i
E
CONSTITUTIONEELE PLANNEN.
VON PAPEN EN DE GRONDWET.
DE ZELFBEWUSTE
WILHELMSTRASSE
TE MUNCHEN EN TE
LEIPZIG.
VRIJDAG 21 OCTOBER 1932
RIJKSKOOL EN PRUISISCHE GEIT.
DE NIEUWE VATICAANSCHE
PINACOTHEEK.
DUISTERE PLANNEN VAN DEN ontslagen zal achten, wanneer de regeering
KANSELIER.
DE MONARCHIE-KWESTIE GESTELD.
DE OPENINGSDAG IN 'T ZICHT.
POLITIEKE GEVOELIGHEDEN.
DUITSCHLANDS GEVAARLIJKE
POLITIECORPS.
RESOLUTIES VAN DEN DUITSCHEN
KATHOLIEKENDAG.
HET BRITSCHE KATOEN-CONELICT.
(Van onzen correspondent J
B e r 1 ij n, 14 October 1932.
Met een aplomb, dat men hem bijna begint
te gelooven, verkondigt de heer von Papen te
München de beginselen van het uiterste federa
lisme. Tegelijkertijd echter verdedigt zijn
advocaat voor het Hooge Hof In Leipzig de
meest krasse uitingen van centralisme, die de
Duitsche geschiedenis kent. Maar hij wordt met
gelijke munt betaald. Want wanneer de mannen
ia. München zeer vriendelijke woorden betref
fende de samenwerking tusschen Beieren en
Ihet Rijk weten te plengen, verzoekt hun advo
caat In Leipzig aan het Rijk, dat het Beieren
toch als het u belieft niet ais lucht behandele.
Op die manier, zou men denken, moet ieder
een tenslotte wel tevreden zijn, maar dat is
toch slechts zeer gedeeltelijk het geval. Want
om maar bij de in de lucht zwevende grondwets
wijziging te blijven, een groote massa menschen
is het met malkanderen eens, zoolang men maar
niet verder gaat dan de' vaststelling, dat de
inhoud van dit document veranderd behoort
te worden. Maar niet zoodra wordt er in posi
tieven zin een wijziging voorgesteld, of van alle
zijden stormt het verzet aan.
De heer von Papen heeft daaraan wel gedacht,
toen hij zijn lang aangekondigde rede over zijn
const'itutioneele plannen te München van stapel
diet. Hij heeft daar weliswaar veel gezegd, maar
hij heeft toch tegelijkertijd gemeend, dat de
voorzichtigheid het loslaten van dikke, bescher
mende rookwolken over zijn gezegden gebood
en aan dat gebod heeft hij willig gehoorzaamd.
Elk van zijn uitlatingen was voor twee of meer
Interpretaties vatbaar en dank daaraan tast
de gemeenschap over hetgeen haar onmiddellijk
•boven het hoofd hangt, nog in een even ondoor
dringbare duisternis als voorheen.
In één gewichtige richting heeft de kanselier
Zich echter vastgelegd en wel in dien zin, dat
bij eiken vrijstaat het recht verleenen wil zich
een constitutie naar eigen goeddunken te geven.
Tot nu toe was dat recht begrensd, maar deze
grenzen wil von Papen uitwisschen. Dit betee-
Ikent een sprong, die zeer ver reikt. Momenteel
zijn de geleerden niet heel zeker, of Duitschland
eigenlijk nog een bondstaat is of niet. Wordt
ihet autonome constitutierecht aan de vrijstaten
verleend, dan is Duitschland zelfs geen bond
staat meer, maar wordt het met één slag een
statenbond. We gaan dan naar de dagen van
voor '70 terug en men heeft maar een beetje
fantaisie op het geval los te laten om verras
sende perspectieven tot vlak voor de deur te
lokken. Beieren zou b.v. weer een koninkrijk
kunnen worden en dat zou noch aan de inwen
dige aangelegenheden, noch aan de wezenlijke
structuur van het nieuwe Duitschland ook maar
Iets veranderen.
De hoeksteen van het tegenwoordige Duitsch
land bevat een paragraaf 78 en deze paragraaf
wil, dat de grondwet niet gewijzigd worde tenzij
itwee derden van de rijksdagleden zich daarvoor
■uitspreken. Hetzij dan, dat de regeering hpar
■tdOViucht tot een referendum neemt. Nu hééft
ven Papen in den ouden rijksdag 542 leden
itêgen en 30 voor zich gehad, hetgeen er niet
iprédies als een twee 'derden meerderheid uitziet.
6 November wordt een nieuw parlement gekozen
en dit zal, zooals de kanselier beloofd heeft,
bij zijn eerste bijeenkomst reeds de voorstellen
tot grondwetswijziging ter tafel vinden liggen.
Zal het in die voorstellen 'bijten, ja of neen
Iedereen zegt neen en niemand durft zich af
te vragen, wat 'dan geschieden zal.
Maar in zijn Münchensche rede heeft de kan
selier een paar zinswendingen gebruikt, welke
den overpeinzingen 'daarover voedsel geven. Bv.:
„De regeering zal den komenden rijksdag dade
lijk van haar wijzigingsplannen in kennis
stellen. Moge de rijksdag bewijzen, dat hij tegen
de zware taak opgewassen is, voor welker uit
voering hij geroepen wordt. Want tot leven
bestemd zijn slechts zulke inrichtingen, die
opbouwenden arbeid verrichten".
