m. ïG. K I ffl ■ffiéïk ai «at»» m&m mpm m DE BROER. ZIJN VONNIS. HET NOODSEIN. HET SLACHTOFFER DER WELDOENSTER DE DAKHAZEN. WOENSDAG OCTOBER 1932 EN ZIJN VRIENDEN. De landing. Maar hoe moeit iflc dat weer goed ma ken? De ech°. z De deur van 't directiekantoor stond op een kier. Nanny trachtte iets op te vangen van 't ge sprek, dat gevoerd werd tusschen haar concur rente-sollicitante en den man, dien zij graag haar toekomstigen chef zou willen noemen. „Juffrouw, 't spijt me, maar IJ lijkt mij hier niet the right woman on the right place, U wenscht gemakkelijken arbeid en ik moet een secretaresse hebben, die niet opziet tegen hard werken, 'k Zoek een energieke jongedame, liefst een uit een groot gezin, die weet beter wat aan pakken is." „Dadelijk kom ik aan de beurt" schrok Nanny, „en 'k kan wel vertellen dat 'k energie voor twee heb, maar hij zal me laten opbiechten dat 'k eenig kindje ben". 'n Triomfantelijk lachje gleed over haar ge zicht. 'k fantaseer zes broer en zusjes, dat zal ■wel genoeg zijn". Voordat ze tijd had na te denken over de consequenties van haar besluit, moest zij bi] den directeur komen. De besprekingen verliepen naar wensch. Uw getuigschriften zijn goed, hoe groot UW arbeidslust is, moeten wij natuurlijk af wachten". „Die is nogal getraind in ons huishouden met Zeven kinderen" lachte Nanny. Even gleed er een verwonderde trek over 't 'gelaat van den directeur, toen begon hij harte lijk te lachen. „Zeven kinderen, 'tjonge, geen kleinigheid En allemaal nog thuis „O nee, de drie jongsten zijn op school, maar de anderen wonen buitenshuis. Een is er leerares een ingenieur, en m'n oudste broer is acteur", fantaseerde Nanny met 'n kleur als vuur. „Dus 'n acteur met 'n engagement, dat is een Witte raafAan welk gezelschap is hij verbon den „Aan 't Vereenigd Tooneel", zuchtte Nanny, „Hij speelt onder pseudoniem". „Dat dacht 'k wel, anders zou uw naam me 'direct bekend zijn voorgekomen, m'n vrouw en ik ontvangen veel artisten op onze feestavon den. Ik geloof, dat 'k toch wel weet wie 't is: hij lijkt sterk op U, is sinds kort aan den troep verbonden en noemt zich Bob Carrol". „Ja" knikte Nanny met den moed der wan hoop. Dan zult U elkaar wel eens ontmoeten op 'n fuif" lachte de directeur, „als ik een prettige secretaresse heb, zie ik graag, dat zij bij ons aan huis komt. Een goede verstandhouding bevordert vlotte Samenwerking". Nanny trachtte 't vroolijk te beamen, inwen dig kreunde ze. Groote goden, nu had ze binnen vijf minuten al meer leugens verkocht, dan anders in 'n jaar. Toen Nanny in functie was getreden, werden de zes broers en zussen 'n permanente nacht merrie. De directeur voelde zich geroepen zijn tevredenheid over 't werk te toonen door nu en daft 'n gemoedelijk gesprekje op touw te zPftSVl' waarbij hij steeds met belangstelling naar haar familieleden informeerde. Op 'n rustigen morgen verzocht de directeur: '.fwrP^I deze invitatiekaarten voor onze soireé artistique verzenden Hier hebt U de adressen lijst. Zooals U ziet, zouden wij 't prettig vinden als u ook wilde komen". Nanny keek glimlachend naar haar naam, die prijkte tusschen veel weledelgeborenen. Plotse ling verbleekte ze, 't toppunt van ellende was bereikt: die vreeselijke Bob Carrol behoorde ook tot de genoodigden. 