DE PARTIJRAAD. BUITENLANDSCHE ZAKEN IN DE TWEEDE KAMER. BINNENLANDSCHE ZAKEN IN DE TWEEDE KAMER DONDERDAG 1 DECEMBER 1932 antoÏvUT MAX EN ZIJN VKIENBEN. Bet en Bert geschaakt. RIJK EN GEMEENTEN. Vooreerst de leiding der verSade"^rotter w. is GtJu vooizitter, Mgr. VAN VELSEN ONGESTELD. Pater van Hoof met bestuur van liet Vicariaat belast. ONZE VERHOUDING TOT BELGIE N VAN ROOY f. De economische voorlichting. DE AANGEVOCHTEN ZOMER TIJD. MR. CARL ROMME KAMERLID. WINKELSLUITINGSWET. EEN HOOPVOL VERSCHIET. STUDIECLUBS IN DE R.K. STAATS PARTIJ. GEEN OPENBARE VERGADERINGEN MET DEBAT. UITROEIING VAN ORCHIDEEEN. Indien wij na onze verslagen over den Partijraad nog geen oordeel hebben uit gesproken over het verloop der besprekin gen, dan beteekent dit niet, dat wij ontevreden zouden zijn. Integendeel, drie belangrijke goe e p ten zouden wij naar voren willen i g Zooals een vergaderingbezoekei on Was voorbeeldig. Aalberse die hoofschen tact paart aan hileidinae zettingsvermogen. Zijn gr°° - rede, hoe eenvoudig ook uitgesproken, pakte door klare indeeling, overtuigde zeggings kracht en niet het minst door den vromen geest, waarmee zij was doordrenkt. Wie haar beluisterde, schonk zonder meer zijn vertrouwen aan dezen man, die zonder ostentatie en vrij van allen valschen pathos precies zegt wat hij denkt. Menige politieke partij zal ons zulk een ervaren en even- wichtigen voorzitter benijden Aalberse's tact bleek vooral bij de be- sprekingen van de amendementen. Geen hard woord ontsnapte zijn lippen, wel pro beerde hij integendeel ook de voorstellers van de radicaalste amendementen te be jegen hun goede ideeën niet te laten weg spoelen door een stemming, maar ze rustig te laten gedijen. Er was vervolgens het werk der pra®- adviseurs: van den scherpzinnigen en altijd Waakschen mr. Goseling, die met scherpe gevatheid het werk verdedigde door hem en den stillen, maar even werkzamen als toe- ge wijdten mr. Teulings tot stand gebracht. Wij willen wel verklaren en ieder on partijdig outsider zal dit toegeven dat de arbeid door deze beide bestuurders onzer party aan de prae-adviezen besteed, onze bewondering heeft gewekt. Deze schrifte lijke stukken waren klaar, helder en scerp. Zij legden getuigenis af van goed inzicht en séherp uitdrukkingsvermogen en men mag ze met een gerust hart leggen «aast de prae- adviezen, welke andere partij bestui en for muleerden. Om dan nog maar te zwijgen van de uitstekende nota over de cumulatie kwestie. Onze menschen z™ goed doen deze stukken te bewaren. Zij bevatten een schat van propaganda-materiaal, geven inziet op veel kwesties en leggen het over duidelijk bewijs af, dat in onze partij de meeningen van onderop met worden afge haakt of in den doofpot gestopt. Tenslotte: ook de geest van de vergadering, die het groote program had goed te keuren, was uitstekend. Dit was zeker mede een gevolg van Aalberse's uitstekende leiding en van de goede schriftelijke voorbereiding. Maar het was toch ook een bewijs van die echt goede gezindheid, waarop Aalberse voortdurend doelde en die gelukkig onder onze menschen leeft. De Kamerleden, uit beide takken der Volksvertegenwoordiging, hebben, op twee uitzonderingen na, niet het woord gevoerd. Evenmin de aanwezige pries ters-afgevaardigden. Wij kunnen dit niet betreuren, omdat wij van meening zijn, dat in vergaderingen als deze het best 't woord gelaten wordt aan de gewone afgevaardig den. Bijzonder verheugde het ons, dat af wijkende meeningen zoo geduldig werden beluisterd, hoe martelend de zeer slechte accoustiek der zaal ook was een enkel lustig lied ter afwisseling zou goed gedaan hebben en hoe weinig behoefte men na de degelijke prae-adviezen aan uitvoerige debatten had. Echt deugd heeft het ons gedaan, dat van de amendementen juist die werden over genomen, welke betrekking hebben op onze gezinspolitiek, n.l. inzake de belastingen en het betrekking tot de aanstelling van vrouwelijk personeel. Alles bijeen kunnen wij tevreden zyn over het verloop van deze gewichtige bijeenkomst. Maar of wij bij den a.s. strijd geheel klaar zullen zijn, zal afhangen van ons landelijk ^\°fe 3°n?e intellectuelen, onze pro pagandisten. Wij moeten ons niet ontveinzen, dat ons een verwoede verkiezings-campagne v achten staat. Onze tegenstanders zullen oe crisis exploiteeren