«EISINBKUKKEN UIT POLEN EN
z.
r
ZATERDAG l OCTOBER 1932
DE ONDERGANG VAN
De treurige maclit".
DE DRIE GODEN EN
HET BOEREN JOCHIE.
DE H. AARTSENGEL
MICHAEL.
Het gouden hoefijzer.
'n Brievenstamdaard.
TEPPELBROEBERS VOOR!
HO OFDBREKERIJ!
2.
«o
'X
C
UITSLAG
NIEUWE SERIE.
Ji
Slot.
Het
Godsdi,
«iet
legei
Srove optreden van Cortes tegen den
enst der heidensche Azteken was zeker
n3ar den zin van Pater Olmedo, die het
f a's missionaris vergezelde. Deze priester
"S al weldoende rond en ontzag zichzelf in
^ets om zijn nieuwe kudde ter wille te zijn.
aar hij kon, verzachtte hij de ruwheid van den
.0rl°g; aan de overwinning van het kruis was
méér gelegen dan aan de overwinning
"oor de wapenen
^atussehen deed Montezoema niets om zich
vreemde veroveraars van den hals te schui-
Ven- De heilige sage, die vertelde dat eens
ëoden met lange baarden, donker haar, blanke
en indrukwekkend van gestalte over
Gsxico zouden heerschen, scheen hem in ver-
VuHing gegaan door de komst van deze men-
die den bliksem en den donder hij zich
°egen in metalen buizen. Wèl stookte de
v°rst in 't geheim den stadhouder van Veracruz
den Spanjaard Exalante met de zijnen te
'vervallen. Nu scheen het Cortez tijd om op te
'teden. Hij vroeg een audiëntie aan hij Monte-
Soema. Na een kort gesprek noodigde hij hem
dit mee te komen naar zijn woning, om de te
rechtstelling van den opstandigen Azteek hij
te wonen 's konings vrijheid zou niet beperkt
verkiezing vertoefde, daalde een hagelbui van
steenen op den eerlooze neer nog vóór de
dienaren tijd vonden hem te dekken met hun
schilden, zeeg de vorst gewond ter aarde. Allen
vloden. De gekwetste werd op last van Cortez
naar een geschikt vertrek gebracht, maar het
leven had voor den geschandvlekte geen waar
de meer hij weigerde alle verpleging, rukte
de windselen van zijn wonde af en zat maar
stil voor zich heen te turen. Terwijl daarbuiten
een onmenschelijke slachting plaats vond; hon
derden zijner vroegere onderdanen sneuvelden,
de oorlogsgod, door de vreemden uit den hei-
ligsten tempel werd gesmakt, stierf Montezoema
met groote gelatenheid en waardigheid in het
geloof zijner vaderen.
Deze tragische dood bracht de woede der Az
teken tot kookhitte. Cortez besloot in den
nacht van den eersten Juli de hoofdstad te ver
laten; een sterrenwichelaar had hem een goe
den afloop voorspeld. Maar de Indianen hadden
lont geroken en, aangevuurd door het getrom
mel hunner priesters, stonden duizenden gereed
met vreugde den dood tegen de indringers te
zoeken. „La noche triste", de treurige nacht,
bekend in de geschiedenis, begon. De bruggen
over de meren bleken afgebroken, door kanon
nen, kisten, lijken van menschen en paarden te
laten zinken, moesten de vluchtenden een goed
heenkomen zoeken. "Vier honderd vijftig Span
jaarden vonden den dood; de gevangenen wer
den geslacht en aan de heidensche afgoden ge
offerd; onder hen bevonden zich verscheidene
soldaten, die zóó zwaar met geroofde kostbaar
heden waren belast, dat zij niet meer uit de
voeten konden komen. Geen geweer, geen ka
non was over. Bij de-zen1 aan-blik werd het zelfs
een Cortez te machtig; hij veegde met zijn
krijgshandschoen een paar tranen weg
De gevangenneming van koning
Montezoema
worden; hij zou met den meesten eerbied wor
den behandeld. Pas na een dreigenden uitval
Van den kapitein de Leon voldeed Montezoema
aan dit bevel. Hij steeg in zijn draagstoel en
zei den rijksgrooten, dat hij den blanken man
nen een bezoek ging brengen; zijn moed was
geweken hij voelde zich als een dorrend blad
den adem van den stormwind. De Spanjaar
den deden hun best om hun koninklijken ge-
vagene naar rang en staat te behandelen, maar
de bevolking der hoofdstad had zéér goed door
zien, dat dit alles maar "schijn was. De verra
derlijke stadhouder, diens zoon en vijftien