't Kostte haar een slapeloozen nacht. Resultaat van 't peinzen waren tien verscheurde kladjes en eindelijk een lange brief, waarin zij den pseudo-broer rouwmoedig haar schuld bekende. De jonge acteur las 't epistel met uitbundig plezier. Zijn antwoord was kort maar duidelijk: Adopteer u als zuster zoolang U dit gewenscht 'acht. Zou graag ingelicht worden over m'n familie-aangelegenheden, schikt U five o'clock tea in Trianon De Broer, „Onafzienbare complicaties" kreunde Nanny, aar de ontmoeting in Trianon werd geen on- angename complicatie. Toen Nanny over haar verlegenheid heen was. :oest zij bekennen, dat ze eigenlijk genoot: tea >r two, genuttigd met 'n jongmensch, dat de ïzellige nonchalance van 'n broer wist te engen met bewonderende blikken, ze had 't ger kunnen treffen Op de eerste bijeenkomst volgden nog vele b ndere. Als Nanny in de advertenties las, dat Hob's ezelschap' in de stad zou komen spelen, wist zij wat haar te wachten stond: om vijf uur een rinkelend telefoonbelletje en 'n bekende wel luidende stem: „Je broer heeft nog net 'n uurtje vrjj, om naar Trianon te gaan, kan je gauw weg van kantoor Zij deed dan interessant-bedenkelijk, „zoo drukmaar zorgde wel, dat ze binnen vijf minuten op straat stond. Ze geraakte zoo gewend aan de familie-leu gens, dat ze er zelf aan ging gelooven. Bob stookte 't vuurtje nog wat op, als hij kans zag. Hij kon met 'n doodernstig gezicht informeeren naar den gezondheidstoestand van een niet-be- staanden „suikeroom", „je weet wel, die 't zoo begrepen heeft op ons leeraresje". De toestand begon Nanny te benauwen, ze voelde, dat ze geen zuiver onderscheid meer kon maken tusschen waarheid en fantasie, boven dien was het unfair den baas, die haar zoo ■vriendschappelijk behandelde, nog langer voor den gek te houden. Op den vooravond van het feest nam zij een kloek besluit. Met haar kittige pasjes stap te ze-naar 't bureau-ministre van den directeur. Toen was het gedaan met haar cranerie, zenuw achtig hakkelde ze: „Mijnheer, word niet boos, 'k wou U eigen lijk komen zeggen dat, dat „Eindelijk" zuchtte haar chef en barstte m een luid lachen los. „Kom, maak je niet overstuur, je wilt opbiech ten dat je arme zes broers en zussen schimmen uit jouw brein zijn. Dat wist ik al van het «oogenblik, waarop je hen beliefde op te roepen". Nannv herleefde. „Maar hoestamelde ze verbluft. „Heel eenvoudig. Je vader en ik waren goede kennissen in Indië. Na ons repatrieeren hebben wij elkaar uit t oog verloren, maar 'n jaar of vier geleden zag ik de overlijdensadvertentie in de krant, t trof me als iets toevalligs, dat hij één dochter had, terwijl wij ook één kind bezitten." „Daa^ heb 'k nog nooit van gehoord" zei Nanny Verbaasd. „Och, '"k ben 'n tijd lang boos op m'n jongen geweest, hij wilde met alle geweld aan 't tooneel en daar moest 'k niets van hebben. Ten slotte dreef hij toch zijn zin door en ging spelen onder een aangenomen naam, Bob CarVerder kwam hij niet, Nanny was de kamer uitge stormd. Op den feestavond fluisterde Nanny haar danseur In: „Bob, je broederrol is afgeloopen. 'k Heb je vader m'n leugens opgebiecht en hij heeft verteld, hoe gek alles in elkaar zat". Bob nam haar mee naar 'n rustig hoekje. „Ais je eens wist hoe ik verlangd heb naar die biecht, maar ik mocht je niet helpen, je pDoest het alleen uitvechten 1 Ik heb telkens mte Ermine Devigne zat voor het ingelegde bureau, dat zij haar levenlang in haar vaders studeer vertrek gekend had. Sinds zijn dood werkte ook zij bij voorkeur in dat achthoekige toren kamertje, met zijn mooien, ouderwetschen haard. De beide vensters, waarvan het eene uitzag op den tuin, het andere op de hall, stonden open. Ermine had een stapeltje brieven vóór zich op den lessenaar liggen. Eén daarvan, die een uit- noodiging bevatte, las zij nogmaals over, terwijl zij haar pen langzaam in de inkt dipte. Zij fronste het voorhoofd. „Daphne had óók gevraagd moeten worden", mompelde zij, en zij begon te schrijven: „Tot haar leedwezen kan miss Devigne niet gebruik maken Stemmen in de hall leidden haar plotseling af. Zij luisterde verstrooid, maar dacht aan iets