POLEN, HET LAND EN DE
MENSCHEN.
I
r n
Bommen op Brussel
DONDERDAG 25 AUGUSTUS 1932
HET EINDE VAN EEN
FIASCO.
EEN NIJVERHEIDSPALEIS.
VOOR THEOD. BOTREL.
DE BRETONSCHE BARD
HERDACHT.
WAAROM NU NOG ZOOVEEL
MONDHELDEN?,
EEN KATHOLIEK VOLK.
DE EENVOUDIGEN EN DE
VERLICHTEN.
HERDENKING VAN DE ONTDEKKING
VAN DE AZOREN
BLOEDIGE BOTSING MET
WERKLOOZEN.
^0
-
|MH im
HOUDT DEN GOEDEN KOERS
PLAATST REGELMATIG
UW KABOUTERTJE"!
(Van onzen correspondent.)
Londen, 22 Augustus 1932.
In het voorjaar van 1930 ■wend in Oxford-
Street, bij Marble Arch, een nieuw magazijn ge
opend. Het had, met inbegrip van den in dit
deel van Londen zeer duren grond, niet minder
dan 3 mdilloen pond gekost. De vijf boven-ver-
diepingen evenwel waren bestemd om als flats
verhuurd te worden, maar ook zonder dezen
was het magazijn een der - grootste en mooi
ste van Londen. Het was gebouwd door een
nieuw opgerichte naamlooze vennootschap,
Gamages Ltd., welke werkte met een kapitaal
van 525.000, en aan welker hoofd de zoon
stond van den'eigenaar van het zeer bekende
gelijknamige magazijn aan High Hoiborn, tus-
schen de Oi-ty en het West End.
De opening van Gamages was een ware ge
beurtenis voor het op dit gebied toch verwen
de Londen. Een tijdlang scheen het magazijn
allen bestaanden stores" den loef af te ste
ken door zijn grootscheepsche reclame en za-
kenmethodes, maar na een bestaan van acht
maanden werden plotseling de deuren geslo
ten, en kort daarna werd een curator benoemd.
Een grooter fiasco had Londen sinds onheug
lijke tijden niet beleefd. De Londenaar was
trotsoh geweest op dit nieuwe winkelpaleis en
op den ondernemingsgeest van den jongen man,
die een nieuw tijdperk scheen te zullen inlui
den in het West End. En nu stond dat gewel
dige gebouw met zijn leege winkelkasten en
onverhuurde flats daar als het monument
eener vernederende mislukking. Deze firma
aam de installaties, gene den inboedel over.
Andere eigendommen werden bij opbod ver
kocht. Groot-winkeliers in andere wijken
huurden voor eenigen tijd de winkelkasten om
er hun goederen tentoon te stellen, maar nie
mand kon eraan denken het reusachtige ge
bouw te koopen, zeker niet zoolang de crisis
aanhield.
In Juli 1931 werd het ,,in de veiling gedaan"
en opgehouden voor 330.000. In April van
dit jaar kociht de Hertog van Westminster, de
schatrijke eigenaar van den grond van het
Stadsdeel, waar het magazijn opgetrokken was,
't gebouw, en thans heeft hij 't, na langdurige
onderhandelingen, voor denzelfden prijs over
gedaan aan een maatschappij die, gesteund
door vooraanstaande industrieelen, onder den
naam „Britseh Industries House" een penna-
nent tentoonstellingsgebouw uitsluitend voor
de voorbrengselen der Britsche nijverheid er
van maken wil.
Vervult het machtige handelspaleis eenmaal
zijn nieuwe taak, dan zal die Londenaar het
fiasco, dat hem beschaamd heeft alsof hij er
persoonlijk schuld aan droeg, weldra vergeten.
Dit fiasco heeft hij overigens nooit verklaard
met een beroep op de mogelijkheid, dat zelfs
Londen's koopkracht, hoe reusachtig ook, be
perkt is. Zijn vaste overtuiging is, dat het ver
oorzaakt werd door de omstandigheid, dat Ga^
mages aan den verkeerden kant" (n.l. den
Zuidelijken kant) van Oxfordstreet gebouwd
werd. Het Londeneche bijgeloof wil, dat in deize
befaamde hoofdstraat groote magazijnen alleen
succes kunnen hebben, wanneer zij aan de
Noordzijde staan. Niemand weet waarom. An
ders zon het ook geen bijgeloof zijn.
Maar er is een ander en zeer verspreid hij-
geloof, vblgens hetwelk het unlucky" is onder
een ladder door te gaan. Onzinnig! Toch zul
len negen op de tien Londenaars om een ladder
heen loopen.
WeWleht hebben ook negen op de tien Lon
denaars Gamages gemeden, omdat het aan
de „verkeerde zijde" lag. Het bijgeloof is altijd
In de weer zichzelf te rechtvaardigen. Niets en
niemand anders doet het.