Aztekische aanvoerders werden voor Cortez ge
leid; zij gaven den koning de schuld. Op een
brandstapel van pijlen, lansen, werpspiesen en
andere Aztekische wapens ondergingen zij met
waren heldenmoed den vuurdood. Montezoema
werd aan handen en voeten geketend, tijdens
deze terechtstelling. Eerst daarna nam Cortez
den jammerenden vorst deze smadelijke boeien
af- Nu duurde het niet lang meer, of koning en
duisters zwoeren den eed van trouw aan den
gi'ooten keizer over de verre zee, die immers
volgens de oude voorzeggingen eenmaal de op
perheer over het rijk der Azteken moest worden
(1519). De plechtigheid maakte op de aanwezi
gen een diepen indruk; bijna ieder weende. Het
zal wel altijd onverklaarbaar blijven, hoe een
paar honderd Spaansche ge-lukzoekers aldus een
geheel land hun keizer in handen speelden. On
metelijke schatten aan goud en zilver, aan ju-
weelen en paarlen, aan kostbare gewaden en
sieraden werden nu -door de bevolking bijeen
gebracht als belasting; de priester-koning Mote-
cuhzöma zélf opende de geheime schatkamers
van zöu koninklijken vader en vermeerderde
aldus op ongelooflijk-kwistige wij-ze de reeds ge
schonken rijkdommen! De be-volking liet alles
over haar kant gaan, maar toen pater Olmedo
aan het nieuwe altaar, bekroond met de beel
tenis van de Allerheiligste Maagd en gebouwd
in een vroegeren tempel de H. Mis ging lezen,
maakte ziel1 een geweldige verbittering van
de priesters en hun aanhang meester.
Cortez zag ket gevaarlijke hiervan in. Zijn
toestand werd nog moeilijker, toen nieuwe
Spaansche avonturiers aan Mexico's kust land
den om hem de overwinning af te snoepen. Niet
dan met de grootste moeite en krachtig bijge
staan door pater Olmedo slaagde hij er in deels
kwaad-, deels goedschiks, het nieuwe leger van
„blanke goden" aan zijn zijde te krijgen. Het
was de hóógste tijd Tijdens zijn afwezigheid
hadden de Azteken in hun hoofdtempel een
groote wierookhulde aan den oorlogsgod ge.
bracht, een hulde, waaraan de edelsten en
dappersten deelnamen. Den Spaanschen hoofd
man Alvarado, die tijdens Cortez' afwezigheid
de lakens uitdeelde, was nu ter oore gekomen,
dat de feestvierende edelen dit feest zouden be
nutten om ïun koning te bevrijden. Het was
maar zoo11 08 Praatje, doch de Spanjaard
hechtte er geloof aanof zou de rijke
kleedij der rijksgrooten zijn hebzucht gaande ge-
maakt hebben Zooveel ls zeker, dat hij de
niets kwaads vermoedende ridders door zijn
soldeniers liet overvallen, zoodat niemand van
hen aan den dood ontkwam. Het bloed, dat werd
vergoten was zooveel -zegt een ooggetuige
als regen bij een stortbui De dooden werden
van hun sieraden beroofd en op onmenschelijke
wijze toegetakeld. Géén aanzienlijke familie,
of zij had een verslagens "te betreuren; nog
jaren na deze allerschandelijkste daad zouden
de volksliederen van het bloedbad in den tempel
gewagen. De Paieiskazerne der indringers werd
ingesloten. Met moeite konden Cortez en zijn
1200 man, die op dit oogenblik aankwamen,
zich bergen.
Van alle oorden daagden nu de Indianen op
om de Spaansche vesting te -belegeren. Zij pro
beerden met gloeiende pijlen de gebouwen in
brand te steken; de broeder van den gevangen
koning, Cuitlahoeac, was hun aanvoerder. De
Spaansche ruiterij wist den vijand een paar
huizen achteruit te werpen, maar de toestand
bleef uiterst gevaarlijk. Teneinde raad ver
zocht Cortez den vorst, dat hij toch zijn onder
danen tot rust en kalmte zou aanmanen. Hij
deed het vanaf een der balkons. In het eerst
hielden de luisterenden zich stil, maar toen
„de toornige heer" gewaagde van zijn „vrien
den, de blanke mannen", by wie hij uit eigen J
Op de Faroër-eilanden woonde 'n -boer, die
met den reus Skrymsli had gedobbeld en ver
loren. Daarom wou de reus zijn zoon hebben.
