hj
ill
ff
m
JX3
I
i
EEN ONDERZEEËR OP DEN
BODEM DER ZEE
De rit met den sproeiwagen.
HET MUTSJE
rt™""™
HET AMATEUR-KAMER
MEISJE
WOENSDAG 27 JULI 1932
a«sa
-- -
"•li I
De morgen schemert. De lucht is ver
bruikt en moet door versche vervangen wor
den, temeer, omdat ook ditmaal na een nieu
wen aanvaJ op een langere vluchtreis onder
Waiter te rekenen is.
Opstijgen! beveelt de commandant.
Maar de een kijkt den andere aan: de
boot suddert, maar stijgt niet.
De pompen zuigen de laatste druppels
water uit de tanks. Flesscben met samen
geperste lucht werden geopend. Sissend
stroomt de lucht in de tanks. Ditmaal sid
dert de boot sterker.en eindelijk, centi
meter voor centimeter, nauwelijks voelbaar.
dan sneller en sneller. De boot stijgt.
Een der matrozen wilde zijn buurman die
even tevoren in onzachte aanraking met
hem geweest was, een schop geven. Juist
terwijl hij het doen wilde, leek het been op
eens verstijfd. nu eerst komt de voetzool
bij den buurman De trap wordt niet gege
ven.Beiden kijken elkander aan en
lachen.... allen lachen... men ademt op...
meter voor meter stijgt de boot.... de op
pervlakte.... de prikkelende zeelucht tege
moet.
Dan worden alen zich bewust dat er toch
Iets niet in orde 's met de bootHoe hoo-
ger zij komt, hoe meer zij naar voren helt
topzwaar... het evenwicht is verstoord.
De commandant doet alsof er niiets aan de
hand is.geeft rustig zijn bevelen.
De manschappen doen al'of zij niets be
merken.voeren rustig de bevelen uit...
Zijn ak altijd
Brand!
Hoe hooger de boot stijgt, des te meer
geraakt zij uit haar normalen toestand, des
te meer vergroot zich de hoek....
Plotseling vallen met donderend geraas
alle voorwerpen, die niet vaststaan, van den
eenen hoek in den anderen De boot is nu
bijna loodrecht komen te staan. Terwijl de
matrozen door elkander op een hoop rollen,
volgt -het tweede en grootere ongeluk on
middellijk hierna.
Brand in dj boot!
Een steekvlam schiet met verblindend
licht op.een dikke walm komt achterna.
De lucht is oogenblikkelijk verpest door
rook en giftige dampen van overgeloopen
zwavelzuren der ac cumulatorenbatterijen.
Ontzetting verlamt de manschappen en
Officieren oogenblikkelijk.
Er breekt geen paniek uit. Met de tanden
op elkaar gebeten wordt de eerste schrik
overwonnen. Dan strompelt en klautert de
wacht midden in de zwarte rookwolk. Zij
werkt zich met moeite door naar de plaats
waar het knettert.... waar de weerschijn
'der vlammen de rookwolk spookachtig ver
licht.De oogen tranen en knipperen on
der den bijtijden rook... en terwijl het sis
sen der in werking gestelde bluschappara-
ten weerklinkt, de weerschijn zwakker
wordt, blijven de machinisten op hunne
plaats en vergeten geen oogenblik hun
taak. Met de eene hand houden zij zich
vast en met de andere bedienden zij de hef-
boomen en schakelborden.
De brand is gebluscht.was ontstaan
Öoor kortsluiting aan den periscoop....
Twee mannen vsllen neer.een langer
Verblijf onder water beteekent de dood. De
boot moet naar boven.De groote be
lasting van de voorzijde.het bedienen
,van den periscoop, kan niet verholpen wor
den, op goed geluk af moe', de Loot naar
boven... De heele bemaning heeft reeds
te kampen met aanvallen van verstikking.
De 20 mannen kijken elkaar met door angst
.verwrongen gezichten aan.
De waterspiegel schuimt en sist.Een
zonderlinge reuzenvisch van ijzer en staal
doorbreekt de opoe? vlakte: U-boot 41.
Met één slag vliegt het luik open.Diep
ademen de mannen, die zich reeds verlo
ren waanden en nu uitgeput op het dek
klauteren, de zuivere, prikkelende zeelucht
in.
De Engelsche kust ligt vlak vóór hen
En de lichtschijn van een vuurtoren ver
bleekt in de stralen der opgaande zon.
