i.
n
MAILSCHIP OF LUCHTSCHIP?
LEZERS VAN ONS BLAD.
[geadverteerde artikelen.
TWEEDE KAMER AANVAARDT
BINNENLANDSCHE ZAKEN.
VRIJDAG 9 DECEMBER 1932
de handelsbetrekkingen
met duitschland.
mm
MAX EN ZIJN VRIENDEN.
BEZUINIGING OP VOLKS
GEZONDHEID.
proost! Het, eerste bockbier verkrijgbaar, i
DE TRIBUNE-ZAAK IN HOOGER
BEROEP.
Het einde van den strijd.
zilveren kardinaalsjubile van
Z. H. EM. PIETRO
GASPARRI.
THERESIA.VEREERING.
Mgr. A. H. L, HÉNSEN t
LUCHTSCHEPENDIENST OP
INDIE.
De opleiding van de noodige
bemanning.
DE INDISCHE POSTVLUCHTEN
OUD-MINISTER VAN DER WIJCK f
J. BOTERENBROOD f.
Moderne kooplieden geven door hunne advertentiën
in de dagbladen blijk, met hunne aanbiedingen do
concurrentie het hoofd te kunnen bieden.
Zij treden met hunne producten en de prijzen, welke
zij er voor rekenen, openlijk op en leveren hierdoor
het bewijs, aan het publiek de beslissing in daden
van koop te durven overlaten.
De meest geadverteerde goederen vinden den groot
sten aftrek. Zij zijn bijna altijd de beste en de goed
koopste. Koopt dus uitsluitend
Inzake de Volkshuisvesting wil de
Regeering het mogelijke doen.-..
Moest men de soc. dem. pers gelooven, dan
was Jhr. Ruys de „verloochende minister-presi
dent" en dan zou het feit. dat deze geen gequa-
lificeerden zetel kreeg, getuigenis afleggen
„van vier jaar volslagen mislukte en volksvij-
andelijke roonische politiek". Zelfs indien men
dit taaltje van de gewone overdrijvingen vrij
maakt, is het nog buitengewoon overdreven.
De man van de „volslagen mislukte en volks-
vijandelijke politiek" ziet zijn begrooting
zonder hoofdelijke stemming aangenomen!
Mén bedenke de begrooting, waaronder werk
verschaffing, steunverleening en volksgezond
heid ressorteeren, passeert den hamer zonder
één weersprekende stem. Dit beteekent natuur
lijk niet, dat men baar bejubelt, maar toch
zeker wel, dat de Kamer overtuigd is van de
toewijding, waarmee de Premier de hem toe
vertrouwde zaken behandelt. Laat de soc.
dem. pers dus maar gerust zijn: de katholieke
partij weet zeer goed, dat de Kamer een zeer
critisch en licht reageerend college is en als
zij zoo zuinig is op Ruys, zal diens partij niet
met hem morsen.
Als wij dit schrijven, overdrijven wij niet,
want het sterkste bewijs voor de stevige positie
welke Minister Ruys in de Kamer heeft, lever
de het £)£t van de bespreking der afdeeling
Volksgezondheid. Menige andere Minister zou
een rare pijp gerookt hebben, als de Kamer
hem zou attrappeeren op onbekendheid met
departementale correspondentie. En dit was
toch gister inderd«BRl het geval: de Amsiter-
damsche afgevaardigden, die het verlossende
woord voor hun vroedvrouwenschool verwacht
ten, stonden geslagen, toen de Minister met een
hoogst verwonderd gezicht geen kennis bleek
te dragen van een schrijven, dat, zooals Ke
telaar precies wist te vertellen, op 16 Nov. was
uitgegaan. Maar onze Amsterdammers, onder
■wie mej. Katz, vielen den Minister niet hard.
Zij weten, dat hij betrouwbaar is en wachten
nu op diens eindbeslissing.
Dit neemt niet weg, dat wij ons wederom
hebben verbaasd over het blijkbaar zeer on
voorzichtige optreden van een of anderen
ambtenaar. Voor ons is uitgesloten, dat dit
mr. Lietaert Beerbolte is geweest. Deze is
veel te voorzichtig; er is ons zelfs meegedeeld
mededeeling, welke wij onder reserve weer
geven, al hebben wij geen reden aan de juist
heid van de bron te twijfelen dat de begroo
ting van de afdeeling Volksgezondheid ook al
„verbeterd" wordt buiten dezen hoogst be
kwamen ambtenaar om. Als dat zoo is, hebben
de correctoren hun trekken niet onverdiend
thuis gekregen.