De boer wist geen raad en in zijn wanhoop
riep hij Odin aan. Nog had hij zijn gebed niet
voltooid, of daar stond Odin al, voor de tafel.
Hij verstopte den knaap aJs een graankorrel
in een korenaar, midden op een tarweveld. Ds
reus trok echter al het graan uit den akker en
zoo viel hem natuurlijk ook de aar in handen,
waarin de -boerenjongen was verborgen. Geluk
kig, dat Odin hem nog op het laatste nippertje
redde en naar zijn ouders leidde. „Verder kan
ik niet meer helpen 1" zeide hij hun. Nu riep
de arme vader Heunir aan en nog had hij zijn
gebed niet voltooid, of daar stond de god al,
vóór de tafel. Hij veranderde den jongen in
een donsveertje en dat hechtte hij aan den
hals van den middelste der zeven zwanen.
Maar de reus ving den zwaan en beet hem den
nek af. Het donsveertje waaide uit zijn muil,
maar Heunir redde het nog, net op het laatste
nippertje en leidde den jongen naar zijn ouders.
„Verder kan ik U niet meer helpen zeide hij
hun.
Ten einde raad wendde de vader zich nu
tot Loki, den god van het kwade en der ver
woesting. Heeds stond deze aan zijn tafel. Hij
tilde den knaap op, voer met hem naar het
afgelegenste meer, veranderde hem in een
graankorreltje en stopte dit in de maag van
een zwarte zoetwaterbot. D© reus voer even
eens naar dat meer in zijn stalen roeiboot, met
LoM als knecht. Hij wierp het vischtuig uit
en het duurde niet lang, of de zwarte bot was
gevangen. Hij nam haar op zijn knie en wou
haar gaan uithalen, maar Loki verborg den
knaap nog juist bijtijds achter zijn rug. Toen
zij weer aan het strand kwamen, liep de knaap
-zonder eenig voetspoor achter te laten door
het rulle zand naar het schuitenhuis. Maar de
reus zette hem na, bonsde tegen de deur en
stiet zijn kop kapot tegen den ijzeren stang,
dien Loki daar heel listig had verstopt. De
god kapte hem een been af, maar dat groeide
dadelijk weer aan. Nu sloeg hij hem het an
dere been af, gooide staal en steen tusschen
-de stomp en het afgehouwen stuk en toen moest
de reus wel doodgaan. Loki gaf den jongen aan
zijn ouders terug, maar helpen kon hij hen,
naar hij zeide, verder niet meer.
Ingang tot het beroemde Eremitage-muse um te Leningrad met zijn schitterende
verzameling Rembrandts
ruinen aan het marcheeren zijn, lijken op dezen
achtergrond tinmen soldaatjes. Een kollossale
zuil staat in het midden opgericht, 'n mono-
lieth: een stuk steen: deze, wordt bekroond
door een fraaie engelenfiguur, die een groot
kruis houdt omklemd. Het zal ons benieuwen
hoelang deze zuil nog gehandhaafd blijft onder
het Rood© Schrikbewind; wanneer er vandaag
of morgen iemand of een auto tegen aanbotst
en hoe licht kan dat niet, dan wordt het
kunstwerk een verke-ershindernis die de ont
wikkeling der sta-d in den weg staat en daar
mee is zijn vonnis geveld. Wij hebben op onze
lange reis veel van zulke verkeershindernissen
ontmoet de kapel van de Allerheiligste
Iberische Godsmoeder in het heilige Moskou
was er één van. Maar wij moeten terug, de
helle zomernacht daalt over het graf van het
oude Petersburg
„Ik bemin je, Peters' schepping, je
Strenge, gave schoonheid,
Tusschen het granieten gesteente
De Koninklijke macht der Newa
En je fraaie ijzeren hekken,
En je peinzenden nacht
Met zijn dooraichtig-blanke lichitgetril,
Als ik in mijn kamer, ontwaak,
Schrijf, lees zonder licht of lamp,
Als helder aan mijn venster
Het eahoone beeld der stad ontstaat
En van de admiraliteit
Mij groet het -goudgevonkel van den spitsen
toren
En aan het gouden firmament
De schemering, 't wordt haast niet donker
In nieuwe schemering ontvlamt."
