«EISINBKUKKEN UIT POLEN EN z. r ZATERDAG l OCTOBER 1932 DE ONDERGANG VAN De treurige maclit". DE DRIE GODEN EN HET BOEREN JOCHIE. DE H. AARTSENGEL MICHAEL. Het gouden hoefijzer. 'n Brievenstamdaard. TEPPELBROEBERS VOOR! HO OFDBREKERIJ! 2. «o 'X C UITSLAG NIEUWE SERIE. Ji Slot. Het Godsdi, «iet legei Srove optreden van Cortes tegen den enst der heidensche Azteken was zeker n3ar den zin van Pater Olmedo, die het f a's missionaris vergezelde. Deze priester "S al weldoende rond en ontzag zichzelf in ^ets om zijn nieuwe kudde ter wille te zijn. aar hij kon, verzachtte hij de ruwheid van den .0rl°g; aan de overwinning van het kruis was méér gelegen dan aan de overwinning "oor de wapenen ^atussehen deed Montezoema niets om zich vreemde veroveraars van den hals te schui- Ven- De heilige sage, die vertelde dat eens ëoden met lange baarden, donker haar, blanke en indrukwekkend van gestalte over Gsxico zouden heerschen, scheen hem in ver- VuHing gegaan door de komst van deze men- die den bliksem en den donder hij zich °egen in metalen buizen. Wèl stookte de v°rst in 't geheim den stadhouder van Veracruz den Spanjaard Exalante met de zijnen te 'vervallen. Nu scheen het Cortez tijd om op te 'teden. Hij vroeg een audiëntie aan hij Monte- Soema. Na een kort gesprek noodigde hij hem dit mee te komen naar zijn woning, om de te rechtstelling van den opstandigen Azteek hij te wonen 's konings vrijheid zou niet beperkt verkiezing vertoefde, daalde een hagelbui van steenen op den eerlooze neer nog vóór de dienaren tijd vonden hem te dekken met hun schilden, zeeg de vorst gewond ter aarde. Allen vloden. De gekwetste werd op last van Cortez naar een geschikt vertrek gebracht, maar het leven had voor den geschandvlekte geen waar de meer hij weigerde alle verpleging, rukte de windselen van zijn wonde af en zat maar stil voor zich heen te turen. Terwijl daarbuiten een onmenschelijke slachting plaats vond; hon derden zijner vroegere onderdanen sneuvelden, de oorlogsgod, door de vreemden uit den hei- ligsten tempel werd gesmakt, stierf Montezoema met groote gelatenheid en waardigheid in het geloof zijner vaderen. Deze tragische dood bracht de woede der Az teken tot kookhitte. Cortez besloot in den nacht van den eersten Juli de hoofdstad te ver laten; een sterrenwichelaar had hem een goe den afloop voorspeld. Maar de Indianen hadden lont geroken en, aangevuurd door het getrom mel hunner priesters, stonden duizenden gereed met vreugde den dood tegen de indringers te zoeken. „La noche triste", de treurige nacht, bekend in de geschiedenis, begon. De bruggen over de meren bleken afgebroken, door kanon nen, kisten, lijken van menschen en paarden te laten zinken, moesten de vluchtenden een goed heenkomen zoeken. "Vier honderd vijftig Span jaarden vonden den dood; de gevangenen wer den geslacht en aan de heidensche afgoden ge offerd; onder hen bevonden zich verscheidene soldaten, die zóó zwaar met geroofde kostbaar heden waren belast, dat zij niet meer uit de voeten konden komen. Geen geweer, geen ka non was over. Bij de-zen1 aan-blik werd het zelfs een Cortez te machtig; hij veegde met zijn krijgshandschoen een paar tranen weg De gevangenneming van koning Montezoema worden; hij zou met den meesten eerbied wor den behandeld. Pas na een dreigenden uitval Van den kapitein de Leon voldeed Montezoema aan dit bevel. Hij steeg in zijn draagstoel en zei den rijksgrooten, dat hij den blanken man nen een bezoek ging brengen; zijn moed was geweken hij voelde zich als een dorrend blad den adem van den stormwind. De Spanjaar den deden