anders. Daphne was niet gevraagd geworden. Daphne was haar tien jaren jongere halfzuster, het kind, geboren uit het tweede huwelijk, dat niet, gelijk het eerste, gelukkig was geweest. Alles wat hij bezat, had haar vader nagelaten aan haar, zijn oudste dochter. Daphne had niets gekregen. Het testament was jaren oud, en ge maakt toen Daphne nog een baby was, weinige maanden nadat de tweede mevrouw Devigne haar man schandelijk verlaten had. De beide halfzusters waren groote vriendin nen. Daphne deelde in den rijkdom van haar zuster; het zou haar nooit aan iets ontbreken. Ermine herkende de stemmen. „Natuurlijk", dacht zij, „Daphne en Edward". Edward was de man, die drie weken geleden beloofd had haar, Ermine, te zullen trouwen. Zij werd zelf getroffen door de kritiek, die in het gedachteloos gedachte woord „natuurlijk" opgesloten lag. Ik ga nu weg", hoorde zij het meisje met aan drang zeggen. „Je moet dat zelf inzien". .Daphne", antwoordde de jonge man, „je was vriendelijker jegens mij bij de Thorntons. Ik durfde soms hopen, dat je om me gaf". „Je was toen nog niet verloofd met Ermine". Zij ging een paar treden van de trap op. Edward greep haar bij den arm. .Luister naar mij ,Je dacht toen, dat ik de rijke miss Devigne was", riep zij uit, zich losrukkend. .,Dat is zoo", bekende Edward, „maar ik be minde je ook om jezelf, of je het gelooft of niet. En hoeveel ik van je hield, bemerkte ik eerst, toen ik gedwongen was mij van je af te wenden, en.... enfin.... ik ben attaché te Weenen. De diplomatie is een duur vak. Ik ben diep in schuld, en de geldschieters willen alleen wach ten, omdat „Omdat je op het punt staat Ermine te trou wen, die rijk is". Er trad een stilte in. De rijke zuster in haar torenkamertje zat bewegeloos voor het oude bureau. Inwendig schreide zij: „Ik ben niet oud; ik ben niet leelijk". Zij had gehouden van Edward Pelham. Zij had zich verheugd in haar rijkdom, omdat hij, Ed ward, door geld geholpen zou zijn. Nu wist zij, dat het alleen haar geld was, waaraan hij be hoefte had, niet aan haarzelve. Zij wierp de uitnoodiging en het pas aange vangen antwoord op den vloer. De heele wereld was voor haar veranderd sinds zij dien halven zin, waarin zij opkwam voor Daphne, geschreven had. Zij trachtte na te denken. En daar herin nerde zij zich plotseling dien aan haar gerichten brief, dien zij onder de papieren van haar vader gevonden had. Zij had er nooit met haar zuster over gesproken. „Lieve Ermine', had erin gestaan, „alles wat ik nalaat, is voor jou. Ik weet, dat je goed zult zijn voor Daphne, wanneer ze bij mijn dood nog ongehuwd is. Ik weet, dat, ofschoon zij niets van mij erft, zij toch nimmer aan iets gebrek zal hebben. Let op haar. Ontwikkelt zij den lichtzinnigen aard van haar moeder, geef haar dan geen pond van wat ik je nalaat. Want dan is geld een vloek. Maar geeft zij blijk van een degelijken aanleg en loyaal karakter, of wil zij in het huwelijk treden met een braaf en eerlijk man, geef haar dan in mijn naam een zoodanig deel van je bezit als je denkt, dat voor haar gelijk bevorderlijk kan zijn". Het was Ermine's plan geweest op den dag van haar huwelijk aan Daphne het door haar advocaat opgestelde document te overhandigen, waarbij zij, in haars vaders naam, de helft van het erfdeel haars vaders aan de jongere zuster zou overmaken. Daphne zou niet kunnen weige ren het te aanvaarden. Zij haalde die acte van overdracht uit een lade van het bureau, en las haar aandachtig over. Toen belde zij. „Vraag mr. Pelham bij mij te komen. Hij sta'st in den tuin, bij de poort", zeide zij tot een be diende. Zoodra deze vertrokken was, belde zij op nieuw. Ditmaal kwam een der dienstmeisjes binnen. „Vraag miss