zoo hard ze kunnen en de fouten, welke men ons'terecht of ten onrechte zal aanwijzen, zullen geen geringe afmetingen aannemen. Ons partijbestuur het woord is groot, maar de werkers zijn weinig kan niet alles alleen doen. Wij moeten allen helpen. Door ons gebed, door ons geschreven en gesproken woord, door ®en nauwkeurige vaststelling der feiten.. Dan xal blijken, dat de Katholieke Staatspartij het fier zelfbewustzijn de komende cam pagne tegemoet zal kunnen gaan en onge- Schokt alle aanvallen zal te boven komen. Faxit Deus dat geve God tot heil van Kerk en land. BATAVIA, 30 Nov. (ANETA). ia verband met den algemeenen toestand ^an zijn gezondheid en een krankheid aan de °ceen beeft Mgr. A. P. F. van Velsen, Aposto- best1 Vlcarls van Batavia, voorloopig roet het den11^ van het Vicariaat van Batavia belast r°v}Caris A. T. van Hoof. Te Sltt ZlJSTER THEODORA, t Ursulinen-kp r overleed Dinsdagnacht in bet lijden, de eev^8t61" na een lang en smartelijk mej. Vriend. zu«ter Theodora, in de wereld Op den Waldfrieijh ren naar ons w0r<it M»nchen had giste- bestelling plaats van h^"1eld de teraarude; van den befaamden Wagl' st°££elijk overschot *ooy. Het liturgisch ceremüJ^fer va» d°cr een der broeders van den ovenedene deken M. j .van Rooy van G0ll(la "edene, deken onw maken hi6,r "tZ'n w'nCle gelegenheid, fout te herstellen welke tot 0=s ,eed. en sloop in het artikeltje dat onze redac. aa» dit verscheiden Dmsdag j.p wij<We Wilton van Rooy nl. vvas "immer „geuaiura- Useerd Duitscher". Integendeel hij is steeds 1 «derlander gebleven en hechtte daar sterk aan, zoodat hij steeds maatregelen nam om zijn Nederlandsche nationaliteit niet te ver hezen. BESMETTtf HAVEN. Ingetrokken is de beschikking van 11 Oct.. eilanden eilanden' borende tot de Hawai- Jhanden, besmet werden verklaard wegens WAT DIPLOMATIE EN WAT „HOLLANDSCH" IS In zijn „De hoofdtrekken van Nederland's buitenlandsch beleid", een der laatste geschrif ten van den scherpzinnigen Struycken, dat de moeite van het herlezen waard is, telkens als de Kamer hoofdstuk III gaat behandelen, treft de klacht, dat zelfs in de Volksvertegen woordiging weinig leden „zich inderdaad moei te geven om zich in te werken in de inter nationale politiek, zoo, dat zij in staat zijn zich, tenminste over de hoofdzaken een eigen oordeel te vormen". Maar wat zou de Katholieke staatsrechtsge leerde gezegd hebben, indien hij had beleefd, hoe een Minister van Buitenlandsche Zaken 's nachts na tw'ee uur zijn meening uiteenzette over een primordiale kwestie als onze verhou ding tot België Zeker, voor de aanwezigen was de stilte in de Kamer wel aangenaam, want, de heer Beelaerts van Blokland is geen spreker, dien men gemakkelijk volgt, doch wij vragen ons toch af of er voor deze aangelegen heden geen beter uur ware te kiezen In elk geval, wij hebben schier alle sprekers eenige aandacht zien wijden aan de Belgische kwestie en de Minister heeft naar aanleiding daarvan ook een en ander meegedeeld in het slot zijner rede, al liet hij uiteraard nog het meeste raden. De eerste, die de kwestie aanraakte en maar niets liever wilde dan zoo spoedig mogelijk aan het graven van een kanaal beginnen, waar in het resultaat van onderhandelingen met België later passen zou, was ir. Bongaerts, die ook geen vastheid van lijn in onze politiek t- o. v. België kon ontdekken ën nadere inlich tingen vroeg. En passant wenschte deze katho lieke afgevaardigde even vast te leggen, dat op onze Brabantsche belangen moest worden gelet, dat de kwesties Antwerpen—Rijn en Limburgsche wateren afzonderlijk dienden bekeken, dat onze Rijnrechten ongeschonden moesten blijven en dat wij hoegenaamd geen vrees behoefden te koesteren voor de mogend heden als wij haar niet vreesden. Zonderen wij de heeren Joekes, Krijger, Vlie gen en Snoeck Henkemans uit, die ook nadere inlichtingen vroegen de uitingen van beide c. h. afgevaardigden gingen vrij ver dan was er vooral de rede van dr. Colijn, welke aandacht verdiende omdat hij immers van Kerstmis 1929 tot Paschen van dit jaar onze officieuse onderhandelaar is geweest. En nu trof ons de tegenstelling in de redeneering van dezen afgevaardigde en die van ir. Bongaerts. Zeker zijn beiden het eens over het feit, dat Nederland aan alle verplichtingen, voortsprui tend uit de verdragen van 1839 