POLEN, HET LAND EN DE MENSCHEN. I r n Bommen op Brussel DONDERDAG 25 AUGUSTUS 1932 HET EINDE VAN EEN FIASCO. EEN NIJVERHEIDSPALEIS. VOOR THEOD. BOTREL. DE BRETONSCHE BARD HERDACHT. WAAROM NU NOG ZOOVEEL MONDHELDEN?, EEN KATHOLIEK VOLK. DE EENVOUDIGEN EN DE VERLICHTEN. HERDENKING VAN DE ONTDEKKING VAN DE AZOREN BLOEDIGE BOTSING MET WERKLOOZEN. ^0 - |MH im HOUDT DEN GOEDEN KOERS PLAATST REGELMATIG UW KABOUTERTJE"! (Van onzen correspondent.) Londen, 22 Augustus 1932. In het voorjaar van 1930 ■wend in Oxford- Street, bij Marble Arch, een nieuw magazijn ge opend. Het had, met inbegrip van den in dit deel van Londen zeer duren grond, niet minder dan 3 mdilloen pond gekost. De vijf boven-ver- diepingen evenwel waren bestemd om als flats verhuurd te worden, maar ook zonder dezen was het magazijn een der - grootste en mooi ste van Londen. Het was gebouwd door een nieuw opgerichte naamlooze vennootschap, Gamages Ltd., welke werkte met een kapitaal van 525.000, en aan welker hoofd de zoon stond van den'eigenaar van het zeer bekende gelijknamige magazijn aan High Hoiborn, tus- schen de Oi-ty en het West End. De opening van Gamages was een ware ge beurtenis voor het op dit gebied toch verwen de Londen. Een tijdlang scheen het magazijn allen bestaanden stores" den loef af te ste ken door zijn grootscheepsche reclame en za- kenmethodes, maar na een bestaan van acht maanden werden plotseling de deuren geslo ten, en kort daarna werd een curator benoemd. Een grooter fiasco had Londen sinds onheug lijke tijden niet beleefd. De Londenaar was trotsoh geweest op dit nieuwe winkelpaleis en op den ondernemingsgeest van den jongen man, die een nieuw tijdperk scheen te zullen inlui den in het West End. En nu stond dat gewel dige gebouw met zijn leege winkelkasten en onverhuurde flats daar als het monument eener vernederende mislukking. Deze firma aam de installaties, gene den inboedel over. Andere eigendommen werden bij opbod ver kocht. Groot-winkeliers in andere wijken huurden voor eenigen tijd de winkelkasten om er hun goederen tentoon te stellen, maar nie mand kon eraan denken het reusachtige ge bouw te koopen, zeker niet zoolang de crisis aanhield. In Juli 1931 werd het ,,in de veiling gedaan" en opgehouden voor 330.000. In April van dit jaar kociht de Hertog van Westminster, de schatrijke eigenaar van den grond van het Stadsdeel, waar het magazijn opgetrokken was, 't gebouw, en thans heeft hij 't, na langdurige onderhandelingen, voor denzelfden prijs over gedaan aan een maatschappij die, gesteund door vooraanstaande industrieelen, onder den naam „Britseh Industries House" een penna- nent tentoonstellingsgebouw uitsluitend voor de voorbrengselen der Britsche nijverheid er van maken wil. Vervult het machtige handelspaleis eenmaal zijn nieuwe taak, dan zal die Londenaar het fiasco, dat hem beschaamd heeft alsof hij er persoonlijk schuld aan droeg, weldra vergeten. Dit fiasco heeft hij overigens nooit verklaard met een beroep op de mogelijkheid, dat zelfs Londen's koopkracht, hoe reusachtig ook, be perkt is. Zijn vaste overtuiging is, dat het ver oorzaakt werd door de omstandigheid, dat Ga^ mages aan den verkeerden kant" (n.l. den Zuidelijken kant) van Oxfordstreet gebouwd werd. Het Londeneche bijgeloof wil, dat in deize befaamde hoofdstraat groote magazijnen alleen succes kunnen hebben, wanneer zij aan de Noordzijde staan. Niemand weet waarom. An ders zon het ook geen bijgeloof zijn. Maar er is een ander en zeer verspreid hij- geloof, vblgens hetwelk het unlucky" is onder een ladder door te gaan. Onzinnig! Toch zul len negen op de tien Londenaars om een ladder heen loopen. WeWleht hebben ook negen op de tien Lon denaars Gamages gemeden, omdat het aan de „verkeerde zijde" lag. Het bijgeloof is altijd In de weer zichzelf te rechtvaardigen. Niets en niemand anders doet het. Gedachtenissen van gebed en steen.... VERGANE GLORIE: de tooneelcostumes van het Vereenigd Tooneel worden verkocht in het R. A. I.