t
ju£
jht
DE DAGMIS: EEN KIND IS ONS
GEBOREN.
KERSTVIERING.
WILLEM'S VERJAAR
SCADEAU.
GEÏSOLEERD.
WOENSDAG 28 DECEMBER 1932
O V
O-
-O-
-o—
GEBRUIKEN IN VERSCHILLENDE
LANDEN.
mam&m rütéss art feas fesgap bme 'isfeite.
m
De jongste kapelaan had 'n half uur
vrijen tijd.
Met innerlijk genoegen, dat van z'n
frisschen kop overigens wel af te lezen was,
hielp hij den koster den kerststal opbouwen.
Hij torste een grooten, kouden, grauwen
ezel op zijn schouders van den sacristie-
zolder af naar de kerk, toen, op de eerste
verdieping, de pastoor plotseling z'n hoofd
uit zijn kamerdeur stak en riep:
„Apropos, reverende, raad eens, welk
Sacrament ik in de gedachten heb".
„Het huwelijk, pastoor", ried de kapelaan.
„Misgeraden; de twaalfuursmis is voor u",
en het pastoorshoofd trok schielijk naar
binnen.
„Da's om de stemming te bederven", zei
de kapelaan nog, halverwege de trap en de
ezel woog hem opeens zwaar op den rug.
Er waren twee twaalfuursmissen op Kerst
mis, een bij de nonnen: de middernachts
mis; en een in de kerk: de langslapersmis.
De pastoor liet zijn drie kapelaans ieder jaar
loten om het geluk de middernachtsmis
te mogen opdragen in den heiligen Kerst
nacht. Wie zich het verste van dit geluk
ried, zou de laatste, allerlaatste heilige
missen offeren in de parochiekerk.
Den eersten keer, dat de jonge man als
priester en als kapelaan Kerstmis beleefde
had hij raak geraden en was hij gelukkig
geweest in den diepsten en meest letter
lijken zin.
Laat op den guren vigilie-avond was hij
biddend door de stad gesneld. Op 'n donkere
gracht had hij aan het klooster gebeld'
een zwijgende portieres had hem open
gedaan; zij was hem voorgegaan door
schaars verlichte, kille gangen; en hij had
zich met de misgewaden gekleed in een
kaal sacristietje, waar 't alleen naar ver
waaide wierook riekte. Hij vond er 'n blond,
bijdehand misdienertje in een toog, die als
uit een ouden kardinalenrok gesneden was.
Op slag van twaalven stelden beiden zich
op aan den voet van het altaar. Zij baden
en beidden den Kerstdag in volkomen stilte
Daar was een eenvoudige altaarsteen daar
stonden zes zilveren kandelaars naast een
zilveren crucifix; daar lag een altaardwale
gespreid, zonder spreuk of bloem. Dat alles
met den priester en zijn misdienaar stond
wit en blinkend verlicht; maar verder
heerschte er duisternis als in een krocht
en was het kil en koud. Geen tapijten, geen
palmen; geen gedreven brons en geen kroon
luchters; enkel zuiver zilver, zuiver lijn
waad en zuivere zielen in de donkerte en
in ontbering.
Toen sloeg er een torenklok twaalf slagen
De priester sloeg een kruis: In nomine
Patris et Filu et Spiritus Sancti. Amen De
nonnen zongen juichend en opgetogen-
Dominus dixit ad me; Filius meus es tu
de kapelaan bad: Introïbo, ik zal ingaan 'tót
het altaar Gods, en hij moest slikken, om
verder te kunnen gaan.
En na de heilige missen en een langdurige
dankzegging had de priester mede aange
zeten aan het feest-ontbijt der nonnen, die
met de verrukking van simpele herders' een
snede kerstbrood nuttigden. De kapelaan
had, of het gewoonte was of niet, had
hij zich niet afgevraagd een tafelrede
gehouden, die vast nog beter was dan zijn
aangeleerde preek tusschen de eerste en
tweede heilige mis.
Eén keer had de kapelaan geluk gehad.
