Lf-/c/U H. LODEWIJK, KONING VAN e e a tsn.ytüiiclEK. ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1932 25 AUGUSTUS HET GEEAAT VAN rl hem*? I 26 h6m de" d0lk op den strot k a a \r UIT ARTIS. Oplossing iler vorige puzzle. 'N PUZZLE MET LUCIFERS. GaNSEEIES'U 'Ssiug van. den vorigeu relbus. OPLOSSING EN UITSLAG DER SERIEs „WELK VERSJE?" VOOR KNUTSELAARS. Een kaartenstan'der. E enou'd schrijver, Tertullianus, heeft eens gezegd ,dat géén keizer Christen zou kunnen worden, of hij moest afstand doen van den troon; géén Christen zou keizer kunnen wor- den, of hij moest ophouden Christen te zijn. De H. Koning Lodewijk van Frankrijk (f 1270), „Saint Louis", heeft bewezen, dat dit woord niet altijd opgaat! Zijn hooge waar digheid, die hem boven de wet uittilde, was als het ware een waarborg, dat hij kon overtreden zonder angst te hebben; zijn onbeperkte macht ruimde van te voren eiken hinderpaal op zij, die hem in den weg zou kunnen staan; zijn rijkdom stelde hem in staat zich alle wereld- sche genietingen te veroorloven. Nochtans heeft deze sterke mensch zijn rein heid bewaard, hetgeen verwonderlijk is in een Kluizenaar, bewonderenswaardig in een open baar persoon, maar onvergelijkelijk in 'n vorst. Alle deugden heeft hij gekroond en alle deug den hebben hem gekroond. Hij heeft ze getild op den aardschen troon, en zij hebben hem ge tild op den troon des Hemels. De onschuld bloeide in den paleishof; de heiligheid in den Staat en de godsdienst temidden der heidenen. De blankheid van zijn doopkleed heeft deze Heilige Lodewijk bewaard tot aan de blankheid van zijn doodskaars. ..Verleen, bidden wij U, almachtige God, dat gelijk Uw zalige belijder Lodewijk, de genoe gens dezer wereld verachtend, er naar streef de alleen aan Christus-Koning te behagen, zoo ook zijn gebed ons aan U moge welgevallig maken bidt de H. Kerk in haar stilgebed op 2o Augustus. Zij bedoelt ermee, dat degenen, die met een besmeurd geweten even rustig erop los leven, als hadden zij den staat van deugd, die Saint Louis sierde, tot navolging van zijn eerbaarheid mochten worden bewogen. Ludovicus van Frankrijk heeft tijdens zijn leven, zoo verhalen de geschiedboekjes, krijgs tochten ondernomen tegen de vijanden van het H .Graf, maar zij zeggen er niet bij, dat hij veel harder streed tegen de drie vijanden, die het op zijn ziel gemunt hadden den trots,' los bandigheid en zinnelijkheid. Niet enkel konin gen worden door die tegenstanders belaagd! Saint Louis heeft hun een volkomen nederlaag bezorgd; zij konden tegen hem geen voet aan den grond krijgen. Den trots versloeg hij door nederigheid. Na hem hebben er maar weinigen zich zóó diep verdeemoedigd, omdat er maar weinigen zóó hoog geplaatst waren als de vorst. Voor God maakte hij zich klein door niet tegen Hem te twisten wanneer alles ook nog zoo tegenliep; door niet te mopperen, al kwam het zoo anders uit, dan hij in zijn gebed had afgesmeekt. Voor de menschen bukte hij zich door hun dooden te begraven, door hun pestlijders op zijn schou ders te nemen, door zich tevreden te stellen met de' kliekjes, die de bedelaars niet meer be liefden. De losbandigheid zette hij schaakmat door het handhaven van een stalen eenheid in zijn karakter. Die maakte, dat hij eender was van verantwoording vorderen van God en de heiligen schijn om dit edele hoofd gaat