fin EEN LEVENSSCHETS VAN DEN OVERLEDEN KARDINAAL. KARD. VAN ROSSUM f Z. EM. W. KARD. VAN ROSSUM f DINSDAG 30 AUGUSTUS 1932 m IN DEN AFGELOOPEN NACHT OVERLEDEN B.Ï,B J Rossum overleden Gisteravond in 't Ziekenhuis te Maastricht opgenomen Uit Maastricht gewerd ons gisteravond de ontstellende tijdling, dat Z.Em. W. M. Kardi naal van Rossum in het R. K. Ziekenhuis Caivariënberg te Maastxiöht was opgenomen in verband met toenemende zwakte van den kerkvorst U3> d© vcrmiooiöixifiiS'S'EL V3m d© ls^t* fcte weken en Zondag nog van d© bisschop©- wijding van Mgr. F. Joosten. Maandagochtend voelde Z.Em. zich reeds zeer zwak. In het klooster te Wittem las Z.Em. nog de H. Mis tot bet einde toe. De Kardinaal was echter zeer ernstig uitgeput en doodmoe, zóó, dat hij er de voorkeur aan gaf in de sacristie te blijven rusten, alvorens zich naar zijn kamer te begeven. De directeur van het ziekenhuis Caivariën berg te Maastricht, dr. Hentzen, was ontboden en bevond zich spoedig bij Z.Em. Op eigen ver langen werd Z.Em. in den loop van den dag naar het ziekenhuis Caivariënberg te Maas tricht overgebracht, waar hij omsreeks 9 uur des avonds werd opgenomen. Blijkbaar had de autorit den Kardinaal ernstig vermoeid, zoodat het raadzaam werd geacht ham nog des avonds de H.H. Sacramen ten toe te dienen. Gisterenavond vervoegde zich onze Llm- burigsche medewerker aan het ziekenhuis te Maastricht om nadere Inlichtingen in te winnen omtrent den toestand van den Kar dinaal. Hem werd meegedeeld, dat de hooge lijder gisteren te circa 9 uur des avonds in het Gasthuis was binnengebracht. De toestand was gisterenavond zeer ernstig, maar toen nog niet hopeloos. Wel sliep Z.Em. omstreeks kwart over twee rustig, maar spoedig trad toen. de doodstrijd in en omstreeks half drie gaf de Kardinaal den geest. Hij bad in het Latijn tot het einde toe de gelbeden der stervenden mee. De secretaris van Z.Em. was bij den kardi- I naai aanwezig. Na ontvangst van het doodsbericht Is de provinciaal der Redemptoristen, pater Wou ters vergezeld door den rector uit Witteen, onmiddellijk maar Maastricht gegaan tot het treffen van maatregelen in verband met de begrafenis. De plechtige uitvaartdiensten voor Z.Em. Kardinaal van Rossum zullen a.s. Vrijdag te Maastricht in de Sint Servaaskerk worden gehouden. Daarna zal het stoffelijk overschot worden bijgezet in den grafkelder te WIttem (L.) Levensschets van Z. Em. W. kardinaal van Rossum. Er kan geen treffender, juister en scherper samenvatting gegeven worden van het rijke en vruchtbare leven van Zijne Eminentie kar. dinaal van Rossum dan door dein Heiligen Vader zelf gegeven werd in den markanten brief, welken Paus Pius XI op 24 Mei 1924 tot den kardinaal richtte naar aanleiding van het gouden professiefeest, dat Zijne Eminen tie enkele weken later, op 16 Juni, zou vieren. Daarin vinden wij dat leven tot in zijn diepsteh gTond en zijn beheerschemde factoren aoo zuiver en suggestief uitgestippeld, dat Wij niet na kunnen laten, daarmede juist onze levensschets van den betreurden, kerk vorst te beginnen. Paus Pius XI over kardinaal van Rossum. De brief, gericht aan „onzen geliefden zoon Wilhelmus, van de H. Roomsche Kerk kar dinaal-priester van Rossum, prelaat van de H. Congregatie „De Propaganda Fide", luid de aldus „Wie Uw leven zou willen herhalen in den geest, en het zou willen beschrijven van den dag af, waarop Gij, nu vijftig jaar geleden, in het klooster Uwer Congregatie te 's-Her- togenbosch Uwe religieuze Geloften afiegdet, hij zou zeker inzien, dat in één man verza meld zijn al de versierselen van loffelijke daden, welke Wij in den Apostolischen brief „Unigenltus Dei Filius" getoond hebben als passende onderscheiding van de mannelijke Religieuzen. Immers, van het