Volksgezondheid is een afdeeling, waarop
ons land trotsch mag zijn. Zij heeft dingen
gepresteerd, welke in weinig landen haar
weerga vinden en door geen land zijn overtrof
fen. En het was zeer goed, dat Minister Ruys
daar eens op wees en met cijfers aantoonde,
wat zijn voorgangers grootendeels onder
tijn medebewind op hygiënisch terrein heb
ben bereikt. De medici hebben Aalberse trou
wens niet voor niemendal tot eerelid van hun
organisatie benoemd. Juist omdat vroeger zoo
veel is uitgegeven en de Staat zoo royaal alle
goede initiatieven heeft gesteund, treft nu
iedere vermindering pijnlijk. En wij begrijpen,
dat artsen protesteeren en zoowel dr. Vos als
dr. de Vries-Bruins met moties komen. Dat
deed ook mej. Meyer, die in de bres sprong
voor 't Groene en Wit-Gele Kruis en de kinder
vriend Ketelaar, die zijn hoofdstedelijke bleek
neusjes bedreigd ziet, en mej. Groeneweg, die
aan de drankbestrijding zoo graag de subsidie
blijft gunnen tot het heele oude bedrag.
Wie weet hoe Ruys als vriend van Ariëns
een der allerverdienstelijkste bestrijders van
drankmisbruik is geweest, die begrijpt ook,
dat hij met leedwezen zulk een post vermin
derde. En wie zich herinnert, dat de eigen
kinderen van den Premier actief deelnemen
aan de bestrijding van den t. b. c.-geesel, kan
zich ook indenken, dat hij met mej. Meijer
wel heel graag Sok den t.b.c.-post volledig zou
hebben gespaard. Misschien had de malaria
dan nog wel kans gemaakt, een ziekte, van
welker lastigheid zoowel dr. Vos als de heer
Ch. v. d. Bilt den Minister vergeefs trachtten
te overtuigen. Maar, zooals mr. Kortenhorst
ad rem zei, dr. Vos zegt wel, dat hij andere
bezuinigingen weet, maar hij openbaart ze
helaas niet. En Öe minister moet nu eenmaal
bezuinigen en dan de belangen wel tegen el
kaar afwegen. Hij is nu eenmaal niet zoo ge
lukkig als mr. Mok, die in de December-afle-
vering van „De Soc. Gids" erkent, dat ook in
Engeland zijn partijgenooten de financieele
bezwaren tegen hun plannen niet kunnen weer
leggen, maar er dan rustig op laat volgen:
„Het is onnoodig op dezen kant van het vraag
stuk in te gaan, omdat de financieele situatie
in elk land anders is" (blz. 890). Ja, dat is
buitengewoon gemakkelijk, maar het is nu
juist vanwege de financieele situatie net pre
cies wèl noodig om deQ financieelen kant van
alle voorstellen terdege na te gaan. Als de re
geering dat niet deed, liep de volksgezondheid
over een poosje heel wat meer gevaar.
De Kamer heeft dat ook begrepen: zij ver
wierp zoowel de motie-Vos om den post voor
malaria-bestrijding te handhaven (39 40) als
die van mevr. de Vries, welke geen vermin
dering van de subsidiën tot bestrijding der
t. b. c. wilde toestaan.
Inzake de Volkshuisvesting wil de regeering
het mogelijke doen, mits de arbeidsloonen
door speciale tarieven niet hoog gehouden
worden in de groote steden. De rente-verlaging
zou niet helpen voor de huur-verlaging wijl
dan ook aan de onverplichte regeeringsbijdra-
gen zou moeten worden geraakt, die als com
pensatie kunnen worden beschouwd. De minis
ter meent, datvoortgezette woningbouw lang
zaam maar zeker huur-drukkend zal werken.
Over de voorschotten aan de N. V. Thermo-
chemische fabrieken, die nog al tegenstand
ondervonden, maar niet bij den heer Jac. Vos,
die inachtneming der particuliere belangen be
pleitte, heeft de minister nog geen beslissing
genomen en evenmin over de vermindering
van de kosten voor de uitvoering der Waren
wet. Nogmaals verzekerde de minister, dat hij
op dit punt niets zou doen, vooraleer de Kamer
gehoord te hebben. Zij, die op een herziening
der Drankwet rekenen, vooral in verband met
overschrijvingen van vergunningen, zullen
goed doen zich het zeer gereserveerde ant
woord van den Premier te herinneren. Een
termijnverlenging zien wij nog niet in de wet-
Verschuur staan.
Besprekingen tusschen vertegenwoor.
digers van het Nederlandsche en
Duitsche bedrijfsleven te
Keulen.