voor altijd verbleekenIs dit het loon voor mijn ijveren voor uw zaak Maar geen klacht komt over zijn lippen. Hij vraagt niet,. of er nog wel 'n God be staat Hij informeert niet, of deze God zich nog wel met Zijn schepselen bemoeit Hij lastert niet, of deze God soms recht vaardig, wijs, almachtig, goed is hij offert Hem met blijdschap zijn leven, zijn have en zijn goed. En daarom heeft Sint Lucas in zijn Evangelie geschreven, dat er een heer van grooten huize was, die een wijngaard plantte en naar een ver verwijderd Land afreisde O God, die Uwen zaligen Belijder Ludovicus op aarde groot hebt doen zijn en hem verheer lijkt hebt in den hemel: stel hem, bidden wij U, tot beschermer Uwer heilige Kerk. De H. Bernardus was geen pater Dominicaan zooals uit ons vorige nummer kan gelezen worden maar hij evenaarde den H. Domini- cus in zijn ijver voor de zielen. Sf tegenspoed, bij geluk of ongeluk, stout moedig in den strijd en onwankelbaar in het gevaar. De vele verschrikkingen, die hem be sprongen, konden hem niet doen verbleeken; "Ven ,f-alen> de gevangenissen van den om hem te bewegen tot iets. wat de ziel zou kunnen schaden, maar hij verroerde geen vin- deze krachtige geest werd alleen maar wit, wanneer hij de vale vlerken van de zonde voel de aanwieken. Toen de ketenen der gevangenen zijn pols en enkels omsloten, was hij nog méér Koning dan met het gouden hoofdsieraad ge tooid, rechtsprekend onder dien ouden eik bij Vineennes „Zij, die in de paleizen wonen, dragen mollige gewaden", heeft Jesus gezegd, maar Saint Louis droeg een haren boetekleed om de zinnelijkheid te keer te gaan, hetgeen onder een purperen konings-talaar niet erg dikwijls voorkomt. IJzeren kettinkjes folterden zijn vleesch, zoodat zijn biechtvader hem tot mati ging moest aansporen. Des Vrijdags vastte hij en nam hij geen viseh of fruit tot zich. Wij, menschen van tegenwoordig, zijn reuze-bang' voor ons hachje en loopen al heel gauw naar onzen biechtvader om dispensatie te bekomen. Aan de gezondheid van Saint Louis was, meen ik. méér gelegen dan aan de onze en het zal teven11ZlJllliikSteiSitUa;tle °P den Oordeelsdag geven een ongerept mensch, een Koning nogal liefst, te zien staan in een ruigen pij, geteisterd door een martelhard leven van versterving en ontbering en dien mensch dan te vergelijken met onszelf Gisteren bracht ik, onverwacht, een bezoek aan twee menschen, die zaten te schreien in hun kamer. De man had, na twintig dienst- jarea' Se daan gekregen bij het Rijk. „En we hadden nog wel zóó gebeden, dat het niet g-e- beuian zou klaagden zij door hun tranen heen. Saint Louis zou dat nooit gezegd hebben. Die „J10* wat anders gedaan dan gebeden aL®V H.ij had kerken 6n welke! De „Samte chapeiie" te Parijs eil zieken huizen gesticht hij had zijn schepen uitgezon den ter vermeerdering van de eere Gods onder de heidenen; hij had de godslastering uit zijn koninkrijk gebannen; hij had het kruis op zijn gewaad gehecht om ter kruisvaart te trekken en nu, dicht voor dat oude Carthago, bespringt hem die afgi ijselijke ziekte, de pest. Eén woord Onze tegenwoordige tijd kent de afbeelding van Christus' Gelaat haast uitsluitend met in bat midden gescheiden haar ein 'n baard. Deze figuur is evenwel pas oip het einde der vijfde ®terfcer Baa-r voren gekomen, toen de christelijke kunst haar zinnebeeldig