begin Uwer re ligieus® loopbaan af, stond bij U onwrikbaar vast den geest van Uwen H. Stichter en Vader Alphonsus ten volle in U te doen weerspiege len, en ook zijne eer met alle inspanning te verdedigen. „Om dat doel te bereiken en dat besluit ten volle ten uitvoer te brengen, hebt Gij er U ©enerzijds eene gewoonte van gemaakt van de door Hem gegeven voorschriften zelfs niet een haarbreed af te wijken, en hebt Gij ten ande ren de leer van den H. Alphonsus zoowell in de moraal als in de asoese met geheel Uw hart liefgehad en met een grootsohen ijver gevolgd, terwijl het tevens Uwe voortdurende zorg was, haar door anderen te doen liefhebben en om helzen. Bovendien, hetzij Gijzelf U aan de studiën der leden van de Congregatie wljddet, w-as het altijd Uwe groote zorg toe te zien, dat door de liefde voor de wetenschap en door de Inspanning om deze te verkrijgen, de vor. mittg der ziel in de deugd en godsvrucht niet de minste schade zou lijden. „Dat toch is hij U de hoogst aangeschreven wet, welke van het begin der Congregatie af tot op den huidigen dag ongeschonden is» be- waard, dat door gestadige overweging en be schouwing der goddelijke dingen de handelin gen van Uw leven, voor zoover Gij het met anderen gemeen hebt, of voor u bijzonder is, worden geregeld, bestierd, gevoed en versterkt; en aan beiden zoowel aan het beschouwende als aan het werkende leven maakt gij alle ■wetenschap dienstbaar, zoodanig, dat het ieder dwer, juist omdat hij zoo geschikt mogelijk onderricht en voorbereid is, mogelijk is, de ham door de oversten opgeiegde verrichtingen te volvoeren en door zijn toeleg de eer van God en het heil der zielen te bevorderen. En zijt Gij, zelf daarvan niet het schoonste voorbeeld? „Iedereen toch weet, dat Gij, Onze Geliefde Zoon wien ook dit nog tot lof strekt, dat Gij éénmaal Uwen leerlingen de leer van den legd, alhoewel Gij door de plichten Uwer H. Thomas op schrandere wijze hebt uitge- Hoogste waardigheid en door de zorg van alle H.H. Missiën met bezigheden overladen zijt, niettemin, niet alleen, zooals van zelf spreekt, den religieusen geest Uwer Congregatie be waard hebt, maar ook geheel de levenswijze en de veelvuldige oefeningen van vurige gods vrucht ten uitvoer legt. Wij meenen dan ook, dat deshalve de vijftigste verjaardag Uwer Professie u overvloedig reden zal geven om Gods goedheid den hoogsten dank te brengen en tevens met het volste vertrouwen het loon te verwachten, dat den goeden en getrouwen dienstknecht is voorgehouden en beloofd". Tot zoover het Pauselijk schrijven, dat op de meest gezagvolle wijze een levens-synthese van den overleden, kardinaal geeft, zooals mooier en juister door niemand andera gege ven zou kunnen worden en welke wij dan ook alleen met de vermelding van een reeks data en uiterlijke levensomstandigheden hebben aa-n te vullen, om ze tot een groot levensbeeld te maken. De jeugd van den kardinaal. Kardinaal van Rossum werd 3 September 1854 te Zwolle geboren De moeder van Zijn Eminentie Hendrica Veld willems kwam uit Hellendoorn. De kardinaal heeft dan ook altijd bijzondere relaties met de parochiekerk van Hellendoorn onderhouden. Hij schonk voor de kerk o.m. een beeld van den H. Gerardus Majella en. van O. L. Vrouw van Goeden Raad. Hoewel op het oogenblik het geboortehuis van den kardinaal in de parochiekerk van St. Michael gelegen is, staat de naam van Zijn Eminentie ingeschreven in het doopboek van de parochie van O. L. Vrouw Hemelvaart. Het Zwolsc-he Weekblad" van 1 Aug. 1913 gaf daar van de volgende verklaring: „Er bestonden te Zwolle vóór 1853 geen eigenlijke parochiën. Men telde toen een viertal statiën en de Ka tholieken waren vrij zioh te voegen bij die sta tie, waartoe zij zioh het meest aangetrokken