M
-gsgjgfj
I
WÊ
„HOLLAND OP Z
fl
Vfr-|M«£|r
rnmrn.
mt
- - *^111
m
WAT WIJ WETEN EN NIET
WETEN.
DE SCHILDERIJEN.
STILTE, LICHT EN VREDE.
Dezer dagen, is het
300 jaar geleden dat de
schilder Joannes Vermeer
te Delft geboren werd.
Een bijzondere viering
blijft thans achterwege,
evenals bij het eeuwfeest
van Pieter de Hooch in
1929. Maar we kunnen
wijzen op de voorgenomen
tentoonstelling, waarmee
te Rotterdam over eenige
jaren het nieuwe Museum
Boymans zal worden in
gewijd, en die de geheele
Delftsche school zal om
vatten.
■- y
yim ika 'nmfé
mm/'
JAM
MEER YAW DELFT
„Het atelier van den schildek' met verm oedelijk een zelfpor
tret van Vermeer aan den arbeid, in de coll. Czernin te lf eenen
connaUre d'un artiste gue ses
oeuvres. rien oue ses oeuvres. Jgnorer
presgue tout de sa vie. tfavoir ie juge-
ment influencè par nul roman. Se
trouver devant des tableaux, sim pig
ment; pouvoir contempler ces tableaux
sans étre obsédé par aucun souvenir,
sans être tenté de leur prêter des sig
nifications déduites de leur date el
des événements aui marauèrent ces
dates dans la vie de l'artiste. Etre
libre de toute sympathie pour l'homme,
pour le caractère ou la physionomie
gu'il se prêta en ses portraits. Regar-
der Voeuvre d'un inconnu, et s'émou-
voir, et s'exalter, s'exalter au point de
rechercher partout, passionnóment, la
trace de sa personnalité mysterieuse,
de reconnoitre, dans un musêe, entre
cent tableaux, celui gu'il peignit, de
le connaitre de loin (t, l'expression
indéfinissable de l'individualité gue
cette expression seule révèle.
On admire ainsi Termeer de Delft...."
GUSTAVE VAN ZYPE.
Het is Dirk Coster geweest, die haar heeft
ontdekt. En het was geen toeval, want hij die
ér in zijn peinzend werk een misschien laatste
herinnering aan bewaarde, was aangewezen
om er een naam aan te geven: de Delft-
lelie stilte. En hij zag ze daarin opgeno
men en verzonken: Anthony van Leeuwen
hoek gebogen over zijn microscopen, waarmee
hij zocht naar de allerkleinste wezentjes van
de geschapen natuur, Stalpart van der Wielo
in zijn rustig Bagijnhof mediteerend over de
heiligen der Kerk en zacht voor zich heen zin
gend van hun lijden en glorie, en eindelijk den
schilder Vermeer, geheel verslonden in de be
schouwing van het leven om hem heen: de
menschen, de dingen, het licht, de atmosfeer
van zijn Hollandsche stad.
In die Delftsche stilte heeft Jan Vermeer
geleefd en is hij tot een der grootste schilders
aller tijden geworden. En zij heeft hem j^
loersch voor zichzelf bewaard, die Delftsche
stilte: even raadselachtig als hij erin is opgere
zen, is hij er weer in verdwenen en buiten het
geen zijn werk aan bijna on-persoonlijke schoon
heid openbaart, bleef er nauwelijks een spoor
van hem over. „De sphinx" noemde Burger hem,,
„le plUB grand des inconnuB heet hij bij den
Belgischen criticus Gustave van Zype. Hij kon
lange jaren geheel vergeten raken, en verward
met naamgenooten elders, zijn werk werd aan
anderen toegeschreven en zijn naam dreigde
uit de kunstgeschiedenis te verdwijnen. Door
toedoen van buitenlanders is voor het eerst
weer de aandacht op hem gevallen. De studie
van zijn werk en het historisch onderzoek naar
zijn persoon dateeren van de laatste halve
eeuw en zij kunnen moeilijk als afgesloten wor
den beschouwd. Dat is trouwens zeer onlangs
nog gebleken Bürger en Havard, Obreen,
Bredius en Hofstede de Groot, hebben allen
sam en trots ijverige nasporingen en vernuf
tige hypothesen maar zeer weinig met zeker
heid vast kunnen stellen. Men heeft een veer
tigtal schilderijen aan kunnen wijzen als on
miskenbaar van zijn hand. Eenige jaartallen
zijn komen vast te staan en eenige schaar-
sche bijzonderheden uit zijn leven. De rest
is mysterie en zal het wel altijd blijven. En
het is of de schilder zelf een loopje neemt met
ons en onze nieuwsgierigheid: op het eenige
zelfportret (waarschijnlijk dat we van hem
bezitten, in het interieur van de collectie Czer
nin te Weenen, draalt hij ons den rug toe.
