijk blauw cos- tuu-m. Met een doek wreef hij over zijn ge zicht. Een gezonde kleur kwam te voorschijn. Hij stak den zwarten baard in zijn zak. Emma zag een glad-geschoren kin. Zijn pruik gooide hij in een hoek. Een keurige scheiding werd zichtbaar. Tenslotte spelde hij zijn pol-itie-pen- ning onder de revers van zijn colbert, drukte een monocle in zijn rechter oog en stak een sigaret op. Emma -bloosde van verbazing. ^XXX. Opeens begon ze te gillen. Die neger die daar dood op den grond lag was geen neger! Hij droeg een masker. Door den val was het masker verschoven. Blonde krullen kwamen er onder uit en een verbrande gelaatskleur. Het was William, haar man! Mannie, snikte ze, naas them neerknielend Maar de detectief richtte haar op. - Hij was uw liefde niet waardig. Uw Wil liam was een doortrapte misdadiger. Hij vroeg overplaatsing naar dezen eenzamen post om den diefstal te kunnen uitvoeren. Vandaag was hij in de stad. En gij, arm vrouwtje, zoudt dan moeten verklaren, dat ge door een neger be roofd waart. Intusschen zou uw man een alibi gehad hebben. Neen, uw man was uw liefde niet waard. Emma sloeg haar oogen op. Een traan gleed over haar wang. De detectief bracht haar op zijn motor naar de stad, naar haar moeder. Met den zak dollars. „Meneer Breuk", kondigde het dienstmeisje aam. Er kwam een schichtige uitdrukking in de oogen van Stegamole® en de vraag, die hij zijn wrouiw stelde, klonk als het blaffen van een verschrikten honid: Breuk Is dat niet die makelaar uit Riul- d'uinen, met Wien we onlangs bij de Reizema'a hebben kemnisigieiinaakt Je hebt -hem, meen ik, zoo terloops er over gesproken, dat je wel iets voelt voor een. aardig, eenvoudig landhuisje Mevrouw Stegemolen knikte. „Ja, dat is wel mogelijk." „Groote genaide", kreunde haar echtgenoot, „wat ben je begonnen Natuurlijk komt de toerei ons nu opzoeken" met een groote rol plan nen en teekend ngem 'bij zich Hij zal ni;et weg gaan, vóórdat hij ons zoo'n landhuisje heeft aangesmeerdJe raakt dien man eenvoudig niet kwijt". Radeloos keek hij zjja rvrouw in het schuld bewuste gelaat. Dan wendde hij zich weder tot de dienstbode. „Heb je gezegd, dat wij thiula waren -Het melsje knikte, en dan besliste Stegemo Ie® opeens vastberaden, terwijl hij zijn vrouw ferm ln de ooigen zag: ,We/l, dan moet jij dat zaakje maar opknap pen. Jij bent de aanleidende oorzaak voor het bezoelk van dlten kerel; dus moet jij maar zien, dat je jezelf er uit redt. Zeg maar, dat bet dienstmeisje Zich vergist heeft, en ik een half uur geleden ben uitgegaan." Mievnouw Stegemolen trachtte te pro tea teer en, doch haar echtgenoot luisterde al niet eens meer naar haar. Met anigistig-spiedende oogen zocht hij een plekje oan zich te verschuilen. De aangrenzende kamer Hij rukte aan de tassclhenideiu-rein, doch deze Mefcen, gesloten en de sleutel 6tak aan de andere zijde Langs de gang kon hij niet ontvluchten, daar deze in het gezd-dhtaveld lag van Brenk, die in het portaal stomd. Er bleef alleen noig maar het balkonnetje over. Haastig trok Stegemolen de balkondeuren open. Zijn schuilplaats was weliswaar zeer beknopt, doch onbereikbaar voor het spiedend oog van den makelaar. De aftocht haid Juist met succes plaatsgehad, toem. B/rentc Ihoffeiijik. gü.lrmila/cih'end. en -virienictólijic "kniKkenid die -wooiulraimieir ibetrrad. Juist eooals Stegemolen gevreesd had, droeg ihij onder zijn arm een groote rol plannen en teekeningen. 't Sipeet Brenk ontzettend, te vernemen, dat mijnheer niet thuis wasHet dienstmeisje had toch gezegd...;.. Het dienstmeisje, jokte mevrouw Stege molen. kleintjes had zich vergist. Minneer was een half uur geleden udtgi waarschijnlijk van avond wea ui-6 ikeeren, Maar an-tusschenj.neeilli plannen en genoeg€,nis der in Ruidninen -Kpaatte twee uur achter elkaar aan één k, „ver Rulduiinen in het algemeen en die tandhuisj03 in het bijzonder, verdiepte zich in architectonische details, noemde de afmetingen yaji kamers, portalen, dakgoten en gevelspit se®, 't Begon mevrouw Stegemolen te duizelen voor de oogen. Hartgrondig we-nsehte zij, dat zij naast haar echtvriend op het beknopte en. wankele balkonnetje mocht staan Maar aan elke bezoeking komt toch tem slotte einde. Toen mevrouw Stegemolen voor de zevende maal verklaard had, dat zij persoonlijk geen beslissing kon nemen, docih zich diende te onderwerpen aan de besl-uiten van haar echt genoot, gang Brenk eindelijk heem, na het afleggen van die prettige belofte, dat hij bin nenkort nog eens zou terugkeerem, en hoopte, alsdan ook mijnheer Sttege|mol|en tie feulUeix aantreffen. Mevrouw deed hem uitgeteld© tot beneden aan de trap. Zij achtte Zich tot deize beleefd heid jegens den makelaar wel verplicht, nu deze Zich twee uur achtereen tevergeefs had zitten vermoeien. Mevrouw Stegemolen was een zeer hoffelijke en beleefde dame Toch was 't met een gevod van Innig wel- behagen, dat zij de deur voor Brenk opende. De makelaar .betuigde nog eens zyn dank voor de vriendelijke ontvangst. 't Speet hem alleen, vertelaarde hij, ,4®* mijnheer Stegemolen niet had mogen ontmoe ten". „Pardon", brak hij opeens af. Op bet stoepje Vlak voor het huis stond een dame. die ar hand juist naar de bel uitstrekte. Mievrouw Stegemolen herkend» to®8'1' beneden buur. De buurdame had blijkbaar de laatste woor den van den makelaar gehoor O" zeide zij vriendelijk, „maar dan treft U't bijzonderU kunt meneer^Stegemolen nog juist ontmoeten. 11 etl ©ö^ri- veerdwaarschijnlijk ullt €e° vliegmachine of Iets J maar:, daar zit hij in ons geramumpark Inderdaad bleek de buurdame gelijk te heb ben. hef lange Vermoeid door wachten op het balkonnetje, had st®5®"l0llen wat al te stevig tegen het hekj® -Be,lieiunicl, waardoor het heer- werk bezweken was. De m-eneerA'e-biet-thui-s-was, tuimelde naar beneden: gelukkig zonder ernstig letsel op te loopen. En z°° zat miet een verschrikt en pijnlijk vertrdkken gezicht in het voortuintje van zijn benedenburen waair hij -den onthutsten blik van zijn vrouw en d6 verbaasde oogen van, Brenk ontmoette J. D. (NADRUK VERBODEN). tpjJXRUK TERBOügKl

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6