hj ill ff m JX3 I i EEN ONDERZEEËR OP DEN BODEM DER ZEE De rit met den sproeiwagen. HET MUTSJE rt™""™ HET AMATEUR-KAMER MEISJE WOENSDAG 27 JULI 1932 a«sa -- - "•li I De morgen schemert. De lucht is ver bruikt en moet door versche vervangen wor den, temeer, omdat ook ditmaal na een nieu wen aanvaJ op een langere vluchtreis onder Waiter te rekenen is. Opstijgen! beveelt de commandant. Maar de een kijkt den andere aan: de boot suddert, maar stijgt niet. De pompen zuigen de laatste druppels water uit de tanks. Flesscben met samen geperste lucht werden geopend. Sissend stroomt de lucht in de tanks. Ditmaal sid dert de boot sterker.en eindelijk, centi meter voor centimeter, nauwelijks voelbaar. dan sneller en sneller. De boot stijgt. Een der matrozen wilde zijn buurman die even tevoren in onzachte aanraking met hem geweest was, een schop geven. Juist terwijl hij het doen wilde, leek het been op eens verstijfd. nu eerst komt de voetzool bij den buurman De trap wordt niet gege ven.Beiden kijken elkander aan en lachen.... allen lachen... men ademt op... meter voor meter stijgt de boot.... de op pervlakte.... de prikkelende zeelucht tege moet. Dan worden alen zich bewust dat er toch Iets niet in orde 's met de bootHoe hoo- ger zij komt, hoe meer zij naar voren helt topzwaar... het evenwicht is verstoord. De commandant doet alsof er niiets aan de hand is.geeft rustig zijn bevelen. De manschappen doen al'of zij niets be merken.voeren rustig de bevelen uit... Zijn ak altijd Brand! Hoe hooger de boot stijgt, des te meer geraakt zij uit haar normalen toestand, des te meer vergroot zich de hoek.... Plotseling vallen met donderend geraas alle voorwerpen, die niet vaststaan, van den eenen hoek in den anderen De boot is nu bijna loodrecht komen te staan. Terwijl de matrozen door elkander op een hoop rollen, volgt -het tweede en grootere ongeluk on middellijk hierna. Brand in dj boot! Een steekvlam schiet met verblindend licht op.een dikke walm komt achterna. De lucht is oogenblikkelijk verpest door rook en giftige dampen van overgeloopen zwavelzuren der ac cumulatorenbatterijen. Ontzetting verlamt de manschappen en Officieren oogenblikkelijk. Er breekt geen paniek uit. Met de tanden op elkaar gebeten wordt de eerste schrik overwonnen. Dan strompelt en klautert de wacht midden in de zwarte rookwolk. Zij werkt zich met moeite door naar de plaats waar het knettert.... waar de weerschijn 'der vlammen de rookwolk spookachtig ver licht.De oogen tranen en knipperen on der den bijtijden rook... en terwijl het sis sen der in werking gestelde bluschappara- ten weerklinkt, de weerschijn zwakker wordt, blijven de machinisten op hunne plaats en vergeten geen oogenblik hun taak. Met de eene hand houden zij zich vast en met de andere bedienden zij de hef- boomen en schakelborden. De brand is gebluscht.was ontstaan Öoor kortsluiting aan den periscoop.... Twee mannen vsllen neer.een langer Verblijf onder water beteekent de dood. De boot moet naar boven.De groote be lasting van de voorzijde.het bedienen ,van den periscoop, kan niet verholpen wor den, op goed geluk af moe', de Loot naar boven... De heele bemaning heeft reeds te kampen met aanvallen van verstikking. De 20 mannen kijken elkaar met door angst .verwrongen gezichten aan. De waterspiegel schuimt en sist.Een zonderlinge reuzenvisch van ijzer en staal doorbreekt de opoe? vlakte: U-boot 41. Met één slag vliegt het luik open.Diep ademen de mannen, die zich reeds verlo ren waanden en nu uitgeput op het dek klauteren, de zuivere, prikkelende zeelucht in. De Engelsche kust ligt vlak vóór hen En de lichtschijn van een vuurtoren ver bleekt in de stralen