i E CONSTITUTIONEELE PLANNEN. VON PAPEN EN DE GRONDWET. DE ZELFBEWUSTE WILHELMSTRASSE TE MUNCHEN EN TE LEIPZIG. VRIJDAG 21 OCTOBER 1932 RIJKSKOOL EN PRUISISCHE GEIT. DE NIEUWE VATICAANSCHE PINACOTHEEK. DUISTERE PLANNEN VAN DEN ontslagen zal achten, wanneer de regeering KANSELIER. DE MONARCHIE-KWESTIE GESTELD. DE OPENINGSDAG IN 'T ZICHT. POLITIEKE GEVOELIGHEDEN. DUITSCHLANDS GEVAARLIJKE POLITIECORPS. RESOLUTIES VAN DEN DUITSCHEN KATHOLIEKENDAG. HET BRITSCHE KATOEN-CONELICT. (Van onzen correspondent J B e r 1 ij n, 14 October 1932. Met een aplomb, dat men hem bijna begint te gelooven, verkondigt de heer von Papen te München de beginselen van het uiterste federa lisme. Tegelijkertijd echter verdedigt zijn advocaat voor het Hooge Hof In Leipzig de meest krasse uitingen van centralisme, die de Duitsche geschiedenis kent. Maar hij wordt met gelijke munt betaald. Want wanneer de mannen ia. München zeer vriendelijke woorden betref fende de samenwerking tusschen Beieren en Ihet Rijk weten te plengen, verzoekt hun advo caat In Leipzig aan het Rijk, dat het Beieren toch als het u belieft niet ais lucht behandele. Op die manier, zou men denken, moet ieder een tenslotte wel tevreden zijn, maar dat is toch slechts zeer gedeeltelijk het geval. Want om maar bij de in de lucht zwevende grondwets wijziging te blijven, een groote massa menschen is het met malkanderen eens, zoolang men maar niet verder gaat dan de' vaststelling, dat de inhoud van dit document veranderd behoort te worden. Maar niet zoodra wordt er in posi tieven zin een wijziging voorgesteld, of van alle zijden stormt het verzet aan. De heer von Papen heeft daaraan wel gedacht, toen hij zijn lang aangekondigde rede over zijn const'itutioneele plannen te München van stapel diet. Hij heeft daar weliswaar veel gezegd, maar hij heeft toch tegelijkertijd gemeend, dat de voorzichtigheid het loslaten van dikke, bescher mende rookwolken over zijn gezegden gebood en aan dat gebod heeft hij willig gehoorzaamd. Elk van zijn uitlatingen was voor twee of meer Interpretaties vatbaar en dank daaraan tast de gemeenschap over hetgeen haar onmiddellijk •boven het hoofd hangt, nog in een even ondoor dringbare duisternis als voorheen. In één gewichtige richting heeft de kanselier Zich echter vastgelegd en wel in dien zin, dat bij eiken vrijstaat het recht verleenen wil zich een constitutie naar eigen goeddunken te geven. Tot nu toe was dat recht begrensd, maar deze grenzen wil von Papen uitwisschen. Dit betee- Ikent een sprong, die zeer ver reikt. Momenteel zijn de geleerden niet heel zeker, of Duitschland eigenlijk nog een bondstaat is of niet. Wordt ihet autonome constitutierecht aan de vrijstaten verleend, dan is Duitschland zelfs geen bond staat meer, maar wordt het met één slag een statenbond. We gaan dan naar de dagen van voor '70 terug en men heeft maar een beetje fantaisie op het geval los te laten om verras sende perspectieven tot vlak voor de deur te lokken. Beieren zou b.v. weer een koninkrijk kunnen worden en dat zou noch aan de inwen dige aangelegenheden, noch aan de wezenlijke structuur van het nieuwe Duitschland ook maar Iets veranderen. De hoeksteen van het tegenwoordige Duitsch land bevat een paragraaf 78 en deze paragraaf wil, dat de grondwet niet gewijzigd worde tenzij itwee derden van de rijksdagleden zich daarvoor ■uitspreken. Hetzij dan, dat de regeering hpar ■tdOViucht tot een referendum neemt. Nu hééft ven Papen in den ouden rijksdag 542 leden itêgen en 30 voor zich gehad, hetgeen er niet iprédies als een twee 'derden meerderheid uitziet. 6 November wordt een nieuw parlement gekozen en dit zal, zooals de kanselier beloofd heeft, bij zijn eerste bijeenkomst reeds de voorstellen tot grondwetswijziging ter tafel vinden liggen. Zal het in die voorstellen 'bijten, ja of neen Iedereen zegt neen en niemand durft zich af te vragen, wat 'dan geschieden zal. Maar in zijn Münchensche rede heeft de kan selier een paar zinswendingen gebruikt, welke den overpeinzingen 'daarover voedsel geven. Bv.: „De regeering zal den komenden rijksdag dade lijk van haar wijzigingsplannen in kennis stellen. Moge de rijksdag bewijzen, dat hij tegen de zware taak opgewassen is, voor welker uit voering hij geroepen wordt. Want tot leven bestemd zijn slechts zulke inrichtingen, die opbouwenden arbeid verrichten". De rijksdag is er nog niet en daarom kan men hem ook niet zeggen steek dat maar in uw zak. Elders luidt het in «e Münchensche rede „De regeering is vast besloten de haar door den rijkspresident verstrekte opdracht betref fende de reorganisatie van ons staatsleven, tot een goed einde