De rijksdag is er nog niet en daarom kan
men hem ook niet zeggen steek dat maar
in uw zak.
Elders luidt het in «e Münchensche rede
„De regeering is vast besloten de haar door
den rijkspresident verstrekte opdracht betref
fende de reorganisatie van ons staatsleven, tot
een goed einde te voeren. Zij heeft daartoe den
wil en zij heeft daartoe de macht".
Daar is ook geen woord Fransch bij, zou men
geneigd zijn te zeggen, maar tusschen dit en
de proclamatie van de dictatuur of een anderen
maatregel van gewel'd liggen nog veel weken,
die altijd bereid zijn vergetelheid te brengen.
Maar desniettemin, de nog niet gekozen rijks
dagleden weten bij voorbaat toch een beetje,
iwaar ze aan toe zijn.
Dat dacht de gemeenschap ook van zichzelf,
toen de heeren Burake, de voorzitter van het
Hof In Leipzig, eenige bemerkingen van zijn
lippen liet vloeien, welke er op berekend sche
nen, gezegde gemeenschap op een vonnis voor
te bereiden, dat zoowel de rijkskool als de
Pruisische geit zou sparen. Op een compromis,
dat een prettige samenwerking tusschen den
rijksgeweldenaar en een Pruisisch kabinet
mogelijk zal maken.
Zulk een oplossing ligt eenigszins voor de
band, want het staat er met het rijk in Leipzig
niet bijster goed voor. Het ziet de eene ver
schansing na 'de andere afbrokkelen en het is
nu al zoo ver gekomen, dat een der staats
rechtsgeleerden de zinsnede als het ware uit
den mond geperst werd de heele executie van
Pruisen heeft dus eigenlijk alleen maar plaats
gehad om de socialisten uit 'de regeering te
werpen. Maar anderzijds, welk een moed be
hoort er toe het rijk in het ongelijk te stellen
en daardoor gansch Duitschland op losse schroe
ven te zetten.
Het kernstuk van de bedrijvigheid der tegen
woordige regeer'ing als een wetteloosheid af te
stempelen en openlijk te verkondigen, dat de
rijkspresident zich aan de grondwet vergrepen
heeft. Dan maar ljever een compromis, denkt
misschien de heer Bumke in de binnenste
schuilhoeken zijns harten en velen denken met
hem mee, ook wanneer ze geluiden van zich
afgeven, die geheel iets an'ders doen vermoeden.
Inderdaad, de heer Bumke en zijn mederech-
ters verkeeren in een allesbehalve begeerens-
waardige positie. Men behoort meelij met hen
te hebben en dat niet alleen vanwege het
besluit, waartoe zij eerlang moeten komen. Men
moet ook meelij met hen hebben wegens de
dingen van den dag. Dagelijks zijn zij veroor
deeld van 10 tot zevenen, met een kwartiertje
tusschenpauze voor een broodje met kaas, de
soms wel wat erg zware bstoogen aan te hooren
van vier referendarissen, die als advocaten en
van acht professoren in het staatsrecht, die
ris deskundigen optreden. Al deze heeren zijn
bovendien aan groote innerlijke spanningen ten
prooi en met argusoogen moet de voorzitter
toezien, dat er geen ontsporingen plaats hebben,
die tot pijnlijke incidenten konden leiden. Hij
zelf moet daarbij ook de uiterste voorzichtigheid
ln acht nemen en elk woord, dat hij uitspreekt,
zorgvuldig afwegen. Als een bewijs hoe geladen
de atmosfeer Is, b.v.
De voorzitter (brengt op een gegeven oogen-
blik in het midden) „Ik meen vast te mogen
stellen, dat men evenmin als aan het woord
van een keizer aan het woord van een kanselier
mag twijfelen".
De verdediger van Pruisen (met beheerschte
vinnigheid) „Ik meen vast te mogen stellen,
dat men evenmin als aan het woord van een
kanselier aan dat van een Pruisisch minister
president mag twijfelen".
Zoo gaat het schieten met kleine valsch'ig-
heidjes onophoudelijk door. De Zuid-Duitschers
mengen wat humor door het geval heen, maar
de menschen uit het Noorden kennen deze
zwakte niet. Een man als Dr. Gottheiner is
zoo koud, dat de lui, naar verluidt, allemaal
hun kraag opzetten, wanneer hij begint te
spreken. Maar hij blijft desondanks het aanhoo-
ren woord. Von Jan is een boeiend spreker, die
de droogste, staatsrechtelijke dingen er bij zijn
toehoorders alS een spoorcompartimentnovelle
in laat glijden. Badt is ook een en al frischheid.
Men zegt, dat van Oldenbarnevelt, zoowel zijn
gedachten als de Nederlan'dsche taal zoo perfect
beheerschte, dat hij in den nacht voor zijn
onthoofding een lange defensie kon neerschrij
ven, waarin hij niet één woord door hoefde
te halen. Badt is tot nu nog niet ter dood
veroordeeld, maar toen het ongeval met Pruisen
plaats had, stelde hij in enkele uren tijds de
aanklacht tegen het rijk op, waaraan de geleerd
ste tegenstanders nog altijd vergeefs zitten
te tornen.
Het kenschetst den man ook, dat hij dit
document per vliegtuig naar Leipzig wilde
brengen en het kenmerkt 'de rijksregeering, dat
zij het vliegveld liet afzetten om dat te beletten.