-gebouw te Amsterdam; links; de voorraad wordt bezicht igd; rechts; Louis de Vries als toeschouwer bij den verkoop. Van een bijzonderen medewerker.) Bezoek van een Nederlandsche commissie aan Lissabon. Men schrijft ons d.d. 18 dezer uit Lissabon; Een Nederlandsche commissie, bestaande uit leden van het Portugeesch Aardrijkskun dig Genootschap, heeft zich naar Lissabon be geven op ultnoodiging van genoemd genoot schap, ter gelegenheid van de herdenking van de ontdekking van de eilanden „de Azoren", de eerste groote ontdekking op den zeeweg naar Indië en we'l door Con gak» Velho Cabral, op 15 Augustus 1432 (5e eeuwfeest). Deze commissie bestaat uit de heeren dr. W. Vinkhuijzen van Maerssen, voorzitter, C. A, Begeer, secretaris en D. H. Benjamins en J H. M. J. Geerling, leden. Bij de plechtige ontvangst in het gebouw van het Aardrijkskundig Genootschap van Lissabon hield dr. W. Vinkhuijzen in de Por- tugeesche taal een rede en overhandigde daar na als huldeblijk van de commissie een zilve ren schip, kunstgewrocht (vervaardigd door de Kon. Ned. Edelmetaalbedrijven Voorscho ten), voorstellende het schip van Fiay Gon- salo Velho Cabral 1432. Tevens werd overhan digd een fraaie oorkonde op perkament, ver sierd met voorstellingen, op de belangrijke ont dekking betrekking hebbende. Daarna werd de Nederl. commissie door de directeuren rondgeleid door de beroemde ma ritieme en koloniale musea van dit genoot schap. Den volgenden dag heeft de commissie een krans gelegd op het gedenkteeken van de in den wereldoorlog gevallen Portugeezen en werd een stille hulde gebracht op het graf van den onbekenden soldaat, hetwelk zich be vindt in het oude convent der Christusridders te Batalba, eenige uren van de hoofdstad ver wijderd. Blijkens de berichten in de Portugeesche pers zijn deze blijken van hoffelijkheid en be langstelling van Nederlandsche zijde op hoo- gen prijs gesteld. De commissie werd gisteren door de bestuur ders van het Portugeesche Roode Kruis in plechtige zitting ontvangen. Dr. Vinkhuijzen bracht in een voordracht in de Portugeesche taal hulde aan den belangrijken arbeid door het Portugeesche Roode Kruis verricht in den oorlog 1914—1918 en wel voornamelijk in de overzeesche bezittingen. Daarna werden de hospitalen «fn de sanatoria van het Roode Kruis in de omgeving der hoofdstad bezocht alsmede de „hulpposten" in de stad, alwaar eerste hulp bij ongelukken verleend wordt. De feesten, welke ter gelegenheid van de herdenking van deze groote ontdekking, de eerste schrede op den zeeweg naar Indië rondom Afrika, zouden gevierd worden, zullen echter niet plaats hebben, omdat eenige dagen geleden een aardbeving de Azoren geteisterd heeft, die deze eilanden in rouw dompelde, door 'het verlies van meer diam honderd men- pchenlevens. Polen is een katholiek land. Een goede 70 pet. der Polen behoort tot de Katholieke Kerk. Er zijn enkele millioenen sehismatieken, zoodat voor den Pool Russisch en schismatiek één is in betekeenisvoor protestanten heeft de Pool de uitdrukking het Duitsch geloof. Dan is er nog een respec tabel aantal Israëlieten in het land. Pool en katholiek behooren bij elkaar, als deelen van een geheel. Wie Pool zegt, zegt katholiek, ln de opvatting van 'den Pool. De Nederlander, die iets van Polen weet, zal hier onmiddellijk de vraag stellen wat voor katho licisme hebben de Polen Het Roomisch-katho- licisme, zooals wij het kennen 7 In Nederland hebben we veel buitengewoon goede dingen, die Nederland's katholieken goed moeten zien te bewaren, en dus allereerst waar- deeren. Dat is o. a. een bisschoppelijke leiding, die te benijden is een geestelijkheid, die slecht overtroffen zal worden in haar geheeleen welstand van katholiek leven, tot uiting komend in het materiale bestaan van parochies en kloosters, in het bezit van kerken en zieken huizen, gestichten en retraite-gelegenhe'den, die nergens zoo voorkomt, letterlijk nergens een pers, om de