der opgaande zon. Boor vijanden omgeven. Commandant Kreise roept: „Luiken slui ten!" Alarmsignalen gillen. Schuimend slaan He golven samen over de boot, die absoluut niet meer in staat is zich te verdedigen. Duiken! Dirken! Van de boot is niets meer te zien. Met een geweldigen smak stoot de boot tegen den grond. Met een smak, waardoor zij lek geslagen moet worden of er moest wel een wonder gebeuren. Alle machines, zelfs kompas en wand klokken worden buiten werking gesteld, om iedere vervolging van den vijand on mogelijk te maken De luisterapparaten zijn bezet. Er heerscht doodsche stilte... En reeds worden de schroeven der vijan delijke motorbooten hoorbaar.komen dich ter bij.brommen boven hun hoofdden voorbij.inaderen, nogmaals... loeren ook eerder.geven het zoeken niet op. De wacht, een baardig matroos, wiens ctfdM» £a groof» spanning uitdrukken, waarmede hij oplet, luistert voortdurend naar de geluiden der vijandelijke booten aan het cnderwarei-radio-appartaat en hij meldt telkens of zij zich verwijderen ofwel naderen. Langzaam kruipt de groote wijzer der wandklok vooruit.. De tijd is vol bange afwachting... wil niet vooruit.... De dood gaat voorbij. Half 9De Alok slaat niet.... Nog al tijd ademlooze s'ilte. De baardige matroos aan den luisterpos en periscoop meldt: „Twee vaartuigen met springstoffen in de onmiddellijke natijheid". Hij zegt niets meer.... iedere verdere mededeeling is thans overbodig geworden. Ieder der matrozen hoort duidelijk en klaar het geluid der sciiroeven boven zich. Vreese- UjkVreeselijk De harten kloppen tot barstens toeLeven of dood.een vraag van seconden en meters.... Ieder oogenblik kan de hoot in stukken gescheurd worden. Mijn God. Mijn God, mompelt de jong ste en niemand maakt hem eenig verwijt. Een ander houdt krampachtig zijn ooren toesluit de oogen wacht zoo he' laat ste oogenblik af De dood gaat voorhij. In de ondragelij ke spanning me'dt nu de commandant in plaats van den wacht: „Geluk gehad jon gens. Vaartuigen verwijderen zich". Seconden duren eeuwigheden. Reeds kwamen zij weer terug. Plotse ling voelen we heftige schokken.ont ploffingen dborwetlen de watermassa's der zeewatert)einmen; de ontploffingen brengen de boot aan het wankelen zonder echter ernstige schade te berekenen Zij schommelt als een wieg. Bovendien wordt de lu"hit voortdurend armer aan zuurstof voortdurend vochtiger. En iede- ren keer, iedere seionde, wanneer de ven- tilatiiemachine loopt, komt de vijand dich terbij in een cirkel en werpt zijn bommen uit Met het uur wordt de toestand "Sritie- ker. Piepend gaat de ademhaling van of ficieren em manschapen. Het zweet stroomt van de gezichten. In gedachten vervloekt ieder den vreese- lijken oorlog. 't Zal gauw gedaan zijn, zegt iemand. Zonder luchr kan men niet leven! Och wat! moppert de commandant, ofschoon hij er eveneens van overtuigd was. „Afwachten! En men wacht, wachlt lang, eeuwighe den en toch mair seconden. Na den mid dag om drie uur worden twee man aan de machinen onwel, zij storten neer als stukken houthet waren de sterkste kerels.de volgende die neervalt is de ingenieurVerantwoordelijkheidsgevoel en energie houden commandant en wacht- officier staande Alles hapt krampachtig naar lucht als visschen die op het droge komen. En al zou cok de helft der beman ning stikken, dan mag de machine toch niet meer loopen. wil de geheele bezetting niet door een voltreffer vernietigd worden. 