Maar nu was het toch ook al de vierde
maal, dat hij die andere twaalfuursmis
lezen moest. Voor de vierde maal moest hij
de nachtmis offeren, wanneer het vale dag
licht allen mystieken luister van den nacht
al vervaagd had; moest hij de dageraadsmis
lezen in een kwalijk gevuld godshuis; en
dan ontdeed hij zich van de liturgische ge
waden, om te wachten, tot een kerk vol
langslapers in de dagmis de kantjes kwamen
afloopen van hun magere devotie voor God,
Die voor hen Mensch was geworden
Al dankzeggend ging hij dan in de kerk
op en neer, en overwoog hij gewetensvol
de beste manier, om straks in een kort,
vooral kort preek je een overmoedigen aan
val te wagen op het gemoed der velen, die
alleen maar hoestten en proestten, en dit
onwelluidend gerucht nauwelijks lieten
overstemmen door de altaarbellenEén
keer had hij zoo eenvoudig mogelijk, kinder
lijk en ontroerd het verhaal van Christus'
geboorte naverteld; een tweede maal had
hij hooggestemd het Gloria in excelsis ge
parafraseerd den laatsten keer had hij
gepreekt over de eerste woorden zijner
laatste, heilige mis: „Puer natus est", we
hebben een Kind gekregenmaar wat
deerde het het geeuwende volk; tot drie
malen toe was hij den kansel afgesneld en
met zijn teleurstelling gevlucht naar het
hart van zijn verheven taak, het oogenblik,
dat Christus, in Zijn handen en door Zijn
woorden weer en wederom wilde geboren
worden.
Hierna behoef ik ongetwijfeld niet te ver
halen, dat de kapelaan ook dezen vierden
keer zijn teleurstelling wist te offerén.
Maar dezen vierden keer bleef de kape
laan op een wondere manier voor zijn teleur
stelling gespaard. Om tien uur had hij de
eerste heilige mis gelezen aan een zij-altaar;
tegenwoordig waren 'n kwezeltje, 'n wees
jongen als misdienaar, de koster en 'n onbe
kend man. Om half elf zong hij de hoogmis
op het hoofdaltaar; maar, om dat nu alleen
maar even naar voren te brengen, de
cantate, die het koor na die heilige mis aan
hief, klonk als zoo'n schriele herhaling van
het aieuffie, geest&iftig ingestudeerde leest-JL
lied uit den nacht, dat alle gevoelige wijding
teloor ging over leege beuken en banken.
Toen hem dan ruim twintig minuten
restten voor de dagmis, de middagmis, be
sloot de kapelaan, om maar in de Sacristie
te blijven bidden, opdat hij zich niet zou
laten verstrooien door welriekende vrouwen
en weldoorvoede mannen, die zich op het
nippertje naar 'n kerk met 'n stal en 'n
gesloten tabernakel lieten rijden. Z'n preek je
had hij klaar; hij zou de collecte van de
derde Kerstmis behandelen: Verleen, smee-
ken wij, almachtige God, dat de nieuwe
geboorte van Uwen Eeniggeboren Zoon in
het vleesch verlosse óns, die de oude sla
vernij onder het juk der zonde gekneld
houdt. De nadruk zou in 's hemels naam
op de tweede helft van dit smeekgebed ge
legd worden O zoo.
De koster sleepte alle bidstoelen uit de
sacristie, want er waren dames, die op dit
hoogfeest niet op den communiebank, maar
tegen den communiebank, een feestelijk zitje
wenschten.
En de torenklok sloeg twaalf slagen: de
kapelaan ging op naar het altaar des Heeren.
Tien minuten later stond hij op den preek
stoel. Ai, hoe leed het talrijke uitverkoren
volk Gods aan verkoudheid. De priester
overzag de menigte en poogde in een mo
ment stilte de aandacht op zich te trekken.
En in dat oogenblik ontving de kapelaan
zijn genade van vertroosting.