Ziehier het weinige, dat de archieven over
den persoon van den schilöer aan het licht
hebben gebracht:
Joannes Vermeer Is op 31 October 1632 te
Delft geboren als zoon van Reynler Jansz en
DIngnum Balthasars.
Hij huwde in 1653 even
eens te Delft met Ca-
tharina Bolnes en trad
in hetzelfde jaar in het
gilde van St. Lucas,
waarvan hij in 1662
63 en 167071 hoofd
man was. Hij had een
groot gezin: bij zijn
dood waren er nog
acht kinderen in leven.
Hoewel zijn vrouw uit
een niet onbemiddelde
familie kwam en ver
scheidene malen erfe
nisjes kon toucheeren,
heeft de schilder toch
veel met geldzorgen te
kampen gehad. Al in
de eerste jaren van zijn
huwelijk is hij aan het
leenen, later is sprake
van een leverancier
die een groote vorde
ring op hem had en bij
zijn dood in 1675 werd
zijn met schulden be
zwaarde nalatenschap
door zijn betrekkingen
niet aanvaard.
Dit is ongeveer alles
wat wij weten en
- het is voor de ken
nis van zijn kunst
van niet veel be-
teekenis. 'Wie is zijn leermeester geweest
Bezocht hij vóór zijn huwelijk het atelier van
Rembrandt te Amsterdam? Of onderging hij
den invloed van den meester enkel via diens
leerling Carel Fabritius Heeft deze jong-ge-
storven Delftsche meester hem leiding gege
ven Het wordt veelal aangenomen óp grond
van een versje door een zekeren Ariiold Bon
geschreven, maar de mededeeling daarin is
niet over-duidelijk. Heeft Barend Frabitius
verder nog kans of komt Leonard Bramer dan
nog eerder in aanmerking de leermeester van
Vermeer geweest te zijn, wiens geboorte-acte
door een Bramer geteekend werd
Het zijn allemaal vragen, waar de wetenschap
geen afdoend antwoord op weet. Van een ver
blijf te Amsterdam is intusschën geen spoor
te vinden en het is zeer wel mogelijk, dat de
schilder Delft nimmer verlaten heeft. Dat de
in 1624 geboren Carel Fabritius in nauwere
betrekking heeft gestaan tot zijn jongeren
stadgenoot is wel het meest waarschijnlijk.
Het belangrijke document met behulp waar
van men een groot aantal schilderijen van
Vermeer heeft kunnen identificeeren, is de
catalogus van een veiling, te Amsterdam in
1696 gehouden. Bij die gelegenheid kwamen
er niet minder dan 21 werken van den Delft-
schen meester onder den hamer en afgaande
op de titels heeft men er naar alle waarschijn
lijkheid zeventien van teruggevonden. In totaal
staan er een kleine veertig schilderijen onbe
streden op Vermeer's naam. Maar de lijst is
hiermee niet afgesloten.
De schilderijen te rangschikken In de
jeugdige rijpheid en sereniteit reeds een won
der op zich zelf en tevens het geheim, waar
door deze schilder zich zoo hoog boven zijn
tijdgenooten zou verheffen.
Kenner van menschen is Vermeer ook op de
Schotsche schilderij, de eenige met godsdien
stig onderwerp die er van hem bestaat (het
„Oude en Nieuwe Testament" buiten beschou
wing gelaten.) De Christus, van een sterk uit
gesproken Hebreeuwsch type, is hier de een
voudige Leeraar op een huiselijk bezoek, zoo-
oxydatie-proces in den loop der jaren blauw
geworden. We moeten dat wel gelooven wan
neer een zoo geleerd man als <Jr- Hofstede de
Groot het zegt. Maar hoe dierbaar Is ons dat
blauw, dat ongewilde, toevallige, misplaatste
blauw van de boomen in het „Gezicht op Delft".