Boor vijanden omgeven.
Commandant Kreise roept: „Luiken slui
ten!"
Alarmsignalen gillen. Schuimend slaan
He golven samen over de boot, die absoluut
niet meer in staat is zich te verdedigen.
Duiken! Dirken!
Van de boot is niets meer te zien.
Met een geweldigen smak stoot de boot
tegen den grond. Met een smak, waardoor
zij lek geslagen moet worden of er moest
wel een wonder gebeuren.
Alle machines, zelfs kompas en wand
klokken worden buiten werking gesteld,
om iedere vervolging van den vijand on
mogelijk te maken De luisterapparaten zijn
bezet. Er heerscht doodsche stilte...
En reeds worden de schroeven der vijan
delijke motorbooten hoorbaar.komen dich
ter bij.brommen boven hun hoofdden
voorbij.inaderen, nogmaals... loeren ook
eerder.geven het zoeken niet op.
De wacht, een baardig matroos, wiens
ctfdM» £a groof» spanning uitdrukken,
waarmede hij oplet, luistert voortdurend
naar de geluiden der vijandelijke booten
aan het cnderwarei-radio-appartaat en hij
meldt telkens of zij zich verwijderen ofwel
naderen.
Langzaam kruipt de groote wijzer der
wandklok vooruit.. De tijd is vol bange
afwachting... wil niet vooruit....
De dood gaat voorbij.
Half 9De Alok slaat niet.... Nog al
tijd ademlooze s'ilte. De baardige matroos
aan den luisterpos en periscoop meldt:
„Twee vaartuigen met springstoffen in de
onmiddellijke natijheid".
Hij zegt niets meer.... iedere verdere
mededeeling is thans overbodig geworden.
Ieder der matrozen hoort duidelijk en klaar
het geluid der sciiroeven boven zich. Vreese-
UjkVreeselijk De harten kloppen tot
barstens toeLeven of dood.een vraag
van seconden en meters.... Ieder oogenblik
kan de hoot in stukken gescheurd worden.
Mijn God. Mijn God, mompelt de jong
ste en niemand maakt hem eenig verwijt.
Een ander houdt krampachtig zijn ooren
toesluit de oogen wacht zoo he' laat
ste oogenblik af
De dood gaat voorhij. In de ondragelij
ke spanning me'dt nu de commandant in
plaats van den wacht: „Geluk gehad jon
gens. Vaartuigen verwijderen zich".
Seconden duren eeuwigheden.
Reeds kwamen zij weer terug. Plotse
ling voelen we heftige schokken.ont
ploffingen dborwetlen de watermassa's
der zeewatert)einmen; de ontploffingen
brengen de boot aan het wankelen zonder
echter ernstige schade te berekenen
Zij schommelt als een wieg. Bovendien
wordt de lu"hit voortdurend armer aan
zuurstof voortdurend vochtiger. En iede-
ren keer, iedere seionde, wanneer de ven-
tilatiiemachine loopt, komt de vijand dich
terbij in een cirkel en werpt zijn bommen
uit Met het uur wordt de toestand "Sritie-
ker. Piepend gaat de ademhaling van of
ficieren em manschapen. Het zweet stroomt
van de gezichten.
In gedachten vervloekt ieder den vreese-
lijken oorlog.
't Zal gauw gedaan zijn, zegt iemand.
Zonder luchr kan men niet leven!
Och wat! moppert de commandant,
ofschoon hij er eveneens van overtuigd
was. „Afwachten!
En men wacht, wachlt lang, eeuwighe
den en toch mair seconden. Na den mid
dag om drie uur worden twee man aan
de machinen onwel, zij storten neer als
stukken houthet waren de sterkste
kerels.de volgende die neervalt is de
ingenieurVerantwoordelijkheidsgevoel
en energie houden commandant en wacht-
officier staande Alles hapt krampachtig
naar lucht als visschen die op het droge
komen. En al zou cok de helft der beman
ning stikken, dan mag de machine toch
niet meer loopen. wil de geheele bezetting
niet door een voltreffer vernietigd worden.
's'Avonds ongeveer om 8 uur zijn de com
mandant en de oficier der wacht er van
overtuigd, dat ze het niet lang meer volhou
den.
En toch moeten ze nog volhouden, zoo
lang, tot de JuistPi nis van den nacht hen
voor de vijanden verbergt.