heeft voldaan, maar hiermee is volgens dr. Colijn het laatste woord niet gezegd. Deze achtte tusschen beide landen /elerlei belangen te regelen, vooral inzake liet verkeer en wel in het licht der wederzijdsche behoeften van dezen tijd. En men kan daarbij geen oude toestanden tot maatstaf nemen. Wat bereikt was, aldus Colijn, zou instemming hebben gevonden en de daar tegen gerezen ontevredenheid berustte naar zijn meening op onjuiste voorstellingen of onjuiste waardeering van het voorgestelde. Een kanaal graven, zooals ir. Bongaerts voorstelde, zou onze positie aanmerkelijk verzwakken. Dr. Colijn bleek de moeilijkheden niet zoo licht te schatten. Zeker, er zijn zaken waarop wij recht hebben, zoo het wegnemen van den stop van Lanaye. Maar recht hebben, aldus de anti-rev. leider, is nog wat anders dan recht effectueeren en een proces zou ons verkeer, alleen al door den langen duur, heel wat kosten. Dr. Colijn toonde zich niet „zoo optimistisch als sommigen in Nederland wel lijken". e minister bleek de zaak al evenmin erg een- ,101K s vlnaen. Men kon aan hem merken, dat het hem werkelijk leed heeft gedaan de zaak niet tot oplossing te hebben kunnen bren gen. Afgezien van hetgeen hij zei over de „eigen geschiedenis van Nederland en België, waar wel een en ander aan toe te voegen ware, be woog Z. Exc. zich zeker in Struycken's voet spoor, toen hij het bestaan van een onafhanke lijk en zelfstandig België, van actueel Neder- landsch standpunt gezien althans, een Neder- Iandsch belang noemde en een goede verstand houding tusschen België en Nederland een al gemeen Europeesch belang. Z. Exc. heeft ook over de zwarigheden ge sproken, die een regeling in den weg staan. De eerste was de Belgische oorlogspsychose, welke alle onderhandelingen uitsloot; de tweede wordt gevormd door de concurreerende belangen van Antwerpen en Rotterdam: de derde is de moei lijkheid een eenmaal ontworpen verdrag, dat slechts vrucht van loven en bieden kan zijn en altijd in beide landen opponenten zal hebben, goedgekeurd te krijgen in de vier takken van Volksvertegenwoordiging. Een tweede verwer ping immers zou, naar de minister zei, „onher stelbare schade" teweeg brengen. Deze minister Is een ernstig man, die heele- maal niet over van Karnebeek's grootsche wel sprekendheid beschikt en niet gauw sterke woorden gebruikt. Men moet dus zijn woorden ernstig nemen. Jhr. Beelaerts vertelde, dat eerst schriftelijk van gedachten gewisseld was: de elementen der onderhandelingen werden gepu bliceerd in het Witboek. Daarna zijn de monde linge onderhandelingen begonnen op Neder- landsch initiatief en Nederland wilde het ver drag geparafeerd zien vóór Paschen 1931, opdat het zittend kabinet de zaak kon afhandelen en de teere kwestie geen element in den verkie zingsstrijd zou worden. Brussel billijkte dit ver langen, waarvan de verwezenlijking niet moge lijk bleek. Waarom niet? Dat hebben wij niet vernomen. Wel schijnt de campnagne, zooals de minister het verzet noemt tegen de uitgelekte voorstellen, welke het eerst in ons blad gepu bliceerd werden en ondanks allerlei tegenspra ken juist bleken, daar mede oorzaak van te zijn geweest men herinnere zich do interpellatie- Lohman in de Eerste Kamer en de minister verklaarde, dat hij geen gemakkelijke taak had gehad, vooral inzake de AntwerpenRijnver- bind'ing. In eik geval staat nu wel vast, dat het vol gend ministerie ook deze zaak zal hebben op te knappen, een feit, waarmee men nolens volens bij de a.s. verkiezingen wel degelijk rekening zal moeten houden en bij de kabinetsformatie eveneens. Dat deze minister de kwestie zal op lossen, hoe serieus en toegewijd hij er ook aan gewerkt heeft, zal wel niemand gelooven. Wij doen hem geen onrecht als wij als onze eerlijke meening zeggen, dat deze excellentie wellicht een uitstekend diplomaat is, maar in deze kwes tie niet juist van een bijzondei- fijn ontwikkelde politieke feeling blijk gaf. Misschien dat Colijn meer kans van slagen zou hebben: als deze staatsman den knoop niet ont wart, is hij althans zeker in staat hem met for- schen slag f]oor te hakken. Waarmee weer niet gezegd is, Clat hakken nu juist het summum moet- heeten van diplomatie. Een tweede kwestie, welke mr. Kortenliorst aansneed en die ook alle andere sprekers aan raakten, was de overbrenging