te voeren. Zij heeft daartoe den wil en zij heeft daartoe de macht". Daar is ook geen woord Fransch bij, zou men geneigd zijn te zeggen, maar tusschen dit en de proclamatie van de dictatuur of een anderen maatregel van gewel'd liggen nog veel weken, die altijd bereid zijn vergetelheid te brengen. Maar desniettemin, de nog niet gekozen rijks dagleden weten bij voorbaat toch een beetje, iwaar ze aan toe zijn. Dat dacht de gemeenschap ook van zichzelf, toen de heeren Burake, de voorzitter van het Hof In Leipzig, eenige bemerkingen van zijn lippen liet vloeien, welke er op berekend sche nen, gezegde gemeenschap op een vonnis voor te bereiden, dat zoowel de rijkskool als de Pruisische geit zou sparen. Op een compromis, dat een prettige samenwerking tusschen den rijksgeweldenaar en een Pruisisch kabinet mogelijk zal maken. Zulk een oplossing ligt eenigszins voor de band, want het staat er met het rijk in Leipzig niet bijster goed voor. Het ziet de eene ver schansing na 'de andere afbrokkelen en het is nu al zoo ver gekomen, dat een der staats rechtsgeleerden de zinsnede als het ware uit den mond geperst werd de heele executie van Pruisen heeft dus eigenlijk alleen maar plaats gehad om de socialisten uit 'de regeering te werpen. Maar anderzijds, welk een moed be hoort er toe het rijk in het ongelijk te stellen en daardoor gansch Duitschland op losse schroe ven te zetten. Het kernstuk van de bedrijvigheid der tegen woordige regeer'ing als een wetteloosheid af te stempelen en openlijk te verkondigen, dat de rijkspresident zich aan de grondwet vergrepen heeft. Dan maar ljever een compromis, denkt misschien de heer Bumke in de binnenste schuilhoeken zijns harten en velen denken met hem mee, ook wanneer ze geluiden van zich afgeven, die geheel iets an'ders doen vermoeden. Inderdaad, de heer Bumke en zijn mederech- ters verkeeren in een allesbehalve begeerens- waardige positie. Men behoort meelij met hen te hebben en dat niet alleen vanwege het besluit, waartoe zij eerlang moeten komen. Men moet ook meelij met hen hebben wegens de dingen van den dag. Dagelijks zijn zij veroor deeld van 10 tot zevenen, met een kwartiertje tusschenpauze voor een broodje met kaas, de soms wel wat erg zware bstoogen aan te hooren van vier referendarissen, die als advocaten en van acht professoren in het staatsrecht, die ris deskundigen optreden. Al deze heeren zijn bovendien aan groote innerlijke spanningen ten prooi en met argusoogen moet de voorzitter toezien, dat er geen ontsporingen plaats hebben, die tot pijnlijke incidenten konden leiden. Hij zelf moet daarbij ook de uiterste voorzichtigheid ln acht nemen en elk woord, dat hij uitspreekt, zorgvuldig afwegen. Als een bewijs hoe geladen de atmosfeer Is, b.v. De voorzitter (brengt op een gegeven oogen- blik in het midden) „Ik meen vast te mogen stellen, dat men evenmin als aan het woord van een keizer aan het woord van een kanselier mag twijfelen". De verdediger van Pruisen (met beheerschte vinnigheid) „Ik meen vast te mogen stellen, dat men evenmin als aan het woord van een kanselier aan dat van een Pruisisch minister president mag twijfelen". Zoo gaat het schieten met kleine valsch'ig- heidjes onophoudelijk door. De Zuid-Duitschers mengen wat humor door het geval heen, maar de menschen uit het Noorden kennen deze zwakte niet. Een man als Dr. Gottheiner is zoo koud, dat de lui, naar verluidt, allemaal hun kraag opzetten, wanneer hij begint te spreken. Maar hij blijft desondanks het aanhoo- ren woord. Von Jan is een boeiend spreker, die de droogste, staatsrechtelijke dingen er bij zijn toehoorders alS een spoorcompartimentnovelle in laat glijden. Badt is ook een en al frischheid. Men zegt, dat van Oldenbarnevelt, zoowel zijn gedachten als de Nederlan'dsche taal zoo perfect beheerschte, dat hij in den nacht voor zijn onthoofding een lange defensie kon neerschrij ven, waarin hij niet één woord door hoefde te halen. Badt is tot nu nog niet ter dood veroordeeld, maar toen het ongeval met Pruisen plaats had, stelde hij in enkele uren tijds de aanklacht tegen het rijk op, waaraan de geleerd ste tegenstanders nog altijd vergeefs zitten te tornen. Het kenschetst den man ook, dat hij dit document per vliegtuig naar Leipzig wilde brengen en het kenmerkt 'de rijksregeering, dat zij het vliegveld liet afzetten om dat te beletten. Maar het kenschetst Badt alweer, dat hij fluks in zijn auo sprong door het holle van den nacht naar de jaarbeursstad jakkerde en daar om twaalf uur den rijkshofpresident uit zijn bed haal'de om hem de aanklacht veilig ter •hand te stellen. Als zulke mannen het woord nemen