(Puschkin)
VI
Leningrad!
■Op de schoolbanken uit mijn jonge jaren
Sint Petersburg door Pet-er den Grooten ge
sticht (1703) als vesting tegen -de aanstormende
Zweden! 't Eenvoudige huis, waarin deze groote
barbaar, nabij die vesting, woonde, staat er
nog! De vlammen van de wereldoorlog
zengden dezen naam weg; voortaan zou de re
sidentie van „batoesjka" („vadertje") den
Czaar aller Russen Petrograd heeten! Enkele
jaren later (1917) weergalmt de stad van het
krijgsrumoer der opstandelingen, Niko-laas II
wordt vermoord en deelde dat gruwzame lot
met zoovelen zijner voorvaderen. Ten slotte ge
lukte het den communisten onder leiding van
Lenin (léé-nien)den 7den Nov. 1917 (naar hun
tijdrekening van toen, thans met -de onze in
overeenstemming gebracht, 25 October 1917)
aan de macht te komen. Na Lenin's dood werd
Petrograd omgedoopt in Leningrad (1924)
Den naam en het portret van dezen commu
nist zullen wij op onze reis door -de Sovjet-Unie
in bijna, alle groote straten aan alle belang
rijke pleinen en in aller mond tegenkomen.
Eigenlijk heette hij Oeljanof en hij was de
zoon van een schoolopziener. Zijn broer Alexan
der wilde d-en czaar vermoorden en werd te
rechtgesteld; van hem erfde hij den naam
Lenin, wat zooveel zeggen wil als: „die van de
Lena (rivier) komt". Zijn weduwe, Kroepskaja,
leeft nog en wordt In Rusland met zeer veel
achting en eerbied behandeld. Van 19071912
leefde hij in Parijs. Gedurende den wereldoor
loof veroorloofde de Duitsche veldmaarschalk
Ludendorff hem naar Rusland te reizen ten
etalde daar den boel oip stelten te gaan zetten
en alldus een vijand vain b-et -Duiitsch© nij-k door
tweedracht en burgeroorlog onschadelijk te
naald, priemt in de blauwe lucht. "Wij botsen
langs de Newa en géén andere Europeesche
rivier van haar gedaante bevat zooveel water
als zij. De grootste schepen kunnen haar be
varen „Matoesjka Newa'' moedertje Newa, is
is te vinden in -het Metropotitan-concertgetoouw
overigens een heel verraderlijk moedertje want I 10 New-York. Het wordt gevormd door de half-
1!vi An «irmnvi ..«li I a( ruls «ilsr H iO)ft TlfOOirnn A n
wie haar in de armen valt en geen -geoefend cirkelvormige loges, waarin de rijiksten van
- *- 1 Dollarica, schitterend van edelgesteenten en
parels, plaats plegen te -nemen. Het tooneel
van dit theater toehoort to-t de grootste der ge
heels wereld; honderden vinden er 'n plaats op.
Géén gemakkelijk karweitje van de week,
maar wèl een, dat de moeite loont.
Schaf je 'n plankje notenhout aan van 50x25
c.M. en 0.5 c.M. dik: Ook nog 'n plankje 17,5x
21x1 c.H. en één 26X11,15X0,5 c.M.
Teeken op het grootste plankje figuur A
25x19 c.M.; e-r on-der tegen aan piracies zoo'n
figuur 24X13, daaronder een 24x15 c.M. en
een 24X7 c.M. Zaag deze vier plankjes uit. Op
het dikke plankje teekenen we naast elkaar
twee maal de figuur C. Ook deze plankjes uit
zagen. Maak hierin -de -beide groeven, die je bij
G ziet. Daze plankjes vormen de z-ijkantee.