Daphne bij mij te komen". Zij traden kort na elkaar het vertrek binnen. Edward keek met bezorgden, onrustigen blik van het meisje, waarmede hij weinige minuten geleden gesproken had, naar de jonge vrouw, aan wie hij zijn trouweloos woord gegeven had „Daphne", zeide Ermine, „hier is een papier, een acte, waarin ik de helft van vaders bezit tingen aan jou overmaak. Van het oogenblik af waarop je het van mij zult aangenomen hebben zul je even rijk zijn als ik...." „Daphne!" riep Edward uit, Ermine, fatsoen en discretie vergetend, „Daphne!" Daphne stond onbeweeglijk. Edward, geschrok ken van zijn eigen onbezonnenheid, was bleek geworden. Ermine zweeg. Een minuut of langer duurde die ijzige stilte. Toen lichtte plotseling Daphne's gelaat op. Een lieve glimlach speelde om haar lippen. En op Edward's gelaat keerde de kleur terug. „Zij zal tot mij komen", dacht hij. „Ermine", zei Daphne, zoo rustig, opgewekt en natuurlijk, als had er niets plaats gegrepen dat in staat had kunnen zijn haar te ontroeren „Ermine, vindt je goed, dat ik bel?" „Waarom?" vroeg Erjnine, bijna fluisterend. „Om te zeggen, dat de auto moet voorrijden om mr. Pelham naar het station te brengen. Ik denk, dat hij ons onmiddellijk wenscht te ver laten". Het kan zijn, dat Edward nog iets in het mid den trachtte te brengen; Daphne lette er niet op. Zij had gebeld en haar orders gegeven. Zij was zich ervan bewust, dat Edward niet meer in het vertrek was. Haar kopje lag gevleid tegen Ermine's schouder, en de oudere zuster om armde haar met teedere liefde. „Integendeel", sprak Fenner, „ik zal er juist voor zorgen, dat ze me in de gaten houden." „Dan vlieg je er vast en zeker in", viel Groom hem in de rede. Fenner lachte. „Ze verdenken jou en mij er reeds lang van, dat wij het goedje in Engeland binnen smok kelen," vervolgde Groom. „Maar bewijzen heb ben ze nog niet. Ik vind het dus een krank zinnig. „Laat me nu eerst eens uitspreken," verzocht Fenner. „Ik heb er natuurlijk een bedoeling mee. Als ik de aandacht van de politie trek, leid ik im mers de aandacht van jou af? Zoodra ze mij werkelijk verdenken komt jouw kans. Ze hou den dan alleen mij in het oog en niet jou." Maar als ze er nu niet inloopen." „Ais ze er niet inloopen, zal ik je dat na tuurlijk laten weten." „Op welke manier?'1 „Als ik er zeker van ben, dat ze mij verden ken", legde Fenner uit, „huur ik een huisje in Dingley Cove, aan de Noordkust van Kent. En jij brengt het goedje, op de oude plaats, dus aan de Zuidkust van Kent, aan land, ver volgde Fenner. Met je auto rijd je er dan mee naar Canterbury en wacht daar op den duin weg. Intusschen volgt de politie vol aandacht mijn bewegingen in Dingley Cove, 's Avonds om 9 uur, op den dag, dat jij daar in de buurt van Canterbury met je auto wacht, zal ik je een sein geven. Eén roode vuurpijl als er ge vaar dreigt. Dan moet je dus doorrijden naar tonden, maar je blijft kalm waar je bent tot ik bij je kom, zoodra de kust veilig is. Begrijp je?" „Ja, ja", zei Groom. „Maar als alles veilig is?" „Twee roode vuurpijlen", lichtte Fenner hem in. „Vlak na elkaar. Dus als je er één ziet blijf je waar je bent en zie je er twee dan rijd je door naar Londen. Het is je toch duidelijk?" Zeker", antwoordde Groom. „Maar de politie zal toch ook die vuurpijlen zien en snappen, dat het signalen zijn?" „Man, dat is nu juist het mooie van de grap!" lachte Fenner. „Ze zullen natuurlijk denken, dat die signalen bestemd zijn voor een of ander schip en als ze gaan zoeken dan zullen ze de zee afzoeken". .Verdraaid, dat heb je slim bedacht", bewon derde Groom. „Daar kan geen speld tusschen. Morgen ga ik naar Ostende om het goedje te halen en Vrij dagavond om negen uur wacht