zijn ze meestal ook niet vervelend en dat kan vrijwel van alle sprekers voor het Hof in Leipzig gezegd worden. Maar het meest geldt dat mis schien nog van professor Schmitt, den van ver nuft-sprankelenden jongen geleerde, die altijd iets nieuws weet te verzinnen en de ongehogrd- ste dingen op een wijze voordraagt, dat zijn tegenstanders soms zeer lang moeten zoeken voor zij een punt in het betoog gevonden hebben dat zwak genoeg voor het wagen van een aanval lijkt. Eenige nadere bijzonderheden over de daar verzamelde kunst schatten. „DE IJZEREN VROUW" WORDT ZWEMBAD. De eerste werkzaamheden aan „De IJzeren Vrouw" te 's-Hertogenbosch, waar een bad- en zweminrichting in aanleg is. haar pact met het volk breekt Van onzen correspondent.) Men meldt ons uit Rome: Van betrouwbare zijde wordt medegedeeld, dat de nieuwe Vaticaansche Pinacotheek, die 27 de zer zal worden ingewijd, op 6 November daar aanvolgende voor het publiek zal worden open gesteld. De schilderijen uit het bezit van het Vaticaan zijn over vijftien groote zalen verdeeld, waarbij zoowel artistiek als technisch alles gedaan werd wat mogelijk is om een goed geheel te verkrij gen. Alle zalen ontvangen hun licht van boven. Meermalen werden schilderijen gewisseld om tot het beste effect te geraken. Z. H. de Paus heeft telkens weer het gebouw bezocht en de werk zaamheden persoonlijk gevolgd, waarbij de H. Vader waardevolle adviezen gaf. In de nieuwe Pinacotheek zullen een 400 schil derijen te zien zijn, daar de voormalige collectie nog met een honderdtal stukken werd uitge breid, die vroeger in alle mogelijke zalen van het Vaticaan hingen. Ook uit de onmetelijke bergplaatsen van het Vaticaan zijn vele schilde rijen weer voor den dag gebracht, nadat zij jaren lang daar opgeborgen waren, wijl er in de oude Pinacotheek geen plaats voor was. Maar ook uit verschillende paleizen, die eigendom zijn van den H. Stoel, zijn schilderijen Van bijzondere waarde naar de nieuwe Pinacotheek overge bracht. Zoo komen uit het Pauselijk paleis te Castelgandolfo acht kleine schilderijen, die aan Paolo Veronese toegeschreven worden en van groote schoonheid zijn. Onder de overige schil derijen, waarmee de oorspronkelijke verzameling werd uitgebreid, zijn vooral van belang werken van Mantegna, van Marco Basaiti, van dello Spagno, en een opmerkelijk portret van paus Alexander VI uit de Spaansche school. Dan werd ook opgenomen het beroemde portret van paus Clemens IX Rospigliosi, een prachtig werk van Carlo Maratta, dat tot voor kort eigendom was van de vorstelijke familie Rospigliosi, maar thans in het bezit van het Vaticaan is overge gaan. Van buitengewone beteekenis is een veelluik van Giotto, dat eenmaal in opdracht van kardi naal Stefaneschi voor de vaticaansche basiliek geschilderd werd en daar op het hoogaltaar stond zoo lang de oude kerk heeft bestaan. De polyp tiek werd sedert lang in de kapittelzaal bij de sacristie van de St. Pieter bewaard. Zij hing daör echter zeer ongunstig en was bij het publiek nauwelijks bekend. Buitendien was het werk uitelkaar genomen, terwijl de verschillende dee- len afzonderlijk ingelijst en opgehangen waren. Op speciaal verlangen van den H. Vader is het thans echter door deskundigen weer in den oorspronkelijken toestand teruggebracht, waar bij de bijzondere schoonheid van het geheel veel duidelijker is gaan spreken. De samenstelling en gedeeltelijke restauratie heeft plaats gehad onder leiding van prof. De Prai, die ook een der voor naamste medewerkers is bij de restauratie-werk zaamheden in het Palazzo Venezia. Zeer schoon is de zaal geworden, welke aan Raffaël is gewijd. Hier zijn niet alleen de werken bijeengebracht die reeds in de oude Pinacotheek te bewonderen waren, maar ook de beroemde gobelin's, de z.g. „Arazzi", die vroeger in de „zaal der kandelabers" hingen. Een opschrift aan den gevel van de nieuwe Pinacotheek wijst dan ook speciaal op het werk van Raffaël. Het zal menigeen in bovenstaand bericht uit Rome eenigszins zonderling voorkomen, dat een groot en waardevol werk van een meester als Giotto langen tijd veronachtzaamd werd en in de sacristie van de St. Pieter op onbevredigende manier opgeborgen is geweest. We hebben er daarom dr. Raimond van Marle eens op nage slagen, die in het derde deel van zijn „Develop ment of the ItaUan Schools of Painting" uitvoerig over het werk schrijft. Hij zegt dat men in later tijd is teruggekomen van de meening, als zou deze polyptiek een authentiek werk van Giotto zijn. Van Marle houdt het ervoor, dat dit veel luik door Giotto als een werk van hemzelf ge leverd is, hoewel het werd gemaakt door een van