t ju£ jht DE DAGMIS: EEN KIND IS ONS GEBOREN. KERSTVIERING. WILLEM'S VERJAAR SCADEAU. GEÏSOLEERD. WOENSDAG 28 DECEMBER 1932 O V O- -O- -o— GEBRUIKEN IN VERSCHILLENDE LANDEN. mam&m rütéss art feas fesgap bme 'isfeite. m De jongste kapelaan had 'n half uur vrijen tijd. Met innerlijk genoegen, dat van z'n frisschen kop overigens wel af te lezen was, hielp hij den koster den kerststal opbouwen. Hij torste een grooten, kouden, grauwen ezel op zijn schouders van den sacristie- zolder af naar de kerk, toen, op de eerste verdieping, de pastoor plotseling z'n hoofd uit zijn kamerdeur stak en riep: „Apropos, reverende, raad eens, welk Sacrament ik in de gedachten heb". „Het huwelijk, pastoor", ried de kapelaan. „Misgeraden; de twaalfuursmis is voor u", en het pastoorshoofd trok schielijk naar binnen. „Da's om de stemming te bederven", zei de kapelaan nog, halverwege de trap en de ezel woog hem opeens zwaar op den rug. Er waren twee twaalfuursmissen op Kerst mis, een bij de nonnen: de middernachts mis; en een in de kerk: de langslapersmis. De pastoor liet zijn drie kapelaans ieder jaar loten om het geluk de middernachtsmis te mogen opdragen in den heiligen Kerst nacht. Wie zich het verste van dit geluk ried, zou de laatste, allerlaatste heilige missen offeren in de parochiekerk. Den eersten keer, dat de jonge man als priester en als kapelaan Kerstmis beleefde had hij raak geraden en was hij gelukkig geweest in den diepsten en meest letter lijken zin. Laat op den guren vigilie-avond was hij biddend door de stad gesneld. Op 'n donkere gracht had hij aan het klooster gebeld' een zwijgende portieres had hem open gedaan; zij was hem voorgegaan door schaars verlichte, kille gangen; en hij had zich met de misgewaden gekleed in een kaal sacristietje, waar 't alleen naar ver waaide wierook riekte. Hij vond er 'n blond, bijdehand misdienertje in een toog, die als uit een ouden kardinalenrok gesneden was. Op slag van twaalven stelden beiden zich op aan den voet van het altaar. Zij baden en beidden den Kerstdag in volkomen stilte Daar was een eenvoudige altaarsteen daar stonden zes zilveren kandelaars naast een zilveren crucifix; daar lag een altaardwale gespreid, zonder spreuk of bloem. Dat alles met den priester en zijn misdienaar stond wit en blinkend verlicht; maar verder heerschte er duisternis als in een krocht en was het kil en koud. Geen tapijten, geen palmen; geen gedreven brons en geen kroon luchters; enkel zuiver zilver, zuiver lijn waad en zuivere zielen in de donkerte en in ontbering. Toen sloeg er een torenklok twaalf slagen De priester sloeg een kruis: In nomine Patris et Filu et Spiritus Sancti. Amen De nonnen zongen juichend en opgetogen- Dominus dixit ad me; Filius meus es tu de kapelaan bad: Introïbo, ik zal ingaan 'tót het altaar Gods, en hij moest slikken, om verder te kunnen gaan. En na de heilige missen en een langdurige dankzegging had de priester mede aange zeten aan het feest-ontbijt der nonnen, die met de verrukking van simpele herders' een snede kerstbrood nuttigden. De kapelaan had, of het gewoonte was of niet, had hij zich niet afgevraagd een tafelrede gehouden, die vast nog beter was dan zijn aangeleerde preek tusschen de eerste en tweede heilige mis. Eén keer had de kapelaan geluk gehad. Maar nu was het toch ook al de vierde maal, dat hij die andere twaalfuursmis lezen moest. Voor de vierde maal moest hij de nachtmis offeren, wanneer het vale dag licht allen mystieken luister van den nacht al vervaagd had; moest hij de dageraadsmis lezen in een kwalijk gevuld godshuis; en dan ontdeed hij zich van de liturgische ge waden, om te wachten, tot een kerk vol langslapers in de dagmis de kantjes kwamen afloopen van hun magere devotie voor God, Die voor hen Mensch was geworden Al dankzeggend ging hij dan in de kerk op en neer, en overwoog hij gewetensvol de beste manier, om straks