Van Nederlandsche zijde wordt het volgen
de meegedeeld:
Woensdag had te Keulen een bespreking
plaats van afgevaardigden uit de verschillende
organisaties van het Nederlandsche en het
Duilsche bedrijfsleven onder voorzitterschap
van dr. Simson, staatssecretaris b. d. De Ne
derlandsche delegatie, die onder leiding van
dr. F. E. Posthuma stond, was samengesteld
uit afgevaardigden van de bedrijfsgroepen, die
deel uitmaken van het kort geleden gevormde
„Centraal Instituut ter Bevordering van het
normale handelsverkeer tusschen Nederland
en Duitschland" (Centraal Instituut Neder
land), waarin vertegenwoordigd zijn: alge-
meene Nederlandsche zuivelbond, bond van
Kaasproducenten, Chr. Boeren en Tuinders-
Tuindersbond. ^Kon. ^ed
Neder). Pluimveefederatit^ed^Z™1;
Mij. R. K. Werkgeversvereniging Ned. Mij van
Nijverheid en Handel, Verbond van Ned. Werk
gevers, Ver. van Chr. Werkgevers en Groot
handelaren in Nederland.
Van Duitsche zijde waren bij de bespreking
tegenwoordig afgevaardigden van het Reichs-
verband der Deutschen Industrie, de Duitsche
Industrie- en Handelstag, Reichsverband des
Deutschen Gross- und Ueberseehandels, Lang-
namverein, Dusseldorf, Verein. zur Wahrung
der Interessen der chemischen Industrie
Deutschlands,- Berlijn, Verein. Deutscher
MaMiinenbau-anstalten Berlijn, Verband Kera-
mi'her Gewerke, Berlijn, Gesamtverband der
Deutschen Werkzeug-industrie, Verein Deut
scher Eisen- upd Stahlindustrieller, Zentral
verband der Deutschen electrotechnischen In
dustrie, Zentralverband der deutschen Metall-,
Walzwerkes- und Hutten-Industrie, Eisen- und
Stahlwaren Industriebund, en Verband Rhei-
nischer Industrieller.
Nadat staatssecretaris b. d. dr. von Simson
woorden van welkom had gericht tot de ver
schillende vertegenwoordigers, hield dr. Post
huma een rede, waarin hij er op wees, dat de
economische en politieke fouten een vrijwel
chaotischen toestand op het gebied van handel
en nijverheid geschapen hebben en men het
geheele bedrijfsleven als het ware in een
ijzeren harnas gegoten heeft. De oneindige
economische en politieke conferenties hebben
belaas niet mogen baten; het is derhalve de
allerhoogste tijd, dat het particulier initiatief
een poging aanwende om een uitweg uit den
chaos te vinden.
Wij zullen aldus dr. Posthuma als za-
kenmenschen niet al te uitvoerig spreken, de
nood der tijden eischt daden en geen woor
den. Het is ons volkomen duidelijk, dat
Duitschland er vóór alles naar streeft zich
een aanzienlijk export-surplus te scheppen.
Dr. Posthuma besloot zijn toespraak met te
zeggen, dat het uiteindelijk doel en streven
moet gericht zijn op een volkomen herstel der
vroegere handelsrelaties. Het particulier ini
tiatief heeft hier een grootsche taak en wij mo
gen onze landgenooten niet teleurstellen.
Na de rede van dr. Posthuma werd mede
deeling gedaan van de oprichting van ï1®1. Cen
traal Instituut Nederland-Duitschland, bene-
vens van de samenstelling eener Duitsch-Ne
derlandsche commissie bij het Reichsverband
der Deutschen Industrie.
Daarop volgde een discussie over de acu e
problemen betreffende het Nederlandsen
Duitsche handelsverkeer, welke ingeleid werd
door dr. Jacob Herle van Duitsche zijde en
den heer E. Henny, directeur van het Centraal
Instituut Nederland-Duitschland.
Uitgangspunt van deze discussie vormde de
bespreking, welke eenige weken geleden had
plaats gevonden tusschen de vertegen woord i
gers van het Centraal Instituut en de toen
nog in wording zijde bovengenoemde Duisch
Nederlandsche commissie.
De vergadering kon tot haar genoegen con
stateeren, dat sedert deze voorbereiding ie® s
een merkbare ontspanning in de atmosfeer der
Wederzijdsche betrekkingen viel waar te ne
men.
Aan het slot der onderhandelingen, die in
een zeer aangenamen geest gevoerd werden,
kwam men overeen, dat het Centraal Insti
tuut Nederland-Duitschland (Hugo de Gioot-
straat 15, Den Haag), zoowel als de Duitsch-
Nederlandsche Commissie voortaan de aange
Wezen instanties zullen zijn teneinde de moei
lijkheden in het wederzijdsch handelsverkeer,
die tot dusverre zijn gerezen of in de toekomst
mogelijkerwijze nog zullen ontstaan, op te l°s"
sen, en waartoe belanghebbenden zich mits
dien kunnen wenden.
Onze Haagsche redacteur schrijft ons:
Wij meenen goed te doen er de aandacht op
te vestigen, dat het hier zuiver particuliere
besprekingen geldt. Hoe nuttig die ook kuu-
nen zijn om tot een goede verstandhouding te
komen, men moet ze toch niet overschatten.