De jongste, hij is nog haast een kind,
begint weer te jammeren, luidkeels te
schreien. Uit zwakte, lichamelijke en geeste
lijke nood. De primitieve maar onmachtige
drift naar zelfbehoud doet zich gevoelen.
dan zwijgt Hij rn weer begint hij
slaat dwaze praat uit.armen en beenen
schijnen to branden.
Doodsche stilte Die nog kracht ervoor
hebben beginnen te schrijven.... Het zijn
er maar enke'en, die niet in een weldoende
bewusteloosheid gedompeld zijn.
Langzaam en zwaar, maar toch zeer re
gelmatig zijn de letters: „Lieve vrouw
of„Lieve, liefste moeder....!"
Stotterend hijgt dan de commandant'
Alle man! let op! gecomprimeerde lucht
overal!
Het laatste bevel?
Aller oogen Dichten zich op den diepte-
manometer Sissend komt de samengepers
te lucht dn de tanks. De electrische machi
nes, werken als razend. Weer gaat een sid
dering door de booi. de manometer blijft
echter rustig. De hoot blijft aan den grond.
Levend in heit water begraven!
Ook de romnandant heeft het laatste
sprankje hoop opgegeven. Eenige matrozen
drukken elkander de hand.
Daar....! plotseLng. Ja, is het moge
lijk?
De laatste rest der samengeperste lucht
brengt de boot aan het stijgen. Langzaam,
heed langzaam, maar zij stijgt... Nu zal er
luchit komenvcrsche luchtWellicht
kan men blijven leven!... echt leven!...,
De boot stijgt!
Geen oog blijft droog.
Om kwart over 9 's avonds na IVz af
schuwelijke uren op den bodem der zee,
te hebben doorgebracht breekt de onderzee
boot 41 voor den tweeden maal dezeen dag
door tot de oppervlakte.
En weer ylitgt het luik open...»
Men zegt, dat de voorvaderen van den jon
gen graaf Gaston de Puyr&leux mede ten
kruistocht getogen zijn en dat zij in later
eeuwen belangrijke posten hadden aan het hof
van den Rol Soleil. Dit alles is best mogelijk,
maar in ieder geval staat het vast dat het oude
geslacht ten slotte aan glorie bedroevend heeft
ingeboet. Van de steeds schaarscber wordende
late afstammelingen van de grafelijke familie
valt eigenlijk alleen nog te vermelden, dat zij
hartstochtelijke liefhebbers waren van paar
den. Nochtans misten zij allen aanleg voor de
ruitersport; het berijden van een paard „on
der den man" werd in de familie de PuyrMeux
als een wandaad beschouwd, als een afwijking
van een edele traditie, als een inbreuk op de
eer van het geslacht. (Er wordt beweerd, dat
de groote Jehan de Puyréleux, die in 1763 ge
storven is, last van aambeien had.)
Hoe het zij, (het groote genot en zelfs schijn
baar het eenige levensdoel van een de Puyré-
leux was om van den hok van een brikje af een
vurig paard te mennen. Een PuyrMeux werd
om zoo te zeggen met de leidsels In de hand
geboren en wanneer ze eenige dagen onaange
roerd hieven, dan kon men gerust aannemen,
dat er een sterfgeval in de familie dreigende
was.
Aan deze passie heeft Loys de Puyréleux
zijn fortuin verkwist. Hij had n.l. de ge
woonte om met de leidsels In zijn aristo
cratische handen naar alle wedrennen te rij
den en daar dan hooge bedragen te zetten op
het verkeerde paard. En wordt beweerd, dat
toen een schichtige Walachijsohe hengst hem
op een goeden morgen van den bok af wierp,
waarbij hij de halswervels brak, het hoog tijd
voor hem was geworden om orde op zt)n zaken
te stellen.
De oude notaris, die daartoe thans ambts
halve verplicht was, moest met een bedrukt
gezicht aan den 19jarigen Gaston mededeelen,
dat het vaderlijk erfdeel zou dienen om schul
den te vereffenen, zoodat er behalve eenig
lederwerk uit het tuighuis niet veel zou over
blijven.
De jonge graaf heeft daardoor zijn in den
regel goed humeur niet laten verstoren. Hij
had spoedig een plan ontworpen, dat hem voor-
loopig tot den gelukkigsten man, c.q. edelman,
van de wereld zou maken.
Men moet n.l. weten dat hetgeen wij hier ver
halen zich afspeelde in den tijd, toen benzine
uitsluitend gebruikt werd om er vlekken mee
■te verwijderen en het edele paard nog om zoo
te zeggen vorst en heersoher was van den weg.
