i. n MAILSCHIP OF LUCHTSCHIP? LEZERS VAN ONS BLAD. [geadverteerde artikelen. TWEEDE KAMER AANVAARDT BINNENLANDSCHE ZAKEN. VRIJDAG 9 DECEMBER 1932 de handelsbetrekkingen met duitschland. mm MAX EN ZIJN VRIENDEN. BEZUINIGING OP VOLKS GEZONDHEID. proost! Het, eerste bockbier verkrijgbaar, i DE TRIBUNE-ZAAK IN HOOGER BEROEP. Het einde van den strijd. zilveren kardinaalsjubile van Z. H. EM. PIETRO GASPARRI. THERESIA.VEREERING. Mgr. A. H. L, HÉNSEN t LUCHTSCHEPENDIENST OP INDIE. De opleiding van de noodige bemanning. DE INDISCHE POSTVLUCHTEN OUD-MINISTER VAN DER WIJCK f J. BOTERENBROOD f. Moderne kooplieden geven door hunne advertentiën in de dagbladen blijk, met hunne aanbiedingen do concurrentie het hoofd te kunnen bieden. Zij treden met hunne producten en de prijzen, welke zij er voor rekenen, openlijk op en leveren hierdoor het bewijs, aan het publiek de beslissing in daden van koop te durven overlaten. De meest geadverteerde goederen vinden den groot sten aftrek. Zij zijn bijna altijd de beste en de goed koopste. Koopt dus uitsluitend Inzake de Volkshuisvesting wil de Regeering het mogelijke doen.-.. Moest men de soc. dem. pers gelooven, dan was Jhr. Ruys de „verloochende minister-presi dent" en dan zou het feit. dat deze geen gequa- lificeerden zetel kreeg, getuigenis afleggen „van vier jaar volslagen mislukte en volksvij- andelijke roonische politiek". Zelfs indien men dit taaltje van de gewone overdrijvingen vrij maakt, is het nog buitengewoon overdreven. De man van de „volslagen mislukte en volks- vijandelijke politiek" ziet zijn begrooting zonder hoofdelijke stemming aangenomen! Mén bedenke de begrooting, waaronder werk verschaffing, steunverleening en volksgezond heid ressorteeren, passeert den hamer zonder één weersprekende stem. Dit beteekent natuur lijk niet, dat men baar bejubelt, maar toch zeker wel, dat de Kamer overtuigd is van de toewijding, waarmee de Premier de hem toe vertrouwde zaken behandelt. Laat de soc. dem. pers dus maar gerust zijn: de katholieke partij weet zeer goed, dat de Kamer een zeer critisch en licht reageerend college is en als zij zoo zuinig is op Ruys, zal diens partij niet met hem morsen. Als wij dit schrijven, overdrijven wij niet, want het sterkste bewijs voor de stevige positie welke Minister Ruys in de Kamer heeft, lever de het £)£t van de bespreking der afdeeling Volksgezondheid. Menige andere Minister zou een rare pijp gerookt hebben, als de Kamer hem zou attrappeeren op onbekendheid met departementale correspondentie. En dit was toch gister inderd«BRl het geval: de Amsiter- damsche afgevaardigden, die het verlossende woord voor hun vroedvrouwenschool verwacht ten, stonden geslagen, toen de Minister met een hoogst verwonderd gezicht geen kennis bleek te dragen van een schrijven, dat, zooals Ke telaar precies wist te vertellen, op 16 Nov. was uitgegaan. Maar onze Amsterdammers, onder ■wie mej. Katz, vielen den Minister niet hard. Zij weten, dat hij betrouwbaar is en wachten nu op diens eindbeslissing. Dit neemt niet weg, dat wij ons wederom hebben verbaasd over het blijkbaar zeer on voorzichtige optreden van een of anderen ambtenaar. Voor ons is uitgesloten, dat dit mr. Lietaert Beerbolte is geweest. Deze is veel te voorzichtig; er is ons zelfs meegedeeld mededeeling, welke wij onder reserve weer geven, al hebben wij geen reden aan de juist heid van de bron te twijfelen dat de begroo ting van de afdeeling Volksgezondheid ook al „verbeterd" wordt buiten dezen hoogst be kwamen ambtenaar om. Als dat zoo is, hebben de correctoren hun trekken niet onverdiend thuis gekregen. Volksgezondheid is een afdeeling, waarop ons land trotsch mag zijn. Zij heeft dingen gepresteerd, welke in weinig landen haar weerga vinden en door geen land zijn overtrof fen. En het was zeer goed, dat Minister Ruys daar eens op wees en met cijfers aantoonde, wat zijn voorgangers grootendeels onder tijn medebewind op hygiënisch terrein heb ben bereikt. De medici hebben Aalberse trou wens niet voor niemendal tot eerelid van