Er is daarin veel blauw, het blauw van leien
daken, van de lucht en van het water. En dat
blauw tegen het bruin, rood-bruin en geel-bruin
van verweerden baksteen, onder die hooge
wolkenlucht van grijs en groezelig wit, wat
Jan Vermeer van Delft„De soldaat en het meisje". (Coll. C. Frick te New-York)
als een nuchter Hollandsch protestantisme
Hem gaarne zal hebben gezien. De helde vrou
wen luisteren toe, Martha echter terloops, want
de hand aan den broodkorf drukt welsprekend
en fijn haar ongeduld uit. Veel van wat Ver
meer's glorie zou worden is ook in dit vroege
werk al aanwezig, in het licht en In de stof
uitdrukking, en in het, we zouden willen zeg
gen: innerlijke handelen van zijn figuren.
Want het berekende en tooneel-matige is hem
geheel vreemd: zijn personnages gaan ln zich
zelf en in elkander en ln het oogenblik op,
natuurlijk en onopzettelijk, zonder vertoon en
zich van geen toeschouwers bewust. Dit is ook
de bekoring van de scène, die het „Toilet van
Diana" heet: een idylle Van jonge vrouwen tn-
een landschap van ruischende zomerboomen
r
':r-
- v- <-
-
- <ii 31
PS-IBÜ
Het „Gezicht op Delftuit het Mauritshuis.
mDe Kantwerkster" uit het Louvre.
volgorde van hun ontstaan is niet mogelijk;
ook wat de dateeringen van zijn werk betreft
onttrekt Vermeer zich aan alle nasporingen.
Slechts driemaal gaf hij zelf een jaartal aan,
In enkele gevallen heeft men er bij benadering
een kunnen bepalen, maar voor het overgroote
deel van zijn werk zijn we op gissingen aange
wezen.
„De Koppelaarster" uit het Museum in Dres
den is in ieder geval vroeg: 1656. En uit den
zelfden eersten tijd van het gildemeesterschap
dateeren vermoedelijk net „Toilet van Diana"
in het Haagsche Mauritshuis en „Christus bij
Martha en Maria" uit de Schotsche collectie
Coats.
Mogen we het daarop houden, wat een "won
derlijk zoeken vertoonen deze drie werken dan
en wat een vroegrijp en veelzijdig meester
schap tevens De weinig-stichtelijke bordeel
scène uit Dresden, vrijmoedig maar niet grof,
zelfs kiesch voor dien tijd, heeft immers al
een bijzonder-hoogen graad van volkomenheid,
in kleur, in compositie, in actie en typeering
der handelende figuren: den muzikant met
het glas, de jonge vrouw, den „betalenden
logé" en vooral het loerende oude wijf, kenne
lijk de booze geest van het lichtzinnig gezel
schap. Meteen heeft Vermeer zich aan de
spits van de Hollandsche genre-schilders ge
steld, want de kunst van zijn tijd die zoo on
uitputtelijk rijk was in zulke kleine scènes
van den zelfkant, levert maar zeer weinig op
dat in spontaniteit en oorspronkelijkheid en
vooral in overrompelende psychologie hier
mede vergeleken worden kan. Wat een kenner
van menschen was deze 24-jarige Delftsche
jongeman En wat moet (ill toen al veel van
het leven en de wereld in J^chzelf doorgemaakt
hebben om er zóó van uit de hoogte op te kun
nen neerzien Of schiep hij vanuit een raad
selachtige intuïtie, zich zijn kennis en zijn ga
ven nauwelijks bewust? In iéder geval is déze
Als deze vroege schilderijen tevens zoovele
verkenningen waren in telkens een nieuwe
stof, dan is de schilder er wel onvoldaan van
teruggekeerd. Want noch de „comédie humai-
ne", noch het evangelie, noch de mythologie
zal hem voortaan zijn onderwerpen leveren.
Hij zal zijn vroomheid niet meer uiten op di
recte wijs in de beelden en voorstellingen van
de gewijde geschiedenis. Ook het zoet behagen
in natuur en vrouwenschoon naar Zuidelijken
trant kan. hem niet langer boeien, al lachte
de aarde hem wèl toe. En een eigenlijk genre
schilder. Is hij niet geworden en 'de geschie
denis doet hem onrecht als zij hem daarbij
zonder meer indeelt. Hij zoekt iets dat veel
abstracter is dan zijn tijdgenooten in dezen
kunstvorm gaven. Om deze daagsche werke
lijkheid is het hem ten slotte niet te doen,
niet om de dingen en hun schijn, niet om de
Handteekening op Het Atelier".
menschen en hun eindeloos levensspel. Ver
daarvandaan en wonderbaar daaraan onttogen
is het onberoerd en smetteloos rijk, waarvan
hij de beelden omdraagt ln zijn geest en hart.