gevoelden. „Zoo kwam het dat Johannes van Rossum, de vader van onzen Kardinaal, zijn zoon llot doopen in de kerk ,,het Steegje". Dat was op 3 Sept. 1854. Wel was door de kerkelijke autori tten reeds in 1853 Zwolle verdeeld ln twee pa rochiën, n.l. van St. Michael en Maria Hemel vaart, maar door verschillende omstandigheden bleef de statie in „het Steegje" tot 22 Juli 1855 als de gesupprimeerde doopkapel dienst doen en kreeg de parochie-verdeeling eigenlijk 1 Mei 1855 pas haar beslag. Wilhelmus Marinus van Rossum werd dus in de statie „het Steegje" door Pastoor Henricus van Kessel (Pastoor van O. L. Vrouw Hemelvaart) gedoopt in een tijd, toen de eigenlijke parochiale indeeling nog niet was doorgevoerd. Op 23 Juli 1855 werd de O. L. Vrouwe-Kerk voor goed in gebruik genomen door genoemden Pastoor van Kessel en tot pa rochie-kerk verheven, terwijl de kerk ln het Steegje werd gesloten en de pastoor zijn doop boeken meenam naar de nieuwe pastorie. En zoo geschiedde het, dat ln het doopboek van O. L. Vrouw Hemelvaart het volgende geboor teceel, van de hand van pastoor van Kessel, voorkomt: 1854 Zondag den 3den Sept. geboren. Zondag den 3den Sept. gedoopt. Wilhelmus Marinus. Vader Johannes van Rossum, móéder Hen drica Veldwillems in Zwolle. Getuige Maria Veldwillems te Hellendoorn." Als bijzonderheid kan hier nog worden ver meld, dat tijdens een bezoek van den kardinaal aan het Dominicanen-klooster te Zwolle door den heer J. Nooter een aquarel aan den kar dinaal werd aangeboden, voorstellende een ge zicht van de Hagelsteeg met het geboortehuls van Z. Em., zooals de toestand was tijdens diens kinderjaren. Het stuk werd vervaardigd naar oude teekeningen en opgaven van een vroege- ren medewoner dier Steeg, den schilder Noo ter. Diens zoon voerde het in aquarel uit en bood het den kardinaal aan. In het Katholieke Weeshuis. Reeds jong heeft kardinaal van Rossum zijn ouders verloren. Op 3 December 1863 wetrd door de regenten van het Roomsche weeshuis, dat in de Rogge straat, hoek Bitterstraat te Zwolle gelegen was, besloten tot opneming van een vijftal kinderen, waarvan de oudste elf en de jongste drie jaar telde. Het waren de achtergebleven weesjes van de echtgenooten vau RossumVeldwillems. Medelijden wekte ongetwijfeld het lot van de kleinen, want al dlroeg het bestuur des huizes nog zoo liefderijk zorg, wie kan in het kinder, hart de plaats innemen van een vader, van een moeder? Doch één schat was hun door hun dierbare ouders nagelaten, een schat, die allen (rijkdom overtreft, de schat des geloofs. Van deze kinderen bleek de tweede, de negen jarige Willem, een vlug verstand, maar vooral een gouden 'hart te bezitten. Deze gelukkige ga- ven ontwikkelden zich als frissche bloemen uit den knop en moesten de aandacht wekken van pastoor Roelofs die bijzonder met de geeste lijke leiding der weezen was belast. Het drnstig karakter van den knaap, zijn innige vroom heid, gijn meer dan gewone aanleg, zijn studie- ijver waren zooveel teekenen, die een roeping tot den geestelijken stand verrieden. De menschkundige htirder trad in bespTek met de regenten en nu werd in 1867 besloten den veelbelovende met een jaairlijksehe onder steuning van het weeshuis, ten bedrage van 120 het aartsbisschoppelijk seminarie van Kuilenburg te doen bezoeken. Welk getuigschrift den jeugdigen student werd meegegeven, weten wij niet, madr wij gelooven het getuigenis van allen, die hem in die jaren gekend hebben weer te geven, wan neer wij zeggen, dat hij met de jaren toenam in wjjsiheid en welbehagen bij God en de men- echen. De jaarverslagen van een weesinrichting zijn gewoonlijk dor en eentonig; zoo ook die van het Zwolsdhe weeshuis. Wanneer daatr orde en tucht heerischen, wanneer er geen klachten worden ingebracht