hun organisatie benoemd. Juist omdat vroeger zoo veel is uitgegeven en de Staat zoo royaal alle goede initiatieven heeft gesteund, treft nu iedere vermindering pijnlijk. En wij begrijpen, dat artsen protesteeren en zoowel dr. Vos als dr. de Vries-Bruins met moties komen. Dat deed ook mej. Meyer, die in de bres sprong voor 't Groene en Wit-Gele Kruis en de kinder vriend Ketelaar, die zijn hoofdstedelijke bleek neusjes bedreigd ziet, en mej. Groeneweg, die aan de drankbestrijding zoo graag de subsidie blijft gunnen tot het heele oude bedrag. Wie weet hoe Ruys als vriend van Ariëns een der allerverdienstelijkste bestrijders van drankmisbruik is geweest, die begrijpt ook, dat hij met leedwezen zulk een post vermin derde. En wie zich herinnert, dat de eigen kinderen van den Premier actief deelnemen aan de bestrijding van den t. b. c.-geesel, kan zich ook indenken, dat hij met mej. Meijer wel heel graag Sok den t.b.c.-post volledig zou hebben gespaard. Misschien had de malaria dan nog wel kans gemaakt, een ziekte, van welker lastigheid zoowel dr. Vos als de heer Ch. v. d. Bilt den Minister vergeefs trachtten te overtuigen. Maar, zooals mr. Kortenhorst ad rem zei, dr. Vos zegt wel, dat hij andere bezuinigingen weet, maar hij openbaart ze helaas niet. En Öe minister moet nu eenmaal bezuinigen en dan de belangen wel tegen el kaar afwegen. Hij is nu eenmaal niet zoo ge lukkig als mr. Mok, die in de December-afle- vering van „De Soc. Gids" erkent, dat ook in Engeland zijn partijgenooten de financieele bezwaren tegen hun plannen niet kunnen weer leggen, maar er dan rustig op laat volgen: „Het is onnoodig op dezen kant van het vraag stuk in te gaan, omdat de financieele situatie in elk land anders is" (blz. 890). Ja, dat is buitengewoon gemakkelijk, maar het is nu juist vanwege de financieele situatie net pre cies wèl noodig om deQ financieelen kant van alle voorstellen terdege na te gaan. Als de re geering dat niet deed, liep de volksgezondheid over een poosje heel wat meer gevaar. De Kamer heeft dat ook begrepen: zij ver wierp zoowel de motie-Vos om den post voor malaria-bestrijding te handhaven (39 40) als die van mevr. de Vries, welke geen vermin dering van de subsidiën tot bestrijding der t. b. c. wilde toestaan. Inzake de Volkshuisvesting wil de regeering het mogelijke doen, mits de arbeidsloonen door speciale tarieven niet hoog gehouden worden in de groote steden. De rente-verlaging zou niet helpen voor de huur-verlaging wijl dan ook aan de onverplichte regeeringsbijdra- gen zou moeten worden geraakt, die als com pensatie kunnen worden beschouwd. De minis ter meent, datvoortgezette woningbouw lang zaam maar zeker huur-drukkend zal werken. Over de voorschotten aan de N. V. Thermo- chemische fabrieken, die nog al tegenstand ondervonden, maar niet bij den heer Jac. Vos, die inachtneming der particuliere belangen be pleitte, heeft de minister nog geen beslissing genomen en evenmin over de vermindering van de kosten voor de uitvoering der Waren wet. Nogmaals verzekerde de minister, dat hij op dit punt niets zou doen, vooraleer de Kamer gehoord te hebben. Zij, die op een herziening der Drankwet rekenen, vooral in verband met overschrijvingen van vergunningen, zullen goed doen zich het zeer gereserveerde ant woord van den Premier te herinneren. Een termijnverlenging zien wij nog niet in de wet- Verschuur staan. Besprekingen tusschen vertegenwoor. digers van het Nederlandsche en Duitsche bedrijfsleven te Keulen. Van Nederlandsche zijde wordt het volgen de meegedeeld: Woensdag had te Keulen een bespreking plaats van afgevaardigden uit de verschillende organisaties van het Nederlandsche en het Duilsche bedrijfsleven onder voorzitterschap van dr. Simson, staatssecretaris b. d. De Ne derlandsche delegatie, die onder leiding van dr. F. E. Posthuma stond, was samengesteld uit afgevaardigden van de bedrijfsgroepen, die deel uitmaken van het kort geleden gevormde „Centraal Instituut ter Bevordering van het normale handelsverkeer tusschen Nederland en