Maar het kenschetst Badt alweer, dat hij fluks
in zijn auo sprong door het holle van den
nacht naar de jaarbeursstad jakkerde en daar
om twaalf uur den rijkshofpresident uit zijn
bed haal'de om hem de aanklacht veilig ter
•hand te stellen.
Als zulke mannen het woord nemen zijn ze
meestal ook niet vervelend en dat kan vrijwel
van alle sprekers voor het Hof in Leipzig
gezegd worden. Maar het meest geldt dat mis
schien nog van professor Schmitt, den van ver
nuft-sprankelenden jongen geleerde, die altijd
iets nieuws weet te verzinnen en de ongehogrd-
ste dingen op een wijze voordraagt, dat zijn
tegenstanders soms zeer lang moeten zoeken
voor zij een punt in het betoog gevonden hebben
dat zwak genoeg voor het wagen van een aanval
lijkt.
Eenige nadere bijzonderheden over
de daar verzamelde kunst
schatten.
„DE IJZEREN VROUW" WORDT ZWEMBAD. De eerste werkzaamheden aan „De IJzeren
Vrouw" te 's-Hertogenbosch, waar een bad- en zweminrichting in aanleg is.
haar pact met het volk breekt
Van onzen correspondent.)
Men meldt ons uit Rome:
Van betrouwbare zijde wordt medegedeeld, dat
de nieuwe Vaticaansche Pinacotheek, die 27 de
zer zal worden ingewijd, op 6 November daar
aanvolgende voor het publiek zal worden open
gesteld.
De schilderijen uit het bezit van het Vaticaan
zijn over vijftien groote zalen verdeeld, waarbij
zoowel artistiek als technisch alles gedaan werd
wat mogelijk is om een goed geheel te verkrij
gen. Alle zalen ontvangen hun licht van boven.
Meermalen werden schilderijen gewisseld om tot
het beste effect te geraken. Z. H. de Paus heeft
telkens weer het gebouw bezocht en de werk
zaamheden persoonlijk gevolgd, waarbij de H.
Vader waardevolle adviezen gaf.
In de nieuwe Pinacotheek zullen een 400 schil
derijen te zien zijn, daar de voormalige collectie
nog met een honderdtal stukken werd uitge
breid, die vroeger in alle mogelijke zalen van
het Vaticaan hingen. Ook uit de onmetelijke
bergplaatsen van het Vaticaan zijn vele schilde
rijen weer voor den dag gebracht, nadat zij jaren
lang daar opgeborgen waren, wijl er in de oude
Pinacotheek geen plaats voor was. Maar ook
uit verschillende paleizen, die eigendom zijn van
den H. Stoel, zijn schilderijen Van bijzondere
waarde naar de nieuwe Pinacotheek overge
bracht. Zoo komen uit het Pauselijk paleis te
Castelgandolfo acht kleine schilderijen, die aan
Paolo Veronese toegeschreven worden en van
groote schoonheid zijn. Onder de overige schil
derijen, waarmee de oorspronkelijke verzameling
werd uitgebreid, zijn vooral van belang werken
van Mantegna, van Marco Basaiti, van dello
Spagno, en een opmerkelijk portret van paus
Alexander VI uit de Spaansche school. Dan werd
ook opgenomen het beroemde portret van paus
Clemens IX Rospigliosi, een prachtig werk van
Carlo Maratta, dat tot voor kort eigendom was
van de vorstelijke familie Rospigliosi, maar
thans in het bezit van het Vaticaan is overge
gaan.
Van buitengewone beteekenis is een veelluik
van Giotto, dat eenmaal in opdracht van kardi
naal Stefaneschi voor de vaticaansche basiliek
geschilderd werd en daar op het hoogaltaar stond
zoo lang de oude kerk heeft bestaan. De polyp
tiek werd sedert lang in de kapittelzaal bij de
sacristie van de St. Pieter bewaard. Zij hing
daör echter zeer ongunstig en was bij het publiek
nauwelijks bekend. Buitendien was het werk
uitelkaar genomen, terwijl de verschillende dee-
len afzonderlijk ingelijst en opgehangen waren.
Op speciaal verlangen van den H. Vader is
het thans echter door deskundigen weer in den
oorspronkelijken toestand teruggebracht, waar
bij de bijzondere schoonheid van het geheel veel
duidelijker is gaan spreken. De samenstelling en
gedeeltelijke restauratie heeft plaats gehad onder
leiding van prof. De Prai, die ook een der voor
naamste medewerkers is bij de restauratie-werk
zaamheden in het Palazzo Venezia.
Zeer schoon is de zaal geworden, welke aan
Raffaël is gewijd. Hier zijn niet alleen de werken
bijeengebracht die reeds in de oude Pinacotheek
te bewonderen waren, maar ook de beroemde
gobelin's, de z.g. „Arazzi", die vroeger in de
„zaal der kandelabers" hingen.
Een opschrift aan den gevel van de nieuwe
Pinacotheek wijst dan ook speciaal op het werk
van Raffaël.