karakter voor het geschiedkundige verwisselde. De oud christelijke kunstenaars der eerste drie eeuwen stelden den Verlosser bijna zonder uitzondering voor ais 'n jongeling zonder baard. Met een sprekende gelijkenis of 'n portret had dit niets to maken en het behoeft dan ook niet te ver wonderen, dat die schilderijen nogal sterk uit eenliepen. Voor de mensohen uit deze eerste eeuwen kwam het er in hoofdzaak op aan Christus te eeren als Verlosser en God en Cyrillus van Alexandrië- schreef zelfs: „Het uiterlijk van Christus onder de mensohen was zoo leelijk mogelijk. Maar tegenover zijn gebrekkige men. schelijke natuur stond de Goddelijke in onver gelijkelijke heerlijkheid!!" Orïgenes, eveneens een oude schrijver, geeft den heidenscthen Cel. sus, die „den kleinen, leelijken God der Chris tenen" bespotte wèl toe, dat Christus onooglijk van gestalte, maar niet, dat Hij bepaald leelijk was. Tertullianus, de belangrijkste kerkelijke schrijver vóór Sint Augustinus, meent: „Hoe ook Zijn onooglijk lichaam was, tooh zal Hij mijn Christus zijn!" Hoe komt het nu, dat deze oud-christelijke auteurs zoo'n lagen dunk van Christus' lichaam hebben gehad? Zij werden daartoe gebracht door een plaats in het Oude Testament, waar de profeet Isaïas zegt: „Hij heeft gestalte noch schoonheid; wij zien Hem, maar er is géén gedaante aan Hem". De vromen vergaten daarbij echter aan één ding te denken, de pro feet gewaagt hier van den toestand, waarin de Verlosser der wereld door geeselimg en kruis werd gebracht! Het beroemde genade-beeld der H. Maagd Matkie Boskiej Ostrobramska uit de kapel bij „de spitse poort" (Ostrabrama) te Wilna, Polen- In het begin werd Christus meestal voorge steld als 'n hetoer, die een lam op zijn schou ders draagt of door vele lammeren wordt om ringd. Het marmeren beeld in de Sint Jan van Lateranen te Rome'is wel een van de oudste afbeeldingen, die van den Goeden Herder tot ons gekomen zijn. Deze herder is niet anders c an n jongen, omdat bet hoeden van schapen nu eenmaal niet de kracht van een volwassen mensch vordert. Deze jeugdige Christusfiguur heeft men gedurende de eerste eeuwen in de kunst steeds gehandhaafd. Het in het midden gescheiden, tot op de schouders neergolvende haar werd later zoo ge kozen, om daarmede de Goddelijke zending van den Verlosser weer te geven, want zoo was men gewoon ook andere Godsgezanten, de Engelen de profeten, af te beelden. De grootste kunstenaars en schilders hebben hun krachten aan de Christus-figuur beproefd. Denk maar eens aan het „Laatste Avondmaal" van Leonardo da Vinei, waarvan een schrijver heeft gezegd: „Op het edele -breed© voorhoofd troont plechtige rust, maar reeds de wenk brauwen trillen van een met moeite 'ingehouden leed. De groote, amandel vorm i ge oogen, waar in een traan schijnt op te wellen, zijn diep neergeslagen; de neus is i^g en fijn gebogen, de wangen meer ingevallen dan vol, de zachte ippen geopend tot een stille klacht. Onmetelijk nartel eed, oneindige goedheid en zaobtmoedig- n«d spreken uit het hoofd van dezen Lijder". Haffaei en Michel Aingelo, Fra Angelioo en xmaan hebben ons Christus-schilderijen na- ;Za,n. ea onder de Hollandsche meesters vooral d6 gebroeders Van Eyek en Rembrandt. Het altaarstuk te Gent stelt Jesus voor als beheer schor der wereld met drievoudigen kroon en sobepter. Haast