Want om niet te bespeuren, dat er nog
steeds menschen binnen kwamen, sloeg hij
de oogen neer om ze te richten op den
Kerststal, waarheen hijzelf den dommen
ezel en den hardnekkigen os gebracht had,
en om in een kort maar krachtig gebed te
vragen, dat hij 'n gebed behoeft heele-
maal niet per se volgestopt te zitten met
o, lieve's" en „ach, zoete's" dat hij toch
nog duizend méér ezels en ossen bij het
Kestekind mocht brengen.
Zie, en onder deze heilige middagmis, die
opgedragen werd, terwijl de winterzon op
z'n hoogst stond, stond vrouw Jansen met
drie kleine kinderen aan haar rokken te
staar oogen op het kribbetje. Gisteren had
vrouw Jansen haar kerkgang gedaan van
haar tiende spruit.
De vrouwen Jansen nemen een bijzondere
plaats in in onze heilige Katholieke Kerk
Meneer Jansen had om vier uur 's nachts
en half elf 's morgens mee de cantate hel
pen zingen. Nu gebood hij op z'n bovenhuis
z'n oudste met 'n halve vloek niet overal
aan te zitten, en wiegde hij tegelijk aan
doenlijk den jongste-op-één-na, terwijl hij
dapper rookte uit 'n stinkende pijp.
En vrouw Jansen dankte God, dat er ook
nog missen zijn 's middags om twaalf uur.
En God en z'n priester dankten moeder
Jansen.
En naast moeder Jansen zat mevrouw
hoe heet ze ook weer", dacht bliksemsnel
de kapelaan. Ze had hem verteld, dat het
een heuglijk Kerstfeest kon worden, om
dat er kans was, dat haar man, kapitein
in de groote vaart, net op den voor-avond
voor Kerstmis kon binnenloopen. Ze zat er
goed in haar bonten vacht; en twee kinde
ren in ijsberenpelsjes stonden voor haar
tusschen de kinderen Jansen; en naast haar
recht en statig in groot tenue de kapitein.
Man en vrouw hielden elkaar hand in hand.
»'t Is best zoo, als je toch met z'n tweeën
dankt en bidt", flitste het den priester door
het brein. Daar was geen menschenkunde
voor noodig om te ervaren, dat de kaptein
zóó van den wal naar den stal, zóó van de
brug naar het altaar, zóó van het com
mando naar het heilig Officie, zóó van
Singapoor naar Kerstmis gekomen was, zóó
uit de sluis naar de twaalfuursmis.
En daar stond ook tusschen de kinderen
gedrongen de juffrouw van den nachttrein,
die op-deze-gewijde-plek-niet-nader-te-om-
schrijven-profane plaatsen had te reinigen
en bedden moest opmaken tusschen Boeda
pest en de middagmis. Zij had een hulst
takje op haar hoed gestoken, en dat onge
twijfeld met kinderlijke vroomheid gekocht
laat op den vigilie-avond van Kerstmis op
het stationsplein van Leipzig.
En in dienstkleeding ook zat moe en
bijkans ziek een verpleegster, die de wacht
had gehad in het ziekenhuis. Kerstmis vier
de zij om twaalf uur op den middag.
Het was stil, benauwend stil in de kerk.
Ergens gebeurde er iets; en de menschen
dachten er niet aan, rond te zien of op te
staan, zooals dat gebeurt, wanneer daar een
meisje flauw valt.
Het gebeurde in groote geheimzinnigheid
en onverraden op den preekstoel. De kape
laan sloeg met gesloten oogen breed het
heilig Kruisteeken. Hij verwisselde haastig
en welbewust zijn tekstwoord en koos de
Communio uit de dagmis: „De uiterste
grenzen der aarde hebben het heil van
onzen God aanschouwd", dien hij juichend
en met laaiende liefde uitsprak. En toen de
communie van den priester voorbij was, be
gonnen de misdienaars het Confiteor, opdat
Onze Lieve Heer zoude gegeven worden aan
de juffrouw van den nachttrein, den kaptein
en de verpleegster. De reiniging van de kelk
duurde een vol kwartier; de kapelaan her
vond twaalf malen het gebed: Quid retri-
buam: dat is: „wat zal ik den Heer weder
geven".