hun best om hun koninklijken ge- vagene naar rang en staat te behandelen, maar de bevolking der hoofdstad had zéér goed door zien, dat dit alles maar "schijn was. De verra derlijke stadhouder, diens zoon en vijftien Aztekische aanvoerders werden voor Cortez ge leid; zij gaven den koning de schuld. Op een brandstapel van pijlen, lansen, werpspiesen en andere Aztekische wapens ondergingen zij met waren heldenmoed den vuurdood. Montezoema werd aan handen en voeten geketend, tijdens deze terechtstelling. Eerst daarna nam Cortez den jammerenden vorst deze smadelijke boeien af- Nu duurde het niet lang meer, of koning en duisters zwoeren den eed van trouw aan den gi'ooten keizer over de verre zee, die immers volgens de oude voorzeggingen eenmaal de op perheer over het rijk der Azteken moest worden (1519). De plechtigheid maakte op de aanwezi gen een diepen indruk; bijna ieder weende. Het zal wel altijd onverklaarbaar blijven, hoe een paar honderd Spaansche ge-lukzoekers aldus een geheel land hun keizer in handen speelden. On metelijke schatten aan goud en zilver, aan ju- weelen en paarlen, aan kostbare gewaden en sieraden werden nu -door de bevolking bijeen gebracht als belasting; de priester-koning Mote- cuhzöma zélf opende de geheime schatkamers van zöu koninklijken vader en vermeerderde aldus op ongelooflijk-kwistige wij-ze de reeds ge schonken rijkdommen! De be-volking liet alles over haar kant gaan, maar toen pater Olmedo aan het nieuwe altaar, bekroond met de beel tenis van de Allerheiligste Maagd en gebouwd in een vroegeren tempel de H. Mis ging lezen, maakte ziel1 een geweldige verbittering van de priesters en hun aanhang meester. Cortez zag ket gevaarlijke hiervan in. Zijn toestand werd nog moeilijker, toen nieuwe Spaansche avonturiers aan Mexico's kust land den om hem de overwinning af te snoepen. Niet dan met de grootste moeite en krachtig bijge staan door pater Olmedo slaagde hij er in deels kwaad-, deels goedschiks, het nieuwe leger van „blanke goden" aan zijn zijde te krijgen. Het was de hóógste tijd Tijdens zijn afwezigheid hadden de Azteken in hun hoofdtempel een groote wierookhulde aan den oorlogsgod ge. bracht, een hulde, waaraan de edelsten en dappersten deelnamen. Den Spaanschen hoofd man Alvarado, die tijdens Cortez' afwezigheid de lakens uitdeelde, was nu ter oore gekomen, dat de feestvierende edelen dit feest zouden be nutten om ïun koning te bevrijden. Het was maar zoo11 08 Praatje, doch de Spanjaard hechtte er geloof aanof zou de rijke kleedij der rijksgrooten zijn hebzucht gaande ge- maakt hebben Zooveel ls zeker, dat hij de niets kwaads vermoedende ridders door zijn soldeniers liet overvallen, zoodat niemand van hen aan den dood ontkwam. Het bloed, dat werd vergoten was zooveel -zegt een ooggetuige als regen bij een stortbui De dooden werden van hun sieraden beroofd en op onmenschelijke wijze toegetakeld. Géén aanzienlijke familie, of zij had een verslagens "te betreuren; nog jaren na deze allerschandelijkste daad zouden de volksliederen van het bloedbad in den tempel gewagen. De Paieiskazerne der indringers werd ingesloten. Met moeite konden Cortez en zijn 1200 man, die op dit oogenblik aankwamen, zich bergen. Van alle oorden daagden nu de Indianen op om de Spaansche vesting te -belegeren. Zij pro beerden met gloeiende pijlen de gebouwen in brand te steken; de broeder van den gevangen koning, Cuitlahoeac, was hun aanvoerder. De Spaansche ruiterij wist den vijand een paar huizen achteruit te werpen, maar de toestand bleef uiterst gevaarlijk. Teneinde raad ver zocht Cortez