vingers er voor af te bijten tot aan de ellebogen toeeen regeling van de katho lieke school en van de katholieke jeugdbewe ging, die men vergeefs ergens anders zoekt, en tenslotte, dooh, wat voor ons mee het zwaar ste weegteen keur van katholieke organisa ties, die ver en ver uitstaan boven alles wat er op dat gebied in Europa is. En als het ooit in Nederlan'd den katholieken verkeerd zou gaan, dan zal er een vreeselijk oordeel geveld moeten worden over hen, die dat hebben gehad en.verwaarloosd. Dat gevaar is niet zoo denkbeeldig. Er dreigt inderdaad voor het Nederlandsche katholicisme een gevaar van over-verzadiging, van te grooten voorspoed. Dit mogen op de eerste plaats de leeken wel bedenken, die het spiritueel zoo gemakkelijk hebben. Vele Nederlandsche katholieken hehben in- tusschen grooten aanleg, zich te ergeren, uit hun humeur te raken omdat ze zelf veel te plechtstatig en te nuchter, veel te weinig men- schelijk en daarom te weinig vertrouwelijk met God zijn. De doorsnede-Nederlander, die gaat reizen, ergert zich dat is een echt-protestant- sche en vaderlandsche zonde. Een boven-Moer- dijker behoeft maar beneden-Moerdijksch leven te zien enhet is al mis. Het katholicisme van menig Nederlandsohen katholiek is wel eens zijn gepachte, betaalde, vaste plaats in een vaste kerk, genummerd en zijn knielkussen aan een haak op slot. Hij kent niet het uren lang knielen op den harden grond en dan bidden en zingen, dat er stukken afvlie gen. Hij ergert zich in ingezonden artikelen over de stoornis, die hij moet meemaken door de collecte onder 'de H. Mis. Of dat in Polen stukken beter is Neen, dat gelooven we niet. De Poolsche katholieken staan in alle boven opgenoemde dingen ver ten ach ter, er is niet zoo'n gedetailleerde leiding der ïsschoppen, niet zoo'n hoogstand der priesters, de katholieke pers is er zoo niet, ook niet 'de school, ook niet de katholieke bonden. En toch valt er voor Nederland wel iets van de Polen te leeren. We moeten beginnen, een raadsel op te los sen. Het raadsel van Frankrijk, van Italië, van Spanje en van andere, zoogenaamd katholieke landen. In die landen bestaat een natuurlijk heid van denken en voelen in katholieken zin waarvoor in het karakter van den Nederlander geen vakje met letter en nummer is aangewezen Er bestaat een ongedwongen, een natuurlijke katholiciteit, iets dat voor iedereen vanzelf spreekthet volk, de groote massa, katholiek. In de groote steden verloopt ook dèt onder het voortdurend contact met ongeloovigen, op de dorpen, op het land heersoht het nog heel sterk. Het katholicisme zit ook den Polen in heit bloed. Een latijnsoh, een Roomsch katholicisme. We willen heelemaal niet de geweldige tekorten verdoezelen over het groot percentage, vooral onder de mannen, die van het kerkelijk-prac- tisch leven vervreemden, de intelligentia geeft hier vooral het slechte voorbeeld, gelijk ook dat gedeelte het meest door moderne anti katholieke kwalen, zooals het twee-kinderstel- sel, is aangetast. Het werkt daarom wat bevreemdendop den Nederlandschen buitenstaander, zoo'n natuur lijk-katholieke houding te constateeren en toch niet dezelfde gevolgen in organisatie enz. te boeken, als in Nederland. Dat onlogische, dat elkaar zoowat uitsluitende, is hem te machtig. We kunnen voor Polen enkele verontschuldi gingen aanhalen. Ten eerste de tijd van zijn onderdrukking, die over het geheel erg ongun stig was voor den godsdienst. Maar dan staat daar tegenover de heldhaftigheid van tallooze priesters, die hun volk zóó bewaard hebben. Duitsohland weet nog wel iets van die geeste lijken, en Rusland heeft er heel wat naar Siberië gestuurd en gevangen gezet. Dat bracht een groote onwetendheid mee ta geloofszaken. Die is nog erg groot en lei'dt tot ernstige ge varen. En het tekort aan priesters kon tot nog toe die onwetenden niet bewerken. Wij kennen in Nederland niet een plaats van pl.m. 30.000 inwoners, waarvan 'n 16.000 katho lieken, die