ik. op den duin weg bjj Canterbury op je vuurpijl!" „Of twee vuurpijlen!" Den volgenden dag deed Groom zijn zaakjes in Ostende af, terwijl Fenner zijn tijd besteedde door zich in Londen zoo verdacht mogelijk te gedragen. Hierin slaagde hij volkomen, want hij merkte spoedig, dat Scotland Yard hem geen oogenblik uit het oog verloor. In Holborn kocht hij twee roode vuurpijlen en hij lachte inwem dig toen hij merkte, dat hij gevolgd werd. B. (NADRUK VERBODEN. Wanneer gij verkouden zijt, neem U dan tn acht, zoodat gij deze lastige kwaal niet op anderen overha ngt. Bedenk, dat zij gevaar lijk kan worden en dit altijd is voor jot*je kinderen en ouden van dagen. Hoest en nies niet in het rond, maar houd den zakdoek voor neus en mond en wanjieer gij het onverwacht moet doen, de linkerhand. "Wasch uw handen dikwijls. GEZONDHEIDSRAAD. 283. „Dames, heeren, jongens en meisjes roept Monsieur Frangois, „koopt deze fraaie poppen. Draagt het uwe bij tot een goed doel: de redding van drie landgenooten, verdwaald in de binnenlanden van Siberië Lieve goedheid V/at gebeurt daar Au secours Au «seoours 284. „Hooggeacht publiek", zegt de Daclis van den veldwachter, „in dezen hoed heb ik eenige speelkaarten gelegd. Ik heb er een zak doek overheen gelegd. Als ik deze weer eraf neem, dan zal er iets gebeuren, waarvan gij versteld zult staan. Hokus pokus heeremetijd, wat is dat!" 285. „Dames en lieeren roept Slgnor Ma caroni. „Ik ben de oudste vriend van den wereldberoemden aap, die door een noodlot- tigen samenloop van omstandigheden spoor loos verdwenen ie. "Wij waren onafscheidelijk. Hij zat boven op dit orgel, en was de lust van het publiek. Nu is zijn plaats leeg Groote goedheid Moord Brand Op weg naar Victoria Station grinnikte Fen ner bij het gezicht van een taxi, die de zijne volgde. Twee mannen kochten ook een kaartje naar Dingley Cove, onmiddellijk na Fenner en- stapten in denzelfden trein. „Het gaat gesmeerd", meesmuilde Fenner. In Dingley Cove huurde hij een gemeubileerd huisje, dat hij reeds lang op het oog had. Den heelen Woensdagavond bracht hij in den tuin door. Met een teleskoop spiedde hij aandachtig de zee af. „Als dat niet lukt"... meende Fenner. En het lukte schitterend, want Donderdag avond was het aantal zijner bespieders aange groeid tot veertien! Fenner amuseerde zich kostelijk. „Twee vuurpijlen voor Groom", grinnikte hij. „Alles gaat prachtig". Toen Fenner Vrijdagsochtends op onderzoek uitging, kon hij nog maar elf zijner bewakers ontdekken. Neen, hij kon zich onmogelijk ver gissen. Gedurende den nacht waren er dus, om een of andere reden, drie verdwenen. „Dat snap ik niet goed", dacht Fenner. Om twaalf uur telde hij er niet meer dan zes En de overblijvenden schenen steeds minder waakzaamheid aan dqn dag te leggen. Fenner werd onrustig. „Ze kunnen toch geen lont geroken hebben? vroeg hij zich af, dat ze onze schuilplaats in Londen in de gaten hou den?" Eigenlijk zou hij niets liever gedaan hebben dan zijn bondgenooten in Londen opbellen. Maar hij begreep, nu hij zoo zwaar de verden king op zich geladen had, dat zijn gesprek zou worden afgeluisterd. Hij kon niets anders doen dan afwachten. Om vijf uur wareiAjnog slechts zijn twee oor spronkelijke bewakel over. Fenner voelde zich heelemaal niet op zijn gemak. Hij was er van overtuigd, dat ze zijn spel, om de aandacht van iemand anders af te leiden, doorzien hadden. „Ik heb het zeker op de een of andere manier overdreven, zuchtte hij, en daarom hebben ze argwaan gekregen. Enfin, dan vanavond maar één vuurpijl voor Groom. Het is maar goed, dat ze er niet het flauwste idee van hebben waar ze hem zoeken moeten. Hij kan zich daar in de buurt gelukkig weken lang