den vorst, dat hij toch zijn onder danen tot rust en kalmte zou aanmanen. Hij deed het vanaf een der balkons. In het eerst hielden de luisterenden zich stil, maar toen „de toornige heer" gewaagde van zijn „vrien den, de blanke mannen", by wie hij uit eigen J Op de Faroër-eilanden woonde 'n -boer, die met den reus Skrymsli had gedobbeld en ver loren. Daarom wou de reus zijn zoon hebben. De boer wist geen raad en in zijn wanhoop riep hij Odin aan. Nog had hij zijn gebed niet voltooid, of daar stond Odin al, voor de tafel. Hij verstopte den knaap aJs een graankorrel in een korenaar, midden op een tarweveld. Ds reus trok echter al het graan uit den akker en zoo viel hem natuurlijk ook de aar in handen, waarin de -boerenjongen was verborgen. Geluk kig, dat Odin hem nog op het laatste nippertje redde en naar zijn ouders leidde. „Verder kan ik niet meer helpen 1" zeide hij hun. Nu riep de arme vader Heunir aan en nog had hij zijn gebed niet voltooid, of daar stond de god al, vóór de tafel. Hij veranderde den jongen in een donsveertje en dat hechtte hij aan den hals van den middelste der zeven zwanen. Maar de reus ving den zwaan en beet hem den nek af. Het donsveertje waaide uit zijn muil, maar Heunir redde het nog, net op het laatste nippertje en leidde den jongen naar zijn ouders. „Verder kan ik U niet meer helpen zeide hij hun. Ten einde raad wendde de vader zich nu tot Loki, den god van het kwade en der ver woesting. Heeds stond deze aan zijn tafel. Hij tilde den knaap op, voer met hem naar het afgelegenste meer, veranderde hem in een graankorreltje en stopte dit in de maag van een zwarte zoetwaterbot. D© reus voer even eens naar dat meer in zijn stalen roeiboot, met LoM als knecht. Hij wierp het vischtuig uit en het duurde niet lang, of de zwarte bot was gevangen. Hij nam haar op zijn knie en wou haar gaan uithalen, maar Loki verborg den knaap nog juist bijtijds achter zijn rug. Toen zij weer aan het strand kwamen, liep de knaap -zonder eenig voetspoor achter te laten door het rulle zand naar het schuitenhuis. Maar de reus zette hem na, bonsde tegen de deur en stiet zijn kop kapot tegen den ijzeren stang, dien Loki daar heel listig had verstopt. De god kapte hem een been af, maar dat groeide dadelijk weer aan. Nu sloeg hij hem het an dere been af, gooide staal en steen tusschen -de stomp en het afgehouwen stuk en toen moest de reus wel doodgaan. Loki gaf den jongen aan zijn ouders terug, maar helpen kon hij hen, naar hij zeide, verder niet meer. Ingang tot het beroemde Eremitage-muse um te Leningrad met zijn schitterende verzameling Rembrandts ruinen aan het marcheeren zijn, lijken op dezen achtergrond tinmen soldaatjes. Een kollossale zuil staat in het midden opgericht, 'n mono- lieth: een stuk steen: deze, wordt bekroond door een fraaie engelenfiguur, die een groot kruis houdt omklemd. Het zal ons benieuwen hoelang deze zuil nog gehandhaafd blijft onder het Rood© Schrikbewind; wanneer er vandaag of morgen iemand of een auto tegen aanbotst en hoe licht kan dat niet, dan wordt het kunstwerk een verke-ershindernis die de ont wikkeling der sta-d in den weg staat en daar mee is zijn vonnis geveld. Wij hebben op onze lange reis veel van zulke verkeershindernissen ontmoet de kapel van de Allerheiligste Iberische Godsmoeder in het heilige Moskou was er één van. Maar wij moeten terug, de helle zomernacht daalt over het graf van het oude Petersburg „Ik bemin je, Peters' schepping, je Strenge, gave schoonheid, Tusschen het granieten gesteente De Koninklijke macht der Newa En je fraaie ijzeren hekken, En