Vooral daar blijkens 't bericht alleen met ver
tegenwoordigers der Duitsche industrie is on
derhandeld, die steeds goede en gemakkelijke
handelsbetrekkingen tusschen Nederland en
Duitschland heeft voorgestaan, terwijl de
moeilijkheden, welke onze officieele onderhan
delingen met Duitschland ondervinden, voor
namelijk komen van de zijde van den landbouw.
En dat ook door of namens den landbouw te
gemoetkomende verklaringen zouden zijn af
gelegd, blijkt uit het bericht uit Keulen niet.
Vervolging van den drukker en
den ingenieur,
(Vervolg.)
De verdediger van den ingenieur, mr. P. van
't Hoff Stolk, begint met critiek uit te oefenen
op de huiszoeking bij de drukkerij Atalanta.
Volgens pl. ging de belangstelling van de politie
uit naar heel andere dingen dan naar de feiten,
die verband houden met de rechtzaken, waar
zij nu voor terecht staan, zoo b.v. naar de
vraag of het z.g. „militaire zakboekje" in deze,
drukkerij wordt gedrukt. Er zijn bij die huis
zoeking stukken in beslag genomen, die in
het strafdossier niet gedetailleerd zijn „ge
ïnventariseerd".
Uitvoerig betoogt pl. dat het werkwoord
„provoceeren" niets beleedigends inhoudt. Als
men deze vonnissen in stand houdt, dan zou
dit neerkomen op een beperking van de druk
persvrijheid van de revolutionnaire groepen.
De geheele opzet van deze vervolging is er
een van politieken aard. Tenslotte concludeert
pl. tot ontslag van rechtsvervolging.
Hierop is het woord aan mr. S. de Jong.
Deze betoogt, dat de C. P. H. een persoon is,
zij het ook geen rechtspersoon. Aan den direc
teur van Atalanta is opdracht gegeven door
de C. P. H. tot drukken. Volgens onze strafwet
is de C. P. H. in casu de drukkerij Atalanta,
verantwoordelijk. Verd. is de directeur en
dddrom wordt hij verantwoordelijk gesteld. Er
is hier een lacune in de wet, daarin is ten
opzichte van een drukkerij, die een N.V. is,
niets bepaald betreffende de wettelijke aan
sprakelijkheid.
Ook mr. de Jong concludeert tot ontslag
van rechtsvervolging. Voorts merkte pl. nog
op, dat betreffende de onderschriften onder
de foto's, dat dit slechts critiek was op de
wereldlijke macht van den koning van België
en den Paus, die stelling in den klassenstrijd
hadden genomen.
De zaak tegen den advocaat.
In de middagzitting wordt de zaak tegen den
advocaat behandeld.
Pe belangstelling op de tribune is grooter
dan 's morgens. Ook rond het gerechtshof is
het drukker. Politieruiters en eenige agenten
handhaven echter met weinig moeite de orde.
In deze zaak zijn geen getuigen a charge
gedagvaard. Zooals men weet, heeft de ver
dediging de Ministers van Buitenlandsche
Zaken en Koloniën gedagvaard, doch de pro
cureur-generaal deelt mede, dat deze getuigen
door hem niet op de 'getuigenlijst zijn geplaatst.
De kennisgeving aan den procureur-generaal
is niet geschied op de wijze, die het wetboek
van strafrecht voorschrijft, daar de kennisge
vingen niet aan hem persoonlijk bij deurwaar-
dersexploit zijn beteekend.
De president leest hierop een tweetal brie
ven van de Ministers voor, waarin zij mede-
deelan wegens ambtsbezigheden verhinderd te
zijn aanwezig te zijn. Minister Beelaerts van
Blokland voegt hieraan nog toe, dat hij zijn
best heeft gedaan dezen dag vrij te houden,
doch tenslotte werd hij tot zijn spijt verhinderd
door ambtsbezigheden.
De verdediger mr. Simon de Jong verzoekt
het Hof een anderen dag te bepalen voor deze
zaak om alsnog den ministers gelegenheid te
geven ter zitting te verschijnen. Minister Bee
laerts, zoo vervolgt de verdediger, heeft er
zijn spijt over uitgedrukt, dat hij niet aanwezig
kon zijn. Ook op verlangen van den minister
doe ik dus het verzoek tot uitstel. Omstandig
motiveert mr. de Jong de noodzakelijkheid om
de ministers te hooren.
Ook de verdachte krijgt hiertoe gelegenheid,
z. J. is het hem onmogelijk zijn verdediging
te voeren wanneer verd. den ministers geen
vragen kan stellen. Het is, aldus verd., nog
nooit voorgekomen, dat beleedigde personen
niet worden gedagvaard door het O. M. Een
aantal nieuwe feiten stellen de zaak in een
nieuw licht, ook daarom is het noodzakelijk
de beide ministers te hooren.