Zet het werkstukje met dunne spijkertje in
«likwaar. Maaik -er den bodem omd-eir, die rondom
0,5 c.M. uitsteekt (het derde plankje). "VVil je
het erg mooi maken, breng dan ©en tairsoversie
ring aan; 'n eenvoudig randje aanbrengen in
teekening van ongeveer twee milimeter diep
Uitsnijden, afschuren met „dood" (gebruikt)
schuurpapier en verder kleuren met waterverf,
De Zuil met het kruis en den Engel tus
schen Winterpaleis en Departement van
Oorlog te Leningrad. Hoe lang nog?
maken. In den loop der jaren gelukte het hem
vasten voet m het onmetelijke rijk te krijgen;
fyn, naam werd door zijn aanhangers verheer
lijkt als gold het een heilige der vroegere
staatskerk. Den 21en Jan. 1924 is Lenin bij
Moskou -gestorven en in die stad ligt hij nu
ook opgebaard op het Roode Plein maar
zóóver zijn we met onze reis nog niet.
Eigenlijk wandelen we pas naar de wacht
kamers van het Leningrader station, die meer
dan bezet zijn met een havelooze menigte, wel
ke op het vertrek van treinen naar het Zuiden
schijnt te wachten. Wij ontmoeten er een dame,
die op z'n Westersch gekleed is. Het is een
Duitsche. Belangstellend informeert zij naar
nieuws uit haar „Heimat" en drukt als haar
verlangen uit zoo spoedig moge-lijk te kunnen
terugkeeren. Zij klaagt over h-et weinige eten
diat de Riuisiaiacho regecir'i-nig verstrekt; oiver een
volle -maand heeft zij slechts anderhalf pond
vleesch bekomen. Het brood noemt ze verzuurd
en onsmakelijk, 'n ,pak kleeren kost een ver
mogen. Schuw kijkt ze naar links en rechts
terwijl z-e -met ons het perron verlaat; de ,,G.'
P. Oe" het lichaam dat door heel Rusland een
tot in d-e puntjes verzorgden apiorninageHdie-nst
regelt, heeft lange ooren en nog langere han
den on wie idocir dat bureau 's -nachts van zijn
bed getild wod.t, heeft op weinig meer te
hopen dan 'n muur, een paar geweerloopen, een
salvo, of verbanning naar „meer verwijderde
deelen va,n de Sowjet-Unie" zooa-ls het barre
Siberië der Czaren thans zeer lieflijk is om
gedoopt!
Maar reeds komt onze geleider, een staats
ambtenaar en vermaant tot doorloopen, langer
praten heeft immers „keinen Zweck" (.geen
doel) en is slechts tijdverlies. De autobussen
staan gereed. Door half-opgebroken straten
langs de holle oogen der leege winkels dè
staat ts er winkelier en kooplui drijven er voor
engen rekening hoogstens eau-de-c-olcgn-e-zake-n
of verkoopen luxe waren voorbij gesloten of
gedloopte kar,kon, rij,d-en wij doo.r de hoofdstraat
nw Pr°'sp«kt" thans „Prospekt 25
Oktjabija -5 Octoberstraat, zoo genoemd naar
den dag der ■communistische overwinning.
Electrische trams, waar de Leningraders aan
alle kanten uitpuilen, gonzen ons voortij. De
gouden koepel van de schoone kathedraal, toe
gewijd aan den heiligen Izaak van Dalmatië,
glanst in de zon. De spitse toren van de be
rucht© Peter.en-Paulusvesting, slank als een
zwemmer is, wordt met groote kracht door
den stroom naar beneden gezogen en is redde
loos verloren. Eens sprong een levensmoede
van de Nicholai-brug naar omlaag en werd met
de grootste moeite gered. Hevige verontwaar
diging bij het publiek. Waarom dezen mensch
niet laten verzinken in de arm-en van Ma-
toesjka Newa? Wat had de politie eigenlijk
met deze aangelegenheid, die niet haar zaak
was, te maken? Wanneer het „vola Boshe"
Gods' wil was, zou hij toch niet verdronken
zijn?
Over een der talrijke brugge'n komen wij
aan den linker-oever. Rustig en kalm stroomt
de rivier; enkele kaon-meeubooteu en de krui
ser ,,Amoer", rood-bevlagd, schijnen hier den
dienst te verrichten van de Montjuichvesting
hij Barcelona: een pistool op het hart van een
misschien niet -geheel onderworpen bevolking
Niets doet thans denken aan de geweldige over
stroomingen, die dikwerf Petersburg hebben ge
teisterd, waarbij de bevolking door een kanon
schot van de Paulus-vesting moest gewaar
schuwd worden, dat de vijand dreigde met I
-dood en vererf, gelijk het geval was in No-
vember 1824:
„Oveir bet duistere Petersburg
Veegde November met zijn adem,
De Newa woelde in haar rustelooze bedding j
Als iemand, die krank is
Of als een struikroover,
Die, met zijn St'oute roove-rstoende
Een dorp insluit, vervolgend, doodend,
verdervend.