nog schooner is „Christus met de Engelen" van Hans Memliinc en „Chris tus en de Emmaüsgangers" van Remb-raudit. Wanneer we het vaderlandsohe Oldenzaal hebben verlaten en 'n laatsten groet hebben gebracht aan zijn schoone kerk ter eere van Sint Plechelmus, duurt het niet heel lang, of we zijn op Duitsch grondgebied. Te Bentheim worden de horloges twintig minuten achteruit gezet om in overeenstemming te blijven met den Midden-Europeeschen tijd. Dan suist de D-trein door de groote Noor-d-Duitsche laag vlakte. A Wanneer er een gebied bestaat, dat den naam „laagvlakte" verdient, dan is het zeker wel dit. Het is de vlakte hij uitstek! Van Hannover tot Bremen en van Holland tot Maagdenburg is er geen heuvel of welving te bekennen! Hier is de bakermat van het Germaansche ras. De vruchtbare löss-grond wisselt er af niet het dun bevolkte, schrale zand en de meer vochtige gedeelten; aan de kust bedreigt de zee de pol ders „Marsehen" welke de mensch op haar buit maakte. Het is verwonderlijk, dat deze over het geheel minder welvarende vlakte, met gemiddeld minder bewoners dan het Rijk in doorsnee op eenzelfde oppervlakte telt, de belangrijkste van Duitschland kon worden! Hannover. Vroeger de hoofdstad van een onafhankelijken staat, wiens vorsten meer dan 'n eeuw (1714—1837) op den troon van En geland zetelden. In het begin der negentiende eeuw met nog slechts 20.000 inwoners, thans 422.000! Breed en ruim zijn er de straten; het geheele terrein, door de stad Ingenomen, be slaat de helft van Duitsohland's hoofdstad waar tien maal zooveel menschen wonen! De oude stad bewaart haar hooge huizen met hun smalle vensters en geschilderde balken; prach tige parken en tuinen bieden gelegenheid tot wandelen; de gulden koepel van het nieuwe stadhuis, gebouwd aan het water, glanst over heel de stad heen- Heele wijken zijn bevlagd. Vlaggen beteeke- nen vreugde, feest. Hier zün zij echter het zinnebeeld van verdeeldheid, haat. Morgen moeten de kiezers als zij tenminste lust er toe gevoelen naar de stembus voor een nieuwe Tweede Kamer (Rijksdag) en nu wek ken die vlaggen hen op om te kiezen voor 'n bepaalde partij. Die met het hakenkruis voor zien zijn de stern-doeken van Hitler's nat'ionaal- socialisten; die met de drie pijlen behooren aan hun tegenstanders van het „ijzeren front". Het is alsof onopgevoede kinderen den tong tegen elkaar uitsteken. De Hitlerianen bespot- Thans Is Berlijn de grootste industrie- en handelsstad van heel Duitschland. De electri- sehe industrie wordt er uitgeoefend door de firma's A. E. G. (Allgemeine Elektrizitatsge- sel'lschaft) en Siemens („Sicmensstadt"), ook in ons land wel bekend. De stad schittert als 'n vlam, die de menschen naar zich toe lokt. De arbeiderswijken van Moabit, Schöneberg en Gesundbrunn-en hebben kolossale woonkazer nes, waarin honderden huisgezinnen wonen. Zonder toevoer van het platteland zou de stad uitsterven, in 1929 stierven per duizend in woners drie meer dan er geboren werden. Wij dolen wat rond door de voornaamste straten en 'begeven ons per ondergrondsche- en „hoog"-baan naar verschillende punten. -De anders zoo drukke Friedriohstrasse schijnt haar verkeer te moeten afstaan aan den Kur- fiirstendamm, waar de restaurants in feestelijk licht baden. De straten zijn bezaaid met ver- kiezings-strooibi-ljetten; de aanplakzuilen