Het zal menigeen in bovenstaand bericht uit
Rome eenigszins zonderling voorkomen, dat een
groot en waardevol werk van een meester als
Giotto langen tijd veronachtzaamd werd en in
de sacristie van de St. Pieter op onbevredigende
manier opgeborgen is geweest. We hebben er
daarom dr. Raimond van Marle eens op nage
slagen, die in het derde deel van zijn „Develop
ment of the ItaUan Schools of Painting" uitvoerig
over het werk schrijft. Hij zegt dat men in later
tijd is teruggekomen van de meening, als zou
deze polyptiek een authentiek werk van Giotto
zijn. Van Marle houdt het ervoor, dat dit veel
luik door Giotto als een werk van hemzelf ge
leverd is, hoewel het werd gemaakt door een
van zijn leerlingen. Hij schrijft het toe aan een
volgeling van Giotto, dien hij „the master of
the vele d'Assisi" noemt. Het is van dezen schil
der dan een jeugdwerk.
Berlijn, 16 October 1932
Rekapitaleerend, hetgeen in de laatste dagen
gezegd en geschied is, komt men tot deze slot
som. Alle menSchen waren het er over eens,
dat de Vrijbrief van "Weimar 'n paar correcties
kon verdragen. De duidelijkheid van het docu
ment vooral liet een beetje erg veel te wen-
schen over, zooals dat juist dezer dagen in
Leipzig zoo klaar aan den dag treedt. Maar
van een nijpende behoefte aan wijzigingen kon
niet gesproken worden en over een algeheelen
ombouw hadden tot nu toe nog slechts een
paar geëxalteerden een woord gerept. In
sprookjestaai uitgedrukt kan men zeggen, dat
het Duitsche volk op zijn grondwet sliep en
snurkte gelijk de Schoone Slaapster in het
bosch zulks op haar bedje deed.
Maar toen is de edele ridder von Papen ge
komen en heeft niet alleen de prinses gewekt,
maar het heele bosch in rep en roer gebracht.
Het gisteren nog zoo rustige woud is nu aan
een mierenhoop gelijk geworden, waar alles
zenuwachtig door elkaar heenwriemelt en
waar bovendien groot geruisch opstijgt alsook over de positie van den rijksraad
Zoo ver zijn we due in Duitschland al ge
komen. De voormalige rijksdagpresident, een
der hoogste exponenten van den staat, vraagt
den rijkspresident vlak in zijn gezicht of .het
zijn bedoeling is zijn eed te breken en met ge
weld een grondwetsherziening door te zetten.
Heeft Hindenburg dat plan niet, dan moge hij
toch zoo gauw mogelijk zijn rijkskanselier des-
avoueeren, die n.l. met dergelijke plannen
loopt te venten en ze als een soort Hindenburg-
plannen aan den mair brengt.
Heeft Löbe van zijn standpunt gelijk, dan
hebben de weer- en vuurvaste elementen op
den anderen vleugel der gemeenschap eveneens
gelijk, wanneer zij nu met hun dierbaarste
wenschen naar voren komen.
Von Papens rede laat vermoeden, dat hij
weliswaar de monarchie in Duitschland niet
wil herstellen, maar wel, dat hij de poorten
naar zulk een herstel wagewijd open denkt te
werpen. Daarom is de bond van vaderlandsche
vereenigingen vierkant met den wensch naar
voren gekomen, dat de voorgenomen grondwet
wijziging het herstel van de Hohenzollern-
monarchie moet brengen. Dit herstel is daar
door voor het eerst in een ernstig debat ge
worpen en waarschijnlijk zal het daaruit voor-
loopig niet ineer verdwijnen. De hoofdzakelijk-
ste beteekenis van dezen wensch bestaat na
tuurlijk niet in de verwarring, welke hij even
tueel in Duitschland zelf veroorzaken zal, maar
veeleer in het conflict met het buitenland, dat
er uit voort kan komen.
Hoe duister de grondwetsplannen van von
Papen ook zijn, we weten er in alle gevallen
toch wel wat van. Over een. instelling van een
eerste kamer hebben wij eerder reeds geschre-
LUDWIG TEN HOMPEL t.
De Düsseldorfsche schilder Ludwig ten Hom
pel is aldaar overleden. Hij was een leerling
van Ehmcke, later van Corinth en hij genoot
de belangstelling van Peter Behrens.
stemmen, die zich allemaal tegelijkertijd zoo
intensief met de grondwet bezig houden, dat
men er geen enkele meer verstaat.
De groote industrieel von Siemen3 heeft
eenige dagen geleden met zeer veel klem ver
klaard: Duitschland heeft vóór alles rust
noodig. En millioenen menschen waren dade
lijk present om dit nuchtere woord te beamen.
Maar von Papen denkt anders over den tegen-
woordigen nood zijns vaderlans en dies nam
hij den grootsten knuppel, welken hij vinden
kon op, en wierp dezen in Michels kippenhok.
Want von Papen heeft het nu duidelijk la
ten merken, dat de reis niet naar een paar
noodige correcties in de grondwet gaat, waar
voor het al zeer moeilijk geweest zou zijn, voor
hem althans, een meerderheid te vinden. Neen,
hij wil veel verder gaap; hij wil veel verder
gaan dan de radicaalste ombouwers van den
staat tot nu hebben durven droomen. Hij wil
een totaal nieuwe grondwet uitvaardigen.
Het is beslist een fout, zulke plannen na
te streven in den woeligen tijd, welken wij
beleven en deze fout wordt nog gedoubleerd
door de omstandigheid, dat de promotor dier
plannen van elke 600 Duitschers er ongeveer
560 tegen zich heeft. Von Papen heeft echter
kans gezien nog een andere font te maken. Hij
heeft lang van tevoren een speech aangekon
digd, waarin hij geloofde de bevolking te zul
len vertellen, wat haar boven t hoofd hangt.