zijn leerlingen. Hij schrijft het toe aan een volgeling van Giotto, dien hij „the master of the vele d'Assisi" noemt. Het is van dezen schil der dan een jeugdwerk. Berlijn, 16 October 1932 Rekapitaleerend, hetgeen in de laatste dagen gezegd en geschied is, komt men tot deze slot som. Alle menSchen waren het er over eens, dat de Vrijbrief van "Weimar 'n paar correcties kon verdragen. De duidelijkheid van het docu ment vooral liet een beetje erg veel te wen- schen over, zooals dat juist dezer dagen in Leipzig zoo klaar aan den dag treedt. Maar van een nijpende behoefte aan wijzigingen kon niet gesproken worden en over een algeheelen ombouw hadden tot nu toe nog slechts een paar geëxalteerden een woord gerept. In sprookjestaai uitgedrukt kan men zeggen, dat het Duitsche volk op zijn grondwet sliep en snurkte gelijk de Schoone Slaapster in het bosch zulks op haar bedje deed. Maar toen is de edele ridder von Papen ge komen en heeft niet alleen de prinses gewekt, maar het heele bosch in rep en roer gebracht. Het gisteren nog zoo rustige woud is nu aan een mierenhoop gelijk geworden, waar alles zenuwachtig door elkaar heenwriemelt en waar bovendien groot geruisch opstijgt alsook over de positie van den rijksraad Zoo ver zijn we due in Duitschland al ge komen. De voormalige rijksdagpresident, een der hoogste exponenten van den staat, vraagt den rijkspresident vlak in zijn gezicht of .het zijn bedoeling is zijn eed te breken en met ge weld een grondwetsherziening door te zetten. Heeft Hindenburg dat plan niet, dan moge hij toch zoo gauw mogelijk zijn rijkskanselier des- avoueeren, die n.l. met dergelijke plannen loopt te venten en ze als een soort Hindenburg- plannen aan den mair brengt. Heeft Löbe van zijn standpunt gelijk, dan hebben de weer- en vuurvaste elementen op den anderen vleugel der gemeenschap eveneens gelijk, wanneer zij nu met hun dierbaarste wenschen naar voren komen. Von Papens rede laat vermoeden, dat hij weliswaar de monarchie in Duitschland niet wil herstellen, maar wel, dat hij de poorten naar zulk een herstel wagewijd open denkt te werpen. Daarom is de bond van vaderlandsche vereenigingen vierkant met den wensch naar voren gekomen, dat de voorgenomen grondwet wijziging het herstel van de Hohenzollern- monarchie moet brengen. Dit herstel is daar door voor het eerst in een ernstig debat ge worpen en waarschijnlijk zal het daaruit voor- loopig niet ineer verdwijnen. De hoofdzakelijk- ste beteekenis van dezen wensch bestaat na tuurlijk niet in de verwarring, welke hij even tueel in Duitschland zelf veroorzaken zal, maar veeleer in het conflict met het buitenland, dat er uit voort kan komen. Hoe duister de grondwetsplannen van von Papen ook zijn, we weten er in alle gevallen toch wel wat van. Over een. instelling van een eerste kamer hebben wij eerder reeds geschre- LUDWIG TEN HOMPEL t. De Düsseldorfsche schilder Ludwig ten Hom pel is aldaar overleden. Hij was een leerling van Ehmcke, later van Corinth en hij genoot de belangstelling van Peter Behrens. stemmen, die zich allemaal tegelijkertijd zoo intensief met de grondwet bezig houden, dat men er geen enkele meer verstaat. De groote industrieel von Siemen3 heeft eenige dagen geleden met zeer veel klem ver klaard: Duitschland heeft vóór alles rust noodig. En millioenen menschen waren dade lijk present om dit nuchtere woord te beamen. Maar von Papen denkt anders over den tegen- woordigen nood zijns vaderlans en dies nam hij den grootsten knuppel, welken hij vinden kon op, en wierp dezen in Michels kippenhok. Want von Papen heeft het nu duidelijk la ten merken, dat de reis niet naar een paar noodige correcties in de grondwet gaat, waar voor het al zeer moeilijk geweest zou zijn, voor hem althans, een meerderheid te vinden. Neen, hij wil veel verder gaap; hij wil veel verder gaan dan de radicaalste ombouwers van den staat tot nu hebben durven droomen. Hij wil een totaal nieuwe grondwet uitvaardigen. Het is beslist een fout, zulke plannen na te streven in den woeligen tijd, welken wij beleven en deze fout wordt nog gedoubleerd door de omstandigheid, dat de promotor dier plannen van elke 600 Duitschers er ongeveer 560 tegen zich heeft. Von Papen heeft echter kans gezien nog een andere font te maken. Hij heeft lang van tevoren een speech aangekon digd, waarin hij geloofde de bevolking te zul len vertellen, wat haar boven t hoofd hangt. Maar in deze speech heeft hij niets concreets verteld. Hij heeft slechts dubbelzinnigheden met achterdeurtjes los gelaten en allerlei duis tere zinspelingen gemaakt, welke er uitste kend op berekend zijn den meest fantastischen