verbergen zonder dat ze hem zullen vinden. Neen, voor hem is geen vuiltje aan de lucht!" Om zes uur kon Fenner de spanning niet langer verdragen. Hoe gevaarlijk het ook was, alles was beter dan die onzekerheid. Hij ging naar een café en belde zijn vrienden in Londen op. „Hoe gaat het bij jullie?" vroeg hij. „Beroerd", was het antwoord. „Ze zwermen als bijen om ons huis rond. Zorg er in Gods naam voor, dat Groom niet hier komt. Anders valt hij zeker in hun handen en het goedje met hem". „Maak je maar niet ongerust", zei Fenner en belde af. „Een vuurpijl voor Groom", mompelde hij op den terugweg. Op den duinweg bij Canterbury zat Groom in zijn auto te wachten. I-Iet, arme meisje had geen prettig leven. Zij was ongetwijfeld eein klein genie in haar vak, maair had toch geen mogelijkheid haar practische enMheoi etische kennis produc tief te maken. Want de arme stumperd had geen geld en zonder bedrijfskapitaal kan men zelfs in het paradijs der coupeusen, in Parijs, geen modeaiteïiar vestigen. Zoo moeelt de airme Tournier waskaar naam verder zware diensten verrichten in een groot modehuis en de ellende dezer wereld, drukte zwaar op haar gemoed. Toen kwam echter' plotseling de ver vulling van haar vurdgstem wensch. Op ze keren dag knoopte een der Mantan een ge sprek nreit juffrouw Tournier aan en was spoedig op de hoogte van haar harteweaisch Maar. mijn lieve, zei de vriendelijke dame. U kunt toch geholpen worden. De zaak i's toch zeer eenvoudig. Ik schiet u het noodige gelid voor; koop alles wat noo dig is voor de inrichting en u kunt begin- TÏïto- F,ven eenvoudig. U levert mij voor dat geld kleeren. U moet natuurlijk mij een beetje de voorkeur geven. U levert mij wat ik noodig heb en wij verrekenen dat ilater. Een gunstiger aanbod kon de kleine cou peuse zich niieit voorstellen en twee weken later wa,s Bij de gelukkige eigenares van een eiigen „salon". De weldoenster meldde zich als eerste klant. Zij had het hoofd vol nieuwe model len, die izij -nu uitgevoerd wensehite te zien ITier' een avondjapon, waarover heel Parijs spreken zal. daar een coStuum voor de wed rennen van Vincenimes. die over drie dagen plaats hebben. Dan weer een namiddagja pon, een straindcostume. liet ging den eer sten tijld goed. De coupeuse had Immens nog genoog van hot geleenlde geld overge houden o-m de eerste paar' welken to kun nen lev-en. En als de klant nu er voor zorg de dat de naam Tournier spoedig in Parijs bekend was, dan zouden de koopsters vain- zellf komen. Het gelukkige meisje rekende niet ver keerd. Err' kwamen nieuwe klanten. Maar zij konden niet bediend worden, want Jean ne Tournier had geen tijd voor haar. Dag on nachit moest zij werken, om de wenschen van haar weldoenster ©enigermate te ver vullen. Niet genoeg, dat deze minstens om den anderen dag een nieuwe japon ver langde. telkens moesten er nieuwe verande ringen aan gebracht wonden en overdag was zij haast nergens andere dan in het atelier van haar heschermelinge te vinden. Zij scheen door' een manie bezeten en was blij als een kind wanneer zij bluffen kon! ,Mijn coupeuse is voor mij alleen". Helaas ging bet op den duur niet goed Op zekeren dag had de arme coupeuse haar laatste centen uitgegeven en had niets meer om te leven. Toen waagde izij op te mar keen Ik heb al mijn schulden afbetaald en verzoek u, mij een voorschot hier op deze rekening te wiililen betalen- De weldoenster viel uit de wolken! Onmogelijk! U kunt mij zulke prijzen niet berekenen! lik heb nog een groot te igoed bij u. Work u door! Wij pullen er later wel eens over spreken! Wiie laat zich echter mat .Jlater"jtroos- ten. als hij reeds half verhongerd is? De coupeuse werd wanhopig en toen de „wel doenster" den