van het econo mische deel van Buitenlandsche Zaken naar Economische Zaken. Prof. Aalberse had bij de algemeene beschouwingen den Minister al drei gend toegevoegd: „Bij Filippi zien wij elkaar weder" en niet ongeestig merkte de Minister op, dat wnar Julius Caesar er zelf niet was, de geest van Marcus Antonius verscheen in de persoon van mr. Kortenhorst, die al een amen dement had ingediend om 10.000 gulden van de begrooting te schrappen en zoo den Minister te dwingen, wij zullen maar zeggen, economi- schen voorlichtingsdienst over te brengen. De katholieke afgevaardigde had niet te klagen over steun. Toch trok hij zijn amendement later in, daar hij toch eerst de definitieve werking van den nieuwen dienst onder dr. Hirschfeld wilde afwachten, terwijl Colijn en Joekes nog over de a,s. departementswijzigingen gesproken hadden. Naar onze meening kan de intrekking moei lijk geschied zijn naar aanleiding van 's Minis ter's verklaringen. Uit het ministerieele antwoord vermelden wij nog, dat Duitschland spoedig de eerste oorlogs herstelbetalingen zal doen, dat de bewindsman de z.g. ontwapeningsconferentie mislukt acht, indien geen werkelijke vermindering der be wapening wordt bewerkt, dat de Volkenbond meer zijn kracht zal moeten ontleenen aan moreele macht dan aan sancties (een stand punt, dat wel niet allen zullen' deelen) dat het diplomatieke en consulaire corps ook zooveel mogelijk economisch wordt geschoold er is zelfs een club en dat aan ambassadeurstitels niet wordt gedacht. Het is jammer, dat cumu latie- en soortgelijke querulanten niet hebben gehoord, hoe de Minister zei, dat meer dan één Nederlandsche gezant zijn stand ophoudt niet van zijn salaris, maar uit eigen beurs. Dit is erg mooi, maar bewonderenswaardig lijkt ons de toestand niet, evenmin als de kruideniers houding van den liberalen spreker, die wel ambassadeurs wil, als.... 't niets behoeft te kosten. Dat is nou „Hollandsch!" KANUNNIK THARCISIUS BOOTSMA. 6 December a.s. 25 jaar secretaris van Mgr. Heylen. Onze Brusselsche correspondent meldt ons: Op Dinsdag 6 December a.s. zal het 25 jaar geleden zijn dat de Nederlandsche Norbertijner- pafer Tharcisius Bootsma, particulier secre'a- ris werd van Z. H. Exc. Mgr. Heylen, bisschop van Namen en zelf ook monnik van de Prae- monstratenzerorde. In religieuze kringen van een groot deel der wereld, mogen wij wel zeggen, is kanunnik Bootsma een zeer bekende en beminde figuur. HET BISSCHOPSJUBILEUM VAN KARD. FRUEHWIRTH. ROME, 30 November. (H. N.) Paus Pius XI heeft kardinaal Frühwirth een eigenhandig schrijven met Zijn hartelijke gelukwenschen voor diens 25-jarig bisschopsjubileum gezon den. KONINGIN HEDWIG VAN POLEN. Naar uit Warschau vernomen wordt, zullen door een groep vooraanstaande leeben en gees telijken pogingen in het werk worden gesteld, om de zaligverklaring van koningin Hedwig te verkrijgen. EEUWFEEST CONGREGATIE ZUSTERS VAN LIEFDE TE TILBURG. Z. II. Exc. de Bisschop van Haarlem, Mgr. J. D. J. Aengenent, heeft van Zijn hooge belang stelling doen blijken in het eeuwfeest van de Congregatie van de Zusters van Liefde van Til burg, door in de kapel der Eerw. Zusters van het Veronicagesticht aan het Spaarne te Haar lem een stille H. Mis op te dragen, geassisteerd door den zeereerw. heer Th. Pichot, Becretaris van het bisdom en rector Falkenberg, herder der Haarlemsche Duitsche meisjes. Door de zusters werden verschillende liederen uitge voerd. Mgr. hield een korte toespraak. Na de H. Mis zat Mgr. aan bij het ontbijt. Hier dankte hij nogmaals de zusters voor haar velen goeden arbeid, in den loop der jaren verricht. Voordat Mgr. vertrok bezocht hij de zieke zusters op de ziekenzaal. De Congregatie telt in het Haarlemsche Bisdom 17 huizen, ver der scholen, een weeshuis en een ziekenhuis. 415. De slechte honden vergaderen ook. „Mannen", zegt J. „sinds de burgerwacht ge vormd is, hebben wij geen leven meer. De buurt wordt eiken nacht bewaakt. Ik heb in dien tijd nog geen been kunnen stelen". „Schande!" roepen de slechte honden. „Maar wij zullen ons wreken!" vervolgt J. 416. In de woning van tante Anastasia liggen Bet en Bert rustig te slapen bij het open venster. Hun mama verricht huishou delijke bezigheden, en zal weldra met het ontbijt voor haar lievelingen binnenkomen. 