Duitschland" (Centraal Instituut Neder land), waarin vertegenwoordigd zijn: alge- meene Nederlandsche zuivelbond, bond van Kaasproducenten, Chr. Boeren en Tuinders- Tuindersbond. ^Kon. ^ed Neder). Pluimveefederatit^ed^Z™1; Mij. R. K. Werkgeversvereniging Ned. Mij van Nijverheid en Handel, Verbond van Ned. Werk gevers, Ver. van Chr. Werkgevers en Groot handelaren in Nederland. Van Duitsche zijde waren bij de bespreking tegenwoordig afgevaardigden van het Reichs- verband der Deutschen Industrie, de Duitsche Industrie- en Handelstag, Reichsverband des Deutschen Gross- und Ueberseehandels, Lang- namverein, Dusseldorf, Verein. zur Wahrung der Interessen der chemischen Industrie Deutschlands,- Berlijn, Verein. Deutscher MaMiinenbau-anstalten Berlijn, Verband Kera- mi'her Gewerke, Berlijn, Gesamtverband der Deutschen Werkzeug-industrie, Verein Deut scher Eisen- upd Stahlindustrieller, Zentral verband der Deutschen electrotechnischen In dustrie, Zentralverband der deutschen Metall-, Walzwerkes- und Hutten-Industrie, Eisen- und Stahlwaren Industriebund, en Verband Rhei- nischer Industrieller. Nadat staatssecretaris b. d. dr. von Simson woorden van welkom had gericht tot de ver schillende vertegenwoordigers, hield dr. Post huma een rede, waarin hij er op wees, dat de economische en politieke fouten een vrijwel chaotischen toestand op het gebied van handel en nijverheid geschapen hebben en men het geheele bedrijfsleven als het ware in een ijzeren harnas gegoten heeft. De oneindige economische en politieke conferenties hebben belaas niet mogen baten; het is derhalve de allerhoogste tijd, dat het particulier initiatief een poging aanwende om een uitweg uit den chaos te vinden. Wij zullen aldus dr. Posthuma als za- kenmenschen niet al te uitvoerig spreken, de nood der tijden eischt daden en geen woor den. Het is ons volkomen duidelijk, dat Duitschland er vóór alles naar streeft zich een aanzienlijk export-surplus te scheppen. Dr. Posthuma besloot zijn toespraak met te zeggen, dat het uiteindelijk doel en streven moet gericht zijn op een volkomen herstel der vroegere handelsrelaties. Het particulier ini tiatief heeft hier een grootsche taak en wij mo gen onze landgenooten niet teleurstellen. Na de rede van dr. Posthuma werd mede deeling gedaan van de oprichting van ï1®1. Cen traal Instituut Nederland-Duitschland, bene- vens van de samenstelling eener Duitsch-Ne derlandsche commissie bij het Reichsverband der Deutschen Industrie. Daarop volgde een discussie over de acu e problemen betreffende het Nederlandsen Duitsche handelsverkeer, welke ingeleid werd door dr. Jacob Herle van Duitsche zijde en den heer E. Henny, directeur van het Centraal Instituut Nederland-Duitschland. Uitgangspunt van deze discussie vormde de bespreking, welke eenige weken geleden had plaats gevonden tusschen de vertegen woord i gers van het Centraal Instituut en de toen nog in wording zijde bovengenoemde Duisch Nederlandsche commissie. De vergadering kon tot haar genoegen con stateeren, dat sedert deze voorbereiding ie® s een merkbare ontspanning in de atmosfeer der Wederzijdsche betrekkingen viel waar te ne men. Aan het slot der onderhandelingen, die in een zeer aangenamen geest gevoerd werden, kwam men overeen, dat het Centraal Insti tuut Nederland-Duitschland (Hugo de Gioot- straat 15, Den Haag), zoowel als de Duitsch- Nederlandsche Commissie voortaan de aange Wezen instanties zullen zijn teneinde de moei lijkheden in het wederzijdsch handelsverkeer, die tot dusverre zijn gerezen of in de toekomst mogelijkerwijze nog zullen ontstaan, op te l°s" sen, en waartoe belanghebbenden zich mits dien kunnen wenden. Onze Haagsche redacteur schrijft ons: Wij meenen goed te doen er de aandacht op te vestigen, dat het hier zuiver particuliere besprekingen geldt. Hoe nuttig die ook kuu- nen zijn om tot een goede verstandhouding te komen, men moet ze toch niet overschatten. Vooral daar blijkens 't bericht alleen met ver tegenwoordigers der Duitsche industrie is on derhandeld, die steeds