M -gsgjgfj I WÊ „HOLLAND OP Z fl Vfr-|M«£|r rnmrn. mt - - *^111 m WAT WIJ WETEN EN NIET WETEN. DE SCHILDERIJEN. STILTE, LICHT EN VREDE. Dezer dagen, is het 300 jaar geleden dat de schilder Joannes Vermeer te Delft geboren werd. Een bijzondere viering blijft thans achterwege, evenals bij het eeuwfeest van Pieter de Hooch in 1929. Maar we kunnen wijzen op de voorgenomen tentoonstelling, waarmee te Rotterdam over eenige jaren het nieuwe Museum Boymans zal worden in gewijd, en die de geheele Delftsche school zal om vatten. ■- y yim ika 'nmfé mm/' JAM MEER YAW DELFT „Het atelier van den schildek' met verm oedelijk een zelfpor tret van Vermeer aan den arbeid, in de coll. Czernin te lf eenen connaUre d'un artiste gue ses oeuvres. rien oue ses oeuvres. Jgnorer presgue tout de sa vie. tfavoir ie juge- ment influencè par nul roman. Se trouver devant des tableaux, sim pig ment; pouvoir contempler ces tableaux sans étre obsédé par aucun souvenir, sans être tenté de leur prêter des sig nifications déduites de leur date el des événements aui marauèrent ces dates dans la vie de l'artiste. Etre libre de toute sympathie pour l'homme, pour le caractère ou la physionomie gu'il se prêta en ses portraits. Regar- der Voeuvre d'un inconnu, et s'émou- voir, et s'exalter, s'exalter au point de rechercher partout, passionnóment, la trace de sa personnalité mysterieuse, de reconnoitre, dans un musêe, entre cent tableaux, celui gu'il peignit, de le connaitre de loin (t, l'expression indéfinissable de l'individualité gue cette expression seule révèle. On admire ainsi Termeer de Delft...." GUSTAVE VAN ZYPE. Het is Dirk Coster geweest, die haar heeft ontdekt. En het was geen toeval, want hij die ér in zijn peinzend werk een misschien laatste herinnering aan bewaarde, was aangewezen om er een naam aan te geven: de Delft- lelie stilte. En hij zag ze daarin opgeno men en verzonken: Anthony van Leeuwen hoek gebogen over zijn microscopen, waarmee hij zocht naar de allerkleinste wezentjes van de geschapen natuur, Stalpart van der Wielo in zijn rustig Bagijnhof mediteerend over de heiligen der Kerk en zacht voor zich heen zin gend van hun lijden en glorie, en eindelijk den schilder Vermeer, geheel verslonden in de be schouwing van het leven om hem heen: de menschen, de dingen, het licht, de atmosfeer van zijn Hollandsche stad. In die Delftsche stilte heeft Jan Vermeer geleefd en is hij tot een der grootste schilders aller tijden geworden. En zij heeft hem j^ loersch voor zichzelf bewaard, die Delftsche stilte: even raadselachtig als hij erin is opgere zen, is hij er weer in verdwenen en buiten het geen zijn werk aan bijna on-persoonlijke schoon heid openbaart, bleef er nauwelijks een spoor van hem over. „De sphinx" noemde Burger hem,, „le plUB grand des inconnuB heet hij bij den Belgischen criticus Gustave van Zype. Hij kon lange jaren geheel vergeten raken, en verward met naamgenooten elders, zijn werk werd aan anderen toegeschreven en zijn naam dreigde uit de kunstgeschiedenis te verdwijnen. Door toedoen van buitenlanders is voor het eerst weer de aandacht op hem gevallen. De studie van zijn werk en het historisch onderzoek naar zijn persoon dateeren van de laatste halve eeuw en zij kunnen moeilijk als afgesloten wor den beschouwd. Dat is trouwens zeer onlangs nog gebleken Bürger en Havard, Obreen, Bredius en Hofstede de Groot, hebben allen sam en trots ijverige nasporingen en vernuf tige hypothesen maar zeer weinig met zeker heid vast kunnen stellen. Men heeft een veer tigtal schilderijen aan kunnen wijzen als on miskenbaar van zijn hand. Eenige jaartallen zijn komen vast te staan en eenige schaar- sche bijzonderheden uit zijn leven. De