uren uit elkaar wonen en hooren onder één parochie. Daardoor komt het, dat iemand, die door de week een kerk inloopt op weg naar zijn werk, iedere kerk eerbiedig groet, en men moet dat maar eens oonstateeren in een tram in Warschau bijv., 's Zondags de H. Mis verzuimt. Waarom Wie zal dat precies zeggen Het zou ons volstrekt niet verwonde ren, dat er zijn die voor geen geld ter wereld zullen nalaten op Paasch-Zaterdag de spijzen te laten zegenen door een priester, doch mis schien niet zoo'n zorg hebben om Pasehen te houden die zioh geen Kerstmis kunnen den ken zonder het plechtig eten der oplatki, ont roerd de Nachtmis bijwonen en het daarbij laten. Een zeer verblijdend toeken is het echter, dat van alle kanten, de meest verblijdende be richten gehoord worden over de aankomende jeugd en de studenten der universiteiten. Dat is noodig. Want de mannen van vandaag, 'de leidende figuren, hebben maar al te veel de Fransche theorieën overgebracht op den post, dien ze bekleeden. En juist niet de beste Fran sche theorieën. Dit komt tot uiting in heel wat kwesties, die den laatsten tijd aan 'de orde waren. Polen, als katholiek land, begon bij zijn nieuw bestaan natuurlijk met Zich katholiek te oriënteeren. Er kwam een concordaat tot stand met den H. Stoel. De tegenwoordige Paus Pius XI, was ais Mgr. Achilla Ratti een tijdlang nuntius te Warschau. Men zegt, dat toen hij vertrok naar Italië, er niet juist volkomen een stemmigheid heersehte tusschen de inzichten der regeering en 'de zijne. Toch mocht Z. H. voor dat het conclaaf aanving, waarin Achille Ratti tot Pius XI verheven zou worden, ook nog een hooge Poolsche onderscheiding ont vangen. De groote kwesties werden dus in dien tijd geregeld. Wat de school betreft, erkent de staat priesters als prefecten aangesteld en bezoldigd die daar het godsdienstonderricht geven er bestaan plechtige algemeene godsdienstige oefeningen voor de leerlingen. Maar men zou eigenlijk heel wat meer kun nen verlangen. Want ieder kind op iedere school, dat geregeld daar zijn lessen krijgt, moet 'de noodige aandacht schenken aan een voornaam vak van het studieprogram, en kan voor en na de godsdienstles vallen in de handen van een onderwijzer of leeraar, meerderen zelfs, die met den godsdienst niet alleen geen reke ning houden, dooh hen ook anti-godsdienstig oriënteeren. Dat dus nog lang niet de allereerste elsohen bevredigd zijn, spreekt duidelijk. Een andere kwestie dreigt te worden het huwelijk. Voor katholieken is er maar één hu welijk hier, dat der Kerk. De geestelijke is ook ambtenaar van den burgerlijken stand in die kwestie. Echtscheiding en hertrouwen na die echtscheiding is voor een katholiek niet moge lijk. In meer verlichte landen gaat dat wel. Natuurlijk is zulks ook daar voor een katholiek van nul en geener waarde, 't Is daarom niet zoo te verwonderen, dat in Polen niet iedereen daarmee accoord gaat, dat de verlichten ook het licht der moderne theorieën willen brengen aan de ,,'duisterlingen des geloofs". Het bur gerlijk huwelijk zweefde op ieders lippen, als een zegening of ais een bedreiging. Natuurlijk heeft een staat het recht, de burgerlijke ge volgen van het huwelijk tot zijn zorg te rekenen, maar het heeft ook den plicht in die kwestie met de noodige voorzichtigheid te werk te gaan, om geen gewetens te kwetsen of geen inbreuk te maken op een gebied, dat ook voor den staat heilig moet zijn. Over 'die aangelegen heid werden heel wat woorden gewisseld in de pers, bestond ook wel wat misverstand. Dat de zaak een ernstig karakter droeg, bleek wel uit een gezamenlijk schrijven der Poolsche bis schoppen over het katholieke hüwelijk aan alle geloovigen. De eerstaangewezenen om over die kwesties der katholieke leer en leiding te oordeelen, zijn en blijven vanzelf de bisschoppen zij dragen de verantwoording. Natuurlijk wordt zoo'n daad van groote verantwoordelijkheid wel eens uit minder breeden gezichtshoek bekeken. Zoo ook bier. Er