je peinzenden nacht Met zijn dooraichtig-blanke lichitgetril, Als ik in mijn kamer, ontwaak, Schrijf, lees zonder licht of lamp, Als helder aan mijn venster Het eahoone beeld der stad ontstaat En van de admiraliteit Mij groet het -goudgevonkel van den spitsen toren En aan het gouden firmament De schemering, 't wordt haast niet donker In nieuwe schemering ontvlamt." (Puschkin) VI Leningrad! ■Op de schoolbanken uit mijn jonge jaren Sint Petersburg door Pet-er den Grooten ge sticht (1703) als vesting tegen -de aanstormende Zweden! 't Eenvoudige huis, waarin deze groote barbaar, nabij die vesting, woonde, staat er nog! De vlammen van de wereldoorlog zengden dezen naam weg; voortaan zou de re sidentie van „batoesjka" („vadertje") den Czaar aller Russen Petrograd heeten! Enkele jaren later (1917) weergalmt de stad van het krijgsrumoer der opstandelingen, Niko-laas II wordt vermoord en deelde dat gruwzame lot met zoovelen zijner voorvaderen. Ten slotte ge lukte het den communisten onder leiding van Lenin (léé-nien)den 7den Nov. 1917 (naar hun tijdrekening van toen, thans met -de onze in overeenstemming gebracht, 25 October 1917) aan de macht te komen. Na Lenin's dood werd Petrograd omgedoopt in Leningrad (1924) Den naam en het portret van dezen commu nist zullen wij op onze reis door -de Sovjet-Unie in bijna, alle groote straten aan alle belang rijke pleinen en in aller mond tegenkomen. Eigenlijk heette hij Oeljanof en hij was de zoon van een schoolopziener. Zijn broer Alexan der wilde d-en czaar vermoorden en werd te rechtgesteld; van hem erfde hij den naam Lenin, wat zooveel zeggen wil als: „die van de Lena (rivier) komt". Zijn weduwe, Kroepskaja, leeft nog en wordt In Rusland met zeer veel achting en eerbied behandeld. Van 19071912 leefde hij in Parijs. Gedurende den wereldoor loof veroorloofde de Duitsche veldmaarschalk Ludendorff hem naar Rusland te reizen ten etalde daar den boel oip stelten te gaan zetten en alldus een vijand vain b-et -Duiitsch© nij-k door tweedracht en burgeroorlog onschadelijk te naald, priemt in de blauwe lucht. "Wij botsen langs de Newa en géén andere Europeesche rivier van haar gedaante bevat zooveel water als zij. De grootste schepen kunnen haar be varen „Matoesjka Newa'' moedertje Newa, is is te vinden in -het Metropotitan-concertgetoouw overigens een heel verraderlijk moedertje want I 10 New-York. Het wordt gevormd door de half- 1!vi An «irmnvi ..«li I a( ruls «ilsr H iO)ft TlfOOirnn A n wie haar in de armen valt en geen -geoefend cirkelvormige loges, waarin de rijiksten van - *- 1 Dollarica, schitterend van edelgesteenten en parels, plaats plegen te -nemen. Het tooneel van dit theater toehoort to-t de grootste der ge heels wereld; honderden vinden er 'n plaats op. Géén gemakkelijk karweitje van de week, maar wèl een, dat de moeite loont. Schaf je 'n plankje notenhout aan van 50x25 c.M. en 0.5 c.M. dik: Ook nog 'n plankje 17,5x 21x1 c.H. en één 26X11,15X0,5 c.M. Teeken op het grootste plankje figuur A 25x19 c.M.; e-r on-der tegen aan piracies zoo'n figuur 24X13, daaronder een 24x15 c.M. en een 24X7 c.M. Zaag deze vier plankjes uit. Op het dikke plankje teekenen we naast elkaar twee maal de figuur C. Ook deze plankjes uit zagen. Maak hierin -de -beide groeven, die je bij G ziet. Daze plankjes vormen de z-ijkantee. Zet het werkstukje met dunne spijkertje in «likwaar. Maaik -er den bodem omd-eir, die rondom 0,5 c.M. uitsteekt (het derde plankje). "VVil je het erg mooi maken, breng dan ©en tairsoversie ring aan; 'n eenvoudig randje aanbrengen in teekening van