417. Plotseling ontwaken Bet en Bert. Zij voelen dat zij worden opgetild. „Goede morgen, mama", zeggen zij, maar als zij de oogen wijd openen, zien zij niet het zacht moedige gelaat van tante Anastasia. doch de wreede trekken van den hond, wiens naam met een J. begint. Naar wij vernemen heeft de heer mr C P M. Romme heden aan het Centraal' Stem bureau bericht, dat hij zijn benoeming tot lid der Tweede Kamer aanneemt Eindelijk is het officieeie bericht er, dat mr. C. Romme het Kamerlidmaatschap heeft aan vaard. Hierbij is een gelukwensch op z'n plaats aan onze Tweede Kamerfractie, die zich ziet ver sterkt en verfrischt met zoo'n veel belovende jonge kracht, of liever met een jonge kracht, die reeds kan bogen op een staat van dienst, dien menig oudere benijden kan. Mr. Romme toonde zich aanstonds bij zijn publiek optreden van het hout waaruit men leiders snijdt: echt wagenschot! Door zijn bekwaamheid, zijn scherp inzicht, dat warmte van gevoel niet uitsluit, door zijn vlotte en aangename welsprekendheid, die ge heel het kenmerk draagt van zijn ronde, in nemende persoonlijkheid. Speciaal op het terrein van onderwijs en financiën voelt hij zich t'huiiis. Wij hopen, dat zijn optreden als Kamerlid van langen duur zal zijn en zien hem reeds als een ras-trekpaard zijn diensten presteeren bij de a.s. Kamerverkiezingen: Mr. Romme zou een van die zeldzame candidaten zijn, die in alle kringen met enthousiasme zullen worden gesteund. Mr. Romme werd geboren op 21 December 1896 te Oorschot in Brabant, waar.zijn vader kantonrechter was. Later werd zijn vader tot raadsheer benoemd aan het Amsterdamsehe ge rechtshof en verhuisde de familie naar de hoofd stad. In 1908 ging mr. Romme op het St. Ignatius- college te Amsterdam om, na het eindexamen, in 1914 de studiën voort te zetten aan de Am sterdamsehe universiteit, waar hij in de rechten ging studeeren. In 1919 vestigde hij zich als advocaat te Amsterdam. In 1924 promoveerde hij op stellingen. Toen in 1921 de Watergraafs meer door de hoofdstad werd geannexeerd wa ren nieuwe verkiezingen voor den gemeenteraad noodzakelijk. De heer Veraart, broer van den professor, die lid van den raad van de Water graafsmeer was, stelde zich niet meer beschik baar voor de verkiezingen. De 24-jarige mr. Romme die eveneens tot de gemeente Watergraafsmeer behoord had, werd toen tot lid van den Amsterdamschen raad ge kozen. Het belang an de gezinnn. „Habeo adversus te pauca ik heb een wei nig tegen u", kon menig spreker gistermiddag zeggen tegen Minister Ruys de Beerenbrouck, die immers niet te klagen had over een slechte kamer en daartoe ook geen reden heeft ge geven. Dat zoowel de Minister als de sprekers het kort konden maken, ligt behalve aan de vervlogen algemeene beschouwingen ongetwij feld ook aan de heldere en afdoende wijze, waarop deze Minister schriftelijk van gedach ten wisselt met de kamer. Men mag op sommige andere departementen gerust eens kennis ne men van stijl en inhoud van de Memorie van Antwoord op hoofdstuk V. Er moge hier eens wat ontbreken, over 't algemeen kon men aan deze memorie geven, wat de soc.-dem. mevr. de Vries terecht aan het verslag over het krankzinnigenwezen schonk; een woord van lof. Zeker waren er wenschen, ook afgezien van de rigoristische verlangens van ds. Zandt, die alle dansen en iedere bioscoop uit den booze vindt. Wij begrijpen, dat tegen excessen wordt gewaakt en evenals Dinsdag mej. Meijer, heeft gisteren mr. Teuling nog eens op reëele geva ren van de biosco p gewezen. Maar de collega vain ds. Kersten wil aJ te radicaal te werk gaan. Dat de heer van Dis, die ook tot Kersten's groep behoort, mede dSArom beweert, dat de coalitie ons volk „naar het heidendom" voert, klinkt wel krachtig, maar is nog niet juist, al wordt de bewering ook gedrukt en wellicht nage drukt. Evenmin als de staatkundig-gerefor meerde klachten over den stemplicht ernstig zijn, daar mr. Beumer nog eens weer duidelijk heeft aangetoond, dat in ons land slechts een opkomstplicht bestaat, maar geen stemplicht in den eigenlijken zin des woords. Het is ook on denkbaar, dat de christelijke partijen in ons land een toestand zouden handhaven, welke burgers zou dwingen tegen hun geweten te handelen. De katholieke lezer herinnere zich nl. dat sommige protestanten gewetensbezwaren hebben tegen het vrouwenkiesrecht. Het