fin
EEN LEVENSSCHETS VAN DEN
OVERLEDEN KARDINAAL.
KARD. VAN ROSSUM f
Z. EM. W. KARD. VAN ROSSUM f
DINSDAG 30 AUGUSTUS 1932
m
IN DEN AFGELOOPEN NACHT
OVERLEDEN
B.Ï,B
J
Rossum overleden
Gisteravond in 't Ziekenhuis te
Maastricht opgenomen
Uit Maastricht gewerd ons gisteravond de
ontstellende tijdling, dat Z.Em. W. M. Kardi
naal van Rossum in het R. K. Ziekenhuis
Caivariënberg te Maastxiöht was opgenomen
in verband met toenemende zwakte van den
kerkvorst U3> d© vcrmiooiöixifiiS'S'EL V3m d© ls^t*
fcte weken en Zondag nog van d© bisschop©-
wijding van Mgr. F. Joosten.
Maandagochtend voelde Z.Em. zich reeds
zeer zwak. In het klooster te Wittem las
Z.Em. nog de H. Mis tot bet einde toe. De
Kardinaal was echter zeer ernstig uitgeput
en doodmoe, zóó, dat hij er de voorkeur aan gaf
in de sacristie te blijven rusten, alvorens zich
naar zijn kamer te begeven.
De directeur van het ziekenhuis Caivariën
berg te Maastricht, dr. Hentzen, was ontboden
en bevond zich spoedig bij Z.Em. Op eigen ver
langen werd Z.Em. in den loop van den dag
naar het ziekenhuis Caivariënberg te Maas
tricht overgebracht, waar hij omsreeks 9 uur
des avonds werd opgenomen.
Blijkbaar had de autorit den Kardinaal
ernstig vermoeid, zoodat het raadzaam werd
geacht ham nog des avonds de H.H. Sacramen
ten toe te dienen.
Gisterenavond vervoegde zich onze Llm-
burigsche medewerker aan het ziekenhuis
te Maastricht om nadere Inlichtingen in te
winnen omtrent den toestand van den Kar
dinaal. Hem werd meegedeeld, dat de hooge
lijder gisteren te circa 9 uur des avonds in
het Gasthuis was binnengebracht.
De toestand was gisterenavond zeer ernstig,
maar toen nog niet hopeloos.
Wel sliep Z.Em. omstreeks kwart over twee
rustig, maar spoedig trad toen. de doodstrijd
in en omstreeks half drie gaf de Kardinaal
den geest. Hij bad in het Latijn tot het einde
toe de gelbeden der stervenden mee.
De secretaris van Z.Em. was bij den kardi-
I
naai aanwezig.
Na ontvangst van het doodsbericht Is de
provinciaal der Redemptoristen, pater Wou
ters vergezeld door den rector uit Witteen,
onmiddellijk maar Maastricht gegaan tot het
treffen van maatregelen in verband met de
begrafenis.
De plechtige uitvaartdiensten voor Z.Em.
Kardinaal van Rossum zullen a.s. Vrijdag te
Maastricht in de Sint Servaaskerk worden
gehouden. Daarna zal het stoffelijk overschot
worden bijgezet in den grafkelder te WIttem
(L.)
Levensschets van Z. Em. W.
kardinaal van Rossum.
Er kan geen treffender, juister en scherper
samenvatting gegeven worden van het rijke
en vruchtbare leven van Zijne Eminentie kar.
dinaal van Rossum dan door dein Heiligen
Vader zelf gegeven werd in den markanten
brief, welken Paus Pius XI op 24 Mei 1924
tot den kardinaal richtte naar aanleiding van
het gouden professiefeest, dat Zijne Eminen
tie enkele weken later, op 16 Juni, zou vieren.
Daarin vinden wij dat leven tot in zijn
diepsteh gTond en zijn beheerschemde factoren
aoo zuiver en suggestief uitgestippeld, dat
Wij niet na kunnen laten, daarmede juist
onze levensschets van den betreurden, kerk
vorst te beginnen.
Paus Pius XI over kardinaal
van Rossum.