's'Avonds ongeveer om 8 uur zijn de com mandant en de oficier der wacht er van overtuigd, dat ze het niet lang meer volhou den. En toch moeten ze nog volhouden, zoo lang, tot de JuistPi nis van den nacht hen voor de vijanden verbergt. De jongste, hij is nog haast een kind, begint weer te jammeren, luidkeels te schreien. Uit zwakte, lichamelijke en geeste lijke nood. De primitieve maar onmachtige drift naar zelfbehoud doet zich gevoelen. dan zwijgt Hij rn weer begint hij slaat dwaze praat uit.armen en beenen schijnen to branden. Doodsche stilte Die nog kracht ervoor hebben beginnen te schrijven.... Het zijn er maar enke'en, die niet in een weldoende bewusteloosheid gedompeld zijn. Langzaam en zwaar, maar toch zeer re gelmatig zijn de letters: „Lieve vrouw of„Lieve, liefste moeder....!" Stotterend hijgt dan de commandant' Alle man! let op! gecomprimeerde lucht overal! Het laatste bevel? Aller oogen Dichten zich op den diepte- manometer Sissend komt de samengepers te lucht dn de tanks. De electrische machi nes, werken als razend. Weer gaat een sid dering door de booi. de manometer blijft echter rustig. De hoot blijft aan den grond. Levend in heit water begraven! Ook de romnandant heeft het laatste sprankje hoop opgegeven. Eenige matrozen drukken elkander de hand. Daar....! plotseLng. Ja, is het moge lijk? De laatste rest der samengeperste lucht brengt de boot aan het stijgen. Langzaam, heed langzaam, maar zij stijgt... Nu zal er luchit komenvcrsche luchtWellicht kan men blijven leven!... echt leven!..., De boot stijgt! Geen oog blijft droog. Om kwart over 9 's avonds na IVz af schuwelijke uren op den bodem der zee, te hebben doorgebracht breekt de onderzee boot 41 voor den tweeden maal dezeen dag door tot de oppervlakte. En weer ylitgt het luik open...» Men zegt, dat de voorvaderen van den jon gen graaf Gaston de Puyr&leux mede ten kruistocht getogen zijn en dat zij in later eeuwen belangrijke posten hadden aan het hof van den Rol Soleil. Dit alles is best mogelijk, maar in ieder geval staat het vast dat het oude geslacht ten slotte aan glorie bedroevend heeft ingeboet. Van de steeds schaarscber wordende late afstammelingen van de grafelijke familie valt eigenlijk alleen nog te vermelden, dat zij hartstochtelijke liefhebbers waren van paar den. Nochtans misten zij allen aanleg voor de ruitersport; het berijden van een paard „on der den man" werd in de familie de PuyrMeux als een wandaad beschouwd, als een afwijking van een edele traditie, als een inbreuk op de eer van het geslacht. (Er wordt beweerd, dat de groote Jehan de Puyréleux, die in 1763 ge storven is, last van aambeien had.) Hoe het zij, (het groote genot en zelfs schijn baar het eenige levensdoel van een de Puyré- leux was om van den hok van een brikje af een vurig paard te mennen. Een PuyrMeux werd om zoo te zeggen met de leidsels In de hand geboren en wanneer ze eenige dagen onaange roerd hieven, dan kon men gerust aannemen, dat er een sterfgeval in de familie dreigende was. Aan deze passie heeft Loys de Puyréleux zijn fortuin verkwist. Hij had n.l. de ge woonte om met de leidsels In zijn aristo cratische handen naar alle wedrennen te rij den en daar dan hooge bedragen te zetten op het verkeerde paard. En wordt beweerd, dat toen een schichtige Walachijsohe hengst hem op een goeden morgen van den bok af wierp, waarbij hij de halswervels brak, het hoog tijd voor hem was geworden om orde op zt)n zaken te stellen. De oude notaris, die daartoe thans ambts halve verplicht was, moest met een bedrukt gezicht aan den 19jarigen Gaston mededeelen, dat het vaderlijk erfdeel zou dienen om schul den te vereffenen, zoodat er behalve eenig lederwerk uit het tuighuis niet veel zou over blijven. De jonge graaf heeft daardoor zijn in den regel goed humeur niet laten verstoren. Hij had spoedig een plan ontworpen, dat hem voor- loopig tot den