verhalen voedsel te geven. In het kort gezegd: acht dagen geleden sprak nog schier niemand over de grondwet, maar nu scheelt het maat weinig of de menschen vermoorden elkaar erom. Dat is in alle gevallen een heele presta tie, maar het is twijfelachtig, of deze in de berekeningen van de regeering past. Hier komt nog de gevaarlijke bijzonderheid bij, die wij bereids signaleerden. Von Papen zei n.l. in München: ,,Wij hebben van den rijkspre- sident de opdracht gekregen ons staatsleven te Teorganiseeren. Wij hebben niet alleen den wil die opdracht uit te voeren, maar ook de macht". In deze zinsnede vervalt de kanse lier in zijn oude fout, achter den rijkspresi dent weg te kruipen. Deze laatste wordt op den voorgrond geschoven om de slagen op te vangen en op die manier kan de regeering vrij uit gaan. Heldhaftig is dat niet, maar wel noodlottig, want, zooals Brüning het zeer ter zake eens zei, de autoriteit van Hindenburg zal snel verslijten, wanneer men hem altijd zoo op den voorgrond schuift. In alle gevallen heeft Löbe nu niet beter weten te doen dan in naam van acht millioen socialistische kiezers een open brief direct aan Hindenburg te richten, waarin hij hem om uitsluitsel over zijn grondwetplannen vraagt. Von Papen, zegt hij terecht, kan men niet aan zijn kleed komen. Wil een rijksdag hem in-terpelleeren, dan ontbindt hij hem snel. De allergewichtigste verklaringen zijner re geering geeft hij ten overstaan van een hand vol Beiersche industrieelen, tct wier kringen socialistische arbeiders geen toegang hebben. Tegenover deze industrieelen laat von Papen nu doorschemeren, dat hij millioenen men schen politiek ontrechten gaat. Dat hij den wil daartoe heeft en ook de macht. Hij stelt de zaak verder zoo voor, alsof Hindenburg de bron is, waaruit al deze gevaarlijke avontuur lijkheden voortkomen en daarom richt Löbe zich maar direct met de vraag aan Hinden burg, of dat nu allemaal wel waar is. wat von Papen zoo ln zijn naam zegt. Ten slotte de sinistere bedreiging, dat het volk zich van de gehoorzaamheid aan de regeering ett het bondgenootschappelijk karakter van de republiek, welke met deze aangelegenheid te samen hangen. Een ander gewichtig punt is de uitbreiding van de macht van het staatshoofd. Een tijd lang heeft in Duitschland de leus gegolden: „Meer macht aan den rijkspresident 1" Toen is Brü ning gekomen en heeft aangetoond, hoe uit gebreid die macht bereids al is en daarop is do leus, bovengenoemd, verstomd. En nu is von Papen weer daar en verlangt de bijna grenzelooze bevoegdheden, welke het staats hoofd in zeer moeilijke tijden aan art. 48 van de grondwet ontleent, tot een soort huisrecht te maken, dat ook in vredige tijden van kracht zal wezen. Om dit doel te bereiken hoeven slechts twee artikelen van de grondwet gewijzigd te wor den, van welke beide artikelen één in alle gevallen zeer onduidelijk is en daarom voor een correctie in aanmerking komt. Volgens art. 53 benoemt en ontslaat bet staatshoofd zijn ministers naar welgevallen. Volgens art. 54 moeten rijksministers het ver trouwen van den rijksdag hebben om te kun nen regeeren. Dit laatste art. heeft tot veel moeilijkheden aanleiding gegeven en men is ten sl-otte noodgedrongen maar tot een inter pretatie overgegaan, die waarschijnlijk niet in de bedoeling van de uitvinders lag. In alle gevallen hebben vele regeeringen in de laatste jaren zonder het uitgesproken vertrouwen van den rijksdag geregeerd. De rijksdag heeft zulke regeeringen zwijgend geduld; hoogstens heeft hij door handige foefjes ingebrachte mo ties van wantrouwen getorpedeerd; maar tot een uitgesproken motie van vertrouwen kon hij niet besluiten, zelfs ook niet wanneer een nieuwe regeering zich aan hem voorstelde. Velen achten zulke „dulding" een truc, die niet erg grondwettelijk aandoet en daarom wil men het artikel wijzigen. Goed, zeggen daarop von Papen en zijn geestverwanten, de beste wijziging is de af schaffing en daarom gaan wij maar tot af schaffing over. We krijgen dan den ouden toe stand weer terug van een regeering, die slechts aan het staatshoofd verantwoordelijk is en van een rijksdag, die slechts een fagade is, waar niets achter steekt. Deze radikale oplos sing van het geval is op het oogenblik favor riet. Regelrecht tegen de beginselen van deze school' druischen die in, welke het benoemen naar welgevallen zoodanig willen inperken, dat het ten slotte de rijksdag zelf is, die de rijk sim intsters benoemt. Hiervan hebben we reeds een variante in de praktijk gehad. Vooral onder Marx en Müller wist de rijksdag, of liever wisten do rijksdagfracties, een veel te ver gaanden