volgenden morgen als naar gewoonte een bezoek aan het ,.salno" wilde brengen, vond zij het nestje leeg. Het ar me meisje was er nachts met de voor naamste dingen, vooral met de naaimachi ne van door gegaan. De weldoenster was vreeselijk verontwaar digd over zooveel ondankbaarheid en waar schuwde direct de politie. Ergens in Zuid- Frainkrijk, waarheen de arme coupeuse met de naaimachine gevlucht was, werd Jeanne Tournier ontdekt. Zij werd op transport gesteld naar Parijs en als een Engel dier wrake veir'scheen de weldoenster voor haar. Het drama duurde niet lang. De rechtbank beschouwde de vüueiht der gekwelde cou peuse als verduistering en veroordeelde het arme meisje tot een maand gevaingenie9t'raf- Met opgericht hoofd zweefde de Wel doenster' de gerechtszaal uit.in het laat- ■Bite wandel japon, die haar ondankbare" coupeuse geleverd had. Het sloeg negen uur en zijn zenuwen waren tot het uiterste gespannen. Ver weg schoot iets de lucht in en ontplofte met een prachtig rooden gloed. „Een vuurpijl! Dus gevaar", fluisterde Groom. „Ik ben nieuwsgierig Weer ging een er vuurpijl af. „Twee vuurpijlen", lachte Groom. De kust is dus vrij. Hoera, rechtstreeks naar Londen!" Hij gaf gas en een oogenblik later reed hij, met groote snelheid, in de richting van Londen! Indien hij een paar seconden langer gewacht had, zouden zijn verbaasde oogen nog een der de pijl gezien hebben, en een vierden, een tien den, ja, een honderdsten. Vuurpijlen van alle mogelijke afmetingen en kleuren. Want, in Dingley Cove, gaf een der bewoners een schitterend tuinfeest. Maar Groom, die met een vaart Londen en zijn noodlot tegemoet ging, kon dat natuurlijk niet weten. (Nadruk verboden) Hitler-haring. Klant in een Levensmiddelen-bedrijf- „Juf frouw, geef mij vlug een Hitler-haring- „Hitler-haring? Die hebben we niet- „Wat geen Hitler-haring merkt Je opletten de chef op, „juffrouw, pe heele toonbank ligt vol met Hitler-haringen „Och mijnheer", zegt het meisle, „dat zijn toch Bismarck-haringen!' „Maar juffrouw, als U de hek van een Bis- marek-haring Hink open zet en U haalt de her sens uit den kop, dan heeft U toch een Hitler- haring." De man die zwaar gebitterd had nam de tele foon van den liaak om z'n vrouw te berichten, dat hij onderweg was naar huis. „Hallo!" riep de man. „Hallo!" klonk t m de telefoon. „Hallo!" De man gooide de telefoon neer; „Dat appa raat deugt niet", 2ei hij tot den portier, ,,'t Echoot!" op 't punt gestaan contractbreuk te plegen, die nauwe familie-relatie zat me vreeselijk dwars, want Nannylieveling J. M. L. W»» 1 1000 belooning voor inlichtingen, welke leiden tot de arrestatie van de vervaardigers der valsche Fran- sche en Belgische bankbiljetten, die hoogstwaarschijnlijk hun hoofd kwartier in deze stad hebben. Informaties moeten gericht worden tot den hoofdcommissaris van politie. Het stond in alle kranten, het was overal in de stad aangeplakt, de politie van drie landen zocht onophoudelijk, in de Fransche kamer werd een interpellatie gehouden,en de misdadigers zetten bedaard hun obscuur werk voort in het huis van een zeer goed bekend staanden advocaat, dat gelegen was in een rus tige voorname buurt. Daar werden de bankbil jetten vervaardigd en vandaar uit werden zij verspreid, waarbij de gunstige faam van den heer des huizes, onschatbare diensten bewees. De bandieten voelden zich veilig in het be wustzijn, dat de politie zelfs niet de geringste aanwijzing, welke naar het goede spoor zou kunnen lelden, had kunnen ontdekken. En. iederen dag nam het aantal valsche bankbiljet ten toet De „Dakhazen" hielden, zooals iederen vrijen middag, vergadering ten huize van den oprich ter en voorzitter van de cluu, Robbert van