Pres.: In de Kamer hebben de Ministers
reeds geantwoord op de vragen van den heer
Wijnkoop, denkt U,.dat ze hier meer zullen
zeggen
Verd. In de Kamer hebben ze niets gezegd
en alleen het feit al, dat van de kwestie een
strafzaak is gemaakt, maakt het hooren van
de ministers noodzakelijk. Verd. sluit zich aan
bij het betoog van zijn verdediger
Mr. Van 't Hoff Stolk merkt nog op, dat
het dagvaarden van getuigen a décharge
steeds gebeurt zooals dit thans door de ver
dedigers is gedaan. Hiervan wordt steeds per
brief aan het O.M. kennis gegeven en niet
per exploit.
De procureur-generaal antwoordt dat z.l.
het hooren van de beide Ministers onnoodig
is, daar hier beleediging en geen smaadschrift
is ten laste gelegd. Het bewijs van de waar
heid is in dit geval nie' slechts niet noodig-
doch zelfs verboden. Spr. kan niet inzien dat
de verdediging andere vragen wil stellen, dan
in betrekking tot het aantoonen van de waar
heid. Het O.M. handhaaft zijn meening, dat
het hooren van de ministers onnoodig is
De verdediging handhaaft haar verzoek. De
president merkt nog op, dat de procureur-
generaal steeds handelt als thans- indien de
getuigen k décharge hem niet r'jn beteekend,
Plaatst hij ze niet op de lijst, doch heeft geen
bezwaar in het eventueele hooren van de ge
tuigen.
Het Hof gaat hierop in Raadkamer om over
het verzoek van verd. en verdediging te be
slissen.
Het Hof wijst het verzoek om de Ministers
nu nog op de getuigenlijst te zetten af. Ook
het subsidiaire-verzoek om een nieuwen dag
te bepalen wordt afgewezen, eventueel zal
later nog na de behandeling gelegenheid
worden gegeven om getuigen te dagvaarden.
Verdachte blijft bij zijn voor de rechtbank
afgelegde verklaringen een van de redenfti
van zijn hooger beroep was zijn wensch om
de Ministers als getuigen te hooren.
Hij geeft toe het bewuste stuk waarin de
Ministers zouden zijn beleedigd, ter publi
catie naar de zetterij van de „Tribune" te
hebben doorgegeven. De bedoeling van het
artikel was niet te beleedigen, doch om de
Ministers te bestrijden.
Requisitoir.
De procureur-Generaal mr. van Harinxma
thoe Slooten achtte het vonnis van de recht
bank juist gewezen, hij requireerde daarom
bevestiging van dit vonnis. In het bewuste
artikel is op beleedigende wijze over de Mi
nisters geschreven. Voor smaad zou een be
paald feit noodig zijn, zoodat in dit geval
hiervoor geen veroordeeling kan volgen. Te
recht heeft daarom de rechtbank verd. wegens
beleediging veroordeeld Ook ten opzichte van
de strafmaat kan spr. zich met het vonnis
vereenigen, hij eischte derhalve bevestiging
100 boete subs. 20 dagen hechtenis).
Ten aanzien van het hooren van de Minis
ters merkt het O.M. nog op dat zij zich zonder
twijfel op hun ambtsgeheim zouden beroepen,
ook daarom is het doelloos hen te dagvaarden.
Pleidooi.
De verdediger, mr. Simon de Jong, betoogt,
dat voortgaande in de redeneering van de
rgchtbanlf oaunuf ym, fgchtam-volaing
436. Tante Anastasia snelt op Bet en Bert
toe, opent haar armen, roept nogmaals:
„Kinderen! Ik heb u weergevonden!" en valt
flauw.
437. Maar daar stijgt plotseling uit alle
deuren en vensters een ontzettend krijgs-
geblaf op. Woedende honden, de een nog
kwaadaardiger dan de ander, springen te
voorschijn. „Retireeren!" keft Doezelemoezel-
poezeltje.
438. En de vereenigde legers slaan op de
vlucht. Juffrouw Sientje Jip, met de bewus-
telooze tante Anastasia onder de armen, is
reeds den hoek om, en de Consul-generaal
heeft haar kinderen opgenomen en vormt de
achterhoede met Petronella en Herr Dachs.
zal moeten worden uitgesproken. Want men
kan dat laatste zinnetje „de ministers waren
blijkbaar te laf.... enz." niet losmaken van de
rest van dit artikel. Als de rest van
dat artikel slechts smaadschrif zou ople
veren en geen eenvoudige beleediging
hetgeen steeds pl.'s stelling is geweest
dan mag dat laatste zinnetje niet apart als
eenvoudige beleediging worden gequaliflceerd.
Pl. concludeert tot ontslag van rechtsvervol
ging.
De verdachte krijgt dan het laatste woord,
waarvan hij ruimschoots gebruik maakt om een
politieke rede te houden, waarop de president
opmerkt: „we zitten hier niet om politieke pro
paganda te maken."