invloed op de benoeming va" ministers uit te oefenen. Alweer was he echter Brüning, die aan dezen misstand ®€n einde maakte en de rechten van het s'aa f hoofd herstelde. Weer een andere echo°j ^V1 dat een rijksdag, bij het begin van een rege ringsperiode, zegt wat hij van de aanwezige regeering denkt. Spreekt hij ton vertiouwen er eenmaal ln uit, dat moet hij °°'c vler ^ar lang met haar blijven samenwerken. De herinnering aan de machteloosheid van den rijksdag in de wilhelminische periode is hier te lande nog zeer levendig. Millioenen Duitschers komt deze toestand als een aardsch paradijs voor; millioenen anderen als een nachtmerrie. Zoodat deze twee grondwetarti kelen in alle gevallen een kluif zijn, waaroveT het langdurig, vinnig en heerlijk vechten zal wezen. Een andere vraag Is, of het verstandig is van een regeering -deze kluif juist nu in de toch al zoo opgewonden menigte te werpen. Van onzen correspondent). Ber lij n, 11 October 1932. In zijn strijd om het gelijke recht voor allen heeft von Papen het gansclie Duitsche volk ach ter zich. In zijn strijd voor de beperking der legers eveneens. Theoretisch vindt men het ook al mooi, dat de Wilhemstrasse wat zelfbewuster wordt; wat forscher, zoo men wil. Maar de eeuwige aarzelaars beginnen toch tegen te stribbelen, zoodra deze theorie in de praktijk wordt omgezet. Men heeft nu al veertien jaren lang tegenover het buitenland en met name te genover Frankrijk, zoete broodjes gebakken, op gezeten en pootjes gegeven. Deze houding, die haar culminatiepunt in de Erfüllungspolitiek bereikte, is een vaste gewoonte geworden en oude gewoonten worden nimmer gaarne prijs gegeven. Van een ietwat vastere houding in het buitenlandsche beleid vreest men bovendien de productie van allerlei vage gevaren en van eenige soesah en van dat laatste moeten breede bevolkingslagen hier heelemaal niets hebben. Daarom trok men dan ook een bedenkelijk gezicht, toen von Neurath in Genève met de klink van de deur in de hand begon te onder handelen en men werd met lichte sprakeloos heid geslagen, toen hij zoover ging de deur aan den buitenkant dicht te maken, zijn koffers te pakken en kalm naar huis te sporen. Dat zoo iets ook mogelijk kon zijn, daaraan had men in Duitschland het geloof reeds geheel en al prijs gegeven. En nu Is het nog erger geworden. Nu slaat hij deelneming aan de viermogendhedenconferen- tie af, louter en alleen wijl Genève hem als plaats van bijeenkomst niet geschikt lijkt. Aan zoo iets is men hier te lande heelemaal niet ge wend en men begrijpt het zelfs niet goed. Men vindt, dat de regeering zich onhandelbaar toont; dat ze bewust prikkelt, uitdaagt en sabotteert. Toch is die houding wel te verklaren en kan men er kwalijk r-.„e chikaneering in zien. Men staat hier op het standpunt, dat het Frankrijks bedoeling was zijn vazallen, Polen, België Tsechie en de geheele kleine entente aan de viermogendhedenconferentie te doen deelnemen om op die manier een sterk front tegen Duitschland te vormen. Engeland heeft Herriot van dat voornemen afgebracht, maar Herriot eischte als contraprestatie Genève als plaats van bijeenkomst. Zoowel Herriot als Mac Do nald wisten, dat Duitschland ernstige bezwaren tegen Genève koestert, maar desondanks stelden zij deze stad voor. Wanneer Duitschland dezé noodelooze v' '-ging met n weigering kwi teert, welke men in elk ander land logisch en van zelf sprekend gevonden zou hebben, dan is er in alle gevallen geen reden voorhanden om tot verbazing over te slaan. Hier komen nog twee factoren bij, waarvan de eene een gestadig aanwassende beteekemj krijgt en waarmede men wèl zal doen rekentoj te houden. In het onderhavige geval Jer. gesproken werden. Bovendien riep de Brouckè re dadelijk na de zitting zijner commissie, di# niet publiek bijeen was, de internationale pers bij elkaar, waar hij er voor zorgde, dat beschul digingen van Massigli niet onder de koren maat verborgen bleven, maar over de gansche bewoonde aarde uitgebazuind werden. Deze zal zich daardoor wel verontrust voe len en daarom het volgende. Eerstens wordt et momenteel in Pruisen hevig over de politie ge vochten, zonder dat het woord zelf daarbij ge noemd wordt. Maar de strijd van von Papen tegen Pruisen gaat voor een deel toch daar om, wijl men in het rijk oordeelt, dat de Prui sische politie te socialistisch ingesteld is. Maar dat ter zake. Versailles heeft aan Duitschland een politie corps van 150.000 hoofden toegestaan. Het korps telt echter maar 140.000 man. Hierin is het gansche administratieve personeel begrepen, dat ongeveer een derde van het geheel uitmaakt. Inbegrepen zijn hierin