wordt gemompeld, dat daardoor de politiek in de Kerk gehaald wordt, dat de Kerk te heilig is voor de politiek, enz., terwijl men toch eigenlijk eerst zelf die wijze woorden moest in practijk brengen, dus zijn politiek afhouden van zaken, die op kerkelijk gebied liggen. Er heerscht ook in Polen, vooral bij 'de voor aanstaande figuren, groote onwetendheid over kwesties, die met katholieke leer en leven samenhangen. KATTOWITZ, 24 Augustus. (H.N.) Tc Bit- tbow is het in de buurt van de Agtnesanijn tot bloedige botsingen gekomen tusschen werkloo- zen en de politie. De werkloozen waren gewoon kolen uit de mijn te haleu, wat thans door de politie belet werd. Zij boden hevig verzet, doch moesten voor de overmacht wijken. Verscheidene hunner moeiten gedood of ge wond zijn. Hat terrein 1b thans door een groote politie, macht afgezet. Bij het aanleggen van een nieuwe straat, achter de zich langzaam maar zeker uit haar staketsels verheffende Basiliek van Koekel- berg, vonden arbeiders onlangs vier hommen. Uit den tijd van den wereldoorlog, zou men zoo denken, dooh daar zagen ze wel wat al te oud voor uit en bovendien is Brussel tijden? het jongste frisch en vroolijk oorlogje onaan getast gebleven; daarom zijn er daar thans nog zooveel mondhelden. Met de noodige voorzichtigheid werden de gevaarlijke voorwerpen naar het Museum van Oorlog gebracht, waar ze herkend werden als zijnde projectielen die moesten gediend heb ben tot het bombardement van Brusselin het jaar 1695 doorLodewijk XIV, den Zonnekoning. Weinig inwoners van de goede stede van St. Michael zullen er zijn, die van dit feit iets af weten, want heeft de Fransch- man de vaste reputatie van slecht aardrijks kunde te kennen, de Belg heeft nooit veel be langstelling voor zijn eigen geschiedenis ge toond. Wat bracht er den Franschen monarch toe om Brussel te beschieten, zal men zich afvragen? Wel, dat was om den Koning van Engeland, Willem III, te beletten de Franscben uit de vesting Namen, die ze veroverd hadden, te verdrijven. Zoo kwamen dan de Franschen den llden Augustus 1695 in de voorstad Ander- lecht aan, waar hun bevelhebber, maarschalk de Villeroy zijn kwartier opsloeg in het vroe gere Miniemenklooster. Zijn soldaten trokken op tot Molenbeek, tot daar waar eens de z.g. Leprozenhuizen stonden. In oude kronieken staat geschreven, dat de stedelingen zich dapper tegen den aanvaller verdedigden, d-oeh deze laatste had het voor deel van beschermd te zijn door de Brabantsche heuvelen, waarachter hij zich verschanst had, ran Dilbeeik tot Itterheek, Zellick en Gansho ren. Toen de Franschen zich van den molen van Cureghem wilden meester maken en dach ten dat deze vol soldaten zat, vonden zij er slechts een 150-tal verdedigers, maar die hard nekkig tegenstand boden. Alleen op zichzelf aangewezen, moesten de Brusselaars echter den aftocht blazen. Met dezen molen hadden de Franschen Brussel nog lang niet en zoo beraamden ze om de stad onder het vuur hunner kanonnen te zetten. Ze stelden deze dus op, op bet pla teau van Scheut, voorhij de Ramsforthoeve, waar ze loopgraven hadden gemaakt tot aan heit dal dat de verdedigers onderwater hadden doen loopen. (Men ziet het, de manier van oorlogje spelen scheelde toen al niet veel met die van thans. Geen grooter waarheid dan dat er niets nieuws onder de zon is). Doch de historici zijn het niet eens over de juiste opstelling van de belegeringswerktuigen bij die gelegenheid, van den Fransohman. Houdt men zich aan de uitspraak van den steller van .Beschryvinghe der Fransche moetwill", dan waren de mortieren geplaatst vóór de kanon nen, tusschen de Ran sf or t-hoeve en de herberg van het „Schaapshoofd", aan den Anderlechi- schen straatweg. Weer een ander spreekt in de „Kroniek van Vorst" over drie batterijen, een ter hoogte van het Schaapshoofd, een aan de Ransfort-koeve en een op Molenbeek. Volgens dezen schrijver hadden de Franschen slechts een dozijn kanonnen en een twintigtal mor