ongeveer twee milimeter diep Uitsnijden, afschuren met „dood" (gebruikt) schuurpapier en verder kleuren met waterverf, De Zuil met het kruis en den Engel tus schen Winterpaleis en Departement van Oorlog te Leningrad. Hoe lang nog? maken. In den loop der jaren gelukte het hem vasten voet m het onmetelijke rijk te krijgen; fyn, naam werd door zijn aanhangers verheer lijkt als gold het een heilige der vroegere staatskerk. Den 21en Jan. 1924 is Lenin bij Moskou -gestorven en in die stad ligt hij nu ook opgebaard op het Roode Plein maar zóóver zijn we met onze reis nog niet. Eigenlijk wandelen we pas naar de wacht kamers van het Leningrader station, die meer dan bezet zijn met een havelooze menigte, wel ke op het vertrek van treinen naar het Zuiden schijnt te wachten. Wij ontmoeten er een dame, die op z'n Westersch gekleed is. Het is een Duitsche. Belangstellend informeert zij naar nieuws uit haar „Heimat" en drukt als haar verlangen uit zoo spoedig moge-lijk te kunnen terugkeeren. Zij klaagt over h-et weinige eten diat de Riuisiaiacho regecir'i-nig verstrekt; oiver een volle -maand heeft zij slechts anderhalf pond vleesch bekomen. Het brood noemt ze verzuurd en onsmakelijk, 'n ,pak kleeren kost een ver mogen. Schuw kijkt ze naar links en rechts terwijl z-e -met ons het perron verlaat; de ,,G.' P. Oe" het lichaam dat door heel Rusland een tot in d-e puntjes verzorgden apiorninageHdie-nst regelt, heeft lange ooren en nog langere han den on wie idocir dat bureau 's -nachts van zijn bed getild wod.t, heeft op weinig meer te hopen dan 'n muur, een paar geweerloopen, een salvo, of verbanning naar „meer verwijderde deelen va,n de Sowjet-Unie" zooa-ls het barre Siberië der Czaren thans zeer lieflijk is om gedoopt! Maar reeds komt onze geleider, een staats ambtenaar en vermaant tot doorloopen, langer praten heeft immers „keinen Zweck" (.geen doel) en is slechts tijdverlies. De autobussen staan gereed. Door half-opgebroken straten langs de holle oogen der leege winkels dè staat ts er winkelier en kooplui drijven er voor engen rekening hoogstens eau-de-c-olcgn-e-zake-n of verkoopen luxe waren voorbij gesloten of gedloopte kar,kon, rij,d-en wij doo.r de hoofdstraat nw Pr°'sp«kt" thans „Prospekt 25 Oktjabija -5 Octoberstraat, zoo genoemd naar den dag der ■communistische overwinning. Electrische trams, waar de Leningraders aan alle kanten uitpuilen, gonzen ons voortij. De gouden koepel van de schoone kathedraal, toe gewijd aan den heiligen Izaak van Dalmatië, glanst in de zon. De spitse toren van de be rucht© Peter.en-Paulusvesting, slank als een zwemmer is, wordt met groote kracht door den stroom naar beneden gezogen en is redde loos verloren. Eens sprong een levensmoede van de Nicholai-brug naar omlaag en werd met de grootste moeite gered. Hevige verontwaar diging bij het publiek. Waarom dezen mensch niet laten verzinken in de arm-en van Ma- toesjka Newa? Wat had de politie eigenlijk met deze aangelegenheid, die niet haar zaak was, te maken? Wanneer het „vola Boshe" Gods' wil was, zou hij toch niet verdronken zijn? Over een der talrijke brugge'n komen wij aan den linker-oever. Rustig en kalm stroomt de rivier; enkele kaon-meeubooteu en de krui ser ,,Amoer", rood-bevlagd, schijnen hier den dienst te verrichten van de Montjuichvesting hij Barcelona: een pistool op het hart van een misschien niet -geheel onderworpen bevolking Niets doet thans denken aan de geweldige over stroomingen, die dikwerf Petersburg hebben ge teisterd, waarbij de bevolking door een kanon schot van de Paulus-vesting moest gewaar schuwd