De verdachte vervolgt zijn rede en poogt aan
de hand van verschillende publicaties zich te
verantwoorden voor het schrijven van het be
wuste Tribune-artikel. Indien het Hof de objec
tieve omstandigheden wil kennen, waaronder
de woorden in het artikel zijn gebruikt, is
het noodzakelijk, dat de Ministers worden ge
hoord. Op hun ambtsgeheim zullen zij zich niet
kunnen beroepen, daar hier geen sprake is
van geheimen doch van bekende feiten. Hier
is sprake van een zaak, waarvan het belang
verre uitgaat boven deze rechtzaak en
Pres.: „We zitten hier niet om een politieke
rede aan te hooren, we moeten slechts onder
zoeken of Uw artikel beleedigend was of niet."
Verd. vervolgt zijn rede: als hij klaar is,
merkt de president op, dat hij verd. heeft laten
uitspreken om niet den indruk te maken het
licht te schuwen in deze zaak.
Het Hof gaat hierop weder in raadkamer,
om te beslissen of het nu de behandeling der
zaak is afgeloopen nog noodig is, de Minis
ters als getuigen te hooren.
Na raadkamer deelt de president mede, niet
de noodzakelijkheid in te zien, nog getuigen te
hooren.
Arrest 22 December.
Naar Kipa uit de Vaticaansche Stad ver
neemt, zal kardinaal Pietro Gasparri, voorma
lig staatssecretaris en bekend canonist, den
16en December a.s. zijn zilveren kardinaals-
jubilé vieren.
Z. H. Paus Pius X, z.g., schonk hem in het
consistorie van Kerstmis 1907 den kardinaals
hoed.
Naar Kipa uit Parijs verneemt, hebben in de
afgeloopen vijf jaar ruim dertig kardinalen en
ruim honderd bisschoppen en aartsbisschoppen
een bedevaart gemaakt naar het heiligdom van
de kleine Theresia te Lisieux.
Terwijl men in 1923 nauwelijks een dozijn
bedevaarten telde, bedraagt het aantal thans 64.
De levensgeschiedenis van de Heilige is
thans in 35 talen verkrijgbaar. Van de Fran-
sche uitgave alleen zijn ruim drie millioen
exemplaren verkocht.
De plechtige Metten.
In de kerk van O. L. Vrouw van Goeden
Raad aan den Bezuidenhoutschen weg te
's-G'-avenhage werden gisterenavond te half
acht de plechtige metten gezongen voor Mon
seigneur A. H. L. Hensen, protonotarius apos-
tolicus a.i.p., oud-hoogleeraar aan het groot
seminarie Warmond en oud-directeur van het
Nederlandseh Historisch Instituut te Rome.
Agens was de Deken van 's-Gravenhage. ka
nunnik H. A. Th. van Dam, diaken was een
neef van den overleden prelaat, pater A. Hen
sen S.J., uit 's-Gravenhage, terwijl pastoor Ch.
Meysing uit Wassenaar als subdiaken fun
geerde. De weleerw. kapelaans der parochie,
Th. Lampe en A. C. J. van Rooyen waren can-
tores, H. Vreeswijk ceremoniarius.
In het priesterkoor hadden plaats genomen
de vicaris-generaal van het bisdom Haarlem,
mgr. M. P. J. Möllmann, mgr. Th. Verhoeven,
mgr. G. A. W. de Gruyter, pastoor L. J. Boog-
mans, archivaris van het bisdom Haarlem,
prof. Groenen, oud-hoogleeraar aan het groot
seminarie Warmond, de pastoors Postma en
Smeele uit Den Haag, Van der Weyden uit
Volendam en Van Mierlo uit Voorburg, de
zeereerw. pater Van Meel O.F.M. uit Den Haag
en pater C. van Meerendonk S.J., procurator
van het St. Aloysiuscollege te 's-Gravenhage.
Een talrijke schare geloovigen woonde de
plechtigheid bij.
PASTOOR DR. v. KOEVERDEN t
0
Hedenmorgen is in het St. Antoniuszieken-
buis te Utrecht overleden de zeereerw. zeergel.
heer dr. W. G. J. v. Koeverdem, pastoor deir
parochie van O. L. Vrouw ten Hemelopneming
te Utrecht.
Door een inwendige verbloeding werd plots
een einde gemaakt aan zijn leven.
Vanaf 1906 tot 1926 is dr. v. Koeverden
leeraar geweeet aan het Klein-Seminarie te
Culemborg, waarna hij Mgr. dr. Ariëns op
volgde als pastoor te Maarssen tot hij in 1929
tot pastoor te Utrecht werd benoemd.
Op velerlei gebied is de overledene werk
zaam geweest: zoo was hij In de beginperiode
een stuwende kracht in de liturgische bewe
ging: tot voor kort was hij voorzitter der Apol.