De brief, gericht aan „onzen geliefden zoon
Wilhelmus, van de H. Roomsche Kerk kar
dinaal-priester van Rossum, prelaat van de
H. Congregatie „De Propaganda Fide", luid
de aldus
„Wie Uw leven zou willen herhalen in den
geest, en het zou willen beschrijven van den
dag af, waarop Gij, nu vijftig jaar geleden,
in het klooster Uwer Congregatie te 's-Her-
togenbosch Uwe religieuze Geloften afiegdet,
hij zou zeker inzien, dat in één man verza
meld zijn al de versierselen van loffelijke
daden, welke Wij in den Apostolischen brief
„Unigenltus Dei Filius" getoond hebben als
passende onderscheiding van de mannelijke
Religieuzen. Immers, van het begin Uwer re
ligieus® loopbaan af, stond bij U onwrikbaar
vast den geest van Uwen H. Stichter en Vader
Alphonsus ten volle in U te doen weerspiege
len, en ook zijne eer met alle inspanning te
verdedigen.
„Om dat doel te bereiken en dat besluit ten
volle ten uitvoer te brengen, hebt Gij er U
©enerzijds eene gewoonte van gemaakt van de
door Hem gegeven voorschriften zelfs niet een
haarbreed af te wijken, en hebt Gij ten ande
ren de leer van den H. Alphonsus zoowell in
de moraal als in de asoese met geheel Uw hart
liefgehad en met een grootsohen ijver gevolgd,
terwijl het tevens Uwe voortdurende zorg was,
haar door anderen te doen liefhebben en om
helzen. Bovendien, hetzij Gijzelf U aan de
studiën der leden van de Congregatie wljddet,
w-as het altijd Uwe groote zorg toe te zien,
dat door de liefde voor de wetenschap en door
de Inspanning om deze te verkrijgen, de vor.
mittg der ziel in de deugd en godsvrucht niet
de minste schade zou lijden.
„Dat toch is hij U de hoogst aangeschreven
wet, welke van het begin der Congregatie af
tot op den huidigen dag ongeschonden is» be-
waard, dat door gestadige overweging en be
schouwing der goddelijke dingen de handelin
gen van Uw leven, voor zoover Gij het met
anderen gemeen hebt, of voor u bijzonder is,
worden geregeld, bestierd, gevoed en versterkt;
en aan beiden zoowel aan het beschouwende
als aan het werkende leven maakt gij alle
■wetenschap dienstbaar, zoodanig, dat het ieder
dwer, juist omdat hij zoo geschikt mogelijk
onderricht en voorbereid is, mogelijk is, de ham
door de oversten opgeiegde verrichtingen te
volvoeren en door zijn toeleg de eer van God
en het heil der zielen te bevorderen. En zijt
Gij, zelf daarvan niet het schoonste voorbeeld?
„Iedereen toch weet, dat Gij, Onze Geliefde
Zoon wien ook dit nog tot lof strekt, dat
Gij éénmaal Uwen leerlingen de leer van den
legd, alhoewel Gij door de plichten Uwer
H. Thomas op schrandere wijze hebt uitge-
Hoogste waardigheid en door de zorg van alle
H.H. Missiën met bezigheden overladen zijt,
niettemin, niet alleen, zooals van zelf spreekt,
den religieusen geest Uwer Congregatie be
waard hebt, maar ook geheel de levenswijze
en de veelvuldige oefeningen van vurige gods
vrucht ten uitvoer legt. Wij meenen dan ook,
dat deshalve de vijftigste verjaardag Uwer
Professie u overvloedig reden zal geven om
Gods goedheid den hoogsten dank te brengen
en tevens met het volste vertrouwen het loon
te verwachten, dat den goeden en getrouwen
dienstknecht is voorgehouden en beloofd".
Tot zoover het Pauselijk schrijven, dat op
de meest gezagvolle wijze een levens-synthese
van den overleden, kardinaal geeft, zooals
mooier en juister door niemand andera gege
ven zou kunnen worden en welke wij dan ook
alleen met de vermelding van een reeks data
en uiterlijke levensomstandigheden hebben aa-n
te vullen, om ze tot een groot levensbeeld te
maken.
De jeugd van den kardinaal.
Kardinaal van Rossum werd 3 September
1854 te Zwolle geboren
De moeder van Zijn Eminentie Hendrica Veld
willems kwam uit Hellendoorn. De kardinaal
heeft dan ook altijd bijzondere relaties met de
parochiekerk van Hellendoorn onderhouden.
Hij schonk voor de kerk o.m. een beeld van den
H. Gerardus Majella en. van O. L. Vrouw van
Goeden Raad.
Hoewel op het oogenblik het geboortehuis
van den kardinaal in de parochiekerk van St.