wat zou men dan te berde brengen dan een verslag van inkomsten en uitgaven? Men vindt dan ook aangaande den student alleen maar een paar posten geboekt wegens verstrekte geneeskundige hulp en ver der niets. In de vergadering van het bestuur van het Weeshuis, 17 Januari 1878 gehouden, werd Wil lem van Rossum, dié 3 September 1877 meerder jarig geworden was, op zijn verzoek uit het weeshuis ontslagen. Te vermelden valt nog, dat het Weeshuis sedert 1899# opgeheven; de weeskinderen wor den te Grave uitbesteed. Intrede bij de Redemptoristen. Intusschen had in 1873 de toenmaals nog negentienjarige student toestemming verzocht tot intreding in de congregatie van den Aller, heiligsten Verlosser, welke toestemming gaarne werd verleend. Hij trad in het noviciaat te 's Heirtogenbosch, waar hij een jaar later, den 16en Juni, zijn heilige geloften van armoede, zuiverheid', gehoorzaamheid en volharding in de congregatie aflegde. Daags daarop vertrok hij met zijn mede. novice, den later zoo bekenden missionaris en rector van Rotterdam, pater Jacobus Polman, naar het klooster van Wittem om er zijn filo sofische en theologische studiën te beginnen. Priesterwijding. Te Wittem trad al spoedig zijn gelukkige aan leg voor de wetenschap, die hem reeds in zijn seminarie-jaren bad gekenmerkt, aa.n het licht, zoodat hij na in de kloosterkerk van Wittem. den 17en October 1879 de H. Priesterwijding ontvangen te hebben en een jaar later zijn theologische studiën voltooid te hebben, door zijn oversten met het onderwijs der studenten belast werd. Aanvankelijk doceerde hij te Roer mond de rhetorics, tot hij in September 1883 benoemd werd tot leeraar der dogmatiek te Wittem. Daar vond hij voor zijn scherpen geest een hem passend terrein en werd hem door de Voorzienigheid in zijn studies en lessen de geschikte voorbereiding geschonken voor de ge wichtige taak, die hem in de toekomst wachtte. Reeds toen gaf hij blijk van de diepte van zijn kennis door de degelijkheid, waarmede hij zijn lessen gaf maar ook door het vervaardigen van verschillende geschriften o.a. over de ff. Eucha. ristte en ove'r de zes scheppingsdagendie te recht door deskundigen geprezen zijn. Bijzon deren prijs stelde hij er altijd op, in zijn lessen den H. Alfonsus, zijn Vader, ook als leeraar' der Dogmatiek aan zijn studenten beter te doen kennen. In Juni 1885 werd hem door zijn benoeming tot prefect naast het onderwijs in de Dogma tiek, ook de geestelijke leiding der studenten toevertrouwd. Als zoodanig, wü ontleenen deze bijzonderheden aan een artikel door dr. B. Lijdsman C.ss.R. indertijd lnde „Maas bode" aan den kardinaal gewijd, bekleedde hij door dien dubbelen post dezelfde plaats, die eens zijn medebroeder, en voorganger in het kardinalaat^ Z, Em. kardinaal Jteschamps, jn hetzelfde klooster vijftig jaar te voren had bekleed. Tijdens zijn prefectschap stond hij den toen- maligen rector, pater F. Peters, krachtig ter zijde bij den bouw van het nieuwe klooster van Wittem; het oude toch, een voormalig Capu- cijnenklooster, bleek niet meer geschikt te zijn voor de nieuwere eischen. Na den dood. van pater Peters werd aan pater van Rossum ln Juli 1893 het bestuur over de geheele communiteit van Wittem ais rector opgedragen en had hij den troost het nieuwe, grootendeels door hem gebouwde kloos ter, in te wijden. Naar Rome. In November 1895 werd pater van Rossum door den generaal naar Rome ontboden in ver band met de oprichting van een Schola major der Congregatie. De oprichting van deze Schola, waar de leden der Congregatie de academische graden zouden kunnen behalen, ging echter niet door. Pater van Rossum trok echter te Rome zoowel door zijn ernstige kloosterlijke deugden, als door zijn buitengewone bedreven heid