Gedachtenissen van gebed en steen....
VERGANE GLORIE: de tooneelcostumes van het Vereenigd Tooneel worden verkocht in het R. A. I.-gebouw te Amsterdam; links; de
voorraad wordt bezicht igd; rechts; Louis de Vries als toeschouwer bij den verkoop.
Van een bijzonderen medewerker.)
Bezoek van een Nederlandsche
commissie aan Lissabon.
Men schrijft ons d.d. 18 dezer uit Lissabon;
Een Nederlandsche commissie, bestaande
uit leden van het Portugeesch Aardrijkskun
dig Genootschap, heeft zich naar Lissabon be
geven op ultnoodiging van genoemd genoot
schap, ter gelegenheid van de herdenking van
de ontdekking van de eilanden „de Azoren",
de eerste groote ontdekking op den zeeweg
naar Indië en we'l door Con gak» Velho Cabral,
op 15 Augustus 1432 (5e eeuwfeest).
Deze commissie bestaat uit de heeren dr. W.
Vinkhuijzen van Maerssen, voorzitter, C. A,
Begeer, secretaris en D. H. Benjamins en J
H. M. J. Geerling, leden.
Bij de plechtige ontvangst in het gebouw
van het Aardrijkskundig Genootschap van
Lissabon hield dr. W. Vinkhuijzen in de Por-
tugeesche taal een rede en overhandigde daar
na als huldeblijk van de commissie een zilve
ren schip, kunstgewrocht (vervaardigd door
de Kon. Ned. Edelmetaalbedrijven Voorscho
ten), voorstellende het schip van Fiay Gon-
salo Velho Cabral 1432. Tevens werd overhan
digd een fraaie oorkonde op perkament, ver
sierd met voorstellingen, op de belangrijke ont
dekking betrekking hebbende.
Daarna werd de Nederl. commissie door de
directeuren rondgeleid door de beroemde ma
ritieme en koloniale musea van dit genoot
schap.
Den volgenden dag heeft de commissie een
krans gelegd op het gedenkteeken van de in
den wereldoorlog gevallen Portugeezen en
werd een stille hulde gebracht op het graf
van den onbekenden soldaat, hetwelk zich be
vindt in het oude convent der Christusridders
te Batalba, eenige uren van de hoofdstad ver
wijderd.
Blijkens de berichten in de Portugeesche
pers zijn deze blijken van hoffelijkheid en be
langstelling van Nederlandsche zijde op hoo-
gen prijs gesteld.
De commissie werd gisteren door de bestuur
ders van het Portugeesche Roode Kruis in
plechtige zitting ontvangen. Dr. Vinkhuijzen
bracht in een voordracht in de Portugeesche
taal hulde aan den belangrijken arbeid door
het Portugeesche Roode Kruis verricht in den
oorlog 1914—1918 en wel voornamelijk in de
overzeesche bezittingen. Daarna werden de
hospitalen «fn de sanatoria van het Roode Kruis
in de omgeving der hoofdstad bezocht alsmede
de „hulpposten" in de stad, alwaar eerste hulp
bij ongelukken verleend wordt.
De feesten, welke ter gelegenheid van de
herdenking van deze groote ontdekking, de
eerste schrede op den zeeweg naar Indië
rondom Afrika, zouden gevierd worden, zullen
echter niet plaats hebben, omdat eenige dagen
geleden een aardbeving de Azoren geteisterd
heeft, die deze eilanden in rouw dompelde,
door 'het verlies van meer diam honderd men-
pchenlevens.
Polen is een katholiek land.
Een goede 70 pet. der Polen behoort tot de
Katholieke Kerk. Er zijn enkele millioenen
sehismatieken, zoodat voor den Pool Russisch
en schismatiek één is in betekeenisvoor
protestanten heeft de Pool de uitdrukking
het Duitsch geloof. Dan is er nog een respec
tabel aantal Israëlieten in het land.
Pool en katholiek behooren bij elkaar, als
deelen van een geheel. Wie Pool zegt, zegt
katholiek, ln de opvatting van 'den Pool. De
Nederlander, die iets van Polen weet, zal hier
onmiddellijk de vraag stellen wat voor katho
licisme hebben de Polen Het Roomisch-katho-
licisme, zooals wij het kennen 7
In Nederland hebben we veel buitengewoon
goede dingen, die Nederland's katholieken goed
moeten zien te bewaren, en dus allereerst waar-
deeren. Dat is o. a. een bisschoppelijke leiding,
die te benijden is een geestelijkheid, die slecht
overtroffen zal worden in haar geheeleen
welstand van katholiek leven, tot uiting
komend in het materiale bestaan van parochies
en kloosters, in het bezit van kerken en zieken
huizen, gestichten en retraite-gelegenhe'den, die
nergens zoo voorkomt, letterlijk nergens een
pers, om de vingers er voor af te bijten tot aan
de ellebogen toeeen regeling van de katho
lieke school en van de katholieke jeugdbewe
ging, die men vergeefs ergens anders zoekt,
en tenslotte, dooh, wat voor ons mee het zwaar
ste weegteen keur van katholieke organisa
ties, die ver en ver uitstaan boven alles wat
er op dat gebied in Europa is.