Michael gelegen is, staat de naam van Zijn
Eminentie ingeschreven in het doopboek van
de parochie van O. L. Vrouw Hemelvaart. Het
Zwolsc-he Weekblad" van 1 Aug. 1913 gaf daar
van de volgende verklaring: „Er bestonden te
Zwolle vóór 1853 geen eigenlijke parochiën.
Men telde toen een viertal statiën en de Ka
tholieken waren vrij zioh te voegen bij die sta
tie, waartoe zij zioh het meest aangetrokken
gevoelden.
„Zoo kwam het dat Johannes van Rossum,
de vader van onzen Kardinaal, zijn zoon llot
doopen in de kerk ,,het Steegje". Dat was op
3 Sept. 1854. Wel was door de kerkelijke autori
tten reeds in 1853 Zwolle verdeeld ln twee pa
rochiën, n.l. van St. Michael en Maria Hemel
vaart, maar door verschillende omstandigheden
bleef de statie in „het Steegje" tot 22 Juli 1855
als de gesupprimeerde doopkapel dienst doen
en kreeg de parochie-verdeeling eigenlijk 1 Mei
1855 pas haar beslag. Wilhelmus Marinus van
Rossum werd dus in de statie „het Steegje"
door Pastoor Henricus van Kessel (Pastoor van
O. L. Vrouw Hemelvaart) gedoopt in een tijd,
toen de eigenlijke parochiale indeeling nog niet
was doorgevoerd. Op 23 Juli 1855 werd de O.
L. Vrouwe-Kerk voor goed in gebruik genomen
door genoemden Pastoor van Kessel en tot pa
rochie-kerk verheven, terwijl de kerk ln het
Steegje werd gesloten en de pastoor zijn doop
boeken meenam naar de nieuwe pastorie. En
zoo geschiedde het, dat ln het doopboek van
O. L. Vrouw Hemelvaart het volgende geboor
teceel, van de hand van pastoor van Kessel,
voorkomt:
1854
Zondag den 3den Sept. geboren.
Zondag den 3den Sept. gedoopt.
Wilhelmus Marinus.
Vader Johannes van Rossum, móéder Hen
drica Veldwillems in Zwolle.
Getuige Maria Veldwillems te Hellendoorn."
Als bijzonderheid kan hier nog worden ver
meld, dat tijdens een bezoek van den kardinaal
aan het Dominicanen-klooster te Zwolle door
den heer J. Nooter een aquarel aan den kar
dinaal werd aangeboden, voorstellende een ge
zicht van de Hagelsteeg met het geboortehuls
van Z. Em., zooals de toestand was tijdens diens
kinderjaren. Het stuk werd vervaardigd naar
oude teekeningen en opgaven van een vroege-
ren medewoner dier Steeg, den schilder Noo
ter. Diens zoon voerde het in aquarel uit en
bood het den kardinaal aan.
In het Katholieke Weeshuis.
Reeds jong heeft kardinaal van Rossum zijn
ouders verloren.
Op 3 December 1863 wetrd door de regenten
van het Roomsche weeshuis, dat in de Rogge
straat, hoek Bitterstraat te Zwolle gelegen was,
besloten tot opneming van een vijftal kinderen,
waarvan de oudste elf en de jongste drie jaar
telde. Het waren de achtergebleven weesjes
van de echtgenooten vau RossumVeldwillems.
Medelijden wekte ongetwijfeld het lot van
de kleinen, want al dlroeg het bestuur des huizes
nog zoo liefderijk zorg, wie kan in het kinder,
hart de plaats innemen van een vader, van een
moeder? Doch één schat was hun door hun
dierbare ouders nagelaten, een schat, die allen
(rijkdom overtreft, de schat des geloofs.
Van deze kinderen bleek de tweede, de negen
jarige Willem, een vlug verstand, maar vooral
een gouden 'hart te bezitten. Deze gelukkige ga-
ven ontwikkelden zich als frissche bloemen uit
den knop en moesten de aandacht wekken van
pastoor Roelofs die bijzonder met de geeste
lijke leiding der weezen was belast. Het drnstig
karakter van den knaap, zijn innige vroom
heid, gijn meer dan gewone aanleg, zijn studie-
ijver waren zooveel teekenen, die een roeping
tot den geestelijken stand verrieden.
De menschkundige htirder trad in bespTek
met de regenten en nu werd in 1867 besloten
den veelbelovende met een jaairlijksehe onder
steuning van het weeshuis, ten bedrage van
120 het aartsbisschoppelijk seminarie van
Kuilenburg te doen bezoeken.