Alle langslapers zaten in de middagmis
gevangen.
WIM SNITKER.
Het recept.
Bij Edgar Wallace, den kortelings overleden
grootmeester der crimineele romans, verscheen
op een goeden dag een man, die den schrijver
de volgende geschiedenis vertelde: „Ik heb een
roman van u gelezen en was daarin zoo ver
slonden dat ik niet op den tijd lette en te laat
op kantoor kwam. 0e chef heeft mij toen ont
slagen Wat moet ik nu doen?"
Wallace stond op, ging naar zijn boekenkast,
nam er een van zijn laatste werken uit en reikte
dit met een kalmeerend lachje aan den bezoe
ker toe: „dit is mijn nieuwste werk", zei hij,
„als ge dit leest, dan zal je beslist vergeten,
dat je chef u ontslag heeft gegeven."
De Afrika-reiziger vertelt
„Op mijn laatste reis had ik bijna een ernstig
ongeluk. Ik wilde voor het invallen van de
duisternis nog de naastbij gelegen plaats be
reiken, ik schakelde de grootste versnelling in
en reed in volle vaart tggen een boom
„En kwam u er nog goed af?"
„Ja, den hemel zij dank, 't was.'n gummi
boom".
De keurige huisvrouw.
Hij: „Als ik kom te sterven, wil ik verbrand
worden
Zij: „Dat is weer echt iets van jou; stilletjes
verdwijnen en de asch laten liggen".
De nieuwe Heilige van „de Tijd".
In zijn geïllustreerde pagina vertelt „de Tijd",
dat in de „Saint Qmntenaire" te Brussel een
autosalon wordt gehouden".
-<>-
Gemeen.
„Den laatsten keer dat Ik in een stuk op
trad, kon je het publiek een uur ver hooren
brullen van 't lachen", vertelde vergenoegzaamd
een verwaande acteur.
„Zoo", zei zijn nuchtere vriend: „Wat was
dddr dan te doen?"
In Italië wordt het Kerstfeest gevierd bij
de kribbe, daar Mussolini de kerstboomen ver
boden heeft. 0
In de Vaticaansche Stad brengt de Paus
het Kerstfeest in besloten kring door. Even
als alle andere maaltijden gebruikt de Paus
volgens een ongeschreven wet ook het Kerst
maal alleen.
In Zwitserland is de Kerstboom in zwang en
wordt het feest naar gelang van de landstreek
op verschillende wijzen gevierd. In verschei
dene dorpen is het gebruik, dat de schoolkin
deren in de kerk komen en dat de beste
zangers onder hen liedjes zingen. De kinderen
krijgen geschenken, welke hangen aan een
grooten kerstboom, die in de kerk staat.
In Zuid-Frankrijk en aan de Riviera wordt
het Kerstfeest, na den gebruikelijken kerk
gang in den huiselijken kring gevierd, ondanks
de moeiten der groote hotels, Casino's en
nachtclubs om het publiek naar hun lokalen
te brengen.
In Spanje bestaat de gewoonte om na het
bijwonen van de Nachtmis een uitgebreid
diner, waarvan ham de hoofdschotel uitmaakt,
te consumeeren. Verder is men gewoon om
Engelsche kerstkaarten te verzenden met ge-
lukwenschen er op, die niemand begrijpt,
omdat men geen Engelsch kent.
In Portugal bestaat nog de oude gewoonte,
dat de kinderen hun schoenen bij den schoor
steen zetten, in de verwachting, dat het Kin-
deke Jesus ze met geschenken en lekkernijen
zal vullen. Op Kerstmis zelf trekken troepen
muzikanten door de straten en volgens de
traditie mogen zij mee-eten aan tafel in de
huizen, waar zij binnen gaan.