En als het ooit in Nederlan'd den katholieken
verkeerd zou gaan, dan zal er een vreeselijk
oordeel geveld moeten worden over hen, die
dat hebben gehad en.verwaarloosd.
Dat gevaar is niet zoo denkbeeldig. Er dreigt
inderdaad voor het Nederlandsche katholicisme
een gevaar van over-verzadiging, van te grooten
voorspoed. Dit mogen op de eerste plaats de
leeken wel bedenken, die het spiritueel zoo
gemakkelijk hebben.
Vele Nederlandsche katholieken hehben in-
tusschen grooten aanleg, zich te ergeren, uit
hun humeur te raken omdat ze zelf veel te
plechtstatig en te nuchter, veel te weinig men-
schelijk en daarom te weinig vertrouwelijk met
God zijn. De doorsnede-Nederlander, die gaat
reizen, ergert zich dat is een echt-protestant-
sche en vaderlandsche zonde. Een boven-Moer-
dijker behoeft maar beneden-Moerdijksch leven
te zien enhet is al mis.
Het katholicisme van menig Nederlandsohen
katholiek is wel eens zijn gepachte, betaalde,
vaste plaats in een vaste kerk, genummerd en
zijn knielkussen aan een haak op slot. Hij kent
niet het uren lang knielen op den harden grond
en dan bidden en zingen, dat er stukken afvlie
gen. Hij ergert zich in ingezonden artikelen
over de stoornis, die hij moet meemaken door
de collecte onder 'de H. Mis.
Of dat in Polen stukken beter is Neen, dat
gelooven we niet. De Poolsche katholieken staan
in alle boven opgenoemde dingen ver ten ach
ter, er is niet zoo'n gedetailleerde leiding der
ïsschoppen, niet zoo'n hoogstand der priesters,
de katholieke pers is er zoo niet, ook niet 'de
school, ook niet de katholieke bonden. En toch
valt er voor Nederland wel iets van de Polen
te leeren.
We moeten beginnen, een raadsel op te los
sen. Het raadsel van Frankrijk, van Italië, van
Spanje en van andere, zoogenaamd katholieke
landen. In die landen bestaat een natuurlijk
heid van denken en voelen in katholieken zin
waarvoor in het karakter van den Nederlander
geen vakje met letter en nummer is aangewezen
Er bestaat een ongedwongen, een natuurlijke
katholiciteit, iets dat voor iedereen vanzelf
spreekthet volk, de groote massa,
katholiek.
In de groote steden verloopt ook dèt onder
het voortdurend contact met ongeloovigen, op
de dorpen, op het land heersoht het nog heel
sterk. Het katholicisme zit ook den Polen in
heit bloed.
Een latijnsoh, een Roomsch katholicisme. We
willen heelemaal niet de geweldige tekorten
verdoezelen over het groot percentage, vooral
onder de mannen, die van het kerkelijk-prac-
tisch leven vervreemden, de intelligentia geeft
hier vooral het slechte voorbeeld, gelijk ook
dat gedeelte het meest door moderne anti
katholieke kwalen, zooals het twee-kinderstel-
sel, is aangetast.
Het werkt daarom wat bevreemdendop den
Nederlandschen buitenstaander, zoo'n natuur
lijk-katholieke houding te constateeren en toch
niet dezelfde gevolgen in organisatie enz. te
boeken, als in Nederland. Dat onlogische, dat
elkaar zoowat uitsluitende, is hem te machtig.
We kunnen voor Polen enkele verontschuldi
gingen aanhalen. Ten eerste de tijd van zijn
onderdrukking, die over het geheel erg ongun
stig was voor den godsdienst. Maar dan staat
daar tegenover de heldhaftigheid van tallooze
priesters, die hun volk zóó bewaard hebben.
Duitsohland weet nog wel iets van die geeste
lijken, en Rusland heeft er heel wat naar
Siberië gestuurd en gevangen gezet. Dat bracht
een groote onwetendheid mee ta geloofszaken.
Die is nog erg groot en lei'dt tot ernstige ge
varen. En het tekort aan priesters kon tot nog
toe die onwetenden niet bewerken.