gelukkigsten man, c.q. edelman, van de wereld zou maken. Men moet n.l. weten dat hetgeen wij hier ver halen zich afspeelde in den tijd, toen benzine uitsluitend gebruikt werd om er vlekken mee ■te verwijderen en het edele paard nog om zoo te zeggen vorst en heersoher was van den weg. Ook was men toen nog ver verwijderd van de motoriseering van het leger, zoodat ook als trekdier het paard in militaire kringen hoog in eere stond. Men zal nu den inval van Gaston de PuyrA- leux weten te waardeeren, toen hij dienst nam als trelnsoldaat. De militaire trein bestond in die dagen uitsluitend uit voertuigen met paarden-tractle en de jonge graaf Week een voortreffelijk, zij het ook een eenigszins gril lig wagenvoerder. De eigenaardigheid van de militair© verbin tenissen is, dat zij op een gegeven moment afloopen. Gaston voelde er niet voor het con tract te verlengen en zijn commandant was daartoe al even weinig geneigd. Aldus verliet hij den militairen dienst. Het bovenstaande werd door den beheerder van deze rubriek aldus gedeeltelijk verzon nen en gedeeltelijk „opgemaakt". Het moet echter dienen als inleiding voor een verhaal, dat niet oorspronkelijk van hem is, maar van den Fransohen schrijver Alphonse Allais, die zijn miezerige en vunze bedenksels soms wist af te wisselen met een waarlijk brillanten In val. Het is nu eenmaal het geheim van de inspiratie, dat de geest niet aarzelt te komen over onwaardigen! Welnu dan, Gaston de PuyrMeux, die niets meer te doen had en zoo-maar wat langs 's Heeren straten slenterde, ontmoette op zeke ren dag op den boulevard een ouden kennis uit den tijd van zUns vaders weddenschappen Wel, meneer de Puyraleux Hoe gaat het met u? Heel goed. dank u Hoewel nu ja u weet het, niet waar? Ziek? Nee, maar En Gaston legde aan den ouden kennis uit, boe ellendig hij er aan toe was, zonder betrek king, zonder inkomsten, zonder uitzicht op beter. De oude kennis had Gaston wist dat niet een leidende positie bij de stadsreiniging in Parijs. Hij was daar zooveel als chef van de afdeeling sproeiwagens. Als ik u een post mag aanbieden op mijn bureaux? Ach, bureaux! TT weet wel dat ik daar zoo weinig op mijn plaats hen. Maar ik kan u toch niet voorstellen om er met een sproeiwagen op uit te trekken! Waarom niet? Wat, zoudt u dat willen Graag! Als ik maar op een bok zit en leidsels In mijn handen heb, dan trek ik me van de rest verder niets aan. Het vak ken ik. Ik kom juist uit dienst en ik zou in staat zijn een militairen trein te leiden van Parijs naar Orléans over een telegraafdraad. Nu, dan is het in orde. In orde. Den volgenden morgen werd de laatste van het geslacht de Puyr&leux aangewezen om met zijn sproeiwagen da Place de la Concorde te reinigen. Het was een heerlijke lentedag met een blauwe lucht en zon over de hoornen. Het prille licht en de zachte temperatuur hadden op Gaston een eigenaardige uitwerking. In de zoelte van dezen verrukkelijken dag verloor hü eenigszins zijn begrip van de werkelijkheid en ging hij zich aan droomen en fantasieën te buiten. De rijtuigen stroomden naar het Bosch voor een morgenrit Gaston met een bloem in het knoopsgat begon te gelooven, dat ihij nog leef de in de goede dagen van weleer, in den tijd van zijns vaders wèl-gevulde stallen. Hij liet zijn zweep knallen, deed zijn paard steigeren en boog de avenue des Champs Elysées in Daar reed hij in kalmen draf voort, zonder acht te slaan op het water dat hij liet spui ten en als twee zilver-parelend© hogen, links en rechts achter zich aan sleepte. Al zijn oud© relaties, al zijn vroeger© vrien den en vriendinnen herkenden hem, ten hoog st© verbaasd natuurlijk. Hij van zijn kant