goede en gemakkelijke handelsbetrekkingen tusschen Nederland en Duitschland heeft voorgestaan, terwijl de moeilijkheden, welke onze officieele onderhan delingen met Duitschland ondervinden, voor namelijk komen van de zijde van den landbouw. En dat ook door of namens den landbouw te gemoetkomende verklaringen zouden zijn af gelegd, blijkt uit het bericht uit Keulen niet. Vervolging van den drukker en den ingenieur, (Vervolg.) De verdediger van den ingenieur, mr. P. van 't Hoff Stolk, begint met critiek uit te oefenen op de huiszoeking bij de drukkerij Atalanta. Volgens pl. ging de belangstelling van de politie uit naar heel andere dingen dan naar de feiten, die verband houden met de rechtzaken, waar zij nu voor terecht staan, zoo b.v. naar de vraag of het z.g. „militaire zakboekje" in deze, drukkerij wordt gedrukt. Er zijn bij die huis zoeking stukken in beslag genomen, die in het strafdossier niet gedetailleerd zijn „ge ïnventariseerd". Uitvoerig betoogt pl. dat het werkwoord „provoceeren" niets beleedigends inhoudt. Als men deze vonnissen in stand houdt, dan zou dit neerkomen op een beperking van de druk persvrijheid van de revolutionnaire groepen. De geheele opzet van deze vervolging is er een van politieken aard. Tenslotte concludeert pl. tot ontslag van rechtsvervolging. Hierop is het woord aan mr. S. de Jong. Deze betoogt, dat de C. P. H. een persoon is, zij het ook geen rechtspersoon. Aan den direc teur van Atalanta is opdracht gegeven door de C. P. H. tot drukken. Volgens onze strafwet is de C. P. H. in casu de drukkerij Atalanta, verantwoordelijk. Verd. is de directeur en dddrom wordt hij verantwoordelijk gesteld. Er is hier een lacune in de wet, daarin is ten opzichte van een drukkerij, die een N.V. is, niets bepaald betreffende de wettelijke aan sprakelijkheid. Ook mr. de Jong concludeert tot ontslag van rechtsvervolging. Voorts merkte pl. nog op, dat betreffende de onderschriften onder de foto's, dat dit slechts critiek was op de wereldlijke macht van den koning van België en den Paus, die stelling in den klassenstrijd hadden genomen. De zaak tegen den advocaat. In de middagzitting wordt de zaak tegen den advocaat behandeld. Pe belangstelling op de tribune is grooter dan 's morgens. Ook rond het gerechtshof is het drukker. Politieruiters en eenige agenten handhaven echter met weinig moeite de orde. In deze zaak zijn geen getuigen a charge gedagvaard. Zooals men weet, heeft de ver dediging de Ministers van Buitenlandsche Zaken en Koloniën gedagvaard, doch de pro cureur-generaal deelt mede, dat deze getuigen door hem niet op de 'getuigenlijst zijn geplaatst. De kennisgeving aan den procureur-generaal is niet geschied op de wijze, die het wetboek van strafrecht voorschrijft, daar de kennisge vingen niet aan hem persoonlijk bij deurwaar- dersexploit zijn beteekend. De president leest hierop een tweetal brie ven van de Ministers voor, waarin zij mede- deelan wegens ambtsbezigheden verhinderd te zijn aanwezig te zijn. Minister Beelaerts van Blokland voegt hieraan nog toe, dat hij zijn best heeft gedaan dezen dag vrij te houden, doch tenslotte werd hij tot zijn spijt verhinderd door ambtsbezigheden. De verdediger mr. Simon de Jong verzoekt het Hof een anderen dag te bepalen voor deze zaak om alsnog den ministers gelegenheid te geven ter zitting te verschijnen. Minister Bee laerts, zoo vervolgt de verdediger, heeft er zijn spijt over uitgedrukt, dat hij niet aanwezig kon zijn. Ook op verlangen van den minister doe ik dus het verzoek tot uitstel. Omstandig motiveert mr. de Jong de noodzakelijkheid om de ministers te hooren. Ook de verdachte krijgt hiertoe gelegenheid, z. J. is het hem onmogelijk zijn verdediging te voeren wanneer verd. den ministers geen vragen kan stellen. Het is, aldus verd., nog nooit voorgekomen, dat beleedigde personen niet worden gedagvaard door het O. M. Een aantal nieuwe feiten stellen de zaak in een nieuw licht, ook daarom is het noodzakelijk de beide ministers te hooren. Pres.: In de Kamer hebben de