Ook was men toen nog ver verwijderd van de
motoriseering van het leger, zoodat ook als
trekdier het paard in militaire kringen hoog
in eere stond.
Men zal nu den inval van Gaston de PuyrA-
leux weten te waardeeren, toen hij dienst nam
als trelnsoldaat. De militaire trein bestond
in die dagen uitsluitend uit voertuigen met
paarden-tractle en de jonge graaf Week een
voortreffelijk, zij het ook een eenigszins gril
lig wagenvoerder.
De eigenaardigheid van de militair© verbin
tenissen is, dat zij op een gegeven moment
afloopen. Gaston voelde er niet voor het con
tract te verlengen en zijn commandant was
daartoe al even weinig geneigd. Aldus verliet
hij den militairen dienst.
Het bovenstaande werd door den beheerder
van deze rubriek aldus gedeeltelijk verzon
nen en gedeeltelijk „opgemaakt". Het moet
echter dienen als inleiding voor een verhaal,
dat niet oorspronkelijk van hem is, maar van
den Fransohen schrijver Alphonse Allais, die
zijn miezerige en vunze bedenksels soms wist
af te wisselen met een waarlijk brillanten In
val. Het is nu eenmaal het geheim van de
inspiratie, dat de geest niet aarzelt te komen
over onwaardigen!
Welnu dan, Gaston de PuyrMeux, die niets
meer te doen had en zoo-maar wat langs 's
Heeren straten slenterde, ontmoette op zeke
ren dag op den boulevard een ouden kennis
uit den tijd van zUns vaders weddenschappen
Wel, meneer de Puyraleux Hoe gaat
het met u?
Heel goed. dank u Hoewel nu
ja u weet het, niet waar?
Ziek?
Nee, maar
En Gaston legde aan den ouden kennis uit,
boe ellendig hij er aan toe was, zonder betrek
king, zonder inkomsten, zonder uitzicht op
beter.
De oude kennis had Gaston wist dat niet
een leidende positie bij de stadsreiniging
in Parijs. Hij was daar zooveel als chef van
de afdeeling sproeiwagens.
Als ik u een post mag aanbieden op
mijn bureaux?
Ach, bureaux! TT weet wel dat ik daar
zoo weinig op mijn plaats hen.
Maar ik kan u toch niet voorstellen om
er met een sproeiwagen op uit te trekken!
Waarom niet?
Wat, zoudt u dat willen
Graag! Als ik maar op een bok
zit en leidsels In mijn handen heb, dan trek ik
me van de rest verder niets aan. Het vak ken
ik. Ik kom juist uit dienst en ik zou in staat
zijn een militairen trein te leiden van Parijs
naar Orléans over een telegraafdraad.
Nu, dan is het in orde.
In orde.
Den volgenden morgen werd de laatste van
het geslacht de Puyr&leux aangewezen om met
zijn sproeiwagen da Place de la Concorde te
reinigen. Het was een heerlijke lentedag met
een blauwe lucht en zon over de hoornen. Het
prille licht en de zachte temperatuur hadden
op Gaston een eigenaardige uitwerking. In de
zoelte van dezen verrukkelijken dag verloor
hü eenigszins zijn begrip van de werkelijkheid
en ging hij zich aan droomen en fantasieën te
buiten.
De rijtuigen stroomden naar het Bosch voor
een morgenrit Gaston met een bloem in het
knoopsgat begon te gelooven, dat ihij nog leef
de in de goede dagen van weleer, in den tijd
van zijns vaders wèl-gevulde stallen. Hij liet zijn
zweep knallen, deed zijn paard steigeren en
boog de avenue des Champs Elysées in Daar
reed hij in kalmen draf voort, zonder acht te
slaan op het water dat hij liet spui ten en als
twee zilver-parelend© hogen, links en rechts
achter zich aan sleepte.
Al zijn oud© relaties, al zijn vroeger© vrien
den en vriendinnen herkenden hem, ten hoog
st© verbaasd natuurlijk. Hij van zijn kant groet
te zoo sierlijk mogelijk naar alle kanten: Bon
jour, mijn waarde! Bonjour, lieveling!
Bonjour, ouwe jongen!
Hij zwaaide hoffelijk met zijn dienstpet,
spoorde zijn paard aan en hield met stralend
gezicht de leidsels strak.