be zwaar van den heer Braat tegen het stemrecht van landarbeiders, is vanzelfsprekend van min edelen aard. Over burgemeestersbenoemingen is ook weer een en ander te doen geweest. Als men echter nagaat, hoeveel deze Minister er jaarlijks be noemt, schijnt zijn greep over 't algemeen nog al gelukkig. Zeer juist achten wij het standpunt der Regeering, dat geschiktheid voor besturen zeker niet achtergesteld mag worden bij concrete, administratieve kennis. Het bur gemeesterschap is nu eenmaal heel anders dan het ambt van secretaris, dat wij uitzonder lijke gevallen daargelaten inderdaad van zulk een technischen aard achten, vooral in dezen tijd, dat hier kennis der gemeente-admi nistratie in 't bijzonder en van het bestuurs recht in het algemeen, moet worden geëischt. De Minister deelt trouwens dit standpunt. Ook zijn denkbeelden over de samenvoeging van gemeenten kunnen in groote lijnen worden aanvaard. Zij hebben voor ons waarde, omdat deze bewindsman, die tien jaar deze kwesties bekeek, over ervaring beschikt. Een heel ernstige zaak is die der noodlijdende gemeenten. „Zij groeien vast in tal en last", was de heer Smeenk geneigd met Vondel te zeg gen en ds. v. d. Heide, die speciaal de aandacht vroeg voor de „Emmer ziekte" (om met den Drenthschen gedeputeerde Gorter te spreken, die zich nog altijd Emmen's wethouder schijnt te voelen) bezwoer den Minister toch medelij den te hebben met deze Drenthsche gemeente. „Zoo kunnen we niet doorgaan", zuchtte de predikant, die werkelijk droeve armoe-staaltjes uit deze gemeente ophaalde en den Minister tot een bezoek uitnoodigde. Nu schijnt Lohman eens gezegd te hebben: „Dominees deugen niet voor politiek. Want, óf zij hebben verstand van geld en dan zijn het geen goeie dominees óf ze hebben er geen ver stand van en dan hooren ze niet in de poli tiek thuis." Minister Ruys zegt nooit scherpe dingen. Maar hij verzuchtte: „Eigenlijk kan ik ook niet doorgaan met steunen". De begroo- tingspost voor onderstand aan noodlijdende gemeente* is al met 175.000 verhoogd en be draagt nu 575.000. Uit zelfbehoud moet het Rijk aan steun vragende gemeenten wel voor schrijven de belastingen zoo hoog mogelijk op te voeren en de uitgaven zoo sterk mogelijk te drukken. Wij begrijpen volkomen de voor zichtigheid van den Minister. Toch meenen wij met den heer Smeenk e.a. sprekers, dat vooral de eisoh van 200 opcenten op de perso- neele belasting dient herzien. Wij weten wel, dat het na de wet-1929 een der weinige be schikbare bronnen is, doch een huishuur van vier gulden per week met één gulden belasten, gaat ons te ver en daarop dient iets gevonden niet in 't minst in 't belang van de gezinnen. Vóór de middag eindigde, had de Minister een tweede invitatie te pakken: „Komt u eens in „De Joodsche Invalide" kijken, excellentie' vroeg dr. Vos, die een sympathiek pleidooi hield om Joodsche geesteszieken in Joodsche inrich tingen onder te brengen. Dit pleidooi had zicht baar de instemming van den Minister en wij gelooven, dat deze al het mogelijke zal doen om den wen,sch In te willigen. Een betere steunregeling voor werklooze Ne, derlanders is in Duitschland in voorbereiding en morgen komen de afdeelingen werkverschaf fing en steunverleening aan de beurt. Dinsdag verklaarde Minister Ruys zich po sitief tegen de afschaffing van den Zomertijd en verwierp de Kamer de daartoe strekkende mo tie-Zandt met 54 tegen 22 stemmen. De anti- rev. heer v. d. Heuvel en de c.h. heer Bakker willen het nu per initiatiefwet probeeren. Of zij na Braat's failure zullen slagen, is een heele vraag en ook of de Minister, gezien zijn re cente verklaringen geneigd zou zijn de onont beerlijke medewerking te willen verleenen, dient afgewacht. Bij den aanvang van de zitting is de Be grooting van Buitenlandsche Zaken goedgekeurd met 77 tegen 2 communistische stemmen. En de heer de Visser stelde vast dat hij alweer ten onrechte was buitengezet, terwijl mr. Joe kes er voor alle securiteit op wees, dat hij met zijn interruptie het oog op de Russische justitie had. Precies zooals wij hadden begrepen en wel weinigen niet zullen hebben verstaan. De soc. dem. fractie had er geen behoefte aan, haar houding van Dinsdag nader te verklaren. En de president sloot het geval met de bede om meer gematigdheid in het vervolg. De communist