tieren. Tenslotte situeert de historicus De Bleiie, In de „Kroniek van de Stad Brussel", de artillerie ran den Roy de France, bü een reuzen linde boom, dicht bij de Ninoofsche Poort, „rechts komende van de stad" en de officieele gedrukte geschriften uit dien tijd spreken zich in dien zelfden geest uit. Van waaruit doet er achter af niet veel toe, het feit was daar, dat de stad gebombardeerd werd. Dit geschiedde na den overtocht van de Senne door de Franschen, bij het dorpje Ruysbroedk en de vernieling van het kasteel, de kerk en heel de gemeente Droo- genbosch. Een zwerm (bommen wierpen de Franschen over Brussel uit, die neervielen bij bet Mon tague de la Cour, tegenover de kapel van het Paleis van Nassau, die thans de leeszaal van het stadsarchief is. Veel dooden vielen er niet, doch zwaar werd Brussel's monumentenschoon beproefd. De eene brand na de andere brak uit, veertien kerken en bij de vierduizend huizen gingen in vlammen op. De rijkste buurten der stad .hadden het meest te lijden en van het zgn. Marktenkwartier, de Kolenmarkt, bleven slechts verkoolde puinhoopen over. De Oude Kleerkooperstraat, de Muntplaats, de Dominl- kanen-, de Ruiter-, de Madeleine-, de Loxum-, de Putterij, de Alexianen-, de Trap-straat en het St. Jansplein werden gedeeltelijk vernield. De beschieting duurde niet minder dan 48 uur en bracht een schade aan van 22 23 millioen gulden. Sieraden der stad, zooals het Stadhuis, het Broodhuis, de Groote Slagerij, het huis van Arenberg en de Gothische huizen van de Groote Markt waren alle min of meer ern stig beschadigd. Gelukkig konden deze gebou wen hersteld worden en in de plaats van de vernielde huizen van de Groote Markt, kwamen er nieuwe veel luxueuser en mooier dan de oude ooit geweest waTen en die daar nu nog te zien zijn. Hier is het wel het geval om te zeggen: A quelque chose, malheur est bon (Van onzen correspondent.) P a r ij s, 16 Augustus 1932. Pont-Aven is een van de lieflijkste dorpen van Finistère, gelegen in een bosobrijke vallei aan een riviertje, dat wanneer de vloed komt, tot een breeden stroom wordt. Van oudsher kwamen er de schilders en sedert Julia Guillou zich hun lot aantrok en het verblijf huiselijk maakte, waren er velen, die een tijd in haar herberg wilden doorbrengen. Dikwijls is het betaalmiddel een schilderij geweest en zoo is hot nieuwe hotel, dat de oude herberg van Julia verving, maar dien naam van de oude waardin bleef houden, een waar museum ge worden, waar vooral Amerikanen en^ Engel- schen de beroemde „Joueurs de Boules" van le Blant komen bewonderen en de schilderijen van Swift, Harrison, Gout-Gérard, Dupuigau- deau, Somimerset, Ensley en vooral van Renoir. Later zijn ook de toeristen gekomen, want langs de schilderachtige Aven, zooals de ri vier beet, werd het toch reeds zoo riante land schap opgevroolijkt door zóóveea molens, dat Pont-Aven de stad der molenaars werd gehee- ten. „Stad" bij wijze van sipreken, want de zegswijze: Pont-Aven, vRle de renom, quator- ze moulins et quinze maisons", geeft een meer juist idee van den omvang van het plaatsje dat het maar even over de duizend zielen heeft ge bracht. Maar tegenwoordig ls Pont-Aven nliet alleen de stad van molenaars en schilders, het ls de rustplaats van den Bretonsöhen bord Théodore Botrel, die er jaren lang een oude buitenplaats bewoonde en Juist een jaar geleden bezweek. Van Pont-Aven uit trok hij jarenlang naar de pardons om te zingen en door zijn ontroerende liederen zijn volk van Bretagne te stichten, zooals hij tijdens den oorlog voor de soldaten had gezongen op bet front. Botrel heeft te Panit-Aven het vermaarde .Pardon des fleurs d'Ajoncs" gesticht, dat el- ken derden Zondag van September die schoone kleederdrachten van ganseh Bretagme bijeen bracht en wel bet kleurrijkst folkloristisch feest was dat het traditioneele land bezit. Dan was hij de prins van het feest en troonde bij de dansen en die binions-spelers. En voor de tooneelspelen