De waarheid eischt mede te deelen, dat de
'hartelijke begroetingen ln hoog© mat© koel
werden opgenomen.
En ondertuissohen liep d© tank van den
sproeiwagen langzaam leeg, spoot het water
over de menschen links en rechts, over de
paandenpooten, over de wielen van de rijtuigen.
Een familie die een ritje maakte in een laag
open bakje werd het slachtoffer van een vol
ledige Inundatie.
Op deze wijze naderde Gaston het Meer.
De verschijning van een sproeiwagen ln draf
te midden van de deftig© equipages en lan
dauers veroorzaakte een verschrikkelijk schan
daal.
Een boschwachter greep ln, vatte den klep
per van Gaston hij den teugel en gaf vervol
gens paard, vehikel en koetsier over aan twee
agenten van politie die het heele geval vol
gens de regelen der kunst hebben opgebracht.
De jonge graaf hoeft de zaak van den grap-
Pigen kant opgevat, maar alle oude heeren
uit het geslacht de PuyrMeux hebben zich dien
dag in hun graven zuchtend omgedraaid. Stel
U voor: de equipage van een de Puyraleux,
floor de politie aangehouden en in beslag ge
nomen!
Maar nu in oen beschermende duisternis...
De hemel is zóo donker, dat ook de meest
waakzame vijand de boot niet zien kan...
Om 11 uur 's avonds is de U-boot 41 ge
red.
Twintig menschen voelen zich als herbo
ren. «in
De dartele Zuidenwind rukte aan één van
Anna's blonde krulletjes en met een rustig
gebaar en een glimlach ln haar oogen streek
Anna het vermetele krulletje weer weg onder
haar coquette mutsje. Zij voelde, dat Piet's
schouder zich even liefkozend drukte tegen
den hare, toen hij zich naar haar toeboog.
„Zeg, Ans, dat mutsje van jou, daar zijn al
de meisjes, geloof ik, stapel op".
„Denk je murmelde zij.
„Nou en of, ze kunnen d'r oogen er niet
van af houden, 't Staat je ook reusachtig".
Anna antwoordde niet, maar haar oogen glans
den en haar vingers klemden zich wat vaster
om IPet's stevige hand.
Al weken geleden op de laatste dansles had
den ze het plan gemaakt. Ze zouden in het
voorjaar met z'n allen een boottocht gaan
maken.
„Komt toch niets van", had Anna geroepen
hoog boven het stemmen tumult uit, „Nu zijn
jullie allemaal vuur en vlam en over een week
denkt niemand er meer aan.
„Maar Ik verzeker je meisje, dat die boot
tocht wis en zeker doorgaat", had Piet Muller
gezegd met een blik in zijn oogen, die Anna
oen kleur ais vuur deed krijgen.
Na een koud nat voorjaar was plotseling
op een morgen de zomer verschenen en het
duurde niet lang, of de leden van de dansles
werden verrast door een bezoek van Piet Mul
ler per fiets, die allen vriendelijk maar drin
gend aanraadde zich aan te sluiten bij den
boottocht van Rotterdam naar Dordrecht op
Zondag a.s. De meesten waren er dadelijk
voor te vinden.
Anna Vermeer, hulp in de huiehouding van
mevrouw Demers, had met oneindige zorg haar
ross japonnetje keurig opgestreken en, na
heel lang weifelen en veel diepzinnig gestaar
in den spiegel, haar licht-geel strooien hoedje
verkozen boven haar zwarte hoedje met het
blauwe lint.
Op denzelfiden dag, dat Anna met een blik
op den barometer besloot om dan maar op den
bewusten Zondag haar grijzen mantel over
haar arm te dragen, arriveerde het door
juffrouw Lien in Parijs bestelde mutsje. Anna,
die juist klaar was met tafeldekken, draalde
wat, verlegde een paar lepels en keek toe, hoe
juffrouw Lien met voorzichtige handen het
parijsche mutsje uit het vloei haalde en dade
lijk opzette.
„Hoe vindt je het, Anna
„O, juffrouw, prachtig, infijn kreet Anna.
Juffrouw Lien bekeek zich zelf voldaan in den
spiegel. „Snoezig dat rozenpatroon en wat is
die zij mooi door de wol heen gewerkt", be
wonderde Anna. Dien avond, toen juffrouw
LI en uit was, paste Anna even, heel even het
witte mutsje op. „Het staat mij beter", dacht
zij. „veel beter. Juffrouw Lien heeft zulk
sprfeterig haar. Behoedzaam, bijna teeder,
borg zij het mutsje weer ln de doos.