rest is mysterie en zal het wel altijd blijven. En het is of de schilder zelf een loopje neemt met ons en onze nieuwsgierigheid: op het eenige zelfportret (waarschijnlijk dat we van hem bezitten, in het interieur van de collectie Czer nin te Weenen, draalt hij ons den rug toe. Ziehier het weinige, dat de archieven over den persoon van den schilöer aan het licht hebben gebracht: Joannes Vermeer Is op 31 October 1632 te Delft geboren als zoon van Reynler Jansz en DIngnum Balthasars. Hij huwde in 1653 even eens te Delft met Ca- tharina Bolnes en trad in hetzelfde jaar in het gilde van St. Lucas, waarvan hij in 1662 63 en 167071 hoofd man was. Hij had een groot gezin: bij zijn dood waren er nog acht kinderen in leven. Hoewel zijn vrouw uit een niet onbemiddelde familie kwam en ver scheidene malen erfe nisjes kon toucheeren, heeft de schilder toch veel met geldzorgen te kampen gehad. Al in de eerste jaren van zijn huwelijk is hij aan het leenen, later is sprake van een leverancier die een groote vorde ring op hem had en bij zijn dood in 1675 werd zijn met schulden be zwaarde nalatenschap door zijn betrekkingen niet aanvaard. Dit is ongeveer alles wat wij weten en - het is voor de ken nis van zijn kunst van niet veel be- teekenis. 'Wie is zijn leermeester geweest Bezocht hij vóór zijn huwelijk het atelier van Rembrandt te Amsterdam? Of onderging hij den invloed van den meester enkel via diens leerling Carel Fabritius Heeft deze jong-ge- storven Delftsche meester hem leiding gege ven Het wordt veelal aangenomen óp grond van een versje door een zekeren Ariiold Bon geschreven, maar de mededeeling daarin is niet over-duidelijk. Heeft Barend Frabitius verder nog kans of komt Leonard Bramer dan nog eerder in aanmerking de leermeester van Vermeer geweest te zijn, wiens geboorte-acte door een Bramer geteekend werd Het zijn allemaal vragen, waar de wetenschap geen afdoend antwoord op weet. Van een ver blijf te Amsterdam is intusschën geen spoor te vinden en het is zeer wel mogelijk, dat de schilder Delft nimmer verlaten heeft. Dat de in 1624 geboren Carel Fabritius in nauwere betrekking heeft gestaan tot zijn jongeren stadgenoot is wel het meest waarschijnlijk. Het belangrijke document met behulp waar van men een groot aantal schilderijen van Vermeer heeft kunnen identificeeren, is de catalogus van een veiling, te Amsterdam in 1696 gehouden. Bij die gelegenheid kwamen er niet minder dan 21 werken van den Delft- schen meester onder den hamer en afgaande op de titels heeft men er naar alle waarschijn lijkheid zeventien van teruggevonden. In totaal staan er een kleine veertig schilderijen onbe streden op Vermeer's naam. Maar de lijst is hiermee niet afgesloten. De schilderijen te rangschikken In de jeugdige rijpheid en sereniteit reeds een won der op zich zelf en tevens het geheim, waar door deze schilder zich zoo hoog boven zijn tijdgenooten zou verheffen. Kenner van menschen is Vermeer ook op de Schotsche schilderij, de eenige met godsdien stig onderwerp die er van hem bestaat (het „Oude en Nieuwe Testament" buiten beschou wing gelaten.) De Christus, van een sterk uit gesproken Hebreeuwsch type, is hier de een voudige Leeraar op een huiselijk bezoek, zoo- oxydatie-proces in den loop der jaren blauw geworden. We moeten dat wel gelooven wan neer een zoo geleerd man als <Jr- Hofstede de Groot het zegt. Maar hoe dierbaar Is ons dat blauw, dat ongewilde, toevallige, misplaatste blauw van de boomen in het „Gezicht op Delft". Er is daarin veel blauw, het blauw van leien daken, van de lucht en van het water. En dat blauw tegen het bruin, rood-bruin en geel-bruin van verweerden baksteen, onder die hooge wolkenlucht van grijs