Ministers reeds geantwoord op de vragen van den heer Wijnkoop, denkt U,.dat ze hier meer zullen zeggen Verd. In de Kamer hebben ze niets gezegd en alleen het feit al, dat van de kwestie een strafzaak is gemaakt, maakt het hooren van de ministers noodzakelijk. Verd. sluit zich aan bij het betoog van zijn verdediger Mr. Van 't Hoff Stolk merkt nog op, dat het dagvaarden van getuigen a décharge steeds gebeurt zooals dit thans door de ver dedigers is gedaan. Hiervan wordt steeds per brief aan het O.M. kennis gegeven en niet per exploit. De procureur-generaal antwoordt dat z.l. het hooren van de beide Ministers onnoodig is, daar hier beleediging en geen smaadschrift is ten laste gelegd. Het bewijs van de waar heid is in dit geval nie' slechts niet noodig- doch zelfs verboden. Spr. kan niet inzien dat de verdediging andere vragen wil stellen, dan in betrekking tot het aantoonen van de waar heid. Het O.M. handhaaft zijn meening, dat het hooren van de ministers onnoodig is De verdediging handhaaft haar verzoek. De president merkt nog op, dat de procureur- generaal steeds handelt als thans- indien de getuigen k décharge hem niet r'jn beteekend, Plaatst hij ze niet op de lijst, doch heeft geen bezwaar in het eventueele hooren van de ge tuigen. Het Hof gaat hierop in Raadkamer om over het verzoek van verd. en verdediging te be slissen. Het Hof wijst het verzoek om de Ministers nu nog op de getuigenlijst te zetten af. Ook het subsidiaire-verzoek om een nieuwen dag te bepalen wordt afgewezen, eventueel zal later nog na de behandeling gelegenheid worden gegeven om getuigen te dagvaarden. Verdachte blijft bij zijn voor de rechtbank afgelegde verklaringen een van de redenfti van zijn hooger beroep was zijn wensch om de Ministers als getuigen te hooren. Hij geeft toe het bewuste stuk waarin de Ministers zouden zijn beleedigd, ter publi catie naar de zetterij van de „Tribune" te hebben doorgegeven. De bedoeling van het artikel was niet te beleedigen, doch om de Ministers te bestrijden. Requisitoir. De procureur-Generaal mr. van Harinxma thoe Slooten achtte het vonnis van de recht bank juist gewezen, hij requireerde daarom bevestiging van dit vonnis. In het bewuste artikel is op beleedigende wijze over de Mi nisters geschreven. Voor smaad zou een be paald feit noodig zijn, zoodat in dit geval hiervoor geen veroordeeling kan volgen. Te recht heeft daarom de rechtbank verd. wegens beleediging veroordeeld Ook ten opzichte van de strafmaat kan spr. zich met het vonnis vereenigen, hij eischte derhalve bevestiging 100 boete subs. 20 dagen hechtenis). Ten aanzien van het hooren van de Minis ters merkt het O.M. nog op dat zij zich zonder twijfel op hun ambtsgeheim zouden beroepen, ook daarom is het doelloos hen te dagvaarden. Pleidooi. De verdediger, mr. Simon de Jong, betoogt, dat voortgaande in de redeneering van de rgchtbanlf oaunuf ym, fgchtam-volaing 436. Tante Anastasia snelt op Bet en Bert toe, opent haar armen, roept nogmaals: „Kinderen! Ik heb u weergevonden!" en valt flauw. 437. Maar daar stijgt plotseling uit alle deuren en vensters een ontzettend krijgs- geblaf op. Woedende honden, de een nog kwaadaardiger dan de ander, springen te voorschijn. „Retireeren!" keft Doezelemoezel- poezeltje. 438. En de vereenigde legers slaan op de vlucht. Juffrouw Sientje Jip, met de bewus- telooze tante Anastasia onder de armen, is reeds den hoek om, en de Consul-generaal heeft haar kinderen opgenomen en vormt de achterhoede met Petronella en Herr Dachs. zal moeten worden uitgesproken. Want men kan dat laatste zinnetje „de ministers waren blijkbaar te laf.... enz." niet losmaken van de rest van dit artikel. Als de rest van dat artikel slechts smaadschrif zou ople veren en geen eenvoudige beleediging hetgeen steeds pl.'s stelling is geweest dan mag dat laatste zinnetje niet apart als eenvoudige beleediging worden gequaliflceerd. Pl. concludeert tot ontslag van rechtsvervol ging. De verdachte krijgt dan het laatste woord, waarvan hij ruimschoots gebruik maakt om een