be vatten aanbevelingen zoo omvangrijk als 'n brochure! Alles verloopt heel kalm en de ijzeren fronters deelen in broederlijke eenheid hun paperassen uit met de „Hakenkreuzler!" Auto's rijden door de drukste straten, waaruit han den vol billetten fladderen. De menschen ne men niet eens meer de moeite ze op te rapen Wij gaan tijdig „in die Klappe", want de sneltrein naar Warschau, de hoofdstad van Polen, houdt met zijn vroeg uur van vertrek heelemaal geen rekening met mogelijke lang slapers! Den volgenden morgen stappen wij in een allerkeurigst derde-klas-rijtuig, dat kennelijk aan de Poolsohe spoorwegen .behoort! Er staan tenminste erg Poölsch-aand-oende opschriften in. „Noodrem" blijkt hier te heeten „hamulee bezpieczenst-wa", geen erge vlotte uitdrukking om eens even gauw te lezen wanneer de nood aan den man zou komen! Dat je 'n sigaretje mag opsteken wordt aangeduid met „dia pala- cijeh" en de onhebbelijke gewoonte om op den grond te spuwen wordt gekeerd met de woor den: „nie zanieczyszczac" ik zou die com binatie „szcz" wel eens door n- Hollander wil len hooren uitspreken Er is 'n spiegel van geslepen glas, 'n prachtige electrische luchter Onderbond werd het winter, De sloot-en. vroren dlicht. Ik dacht aam d'arme kikkers, En ook aan dit gedicht In een sloot zaten zeven kikkers, Alle vroolijk en ving en gezo-nd; Er waren 'dunne en dikkerds, Maair geen oogenblik hielden z'hnn mond. Totdat de winter heerschte En 't ijs de beek beheersch te, En de sioot is n.u dichtgevroren En de kikkertjes zijn alle dood. Laatst was er hier eens kermis. Elkeen had reuze chijn, Ook was een beer aanwezig, En 'k dacht aan dit refrein: In een bosch zaten een-s twee beren, Vroolijk, vlug en daarbij ook gezond Ja, zij konden bot'rammen smeren, En zij likten zich daarbij hun mond. Ze waren dus heel handig, En daarbij ook nog verstandig; In een bosch zaten eens twee beren, Vroolijk, vlug en daarbij ook gezond. Tenslotte zag 'k een hondje, Heel lief en vlug en licht, En na een oogenblik je Dacht ik aan dit gedicht: Onze mop was eerst een leuk hondje, Iedereen haalde hem dan ook aam, Hij had ook een reuze leuk mondje, En je kon heel gerust bij hem staan. Maa/r dat is nu verdwenen, En h-ij hapt je naar je schenen; Onze mop is nu heel gevaarlijk, Niemand is er, die nog van hem houdt. J. J., Arnhem. Berlijn. De Brandenburger poort, de Ber- lijnsche },Arc de triomphe". met blauw licht voor 's nachts aan het pla fond, en 'n zindelijkheid, die zeker voor onzen Hollandschen spoorwagen niet -hoeft onder te doen! Wanneer je dat alles ziet, snap je haast niet hoe de Duitschers aan hun uitdrukking „eine polnische Wirtschaft" -zijn gekomen om '■n sterk verwaarloosden toestand aan te dui den! Er stapt n juffie -binnen, die d-en rouw over haar pas gestorven moeder, zegt ze, diaagt. Vandaag is ergens in Polen de begrafe nis. Zij ia heel verdrietig; wie zou dat niet zijn, wanneer het allerdierbaarste hem wordt ontnomen? Tot laat heeft zij in den winkel, waar ze dient, de klanten geholpen en dan toch nog met 'n stralend gezicht „den Kunden ent- -gegenk-ommen", terwijl in een ver land je moe der met den rozenkrans van den goeden dood in haar stille handen ligt, dat valt, meent ze, niet mee. De trein stopt nog aan het Silezische station te Berlün en stort zich dan Oost-Buitschland in- Wij