groet te zoo sierlijk mogelijk naar alle kanten: Bon jour, mijn waarde! Bonjour, lieveling! Bonjour, ouwe jongen! Hij zwaaide hoffelijk met zijn dienstpet, spoorde zijn paard aan en hield met stralend gezicht de leidsels strak. De waarheid eischt mede te deelen, dat de 'hartelijke begroetingen ln hoog© mat© koel werden opgenomen. En ondertuissohen liep d© tank van den sproeiwagen langzaam leeg, spoot het water over de menschen links en rechts, over de paandenpooten, over de wielen van de rijtuigen. Een familie die een ritje maakte in een laag open bakje werd het slachtoffer van een vol ledige Inundatie. Op deze wijze naderde Gaston het Meer. De verschijning van een sproeiwagen ln draf te midden van de deftig© equipages en lan dauers veroorzaakte een verschrikkelijk schan daal. Een boschwachter greep ln, vatte den klep per van Gaston hij den teugel en gaf vervol gens paard, vehikel en koetsier over aan twee agenten van politie die het heele geval vol gens de regelen der kunst hebben opgebracht. De jonge graaf hoeft de zaak van den grap- Pigen kant opgevat, maar alle oude heeren uit het geslacht de PuyrMeux hebben zich dien dag in hun graven zuchtend omgedraaid. Stel U voor: de equipage van een de Puyraleux, floor de politie aangehouden en in beslag ge nomen! Maar nu in oen beschermende duisternis... De hemel is zóo donker, dat ook de meest waakzame vijand de boot niet zien kan... Om 11 uur 's avonds is de U-boot 41 ge red. Twintig menschen voelen zich als herbo ren. «in De dartele Zuidenwind rukte aan één van Anna's blonde krulletjes en met een rustig gebaar en een glimlach ln haar oogen streek Anna het vermetele krulletje weer weg onder haar coquette mutsje. Zij voelde, dat Piet's schouder zich even liefkozend drukte tegen den hare, toen hij zich naar haar toeboog. „Zeg, Ans, dat mutsje van jou, daar zijn al de meisjes, geloof ik, stapel op". „Denk je murmelde zij. „Nou en of, ze kunnen d'r oogen er niet van af houden, 't Staat je ook reusachtig". Anna antwoordde niet, maar haar oogen glans den en haar vingers klemden zich wat vaster om IPet's stevige hand. Al weken geleden op de laatste dansles had den ze het plan gemaakt. Ze zouden in het voorjaar met z'n allen een boottocht gaan maken. „Komt toch niets van", had Anna geroepen hoog boven het stemmen tumult uit, „Nu zijn jullie allemaal vuur en vlam en over een week denkt niemand er meer aan. „Maar Ik verzeker je meisje, dat die boot tocht wis en zeker doorgaat", had Piet Muller gezegd met een blik in zijn oogen, die Anna oen kleur ais vuur deed krijgen. Na een koud nat voorjaar was plotseling op een morgen de zomer verschenen en het duurde niet lang, of de leden van de dansles werden verrast door een bezoek van Piet Mul ler per fiets, die allen vriendelijk maar drin gend aanraadde zich aan te sluiten bij den boottocht van Rotterdam naar Dordrecht op Zondag a.s. De meesten waren er dadelijk voor te vinden. Anna Vermeer, hulp in de huiehouding van mevrouw Demers, had met oneindige zorg haar ross japonnetje keurig opgestreken en, na heel lang weifelen en veel diepzinnig gestaar in den spiegel, haar licht-geel strooien hoedje verkozen boven haar zwarte hoedje met het blauwe lint. Op denzelfiden dag, dat Anna met een blik op den barometer besloot om dan maar op den bewusten Zondag haar grijzen mantel over haar arm te dragen, arriveerde het door juffrouw Lien in Parijs bestelde mutsje. Anna, die juist klaar was met tafeldekken, draalde wat, verlegde een paar lepels en keek toe, hoe juffrouw Lien met voorzichtige handen het parijsche mutsje uit het vloei haalde en dade lijk opzette. „Hoe vindt je het, Anna „O, juffrouw, prachtig, infijn