Zaterdagmiddag moest juffrouw Lien zwaar
verkouden en koortsig naar bed en op Zondag
morgen vertrok Anna met haar grijzen mante
aan over het rose japonnetje, een pakje on
der haar arm en het Wonde krullende aar
wapperend ln den wind, naar de boot. oen ze
op de kad© verscheen, droeg zij een wit mutsje.
Zij werd met juichkreten ontvangen en onder
de benijdende uitroepen van de meisjes over
het wonder van een mutsje, verdween het be>
nauwde gevoel in haar borst.
De boottocht leek een zegetocht te worden
en toen Piet Muller haar heel warm en heel
zenuwachtig om twee uur des middags vlak
achter een groote pijp vroeg, of zij z'n vrouw
wilde worden, vlijde Anna haar hoofdje met
het witte mutsje tegen zijn schouder en zuchtte
van geMik-
Om drie uur leunden zij hand in hand tegen
de reeling en keken naar het klotsende water.
Om tien minuten over drieën staarden An
na's oogen, groot van ontzetting, naar een
wit voorwerp, dat luchtigjes op de golven dans-
te. D© verraderlijke Zuiden-wind speelde on
bezonnen met Anna's blonde krulletjes.
„Piet", zeide Anna vertwijfeld, „mijn mutsje,
mijn mutsje". Zij barstte in snikken uit. Piet
keek naar het witte ding In het water en sus e.
„Stil, kindje, je krijgt van mij 'n nieuw, hoor
Maar Anna klemde haar vingers om ziJn
arm en snikte: „Nee Piet, nee, dit moet ik
terug hebben. Ik weet geen raad, geen raad,
dadelijk zinkt het".
Piet keek onthutst naar haar wanhopig met
tranen overstroomd gezicht, maakte haar vin
gers los van zijn arm en sprong overboord. Het
koude water bekoelde zijn jeugdig vuur en, toen
hij en het mutsje door de mopperende bootslui
aan boord werden geheschen, en hij door den
woedenden kapitein naar de kajuit werd ge
jaagd om droge kleeren aan t© trekken, voel
de hij ziöh vrij belachelijk.
Anna, nog zachtjes nasnikkend, legde met
trillende vingers het mutsje in de zon en deed
alsof zij de half-meewarige, half-spottende blik
ken van de vriendinnen niet zag. Een kwartier
later verscheen Piet aan dek, gekleed in een
blauw© broek en een witte trui. Hij kreeg een
kop als vuur, toen ze hem luidruchtig als „mut-
senredder" begroetten, verweerde zich zoo goed
mogelijk en wist eindelijk aan de joelende ben
de t© ontsnappen naar Anna, die op de achter
plecht zat en schuw opkeek, toen Piet voor
haar stond.
„Ik dank je nog wel, Piet", prevelde zij. Plet
wuifde met een onverschillig gebaar haar dank
weg.
,,'t Had niets te beteekenen, gelukkig maar,
dat ik m'n linnen broek aan had, die kan er
tegen. Maarezeg Ans, je geeft toch, hoop
ik, niet meer om dat mutsje dan om mij?"
vroeg hij en probeerde met ernstige bestraffen
de oogen zijn toekomstige vrouw van haar ijdel-
heid te genezen.
„O Piet, hoe kan je dat denken", riep Anna,
„ik was zoo vreeselijk bang, dat j© zou verdrin
ken. Ik moet je wat vertellen en dan zal je wel
niets meer van me willen weten".. Zij onthulde
den verbaasden Piet op welke gevaarlijke kron
kelige wegen een vrouw door IJdelheid gedre
ven, zich durft te wagen. Zij spaarde zich zelf
niet en pas toen zij alles gebiecht had, trachtte
zij met een paar aarzelende nederige woorden
■haar nog maar zoo kort geleden verworven ge
luk t© redden. „Ik wou zoo graag, dat jij m©
er aardig uit vond zien, Piet". En wat kon
Piet toen anders doen, dan na een snellen l>lik
over zijn schouder een troostende kus drukken
op de natte, zachte wang van zijn meisje?