komen langs FrankfurtOder. De hoo ge torenspitsen, die we er zien, zullen wel niet van 'n Katholieke Kerk zijn, want onder de 80.000 inwoners zijn er slechts 5000, die ons geloof belijden. In de Oder nemen zwemlusti- gen een verfrisschend bad tusschen de talrijke kribben langs den oever. Bosschen en wel landen wisselen elkaar nu af. Te half een passeeren wij bij Neu-Bentschen de Duitsch- Poolsche grens en om even over tweeën hou- den wij stil te Pozman, zooals h-et vroegere Po sen nu heet, de stad van Po'len's primaat, kar dinaal-aartsbisschop Blond (spr.: Glont.) Wij reizen voor het eerst van z'n leven door Polen- En hier de tweede: OPLOSSING VERSJES. Alle eendjes zwemmen in 't water. Wel, Wïe kent dat versje niet Zelfs mJn klein drie-jarig zusje, Zingt -zoo vaak dat vroo-iy'k Eed In een land vól groene knollen, Za-tem eens twee haasjes klein Op een fluit en flinke trommel, Speelden zij, hij maneschijn Och, dl© arme zeven kikkers, Vonden in een boerensloot, -Daar hij vast was toegevroren, Eén voor één een zachten dood "k Zag twee heertjes broodjes smeren Wel, dat was een wonder Zoo 'n broodje blief ik ook wel graag Dik boter, boven onder Toen on-ze mop etcetera Jawel, zoo gaat bet meer, Eén dag is men tevreden, Een and'-nen -bromt men weer Tilburg, li. x. Bij loting werd een prijs toegewezen aan- Rma Kr., Zwartewaalsc-he Straat 10, Schie dam. Verder bekwamen een prijs wegens den aard hunner inzending: n,ZJ'A*Al'nh?™: L' A' Tilburg, die moest dee-len met het meisje v. H. H.,te Hilver sum, d'at het mooiste te-ekenwerk inzond jammer genoeg -voor weergave technisch niet geeigend. En mu aan de volgende serie Dit werkstukje maken we van gekleurd dunl karton. Breng de teekening op het karton over. 34 ziet de maten wel staan hè. Snijd nu langs de dikke lijnen. De stippellijnen worden ge- ritst. Maar nu moet je even opletten: De lijnen A, B en D. rits je eerste, keer dan het karton om, en rits de overige lijnen. Heb je gesneden en geritst vouw dan het karton om de lijn AIB. Plak de aanzichten op de linkerhelft en je ziet, dat de lijstjes van de rechterhelft er op passen. Plak ze vast met gluton- Op de onderste teekening zie je, hoe de stan-, der geplaatst wordt. 't Zelfde werkstukje kan je ook voor vier gelijke foto's gebruiken. Waarschijnlijk zul je dan de maten moeten veranderen. De maten op de teekening zijn voor gewone aanzichten. ii EERBIED VOOR GRIJSAARDS. «wfprf Z0f ,lt een gri'Jsaard bij de Olympische Spelen vruchteloos een plaats. Lang ging hij rond, maar niemand had lust, om voor hem PJ° fan' Maar toen Dij bij de Spartanen kuarn, stonden alle jongemannen terstond op. Blijde nep hij uit: „Alle Grieken kennen de aeugd, maar alleen de Spartanen beoefenen Bier komt mo. II aangeslopen Bang voor niemanddus, maak dat je weg komt IRican noem éérst z'n naam Er komen er nu nog drie Daarna de namen.' enz. -insturen, 'k Verloot weer twee mooie prij- izen Neem uat deze figuur zes -lucifers weg, maar 'zóó, dat er twee vierkanten overblijven. Oplossing volgende week De stippellijnen geven de wegen aan, dia o'e .bewoners der hutten A. B. en C. hebben te -bewandelen om uit eikaars vaarwater te blijven. J, Li esje, de kleine ganzenhoedster. Om na te kleumenGebruik voorna! spr* kende tinten. Berlijn. De Dom en de Slotbrug. Illusies vallen van U af als dorre takken, betreur