Maar in deze speech heeft hij niets concreets
verteld. Hij heeft slechts dubbelzinnigheden
met achterdeurtjes los gelaten en allerlei duis
tere zinspelingen gemaakt, welke er uitste
kend op berekend zijn den meest fantastischen
verhalen voedsel te geven. In het kort gezegd:
acht dagen geleden sprak nog schier niemand
over de grondwet, maar nu scheelt het maat
weinig of de menschen vermoorden elkaar
erom. Dat is in alle gevallen een heele presta
tie, maar het is twijfelachtig, of deze in de
berekeningen van de regeering past. Hier
komt nog de gevaarlijke bijzonderheid bij, die
wij bereids signaleerden. Von Papen zei n.l.
in München: ,,Wij hebben van den rijkspre-
sident de opdracht gekregen ons staatsleven
te Teorganiseeren. Wij hebben niet alleen den
wil die opdracht uit te voeren, maar ook de
macht". In deze zinsnede vervalt de kanse
lier in zijn oude fout, achter den rijkspresi
dent weg te kruipen. Deze laatste wordt op
den voorgrond geschoven om de slagen op te
vangen en op die manier kan de regeering vrij
uit gaan. Heldhaftig is dat niet, maar wel
noodlottig, want, zooals Brüning het zeer ter
zake eens zei, de autoriteit van Hindenburg
zal snel verslijten, wanneer men hem altijd
zoo op den voorgrond schuift.
In alle gevallen heeft Löbe nu niet beter
weten te doen dan in naam van acht millioen
socialistische kiezers een open brief direct
aan Hindenburg te richten, waarin hij hem
om uitsluitsel over zijn grondwetplannen
vraagt. Von Papen, zegt hij terecht, kan men
niet aan zijn kleed komen. Wil een rijksdag
hem in-terpelleeren, dan ontbindt hij hem snel.
De allergewichtigste verklaringen zijner re
geering geeft hij ten overstaan van een hand
vol Beiersche industrieelen, tct wier kringen
socialistische arbeiders geen toegang hebben.
Tegenover deze industrieelen laat von Papen
nu doorschemeren, dat hij millioenen men
schen politiek ontrechten gaat. Dat hij den wil
daartoe heeft en ook de macht. Hij stelt de
zaak verder zoo voor, alsof Hindenburg de
bron is, waaruit al deze gevaarlijke avontuur
lijkheden voortkomen en daarom richt Löbe
zich maar direct met de vraag aan Hinden
burg, of dat nu allemaal wel waar is.
wat von Papen zoo ln zijn naam zegt. Ten
slotte de sinistere bedreiging, dat het volk
zich van de gehoorzaamheid aan de regeering
ett het bondgenootschappelijk karakter van de
republiek, welke met deze aangelegenheid te
samen hangen.
Een ander gewichtig punt is de uitbreiding
van de macht van het staatshoofd. Een tijd lang
heeft in Duitschland de leus gegolden: „Meer
macht aan den rijkspresident 1" Toen is Brü
ning gekomen en heeft aangetoond, hoe uit
gebreid die macht bereids al is en daarop is
do leus, bovengenoemd, verstomd. En nu is
von Papen weer daar en verlangt de bijna
grenzelooze bevoegdheden, welke het staats
hoofd in zeer moeilijke tijden aan art. 48 van
de grondwet ontleent, tot een soort huisrecht
te maken, dat ook in vredige tijden van kracht
zal wezen.
Om dit doel te bereiken hoeven slechts twee
artikelen van de grondwet gewijzigd te wor
den, van welke beide artikelen één in alle
gevallen zeer onduidelijk is en daarom voor
een correctie in aanmerking komt.
Volgens art. 53 benoemt en ontslaat bet
staatshoofd zijn ministers naar welgevallen.
Volgens art. 54 moeten rijksministers het ver
trouwen van den rijksdag hebben om te kun
nen regeeren. Dit laatste art. heeft tot veel
moeilijkheden aanleiding gegeven en men is
ten sl-otte noodgedrongen maar tot een inter
pretatie overgegaan, die waarschijnlijk niet in
de bedoeling van de uitvinders lag. In alle
gevallen hebben vele regeeringen in de laatste
jaren zonder het uitgesproken vertrouwen
van den rijksdag geregeerd. De rijksdag heeft
zulke regeeringen zwijgend geduld; hoogstens
heeft hij door handige foefjes ingebrachte mo
ties van wantrouwen getorpedeerd; maar tot
een uitgesproken motie van vertrouwen kon
hij niet besluiten, zelfs ook niet wanneer een
nieuwe regeering zich aan hem voorstelde.
Velen achten zulke „dulding" een truc, die
niet erg grondwettelijk aandoet en daarom wil
men het artikel wijzigen.
Goed, zeggen daarop von Papen en zijn
geestverwanten, de beste wijziging is de af
schaffing en daarom gaan wij maar tot af
schaffing over. We krijgen dan den ouden toe
stand weer terug van een regeering, die slechts
aan het staatshoofd verantwoordelijk is en
van een rijksdag, die slechts een fagade is,
waar niets achter steekt. Deze radikale oplos
sing van het geval is op het oogenblik favor
riet. Regelrecht tegen de beginselen van deze
school' druischen die in, welke het benoemen
naar welgevallen zoodanig willen inperken,
dat het ten slotte de rijksdag zelf is, die de
rijk sim intsters benoemt. Hiervan hebben we
reeds een variante in de praktijk gehad. Vooral
onder Marx en Müller wist de rijksdag, of
liever wisten do rijksdagfracties, een veel te
ver gaanden invloed op de benoeming va"
ministers uit te oefenen. Alweer was he
echter Brüning, die aan dezen misstand ®€n
einde maakte en de rechten van het s'aa f
hoofd herstelde. Weer een andere echo°j ^V1
dat een rijksdag, bij het begin van een rege
ringsperiode, zegt wat hij van de aanwezige
regeering denkt. Spreekt hij ton vertiouwen
er eenmaal ln uit, dat moet hij °°'c vler ^ar
lang met haar blijven samenwerken.