worden, dat de vijand dreigde met I -dood en vererf, gelijk het geval was in No- vember 1824: „Oveir bet duistere Petersburg Veegde November met zijn adem, De Newa woelde in haar rustelooze bedding j Als iemand, die krank is Of als een struikroover, Die, met zijn St'oute roove-rstoende Een dorp insluit, vervolgend, doodend, verdervend. Met kreten geweid en onraad, Dan, beladen met buit En vreezend vervolging rept hij zich huiswaarts Zijn roof onderweg latende vallen". (Fuisidhkim, dia Russisch© Shakee.p-ea.re) Een lijk-statie passeert de straat. „Statie' is eigenlijk het woord niet. Alles is heel sober en stuitend zakelijk. De lijkwagen is wit, in het Oosten de kleur van rouw. Een voerman -leidt een paard aan den teugel, dat op zijn laatste beenen schijnt te wankelen, hij beeft een roode ■blouse aan en verjaagt met een stokje de vlie gen, die zich op -de huid van den pooveren knol te goed willen doen. Veel méér vliegen zwennen om het was-gele gezicht van den doode, die zóó in zijn kist ligt. Heit hoofd hotst en botst wan neer de wagen schokt over de ongelijke be strating. Dan gonzen de vliegen een oogenblik als besluiteloos weg, om vlijtig terug te keeren, wanneer de vaart gelijkmatiger wordt. Sjofele menschen, mannen en vrouwen, de laatsten ge armd keuvelen gemoedelijk achter den doode aan. Niemand op straat neemt notitie van den stoet. "Wagens enkele vracht-auto's handkar ren, alles dondert voorbij, niemand neemt zijn pet af, niemand houdt zijn voertuig in, wat hindert het eigenlijk ook 'n mensch minder in deze millioenenstad. Nitschéwo het komt er niet op aan waterverf! wi) krijgen In een staats-hotel onze kamers toegewezen. Er zijn mooiere hotels in Lenin grad, maar die zijn bestemd voor de million- nairs uit Dollarlca, daar kost een simpel flesch. je Russisch hier, zes roebels, voor de buiten landers, die in goud moeten betalen, 'n gulden of vijf, 2eS! Dg kamers en zalen zien er zeer proper uit. Overal staan filters, want een wa ter-leiding schijnt Leningrad er niet op na te houden(?) Het beddegoed is onberispelijk. Aan tafel wordt de beroemde Russische soep geser veerd, de borsj zoo ongeveer klinkt de uit spraak -met véél kool kool is in Rusland oven ipoipuilal-'ir ate Ibdj omis d-e aardappel to maten en enkele stukjes vleesch, smakelijk ge noeg al moet zij wellicht onderdoen voor het „ballekens met soep"-gerecht van den vermaar den Lierschen Timmermansmaaltijd! Wij zwer en de stad nog wat in. Overal dalen breede trappen in den kaaimuur naar de Newa af De dikke lijn geeft den weg aan van 1 naar met de zwarte kalfrondjes steeds aan den rechterhand. We knippen, die onderste -vierkantjes uit en leigigen die oip de wiitte vlakken, maar zóó, dat ih horizontal© en. -verticale richting de som d®r getallen steeida 25 bedraagt. De verloting voor de Artis-seoe wees uit, dat de hoofdprijs wend gewonnen door Tiiila M., Spoonst-raat 44, BUeirék. 'm Tweede prijs verwierf Tonny v. B„ 6 H-almersilaan, Eindhoven. De extra-Ik,rant bij ons agentschap beeft je toch geiluik gebracht, Ton! J. J., Sic-keizsiplei-n I, Arn hem, ging met den medeweirkersprijs strijken. Nu opgelet bij do fouteu-serie, waarvan no. 2 doopt! Ook in deze teeken-i-ng heeft de teekenaar Daar ,maken"de straatjongens handig'gebruik tokken ««schoten, die jullie atanaad moe van om, heel dicht aan den kant waar de stroomdraad hen niet bereiken kan, een dulkie te nemen. Hun kleeren, die heel dikwijls slechts uit een zwembroekje of een zwempakje bestaan, leggen zij voor dat festijn af; ze kunnen ze kwalijk na het waterballet aan hun lijf