Hij schildert enkele, weinige portretten, gt>cn
afbeeldingen maar dróómen van menschen,
die hij liefhad: het onvolprezen „Meisje" uit den
Haag, de vrouw van gevorderden leeftijd uit
Boedapest. Hij schildert enkele, weinige stads
gezichten uit zijn woonplaats. En dan is er
die lange, lange reeks van Interieurs met één,
twee, hoogstens drie personen, met weinig
actie, weinig beweging, zonder verhaal, rustig
en vreedzaam', de Delftsche stilte
De tijd heeft intusschën met het stadsgezicht
uit- het -Mauritshuis een oolijk spel gespeeld
Het gfóen van de boomen is daar door een
heeft het een innig timbre gekregen. De blau
we boomen van Delft: de tijd heeft ze mooier
gemaakt dan de schilder ze zich heeft durven
droomen.
kt
Men kan nu wel zeggen, dat Vermeer een
universeel genie Is geweest, die met een gelijk
meesterschap zich afwisselend op alle gebieden
der schilderkunst bewoog, het is toch duidelijk
dat het interieur zijn voorkeur had. Hij heeft
er zich bij het ouder worden hoe langer hoe
meer toe getrokken gevoeld en er zich ten
Slotte zelfs vrijwel uitsluitend mee bezig ge
houden, met dit bijzondere interieur, dat van
hem alleen is en uit honderd andere te her
kennen.
Dit is een feit, dat de aandacht moet hebben
omdat het bijzonder karakteristiek is voor den
schilder, die èlles kon en niet door de be
grensdheid van eigen gaven aan deze beper
king gebonden was. Hij was een christen, die
den bijbel kende en de beelden uit het evange
lie. Hij leefde in een tijdperk, dat hem een blik
gaf in de godenwereld der Oudheid. Hij kende
het leven en het menschenhart. Hij beheersch-
te volkomen den stijl van een nobel vergeeste
lijkt portret. En wie schilderde een machtig
plein-air, een wispelturige Hollandsche lucht
als hij hoven Delft zag
En hij heeft zich van dat alles afgewend,"
hij heeft er zich maar als in het voorbijgaan
aan overgegeven. Zijn stad was hem te groot,
aan zijn intieme woonwijk had hij zelfs geen
behoefte. Een simpel binnenhuis, een paar
ramen waar het licht door valt op een witten
muur, een vrouw, een meisje, een klein gezel
schap. En de wereld van Vermeer is er, wer
kelijk en zéér nabij, maar geheimzinnig en be-
tooverend als elders het werk van de stoutste
verbeelding.
Vivisectie op de kunst met behulp van pas
ser en Üneaal is een bezigheid die de genieter
geneigd is gering te achten. Maar in het ge
val van Vermeer heeft een nuchtere weten
schap vage vermoedens verrassend bevestigd.
P. T. A. Swillens, heeft in „Oude Kunst" van
twee jaar geleden een „perspectivische studie"
gepubliceerd over de interieurs van det) Delft-
schen meester en hij heeft zekerheid gebracht
over bepaalde omstandigheden, waaronder
Vermeer werken wilde. Hoogstens in een vijf
tal vertrekken, bleek het, heeft hij zijn in
terieurs geschilderd. Ze waren klein, waardoor
hij altijd dicht bij zijn onderwerpen zat, op
geringen afstand dus. van hetgeen hij schilder
de. Hij heeft herhaaldelijk dezelfde figuren,
vertrekken en voorwerpen in vele variaties
gecomponeerd en uitgebeeld, met behulp van
gordijnen er.hter steeds in andere belichting.
Is zij niet merkwaardig, deze beperking tot
een paar vertrekken van misschien één of twee
huizen, tot diezelfde tapijten, diezelfde aarden
kruikjes, diezelfde landkaarten aan den wand?