Welk getuigschrift den jeugdigen student
werd meegegeven, weten wij niet, madr wij
gelooven het getuigenis van allen, die hem in
die jaren gekend hebben weer te geven, wan
neer wij zeggen, dat hij met de jaren toenam
in wjjsiheid en welbehagen bij God en de men-
echen. De jaarverslagen van een weesinrichting
zijn gewoonlijk dor en eentonig; zoo ook die
van het Zwolsdhe weeshuis. Wanneer daatr orde
en tucht heerischen, wanneer er geen klachten
worden ingebracht wat zou men dan te berde
brengen dan een verslag van inkomsten en
uitgaven? Men vindt dan ook aangaande den
student alleen maar een paar posten geboekt
wegens verstrekte geneeskundige hulp en ver
der niets.
In de vergadering van het bestuur van het
Weeshuis, 17 Januari 1878 gehouden, werd Wil
lem van Rossum, dié 3 September 1877 meerder
jarig geworden was, op zijn verzoek uit het
weeshuis ontslagen.
Te vermelden valt nog, dat het Weeshuis
sedert 1899# opgeheven; de weeskinderen wor
den te Grave uitbesteed.
Intrede bij de Redemptoristen.
Intusschen had in 1873 de toenmaals nog
negentienjarige student toestemming verzocht
tot intreding in de congregatie van den Aller,
heiligsten Verlosser, welke toestemming gaarne
werd verleend. Hij trad in het noviciaat te
's Heirtogenbosch, waar hij een jaar later, den
16en Juni, zijn heilige geloften van armoede,
zuiverheid', gehoorzaamheid en volharding in de
congregatie aflegde.
Daags daarop vertrok hij met zijn mede.
novice, den later zoo bekenden missionaris en
rector van Rotterdam, pater Jacobus Polman,
naar het klooster van Wittem om er zijn filo
sofische en theologische studiën te beginnen.
Priesterwijding.
Te Wittem trad al spoedig zijn gelukkige aan
leg voor de wetenschap, die hem reeds in zijn
seminarie-jaren bad gekenmerkt, aa.n het licht,
zoodat hij na in de kloosterkerk van Wittem.
den 17en October 1879 de H. Priesterwijding
ontvangen te hebben en een jaar later zijn
theologische studiën voltooid te hebben, door
zijn oversten met het onderwijs der studenten
belast werd. Aanvankelijk doceerde hij te Roer
mond de rhetorics, tot hij in September 1883
benoemd werd tot leeraar der dogmatiek te
Wittem. Daar vond hij voor zijn scherpen geest
een hem passend terrein en werd hem door de
Voorzienigheid in zijn studies en lessen de
geschikte voorbereiding geschonken voor de ge
wichtige taak, die hem in de toekomst wachtte.
Reeds toen gaf hij blijk van de diepte van zijn
kennis door de degelijkheid, waarmede hij zijn
lessen gaf maar ook door het vervaardigen van
verschillende geschriften o.a. over de ff. Eucha.
ristte en ove'r de zes scheppingsdagendie te
recht door deskundigen geprezen zijn. Bijzon
deren prijs stelde hij er altijd op, in zijn lessen
den H. Alfonsus, zijn Vader, ook als leeraar' der
Dogmatiek aan zijn studenten beter te doen
kennen.
In Juni 1885 werd hem door zijn benoeming
tot prefect naast het onderwijs in de Dogma
tiek, ook de geestelijke leiding der studenten
toevertrouwd. Als zoodanig, wü ontleenen
deze bijzonderheden aan een artikel door dr.
B. Lijdsman C.ss.R. indertijd lnde „Maas
bode" aan den kardinaal gewijd, bekleedde
hij door dien dubbelen post dezelfde plaats,
die eens zijn medebroeder, en voorganger in het
kardinalaat^ Z, Em. kardinaal Jteschamps, jn
hetzelfde klooster vijftig jaar te voren had
bekleed.
Tijdens zijn prefectschap stond hij den toen-
maligen rector, pater F. Peters, krachtig ter
zijde bij den bouw van het nieuwe klooster van
Wittem; het oude toch, een voormalig Capu-
cijnenklooster, bleek niet meer geschikt te zijn
voor de nieuwere eischen.
Na den dood. van pater Peters werd aan
pater van Rossum ln Juli 1893 het bestuur
over de geheele communiteit van Wittem ais
rector opgedragen en had hij den troost het
nieuwe, grootendeels door hem gebouwde kloos
ter, in te wijden.
Naar Rome.