en groezelig wit, wat Jan Vermeer van Delft„De soldaat en het meisje". (Coll. C. Frick te New-York) als een nuchter Hollandsch protestantisme Hem gaarne zal hebben gezien. De helde vrou wen luisteren toe, Martha echter terloops, want de hand aan den broodkorf drukt welsprekend en fijn haar ongeduld uit. Veel van wat Ver meer's glorie zou worden is ook in dit vroege werk al aanwezig, in het licht en In de stof uitdrukking, en in het, we zouden willen zeg gen: innerlijke handelen van zijn figuren. Want het berekende en tooneel-matige is hem geheel vreemd: zijn personnages gaan ln zich zelf en in elkander en ln het oogenblik op, natuurlijk en onopzettelijk, zonder vertoon en zich van geen toeschouwers bewust. Dit is ook de bekoring van de scène, die het „Toilet van Diana" heet: een idylle Van jonge vrouwen tn- een landschap van ruischende zomerboomen r ':r- - v- <- - - <ii 31 PS-IBÜ Het „Gezicht op Delftuit het Mauritshuis. mDe Kantwerkster" uit het Louvre. volgorde van hun ontstaan is niet mogelijk; ook wat de dateeringen van zijn werk betreft onttrekt Vermeer zich aan alle nasporingen. Slechts driemaal gaf hij zelf een jaartal aan, In enkele gevallen heeft men er bij benadering een kunnen bepalen, maar voor het overgroote deel van zijn werk zijn we op gissingen aange wezen. „De Koppelaarster" uit het Museum in Dres den is in ieder geval vroeg: 1656. En uit den zelfden eersten tijd van het gildemeesterschap dateeren vermoedelijk net „Toilet van Diana" in het Haagsche Mauritshuis en „Christus bij Martha en Maria" uit de Schotsche collectie Coats. Mogen we het daarop houden, wat een "won derlijk zoeken vertoonen deze drie werken dan en wat een vroegrijp en veelzijdig meester schap tevens De weinig-stichtelijke bordeel scène uit Dresden, vrijmoedig maar niet grof, zelfs kiesch voor dien tijd, heeft immers al een bijzonder-hoogen graad van volkomenheid, in kleur, in compositie, in actie en typeering der handelende figuren: den muzikant met het glas, de jonge vrouw, den „betalenden logé" en vooral het loerende oude wijf, kenne lijk de booze geest van het lichtzinnig gezel schap. Meteen heeft Vermeer zich aan de spits van de Hollandsche genre-schilders ge steld, want de kunst van zijn tijd die zoo on uitputtelijk rijk was in zulke kleine scènes van den zelfkant, levert maar zeer weinig op dat in spontaniteit en oorspronkelijkheid en vooral in overrompelende psychologie hier mede vergeleken worden kan. Wat een kenner van menschen was deze 24-jarige Delftsche jongeman En wat moet (ill toen al veel van het leven en de wereld in J^chzelf doorgemaakt hebben om er zóó van uit de hoogte op te kun nen neerzien Of schiep hij vanuit een raad selachtige intuïtie, zich zijn kennis en zijn ga ven nauwelijks bewust? In iéder geval is déze Als deze vroege schilderijen tevens zoovele verkenningen waren in telkens een nieuwe stof, dan is de schilder er wel onvoldaan van teruggekeerd. Want noch de „comédie humai- ne", noch het evangelie, noch de mythologie zal hem voortaan zijn onderwerpen leveren. Hij zal zijn vroomheid niet meer uiten op di recte wijs in de beelden en voorstellingen van de gewijde geschiedenis. Ook het zoet behagen in natuur en vrouwenschoon naar Zuidelijken trant kan. hem niet langer boeien, al lachte de aarde hem wèl toe. En een eigenlijk genre schilder. Is hij niet geworden en 'de geschie denis doet hem onrecht als zij hem daarbij zonder meer indeelt. Hij zoekt iets dat veel abstracter is dan zijn tijdgenooten in dezen kunstvorm gaven. Om deze daagsche werke lijkheid is het hem ten slotte niet te doen, niet om de dingen en hun schijn, niet om de Handteekening op Het Atelier". menschen en hun eindeloos