ook de civiele ambtena ren, de rechercheurs, de criminalisten, de po litieke politie, de gemeentelijke politie, de veld wachters, de koddebeiers, kortom allés wat maar in de verste verte met de rust en de order in het land te maken heeft. Als vechtwaardij» komen eigenlijk de gezonde, jonge en krach tige dienders in aanmerking, vooral wanneer dezen in kazernes wonen, uniformen dragen en daardoor dus eenigszins als soldaten leven. Nij zijn er ln Duitschland 350 van zulke ka zernes elk met een bemanning van 60 tot 100 man. Wat er van de veiligheid van lijf en be zit over zou blijven, wanneer deze mannen bij een oorlog aan hun dienst onttrokken en naar het front gestuurd zouden worden, is een kwestie, welke de heer Massigli zich onder hef hetzen door vergeten heeft te stellen en die wij dus ook maar zullen laten rusten. Gerecruteerd worden de schupos uitsluitend uit jongelui, die niet gediend en dus geen rnilim taire opleiding genoten hebben. Ze worden i^S hun kazernes wel in een paar geheimen vai| de soldatenschool ingewijd; men leert hen b.v, de pink op den naad van de broek te houden," de hakken tegen 'elkaar te klappen en de hand aan den schaqo te brengen, wanneer zij eei» wachtmeester tegenkomen. Met velddienst, mar- cheeren en zulke dingen worden ze niet gede rangeerd. Wel moeten ze schijfschieten met da karabijn, zoowel als met de revolver, maar al leen op zeer korten afstand. Hun bewapening is gering. Zij hebben alle maal een gummiknuppel, maar ze hebben tel kens slechts met z'n drieën één karabijn. Ver sailles heeft ook een paar machinegeweren toe gestaan. In het geheel bezit de Duitsche politie 150 strijdwagens, waarvan sommige gepantserd' zijn en welke een machinegeweer voeren. Deze auto's zijn echter zoo geconstrueerd, dat ze al leen op asfalt of op goede landwegen te ge bruiken zijn, maar bij een rit door het open veld al zeer spoedig vast zouden zitten. Tanks heeft de politie niet en ook geen eigen vlieg tuigen, geen bagagetrein, geen veldkeukens. Hun uniform is blauw met blinkende knoopen en zij dragen op het hoofd een zeer onhandig uitziende, maar in alle gevallen schitterende verlakte schako. Wanneer men nu nog weet, dat een deel van de geüniformeerde politie tot zestig jaar oud is, dan ziet het er met de ge- vechtswaarde van dit overigens uitstekende corps (of men moet eigenlijk van 17 corpsen spreken, daar elk land politiehoogheid bezit en, er geen centralisatie bestaat) niet erg blijmoe dig uit. Duitschland niet naar Genève, wijl het de ^wa_ mogendhedenconferentie scherp van de [n peningsconferentie gescheiden wil hoUE,0eiiijk de stad van Jan Calvijn was dat zeer vaar(yg_ geweest. Met een beetje diplomatieke t heid waren de tegenstanders er z°£zalien toch in geslaagd, eerstens de Fransche v, in het geval te mengen en ten jn j separaat te houden conferentie nnito-vi3n" dere te laten uitmonden. Dat "^Schland kort en duidelijk niet toelaten andaan 2ijMaIreigerriiTnog een factor die ook een woordje me®®P u'tsch1and heeft het gevoel, dat het lw* aam maar zeker door een nieuwe entente o ,d wordt. Eer stens is daar de machinerl® an den volkenbond, waarmede het niet tev^ürn" en zulks van wege het streven dfJ°n el I p0St!n daar~ in zoodanig te ve( v\oed 2n e doen bezetten, dat de Duitsche jijj vijand ge fnuikt, die van z«n Janden zooveel mogelijk gesterkt wordt- to"1 spreekt men hier vaak over den geni°s l0CI; Men vindt, dat de locale atmosfeer va"fe®entie Welke V°°r eeJl intu nationale c0„nJlopri aangewezen wordt, be duidenden invl ed QP et verloop van de con ferentie ze" Kan Uitoefenen. Frankrijk schijnt op dat punt tve" fijn besnaard te zijn, want het weet de zaaK bij voorkomende gelegenheden altijd z" *e draaien, dat voor een gewichtige bijeenkomst een stad uitgekozen wordt (met een uitgesproken pro-Fransche stemming. In andere steden komt het liever niet. ff vlerhiogendhedenconferentie had zeer goed in Londen plaats kunnen hebben en daar tegen hadde Duitschland in geen geval verzet aangeteekend. Waarschijnlijk ook niet tegen een bijeenkomst in Parijs zelf. Maar waar het een steeds groeienden tegenzin tegen koestert, zijn steden, die als neutraal uitgegeven worden, Waar het heelemaal niet zijn. Dat geldt in het bijzonder van Genève en van Lausanne, maar niet van de rest van Zwitserland. Dat geldt ook van Brussel en dat zou ook van Praag of van Warschau gelden, wanneer deze steden als plaatsen van intèrnationale politieke congres sen voorgesteld werden. En ten slotte is er nog een derde punt, dat men niet langer geneigd is zonder tegenstribbelen te slikken. Het geschiedt wel eens, dat kleinere