Wij kennen in Nederland niet een plaats van
pl.m. 30.000 inwoners, waarvan 'n 16.000 katho
lieken, die uren uit elkaar wonen en hooren
onder één parochie. Daardoor komt het, dat
iemand, die door de week een kerk inloopt op
weg naar zijn werk, iedere kerk eerbiedig groet,
en men moet dat maar eens oonstateeren in
een tram in Warschau bijv., 's Zondags de H.
Mis verzuimt. Waarom Wie zal dat precies
zeggen Het zou ons volstrekt niet verwonde
ren, dat er zijn die voor geen geld ter wereld
zullen nalaten op Paasch-Zaterdag de spijzen
te laten zegenen door een priester, doch mis
schien niet zoo'n zorg hebben om Pasehen te
houden die zioh geen Kerstmis kunnen den
ken zonder het plechtig eten der oplatki, ont
roerd de Nachtmis bijwonen en het daarbij
laten.
Een zeer verblijdend toeken is het echter,
dat van alle kanten, de meest verblijdende be
richten gehoord worden over de aankomende
jeugd en de studenten der universiteiten. Dat
is noodig. Want de mannen van vandaag, 'de
leidende figuren, hebben maar al te veel de
Fransche theorieën overgebracht op den post,
dien ze bekleeden. En juist niet de beste Fran
sche theorieën. Dit komt tot uiting in heel wat
kwesties, die den laatsten tijd aan 'de orde
waren.
Polen, als katholiek land, begon bij zijn
nieuw bestaan natuurlijk met Zich katholiek te
oriënteeren. Er kwam een concordaat tot stand
met den H. Stoel. De tegenwoordige Paus Pius
XI, was ais Mgr. Achilla Ratti een tijdlang
nuntius te Warschau. Men zegt, dat toen hij
vertrok naar Italië, er niet juist volkomen een
stemmigheid heersehte tusschen de inzichten
der regeering en 'de zijne. Toch mocht Z. H.
voor dat het conclaaf aanving, waarin Achille
Ratti tot Pius XI verheven zou worden, ook
nog een hooge Poolsche onderscheiding ont
vangen.
De groote kwesties werden dus in dien tijd
geregeld. Wat de school betreft, erkent de staat
priesters als prefecten aangesteld en bezoldigd
die daar het godsdienstonderricht geven er
bestaan plechtige algemeene godsdienstige
oefeningen voor de leerlingen.
Maar men zou eigenlijk heel wat meer kun
nen verlangen. Want ieder kind op iedere
school, dat geregeld daar zijn lessen krijgt,
moet 'de noodige aandacht schenken aan een
voornaam vak van het studieprogram, en kan
voor en na de godsdienstles vallen in de handen
van een onderwijzer of leeraar, meerderen zelfs,
die met den godsdienst niet alleen geen reke
ning houden, dooh hen ook anti-godsdienstig
oriënteeren.
Dat dus nog lang niet de allereerste elsohen
bevredigd zijn, spreekt duidelijk.
Een andere kwestie dreigt te worden het
huwelijk. Voor katholieken is er maar één hu
welijk hier, dat der Kerk. De geestelijke is ook
ambtenaar van den burgerlijken stand in die
kwestie. Echtscheiding en hertrouwen na die
echtscheiding is voor een katholiek niet moge
lijk. In meer verlichte landen gaat dat wel.
Natuurlijk is zulks ook daar voor een katholiek
van nul en geener waarde, 't Is daarom niet
zoo te verwonderen, dat in Polen niet iedereen
daarmee accoord gaat, dat de verlichten ook
het licht der moderne theorieën willen brengen
aan de ,,'duisterlingen des geloofs". Het bur
gerlijk huwelijk zweefde op ieders lippen, als
een zegening of ais een bedreiging. Natuurlijk
heeft een staat het recht, de burgerlijke ge
volgen van het huwelijk tot zijn zorg te rekenen,
maar het heeft ook den plicht in die kwestie
met de noodige voorzichtigheid te werk te
gaan, om geen gewetens te kwetsen of geen
inbreuk te maken op een gebied, dat ook voor
den staat heilig moet zijn. Over 'die aangelegen
heid werden heel wat woorden gewisseld in
de pers, bestond ook wel wat misverstand. Dat
de zaak een ernstig karakter droeg, bleek wel
uit een gezamenlijk schrijven der Poolsche bis
schoppen over het katholieke hüwelijk aan alle
geloovigen.