politieke rede te houden, waarop de president opmerkt: „we zitten hier niet om politieke pro paganda te maken." De verdachte vervolgt zijn rede en poogt aan de hand van verschillende publicaties zich te verantwoorden voor het schrijven van het be wuste Tribune-artikel. Indien het Hof de objec tieve omstandigheden wil kennen, waaronder de woorden in het artikel zijn gebruikt, is het noodzakelijk, dat de Ministers worden ge hoord. Op hun ambtsgeheim zullen zij zich niet kunnen beroepen, daar hier geen sprake is van geheimen doch van bekende feiten. Hier is sprake van een zaak, waarvan het belang verre uitgaat boven deze rechtzaak en Pres.: „We zitten hier niet om een politieke rede aan te hooren, we moeten slechts onder zoeken of Uw artikel beleedigend was of niet." Verd. vervolgt zijn rede: als hij klaar is, merkt de president op, dat hij verd. heeft laten uitspreken om niet den indruk te maken het licht te schuwen in deze zaak. Het Hof gaat hierop weder in raadkamer, om te beslissen of het nu de behandeling der zaak is afgeloopen nog noodig is, de Minis ters als getuigen te hooren. Na raadkamer deelt de president mede, niet de noodzakelijkheid in te zien, nog getuigen te hooren. Arrest 22 December. Naar Kipa uit de Vaticaansche Stad ver neemt, zal kardinaal Pietro Gasparri, voorma lig staatssecretaris en bekend canonist, den 16en December a.s. zijn zilveren kardinaals- jubilé vieren. Z. H. Paus Pius X, z.g., schonk hem in het consistorie van Kerstmis 1907 den kardinaals hoed. Naar Kipa uit Parijs verneemt, hebben in de afgeloopen vijf jaar ruim dertig kardinalen en ruim honderd bisschoppen en aartsbisschoppen een bedevaart gemaakt naar het heiligdom van de kleine Theresia te Lisieux. Terwijl men in 1923 nauwelijks een dozijn bedevaarten telde, bedraagt het aantal thans 64. De levensgeschiedenis van de Heilige is thans in 35 talen verkrijgbaar. Van de Fran- sche uitgave alleen zijn ruim drie millioen exemplaren verkocht. De plechtige Metten. In de kerk van O. L. Vrouw van Goeden Raad aan den Bezuidenhoutschen weg te 's-G'-avenhage werden gisterenavond te half acht de plechtige metten gezongen voor Mon seigneur A. H. L. Hensen, protonotarius apos- tolicus a.i.p., oud-hoogleeraar aan het groot seminarie Warmond en oud-directeur van het Nederlandseh Historisch Instituut te Rome. Agens was de Deken van 's-Gravenhage. ka nunnik H. A. Th. van Dam, diaken was een neef van den overleden prelaat, pater A. Hen sen S.J., uit 's-Gravenhage, terwijl pastoor Ch. Meysing uit Wassenaar als subdiaken fun geerde. De weleerw. kapelaans der parochie, Th. Lampe en A. C. J. van Rooyen waren can- tores, H. Vreeswijk ceremoniarius. In het priesterkoor hadden plaats genomen de vicaris-generaal van het bisdom Haarlem, mgr. M. P. J. Möllmann, mgr. Th. Verhoeven, mgr. G. A. W. de Gruyter, pastoor L. J. Boog- mans, archivaris van het bisdom Haarlem, prof. Groenen, oud-hoogleeraar aan het groot seminarie Warmond, de pastoors Postma en Smeele uit Den Haag, Van der Weyden uit Volendam en Van Mierlo uit Voorburg, de zeereerw. pater Van Meel O.F.M. uit Den Haag en pater C. van Meerendonk S.J., procurator van het St. Aloysiuscollege te 's-Gravenhage. Een talrijke schare geloovigen woonde de plechtigheid bij. PASTOOR DR. v. KOEVERDEN t 0 Hedenmorgen is in het St. Antoniuszieken- buis te Utrecht overleden de zeereerw. zeergel. heer dr. W. G. J. v. Koeverdem, pastoor deir parochie van O. L. Vrouw ten Hemelopneming te Utrecht. Door een inwendige verbloeding werd plots een einde gemaakt aan zijn leven. Vanaf 1906 tot 1926 is dr. v. Koeverden leeraar geweeet aan het Klein-Seminarie te Culemborg, waarna hij Mgr. dr. Ariëns op volgde als pastoor te Maarssen tot hij in 1929 tot pastoor te Utrecht werd benoemd. Op velerlei gebied is de overledene werk zaam geweest: zoo was hij In de beginperiode een stuwende kracht in de liturgische bewe ging: tot voor kort was hij voorzitter der Apol. Vereen. „St. Petrus Canisius", terwijl hij ook als secretaris van het „Geert-Groote Genoot