Met kreten geweid en onraad,
Dan, beladen met buit
En vreezend vervolging rept hij zich
huiswaarts
Zijn roof onderweg latende vallen".
(Fuisidhkim, dia Russisch© Shakee.p-ea.re)
Een lijk-statie passeert de straat. „Statie'
is eigenlijk het woord niet. Alles is heel sober
en stuitend zakelijk. De lijkwagen is wit, in het
Oosten de kleur van rouw. Een voerman -leidt
een paard aan den teugel, dat op zijn laatste
beenen schijnt te wankelen, hij beeft een roode
■blouse aan en verjaagt met een stokje de vlie
gen, die zich op -de huid van den pooveren knol
te goed willen doen. Veel méér vliegen zwennen
om het was-gele gezicht van den doode, die zóó
in zijn kist ligt. Heit hoofd hotst en botst wan
neer de wagen schokt over de ongelijke be
strating. Dan gonzen de vliegen een oogenblik
als besluiteloos weg, om vlijtig terug te keeren,
wanneer de vaart gelijkmatiger wordt. Sjofele
menschen, mannen en vrouwen, de laatsten ge
armd keuvelen gemoedelijk achter den doode
aan. Niemand op straat neemt notitie van den
stoet. "Wagens enkele vracht-auto's handkar
ren, alles dondert voorbij, niemand neemt zijn
pet af, niemand houdt zijn voertuig in, wat
hindert het eigenlijk ook 'n mensch minder
in deze millioenenstad.
Nitschéwo het komt er niet op aan
waterverf!
wi) krijgen In een staats-hotel onze kamers
toegewezen. Er zijn mooiere hotels in Lenin
grad, maar die zijn bestemd voor de million-
nairs uit Dollarlca, daar kost een simpel flesch.
je Russisch hier, zes roebels, voor de buiten
landers, die in goud moeten betalen, 'n gulden
of vijf, 2eS! Dg kamers en zalen zien er zeer
proper uit. Overal staan filters, want een wa
ter-leiding schijnt Leningrad er niet op na te
houden(?) Het beddegoed is onberispelijk. Aan
tafel wordt de beroemde Russische soep geser
veerd, de borsj zoo ongeveer klinkt de uit
spraak -met véél kool kool is in Rusland
oven ipoipuilal-'ir ate Ibdj omis d-e aardappel to
maten en enkele stukjes vleesch, smakelijk ge
noeg al moet zij wellicht onderdoen voor het
„ballekens met soep"-gerecht van den vermaar
den Lierschen Timmermansmaaltijd! Wij zwer
en de stad nog wat in. Overal dalen breede
trappen in den kaaimuur naar de Newa af
De dikke lijn geeft den weg aan van 1 naar
met de zwarte kalfrondjes steeds aan den
rechterhand.
We knippen, die onderste -vierkantjes uit en
leigigen die oip de wiitte vlakken, maar zóó, dat
ih horizontal© en. -verticale richting de som d®r
getallen steeida 25 bedraagt.
De verloting voor de Artis-seoe wees uit, dat
de hoofdprijs wend gewonnen door Tiiila M.,
Spoonst-raat 44, BUeirék. 'm Tweede prijs verwierf
Tonny v. B„ 6 H-almersilaan, Eindhoven. De
extra-Ik,rant bij ons agentschap beeft je toch
geiluik gebracht, Ton! J. J., Sic-keizsiplei-n I, Arn
hem, ging met den medeweirkersprijs strijken.
Nu opgelet bij do fouteu-serie, waarvan no.
2 doopt!
Ook in deze teeken-i-ng heeft de teekenaar
Daar ,maken"de straatjongens handig'gebruik tokken ««schoten, die jullie atanaad moe
van om, heel dicht aan den kant waar de
stroomdraad hen niet bereiken kan, een dulkie
te nemen. Hun kleeren, die heel dikwijls slechts
uit een zwembroekje of een zwempakje bestaan,
leggen zij voor dat festijn af; ze kunnen ze
kwalijk na het waterballet aan hun lijf laten
opdrogen, dat zou al erg ongezond zijn! Er
zou aldus verzekert mij naarstig een gids
op deze wijze van baden een roebel boete staan.