De eerstaangewezenen om over die kwesties
der katholieke leer en leiding te oordeelen, zijn
en blijven vanzelf de bisschoppen zij dragen
de verantwoording. Natuurlijk wordt zoo'n daad
van groote verantwoordelijkheid wel eens uit
minder breeden gezichtshoek bekeken. Zoo ook
bier. Er wordt gemompeld, dat daardoor de
politiek in de Kerk gehaald wordt, dat de Kerk
te heilig is voor de politiek, enz., terwijl men
toch eigenlijk eerst zelf die wijze woorden
moest in practijk brengen, dus zijn politiek
afhouden van zaken, die op kerkelijk gebied
liggen.
Er heerscht ook in Polen, vooral bij 'de voor
aanstaande figuren, groote onwetendheid over
kwesties, die met katholieke leer en leven
samenhangen.
KATTOWITZ, 24 Augustus. (H.N.) Tc Bit-
tbow is het in de buurt van de Agtnesanijn tot
bloedige botsingen gekomen tusschen werkloo-
zen en de politie. De werkloozen waren gewoon
kolen uit de mijn te haleu, wat thans door de
politie belet werd. Zij boden hevig verzet, doch
moesten voor de overmacht wijken.
Verscheidene hunner moeiten gedood of ge
wond zijn.
Hat terrein 1b thans door een groote politie,
macht afgezet.
Bij het aanleggen van een nieuwe straat,
achter de zich langzaam maar zeker uit haar
staketsels verheffende Basiliek van Koekel-
berg, vonden arbeiders onlangs vier hommen.
Uit den tijd van den wereldoorlog, zou men
zoo denken, dooh daar zagen ze wel wat al te
oud voor uit en bovendien is Brussel tijden?
het jongste frisch en vroolijk oorlogje onaan
getast gebleven; daarom zijn er daar thans nog
zooveel mondhelden.
Met de noodige voorzichtigheid werden de
gevaarlijke voorwerpen naar het Museum van
Oorlog gebracht, waar ze herkend werden als
zijnde projectielen die moesten gediend heb
ben tot het bombardement van Brusselin
het jaar 1695 doorLodewijk XIV, den
Zonnekoning. Weinig inwoners van de goede
stede van St. Michael zullen er zijn, die van
dit feit iets af weten, want heeft de Fransch-
man de vaste reputatie van slecht aardrijks
kunde te kennen, de Belg heeft nooit veel be
langstelling voor zijn eigen geschiedenis ge
toond.
Wat bracht er den Franschen monarch toe om
Brussel te beschieten, zal men zich afvragen?
Wel, dat was om den Koning van Engeland,
Willem III, te beletten de Franscben uit de
vesting Namen, die ze veroverd hadden, te
verdrijven. Zoo kwamen dan de Franschen den
llden Augustus 1695 in de voorstad Ander-
lecht aan, waar hun bevelhebber, maarschalk
de Villeroy zijn kwartier opsloeg in het vroe
gere Miniemenklooster. Zijn soldaten trokken
op tot Molenbeek, tot daar waar eens de z.g.
Leprozenhuizen stonden.
In oude kronieken staat geschreven, dat de
stedelingen zich dapper tegen den aanvaller
verdedigden, d-oeh deze laatste had het voor
deel van beschermd te zijn door de Brabantsche
heuvelen, waarachter hij zich verschanst had,
ran Dilbeeik tot Itterheek, Zellick en Gansho
ren.
Toen de Franschen zich van den molen
van Cureghem wilden meester maken en dach
ten dat deze vol soldaten zat, vonden zij er
slechts een 150-tal verdedigers, maar die hard
nekkig tegenstand boden. Alleen op zichzelf
aangewezen, moesten de Brusselaars echter
den aftocht blazen.
Met dezen molen hadden de Franschen
Brussel nog lang niet en zoo beraamden ze
om de stad onder het vuur hunner kanonnen
te zetten. Ze stelden deze dus op, op bet pla
teau van Scheut, voorhij de Ramsforthoeve,
waar ze loopgraven hadden gemaakt tot aan
heit dal dat de verdedigers onderwater hadden
doen loopen. (Men ziet het, de manier van
oorlogje spelen scheelde toen al niet veel met
die van thans. Geen grooter waarheid dan dat
er niets nieuws onder de zon is).
Doch de historici zijn het niet eens over de
juiste opstelling van de belegeringswerktuigen
bij die gelegenheid, van den Fransohman. Houdt
men zich aan de uitspraak van den steller van
.Beschryvinghe der Fransche moetwill", dan
waren de mortieren geplaatst vóór de kanon
nen, tusschen de Ran sf or t-hoeve en de herberg
van het „Schaapshoofd", aan den Anderlechi-
schen straatweg. Weer een ander spreekt in de
„Kroniek van Vorst" over drie batterijen, een
ter hoogte van het Schaapshoofd, een aan de
Ransfort-koeve en een op Molenbeek. Volgens
dezen schrijver hadden de Franschen slechts
een dozijn kanonnen en een twintigtal mor
tieren.