in een kort, vooral kort preek je een overmoedigen aan val te wagen op het gemoed der velen, die alleen maar hoestten en proestten, en dit onwelluidend gerucht nauwelijks lieten overstemmen door de altaarbellenEén keer had hij zoo eenvoudig mogelijk, kinder lijk en ontroerd het verhaal van Christus' geboorte naverteld; een tweede maal had hij hooggestemd het Gloria in excelsis ge parafraseerd den laatsten keer had hij gepreekt over de eerste woorden zijner laatste, heilige mis: „Puer natus est", we hebben een Kind gekregenmaar wat deerde het het geeuwende volk; tot drie malen toe was hij den kansel afgesneld en met zijn teleurstelling gevlucht naar het hart van zijn verheven taak, het oogenblik, dat Christus, in Zijn handen en door Zijn woorden weer en wederom wilde geboren worden. Hierna behoef ik ongetwijfeld niet te ver halen, dat de kapelaan ook dezen vierden keer zijn teleurstelling wist te offerén. Maar dezen vierden keer bleef de kape laan op een wondere manier voor zijn teleur stelling gespaard. Om tien uur had hij de eerste heilige mis gelezen aan een zij-altaar; tegenwoordig waren 'n kwezeltje, 'n wees jongen als misdienaar, de koster en 'n onbe kend man. Om half elf zong hij de hoogmis op het hoofdaltaar; maar, om dat nu alleen maar even naar voren te brengen, de cantate, die het koor na die heilige mis aan hief, klonk als zoo'n schriele herhaling van het aieuffie, geest&iftig ingestudeerde leest-JL lied uit den nacht, dat alle gevoelige wijding teloor ging over leege beuken en banken. Toen hem dan ruim twintig minuten restten voor de dagmis, de middagmis, be sloot de kapelaan, om maar in de Sacristie te blijven bidden, opdat hij zich niet zou laten verstrooien door welriekende vrouwen en weldoorvoede mannen, die zich op het nippertje naar 'n kerk met 'n stal en 'n gesloten tabernakel lieten rijden. Z'n preek je had hij klaar; hij zou de collecte van de derde Kerstmis behandelen: Verleen, smee- ken wij, almachtige God, dat de nieuwe geboorte van Uwen Eeniggeboren Zoon in het vleesch verlosse óns, die de oude sla vernij onder het juk der zonde gekneld houdt. De nadruk zou in 's hemels naam op de tweede helft van dit smeekgebed ge legd worden O zoo. De koster sleepte alle bidstoelen uit de sacristie, want er waren dames, die op dit hoogfeest niet op den communiebank, maar tegen den communiebank, een feestelijk zitje wenschten. En de torenklok sloeg twaalf slagen: de kapelaan ging op naar het altaar des Heeren. Tien minuten later stond hij op den preek stoel. Ai, hoe leed het talrijke uitverkoren volk Gods aan verkoudheid. De priester overzag de menigte en poogde in een mo ment stilte de aandacht op zich te trekken. En in dat oogenblik ontving de kapelaan zijn genade van vertroosting. Want om niet te bespeuren, dat er nog steeds menschen binnen kwamen, sloeg hij de oogen neer om ze te richten op den Kerststal, waarheen hijzelf den dommen ezel en den hardnekkigen os gebracht had, en om in een kort maar krachtig gebed te vragen, dat hij 'n gebed behoeft heele- maal niet per se volgestopt te zitten met o, lieve's" en „ach, zoete's" dat hij toch nog duizend méér ezels en ossen bij het Kestekind mocht brengen. Zie, en onder deze heilige middagmis, die opgedragen werd, terwijl de winterzon op z'n hoogst stond, stond vrouw Jansen met drie kleine kinderen aan haar rokken te staar oogen op het kribbetje. Gisteren had vrouw Jansen haar kerkgang gedaan van haar tiende spruit. De vrouwen Jansen nemen een bijzondere plaats in in onze heilige Katholieke Kerk Meneer Jansen had om vier uur 's nachts en half elf 's morgens mee de cantate hel pen zingen. Nu gebood hij op z'n bovenhuis z'n oudste met 'n halve vloek niet overal aan te zitten, en wiegde hij tegelijk aan doenlijk den jongste-op-één-na, terwijl hij dapper rookte uit 'n stinkende pijp. En vrouw Jansen dankte God, dat er ook