De herinnering aan de machteloosheid van
den rijksdag in de wilhelminische periode is
hier te lande nog zeer levendig. Millioenen
Duitschers komt deze toestand als een aardsch
paradijs voor; millioenen anderen als een
nachtmerrie. Zoodat deze twee grondwetarti
kelen in alle gevallen een kluif zijn, waaroveT
het langdurig, vinnig en heerlijk vechten zal
wezen. Een andere vraag Is, of het verstandig
is van een regeering -deze kluif juist nu in
de toch al zoo opgewonden menigte te werpen.
Van onzen correspondent).
Ber lij n, 11 October 1932.
In zijn strijd om het gelijke recht voor allen
heeft von Papen het gansclie Duitsche volk ach
ter zich. In zijn strijd voor de beperking der
legers eveneens. Theoretisch vindt men het ook
al mooi, dat de Wilhemstrasse wat zelfbewuster
wordt; wat forscher, zoo men wil. Maar de
eeuwige aarzelaars beginnen toch tegen te
stribbelen, zoodra deze theorie in de praktijk
wordt omgezet. Men heeft nu al veertien jaren
lang tegenover het buitenland en met name te
genover Frankrijk, zoete broodjes gebakken, op
gezeten en pootjes gegeven. Deze houding, die
haar culminatiepunt in de Erfüllungspolitiek
bereikte, is een vaste gewoonte geworden en
oude gewoonten worden nimmer gaarne prijs
gegeven. Van een ietwat vastere houding in het
buitenlandsche beleid vreest men bovendien de
productie van allerlei vage gevaren en van
eenige soesah en van dat laatste moeten breede
bevolkingslagen hier heelemaal niets hebben.
Daarom trok men dan ook een bedenkelijk
gezicht, toen von Neurath in Genève met de
klink van de deur in de hand begon te onder
handelen en men werd met lichte sprakeloos
heid geslagen, toen hij zoover ging de deur aan
den buitenkant dicht te maken, zijn koffers te
pakken en kalm naar huis te sporen. Dat zoo
iets ook mogelijk kon zijn, daaraan had men in
Duitschland het geloof reeds geheel en al prijs
gegeven.
En nu Is het nog erger geworden. Nu slaat hij
deelneming aan de viermogendhedenconferen-
tie af, louter en alleen wijl Genève hem als
plaats van bijeenkomst niet geschikt lijkt. Aan
zoo iets is men hier te lande heelemaal niet ge
wend en men begrijpt het zelfs niet goed. Men
vindt, dat de regeering zich onhandelbaar toont;
dat ze bewust prikkelt, uitdaagt en sabotteert.
Toch is die houding wel te verklaren en kan
men er kwalijk r-.„e chikaneering in zien. Men
staat hier op het standpunt, dat het Frankrijks
bedoeling was zijn vazallen, Polen, België
Tsechie en de geheele kleine entente aan de
viermogendhedenconferentie te doen deelnemen
om op die manier een sterk front tegen
Duitschland te vormen. Engeland heeft Herriot
van dat voornemen afgebracht, maar Herriot
eischte als contraprestatie Genève als plaats
van bijeenkomst. Zoowel Herriot als Mac Do
nald wisten, dat Duitschland ernstige bezwaren
tegen Genève koestert, maar desondanks stelden
zij deze stad voor. Wanneer Duitschland dezé
noodelooze v' '-ging met n weigering kwi
teert, welke men in elk ander land logisch en
van zelf sprekend gevonden zou hebben, dan
is er in alle gevallen geen reden voorhanden
om tot verbazing over te slaan.
Hier komen nog twee factoren bij, waarvan
de eene een gestadig aanwassende beteekemj
krijgt en waarmede men wèl zal doen rekentoj
te houden. In het onderhavige geval Jer.
gesproken werden. Bovendien riep de Brouckè
re dadelijk na de zitting zijner commissie, di#
niet publiek bijeen was, de internationale pers
bij elkaar, waar hij er voor zorgde, dat beschul
digingen van Massigli niet onder de koren
maat verborgen bleven, maar over de gansche
bewoonde aarde uitgebazuind werden.
Deze zal zich daardoor wel verontrust voe
len en daarom het volgende. Eerstens wordt et
momenteel in Pruisen hevig over de politie ge
vochten, zonder dat het woord zelf daarbij ge
noemd wordt. Maar de strijd van von Papen
tegen Pruisen gaat voor een deel toch daar
om, wijl men in het rijk oordeelt, dat de Prui
sische politie te socialistisch ingesteld is. Maar
dat ter zake.
Versailles heeft aan Duitschland een politie
corps van 150.000 hoofden toegestaan. Het korps
telt echter maar 140.000 man. Hierin is het
gansche administratieve personeel begrepen,
dat ongeveer een derde van het geheel uitmaakt.