kreet Anna. Juffrouw Lien bekeek zich zelf voldaan in den spiegel. „Snoezig dat rozenpatroon en wat is die zij mooi door de wol heen gewerkt", be wonderde Anna. Dien avond, toen juffrouw LI en uit was, paste Anna even, heel even het witte mutsje op. „Het staat mij beter", dacht zij. „veel beter. Juffrouw Lien heeft zulk sprfeterig haar. Behoedzaam, bijna teeder, borg zij het mutsje weer ln de doos. Zaterdagmiddag moest juffrouw Lien zwaar verkouden en koortsig naar bed en op Zondag morgen vertrok Anna met haar grijzen mante aan over het rose japonnetje, een pakje on der haar arm en het Wonde krullende aar wapperend ln den wind, naar de boot. oen ze op de kad© verscheen, droeg zij een wit mutsje. Zij werd met juichkreten ontvangen en onder de benijdende uitroepen van de meisjes over het wonder van een mutsje, verdween het be> nauwde gevoel in haar borst. De boottocht leek een zegetocht te worden en toen Piet Muller haar heel warm en heel zenuwachtig om twee uur des middags vlak achter een groote pijp vroeg, of zij z'n vrouw wilde worden, vlijde Anna haar hoofdje met het witte mutsje tegen zijn schouder en zuchtte van geMik- Om drie uur leunden zij hand in hand tegen de reeling en keken naar het klotsende water. Om tien minuten over drieën staarden An na's oogen, groot van ontzetting, naar een wit voorwerp, dat luchtigjes op de golven dans- te. D© verraderlijke Zuiden-wind speelde on bezonnen met Anna's blonde krulletjes. „Piet", zeide Anna vertwijfeld, „mijn mutsje, mijn mutsje". Zij barstte in snikken uit. Piet keek naar het witte ding In het water en sus e. „Stil, kindje, je krijgt van mij 'n nieuw, hoor Maar Anna klemde haar vingers om ziJn arm en snikte: „Nee Piet, nee, dit moet ik terug hebben. Ik weet geen raad, geen raad, dadelijk zinkt het". Piet keek onthutst naar haar wanhopig met tranen overstroomd gezicht, maakte haar vin gers los van zijn arm en sprong overboord. Het koude water bekoelde zijn jeugdig vuur en, toen hij en het mutsje door de mopperende bootslui aan boord werden geheschen, en hij door den woedenden kapitein naar de kajuit werd ge jaagd om droge kleeren aan t© trekken, voel de hij ziöh vrij belachelijk. Anna, nog zachtjes nasnikkend, legde met trillende vingers het mutsje in de zon en deed alsof zij de half-meewarige, half-spottende blik ken van de vriendinnen niet zag. Een kwartier later verscheen Piet aan dek, gekleed in een blauw© broek en een witte trui. Hij kreeg een kop als vuur, toen ze hem luidruchtig als „mut- senredder" begroetten, verweerde zich zoo goed mogelijk en wist eindelijk aan de joelende ben de t© ontsnappen naar Anna, die op de achter plecht zat en schuw opkeek, toen Piet voor haar stond. „Ik dank je nog wel, Piet", prevelde zij. Plet wuifde met een onverschillig gebaar haar dank weg. ,,'t Had niets te beteekenen, gelukkig maar, dat ik m'n linnen broek aan had, die kan er tegen. Maarezeg Ans, je geeft toch, hoop ik, niet meer om dat mutsje dan om mij?" vroeg hij en probeerde met ernstige bestraffen de oogen zijn toekomstige vrouw van haar ijdel- heid te genezen. „O Piet, hoe kan je dat denken", riep Anna, „ik was zoo vreeselijk bang, dat j© zou verdrin ken. Ik moet je wat vertellen en dan zal je wel niets meer van me willen weten".. Zij onthulde den verbaasden Piet op welke gevaarlijke kron kelige wegen een vrouw door IJdelheid gedre ven, zich durft te wagen. Zij spaarde zich zelf niet en pas toen zij alles gebiecht had, trachtte zij met een paar aarzelende nederige woorden ■haar nog maar zoo kort geleden verworven ge luk t© redden. „Ik wou zoo graag, dat jij m© er aardig uit vond zien, Piet". En wat kon