heeft zijn verontschuldiging aangeboden vocfl" het leelijke scheldwoord aan 's heeren Kete- laar's adres, die niets anders had misdaan dan hem zachtjes te zeggen: „U kunt de waarheid niet verdragen". Het doel en de middelen waarmee dit moet worden nagestreefd. Het dagelijksch bestuur der R. K. Staatspartij heeft onderstaand rondschrijven gezonden aan de besturen der R. K. Rijkskieskringorganisa- ties. Het program-1933 is vastgesteld met mede werking van de organen, welke het Partijregle- men.t daartoe heeft aangewezen. Voor het D.B. zou er zonder meer geen aanleiding zijn hiervan nadrukkelijk melding te maken, al gebruikt het gaarne deze gelegenheid om zijn voldoening uit te spreken over de wijze waarop verscheidene organen der Partij, in juist begrip van hun taak, hun medewerking hebben verleend. Er is echter ook belangstelling getoond voor het ontwerp-program op een v, ze, die kwalijk overeen te brengen is met de goede orde in de Partij, zooals die in het reglement is vastgelegd, met het doel van het werk, ja zelfs met een loyale medewerking binnen het partijverband. Wij doelen op de wijze, waarop hier en daar studieclubs van baar activiteit hebben doen blijken. Studieclubs zijn in het kader van het Partijreglement opgenomen jls deelen van het partijorganisme, niet als volkomen autonome lichamen. Dit laatste zou in een behoorlijke organisatie ook moeilijk denkbaar en zeker niet toelaatbaar zijn. Studieclubs behoeven dan ook de erkenning van plaatselijke kiesvereenigingen of rijkskieskringorganisaties, en zijn onderwor pen aan een bijzonder toezicht vanwege het be stuur van het orgaan der Partij, dat de studie club heeft erkend (art. 9 en 10 P.R.) Dit alles behoeft studieclubs in gezonde ont plooiing van haar werk geenszins te belemme ren. Mits er aan wordt vastgehouden, dat 't doel der clubs uitsluitend studie zij. Als elk ander doel moet dit worden nagestreefd met geëigen de middelen. Een zoodanig middel kan zijn, he' zich verdiepen in vraagstukken individueel of gezamenlijk onder leiding, onderlinge gedach- tenwisseling, dit alles met het doel, de verwor ven meerdere kennis en het beter inzicht uit te dragen in de vergaderingen van kiesvereeni- ging of kieskring. De behandeling van onderwerpen in openbare vergaderingen, nog wel na openbare aankondi ging, waarbij de gelegenheid tot debat publie kelijk wordt opengesteld, kan niet alleen met studie niets meer te maken hebben, maar draagt daarentegen een geheel ander karakter. Het D.B. is van oordeel, dat de verhoudingen in onze partij zoodanig gezond zijn, dat het geen grond heeft gevonden tijdens de behandeling van het ontwerp-program van zijn inzicht uit drukkelijk te doen blijken. Een gezonde partij kan een groote mate van vrijheid verdragen. Maar er moet tegen worden gewaakt, dat het onontbeerlijk onderling vertrouwen wordt ge schokt. Studieclubs, die openbare vergaderingen hou den en zoodoende een stuk leiding in de partij naar zich toe trachten te trekken, handelen in strijd met de taak, die haar bij het reglement is toegedacht, en wat erger is zij onder mijnen het onderling vertrouwen, dat voor een vruchtbare werkzaamheid van elke partij nood zakelijk is. Omtrent dit alles kan geen redelijke twijfel bestaan. Daarom vertrouwt het D.B., dat ook enkelen in onze gelederen, die in onberaden ijver te ver zijn gegaan, dit zullen inzien en dat zij hunne activiteit in goede banen zullen leidsn. En zeker zullen de besturen van Kies kringen en Kiesvereenigingen zich hun taak in dezfe bewust zijn en ervoor waken, dat de resultaten van studie waarlijk aan de partij in haar organisatorisch verband ten goede zullen komen. Minister Verschuur over tegemoet koming aan de bezwaren. In de Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer betreffende de begrooting van Econo mische Zaken en Arbeid wordt meegedeeld, dat de toepassing der winkelsluitingswet inderdaad verschillende bezwaren aan het licht heeft ge bracht, die den minister reeds hebben doen overwegen, of daarin niet door wetswijziging ware te voorzien. Mede in verband hiermede is thans nog een onderzoek gaande naar de ge volgen, welke deze wet voor den winkelstand heeft. Ofschoon alle gegevens nog niet in zijn bezit zijn en hij zich dus voor het oogenblik een eindoordeel nog moet voorbehouden, meent