Inbegrepen zijn hierin ook de civiele ambtena
ren, de rechercheurs, de criminalisten, de po
litieke politie, de gemeentelijke politie, de veld
wachters, de koddebeiers, kortom allés wat
maar in de verste verte met de rust en de order
in het land te maken heeft. Als vechtwaardij»
komen eigenlijk de gezonde, jonge en krach
tige dienders in aanmerking, vooral wanneer
dezen in kazernes wonen, uniformen dragen en
daardoor dus eenigszins als soldaten leven.
Nij zijn er ln Duitschland 350 van zulke ka
zernes elk met een bemanning van 60 tot 100
man. Wat er van de veiligheid van lijf en be
zit over zou blijven, wanneer deze mannen bij
een oorlog aan hun dienst onttrokken en naar
het front gestuurd zouden worden, is een
kwestie, welke de heer Massigli zich onder hef
hetzen door vergeten heeft te stellen en die wij
dus ook maar zullen laten rusten.
Gerecruteerd worden de schupos uitsluitend
uit jongelui, die niet gediend en dus geen rnilim
taire opleiding genoten hebben. Ze worden i^S
hun kazernes wel in een paar geheimen vai|
de soldatenschool ingewijd; men leert hen b.v,
de pink op den naad van de broek te houden,"
de hakken tegen 'elkaar te klappen en de hand
aan den schaqo te brengen, wanneer zij eei»
wachtmeester tegenkomen. Met velddienst, mar-
cheeren en zulke dingen worden ze niet gede
rangeerd. Wel moeten ze schijfschieten met da
karabijn, zoowel als met de revolver, maar al
leen op zeer korten afstand.
Hun bewapening is gering. Zij hebben alle
maal een gummiknuppel, maar ze hebben tel
kens slechts met z'n drieën één karabijn. Ver
sailles heeft ook een paar machinegeweren toe
gestaan. In het geheel bezit de Duitsche politie
150 strijdwagens, waarvan sommige gepantserd'
zijn en welke een machinegeweer voeren. Deze
auto's zijn echter zoo geconstrueerd, dat ze al
leen op asfalt of op goede landwegen te ge
bruiken zijn, maar bij een rit door het open
veld al zeer spoedig vast zouden zitten. Tanks
heeft de politie niet en ook geen eigen vlieg
tuigen, geen bagagetrein, geen veldkeukens.
Hun uniform is blauw met blinkende knoopen
en zij dragen op het hoofd een zeer onhandig
uitziende, maar in alle gevallen schitterende
verlakte schako. Wanneer men nu nog weet,
dat een deel van de geüniformeerde politie tot
zestig jaar oud is, dan ziet het er met de ge-
vechtswaarde van dit overigens uitstekende
corps (of men moet eigenlijk van 17 corpsen
spreken, daar elk land politiehoogheid bezit en,
er geen centralisatie bestaat) niet erg blijmoe
dig uit.
Duitschland niet naar Genève, wijl het de ^wa_
mogendhedenconferentie scherp van de [n
peningsconferentie gescheiden wil hoUE,0eiiijk
de stad van Jan Calvijn was dat zeer vaar(yg_
geweest. Met een beetje diplomatieke t
heid waren de tegenstanders er z°£zalien toch
in geslaagd, eerstens de Fransche v,
in het geval te mengen en ten jn j
separaat te houden conferentie nnito-vi3n"
dere te laten uitmonden. Dat "^Schland
kort en duidelijk niet toelaten andaan
2ijMaIreigerriiTnog een factor
die ook een woordje me®®P u'tsch1and
heeft het gevoel, dat het lw* aam maar zeker
door een nieuwe entente o ,d wordt. Eer
stens is daar de machinerl® an den volkenbond,
waarmede het niet tev^ürn" en zulks van
wege het streven dfJ°n el I p0St!n daar~
in zoodanig te ve( v\oed 2n e doen bezetten,
dat de Duitsche jijj vijand ge
fnuikt, die van z«n Janden zooveel mogelijk
gesterkt wordt- to"1 spreekt men hier vaak
over den geni°s l0CI; Men vindt, dat de locale
atmosfeer va"fe®entie Welke V°°r eeJl intu
nationale c0„nJlopri aangewezen wordt, be
duidenden invl ed QP et verloop van de con
ferentie ze" Kan Uitoefenen. Frankrijk schijnt
op dat punt tve" fijn besnaard te zijn, want het
weet de zaaK bij voorkomende gelegenheden
altijd z" *e draaien, dat voor een gewichtige
bijeenkomst een stad uitgekozen wordt (met een
uitgesproken pro-Fransche stemming. In andere
steden komt het liever niet.
ff vlerhiogendhedenconferentie had zeer
goed in Londen plaats kunnen hebben en daar
tegen hadde Duitschland in geen geval verzet
aangeteekend. Waarschijnlijk ook niet tegen een
bijeenkomst in Parijs zelf. Maar waar het een
steeds groeienden tegenzin tegen koestert, zijn
steden, die als neutraal uitgegeven worden,
Waar het heelemaal niet zijn. Dat geldt in het
bijzonder van Genève en van Lausanne, maar
niet van de rest van Zwitserland. Dat geldt ook
van Brussel en dat zou ook van Praag of van
Warschau gelden, wanneer deze steden als
plaatsen van intèrnationale politieke congres
sen voorgesteld werden. En ten slotte is er nog
een derde punt, dat men niet langer geneigd is
zonder tegenstribbelen te slikken. Het geschiedt
wel eens, dat kleinere bijeenkomsten in handen
van een. leider gelegd worden, die de strikte
neutraliteit niet weet te handhaven.