levensspel. Ver daarvandaan en wonderbaar daaraan onttogen is het onberoerd en smetteloos rijk, waarvan hij de beelden omdraagt ln zijn geest en hart. Hij schildert enkele, weinige portretten, gt>cn afbeeldingen maar dróómen van menschen, die hij liefhad: het onvolprezen „Meisje" uit den Haag, de vrouw van gevorderden leeftijd uit Boedapest. Hij schildert enkele, weinige stads gezichten uit zijn woonplaats. En dan is er die lange, lange reeks van Interieurs met één, twee, hoogstens drie personen, met weinig actie, weinig beweging, zonder verhaal, rustig en vreedzaam', de Delftsche stilte De tijd heeft intusschën met het stadsgezicht uit- het -Mauritshuis een oolijk spel gespeeld Het gfóen van de boomen is daar door een heeft het een innig timbre gekregen. De blau we boomen van Delft: de tijd heeft ze mooier gemaakt dan de schilder ze zich heeft durven droomen. kt Men kan nu wel zeggen, dat Vermeer een universeel genie Is geweest, die met een gelijk meesterschap zich afwisselend op alle gebieden der schilderkunst bewoog, het is toch duidelijk dat het interieur zijn voorkeur had. Hij heeft er zich bij het ouder worden hoe langer hoe meer toe getrokken gevoeld en er zich ten Slotte zelfs vrijwel uitsluitend mee bezig ge houden, met dit bijzondere interieur, dat van hem alleen is en uit honderd andere te her kennen. Dit is een feit, dat de aandacht moet hebben omdat het bijzonder karakteristiek is voor den schilder, die èlles kon en niet door de be grensdheid van eigen gaven aan deze beper king gebonden was. Hij was een christen, die den bijbel kende en de beelden uit het evange lie. Hij leefde in een tijdperk, dat hem een blik gaf in de godenwereld der Oudheid. Hij kende het leven en het menschenhart. Hij beheersch- te volkomen den stijl van een nobel vergeeste lijkt portret. En wie schilderde een machtig plein-air, een wispelturige Hollandsche lucht als hij hoven Delft zag En hij heeft zich van dat alles afgewend," hij heeft er zich maar als in het voorbijgaan aan overgegeven. Zijn stad was hem te groot, aan zijn intieme woonwijk had hij zelfs geen behoefte. Een simpel binnenhuis, een paar ramen waar het licht door valt op een witten muur, een vrouw, een meisje, een klein gezel schap. En de wereld van Vermeer is er, wer kelijk en zéér nabij, maar geheimzinnig en be- tooverend als elders het werk van de stoutste verbeelding. Vivisectie op de kunst met behulp van pas ser en Üneaal is een bezigheid die de genieter geneigd is gering te achten. Maar in het ge val van Vermeer heeft een nuchtere weten schap vage vermoedens verrassend bevestigd. P. T. A. Swillens, heeft in „Oude Kunst" van twee jaar geleden een „perspectivische studie" gepubliceerd over de interieurs van det) Delft- schen meester en hij heeft zekerheid gebracht over bepaalde omstandigheden, waaronder Vermeer werken wilde. Hoogstens in een vijf tal vertrekken, bleek het, heeft hij zijn in terieurs geschilderd. Ze waren klein, waardoor hij altijd dicht bij zijn onderwerpen zat, op geringen afstand dus. van hetgeen hij schilder de. Hij heeft herhaaldelijk dezelfde figuren, vertrekken en voorwerpen in vele variaties gecomponeerd en uitgebeeld, met behulp van gordijnen er.hter steeds in andere belichting. Is zij niet merkwaardig, deze beperking tot een paar vertrekken van misschien één of twee huizen, tot diezelfde tapijten, diezelfde aarden kruikjes, diezelfde landkaarten aan den wand? De schilder wees alles uit wat aanklopte aan de verbeelding, hij sloot zich op in zijn Hol landsche stad, onder die Delftsche menschen, in een stil kwartier, tusschen vier kalken mu ren van een sober vertrek. En wat hij daar vond heeft zijn tijdgenooten verrukt, en doet