Vereen. „St. Petrus Canisius", terwijl hij ook
als secretaris van het „Geert-Groote Genoot
schap" veel werk verrichte. Ook op exegetisch
terrein heeft pastoor v. Koeverden zich bewo
gen: zoo verzorgde hij een vertaling van de
Psalmen uit het Hebreeuwsch, die zeer ge
waardeerd ie geworden.
Voorts maakte hij deel uit van de bouw
commissie voor hei, nieuw® Klein-Semiiiarie te
Apeldoorn.
Men schrijft ons:
In het jongste nummer van de „Haagsche
Post" wordt onder den titel „Mailschip of
luchtschip?" de vraag gesteld, of het wel raads-
zaam -4s, het door brand vernielde mailschip
,.P. C. Hooft" door een nieuw schip te ver
vangen. De regelmatige reizen toch, die de
„Graf Zeppelin" dit jaar naar Zuid Amerika
heeft gemaakt, dwingen eigenlijk het lucht
schip te gaan beschouwen als een mogelijke
evenknie van het mailschip. De voordeelen van
een dergelijke verandering liggen aldus de
„H. P." voor de hand. Voor de complete
zeereis van Nederland naar Indië, moet men
nog altijd vier weken of iets minder rekenen;
een modern luchtschip zou de reis kunnen
maken in ongeveer één week. Door dezen
korteren reisduur, zou de passageprijs onge
veer hetzelfde kunnen blijven. Een belangrijk
voordeel! Want in den tijd dien men thans nog
alleen voor de heenreis noodig heeft, kan men
dan heen en terug zijn en nog eenige dagen in
Indië verblijven om de noodige zaken te rege
len.
Het blad noemt nog enkele bezwaren op,
zegt, dat die niet moeten worden onderschat,
doch acht het denkbeeld zóó aanlokkelijk, dat
het ernstig zou moeten worden overwogen al
vorens tot den bouw van een nieuw schip wordt
besloten. Een nieuwe „P.C. Hooft", (de eerste
heeft ongeveer 14 millioen gulden gekost), zou
men kunnen laten bouwen voor 8 millioen,
voor welk geld men 4 luchtschepen kan krijgen,
die elk 100 passagiers zouden kunnen ver
voeren.
Een der bezwaren die het blad noemt, zijn
de landingsterreinen. Dit bezwaar echter is al
heel makkelijk uit den weg te ruimen, aan
gezien die terreinen spoedig in gereedheid
kunnen worden gebracht en niet die verzorging
van het oppervlak vragen, die een terrein ten
behoeve van het vliegtuig-verkeer vereischt
Het gebrek aan voldoend geoefend personeel,
dat de „H. P." eveneens als een nadeel naar
voren brengt, is evenzeer makkelijk te onder
vangen. Op de 290 vaarten die de „Graf Zeppe
lin" sedert zijn van stapel loopen in Septem
ber 1928 tot begin November van dit jaar ge
maakt heeft, werden niet minder dan 111 lan
dingen uitgevoerd met ongeoefende hulptroe
pen, doch welke landingen alle een goed ver
loop hadden. Wel is gebleken, dat, zooals op
de Zuid-Amerika vaarten, de als landingsman
schappen fungeerende Brazilianen, voorname
lijk negers, door hun lichte en kleine gestalte
geen ideale krachten zijn om een luchtschip
op den grond te hanteeren, terwijl ook een
zeker nadeel is, dat de meeste dier hulpkrach
ten doorTiun blootvoets gaan, zich niet in die
mate schrap kunnen zetten, als hij het vast
houden of over den grond naar den landings-
mast brengen van het luchtschip gewenscht
is. Die bezwaren zijn toch echter niet van
zwaarwegenden aard gebleken.
Een groote moeilijkheid die de „H.P. echter
geheel uit het oog schijut te verliezen is: hoe
zal men, indien met het vervangen van de
„P. C. Hooft" een zekere spoed geboden Is,
binnen korten tijd een geregelden dienst met
4 luchtschepen kunnen organiseeren. Het feit.
dat het weinig zin heeft de wenschelijkheid
van een luchtscbependienst op Indië te betoo-
gen, zoolang nog niet de resultaten van de
studie der klimatologische verhoudingen langs
de route naar Java bekend zijn, laten we nog
buiten beschouwing. Wat men echter geheel
schijnt te vergeten is, dat de „Graf Zeppelin"
tot nog toe het eenige verkeersluchtschip ter
wereld is, en, wat nog méér zegt, dat de circa
44 koppen tellende bemanning van dat schip,
het eenige groepje deskundigen ter wereld is.
dat in staat geacht kan worden een luchtschip-
dienst te onderhouden met een veiligheid, die
voor een geregelden passagiersdienst een eer
ste vereischte is. Het prachtige succes door de
„Graf Zeppelin" in die vier jaren tijds bereikt,
is dan ook uitsluitend te danken aan het werk
van die uitgelezen, maar tevens unieke groep
vakmenschén.