De rest van den middag bewaakten zij bei
den angstvallig het mutsje. Ze hadden geen
oog meer voor hun vrienden, noch voor de groe
ne, sappige weiden waar ze langs gleden, noch
voor het kabbelende water. Ze koesterden en
verzorgden het natte mutsje en de zon en de
winid waren hun bondgenooten. Om vijf uur
constateerde Piet tot grenzenlooze dankbaar
heid en verlichting van Anna, dat het mutsje
droog en volkomen vlekkeloos was.
Juffrouw Lien heeft er nooit iets van ge
weten.
E. S.
(NADRUK VERBODEN.)
Mensch was mensch!
Neen het kan niet, Darwin dwaalde,
Mensch was mensdh, van Adam af,.
Niets dan rassenhaat en afgunst
Is dat heidenemgeblaf.
Orang oetan, orang pèndèk:
O rang letjó?... alles klets!
Wij gelooven in de Hoog© Schepping'
Wiebaut is al ouderwetsöh.
Aap was aap en steeds binatang
Altijdmoujèt en niets nieW-
Menschen werden slechts gas©haP«
Naar het Beeld van Onzen
Als de aap voor duizend eeuwen
Mensoben-zuigelingen baA
Zou dit nu toch nóg B©'>eu
Waar op aard© ziet men a
tóoh af móet stammen
Als demenschtóch^
Van het een 101
Laat bet dan geen orang oetan
Eaat nee ikker zjjn geweest.
Maar een.... kikker 3,
Hebben wij met deze
Niet een Meieboel
Kwaken onze politi 1 ilpftT,v
Ook niet door elkander heen?
Zetten wij bij onze twisten
Ook geen groote monden op?
Zitten in den Rand geen kwakers
Soms niet net als kikkers rond?
Zitten ze naakt als kikkers
Lucht te happen op den grond?
Lijden er niet vele menschen
Aan watopgeblazenheid?
Willen ze geen veer en plulckeil
Van de kikker-blootigheid?
Neen, het kén Met, Darwin dwaalde
Mensch was mensch..., de rest is gein
Wel ziet men dM bij de menschen
Heet wat LINKE MISSEN zijn.
J. H. SPEENHOFF.
„Hotel Ritz!"
yiiegenier: „New-York of Parija?"-
„Dat is wat moois! Wat moet lk beginnen?"
Marlon Mackenzie keek haar ïogé, die met
haar aan het ontbijt zat, vragend aan.
„Wat is er aan de hand?" vroeg Dorothy
Vane, die er in haar eenvoudige jurk van
blauw en wit neteldoek allerbekoorlijkst uitzag.
„Het nieuwe kamermeisje, dat ik vandaag
verwacht had, kcxmt niet. Hier is een briefje
van haar moedor. WaterpokkenEn Ted
brengt vanmiddag menschen mee uit de stad.
Je weet zelf, dat wij Kate, onze keukenprinses,
niet kunnen laten bedienen. Ze is absoluut geen
verschijning
„Kom kind, neem het niet zoo zwaar op!"
Dorothy's oogen glansden van opwinding, „ik
zal voor kamermeisje spelen. Als ze maar één
nacht blijven, gaat het best
„Ben je dwaas, Dolly! Ik denk er niet aan.
Wat zou Ted er wel van zeggen?
„Nu nog mooier! Daar bied ik mij aan als
het gedienstigste kamermeisje, bereid je nit
den nood te helpen, en jij weigert me aan te
nemen. Niemand behalve jij en Ted behoeft er
toch iets van te weten. Bovendien weet ik
zeker dat een muts en schort mij heel goed zul
len staan".
Na veel gepraat gaf Marion eindelijk toe.
Haar zwaTte overall kon als dienstbodejapon
gebruikt warden en ze fietsten samen naar het
■dorp om de muts en Jiet schort te koopen.
„Je zult zien, dat lk mijn rol goed speel en
ik zal al mijn best doen je mevrouw te noemen.
Maar waarschuw vooral Ted zoodra hij met
zijn vrienden thuiskomt".
Nauwelijks had ze dit gezegd of er werd ge
beld. Marion snelde naar de voordeur.
„Een telegram van Ted", riep ze haar vrien
din toe. „O, Dolly", vervolgde ze. voorlezend,
„Kom thuis om zes uur breng extra man mee.
Ted".
„Doet er niet toe!" antwoordde de optimis
tische Dorothy. „Eén meer of minder!"
Om vijf gingen ze naar boven, naar Dorothy's
slaapkamertje.
„O, Dolly", zei Marion, toen haar vriendin
zich verkleed had, „lk wou dat lk altijd zoo'n
knap kamermeisje had!"