De schilder wees alles uit wat aanklopte aan
de verbeelding, hij sloot zich op in zijn Hol
landsche stad, onder die Delftsche menschen,
in een stil kwartier, tusschen vier kalken mu
ren van een sober vertrek. En wat hij daar
vond heeft zijn tijdgenooten verrukt, en
doet thans nog heel een wereld sprakeloos
staan voor deze ondoorgrondelijke macht van
zien en weergeven.
Wat hij er vond: het was wel allereerst he
wonder van het licht. Hij werd niet moede er
zich in te verdiepen, er variaties van
denken, het op te roepen en terug te ^zen
in zijn kleur. Zijn kleur, zijn volle» rijke pui
waarin geel en blauw zijn bijzondere 16 e
hadden, ls van licht verzadigd. sl®"Z.R" 8
een oud juweel. Hij speelt met het licht, hij-
heeft met het licht gevochten, maar ook ont
roerd met een prop in de keel ervoor gestaan
als hij het glanzen zag over de dingen van een
keukentafel, op het satijn van een kleed of ln
het groote oor-sieraad van een meisje. Het
licht is alles voor hem. Het kan menschen en
voorwerpen vrij-maken uit het donker, het
vervult spontaan en levend de stadsgezichten,
het boetseert een gelaat, het schikt de figuren
in een gezelschap elk op het eigen plan. Maar
het mysterie van het licht is vooral in die
sobere interieurs, waar het zacht aanschuift
over een kalen witten wand, waar het teeder
een vrouwenhoofd omspeelt en doode dingen
als doorschijnend maakt en van alle aardsche
zwaarte ontdaan.
Welk een meester Vermeer ook was in de
stofuitdrukking, hoe hij luister kon geven aan
de nederigste dingen van dagelijksch gebruik,
stillevens zijn er niet van hem bekend. Hij was
een schilder van menschen en ook als zoodanig
staat hij eenig en ongenaakbaar in zijn tijd.
Hij schildert geen persoonlijkheden met elk
hun eigen raadselachtig innerlijk bestaan van
lijden, strijd en glorie, als Rembrandt deed.
Hij schildert geen tijdgenooten ln grooten rijk
dom van karakters als Frans Hals. Hij schil
dert een samenleving als de genre-schilders ge
daan hebben, maar juist naast hun werk vol
uitbundigheid en tumult bracht de Delftsche
school een oase van rust en vrede.
Er is misschien geen volk ter wereld dat
zich zooveel en zoo natuurlijk en oprecht heeft
afgebeeld gezien als het Hollandsche van de
zeventiende eeuw. En dan is het niet bepaald
een nobel en verheven beeld dat voor het na
geslacht werd bewaard -Ad3 er niet de Zon-
dagsche pose is van het portret, is het eten
en drinken, stoeien en vechten en een wild
spel met vrouwen, dat dit Hollandsche leven
biedt. Zoo zagen het de genre-schilders, maar
het was van de waarheid maar een klein deel.
Wie de kracht en de schoonheid wil kennen
van het toen zoo machtig ras, zoeke het bij
de schilders van de zee en van de binnenhui
zen. En de intimiteit van het Hollandsche
leven is nergens inniger gezien en stralender
verheerlijkt dan in de Delftsche school, ner
gens is het in allen eenvoud zoo edel en ver
fijnd als hij Vermeer.
Hij is een. schilder van menschen, maar voor
al van de vrouw. De vrouw in het interieur
ls het geliefkoosd onderwerp van meer dan
de helft van zijn schilderijen en waar mannen
optreden in haar gezelschap vervullen zij een
ondergeschikte rol.
Ook die tweede groote Delftsche schilder,
Pieter de Hooch, was een schilder van vrou
wen, maar in geheel anderen geest. Pieter de
Hooch schildert de huisvrouw en de vrouw
moeder. Vermeer vooral de minnares, de schoo-
ne gebiedster in het leven, de verleidster ook,
ja, maar vaker nog de verre Beatrice van het
naar schoonheid smachtend hart.
De vrouw hij hem is ook de draagster van
de beschawing. Hij heeft het „Melkmeisje" ge
schilderd uit het Rijksmuseum en de bezige
„Kantwerkster" uit het Louvre te Parijs. Het
zijn uitzonderingen. De vrouw bij Vermeer,
jong en mooi en goed gekleed, arbeidt niet,
zij tooit zich met een sieraad, schrijft of leest
een brief, praat met een bezoeker en zeer vaak
is zij aan het musiceeren. Het is hij Vermeer
een samenleving van fijne cultuur in zijn wel
varende stad, het blijkt uit de gratie en de
overgave waarmee de muziek beoefend wordt,
onder de zangles en bij het bespelen van luit
en cembalo en clavichord. Ongekunsteld en ken
nelijk voor eigen genoegen bespelen de vrou
wen hun fraai versierde huis-instrumenten:
het is een natuurlijk musiceeren, een uiting
van zuivere volkscultuur.