in de kerkelijke wetenschappen onwille keurig de oogen op zich. Paus Leo XIII be noemde hem in December 1896 tot consultor van de belangrijkste Romeinsche Congregatie, die van bet H- Officie; Pius X benoemde hem in April 1904 tot lid van de commissie tot codificatie van het Kerkelijk Recht; het alge meen kapittel van de Congregatie van den Al lerheiligsten Verlosser koos hem in 1909 tot consultor van den hoogwaardlgsten pater generaal. Bij al die gewichtige werkzaamheden vond pater van Rossum nog den tijd, om meerdere geschriften uit te geven, o.a. De Judicio sacramentaliverder een bewerking van de dissertatie van Sint Alfonsus de Praedestina- tione en een uitvoeriger Latijnsch werk over S. Alfonsus als leeraar en vereerder van de Onbevlekte Ontvangenis der Allerheiligste Maagd. Ook verzamelde hij toen reeds de stof fen voor zijn, later tijdens zijn kardinalaat, uitgegeven bekend werk De Essentia Sacrar menti Ordinis. Groote verdiensten verwierf hij zich eveneens door het ordenen van het zoo gecompliceerde archief van het H. Officie. Inmiddels was de geleerde, maar bescheiden Werkende kloosterling door Z. H. Paus Pius X meermalen met gewichtige opdrachten in den dienst der Kerk belast, zooals het visiteeren van abdijen en kloosterprovincies, het hervor men van seminaries, het beoordeelen van moei lijke theologische vragen en bet voorbereiden van gewichtige Pauselijke stukken. Ja, het was reeds lang bekend, dat pater van Rossum de vertrouwde en geliefde raadsman van Pius X was; een Romeinsch kardinaal zelde reeds in 1909 tot eenige Redemptoristen: „Pater van Rossum heeft alles wat vereischt wordt om kardinaal te zijn; alleen de benoeming van den Paus ontbreekt hem nog". Kardinaal. De verheffing tot kardinaal volgde inderdaad. In November 1911, toen Pius X ineens 18 kar dinalen tegelijk creëerde, een aantal als slechts zelden ln de geschiedenis tegelijk werd ge creëerd, stond aan het einde van de lijst, naast den geleerden pater Billet S.J., de naam van den bescheiden Redemptorist pater van Ros sum. Hoewel de eervolle verheffing in Vaticaan- sche kringen verwacht werd, kwam zij voor pater van Rossum zelf zeer onverwacht. Tijdens de jongste ziekte van den kardinaal heeft broeder Aegidius, de trouwe en toege wijde van Zijn Eminentie, tegenover onzen correspondent te Rome nog eens opgehaald omtrent de verrassing, die door de benoeming van pater van Rossum tot kardinaal gewekt werd. Ja, had broeder Aegidius tijdens dat onder houd met onzen correspondent verteld, wie had toen kunnen denken, dat pater van Ros sum ikaxdinaal zou worden? Hij lachte nog I bij de herinnering. De herinnering aan het ongelooflijke, dat gebeurde in het jaar 1911. Pater van Rossum was op reis, bevond zich In België. Er kwam een brief van het Vatieaan. Paus Pius X regeerde daar in die jaren. De brief meldde, dat pater van Rossum tot kar dinaal was benoemd. Wat een vreugde in het klooster en met welk een stillen trots hoorden het de twee er ver toevende Hollanders! Pater Walter en broeder Aegidius vonden eigenlijk het huis te klein! Direct ging er een telegram naar België. Een lakonlek telegram: Kom spoedig hier voor een dringende aangelegenheid. Een dringende aan gelegenheid! Dit was het, maar wat voor één. Pater van Rossum, die met pater Scheffer reisde, stapte ln den trein. Onderweg kochten ze samen een krant. Pater Scheffer las het bericht van de benoeming. „Een abuis", zei pater van Rossum. „Van die kranten kun je nooit op aan." Het was natuurlijk geen abuis. In Rome bleek het ernst te zijn. Aan het station ston den de generaal der Orde, pater Murray en rector Favre. Die boden natuurlijk hun geluk- wenschen aan en ze voerden den nieuwen kar dinaal ln triomf naar huis, waar Hij verwel komd