schap" veel werk verrichte. Ook op exegetisch terrein heeft pastoor v. Koeverden zich bewo gen: zoo verzorgde hij een vertaling van de Psalmen uit het Hebreeuwsch, die zeer ge waardeerd ie geworden. Voorts maakte hij deel uit van de bouw commissie voor hei, nieuw® Klein-Semiiiarie te Apeldoorn. Men schrijft ons: In het jongste nummer van de „Haagsche Post" wordt onder den titel „Mailschip of luchtschip?" de vraag gesteld, of het wel raads- zaam -4s, het door brand vernielde mailschip ,.P. C. Hooft" door een nieuw schip te ver vangen. De regelmatige reizen toch, die de „Graf Zeppelin" dit jaar naar Zuid Amerika heeft gemaakt, dwingen eigenlijk het lucht schip te gaan beschouwen als een mogelijke evenknie van het mailschip. De voordeelen van een dergelijke verandering liggen aldus de „H. P." voor de hand. Voor de complete zeereis van Nederland naar Indië, moet men nog altijd vier weken of iets minder rekenen; een modern luchtschip zou de reis kunnen maken in ongeveer één week. Door dezen korteren reisduur, zou de passageprijs onge veer hetzelfde kunnen blijven. Een belangrijk voordeel! Want in den tijd dien men thans nog alleen voor de heenreis noodig heeft, kan men dan heen en terug zijn en nog eenige dagen in Indië verblijven om de noodige zaken te rege len. Het blad noemt nog enkele bezwaren op, zegt, dat die niet moeten worden onderschat, doch acht het denkbeeld zóó aanlokkelijk, dat het ernstig zou moeten worden overwogen al vorens tot den bouw van een nieuw schip wordt besloten. Een nieuwe „P.C. Hooft", (de eerste heeft ongeveer 14 millioen gulden gekost), zou men kunnen laten bouwen voor 8 millioen, voor welk geld men 4 luchtschepen kan krijgen, die elk 100 passagiers zouden kunnen ver voeren. Een der bezwaren die het blad noemt, zijn de landingsterreinen. Dit bezwaar echter is al heel makkelijk uit den weg te ruimen, aan gezien die terreinen spoedig in gereedheid kunnen worden gebracht en niet die verzorging van het oppervlak vragen, die een terrein ten behoeve van het vliegtuig-verkeer vereischt Het gebrek aan voldoend geoefend personeel, dat de „H. P." eveneens als een nadeel naar voren brengt, is evenzeer makkelijk te onder vangen. Op de 290 vaarten die de „Graf Zeppe lin" sedert zijn van stapel loopen in Septem ber 1928 tot begin November van dit jaar ge maakt heeft, werden niet minder dan 111 lan dingen uitgevoerd met ongeoefende hulptroe pen, doch welke landingen alle een goed ver loop hadden. Wel is gebleken, dat, zooals op de Zuid-Amerika vaarten, de als landingsman schappen fungeerende Brazilianen, voorname lijk negers, door hun lichte en kleine gestalte geen ideale krachten zijn om een luchtschip op den grond te hanteeren, terwijl ook een zeker nadeel is, dat de meeste dier hulpkrach ten doorTiun blootvoets gaan, zich niet in die mate schrap kunnen zetten, als hij het vast houden of over den grond naar den landings- mast brengen van het luchtschip gewenscht is. Die bezwaren zijn toch echter niet van zwaarwegenden aard gebleken. Een groote moeilijkheid die de „H.P. echter geheel uit het oog schijut te verliezen is: hoe zal men, indien met het vervangen van de „P. C. Hooft" een zekere spoed geboden Is, binnen korten tijd een geregelden dienst met 4 luchtschepen kunnen organiseeren. Het feit. dat het weinig zin heeft de wenschelijkheid van een luchtscbependienst op Indië te betoo- gen, zoolang nog niet de resultaten van de studie der klimatologische verhoudingen langs de route naar Java bekend zijn, laten we nog buiten beschouwing. Wat men echter geheel schijnt te vergeten is, dat de „Graf Zeppelin" tot nog toe het eenige verkeersluchtschip ter wereld is, en, wat nog méér zegt, dat de circa 44 koppen tellende bemanning van dat schip, het eenige groepje deskundigen ter wereld is. dat in staat geacht kan worden een luchtschip- dienst te onderhouden met een veiligheid, die voor een geregelden passagiersdienst een eer ste vereischte is. Het prachtige succes door de „Graf Zeppelin" in die vier jaren tijds bereikt, is dan ook