In November 1895 werd pater van Rossum
door den generaal naar Rome ontboden in ver
band met de oprichting van een Schola major
der Congregatie. De oprichting van deze Schola,
waar de leden der Congregatie de academische
graden zouden kunnen behalen, ging echter
niet door. Pater van Rossum trok echter te
Rome zoowel door zijn ernstige kloosterlijke
deugden, als door zijn buitengewone bedreven
heid in de kerkelijke wetenschappen onwille
keurig de oogen op zich. Paus Leo XIII be
noemde hem in December 1896 tot consultor
van de belangrijkste Romeinsche Congregatie,
die van bet H- Officie; Pius X benoemde hem
in April 1904 tot lid van de commissie tot
codificatie van het Kerkelijk Recht; het alge
meen kapittel van de Congregatie van den Al
lerheiligsten Verlosser koos hem in 1909 tot
consultor van den hoogwaardlgsten pater
generaal.
Bij al die gewichtige werkzaamheden vond
pater van Rossum nog den tijd, om meerdere
geschriften uit te geven, o.a. De Judicio
sacramentaliverder een bewerking van de
dissertatie van Sint Alfonsus de Praedestina-
tione en een uitvoeriger Latijnsch werk over
S. Alfonsus als leeraar en vereerder van de
Onbevlekte Ontvangenis der Allerheiligste
Maagd. Ook verzamelde hij toen reeds de stof
fen voor zijn, later tijdens zijn kardinalaat,
uitgegeven bekend werk De Essentia Sacrar
menti Ordinis. Groote verdiensten verwierf hij
zich eveneens door het ordenen van het zoo
gecompliceerde archief van het H. Officie.
Inmiddels was de geleerde, maar bescheiden
Werkende kloosterling door Z. H. Paus Pius
X meermalen met gewichtige opdrachten in den
dienst der Kerk belast, zooals het visiteeren
van abdijen en kloosterprovincies, het hervor
men van seminaries, het beoordeelen van moei
lijke theologische vragen en bet voorbereiden
van gewichtige Pauselijke stukken. Ja, het was
reeds lang bekend, dat pater van Rossum de
vertrouwde en geliefde raadsman van Pius X
was; een Romeinsch kardinaal zelde reeds in
1909 tot eenige Redemptoristen: „Pater van
Rossum heeft alles wat vereischt wordt om
kardinaal te zijn; alleen de benoeming van den
Paus ontbreekt hem nog".
Kardinaal.
De verheffing tot kardinaal volgde inderdaad.
In November 1911, toen Pius X ineens 18 kar
dinalen tegelijk creëerde, een aantal als slechts
zelden ln de geschiedenis tegelijk werd ge
creëerd, stond aan het einde van de lijst, naast
den geleerden pater Billet S.J., de naam van
den bescheiden Redemptorist pater van Ros
sum.
Hoewel de eervolle verheffing in Vaticaan-
sche kringen verwacht werd, kwam zij voor
pater van Rossum zelf zeer onverwacht.
Tijdens de jongste ziekte van den kardinaal
heeft broeder Aegidius, de trouwe en toege
wijde van Zijn Eminentie, tegenover onzen
correspondent te Rome nog eens opgehaald
omtrent de verrassing, die door de benoeming
van pater van Rossum tot kardinaal gewekt
werd.
Ja, had broeder Aegidius tijdens dat onder
houd met onzen correspondent verteld, wie
had toen kunnen denken, dat pater van Ros
sum ikaxdinaal zou worden? Hij lachte nog I
bij de herinnering. De herinnering aan het
ongelooflijke, dat gebeurde in het jaar 1911.
Pater van Rossum was op reis, bevond zich
In België. Er kwam een brief van het Vatieaan.
Paus Pius X regeerde daar in die jaren. De
brief meldde, dat pater van Rossum tot kar
dinaal was benoemd.
Wat een vreugde in het klooster en met welk
een stillen trots hoorden het de twee er ver
toevende Hollanders! Pater Walter en broeder
Aegidius vonden eigenlijk het huis te klein!
Direct ging er een telegram naar België. Een
lakonlek telegram: Kom spoedig hier voor een
dringende aangelegenheid. Een dringende aan
gelegenheid! Dit was het, maar wat voor één.
Pater van Rossum, die met pater Scheffer
reisde, stapte ln den trein. Onderweg kochten
ze samen een krant. Pater Scheffer las het
bericht van de benoeming.
„Een abuis", zei pater van Rossum. „Van die
kranten kun je nooit op aan."