laten opdrogen, dat zou al erg ongezond zijn! Er zou aldus verzekert mij naarstig een gids op deze wijze van baden een roebel boete staan. „Dan feïi-c-iteeirem. wij de staatskas vandaag, d-io heeft vast een goeie!". Een agent kijkt geamu seerd naar het spel der rakkers rond. Aan be boeten schijnt hij niet te denken of zou hij inzien, dat van 'n kikker nu eenmaal geen veeren te plukken zijn?' Isvostchiks (huurkoet siers), de eenigen in Rusland, die haast schij nen te hebben mennen hun vinnige paarden voor de tweewielige rijtuigjes (droshki)hun goedheid jegens hun viervoetige vrienden is spreekwoordelijk; een zweep gebruiken zij zel den of nooit! Wij wandelen langs het Winter paleis, waarvan de achterzijde uitziet op de Newa en de Paulus-vesting; de laatste czaar to-efde hier niet graag; na een ontploffing ble ken overal geheime -bommen en mijnen ver stekt. -Dan staan wü op het Indrukwekkendste plein dat wij na een -bezoek aan bijna alle hoofd steden 'vn Europa, zagen: het Oeritzkij-p-lein met bet ndeloos gebouw van den vroegeren Russischen generalen staf (opperste leger leiding) Ondanks de zichtbare verwaarloozing en het onmisbare verval, maakt dit plein den bezoeker stil. De Russische rood-ghrtflsten, wel ke tusschen dei opgebroken steenen en ander© ten opzoeken. Ze hebben nogal groot© horens, dat vergemakkelijkt d© zaak! Br komen, er nu nog drie. Den 29en September heeft de H. Kerk he^ feest gevierd van den Aartsengel Michaël. Wait weten wij eigenlijk weinig van dein aard en de bediening der en-gelen af! De Heilig© Sobrifturen echijnen wel te aarzelen, er iets anders van t© zeggen, dan dat ze zijn, dat z© talrijk zijn en dat ze tot den dienst des Heeren in een bepaalde orde staan gerangschikt. Mis schien worden zij nog het best verstaan door hen, welk© door zuiverheid des levens en door h/un onschuld aan hen gelijk zij-n en d-ie met hen wandelen in den hemel, ofschoon hun ijjt nog op de aarde vertoeft. D© klaarte der engelen wordt door God efefi H. Geest vergeleken bij de sterren, waar bij den man Job staat aaageteekend: „Waar waart gij, toen mij loofden de Morgensterren?" Om aan t© diui-den bun menigte, spreekt diezelfde Geest: „Wie telt d© menigte der sterren en noemt ze alle bij hunnen naam." De negen koren van hamelscihe geesten, waarover eerst een Lucifer stond als Vorst, worden beschreven als „koste lijke parels", om daarmede hun schoonheid en glans weer te geven, H-un macht en kracht wort den vergeleken bij vurige wagens. H-un onder worpen-zijn aan God verd-u-idelijk't Zacharias in het gezicht van het groot© leger, hetwelk be stond uit vele, witte paard-en en gekleurde ook, maar Eén was er, die daarop was gezeten. De profeet Isaïas ziet hen met zes vleugelen om zéér snellijik te -vliegen over al het geschapene. „Dit zijn de heirlegers Gods", getuigt Jakob, opdat wij zouden kennen hun onveranderlijke orde en onwrikbare imdeeldng. Zóó schetsen on» de goddelijke letteren schoonheid, kracht en verhevenheid der engelen, welke wij overigen© nog nader leeren kennen door de daden, dl© zij stelden. Want welke kracht wias het, die op éénen nacht al d© eerstgeborenen der Egyiptenarea sloeg? Die de vloeden van God's wijde wateren deed verdrogen en leger en wagens en muiters van den Pharao verdeed? Was dat niet de En* gel, aan Wien God's volk was toevertrouwd? Denk eens aan de macht der drie engelen, wel ke Sodoma en Gamorrtoa in sulfer verbrandden' en wat te zeggen van den Godsgezant, die in éénen nacht in 't leger van Sennacherib heeft verslagen honderd vijf en tachtig duizend ma®,? Nog -zal de