ze niet. Zij geven ruimte voor de jónge floten; dite een. bloem 'beloven te damagen. W:2 ten de drie-pyien-banier als die van den „mest vork!" Hier en daar is de officieele rijksvlag geheschen zwa-rt-rood-goud. Ook deze heeft haar vijanden, die van: zwart-rood-mosterd spreken! Vandaag waait zü halfstok van alle openbare gebouwen en stations. Het Is de -na tionale rouw om de slachtoffers van het gezon ken opleidingsschip „Niobe", dat men probeeren zal te lichten. De handelsvlag is zwart-wit-rood gebleven; die kleuren waren over de wereld-zeeën te be kend, dan dat men ze, na den val van het keizerryk, d-oor andere zou kunnen vervangen. Zy heeft, evenals de zwarf-wit-ro-ode oor logsvlag, 'a „Gösch" (inzet, van ons woord: Geus!) In de kleuren zwart-rood-goud. De ■Duitsche. ryk-sadelaar breidt, als wapenschild, zyn vlerken uit over de officieele bureaux en gebouwen. Onder dit symbool heeft het Ryk -maar weinig welvaart gekend, doch, dat kan die arme vogel natuurlijk -n'iet helpen! Toch moet zy het in den volksmond als de „Pieite- Geier" (gier van -het bankroet) ontgelden! Maar reeds houdt de trein op'Berlijn aan, Beriyn, hoofdstad van het Ryk, dat met Lon-« den, New-York ep Pai-ys tot de wereldsteden wordt gerekend. Van West naar Oost strekt de stad zich uit over 1-5 K.M. en van Noord naaf Zuid over 18! Beriyn met zyn warenhuizen en slopwinkeltje-s, -met zijn reuze-fabrieken en huisarbeid, met zyn geweldige fortuinen en schrünende armoede. Hier breidden zich nog moerassen en wouden uit, toen Frankfort-Oder al een marktplaats was voor het Oosten met Jaarmissen, die meer bekendheid verwierven -aan die van Leipzig. Maagdenburg is ouder en gu-nstiger gelegen, en -de opbloei van deze we reldstad, thans met een oppervlakte van 200 vierkante k-m., uit een onaanzi-eniyk eilandje met vissehershutten in de Spree, kan slechts worden verklaard uit de geschiedenis. Met Fa- rys is het ongeveer net zoo gegaan; ook hier was 't begin een eilandje In een rivier (iSe4ne.) Bü -mijn thuiskomst na de vaoamtie, lag er een d'ikke stapel brieven, allemaal met oplos singen, op mjj te wachten B-iy, dat jullie in -my,a afwezigheid niet hebt eti-1 gezeten Het l-s anders In den regel, wanneer de mees ter z n rug gedraaid heeft, zoo'n. gewoonte om het byitje «r voor 'ra- oogeniblik by neer te leggen Op dien regel hebben de inzenders 'u prettige uitzondering gemaakt 1 Wy plaatsen twee oplossingen-, dien wy de leukste vonden: WELK VERSJE wy.ze: „"When the moon comes over the mountain". Eaatst Mep ik. eens te wand'lem 't Weertje was o zoo fij-n, Ik kwa,m toen langs een vijver 'En jik zong dit refrein Aflte eendjes zwemmen in 't water. Blijde koest'iren zij zich in de zou; En alom klinkt luide gesnater, Alsof het niet hard genoeg kom Zoo 'm eendje is tevreden, En het denkt slehhts aan. 't heden, Alle eendjes -zwemmen in 't water, En zy koersteren zich in de zon. De herfst wa® reeds genaderd, En ik ging weer op stap, In een veld zag Ik hazen, Toen zong ik daad'lijk, rap: In een groen groen knol-le-la-land Zaten twes losjes op hun gemak. Ze vermaakten' iioh met de „trommel^ En de fluit, tot een jager verbrak; De rust, die zy genoten, Want- terstond klonken er schoten En de hazen stonden maar gauw op, Want 't was nu niet vedlig meer daar!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 7