Het was natuurlijk geen abuis. In Rome
bleek het ernst te zijn. Aan het station ston
den de generaal der Orde, pater Murray en
rector Favre. Die boden natuurlijk hun geluk-
wenschen aan en ze voerden den nieuwen kar
dinaal ln triomf naar huis, waar Hij verwel
komd werd door de gansche communauteit. De
vreugde was algemeen en groot.
Toen zijn medebroeders den nieuwen kardi
naal voor het eerst als Eminentie begroetten,
kon hij slechts dit ééne woord spreken, een
woord, dat al zijn liefde voor de Congregatie,
wier trouwe zoon hij altijd bleef, te kennen
gaf: „Ik heb alles aan de Congregatie te dan
ken, Ik hoop altijd een waar Redemptorist te
blijven".
Op 27 November 1911 werd pater van Ros
sum tot kardinaal-diaken gecreëerd met den
titel van St. Cesarius ln Palatio. Den nieuwen
kardinaal werden de Congregaties der Regu
lieren en van den Index toegewezen. Spoedig
volgde ook zijn benoeming tot lid van de Pau
selijke Bijbelcommissie.
Het volgend jaar reeds verleende de Paus
hem de hooge onderscheiding Hem als Zijn
Legaat te vertegenwoordigen op het Eucha
ristisch congres te Weenen.
In 1913 bracht de kardinaal een bezoek aan
ons land.
Groot penitencier.
Nadat Z. Em. op 15 Januari 1914 tot voor
zitter van de Pauselijke Bijbelcommissie be
noemd was, verhief Z. H. Paus Benedictus XV
hem in October 1915 tot groot-penitencier. In
het Consistorie van 6 December van hetzelfde
jaar weTd hij tevens tot den rang van kardi
naal-priester verbeven met de titelkerk van bet
H. Kruis.
Prefect van de Propaganda
De grootste en belangrijkste levensdatum
van kardinaal van Rossum Is die geweest, toen
bij benoemd werd tot prefect van de Propa
ganda als opvolger van kardinaal Serafini.
18 Maart 1918 ontbood Z. H. Benedictus XV
den kardinaal en deelde hem mede voornemens
te zijn hem te benoemen tot prefect der Pro
paganda. In 't begin bood kardinaal van Ros
sum weerstand aan het verlangen van Z. H.
Hij wees op zijn gevorderden leeftijd en zwakke
gezondheid. Maar de H. Vader bleek onverzet
telijk. Twee dagen later volgde de benoeming
van kardinaal van Rossum tot prefect der Pro
paganda Fide en hiermede trad het omvang
rijke werk der geloofsverkondiging over de ge
heele wereld In een nieuw stadium. Er brak
voor de Katholieke Kerk in de missielanden
een nieuw vruchtbaar tijdvak aan.
Welk een vertrouwen en verwachtingen de
Paus in den nieuwen prefect stelde, blijkt uit
de omstandigheid, dat Hij hem persoonlijk op
19 Mei 1918 tot bisschop wijdde met den titel
van aartsbisschop van Caeserea van Mau-
retanië.
Dat vertrouwen en die verwachtingen heeft
kardinaal van Rossum allerminst teleurgesteld.
Nauwelijks was de eervolle benoeming af
gekomen of de Nederlandsche Kardinaal aan
vaardde met alle energie die In hem was en
met diep doorzicht de door onoverkomelijke
moeilijkheden onmogelijk schijnende taak.
Zijn eerste werk was het verzamelen van
gegevens voor een encycliek over de missie,
die anderhalf jaar later verscheen en met
het meeste recht de „Magna Charta" mag wor
den genoemd. Een missiebisschop getuigde er
van, dat deze encycliek slechts samengesteld
kon zijn door iemand, die al jaren In de mis
sie was werkzaam geweest.
Het geheele programma, dat de kardinaal
zich had opgesteld voor de leiding der mis
sioneering, lag in deze encycliek opgesloten,
en hij heeft als prefect der Propaganda dit
veelomvattende plan letterlijk uitgevoerd.
Twee groote gedachten lagen aan het werk
van kardinaal van Rossum ten grondslag, twee
richtlijnen had hij zich gekozen om de verant
woordelijke taak, die op zijn schouders rustte,
tot uitvoering te brengen. Deze twee gedach
ten, deze twee richtlijnen waren ten eerste de
vermeerdering der missiegebieden en ten
tweede de overgave der missies aan het in-
landsch element.