uitsluitend te danken aan het werk van die uitgelezen, maar tevens unieke groep vakmenschén. Dat die bemanning met het luchtschip „Graf Zeppelin" een proeftocht naar Indië zal maken, is mogelijk, misschien zelfs waarschijn lijk, dat die bemanning echter beschikbaar zou zijn voor het beginnen van een geregelden dienst met Nederlandsch Indië, achten we, ge zien het zeer intensieve streven van de Luft- schiffbau Zeppelin om de zoo succesvol be gonnen eigen DuitschlandZuid Amerika lucht schip verbinding verder uit te bouwen, vrijwel buitengesloten. Er zou dus voor het beginnen van een lucht- schependienst op Indië, eerst de noodige be manning moeten worden opgeleid. De moge lijkheid bestaat wellicht, dat een kleine groep van de beste Duitsche luchtschipvaarders die tijdens den grooten oorlog bij de luchtschip- vloot dienden, nog beschikbaar is voor het vormen van een eerste kern. Maar ook die luchtschippers uit de oorlogsjaren, die hun ac tieven dienst beëindigden in 1918, zullen eerst weer „ingeschoten" moeten raken, en beschik ken zeer zeker nog over geen routine in het varen en navigèeren over groote afstanden naar tropische landen. Men zal dus eerst moeten beginnen öf met het zelf laten bouwen van een schoolluchtschip en met dat schip een aantal oefenvaarten laten maken, welk© zich zullen kunnen uitstrekken naargelang de actie-radius van dat schip bedraagt, öf men zou moeten wachten tot de „Graf Zeppelin" als oefenschip beschikbaar komt. En dat zal op zijn vroegst zijn, ais de nieuwe, op stapel staande L. Z. 129 voor gebruik in geregeld ver keer gereed is. Wanneer dat zal zijn, weet men ook te Friedrichshafen niet, aangezien momen teel de financieele middelen ontbreken, om het bouwen van de L. Z. 127, waarvan pas en kele ringsspanten gereed zijn, in een normaal tempo te doen geschieden. Indien het plan tot het Instellen van een luchtschependlenst op Indië uitvoerbaar wordt geacht, zijn er op zijn minst nog meerdere jaren mee gemoeid, alvorens aan dat plan uit voering kan worden gegeven. De „Rijstvogel" naar Indië vertrokken. Gisterenmorgen te 5.45 uur is het K.L.M.- vliegtuig de „Rijstvogel" naar Indië vertrok ken. Drie passagiers n.l. één voor Batavia, één voor Bandoeng en één voor Cairo bevinden zich aan boord. Het toestel neemt 317 K.G. post, 37.5 K.G. lading en 8 K.G. pakketpost mee. De bemanning bestaat uit de heeren: L. Sillevis, F. van Breemen, M. C. H. Buitenhuis en H. Dené, resp. Ie bestuurder, 2e bestuurder, werktuigkundige en radiotelegrafist De „Rijstvogel" (uitgaand) is in Rome aan gekomen. De „Oehoe" is in Djask aangekomen. De „Havik" (uitgaand) is te Jodhpur aan- gekomen. Te Velp is gisterenmorgen overleden de heer Jhr. H. M. van der Wijck, oud vice-admiraal, oud-minister van Marine die zitting had ln het ministerie-Röell van 18941897. De heer v. d. Wijck bereikte den hoogen leef tijd van 89 jaar en bleef na zijn ministerschap als ambteloos burger in Den Haag wonen, ter wijl hij zich later te Velp vestigde. J. G. HEUTHORST f. Op 49-jarigeu leeftijd is gistermorgein té Doetinchem plotseling overleden de heer J. G. Heuthorst sinds 1920 lid van den raad en sinds 1923 wethouder van Financien en Volkshuis vesting. De heer Heuthorst maakte Woensdag een auto rit met zijn echtgenoote. Tijdens den rit werd hij onwel, maar had nog het bewustzijn den auto tot staan te brengen. Even later was hij bewusteloos en werd in hoogst ernstigen toe stand naar het R. K. Ziekenhuis te Doetin- che'm en daarna naar zijn woning vervoerd waar hij gistermorgen overleed. „De Telegraaf" meldt het plotseling overlij den te Amsterdam van den architect J. Bote ren brood aldaar. ECONOMISCHE TOENADERING BELGIë—LUXEMBURG—NEDERLAND Verschenen is het rapport van de studie commissie uit de Nederlandsche Kamer van Koophandel in België, 284 rue Royale te Brus sel over de Nederlandsch-Belgisch-Luxemburg- sche economische toenadering. Het rapport is tot een lijvig boekdeel van 469 pagina's uitgegroeid.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 5