Tenslotte situeert de historicus De Bleiie, In
de „Kroniek van de Stad Brussel", de artillerie
ran den Roy de France, bü een reuzen linde
boom, dicht bij de Ninoofsche Poort, „rechts
komende van de stad" en de officieele gedrukte
geschriften uit dien tijd spreken zich in dien
zelfden geest uit. Van waaruit doet er achter
af niet veel toe, het feit was daar, dat de
stad gebombardeerd werd. Dit geschiedde na
den overtocht van de Senne door de Franschen,
bij het dorpje Ruysbroedk en de vernieling van
het kasteel, de kerk en heel de gemeente Droo-
genbosch.
Een zwerm (bommen wierpen de Franschen
over Brussel uit, die neervielen bij bet Mon
tague de la Cour, tegenover de kapel van het
Paleis van Nassau, die thans de leeszaal van
het stadsarchief is. Veel dooden vielen er niet,
doch zwaar werd Brussel's monumentenschoon
beproefd. De eene brand na de andere brak uit,
veertien kerken en bij de vierduizend huizen
gingen in vlammen op. De rijkste buurten der
stad .hadden het meest te lijden en van het
zgn. Marktenkwartier, de Kolenmarkt, bleven
slechts verkoolde puinhoopen over. De Oude
Kleerkooperstraat, de Muntplaats, de Dominl-
kanen-, de Ruiter-, de Madeleine-, de Loxum-,
de Putterij, de Alexianen-, de Trap-straat en
het St. Jansplein werden gedeeltelijk vernield.
De beschieting duurde niet minder dan 48 uur
en bracht een schade aan van 22 23 millioen
gulden.
Sieraden der stad, zooals het Stadhuis, het
Broodhuis, de Groote Slagerij, het huis van
Arenberg en de Gothische huizen van de
Groote Markt waren alle min of meer ern
stig beschadigd. Gelukkig konden deze gebou
wen hersteld worden en in de plaats van de
vernielde huizen van de Groote Markt, kwamen
er nieuwe veel luxueuser en mooier dan de
oude ooit geweest waTen en die daar nu nog
te zien zijn. Hier is het wel het geval om te
zeggen: A quelque chose, malheur est bon
(Van onzen correspondent.)
P a r ij s, 16 Augustus 1932.
Pont-Aven is een van de lieflijkste dorpen
van Finistère, gelegen in een bosobrijke vallei
aan een riviertje, dat wanneer de vloed komt,
tot een breeden stroom wordt. Van oudsher
kwamen er de schilders en sedert Julia Guillou
zich hun lot aantrok en het verblijf huiselijk
maakte, waren er velen, die een tijd in haar
herberg wilden doorbrengen. Dikwijls is het
betaalmiddel een schilderij geweest en zoo is
hot nieuwe hotel, dat de oude herberg van
Julia verving, maar dien naam van de oude
waardin bleef houden, een waar museum ge
worden, waar vooral Amerikanen en^ Engel-
schen de beroemde „Joueurs de Boules" van le
Blant komen bewonderen en de schilderijen
van Swift, Harrison, Gout-Gérard, Dupuigau-
deau, Somimerset, Ensley en vooral van Renoir.
Later zijn ook de toeristen gekomen, want
langs de schilderachtige Aven, zooals de ri
vier beet, werd het toch reeds zoo riante land
schap opgevroolijkt door zóóveea molens, dat
Pont-Aven de stad der molenaars werd gehee-
ten. „Stad" bij wijze van sipreken, want de
zegswijze: Pont-Aven, vRle de renom, quator-
ze moulins et quinze maisons", geeft een meer
juist idee van den omvang van het plaatsje dat
het maar even over de duizend zielen heeft ge
bracht.
Maar tegenwoordig ls Pont-Aven nliet alleen
de stad van molenaars en schilders, het ls de
rustplaats van den Bretonsöhen bord Théodore
Botrel, die er jaren lang een oude buitenplaats
bewoonde en Juist een jaar geleden bezweek.
Van Pont-Aven uit trok hij jarenlang naar de
pardons om te zingen en door zijn ontroerende
liederen zijn volk van Bretagne te stichten,
zooals hij tijdens den oorlog voor de soldaten
had gezongen op bet front.
Botrel heeft te Panit-Aven het vermaarde
.Pardon des fleurs d'Ajoncs" gesticht, dat el-
ken derden Zondag van September die schoone
kleederdrachten van ganseh Bretagme bijeen
bracht en wel bet kleurrijkst folkloristisch
feest was dat het traditioneele land bezit. Dan
was hij de prins van het feest en troonde bij
de dansen en die binions-spelers. En voor de
tooneelspelen behoefde naar geen theater te
gezocht te worden, want tusschen de bebosch-
te rotsen was elke open plek een ideaal open
luchttheater.