„Dan feïi-c-iteeirem. wij de staatskas vandaag, d-io
heeft vast een goeie!". Een agent kijkt geamu
seerd naar het spel der rakkers rond. Aan be
boeten schijnt hij niet te denken of zou
hij inzien, dat van 'n kikker nu eenmaal geen
veeren te plukken zijn?' Isvostchiks (huurkoet
siers), de eenigen in Rusland, die haast schij
nen te hebben mennen hun vinnige paarden
voor de tweewielige rijtuigjes (droshki)hun
goedheid jegens hun viervoetige vrienden is
spreekwoordelijk; een zweep gebruiken zij zel
den of nooit! Wij wandelen langs het Winter
paleis, waarvan de achterzijde uitziet op de
Newa en de Paulus-vesting; de laatste czaar
to-efde hier niet graag; na een ontploffing ble
ken overal geheime -bommen en mijnen ver
stekt.
-Dan staan wü op het Indrukwekkendste plein
dat wij na een -bezoek aan bijna alle hoofd
steden 'vn Europa, zagen: het Oeritzkij-p-lein
met bet ndeloos gebouw van den vroegeren
Russischen generalen staf (opperste leger
leiding) Ondanks de zichtbare verwaarloozing
en het onmisbare verval, maakt dit plein den
bezoeker stil. De Russische rood-ghrtflsten, wel
ke tusschen dei opgebroken steenen en ander©
ten opzoeken. Ze hebben nogal groot© horens,
dat vergemakkelijkt d© zaak!
Br komen, er nu nog drie.
Den 29en September heeft de H. Kerk he^
feest gevierd van den Aartsengel Michaël.
Wait weten wij eigenlijk weinig van dein aard en
de bediening der en-gelen af! De Heilig©
Sobrifturen echijnen wel te aarzelen, er iets
anders van t© zeggen, dan dat ze zijn, dat z©
talrijk zijn en dat ze tot den dienst des Heeren
in een bepaalde orde staan gerangschikt. Mis
schien worden zij nog het best verstaan door
hen, welk© door zuiverheid des levens en door
h/un onschuld aan hen gelijk zij-n en d-ie met
hen wandelen in den hemel, ofschoon hun ijjt
nog op de aarde vertoeft.
D© klaarte der engelen wordt door God efefi
H. Geest vergeleken bij de sterren, waar bij den
man Job staat aaageteekend: „Waar waart gij,
toen mij loofden de Morgensterren?" Om aan t©
diui-den bun menigte, spreekt diezelfde Geest:
„Wie telt d© menigte der sterren en noemt ze
alle bij hunnen naam." De negen koren van
hamelscihe geesten, waarover eerst een Lucifer
stond als Vorst, worden beschreven als „koste
lijke parels", om daarmede hun schoonheid en
glans weer te geven, H-un macht en kracht wort
den vergeleken bij vurige wagens. H-un onder
worpen-zijn aan God verd-u-idelijk't Zacharias in
het gezicht van het groot© leger, hetwelk be
stond uit vele, witte paard-en en gekleurde ook,
maar Eén was er, die daarop was gezeten. De
profeet Isaïas ziet hen met zes vleugelen om
zéér snellijik te -vliegen over al het geschapene.
„Dit zijn de heirlegers Gods", getuigt Jakob,
opdat wij zouden kennen hun onveranderlijke
orde en onwrikbare imdeeldng. Zóó schetsen on»
de goddelijke letteren schoonheid, kracht en
verhevenheid der engelen, welke wij overigen©
nog nader leeren kennen door de daden, dl©
zij stelden.
Want welke kracht wias het, die op éénen
nacht al d© eerstgeborenen der Egyiptenarea
sloeg? Die de vloeden van God's wijde wateren
deed verdrogen en leger en wagens en muiters
van den Pharao verdeed? Was dat niet de En*
gel, aan Wien God's volk was toevertrouwd?
Denk eens aan de macht der drie engelen, wel
ke Sodoma en Gamorrtoa in sulfer verbrandden'
en wat te zeggen van den Godsgezant, die in
éénen nacht in 't leger van Sennacherib heeft
verslagen honderd vijf en tachtig duizend ma®,?