Hieruit blijkt reeds genoegzaam, hoezeer
kardinaal van Rossum de nooden der volken
van dezen tijd peilde en begreep. Op het
oogenblik, nu de geheele Katholieke wereld
reeds doordrongen is van deze twee verstrek
kende beginselen, lijkt ons dit alles heel ge
woon maar ln dien tijd stonden de zaken heel
anders en velen toonden zich sceptisch ge
stemd tegenover de vooruitstrevende plannen
van den Nederlandschen kardinaal.
Het leek te gewaagd, om terwijl zich aller
wegen een nijpend tekort aan priesters deed
gevoelen, te spreken van een' vermeerdering
der missiegebieden en wat de overgave der
mssies aan het inlandsch element betreft, de
bewustwording der gekoloniseerde volkeren
had in Europa reeds eenlg verzet wakker ge
roepen tegen de inlandsche beweging, zoodat
men zich ging afvragen of de vorming van
een inlandsffhen clerus niet gevaarlijk zou kin
nen worden. Bovendien was men in het Wes
ten zoo gewoon geraakt aan het feit, dat al
leen blanken onder de kleurlingen het evan
gelie gingen verkondigen, dat velen, althans In
den aanvang, ietwat onwennig stonden tegen
over de gedachte, dat de missievolkeren ge
leid zouden worden door Inlandsche priesters
en inlandsche bisschoppen. Maar de geschie
denis heeft duidelijk bewezen, dat kardinaal Van
Rossum juist gezien bad en de uitkomsten der
missieactie hebben hem schitterend in het ge
lijk gesteld.
De uitbreiding der missiegebieden ging met
groote moeilijkheden, dank zij mede de op.
positie van verschillende mogendheden, ge
gaard, Frankrijk ygraal te glch tegen de aan
stelling van een apostolisch delegaat in China
en juist in de aanstelling vian apostolisch
deiegarten vond kardinaal van Rossum een
machtig middel om de missiegebieden uit te
breiden. Eerst na een sooirt „coup-d'état" ge.
lukte het mgr. Constantini, die in het geheim
tot delegaat was benoemd, zich als zoodanig in
China te vestigen. Om het missiewerk aan de
inlandsche bevolking te kunnen overgeven, was
het allereerst noodig de inlanders te verheffen
en de inlandsche piriesters gelijk te stellen met
de Europeesc'he missionarissen.
Het werk van de vorming van een inland-
schen clerus werd op zeer bescheiden voet be
gonnen, maar binnen enkele jaren bereikte
het een volledige triomf door de wijding van
zes Chinees|che bisschoppen. Deize bisschop^
pen hebben destijds ook Nederland bezocht,
waar zij op verschillende plaatsen geestdriftig
zijn gehuldigd.
Wat kardinaal van Rossum als prefect der
propaganda ln het algemeen bereikt heeft, valt
In deze woorden samen te vatten.
Ten eerste: het herstel van alle missies, die
ln den oorlog geleden hadden ten tweede
vermeerdering van het aantal missionarissen,
mede dank zij de vorming rviain inlandsche
priesters en tenslotte: uitbreiding en vermeer
dering deir missiegebieden waardoor het aantal
bekeerlingen ook zooveel grooter werd.
En dit alles kwam tot stand, ondanks de
tegenkanting der mogendheden, ondanks het
sceptisme, waarmede door velen de denkbeelden,
van den kardinaal aanvankelijk weirden begroet,
ondanks ook de gevaren van nationalisme en
bolschewisme, gevaren die enkel en alleen door
het Katholicisme geneutraliseerd en overwon,
nen kunnen worden.
Minder groot en verblijdend zouden de resul.
taten der missioneering wellicht zijn geweest,
had de kardinaal niet tevens zorg gedragen
voor de organisatie der hulpmiddelen, zonder
welke elke missiearbeid gevaar loopt vruchte
loos te blijven. Deze organisatie der hulpmid.
delen bestond voor kardinaal van Rossum
allereerst in het overbrengen van de central©
van de voortplanting des geloofs van Frank,
rijk naar Rome.
Hierbij ontmoette Zijne Em. groote oppositie
en alleen dank zij den steun van den Paus
slaagde hij erin zijn opzet te volvoeren. Dra
bleek, dat de uitkomsten van deze verande
ring den kardinaal ln het gelijk stelden. Het
genootschap tot voortplanting des geloofs werd
op beteren grondslag gebaseerd.