behoefde naar geen theater te gezocht te worden, want tusschen de bebosch- te rotsen was elke open plek een ideaal open luchttheater. Toch was Botrel niet van Pont-Aven geboor tig. Hij was zelfs geen kind van de woeste kust van Finistère, dooh kwam van de Noorderkus- ten, van Dinan, zooals hij zelf in zijn „herin neringen van een dwalend 'bard" heeft geno teerd; was op effect te jagen of gemeene liedjes te zingen om ook te Parijs op de handen te wor den gedragen. Hij voelde dat een reactie op het platte „levenslied" mogelijk was en zoo werd hij de oprichter van ,,La Bonne Chanson" dat tot den oorlog toe is blij ven bloeien. Zijn groote succes kwam vooral nadat Lotl met zijn „Pêcheurs d'Islande" de aandacht had gevestigd op het harde leven der Bretonscihe visschers en Botrel den inval had ook op haar, die achter bleef, te wijzen. Dat deed hij met de „Paimipolaise" wat wel zijn meest verbreide en beste lied is gebleken. Hij ging toen voort van de Grande Callne, de mooie, wreede zee te zingen, van Notre Dame des Plots, van Saint- Yves en den P'tit Jésu ohez les Bretons, van St. Anna en al die Bretonsche heiligen, wier feest nog steeds een jubeldag is in de landes of in de bergen op de kust of bij de gekan- teelde torens. En als hij van de Cruelle Berceuse zong en het harde leven van de gars d'Arzon, den bleef hij ze tevens opwekken „Toujoura Breton" te blijven, Bretons restez ohez-nous" en hij streelde zijn volk met de oude legenden en her- ■- gaSÉlii C'esit k Dlan-la-Jolie Que j'ai vu le jour, Ruelle de la Mettrie Dans le vieux fauhourg Tien jaar oud zong hij al eigen liedjes, maar de tijd kwam dat hij de schoven en de goud- bloeiemde bremvel'den, de kusten en de rivier- tjes "viaairwed moest zeggen en met z.ljn ouders naar Parijs moest vertrekken om in de hoofd stad fortuin te zoeken. Botrel behield echter in die wereldstad zijn Bretonsöhen aard, waar toe geestelijke herders, als de latere Mgr. Chesnelong, het humne hadden bijgedragen. Na zijn studies kwam hij op hot kantoor van Mr. Denormandie, dlie de advocaat was van de Comédie Francaiee. Hij raakte daardoor met autisten in contact en op een feest van de oud-leerlingen van St. Augustijn zong hij zijn ,,Poignard", dat het eerst de aandacht op hem vestigde. Het was in den tijd dat de „Cbait- noir" op zijn hoogtepunt stond, mnaT inwendig al een geduchte kijfpartij was. Paul Delmet was er uitgetrokken en de dissidenten hadden den „Ohat blanc" opgericht. Botrel kwam daar óók en had gevraagd er te mogen zingen. Op een avond dat Paul Delmet zich liet wachten en de zaal ongeduldig werd, vroeg Meusy. die directeur was, aan Botrel ,,maar vast wat te zingen" en Botrel stak van wal met zijn „ron de des Chütaignes". Ché, la paludière, Par oü done coureiz-vous? Je vais k la clairière Oü l'on danse aux binious; Mon bon ami Jean-Pierre M'a donné rendez-vous Pour manger des ChÜtaignes Avec du cidre doux! Het succes was zoo groot, dat men Botrel verzocht meer van die rondes te zingen eu het werd spoedig zijn genre. De reeks groeide aan tot een eindelooze farandole gebundeld als de zangen van „Chez Nous". Het mooie was dat Botrel ln zijn liedjes geen moeite deed om het publiek te winnen anders dan door iets te geven van het leven van zijn Bretonsche volk, heel eenvoudigweg, zonder op smuk en vol teederbeid en geloovlg karakter. Botrel werd van een goed plaatsje voorzien in de P. L. M. zijn kantoorkruk stelde hem In staat tot hei rijmen en oomponeeren en zijn vrije avonden tot zingen. Hij 'bemerkte al spoedig dat de menschen hielden van die eenvoudige getuigenissen van de volksziel en dat het niet noodig Théodore Botrel. innerlngen aan den heroleken Grégoire met dó liederen der zeeschuimers, met de klaöht van den koning van het verzonken Ys, met MadrL. galen en met dien söhoonen cyclus van de Fleur de ly«". En bij al die liederen hield hij slechts een doel voor oogen; Söme, eême le bon grain, A. plein coeur, plelme