bijeenkomsten in handen van een. leider gelegd worden, die de strikte neutraliteit niet weet te handhaven. Momenteel beklaagt men zich b.v. bitter over de houding van de Brouckère. De Brouckère heeft in de luchtvaartcommissie de leiding al gevoerd op een wijze, welke, volgens de ziens wijze hier, pro-Fransch en niet neutraal was. Hij heeft nu Massigli in staat gesteld zijn ont hullingen over de Duitsche politie in de wereia te slingeren, en dadelijk daarop snel de com missie, waarvan hij de voorzitter is, twees ken verdaagd, zoodat het uitgeworpen zaaa in vollen bloei zal staan, vóór het mogelijK wordt de beschuldigingen van Massigli m zelfde commissie te weerleggen, waarin zy „lVij richten tot alle organen der Kerk de bede, de kunstenaars in hun huidigefi vertivijfeldcn strijd om het bestaan door loo- nende opdrachten te helpen Te Essen bestond onlangs voor het eerst ge- legenlieid om in het leader van den DuitBchon Katholiekendag, en wel in een afzonderlijke sectie, over de groote problemen van de reli-e gieuse kunst in dezen tijd van gedachten te wisselen. De beraadslagingen hebben geleid tot de aanvaarding van een reeks resoluties, die de „Köln. Volksztg." publiceert en die, ontdaan van' bijkomstigheden, op het volgende neer komen: Het is de taak van de #,s'el]JSe kunst om een voor de zinnen waarneembare voorstelling te geven van de Goddelijke Openbaring, tot verheerlijking van God en lot stichting der ge- loovigen. Zooals dc ifheele christelijke over levering aantoont, arbeid steeds in de vormenspraak van den tijd verricht. Nog nimmer £'de toestand in geestelijk op zicht van den eW'stebjken kunstenaar zoo ver lammend en drukkend, van den anderen kant zoo vol verantwoordelijkheid geweest als thans. De breuk een eeuwenlange levende kunst traditie ln ernatiek en vormenspraak, de be lasting e" lnP®rking van den kunstenaar door het l°uter C0Pieerend historicisme en forma lism® Y?n de 19de eeuw, de nivelleerende heer- sCbappU van de materialistische en naturalisti- gCne artistieke vorming en opvatting, het veld- winnen van de versiering onzer kerken met enkel voortbrengselen van fabrieken en „za ken" en voor alles het leven in de wereld van thans welke God heeft losgelaten, hebben den kunstenaar beginselen en doel van den echten godsdienstigen kunstarbeid ontnomen en het °nge verband tusschen Kerk en kunstenaars aanmerkelijk losser gemaakt. Des te meer is daarom op prijs te stellen het Vurige en eerlijke worstelen van breede kringen onder de huidige kunstenaars, zich van deze knellende banden te bevrijden en den gang naar den nieuwen artistieken vorm te wagen. Evenzeer hebben de priesters en leeken recht op den grootsten dank, die in geloof aan de roeping der scheppende krachten hun persoon lijkheid inzetten om weder den weg te b«*e">en voor een organisch verband tusschen e kunst en de Kerk:. Wij zijn ons er van bewust, dat wij nog slechts apn het begin staan van een nieuwen weg en dat er naast waardevolle prestatie; ook nog problematische pogingen aan te wijzen zijn. Wij maken zeer wel onderscheid tusschen religieuse en kerkelijke kunst, tusschen reh- gieuse privaat- en atelier-kunst en tusschen kerkelijke gemeenschapskunst. Wij wijzen even zeer als het copieerend historicisme ook "da modleuse naaperij van moderne stijl-voort brengselen af. - Het lot en de toekomst van onze huidige religieuse kunst hangen ten slotte af van de verdieping der kunstenaars in het mysterie der Kerk en hare heilbrengende taak. Dc weg daartoe moet den kunstenaar ihet priesterlijke liefde en geduld ontsloten worden. Hierin ligt de voornaamste taak der Kerk en harer organen tegenover de kunstenaars. Hand in hand met het naderbrengen kunstenaar tot de Kerk moet ^*^3 toewijzing van opdrachten gaarn d strijd om het bestaan met k>°Notgem^ntoteft te helpen. Het werk van de gememseha.t delefzin^anbevoïèm Set alle nadruk toepen dezen zm^aanbevo katholieke volk, in het hiHnndtrgedem eerwaarde geestelijkheid op in SiH te^ de reliSieuse en artistieke nrullenboel op het gebied van de kunst-in-buis.' Het verloop va" de beraadslagingen heeft a.iirteiiik de noodzakelijkheid van behandeling van het thema „Kerk en Kunst" bewezen en het verzoek wordt dan ook gedaan in de tóe- ïfnmst aan de katholiekendagen steeds een sectie voor Kunst te verbinden. LONDEN, 20 October. (H.N.) De onderhan delingen over het conflict in de Engelsche katoenspinnerij hebben tot nu toe geen resul taat opgeleverd, zoodat men met de mogelijk heid van een uitsluiting rekent. Daarbij zullea ongeveer 200.000 man betrokken zijn.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 2