stem van den Aartsengel de gebeelle wereld opwekken van den dood en alle redelijk© schepselen zullen zich verzamelen van het hoogste der hemels tot het diepste der aarde!] Moiz-es heeft op den Sinaï met 'a Engel veextiig dagen lang gesproken en als Mj nederdaalde van den berg was zijn aanschijn zóó iblinkendi dat de kinderen I-simëls het niet konden aan schouwen zonder zich de oogen te schutten. D-e BÉiasch-Engel aan het open graf gaf niet alleen een voorbeeld van netheid en orde. door de lijk/waden keurig in de plooien te schikken en neer te leggen, -hij verschrikte ook d© Romein- sche soldaten en smeet ze neer, mannen die t nu niet direct heel gauw op hun zenuwen Ere- geen; zijn ornaat was wit als sneeuw en zijn gedaante was den bliksem gelijk. De H. Apostel Johannes zou bijna een engel aanbeden hebben, wanneer deze niet gezegd bad: „Ik ben uw mede-dienaar", en dat was er nog slechts een van het voetvolk! Indien een Seraf of een Cherub zich aan hem vertoond had, wat zou de Apostel dan gedaan hebben, om nog te zwijgen van den Archangel. „Ten paradijze moge de Engelen u geleiden" bidt onize altoos om jJét'7, heil der zielen bezorgde Moeder de H. Kerk den ontslapenen toe, maar wat die goede Moeder i a niet vermag te schetsen is de ongemeten yreug* ri de welke die heilig© zielen zullen smaken wan neer zij beseffen, dat zij voor eeuwig het gezel schop der Engelen zullen deelen! Onze mede-Christenen, de protestante®, wil len van een Engelbewaarder niet h-ooren, maar is het zóó -vreemd dat God in d© bediening der engelen een zd-el aanbeveelt, voor wien d© Tweede Persoon Zijn B'loed heeft vergoten en Zijn leve® heeft gegeven? Die ziel, waarin het beeld Gods is uitgedrukt, een metgezel der en gelen en toekomstig burger van d© Stad met de Twaalf Poorten? En. waarom staat er dam geschreven: „Ziet toe, dat gij niemand dezer, kleinen versmaadt, want hunne engelen zien voortdurend het aanschijn Mijns Vaders, die im dem -hemel is." God heeft dien engelen deze bediening opge dragen; door deze sohutse kunnen de reien dier zalige koren weer voltooid wonden, gehavend: als zij zijn door den -val van Lucifer met zijn trawanten. Wij moeten Michaël, -dien grooten Vorst, ver- eetren, maar wij mogen ook niet -in eerbied te kort schieten voor de andere engelen, zeker niet jegens onzen Engelbewaarder. Toen de duivel afdaalde naar de aarde om het lijk van Mozes op te graven on daarmede zijn schande lijk spel'te gaan drijven over de wereld, durfde zelfs, gelijk de Apostel Judas (Thaddeüs) be richt, Michaël tegen ihem geen smadend oordeel vellen, maar zeide alleen: „De IHeer bestraffe U" omdat hij mïet vergeten kon, dat hij sprak tot eien engel, zij het een gevallen engel. Wan neer een engel -der engelen zóó spreekt tegen eon ge-vallen engel, hoe groot moet onize eerbied dan wel niet zijn tot een engel, die Gode trouw Wieef? Met opzet schreven wij niet over Michaël al leen, den overste der hemelsiche legerscharen, die achter de wolken stonden opgesteld om J-esus -in zijn Lijden, moest het aIj®, te h-uflip te snellen. In Michaël immers zijn alle andere engelen als het war© -besloten. H-et 29 Septeon- iber-feest strekt zich over idle allen ui-t, over Engelen, Aartsengelen, tronen en Heerschap pijen, over Vorstendommen en Machten en over de alle krachten, der hemelen ook. O God, die in wonderbare orde de bediening der Engelen en menschen uitdeelt, -verleen ge nadiglijk, dat ons leven op aarde beschermd word© door hen, die 1-n den hemel steeds die nend© voor U staan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 7