werd door de gansche communauteit. De vreugde was algemeen en groot. Toen zijn medebroeders den nieuwen kardi naal voor het eerst als Eminentie begroetten, kon hij slechts dit ééne woord spreken, een woord, dat al zijn liefde voor de Congregatie, wier trouwe zoon hij altijd bleef, te kennen gaf: „Ik heb alles aan de Congregatie te dan ken, Ik hoop altijd een waar Redemptorist te blijven". Op 27 November 1911 werd pater van Ros sum tot kardinaal-diaken gecreëerd met den titel van St. Cesarius ln Palatio. Den nieuwen kardinaal werden de Congregaties der Regu lieren en van den Index toegewezen. Spoedig volgde ook zijn benoeming tot lid van de Pau selijke Bijbelcommissie. Het volgend jaar reeds verleende de Paus hem de hooge onderscheiding Hem als Zijn Legaat te vertegenwoordigen op het Eucha ristisch congres te Weenen. In 1913 bracht de kardinaal een bezoek aan ons land. Groot penitencier. Nadat Z. Em. op 15 Januari 1914 tot voor zitter van de Pauselijke Bijbelcommissie be noemd was, verhief Z. H. Paus Benedictus XV hem in October 1915 tot groot-penitencier. In het Consistorie van 6 December van hetzelfde jaar weTd hij tevens tot den rang van kardi naal-priester verbeven met de titelkerk van bet H. Kruis. Prefect van de Propaganda De grootste en belangrijkste levensdatum van kardinaal van Rossum Is die geweest, toen bij benoemd werd tot prefect van de Propa ganda als opvolger van kardinaal Serafini. 18 Maart 1918 ontbood Z. H. Benedictus XV den kardinaal en deelde hem mede voornemens te zijn hem te benoemen tot prefect der Pro paganda. In 't begin bood kardinaal van Ros sum weerstand aan het verlangen van Z. H. Hij wees op zijn gevorderden leeftijd en zwakke gezondheid. Maar de H. Vader bleek onverzet telijk. Twee dagen later volgde de benoeming van kardinaal van Rossum tot prefect der Pro paganda Fide en hiermede trad het omvang rijke werk der geloofsverkondiging over de ge heele wereld In een nieuw stadium. Er brak voor de Katholieke Kerk in de missielanden een nieuw vruchtbaar tijdvak aan. Welk een vertrouwen en verwachtingen de Paus in den nieuwen prefect stelde, blijkt uit de omstandigheid, dat Hij hem persoonlijk op 19 Mei 1918 tot bisschop wijdde met den titel van aartsbisschop van Caeserea van Mau- retanië. Dat vertrouwen en die verwachtingen heeft kardinaal van Rossum allerminst teleurgesteld. Nauwelijks was de eervolle benoeming af gekomen of de Nederlandsche Kardinaal aan vaardde met alle energie die In hem was en met diep doorzicht de door onoverkomelijke moeilijkheden onmogelijk schijnende taak. Zijn eerste werk was het verzamelen van gegevens voor een encycliek over de missie, die anderhalf jaar later verscheen en met het meeste recht de „Magna Charta" mag wor den genoemd. Een missiebisschop getuigde er van, dat deze encycliek slechts samengesteld kon zijn door iemand, die al jaren In de mis sie was werkzaam geweest. Het geheele programma, dat de kardinaal zich had opgesteld voor de leiding der mis sioneering, lag in deze encycliek opgesloten, en hij heeft als prefect der Propaganda dit veelomvattende plan letterlijk uitgevoerd. Twee groote gedachten lagen aan het werk van kardinaal van Rossum ten grondslag, twee richtlijnen had hij zich gekozen om de verant woordelijke taak, die op zijn schouders rustte, tot uitvoering te brengen. Deze twee gedach ten, deze twee richtlijnen waren ten eerste de vermeerdering der missiegebieden en ten tweede de overgave der missies aan het in- landsch element. Hieruit blijkt reeds genoegzaam, hoezeer kardinaal van Rossum de nooden der volken van dezen tijd peilde en begreep. Op het oogenblik, nu de geheele Katholieke wereld reeds doordrongen is van deze twee verstrek kende beginselen, lijkt ons dit alles heel ge