Nog -zal de stem van den Aartsengel de gebeelle
wereld opwekken van den dood en alle redelijk©
schepselen zullen zich verzamelen van het
hoogste der hemels tot het diepste der aarde!]
Moiz-es heeft op den Sinaï met 'a Engel veextiig
dagen lang gesproken en als Mj nederdaalde
van den berg was zijn aanschijn zóó iblinkendi
dat de kinderen I-simëls het niet konden aan
schouwen zonder zich de oogen te schutten. D-e
BÉiasch-Engel aan het open graf gaf niet alleen
een voorbeeld van netheid en orde. door de
lijk/waden keurig in de plooien te schikken en
neer te leggen, -hij verschrikte ook d© Romein-
sche soldaten en smeet ze neer, mannen die t
nu niet direct heel gauw op hun zenuwen Ere-
geen; zijn ornaat was wit als sneeuw en zijn
gedaante was den bliksem gelijk. De H. Apostel
Johannes zou bijna een engel aanbeden hebben,
wanneer deze niet gezegd bad: „Ik ben uw
mede-dienaar", en dat was er nog slechts een
van het voetvolk! Indien een Seraf of een
Cherub zich aan hem vertoond had, wat zou de
Apostel dan gedaan hebben, om nog te zwijgen
van den Archangel. „Ten paradijze moge de
Engelen u geleiden" bidt onize altoos om jJét'7,
heil der zielen bezorgde Moeder de H. Kerk
den ontslapenen toe, maar wat die goede Moeder i a
niet vermag te schetsen is de ongemeten yreug* ri
de welke die heilig© zielen zullen smaken wan
neer zij beseffen, dat zij voor eeuwig het gezel
schop der Engelen zullen deelen!
Onze mede-Christenen, de protestante®, wil
len van een Engelbewaarder niet h-ooren, maar
is het zóó -vreemd dat God in d© bediening der
engelen een zd-el aanbeveelt, voor wien d©
Tweede Persoon Zijn B'loed heeft vergoten en
Zijn leve® heeft gegeven? Die ziel, waarin het
beeld Gods is uitgedrukt, een metgezel der en
gelen en toekomstig burger van d© Stad met
de Twaalf Poorten? En. waarom staat er dam
geschreven: „Ziet toe, dat gij niemand dezer,
kleinen versmaadt, want hunne engelen zien
voortdurend het aanschijn Mijns Vaders, die im
dem -hemel is."
God heeft dien engelen deze bediening opge
dragen; door deze sohutse kunnen de reien dier
zalige koren weer voltooid wonden, gehavend:
als zij zijn door den -val van Lucifer met zijn
trawanten.
Wij moeten Michaël, -dien grooten Vorst, ver-
eetren, maar wij mogen ook niet -in eerbied te
kort schieten voor de andere engelen, zeker
niet jegens onzen Engelbewaarder. Toen de
duivel afdaalde naar de aarde om het lijk van
Mozes op te graven on daarmede zijn schande
lijk spel'te gaan drijven over de wereld, durfde
zelfs, gelijk de Apostel Judas (Thaddeüs) be
richt, Michaël tegen ihem geen smadend oordeel
vellen, maar zeide alleen: „De IHeer bestraffe
U" omdat hij mïet vergeten kon, dat hij sprak
tot eien engel, zij het een gevallen engel. Wan
neer een engel -der engelen zóó spreekt tegen
eon ge-vallen engel, hoe groot moet onize eerbied
dan wel niet zijn tot een engel, die Gode trouw
Wieef?
Met opzet schreven wij niet over Michaël al
leen, den overste der hemelsiche legerscharen,
die achter de wolken stonden opgesteld om
J-esus -in zijn Lijden, moest het aIj®, te h-uflip te
snellen. In Michaël immers zijn alle andere
engelen als het war© -besloten. H-et 29 Septeon-
iber-feest strekt zich over idle allen ui-t, over
Engelen, Aartsengelen, tronen en Heerschap
pijen, over Vorstendommen en Machten en over
de alle krachten, der hemelen ook.
O God, die in wonderbare orde de bediening
der Engelen en menschen uitdeelt, -verleen ge
nadiglijk, dat ons leven op aarde beschermd
word© door hen, die 1-n den hemel steeds die
nend© voor U staan.