In Turkije wordt officieel geen Kerstmis
gevierd, doch talrijke families koopen kerst
boomen. Overigens wordt het feest meerendeels
buitenshuis gevierd en de café's en restaurants,
die anders in verband met de hooge belastin
gen vroeg sluiten, blijven nu den geheelen
nacht open en zij maken zeer goede zaken.
De groote buitenlandsche kolonies te Stamboel
vieren het Kerstfeest, zooals in het eigen land
gebruikelijk is.
In Zuid-Afrika wordt het Kerstdiner in ver
band met de groote warmte in de open lucht
genuttigd.
Kaapstad heeft helaas de reputatie Kerst
mis „vroolijker" te vieren, dan waar ook ter
wereld. Het is daar precies als in carnavals-
tijd en personen met bizarre maskers trekken
door de straten. De bevolking van buiten trekt
des nachts naar de steden om daar de Nacht
mis te gaan bijwonen. Later verzamelt de fa
milie zich aan den feestdisch, waaraan wel
40 k 50 leden van dezelfde familie aanzitten.
In Amerika wordt Kerstmis door het volk
verschillend gevierd. Op de hoofdpleinen te
New York heeft men verlichte Kerstboomen
geplaatst, die ook in den familiekring ingang
hebben gevonden.
In Hollywood wordt Kerstmis gevierd te
midden van de palmen en onder heeten zonne
schijn, doch de film-kolonie doet haar best
een „koude" atmosfeer te scheppen door na
gemaakte ijspegels aan de daken van de re
staurants en studio's te hangen, terwijl men
papier-vlokken uitstrooit om de sneeuw te
imiteeren.
In Rusland bestaat geen Kerstfeest. Kerst
boomen mogen niet gekapt en verkocht wor
den, omdat, naar de sovjet-autoriteiten bewe
ren, hierdoor de bosschen vernield worden. In
de scholen vertelt men aan de kinderen, dat
het Kerstfeest een „dwaas ouderwetsch ge
bruik is". Eenlge jaren geleden werden er anti
Kerstmis-betoogingen georganiseerd, waarop
revolutionnaire liederen werden gezongen. Dit
gebeurt nu niet meer, daar het te veel critiek
heeft uitgelokt. Kerstmis wordt hier be
schouwd als een gewone werkdag.
De kostbare kwaal.
Arts: „Uw vrouw lijdt aan een stofwisseling
ziekte".
Man: „O, nu begrijp ik, waarom zij alle veer
tien daag een nieuw costume wil hebben".
„Wim", vroeg mevrouw Sorgens aan het ont
bijt, „vind je zelf ook niet, dat je wel wat
meer aandacht aan je kleeren mocht besteden?"
Onder de critische blikken van zijn vrouw
voelde Willem zich niet erg op zijn gemak
Onrustig schoof hij op zijn - ee.n en weo.r
Vaag werd hij zich bewust, dat er iets niet in
orde was met de uitpuilende f®kken ?n afhan-
gende schouders van zijn colbert, of met de
plooi in zijn pantalon.
Nerveus plukte hij aan zijn omgekrulde revers.
„Als je soms denkt, dat ik me ee" mode
pop zal kleeden".... begon hij brommend.
Verwijtend keek zijn vrouw hem aan.
„Jij moet ook altijd van het eene uiterste in
het andere vallen", zuchtte zij- >Jk bedoel, dat
je de kleeren, die je draagt, wel wat beter mocht
soigneeren Heb je wel eens gehoord van die
ondernemingen, welke op bepaa.de tijden je
kleeren komen weghalen, ze netjes schoonma
ken, oppersen en weer thuisbezorgen, tegen een
geringe jaarlijksche vergoeding?"
„Nooit", antwoordde Willem onverschillig.
„Daar ben ik blij om", zei mevrouw, „want
dan is het een verrassing voor Je
„Verrassing?" bromde Willem achterdochtig.
„Ja man", lichtte zijn vrouw hem in. „Als
cadeau voor je verjaardag heb ik zoo'n abon
nement voor je genomen. Om de veertien dagen
komen ze een pak of een overjas van je weg
halen en na drie dagen brengeh ze de kleeren
weer, netjes schoongemaakt en opgeperst, thuis
Vindt je het geen heerlijk idee om er in 't ver
volg aitijd zoo gesoigneerd uit te zien? En ben
je niet erg blij met mijn cadeau?