main. Barrès heeft gemaakt dat Botrel die om ge zondheidsredenen geen dienst had kunnen ne men, tijdens den oorlog werd uitgezonden om met'zijn liederen de soldaten te vermaken. Uit dien tijd zijn de bundels Bivouac-llederen en. de mairschliederen, die geheel in de traditie wa ren der oude bardemzangers. Na den oorlog was Botrel, die eenige jaren vroeger weduwnaar was geiworden, naar Bre tagne teruggekeerd en woonde hij doorgaans In Pont-Aven. Hertrouwd met een Bretonsche, die hem twee kinderen schonk, Léna en Marie- Jannik zette hij z'n arbeid voort die hij zelf eens aldus getypeerd heeft: „J'afane, je ohante, je crois" en legde hij zioh vooral toe op het behoud en herstel der Bretonsche traditioneele gebrui ken. Hij werkte toen ook weer aan tooneel- stukiken. Van zijn tooneeliwerk, meest lande lijke idyllen, zijn vooral bekend zijn „Doric et Léna", waarin veel van zijn eigen leven ligt, het „Bois Jolt" en Vieux Fauteuil". Hoewel Botrel na-uwelijiks een zestiger was en jllifit £60. betere gezxra'd'lield scheen te ibezitten, moe«t verleden jaar op den laatsten Julidag plotse ling de doodsklok, van Pont-Aven geluid worden en niet alleen heel Bretagne, maar ook Frank rijk vernam, met deernis zijn plotseling be zwijken. Dezer dagen is mgr. Duparc bisschop van. Quimper het H. Misoffer komen opdragen in Pont-Aven en den zanger komen loven, die een vroom man is geweest. Van alle kanten was men uit Bretagne toegestroomd naar Pont- Aven en de gouden brem werd overvloedig aan gedragen. Op Ker-Botrel, zooals de buitenplaats heet waren deftige autoriteiten en literatoren gekomen, doch in den onafzienbaren stoet wa ren het vooral de prachtige kostuums van het landvolk, die aan de plechtigheid de ware kleur gaven. In een klein plantsoen is nu Botrel's monu ment onthuld, door Louis Nicot gebeeldhouwd in datzelfde graniet waarin heel Breitagne zijn echoone kerken heeft gebouwd. Daar zien we weer de eenvoudige figuur die iu haar rustieke verschijning reeds de sympathie won en met haar eenvoudige gestes het vertrouwen wist te winnen. En echte Paimpolaises hebben de liederen gezongen, waarmee Botrel zelf zooveel duizenden ontroerd heeft toen Ankou nog niet was gekomen. Maar Ankou is alweer vergeten Zoo gaat het in het leven. De kanten vlinders van de coiffes waaien weer uit nu de rouw voorbij 13 en de zanger van het goede lied moet uit den hemel wel tevreden neergeblikt hebben op zijn volk, dat weer zijn liederen zong en in zijn liederen van echte blijdschap weer den toon vond voor een blij volksfeest. Te Pont-Aven vindt men dat de goudforem nimmer zoo schoon heeft gebloeid. tSIÏ i vV- Koning George van Engeland inspecteert de eerewacht der, Schotsche troepen. GROOTE BRANDEN Fabriek en opslagplaatsen aangetast. BAZEL, 23 Augustus (V. D.). In de indus- tTieele opslagplaats te dezer stede, is heden avond een groote brand uitgebroken. De brand ontstond in de fabriek van Bnaun, Rruenilmg Co en werd door een hevigen wind aangewak kerd, waardoor de vlammen oversloegen op de kolenopslagplaats van de firma Jacöbi, bene vens de opslagplaatsen van de ijzer- en staai- flrma Voegeli Rueckert. Nog vereohiHen.de andere opslagplaatsen weT- den een prooi der vlammen. Behalve de officieele brandweer waren ter bestrijding van het vuur alle vrijwillige' brand weren opgeroepen. Metaalfabriek te Schmoelln in asch. SCHMOELLN, 24 Augustus. (V.D.) In den afgeloopen nacht is in de fabrieken van de Me- tallwerke A. D. Schmoelln een groote brand uitgebroken, waardoor in korten tijd drie fa brieksgebouwen door het vuur .waren aangetast. Binnen eenige uren stonden van de drie ge bouwen nog slechts de muren overeind. De aangerichte schade, vooral aan de kost bare machineinstallaties, ls zeer groot. Men meent met zekerheid te weten, hier met een geval van brandstichting te doen te heb ben, aangezien de brand op vijf verschillende plaatsen tegelijk uitbrak.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 10