thans nog heel een wereld sprakeloos staan voor deze ondoorgrondelijke macht van zien en weergeven. Wat hij er vond: het was wel allereerst he wonder van het licht. Hij werd niet moede er zich in te verdiepen, er variaties van denken, het op te roepen en terug te ^zen in zijn kleur. Zijn kleur, zijn volle» rijke pui waarin geel en blauw zijn bijzondere 16 e hadden, ls van licht verzadigd. sl®"Z.R" 8 een oud juweel. Hij speelt met het licht, hij- heeft met het licht gevochten, maar ook ont roerd met een prop in de keel ervoor gestaan als hij het glanzen zag over de dingen van een keukentafel, op het satijn van een kleed of ln het groote oor-sieraad van een meisje. Het licht is alles voor hem. Het kan menschen en voorwerpen vrij-maken uit het donker, het vervult spontaan en levend de stadsgezichten, het boetseert een gelaat, het schikt de figuren in een gezelschap elk op het eigen plan. Maar het mysterie van het licht is vooral in die sobere interieurs, waar het zacht aanschuift over een kalen witten wand, waar het teeder een vrouwenhoofd omspeelt en doode dingen als doorschijnend maakt en van alle aardsche zwaarte ontdaan. Welk een meester Vermeer ook was in de stofuitdrukking, hoe hij luister kon geven aan de nederigste dingen van dagelijksch gebruik, stillevens zijn er niet van hem bekend. Hij was een schilder van menschen en ook als zoodanig staat hij eenig en ongenaakbaar in zijn tijd. Hij schildert geen persoonlijkheden met elk hun eigen raadselachtig innerlijk bestaan van lijden, strijd en glorie, als Rembrandt deed. Hij schildert geen tijdgenooten ln grooten rijk dom van karakters als Frans Hals. Hij schil dert een samenleving als de genre-schilders ge daan hebben, maar juist naast hun werk vol uitbundigheid en tumult bracht de Delftsche school een oase van rust en vrede. Er is misschien geen volk ter wereld dat zich zooveel en zoo natuurlijk en oprecht heeft afgebeeld gezien als het Hollandsche van de zeventiende eeuw. En dan is het niet bepaald een nobel en verheven beeld dat voor het na geslacht werd bewaard -Ad3 er niet de Zon- dagsche pose is van het portret, is het eten en drinken, stoeien en vechten en een wild spel met vrouwen, dat dit Hollandsche leven biedt. Zoo zagen het de genre-schilders, maar het was van de waarheid maar een klein deel. Wie de kracht en de schoonheid wil kennen van het toen zoo machtig ras, zoeke het bij de schilders van de zee en van de binnenhui zen. En de intimiteit van het Hollandsche leven is nergens inniger gezien en stralender verheerlijkt dan in de Delftsche school, ner gens is het in allen eenvoud zoo edel en ver fijnd als hij Vermeer. Hij is een. schilder van menschen, maar voor al van de vrouw. De vrouw in het interieur ls het geliefkoosd onderwerp van meer dan de helft van zijn schilderijen en waar mannen optreden in haar gezelschap vervullen zij een ondergeschikte rol. Ook die tweede groote Delftsche schilder, Pieter de Hooch, was een schilder van vrou wen, maar in geheel anderen geest. Pieter de Hooch schildert de huisvrouw en de vrouw moeder. Vermeer vooral de minnares, de schoo- ne gebiedster in het leven, de verleidster ook, ja, maar vaker nog de verre Beatrice van het naar schoonheid smachtend hart. De vrouw hij hem is ook de draagster van de beschawing. Hij heeft het „Melkmeisje" ge schilderd uit het Rijksmuseum en de bezige „Kantwerkster" uit het Louvre te Parijs. Het zijn uitzonderingen. De vrouw bij Vermeer, jong en mooi en goed gekleed, arbeidt niet, zij tooit zich met een sieraad, schrijft of leest een brief, praat met een bezoeker en zeer vaak is zij aan het musiceeren. Het is hij Vermeer een samenleving van fijne cultuur in zijn wel varende