Dorothy dekte de tafel en werkte zich geheel
in haar rol ln, en toen om zes uur Ted met
de gasten aankwam, was ze geheel op dreef.
Marion had hem onmiddellijk Ingelicht, en
alles ging goed, maar.die „extragast".
dat was mr. Randolph, Dorothy's patroon.
Misschien merkt hij niets", hoopt© het ka-
mermeisje. „Maar er is nu niets meer aan te
doen".
Ondanks haar verbijstering volbracht zij haar
vrijwillige plichten zonder hapering. Toen zij
na den maaltijd de koffie in de drawing-room
gebracht had besloot zij eenige minuten haar
toevlucht in de tuin te zoeken, waar zij zich
veilig waande. Voor alle zekerheid ging zij door
de tuindeur naast de garage.
Maar het geluk was baar of mis
schien wèl gunsitig, want bq de tmnpoort
botst© ze tegen mr. a
„Miss Vane, bent u het dan toch?" riep hij
UltStil1" fluisterde zij, „kom hier!"
Ze duwde hem bijna in de garage, en ver.
klaarde hem daar len toesltand
Zeg niets als Sterlings er bij zijn," drong
7ii"aan. „Marion zou dat niet prettig vinden.
Wacht tot zij weg Zijn."
„pat beloof ik, ais u mij ook iets belooft"
„Goed. maar maak haast", zei ze, door de
half geopende garagedeur glurend. „Als ze ons
hier vinden komt alles uit."
»Nu dan: waarom bent u weggeloopen zon
der adres achter te laten... en waarom hebt
u niet geantwoord op het briefje, dat ik op
kantoor voor u had laten liggen?
Zijn toon was ernstig.
„Dorothy, wat antwoordt je mij? Je bent een
Prachtige secretaresse, maar lieveling, lk wil
flat je mijn vrouw wordt. Zeg ja".
Langzaam hief ze het hoofd op. Hij las het
antwoord in haar oogen, en haar zacht maar
overtuigd „ja" werd in kussen gesmoord.
„O, Dick mijn schort. Je kreukt het vreese
lijk ©nze begon opeens te lachen het is
mijn eenigste."
„Randolph, waar ben je?" klonk Teds stem.
De jonge advocaat had zich Immers naar de
garage begeven om papieren, die hij in den auto
gelaten had, te halen. „Heb je de papieren ge
vonden?"
„Ja, ja", antwoordde mr. Randolph, een
portefeuille nemend.
Hij stal nog een kus van Dorothy, en voegde
zich toen bij zijn vriend.
En zij? Zeker had zij Dick's brief gelezen,
en het was daarom dat zij „weggeloopen was,
met twee weken vacantie, om rustig na t©
denken alvorens een antwoord te geven,, dat
voor de rest van haar leven beslissend zou
zijn.
Alles liep goed van stapel dien avond. Toen
Dorothy weinige minuten later in de drawing-
room was om de kopjes weg te halen, scheen
mr. Randolph haar tegenwoordigheid zelfs niet
op te merken.
Dien avond, in bed kon zij den slaap niet
vatten. Vruchteloos poogde zij belang te stellen
in een boek, toen Marlon haar kamer blnnen-
trad.
„O, kind, wat heb je alles prachtig gedaan.
Mrs. Sterling was jaloersch op zóó'n kamer-
meisje. Als ze eens wist.
„Blij dat alles goed gegaan is, Marion. Wan
neer gaan de gasten
De Sterlings vertrekken met den trein van
negen uur, maar Mr. Randolph blijft tot aan
de lunch. Ga nu slapen, dat je morgenochtend
frisch bent en ik nog meer eer met je Inleg."
Dorothy stond op het punt haast te ver
tellen, hoe gelukkig ze was. Maar neen, ze zou
wachten tot den volgenden morgen, als de
Sterlings vertrokken waren.
Dien volgenden morgen liep ook het ontbijt
goed vaö stapel. De Sterlings vertrokken. Ted
en Marion deden hun uitgeleide tot aan heft
tuinhek. Toen zij de ontbijtkamer weer btnne»
traden, vonden zij tot hun niet geringe on$«
steltenis hun „kamermeisje" ln de armen vaü
hun gast, mr. Randolph.
„Kom gerust binnen", lachte deze. „Ik wild®
jelui even voorstellen aan mijn vroeger© secre
taresse en toekomstige vrouw."
(NADRUK TERBODEN.)