Toch was Botrel niet van Pont-Aven geboor
tig. Hij was zelfs geen kind van de woeste kust
van Finistère, dooh kwam van de Noorderkus-
ten, van Dinan, zooals hij zelf in zijn „herin
neringen van een dwalend 'bard" heeft geno
teerd;
was op effect te jagen of gemeene liedjes te
zingen om ook te Parijs op de handen te wor
den gedragen. Hij voelde dat een reactie op
het platte „levenslied" mogelijk was en zoo
werd hij de oprichter van ,,La Bonne Chanson"
dat tot den oorlog toe is blij ven bloeien.
Zijn groote succes kwam vooral nadat Lotl
met zijn „Pêcheurs d'Islande" de aandacht had
gevestigd op het harde leven der Bretonscihe
visschers en Botrel den inval had ook op haar,
die achter bleef, te wijzen. Dat deed hij met de
„Paimipolaise" wat wel zijn meest verbreide
en beste lied is gebleken. Hij ging toen voort
van de Grande Callne, de mooie, wreede zee te
zingen, van Notre Dame des Plots, van Saint-
Yves en den P'tit Jésu ohez les Bretons, van
St. Anna en al die Bretonsche heiligen, wier
feest nog steeds een jubeldag is in de landes
of in de bergen op de kust of bij de gekan-
teelde torens.
En als hij van de Cruelle Berceuse zong en
het harde leven van de gars d'Arzon, den bleef
hij ze tevens opwekken „Toujoura Breton" te
blijven, Bretons restez ohez-nous" en hij
streelde zijn volk met de oude legenden en her-
■-
gaSÉlii
C'esit k Dlan-la-Jolie
Que j'ai vu le jour,
Ruelle de la Mettrie
Dans le vieux fauhourg
Tien jaar oud zong hij al eigen liedjes, maar
de tijd kwam dat hij de schoven en de goud-
bloeiemde bremvel'den, de kusten en de rivier-
tjes "viaairwed moest zeggen en met z.ljn ouders
naar Parijs moest vertrekken om in de hoofd
stad fortuin te zoeken. Botrel behield echter
in die wereldstad zijn Bretonsöhen aard, waar
toe geestelijke herders, als de latere Mgr.
Chesnelong, het humne hadden bijgedragen.
Na zijn studies kwam hij op hot kantoor van
Mr. Denormandie, dlie de advocaat was van de
Comédie Francaiee. Hij raakte daardoor met
autisten in contact en op een feest van de
oud-leerlingen van St. Augustijn zong hij zijn
,,Poignard", dat het eerst de aandacht op hem
vestigde. Het was in den tijd dat de „Cbait-
noir" op zijn hoogtepunt stond, mnaT inwendig
al een geduchte kijfpartij was. Paul Delmet
was er uitgetrokken en de dissidenten hadden
den „Ohat blanc" opgericht. Botrel kwam daar
óók en had gevraagd er te mogen zingen. Op
een avond dat Paul Delmet zich liet wachten
en de zaal ongeduldig werd, vroeg Meusy. die
directeur was, aan Botrel ,,maar vast wat te
zingen" en Botrel stak van wal met zijn „ron
de des Chütaignes".
Ché, la paludière,
Par oü done coureiz-vous?
Je vais k la clairière
Oü l'on danse aux binious;
Mon bon ami Jean-Pierre
M'a donné rendez-vous
Pour manger des ChÜtaignes
Avec du cidre doux!
Het succes was zoo groot, dat men Botrel
verzocht meer van die rondes te zingen eu het
werd spoedig zijn genre. De reeks groeide aan
tot een eindelooze farandole gebundeld als de
zangen van „Chez Nous".
Het mooie was dat Botrel ln zijn liedjes geen
moeite deed om het publiek te winnen anders
dan door iets te geven van het leven van zijn
Bretonsche volk, heel eenvoudigweg, zonder op
smuk en vol teederbeid en geloovlg karakter.
Botrel werd van een goed plaatsje voorzien in
de P. L. M. zijn kantoorkruk stelde hem In
staat tot hei rijmen en oomponeeren en zijn
vrije avonden tot zingen.
Hij 'bemerkte al spoedig dat de menschen
hielden van die eenvoudige getuigenissen van
de volksziel en dat het niet noodig
Théodore Botrel.
innerlngen aan den heroleken Grégoire met dó
liederen der zeeschuimers, met de klaöht van
den koning van het verzonken Ys, met MadrL.
galen en met dien söhoonen cyclus van de
Fleur de ly«". En bij al die liederen hield hij
slechts een doel voor oogen;
Söme, eême le bon grain,
A. plein coeur, plelme main.
Barrès heeft gemaakt dat Botrel die om ge
zondheidsredenen geen dienst had kunnen ne
men, tijdens den oorlog werd uitgezonden om
met'zijn liederen de soldaten te vermaken. Uit
dien tijd zijn de bundels Bivouac-llederen en.
de mairschliederen, die geheel in de traditie wa
ren der oude bardemzangers.