Piet toen anders doen, dan na een snellen l>lik over zijn schouder een troostende kus drukken op de natte, zachte wang van zijn meisje? De rest van den middag bewaakten zij bei den angstvallig het mutsje. Ze hadden geen oog meer voor hun vrienden, noch voor de groe ne, sappige weiden waar ze langs gleden, noch voor het kabbelende water. Ze koesterden en verzorgden het natte mutsje en de zon en de winid waren hun bondgenooten. Om vijf uur constateerde Piet tot grenzenlooze dankbaar heid en verlichting van Anna, dat het mutsje droog en volkomen vlekkeloos was. Juffrouw Lien heeft er nooit iets van ge weten. E. S. (NADRUK VERBODEN.) Mensch was mensch! Neen het kan niet, Darwin dwaalde, Mensch was mensdh, van Adam af,. Niets dan rassenhaat en afgunst Is dat heidenemgeblaf. Orang oetan, orang pèndèk: O rang letjó?... alles klets! Wij gelooven in de Hoog© Schepping' Wiebaut is al ouderwetsöh. Aap was aap en steeds binatang Altijdmoujèt en niets nieW- Menschen werden slechts gas©haP« Naar het Beeld van Onzen Als de aap voor duizend eeuwen Mensoben-zuigelingen baA Zou dit nu toch nóg B©'>eu Waar op aard© ziet men a tóoh af móet stammen Als demenschtóch^ Van het een 101 Laat bet dan geen orang oetan Eaat nee ikker zjjn geweest. Maar een.... kikker 3, Hebben wij met deze Niet een Meieboel Kwaken onze politi 1 ilpftT,v Ook niet door elkander heen? Zetten wij bij onze twisten Ook geen groote monden op? Zitten in den Rand geen kwakers Soms niet net als kikkers rond? Zitten ze naakt als kikkers Lucht te happen op den grond? Lijden er niet vele menschen Aan watopgeblazenheid? Willen ze geen veer en plulckeil Van de kikker-blootigheid? Neen, het kén Met, Darwin dwaalde Mensch was mensch..., de rest is gein Wel ziet men dM bij de menschen Heet wat LINKE MISSEN zijn. J. H. SPEENHOFF. „Hotel Ritz!" yiiegenier: „New-York of Parija?"- „Dat is wat moois! Wat moet lk beginnen?" Marlon Mackenzie keek haar ïogé, die met haar aan het ontbijt zat, vragend aan. „Wat is er aan de hand?" vroeg Dorothy Vane, die er in haar eenvoudige jurk van blauw en wit neteldoek allerbekoorlijkst uitzag. „Het nieuwe kamermeisje, dat ik vandaag verwacht had, kcxmt niet. Hier is een briefje van haar moedor. WaterpokkenEn Ted brengt vanmiddag menschen mee uit de stad. Je weet zelf, dat wij Kate, onze keukenprinses, niet kunnen laten bedienen. Ze is absoluut geen verschijning „Kom kind, neem het niet zoo zwaar op!" Dorothy's oogen glansden van opwinding, „ik zal voor kamermeisje spelen. Als ze maar één nacht blijven, gaat het best „Ben je dwaas, Dolly! Ik denk er niet aan. Wat zou Ted er wel van zeggen? „Nu nog mooier! Daar bied ik mij aan als het gedienstigste kamermeisje, bereid je nit den nood te helpen, en jij weigert me aan te nemen. Niemand behalve jij en Ted behoeft er toch iets van te weten. Bovendien weet ik zeker dat een muts en schort mij heel goed zul len staan". Na veel gepraat gaf Marion eindelijk toe. Haar zwaTte overall kon als dienstbodejapon gebruikt warden en ze fietsten samen naar het ■dorp om de muts en Jiet schort te koopen. „Je zult zien, dat lk mijn rol goed speel en ik zal al mijn best doen je mevrouw te noemen. Maar waarschuw vooral Ted zoodra hij met zijn vrienden thuiskomt". Nauwelijks had ze dit gezegd of er werd ge beld. Marion snelde naar de voordeur. „Een telegram van Ted", riep ze haar vrien din toe. „O, Dolly", vervolgde ze. voorlezend, „Kom thuis om zes uur breng extra man mee. Ted". „Doet er niet toe!" antwoordde de optimis tische Dorothy. „Eén meer of minder!" Om vijf gingen ze naar boven, naar Dorothy's slaapkamertje. „O, Dolly", zei Marion, toen haar vriendin zich verkleed