Willem Sorgens keek zijn vrouw hulpeloos
aan. Wilde ze een loopje met hem nemen? Of
dacht ze heusch, dat ze hem er een groot plezier
mee deed?
„O, ja", zei hij tenslotte, „ik dank je wel, hoor
Bep, ik ben er erg blij mee".
Toen kuste hij haar verstrooid.
„Morgen sturen ze al iemand", zei mevrouw
opgewekt, „en ik zal eerst maar eens dat cos-
tuum meegeven, dat je aan hebt".
Het is opvallend hoe weinig kleeren een door-
snee-man eigenlijk bezit. Zijn garderobe bestaat
uit twee, hoogstens drie cOstuums, (inclusief het
„oude pak", dat hem „het prettigst zit"), jacquet,
soms rok of smoking, ulster en regenjas.
Willem Sorgens was van het type „doorsnee
man" en dus duurde het niet lang of zijn heele
garderobe had door de goede zorgen van „My
valet fromeen grondige beurt gehad.- Het
ging allemaal zoo gauw, dat, vóór zijn pantalons
kans kregen om „knietjes" te gaan vertoónen, ze
weer weggehaald werden om opgeperst te wor
den.
Hetgeen mevrouw Sorgens tot nadenken stem
de.. Neen, besloot ze, Willem's kleeren alleen
waren niet voldoende om van dat abonnement
te halen wat er van te halen viel.
Jaap Wim's broer, moest clou maar mee pro-
fiteeren.
Jaap nu was, zoo mogelijk, nog onverschilliger
wat zijn kleeren betreft dan zijn andere broer.
En toen zijn schoonzuster hem, met haar lief
sten glimlach, voorstelde om gratis zijn kleeren
te laten ontvlekken en oppersen, kwamen de
poppen aan het dansen. Hij antwoordde sarcas
tisch, dat, als zijn uiterlijk en zijn kleeren haar
aesthetisch oog zoo beleedigden, hij dan in het
vervolg haar zijn gezelschap niet meer zou op
dringen. Daarna liep hij beleedigd het huis van
zijn broer uit.
Mevrouw Sorgens zuchtte medelijdend.
Den volgenden dag deed ze oom Joop het
zelfde voorstel. Deze nam het met beide handen
aan. Hetgeen -niet te verwonderen was, als men
weet, dat oom Joop schatrijk is en met vele
zijner lotgenooten de eigenschap gemeen heeft,
gaarne iets te krijgen, zonder ervoor te betalen.
Helaas, hoe had mevrouw Sorgens kunnen
voorzien, dat de, zich zelve in haar prospecti
ophemelende „valeting-company", evenals alle
ondernemingen, soms fouten beging?
Op zekeren dag kwam er een beleefd briefje
van de bewuste firma, met vele excuses voor
het schroeien van een blauwen pantalon. Natuur
lijk, heette het verder in het schrijven, was men
volgaarne bereid de schade, in onderl.ng over
leg, te regelen.
Nu wilde het ongeluk dat de verschroeide
blauwe pantalon er een was van oom Joop. In
opdracht van oom Joop diende mevr. Sorgens
haar schaderekening in.
De firma antwoordde omgaand.
Men schreef beleefd doch beslist, dat het ga-
reclameerde bedrag alle redelyke eischen
boven ging. Het kleedingstuk in kwestie wsS
zeer oud en afgedragen en daarom stelde m®n
voor de zaak te regelen door betaling van "e
helft van het gevorderde. Intusschen gaf men
de verzekering, dat dergelijke fouten in het ^er"
volg niet meer zouden voorkomen en verbleef
met de meeste hoogachting enz.
jBBRSTVACANTlEl fm jjjj fagft
Gewapend met dezen brief trok mevrouw
Sorgens naar oom Joop. Hetgeen volgde, kan
men zich slechts voorstellen, als men de woeda
van een gierig rijk man heeft gadegeslagen,
wien men de helft biedt van hetgeen hij vraagt.