woon maar ln dien tijd stonden de zaken heel anders en velen toonden zich sceptisch ge stemd tegenover de vooruitstrevende plannen van den Nederlandschen kardinaal. Het leek te gewaagd, om terwijl zich aller wegen een nijpend tekort aan priesters deed gevoelen, te spreken van een' vermeerdering der missiegebieden en wat de overgave der mssies aan het inlandsch element betreft, de bewustwording der gekoloniseerde volkeren had in Europa reeds eenlg verzet wakker ge roepen tegen de inlandsche beweging, zoodat men zich ging afvragen of de vorming van een inlandsffhen clerus niet gevaarlijk zou kin nen worden. Bovendien was men in het Wes ten zoo gewoon geraakt aan het feit, dat al leen blanken onder de kleurlingen het evan gelie gingen verkondigen, dat velen, althans In den aanvang, ietwat onwennig stonden tegen over de gedachte, dat de missievolkeren ge leid zouden worden door Inlandsche priesters en inlandsche bisschoppen. Maar de geschie denis heeft duidelijk bewezen, dat kardinaal Van Rossum juist gezien bad en de uitkomsten der missieactie hebben hem schitterend in het ge lijk gesteld. De uitbreiding der missiegebieden ging met groote moeilijkheden, dank zij mede de op. positie van verschillende mogendheden, ge gaard, Frankrijk ygraal te glch tegen de aan stelling van een apostolisch delegaat in China en juist in de aanstelling vian apostolisch deiegarten vond kardinaal van Rossum een machtig middel om de missiegebieden uit te breiden. Eerst na een sooirt „coup-d'état" ge. lukte het mgr. Constantini, die in het geheim tot delegaat was benoemd, zich als zoodanig in China te vestigen. Om het missiewerk aan de inlandsche bevolking te kunnen overgeven, was het allereerst noodig de inlanders te verheffen en de inlandsche piriesters gelijk te stellen met de Europeesc'he missionarissen. Het werk van de vorming van een inland- schen clerus werd op zeer bescheiden voet be gonnen, maar binnen enkele jaren bereikte het een volledige triomf door de wijding van zes Chinees|che bisschoppen. Deize bisschop^ pen hebben destijds ook Nederland bezocht, waar zij op verschillende plaatsen geestdriftig zijn gehuldigd. Wat kardinaal van Rossum als prefect der propaganda ln het algemeen bereikt heeft, valt In deze woorden samen te vatten. Ten eerste: het herstel van alle missies, die ln den oorlog geleden hadden ten tweede vermeerdering van het aantal missionarissen, mede dank zij de vorming rviain inlandsche priesters en tenslotte: uitbreiding en vermeer dering deir missiegebieden waardoor het aantal bekeerlingen ook zooveel grooter werd. En dit alles kwam tot stand, ondanks de tegenkanting der mogendheden, ondanks het sceptisme, waarmede door velen de denkbeelden, van den kardinaal aanvankelijk weirden begroet, ondanks ook de gevaren van nationalisme en bolschewisme, gevaren die enkel en alleen door het Katholicisme geneutraliseerd en overwon, nen kunnen worden. Minder groot en verblijdend zouden de resul. taten der missioneering wellicht zijn geweest, had de kardinaal niet tevens zorg gedragen voor de organisatie der hulpmiddelen, zonder welke elke missiearbeid gevaar loopt vruchte loos te blijven. Deze organisatie der hulpmid. delen bestond voor kardinaal van Rossum allereerst in het overbrengen van de central© van de voortplanting des geloofs van Frank, rijk naar Rome. Hierbij ontmoette Zijne Em. groote oppositie en alleen dank zij den steun van den Paus slaagde hij erin zijn opzet te volvoeren. Dra bleek, dat de uitkomsten van deze verande ring den kardinaal ln het gelijk stelden. Het genootschap tot voortplanting des geloofs werd op beteren grondslag gebaseerd. En de moreele voordeelen, die uit de gewij zigde omstandigheden voortkwamen bewezen, een keer te meer, dat de