Momenteel beklaagt men zich b.v. bitter over
de houding van de Brouckère. De Brouckère
heeft in de luchtvaartcommissie de leiding al
gevoerd op een wijze, welke, volgens de ziens
wijze hier, pro-Fransch en niet neutraal was.
Hij heeft nu Massigli in staat gesteld zijn ont
hullingen over de Duitsche politie in de wereia
te slingeren, en dadelijk daarop snel de com
missie, waarvan hij de voorzitter is, twees
ken verdaagd, zoodat het uitgeworpen zaaa
in vollen bloei zal staan, vóór het mogelijK
wordt de beschuldigingen van Massigli m
zelfde commissie te weerleggen, waarin zy
„lVij richten tot alle organen der Kerk
de bede, de kunstenaars in hun
huidigefi vertivijfeldcn strijd
om het bestaan door loo-
nende opdrachten te
helpen
Te Essen bestond onlangs voor het eerst ge-
legenlieid om in het leader van den DuitBchon
Katholiekendag, en wel in een afzonderlijke
sectie, over de groote problemen van de reli-e
gieuse kunst in dezen tijd van gedachten te
wisselen. De beraadslagingen hebben geleid tot
de aanvaarding van een reeks resoluties, die
de „Köln. Volksztg." publiceert en die, ontdaan
van' bijkomstigheden, op het volgende neer
komen:
Het is de taak van de #,s'el]JSe kunst om
een voor de zinnen waarneembare voorstelling
te geven van de Goddelijke Openbaring, tot
verheerlijking van God en lot stichting der ge-
loovigen. Zooals dc ifheele christelijke over
levering aantoont, arbeid steeds in de
vormenspraak van den tijd verricht.
Nog nimmer £'de toestand in geestelijk op
zicht van den eW'stebjken kunstenaar zoo ver
lammend en drukkend, van den anderen kant
zoo vol verantwoordelijkheid geweest als thans.
De breuk een eeuwenlange levende kunst
traditie ln ernatiek en vormenspraak, de be
lasting e" lnP®rking van den kunstenaar door
het l°uter C0Pieerend historicisme en forma
lism® Y?n de 19de eeuw, de nivelleerende heer-
sCbappU van de materialistische en naturalisti-
gCne artistieke vorming en opvatting, het veld-
winnen van de versiering onzer kerken met
enkel voortbrengselen van fabrieken en „za
ken" en voor alles het leven in de wereld van
thans welke God heeft losgelaten, hebben den
kunstenaar beginselen en doel van den echten
godsdienstigen kunstarbeid ontnomen en het
°nge verband tusschen Kerk en kunstenaars
aanmerkelijk losser gemaakt.
Des te meer is daarom op prijs te stellen het
Vurige en eerlijke worstelen van breede kringen
onder de huidige kunstenaars, zich van deze
knellende banden te bevrijden en den gang
naar den nieuwen artistieken vorm te wagen.
Evenzeer hebben de priesters en leeken recht
op den grootsten dank, die in geloof aan de
roeping der scheppende krachten hun persoon
lijkheid inzetten om weder den weg te b«*e">en
voor een organisch verband tusschen e
kunst en de Kerk:.
Wij zijn ons er van bewust, dat wij nog
slechts apn het begin staan van een nieuwen
weg en dat er naast waardevolle prestatie; ook
nog problematische pogingen aan te wijzen
zijn. Wij maken zeer wel onderscheid tusschen
religieuse en kerkelijke kunst, tusschen reh-
gieuse privaat- en atelier-kunst en tusschen
kerkelijke gemeenschapskunst. Wij wijzen even
zeer als het copieerend historicisme ook "da
modleuse naaperij van moderne stijl-voort
brengselen af. -
Het lot en de toekomst van onze huidige
religieuse kunst hangen ten slotte af van de
verdieping der kunstenaars in het mysterie der
Kerk en hare heilbrengende taak. Dc weg
daartoe moet den kunstenaar ihet priesterlijke
liefde en geduld ontsloten worden. Hierin ligt
de voornaamste taak der Kerk en harer organen
tegenover de kunstenaars.
Hand in hand met het naderbrengen
kunstenaar tot de Kerk moet ^*^3
toewijzing van opdrachten gaarn d
strijd om het bestaan met k>°Notgem^ntoteft
te helpen. Het werk van de gememseha.t
delefzin^anbevoïèm Set alle nadruk toepen
dezen zm^aanbevo katholieke volk, in het
hiHnndtrgedem eerwaarde geestelijkheid op in
SiH te^ de reliSieuse en artistieke
nrullenboel op het gebied van de kunst-in-buis.'
Het verloop va" de beraadslagingen heeft
a.iirteiiik de noodzakelijkheid van behandeling
van het thema „Kerk en Kunst" bewezen en
het verzoek wordt dan ook gedaan in de tóe-
ïfnmst aan de katholiekendagen steeds een sectie
voor Kunst te verbinden.
LONDEN, 20 October. (H.N.) De onderhan
delingen over het conflict in de Engelsche
katoenspinnerij hebben tot nu toe geen resul
taat opgeleverd, zoodat men met de mogelijk
heid van een uitsluiting rekent. Daarbij zullea
ongeveer 200.000 man betrokken zijn.