stad, het blijkt uit de gratie en de overgave waarmee de muziek beoefend wordt, onder de zangles en bij het bespelen van luit en cembalo en clavichord. Ongekunsteld en ken nelijk voor eigen genoegen bespelen de vrou wen hun fraai versierde huis-instrumenten: het is een natuurlijk musiceeren, een uiting van zuivere volkscultuur. De mannen van Vermeer zijn dit gezelschap waard. Het zijn ernstige geleerden, astrologen en aardrijkskundigen in hun studeervertrek vol hoeken en hulpmiddelen der wetenschap. Mannelijke bezoekers zijn ln tegenwoordigheid van vrouwen hoffelijk en bescheiden. Zij zit ten rustig te praten, luisteren naar de mu ziek, bieden met een sierlijke buiging een gla3 wijn aan. Als er hier sprake is van een min nespel, is het ingetogen en Voornaam; er blijft altijd een zekere afstand en respect tusschen man en vrouw op de schilderijen van Vermeer, het eene jeugdwerk dan uitgezonderd. Vreemd is het, dat er nooit kinderen zijn in de binnenhuizen, terwijl de schilder met zijn groot gezin en kleine woning ze toch waar schijnlijk altijd om zich heen heeft gehad. De vrouw-moeder en het kind, hij is ze volkomen voorbij gegaan, een raadsel temeer in den ondoorgrbndelijken schilder van dat eene f»8" cineerende „Meisjeskopje". De menschen domineeren niet ln de )n rieurs van Vermeer; slechts bij hooge dering is er de omgeving voornamelijk 0 figuur te doen spreken. Juist ln het meest karakteristieke werk is het vertrek, en zijn de kleine stillevens van de toevallige stoffeering, schilderlijk van niet minder beteekenis dan de personen die er zich ophouden. En daarin openbaart zich wel de meest zeldzame en ge heimzinnige trek van dit scheppend genie, zijn vermogen n.l. om de doode stof te bezielen en een eigen ondefinieerbaar leven te geven. Hier ls èe kunst van Vermeer wel het moei lijkst omsrorijvend te benaderen, omdat er geen woorden zijn die kunnen zeggen wat de oogen zien. De stoffelijke dingen zijn volkomen aan wezig, weergegeven met een haast angstvallige getrouwheid aan de natuur. Het stilleven op de keukentafel waar het melkmeisje bij staat, dé lichte wand met de landkaart achter de lezende jonge vrouw, het kleine witte kruikje op zoo menige tafel en het oorbelletje dat het meisje uit het Mauritshuis draagt, er werd v -V-va»; S;: v's? Studiekop uit het Berlijnsch Prenten kabinet. -V l'ï' A niets verwaarloosd aan "hun ulteriywo ning en toch zijn ze niet wezenlijk reëel. Zer- zijn nog iets anders en iets meer. Ze zijn ge transponeerd in een wereld die de onze van schijn en vergankelijkheid achter zich laat, een wereld waarnaar het verlangen ons nabij blijft als naar het -verlaten paradijs. Deze stof en deze vormen, die kleuren en dat teeder licht, die atmosfeer van reinheid en klaarte, zij zijn de hemel nog niet maar de aarde niet meer, zij zijn de schepping vóórdat zij geschon den werd, op het oogenblik dat de Almacht Haar werk beschouwde en zag dat het goed was. Veel van het Holland in de zeventiende eeuw zijn de huidig® geslachten anders en minder van verhoudingeu gaan zien. Het bewustzijn van een grooter Nederland stemde critisch en sceptisch tegenover dat Noordelijk deel in die periode van hoogste macht en expansie. Maar dan lü'kt da Weergalooze en onvolprezen kunst van de Delftsche school nog te groeien in tee rheid van leven en geestelijke kracht. En van die school blijft Joannes Vermeer onbe twistbaar het toppunt: een zoon van het Noor den, die met zijn werk een nimmer te vervreem den adelbrief schonk aan den Nederlandechen stam. JAN NIEUWENHUIS. x< ,'.y- 'ik?} 'k- y. Vf -Ar - SBBBflaSSu De „Lezende Jonge Vrouw uit het Rijksmuseum

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 2