hij toch wel te mogen verklaren, dat, naar zijn aanvankelijken indruk, de wet voor sommige soorten winkels inderdaad in meerdere of mindere mate schadelijk werkt. Anderzijds schuilt in de algemeen vernomen klacht, dat de wet zoo funeste gevolgen voor den winkelstand heeft, naar den door den mi nister tot dusver verkregen indruk stellig overdrijving, al ontveinst hij zich niet, dat een verruiming van de verkoopgelegenheid voor sommige soorten van winkels, in het hijzonder voor wat den Zondag betreft, wellicht noodig zal blijken. Aan de hand der uitkomsten van het onderzoek zal hij zich te zijner tijd beraden omtrent wat te doen staat. Zoo noodig zal hij een wijzigingsvoorstel bij de staten-generaal indienen. De toestand met betrekking tot automaten laat ook naar 's ministers indruk te wenschen over. De minister is bereid te overwegen, in hoe verre er aanleiding bestaat om, hetzij door wets wijziging, hetzij door verandering in de wijze van uitvoering der wet, te voorzien en in de kwestie, dat de goedkeuring door de Kroon van verordeningen volgens art. 9 der wet niet aan een bepaalden tijd gebonden wordt. IBS De firma C. Jamin heeft den volgenden open brief aan den Minister van Economische Za ken en Arbeid en de leden van de Eerste en Tweede Kamer gezonden: „Met verschuldigden eerbied, deelt onderge- teekende UEdelgestrenge mede, met waardee ring en instemming kennis te hebben genomen van het voorstel tot wetswijziging inzake win kelsluiting door den Vrijheidsbond voorge dragen. Zij is ervan overtuigd, dat hij aanneming van het betreffend ontwerp een aanzienlijk deel der door de winkelsluitingswet veroorzaakte de- bietsvermindering aanstonds zal worden her steld, met als gevolg, dat de daardoor ontstane werkloosheid zoowel in de onderhavige als ne ren bed rij ven, in het belang van degenen er bij betrokken, zal worden opgeheven en ten bate ran het algemeen zal strekken. De opheffing van Zondagssluiting op 4 December in sommige gemeenten. Door den heer Smeenk zijn aan den minis ter van Economische Zaken en Arbeid de vol gende vragen gesteld: Is het den minister bekend, dat sommige gemeenteraden, op grond van artikel 9, lid 3, van de Winkelsluitingswet, besluiten tot op heffing van het Zondagsregime voor alle win kels, bijv. op Zondag 4 December a.s.? Is de minister niet van oordeel, dat op deze wijze aan artikel 9, lid 3, van de bedoelde wet een toepassing wordt gegeven, dit in strijd is met letter en geest van het desbetreffende ar tikel? Acht de minister, bij toestemmende beant woording van de tweede vraag, termen aanwe zig om dergelijke raadsbesluiten ter vernie tiging aan de Kroon voor te dragen? Om belasting aan te zuiveren. De Nederlandsche Commissie voor Interna tionale Natuurbescherming vestigt de aandacht op het feit, dat te Makassar duizenden „larats" orchideeën (Dendrobium phalaenopsis) ten verkoop worden aangevoerd, waardoor de oor spronkelijke vindplaats onherstelbaar vernie tigd dreigt te worden. Een harer correspondenten schrijft hierover bet volgende: „Larat, een eilandje van de Zuid-Ooster ei.ianden in de Molukken, heeft de over 1931 verschuldigde belasting nog niet geheel opge bracht. De bevolking zoekt nu naar bronnen van inkomsten en daar het eiland bekend is door de fraaie paarse en witte orchideeën, die daar groeien, de z.g. „larats", worden deze planten verzameld, door den Gezaghebber in ontvangst genomen en bij- tienduizenden tege lijk naar Makassar gevoerd om daar voor 5 cents per stuk verkocht te worden. Ze vinden er grif aftrek, want nog nimmer was van den aanvoer van een dergelijk groot kwantum gehoord, en men ziet ze dan ook op bijna ieder erf in de omgeving. Vrijwel met elke K.P.M.-boot komen nieuwe zendingen aan. Een klein rekensommetje wijst uit, dat voor de betaling van 8000 achterstand ruim 160.000 planten móeten worden weggehaald. Is het niet mogelijk een dergelijke uitroeiing op groote schaal, en dan nog wel op de oor spronkelijke vindplaats, te voorkomen en zijn er geen andere bronnen van inkomsten om deze belastingpenningen, die natuurlijk moe ten worden betaald, aan te zuiveren?" AANKOMST MAIL. De mail van Indië en China per Eng. s, Rajputana wordt Vrijdag 2 December, 4 aur voormiddag, te Marseille -jerwanht.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 5