had, „lk wou dat lk altijd zoo'n knap kamermeisje had!" Dorothy dekte de tafel en werkte zich geheel in haar rol ln, en toen om zes uur Ted met de gasten aankwam, was ze geheel op dreef. Marion had hem onmiddellijk Ingelicht, en alles ging goed, maar.die „extragast". dat was mr. Randolph, Dorothy's patroon. Misschien merkt hij niets", hoopt© het ka- mermeisje. „Maar er is nu niets meer aan te doen". Ondanks haar verbijstering volbracht zij haar vrijwillige plichten zonder hapering. Toen zij na den maaltijd de koffie in de drawing-room gebracht had besloot zij eenige minuten haar toevlucht in de tuin te zoeken, waar zij zich veilig waande. Voor alle zekerheid ging zij door de tuindeur naast de garage. Maar het geluk was baar of mis schien wèl gunsitig, want bq de tmnpoort botst© ze tegen mr. a „Miss Vane, bent u het dan toch?" riep hij UltStil1" fluisterde zij, „kom hier!" Ze duwde hem bijna in de garage, en ver. klaarde hem daar len toesltand Zeg niets als Sterlings er bij zijn," drong 7ii"aan. „Marion zou dat niet prettig vinden. Wacht tot zij weg Zijn." „pat beloof ik, ais u mij ook iets belooft" „Goed. maar maak haast", zei ze, door de half geopende garagedeur glurend. „Als ze ons hier vinden komt alles uit." »Nu dan: waarom bent u weggeloopen zon der adres achter te laten... en waarom hebt u niet geantwoord op het briefje, dat ik op kantoor voor u had laten liggen? Zijn toon was ernstig. „Dorothy, wat antwoordt je mij? Je bent een Prachtige secretaresse, maar lieveling, lk wil flat je mijn vrouw wordt. Zeg ja". Langzaam hief ze het hoofd op. Hij las het antwoord in haar oogen, en haar zacht maar overtuigd „ja" werd in kussen gesmoord. „O, Dick mijn schort. Je kreukt het vreese lijk ©nze begon opeens te lachen het is mijn eenigste." „Randolph, waar ben je?" klonk Teds stem. De jonge advocaat had zich Immers naar de garage begeven om papieren, die hij in den auto gelaten had, te halen. „Heb je de papieren ge vonden?" „Ja, ja", antwoordde mr. Randolph, een portefeuille nemend. Hij stal nog een kus van Dorothy, en voegde zich toen bij zijn vriend. En zij? Zeker had zij Dick's brief gelezen, en het was daarom dat zij „weggeloopen was, met twee weken vacantie, om rustig na t© denken alvorens een antwoord te geven,, dat voor de rest van haar leven beslissend zou zijn. Alles liep goed van stapel dien avond. Toen Dorothy weinige minuten later in de drawing- room was om de kopjes weg te halen, scheen mr. Randolph haar tegenwoordigheid zelfs niet op te merken. Dien avond, in bed kon zij den slaap niet vatten. Vruchteloos poogde zij belang te stellen in een boek, toen Marlon haar kamer blnnen- trad. „O, kind, wat heb je alles prachtig gedaan. Mrs. Sterling was jaloersch op zóó'n kamer- meisje. Als ze eens wist. „Blij dat alles goed gegaan is, Marion. Wan neer gaan de gasten De Sterlings vertrekken met den trein van negen uur, maar Mr. Randolph blijft tot aan de lunch. Ga nu slapen, dat je morgenochtend frisch bent en ik nog meer eer met je Inleg." Dorothy stond op het punt haast te ver tellen, hoe gelukkig ze was. Maar neen, ze zou wachten tot den volgenden morgen, als de Sterlings vertrokken waren. Dien volgenden morgen liep ook het ontbijt goed vaö stapel. De Sterlings vertrokken. Ted en Marion deden hun uitgeleide tot aan heft tuinhek. Toen zij de ontbijtkamer weer btnne» traden, vonden zij tot hun niet geringe on$« steltenis hun „kamermeisje" ln de armen vaü hun gast, mr. Randolph. „Kom gerust binnen", lachte deze. „Ik wild® jelui even voorstellen aan mijn vroeger© secre taresse en toekomstige vrouw." (NADRUK TERBODEN.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6