De mannen van Vermeer zijn dit gezelschap
waard. Het zijn ernstige geleerden, astrologen
en aardrijkskundigen in hun studeervertrek
vol hoeken en hulpmiddelen der wetenschap.
Mannelijke bezoekers zijn ln tegenwoordigheid
van vrouwen hoffelijk en bescheiden. Zij zit
ten rustig te praten, luisteren naar de mu
ziek, bieden met een sierlijke buiging een gla3
wijn aan. Als er hier sprake is van een min
nespel, is het ingetogen en Voornaam; er blijft
altijd een zekere afstand en respect tusschen
man en vrouw op de schilderijen van Vermeer,
het eene jeugdwerk dan uitgezonderd.
Vreemd is het, dat er nooit kinderen zijn in
de binnenhuizen, terwijl de schilder met zijn
groot gezin en kleine woning ze toch waar
schijnlijk altijd om zich heen heeft gehad. De
vrouw-moeder en het kind, hij is ze volkomen
voorbij gegaan, een raadsel temeer in den
ondoorgrbndelijken schilder van dat eene f»8"
cineerende „Meisjeskopje".
De menschen domineeren niet ln de )n
rieurs van Vermeer; slechts bij hooge
dering is er de omgeving voornamelijk 0
figuur te doen spreken. Juist ln het meest
karakteristieke werk is het vertrek, en zijn de
kleine stillevens van de toevallige stoffeering,
schilderlijk van niet minder beteekenis dan de
personen die er zich ophouden. En daarin
openbaart zich wel de meest zeldzame en ge
heimzinnige trek van dit scheppend genie, zijn
vermogen n.l. om de doode stof te bezielen
en een eigen ondefinieerbaar leven te geven.
Hier ls èe kunst van Vermeer wel het moei
lijkst omsrorijvend te benaderen, omdat er geen
woorden zijn die kunnen zeggen wat de oogen
zien. De stoffelijke dingen zijn volkomen aan
wezig, weergegeven met een haast angstvallige
getrouwheid aan de natuur. Het stilleven op
de keukentafel waar het melkmeisje bij staat,
dé lichte wand met de landkaart achter de
lezende jonge vrouw, het kleine witte kruikje
op zoo menige tafel en het oorbelletje dat het
meisje uit het Mauritshuis draagt, er werd
v -V-va»;
S;: v's?
Studiekop uit het Berlijnsch Prenten
kabinet.
-V l'ï'
A
niets verwaarloosd aan "hun ulteriywo
ning en toch zijn ze niet wezenlijk reëel. Zer-
zijn nog iets anders en iets meer. Ze zijn ge
transponeerd in een wereld die de onze van
schijn en vergankelijkheid achter zich laat,
een wereld waarnaar het verlangen ons nabij
blijft als naar het -verlaten paradijs. Deze stof
en deze vormen, die kleuren en dat teeder
licht, die atmosfeer van reinheid en klaarte,
zij zijn de hemel nog niet maar de aarde niet
meer, zij zijn de schepping vóórdat zij geschon
den werd, op het oogenblik dat de Almacht
Haar werk beschouwde en zag dat het goed
was.
Veel van het Holland in de zeventiende eeuw
zijn de huidig® geslachten anders en minder
van verhoudingeu gaan zien. Het bewustzijn
van een grooter Nederland stemde critisch en
sceptisch tegenover dat Noordelijk deel in die
periode van hoogste macht en expansie. Maar
dan lü'kt da Weergalooze en onvolprezen kunst
van de Delftsche school nog te groeien in tee
rheid van leven en geestelijke kracht. En
van die school blijft Joannes Vermeer onbe
twistbaar het toppunt: een zoon van het Noor
den, die met zijn werk een nimmer te vervreem
den adelbrief schonk aan den Nederlandechen
stam.
JAN NIEUWENHUIS.
x<
,'.y-
'ik?} 'k- y. Vf
-Ar -
SBBBflaSSu
De „Lezende Jonge Vrouw uit het Rijksmuseum