„Je moet die schurken aanpakken", brulde
hij, „je moet naar een advocaat gaan?"
Doch toen verloor mevrouw Sorgens haar ge
duld.
„Kletspraat", antwoordde ze heftig", gaat u
alsteblieft niet zoo te keer. Ik denk er niet aan
om naar een advocaat te gaan. Maar om er ver
der geen onaangenaamheden meer over te heb
ben, zal ik het verschil er dan wel bijleggen!"
Indien mevrouw Sorgens echter meende door
dit aanbod de woede van oom Joop tót bedaren
te hebben gebracht, vergiste zij zich. Nog den
zelfden dag liep hij naar een advocaat.... om
dezen enkele instructies te geven in verband met
zijn testament.
„Wim", zei mevrouw 's avonds tegen haar man,
„in het vervolg zal ik je voor je verjaardag maar
weer sigaren geven. Dan krijg ik tenminste geen
onaangenaamheden".
„H'm, misschien", antwoordde Willem.
En mevrouw Sorgens vroeg zich af, wat haar
man wel met dit antwoord bedoelde.
G.
(NADRUK VERBODEN.)'
Orster ontmoette hem in een der vele café's
te Hollywood. Naar zijn uiterlijk te oordeelen
was Larrigan een der talloos velen, die hun
verwachtingen van filmland niet in vervulling
hadden zien gaan.
„Wat mij ontbreekt", zei Larrigan vertrouwe
lijk, „is gauw gezegd. Niemand, die meer op het
gezelschap van zijn medemenschen gesteld is
dan ik; doch het noodlot wil blijkbaar, dat ik
als een soort kluizenaar leef. Als jongen, in
Liverpool, begon ik mijn loopbaan als tally-
klerk. Wat benijdde ik de mannen, die balen
en kisten aansjouwden. Zij waren den heelen
dag onder elkaar. Maakten grappen, plaagden
elkaar. Terwijl ik, boven op een hooge kruk
gezeten, met papier en potlood al mijn aandacht
moest besteden aan het noteeren van de balen
en kisten, die de loods verlieten of binnen
kwamen. Den heelen dag geen kans om een
woord te spreken; niets dan tellen en noteeren.
Toen ik wat ouder was, werd ik haven
arbeider. Dat waa-werkelijk een prettige tijd
voor me en ik voelde me niet langer eenzaam.
Ik voelde me zóó vol levenslust, dat ik werkte als
geen der anderen. Dat was mijn ongeluk. Men
maakte mij „baas" en dus kwam ik weer alleen
te staan. Mijn vroegere collega's legden een
zoodanig wantrouwen aan den dag, hielden zich
zóó op een afstand, dat ik mijn baantje opgaf.
Ik monsterde als matroos. Reeds den eersten
dag van de reis bleek, dat ik voor dat baantje
totaal ongeschikt was en men maakte mij kok.
Zoodoende sliep ik niet in het logies, doch
kreeg een kooi, vlak bij de keuken, heelemaal
voor zelf. Weer was ik ÖUS allêefl.
In Halifax deserteerde ik en vona een immwhb'
als bordenwasscher in een groot restaurant. We
waren met ons achten, dus scheen er een einde
gekomen aan mijn eenzame dagen. Doch, of de
duvel er mee speelde, ik was nog geen hal ven
dag in miin nieuwe betrekking, of de man,
die voor het stoken der centrale verwarming
moest zorgen, viel en brak zijn been. Ik moest
zijn plaats innemen 1
Hebt u het leven in zoo'n stookgelegenheid,
in de kelders van een groot restaurant, al eens
meegemaakt? Neen? Nu> dan hebt u niets
gemistToen ik den volgenden dag hoorde, dat
het wel zes weken kon duren vóór het been
van den stoker genezen was, ging ik kwasi
buiten een luchtje scheppen en vergat terug te
komen 1
Mijn volgende baantje vond ik in Zuid-
Amerika. Ik vertrok als een der 24 leden van
een expeditie, die de binnenlanden van Brazilië
zou onderzoeken. Onderweg echter werd ik
alleen achtergelaten. Op verschillende punten
werden leyensmiddelen-depöts ingericht en men
maakte "lü beheerder van een dezer depóts.