Na den oorlog was Botrel, die eenige jaren
vroeger weduwnaar was geiworden, naar Bre
tagne teruggekeerd en woonde hij doorgaans
In Pont-Aven. Hertrouwd met een Bretonsche,
die hem twee kinderen schonk, Léna en Marie-
Jannik zette hij z'n arbeid voort die hij zelf eens
aldus getypeerd heeft: „J'afane, je ohante, je
crois" en legde hij zioh vooral toe op het behoud
en herstel der Bretonsche traditioneele gebrui
ken. Hij werkte toen ook weer aan tooneel-
stukiken. Van zijn tooneeliwerk, meest lande
lijke idyllen, zijn vooral bekend zijn „Doric et
Léna", waarin veel van zijn eigen leven ligt,
het „Bois Jolt" en Vieux Fauteuil". Hoewel
Botrel na-uwelijiks een zestiger was en jllifit £60.
betere gezxra'd'lield scheen te ibezitten, moe«t
verleden jaar op den laatsten Julidag plotse
ling de doodsklok, van Pont-Aven geluid worden
en niet alleen heel Bretagne, maar ook Frank
rijk vernam, met deernis zijn plotseling be
zwijken.
Dezer dagen is mgr. Duparc bisschop van.
Quimper het H. Misoffer komen opdragen in
Pont-Aven en den zanger komen loven, die
een vroom man is geweest. Van alle kanten
was men uit Bretagne toegestroomd naar Pont-
Aven en de gouden brem werd overvloedig aan
gedragen. Op Ker-Botrel, zooals de buitenplaats
heet waren deftige autoriteiten en literatoren
gekomen, doch in den onafzienbaren stoet wa
ren het vooral de prachtige kostuums van het
landvolk, die aan de plechtigheid de ware
kleur gaven.
In een klein plantsoen is nu Botrel's monu
ment onthuld, door Louis Nicot gebeeldhouwd
in datzelfde graniet waarin heel Breitagne zijn
echoone kerken heeft gebouwd. Daar zien we
weer de eenvoudige figuur die iu haar rustieke
verschijning reeds de sympathie won en met
haar eenvoudige gestes het vertrouwen wist te
winnen. En echte Paimpolaises hebben de
liederen gezongen, waarmee Botrel zelf zooveel
duizenden ontroerd heeft toen Ankou nog niet
was gekomen.
Maar Ankou is alweer vergeten Zoo gaat
het in het leven. De kanten vlinders van de
coiffes waaien weer uit nu de rouw voorbij 13
en de zanger van het goede lied moet uit den
hemel wel tevreden neergeblikt hebben op zijn
volk, dat weer zijn liederen zong en in zijn
liederen van echte blijdschap weer den toon
vond voor een blij volksfeest.
Te Pont-Aven vindt men dat de goudforem
nimmer zoo schoon heeft gebloeid.
tSIÏ
i vV-
Koning George van Engeland inspecteert
de eerewacht der, Schotsche troepen.
GROOTE BRANDEN
Fabriek en opslagplaatsen aangetast.
BAZEL, 23 Augustus (V. D.). In de indus-
tTieele opslagplaats te dezer stede, is heden
avond een groote brand uitgebroken. De brand
ontstond in de fabriek van Bnaun, Rruenilmg
Co en werd door een hevigen wind aangewak
kerd, waardoor de vlammen oversloegen op de
kolenopslagplaats van de firma Jacöbi, bene
vens de opslagplaatsen van de ijzer- en staai-
flrma Voegeli Rueckert.
Nog vereohiHen.de andere opslagplaatsen weT-
den een prooi der vlammen.
Behalve de officieele brandweer waren ter
bestrijding van het vuur alle vrijwillige' brand
weren opgeroepen.
Metaalfabriek te Schmoelln
in asch.
SCHMOELLN, 24 Augustus. (V.D.) In den
afgeloopen nacht is in de fabrieken van de Me-
tallwerke A. D. Schmoelln een groote brand
uitgebroken, waardoor in korten tijd drie fa
brieksgebouwen door het vuur .waren aangetast.
Binnen eenige uren stonden van de drie ge
bouwen nog slechts de muren overeind.
De aangerichte schade, vooral aan de kost
bare machineinstallaties, ls zeer groot.
Men meent met zekerheid te weten, hier met
een geval van brandstichting te doen te heb
ben, aangezien de brand op vijf verschillende
plaatsen tegelijk uitbrak.