Zuidwijck. De club was klein maar select: voorzitter, secretaris en één lid, alle drie leer lingen van de eerste klas H.B.S., bekend op de heele school door hun ondeugende streken. De club werd, zooals de naam al aangaf, gesticht met het doel om zich op de daken te amusee ren en het lag dus voor de hand, dat de aan voerder de bijeenkomst opende met de vraag: „Waar kunnen wij vandaag het dak op?" Het bleek, dat de familie van Visser, den secretaris, dien dag niet thuis was, een unieke gelegenheid om ongemerkt naar boven te kun nen komen daar te „oefenen". Dus kropen na verloop van een kwartier drie, dakhazen door het zolderraam in de dakgoot van het huis van Visser. Zij begonnen een avontuurlijken tocht over de daken van de naburige huizen en ver richtten klautertoeren, die hun ouders hart kloppingen bezorgd zouden hebben, als zij het gezien hadden, hetgeen hun gelukkig bespaard bleef- Robbert, de grootste waaghals van de drie, belandde met een halsbrekenden sprong op een klein plat en klauterde vandaar langs een regenpijp omhoog om ten slotte terecht te komen in een smalle goot, welke langs den on derkant van een hoog, puntig dak liep. Halver wege was een klein venster en de twee andere dakhazen animeerden hun aanvoerder uit de verte om daarheen te klimmen. Meer had de -«.-aaghals niet noodig. Langzaam kroop hij langs de dakpannen omhoog tot hij zijn doel bereikt had. Het raampje stond open en nieuwsgierig stad hij zijn hoofd naar binnen: hij keek in een donkere zolderruimte, waar niets anders te zien was dan wat oude meubels en andere rommel. Teleurgesteld aanvaardde hij den te rugtocht, maar hoorde nog juist een stem, die blijkbaar van het portaal kwam, roepen: „Jan, denk er aan, dat je dat pak voor Goud- kies in Verviers vanavond in den auto mee neemt". Een mooie naam. Goudkies, bedacht Rob, toen hij den gevaarlijken weg naar het dak van Visser aflegde, maar bij zijn vriendjes aan gekomen, vergat hij het geheele geval. „Over de valsche munters i» eindelijk iets uit gelekt", zei de heer van Zuidwijck s middags aan tafel, de Belgische politie heeft een pak valsche bankbiljetten in beslag genomen in Ver viers, bij een zekeren Goudkies". ,Wat een typische naam", merkte zijn vrouw °PRobbert, die zich vergastte aan saucijsjes met bloemkool, zei niets, doch een half uur later klopte hijaan <3® studeerkamer van zijn vader en legde een verklaring af, welke den heer van Zuidwyck noopte om direct in een taxi naar het hoofdbureau van politie te rijden. Nog dienzelfden avond deed de politie een inval in een huis met een hoog, puntig dak, bewoond door een eerzaam advocaat. Alle be woners werden gearresteerd en een volledige installatie voor het vervaardigen van bankbil jetten werd in beslag genomen. Eenige dagen later bleek, dat de politie een goede vangst ge daan had. De „Dakhazen" moesten beloven om voortaan op den beganen grond te blijven. Maar vader van Zuidwijck bracht ƒ1000 op het spaarbank boekje van zijn zoon. X. v. E. (NADRUK VERBODEN.) DÉ CANTïïAAT IN HEMDSMOUWEN. Roosevelt, de democratische candidiaait voor het presidentschap der Ver. Staten, steekt ONS DAGELIJKSCH BROOD In het Broodbesiuit is o.m. bepaald, dat de bereiding, verpakking, bewaring, behande ling en het vervoer van brood uitsluitend mogen geschieden op zindelijke wijze, niet mogen plaats hebben door personen, die lijden aan zweren, etterende wonden of huidziekten aan het hoofd, aan de handen en (of) armen, voor zoover deze personen met deeg of brood in aanraking komen. Bij vervoer van brood op den openbaren weg moet het brood op deugdelijke wijze beveiligd xijn tegen stof, vuil en insecten. A

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6