Zoo zou ik tot in het oneindige kunnen door
vertellen. Hoewel ik smacht naar het gezel
schap "fijner medemenschen, schijn ik voor
bestemd te zijn als een eenzame te moeten
leven".
„Ik heb werkelijk met u te doen", onderbrak
Orster den woordenvloed van den verteller.
„Hoe u zich echter hier, in Hollywood, waar
zooveel interessante menschen wonen, eenzaam
kunt voelen, begrijp ik niet".
Larrigan schudde zuchtend het hoofd.
>,JaPrecies wat ik zelf dacht, toen ik hier
Pas kwam", was zijn antwoord. „Een van de
studio's vroeg per advertentie vijfduizend man
nen én vrouwen, van elk type, om op te treden
als „menigte". U begrijpt, wat dat voor iemand
als mij die zoo van de gezelligheid houdt, be-
teekende. Wat 'n kans. Een van die vijfduizend
te zijn. Dan was er geen sprake meer van
eenzaamheid. Waarom zou ik niet solliciteeren?
Ik- haastte me dus naar die studio, vastbesloten
alles in het werk in stellen om aangenomen te
worden. Het was juist het werk waarnaar ik
verlangd had.
Toen ik op mijn bestemming aankwam, wist
ik niet wat ik zag. Er waren vijfduizend vaca
tures, om het zoo eens te zeggen, doch ik telde
zeker' tienduizend sollicitanten Mijn hart zonk
me dan ook in mijn schoenen. Na uren wachten
wilde ik het moedeloos opgeven, toen een
kleine man, in zijn hemdsmouwen, een hoornen
bril op zijn neus, mij op mijn schouder tikte.
„Reusachtig", zei hij, toen hij mij eens goed
opgenomen had; zoo op de manier van iemand,
die een paard Koopt. „Een pracht type. Zeker
zeeman
„Ook al", antwoordde ik. „Maar ik kan ook
ander werk doen".
„Kom mee", zei hij kortaf.
Wij stapten in een grooten auto en suisden
in vliegende vaart over den weg. Onder het
rijden vroeg mijn nieuwe kennis, of ik kon
zwemmen. Ik antwoordde bevestigend en zei,
dat ik met genoegen deel zou uitmaken van
een „strand-menigte". De man echter deed of
hij mij niet. hoorde en wij reden zwijgend
verder. Tenslotte bereikten wij onze bestem
ming. Een beschutte baai, een ideaal plekje aan
de zee. Doch een „menigte" was nergensi te
zien. En toch was van een menig"5 van 5000
personen sprake geweest in die advertentie.
Ik moest mijn schoenen uitdoen; ook mijn
jas en boord en in zee duiken.
Ik vervulde een of andere rol in een schip
breuk-scène. Er was echter geen schip te zien
en het eenige wrak was ik. Ik moest zooge
naamd aan land spoelen, verdronken, met
papieren in mijn zak, waaruit bleek, dat een
oom me een maand geleden een fortuin nage
laten had. Enfin, die „rol" leverde me twintig
dollar op en een verkoudheid van zes weken^.
,Het is wel sterk", sympathiseerde Orster",
„dat u het altijd zoo ellendig treft".
„Och?, antwoordde Larrigan, „eigenlijk is het
hier in Hollywood zoo kwaad nog niet. Om u
de waarheid te zeggen, heb ik hier zelfs aan
gename bezigheden gevonden".
„O ja vroeg Orster belangstellend, „wat
dan
Vreemdelingen bezig te houden met mijn
verhalen, tegen een kleine vergoeding. Wat it
geven wilt, laat ik heelemaal aan u oveE'.^
(NADRUK, YERBOBMèi