Nederlandsche prefect van de Propaganda Fide was „the right man on the right place". Maar Kardinaal van Rossum rustte nlet, Andere missiegenootschappen weiden door hem gesticht en de medische missieactie, die van zoo onnoemelijk veel belang is voor het wel. slagen der missioneering dankte haar ontstaan aan zijn initiatief. Met den vurigen ijver van een missionaris heeft kardinaal van Rossum als prefect van de Propaganda gearbeid. Door zijn onvermoeid ijveren voor de missie heeft hij zichzelf een onvergankelijk monument opgericht, grooter en schooner dan menschelijke dankbaarheid ooit zou kunnen stichten. 'Andere levensfeiten» Maar het leven van een kardinaal blijft ge woonlijk niet tot één levensterrein beperkt» En ook bij kardinaal Van Rossum is dit het geval geweest. Behalve zijn monumentale werk als prefect van de Propaganda tot stand! gebracht, heeft hij ook op andere levensgebie. bieden zijn invloed laten gelden en den Ijvep voor de eer van God, die hem bezielde, ont plooid. Van 11 December 1923 tot 23 Mei 1924 trad Z. Em. op als kardinaal carmerlengo van het H. College der kardinalen. In den zomer van 1923 ondernam de kardi naal een groote en langdurige visitatiereis naar IJsland, de Scandinavische landen en naar Fin land, waar mgr. dr. Buckx uit zijne handen de wijding tot bisschop van Helsingfors mocht ont vangen. Reeds toen bewonderde men de geestkracht en onverschrokkenheid van den grijzen kerk vorst, die niet terugschrok voor zooveel opof feringen en moeilijkheden om zichzelf op de hoogte te stellen van de toestanden in de Mis sielanden. Maar de grijze en energieke kardinaal zou die reis nog tweemaal herhalen en, men weet het, juist was Zijne Eminentie teruggekeerd van zulk een moeizame en veeleischende reis, waar Hij het Scandinavische Eucharistische Congres te Kopenhagen den vollen luister van zijn per soonlijkheid als vertegenwoordiger van den H. Vader bijzette. De ervaringen en indrukken, tijdens de eer ste reis door de Noordsche landen opgedaan, legde Zijne Eminentie vast in een zeer merk waardig boekje „Aan Mijne Landgenooten", waarin Weer beel wat verrassende gaven en ca paciteiten van den kerkvorst tot uiting kwa men: zijn scherpe en felle opmerkingsgave, zijn warme en boeiende schrijfwijze, zijn ruime vi sie, maar vooral de gloed van zijn echt missio- narishart. Tijdens een tweede reis van den kardinaal naar IJsland, werd daar door hem de kathe draal te Reykjavik geconsacreerd en mgr. Meu- lenberg tot bisschop gewijd. Ook vele andere landen en streken werden door den onvermoeibaren missionaris bezocht:' Engeland en Ierland, waar hij eereburger werd van Limerick, Zwitserland en Duitschland. Ten slotte is de Kardinaal nog eens naar zijn vaderland gekomen. Het was zijn laatste reis en hij zou hier sterven. Hij arriveerde in de hoofdstad, las daar de H. Mis in de Redempto ristenkerk aan de Keizersgracht, waar hij ook de Heilige Communie uitreikte aan honderden geloovigen, bezocht nog den Aartsbisschop en den zieken oud-president Schaepman, sprak voor het laatst zijn eerwaarde zuster in het klooster te Tilburg en arriveerde Zaterdag op „Sparrendaal", waar hij Zondag 28 Augustus de heilige bisschopswijding toediende aan Z. H, Exc. Mgr. Joosten. Oververmoeid is Z. Em. daarop teruggekeerd naar Wittem en het bericht in ons ochtendblad van heden, dat de opneming in het Maastrichtsche ziekenhuis meldde, is al reed3 achterhaald door het verscheiden in den vroegen morgen van den feestdag van een de- eerste heiligen uit de nieuwe wereld. Sint Ro sa van Lima. Mede door haar voorspraak moge de groote overledene reeds de aanschouwing nieten van Hem, in Wiens dienst hij heel zijn lange leven heeft gesleten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 5