En de moreele voordeelen, die uit de gewij
zigde omstandigheden voortkwamen bewezen,
een keer te meer, dat de Nederlandsche prefect
van de Propaganda Fide was „the right man
on the right place".
Maar Kardinaal van Rossum rustte nlet,
Andere missiegenootschappen weiden door hem
gesticht en de medische missieactie, die van
zoo onnoemelijk veel belang is voor het wel.
slagen der missioneering dankte haar ontstaan
aan zijn initiatief.
Met den vurigen ijver van een missionaris
heeft kardinaal van Rossum als prefect van
de Propaganda gearbeid. Door zijn onvermoeid
ijveren voor de missie heeft hij zichzelf een
onvergankelijk monument opgericht, grooter
en schooner dan menschelijke dankbaarheid
ooit zou kunnen stichten.
'Andere levensfeiten»
Maar het leven van een kardinaal blijft ge
woonlijk niet tot één levensterrein beperkt»
En ook bij kardinaal Van Rossum is dit het
geval geweest. Behalve zijn monumentale
werk als prefect van de Propaganda tot stand!
gebracht, heeft hij ook op andere levensgebie.
bieden zijn invloed laten gelden en den Ijvep
voor de eer van God, die hem bezielde, ont
plooid.
Van 11 December 1923 tot 23 Mei 1924 trad
Z. Em. op als kardinaal carmerlengo van het H.
College der kardinalen.
In den zomer van 1923 ondernam de kardi
naal een groote en langdurige visitatiereis naar
IJsland, de Scandinavische landen en naar Fin
land, waar mgr. dr. Buckx uit zijne handen de
wijding tot bisschop van Helsingfors mocht ont
vangen.
Reeds toen bewonderde men de geestkracht
en onverschrokkenheid van den grijzen kerk
vorst, die niet terugschrok voor zooveel opof
feringen en moeilijkheden om zichzelf op de
hoogte te stellen van de toestanden in de Mis
sielanden.
Maar de grijze en energieke kardinaal zou die
reis nog tweemaal herhalen en, men weet het,
juist was Zijne Eminentie teruggekeerd van
zulk een moeizame en veeleischende reis, waar
Hij het Scandinavische Eucharistische Congres
te Kopenhagen den vollen luister van zijn per
soonlijkheid als vertegenwoordiger van den H.
Vader bijzette.
De ervaringen en indrukken, tijdens de eer
ste reis door de Noordsche landen opgedaan,
legde Zijne Eminentie vast in een zeer merk
waardig boekje „Aan Mijne Landgenooten",
waarin Weer beel wat verrassende gaven en ca
paciteiten van den kerkvorst tot uiting kwa
men: zijn scherpe en felle opmerkingsgave, zijn
warme en boeiende schrijfwijze, zijn ruime vi
sie, maar vooral de gloed van zijn echt missio-
narishart.
Tijdens een tweede reis van den kardinaal
naar IJsland, werd daar door hem de kathe
draal te Reykjavik geconsacreerd en mgr. Meu-
lenberg tot bisschop gewijd.
Ook vele andere landen en streken werden
door den onvermoeibaren missionaris bezocht:'
Engeland en Ierland, waar hij eereburger werd
van Limerick, Zwitserland en Duitschland.
Ten slotte is de Kardinaal nog eens naar zijn
vaderland gekomen. Het was zijn laatste reis en
hij zou hier sterven. Hij arriveerde in de
hoofdstad, las daar de H. Mis in de Redempto
ristenkerk aan de Keizersgracht, waar hij ook
de Heilige Communie uitreikte aan honderden
geloovigen, bezocht nog den Aartsbisschop en
den zieken oud-president Schaepman, sprak
voor het laatst zijn eerwaarde zuster in het
klooster te Tilburg en arriveerde Zaterdag op
„Sparrendaal", waar hij Zondag 28 Augustus
de heilige bisschopswijding toediende aan Z. H,
Exc. Mgr. Joosten. Oververmoeid is Z. Em.
daarop teruggekeerd naar Wittem en het bericht
in ons ochtendblad van heden, dat de opneming
in het Maastrichtsche ziekenhuis meldde, is al
reed3 achterhaald door het verscheiden in den
vroegen morgen van den feestdag van een de-
eerste heiligen uit de nieuwe wereld. Sint Ro
sa van Lima. Mede door haar voorspraak moge
de groote overledene reeds de aanschouwing
nieten van Hem, in Wiens dienst hij heel zijn
lange leven heeft gesleten.