Dat die bemanning met het luchtschip
„Graf Zeppelin" een proeftocht naar Indië zal
maken, is mogelijk, misschien zelfs waarschijn
lijk, dat die bemanning echter beschikbaar
zou zijn voor het beginnen van een geregelden
dienst met Nederlandsch Indië, achten we, ge
zien het zeer intensieve streven van de Luft-
schiffbau Zeppelin om de zoo succesvol be
gonnen eigen DuitschlandZuid Amerika lucht
schip verbinding verder uit te bouwen, vrijwel
buitengesloten.
Er zou dus voor het beginnen van een lucht-
schependienst op Indië, eerst de noodige be
manning moeten worden opgeleid. De moge
lijkheid bestaat wellicht, dat een kleine groep
van de beste Duitsche luchtschipvaarders die
tijdens den grooten oorlog bij de luchtschip-
vloot dienden, nog beschikbaar is voor het
vormen van een eerste kern. Maar ook die
luchtschippers uit de oorlogsjaren, die hun ac
tieven dienst beëindigden in 1918, zullen eerst
weer „ingeschoten" moeten raken, en beschik
ken zeer zeker nog over geen routine in het
varen en navigèeren over groote afstanden
naar tropische landen. Men zal dus eerst
moeten beginnen öf met het zelf laten bouwen
van een schoolluchtschip en met dat schip
een aantal oefenvaarten laten maken, welk©
zich zullen kunnen uitstrekken naargelang
de actie-radius van dat schip bedraagt, öf men
zou moeten wachten tot de „Graf Zeppelin"
als oefenschip beschikbaar komt. En dat zal
op zijn vroegst zijn, ais de nieuwe, op stapel
staande L. Z. 129 voor gebruik in geregeld ver
keer gereed is. Wanneer dat zal zijn, weet men
ook te Friedrichshafen niet, aangezien momen
teel de financieele middelen ontbreken, om
het bouwen van de L. Z. 127, waarvan pas en
kele ringsspanten gereed zijn, in een normaal
tempo te doen geschieden.
Indien het plan tot het Instellen van een
luchtschependlenst op Indië uitvoerbaar wordt
geacht, zijn er op zijn minst nog meerdere
jaren mee gemoeid, alvorens aan dat plan uit
voering kan worden gegeven.
De „Rijstvogel" naar Indië vertrokken.
Gisterenmorgen te 5.45 uur is het K.L.M.-
vliegtuig de „Rijstvogel" naar Indië vertrok
ken. Drie passagiers n.l. één voor Batavia, één
voor Bandoeng en één voor Cairo bevinden
zich aan boord. Het toestel neemt 317 K.G.
post, 37.5 K.G. lading en 8 K.G. pakketpost
mee.
De bemanning bestaat uit de heeren: L.
Sillevis, F. van Breemen, M. C. H. Buitenhuis
en H. Dené, resp. Ie bestuurder, 2e bestuurder,
werktuigkundige en radiotelegrafist
De „Rijstvogel" (uitgaand) is in Rome aan
gekomen.
De „Oehoe" is in Djask aangekomen.
De „Havik" (uitgaand) is te Jodhpur aan-
gekomen.
Te Velp is gisterenmorgen overleden de heer
Jhr. H. M. van der Wijck, oud vice-admiraal,
oud-minister van Marine die zitting had ln
het ministerie-Röell van 18941897.
De heer v. d. Wijck bereikte den hoogen leef
tijd van 89 jaar en bleef na zijn ministerschap
als ambteloos burger in Den Haag wonen, ter
wijl hij zich later te Velp vestigde.
J. G. HEUTHORST f.
Op 49-jarigeu leeftijd is gistermorgein té
Doetinchem plotseling overleden de heer J. G.
Heuthorst sinds 1920 lid van den raad en sinds
1923 wethouder van Financien en Volkshuis
vesting.
De heer Heuthorst maakte Woensdag een auto
rit met zijn echtgenoote. Tijdens den rit werd
hij onwel, maar had nog het bewustzijn den
auto tot staan te brengen. Even later was hij
bewusteloos en werd in hoogst ernstigen toe
stand naar het R. K. Ziekenhuis te Doetin-
che'm en daarna naar zijn woning vervoerd
waar hij gistermorgen overleed.
„De Telegraaf" meldt het plotseling overlij
den te Amsterdam van den architect J. Bote
ren brood aldaar.
ECONOMISCHE TOENADERING
BELGIë—LUXEMBURG—NEDERLAND
Verschenen is het rapport van de studie
commissie uit de Nederlandsche Kamer van
Koophandel in België, 284 rue Royale te Brus
sel over de Nederlandsch-Belgisch-Luxemburg-
sche economische toenadering.
Het rapport is tot een lijvig boekdeel van
469 pagina's uitgegroeid.