nog missen zijn 's middags om twaalf uur. En God en z'n priester dankten moeder Jansen. En naast moeder Jansen zat mevrouw hoe heet ze ook weer", dacht bliksemsnel de kapelaan. Ze had hem verteld, dat het een heuglijk Kerstfeest kon worden, om dat er kans was, dat haar man, kapitein in de groote vaart, net op den voor-avond voor Kerstmis kon binnenloopen. Ze zat er goed in haar bonten vacht; en twee kinde ren in ijsberenpelsjes stonden voor haar tusschen de kinderen Jansen; en naast haar recht en statig in groot tenue de kapitein. Man en vrouw hielden elkaar hand in hand. »'t Is best zoo, als je toch met z'n tweeën dankt en bidt", flitste het den priester door het brein. Daar was geen menschenkunde voor noodig om te ervaren, dat de kaptein zóó van den wal naar den stal, zóó van de brug naar het altaar, zóó van het com mando naar het heilig Officie, zóó van Singapoor naar Kerstmis gekomen was, zóó uit de sluis naar de twaalfuursmis. En daar stond ook tusschen de kinderen gedrongen de juffrouw van den nachttrein, die op-deze-gewijde-plek-niet-nader-te-om- schrijven-profane plaatsen had te reinigen en bedden moest opmaken tusschen Boeda pest en de middagmis. Zij had een hulst takje op haar hoed gestoken, en dat onge twijfeld met kinderlijke vroomheid gekocht laat op den vigilie-avond van Kerstmis op het stationsplein van Leipzig. En in dienstkleeding ook zat moe en bijkans ziek een verpleegster, die de wacht had gehad in het ziekenhuis. Kerstmis vier de zij om twaalf uur op den middag. Het was stil, benauwend stil in de kerk. Ergens gebeurde er iets; en de menschen dachten er niet aan, rond te zien of op te staan, zooals dat gebeurt, wanneer daar een meisje flauw valt. Het gebeurde in groote geheimzinnigheid en onverraden op den preekstoel. De kape laan sloeg met gesloten oogen breed het heilig Kruisteeken. Hij verwisselde haastig en welbewust zijn tekstwoord en koos de Communio uit de dagmis: „De uiterste grenzen der aarde hebben het heil van onzen God aanschouwd", dien hij juichend en met laaiende liefde uitsprak. En toen de communie van den priester voorbij was, be gonnen de misdienaars het Confiteor, opdat Onze Lieve Heer zoude gegeven worden aan de juffrouw van den nachttrein, den kaptein en de verpleegster. De reiniging van de kelk duurde een vol kwartier; de kapelaan her vond twaalf malen het gebed: Quid retri- buam: dat is: „wat zal ik den Heer weder geven". Alle langslapers zaten in de middagmis gevangen. WIM SNITKER. Het recept. Bij Edgar Wallace, den kortelings overleden grootmeester der crimineele romans, verscheen op een goeden dag een man, die den schrijver de volgende geschiedenis vertelde: „Ik heb een roman van u gelezen en was daarin zoo ver slonden dat ik niet op den tijd lette en te laat op kantoor kwam. 0e chef heeft mij toen ont slagen Wat moet ik nu doen?" Wallace stond op, ging naar zijn boekenkast, nam er een van zijn laatste werken uit en reikte dit met een kalmeerend lachje aan den bezoe ker toe: „dit is mijn nieuwste werk", zei hij, „als ge dit leest, dan zal je beslist vergeten, dat je chef u ontslag heeft gegeven." De Afrika-reiziger vertelt „Op mijn laatste reis had ik bijna een ernstig ongeluk. Ik wilde voor het invallen van de duisternis nog de naastbij gelegen plaats be reiken, ik schakelde de grootste versnelling in en reed in volle vaart tggen een boom „En kwam u er nog goed af?" „Ja, den hemel zij dank, 't was.'n gummi boom". De keurige huisvrouw. Hij: „Als ik kom te sterven, wil ik verbrand worden Zij: „Dat is weer echt iets van jou; stilletjes verdwijnen en de asch laten liggen". De nieuwe Heilige van „de Tijd". In zijn geïllustreerde pagina vertelt „de Tijd", dat in de „Saint Qmntenaire" te Brussel een autosalon wordt gehouden". -<>- Gemeen. „Den laatsten keer dat Ik in een stuk op trad, kon je het publiek een uur ver hooren brullen van 't lachen", vertelde vergenoegzaamd een verwaande acteur. „Zoo", zei zijn nuchtere vriend: „Wat was dddr dan te doen?" In Italië wordt het Kerstfeest gevierd bij de kribbe, daar Mussolini de kerstboomen ver boden heeft. 0 In de Vaticaansche Stad brengt de Paus het Kerstfeest in besloten kring door. Even als alle andere maaltijden gebruikt de Paus volgens een ongeschreven wet ook het Kerst maal alleen. In Zwitserland is de Kerstboom in zwang en wordt het feest naar gelang van de landstreek op verschillende wijzen gevierd. In verschei dene dorpen is het gebruik, dat de schoolkin deren in de kerk komen en dat de beste zangers onder hen liedjes zingen. De kinderen krijgen geschenken, welke hangen aan een grooten kerstboom, die in de kerk staat. In Zuid-Frankrijk en aan de Riviera wordt het Kerstfeest, na den gebruikelijken kerk gang in den huiselijken kring gevierd, ondanks de moeiten der groote hotels, Casino's en nachtclubs om het publiek naar hun lokalen te brengen. In Spanje bestaat de gewoonte om na het bijwonen van de Nachtmis een uitgebreid diner, waarvan ham de hoofdschotel uitmaakt, te consumeeren. Verder is men gewoon om Engelsche kerstkaarten te verzenden met ge- lukwenschen er op, die niemand begrijpt, omdat men geen Engelsch kent. In Portugal bestaat nog de oude gewoonte, dat de kinderen hun schoenen bij den schoor steen zetten, in de verwachting, dat het Kin- deke Jesus ze met geschenken en lekkernijen zal vullen. Op Kerstmis zelf trekken troepen muzikanten door de straten en volgens de traditie mogen zij mee-eten aan tafel in de huizen, waar zij binnen gaan. In Turkije wordt officieel geen Kerstmis gevierd, doch talrijke families koopen kerst boomen. Overigens wordt het feest meerendeels buitenshuis gevierd en de café's en restaurants, die anders in verband met de hooge belastin gen vroeg sluiten, blijven nu den geheelen nacht open en zij maken zeer goede zaken. De groote buitenlandsche kolonies te Stamboel vieren het Kerstfeest, zooals in het eigen land gebruikelijk is. In Zuid-Afrika wordt het Kerstdiner in ver band met de groote warmte in de open lucht genuttigd. Kaapstad heeft helaas de reputatie Kerst mis „vroolijker" te vieren, dan waar ook ter wereld. Het is daar precies als in carnavals- tijd en personen met bizarre maskers trekken door de straten. De bevolking van buiten trekt des nachts naar de steden om daar de Nacht mis te gaan bijwonen. Later verzamelt de fa milie zich aan den feestdisch, waaraan wel 40 k 50 leden van dezelfde familie aanzitten. In Amerika wordt Kerstmis door het volk verschillend gevierd. Op de hoofdpleinen te New York heeft men verlichte Kerstboomen geplaatst, die ook in den familiekring ingang hebben gevonden. In Hollywood wordt Kerstmis gevierd te midden van de palmen en onder heeten zonne schijn, doch de film-kolonie doet haar best een „koude" atmosfeer te scheppen door na gemaakte ijspegels aan de daken van de re staurants en studio's te hangen, terwijl men papier-vlokken uitstrooit om de sneeuw te imiteeren. In Rusland bestaat geen Kerstfeest. Kerst boomen mogen niet gekapt en verkocht wor den, omdat, naar de sovjet-autoriteiten bewe ren, hierdoor de bosschen vernield worden. In de scholen vertelt men aan de kinderen, dat het Kerstfeest een „dwaas ouderwetsch ge bruik is". Eenlge jaren geleden werden er anti Kerstmis-betoogingen georganiseerd, waarop revolutionnaire liederen werden gezongen. Dit gebeurt nu niet meer, daar het te veel critiek heeft uitgelokt. Kerstmis wordt hier be schouwd als een gewone werkdag. De kostbare kwaal. Arts: „Uw vrouw lijdt aan een stofwisseling ziekte". Man: „O, nu begrijp ik, waarom zij alle veer tien daag een nieuw costume wil hebben". „Wim", vroeg mevrouw Sorgens aan het ont bijt, „vind je zelf ook niet, dat je wel wat meer aandacht aan je kleeren mocht besteden?" Onder de critische blikken van zijn vrouw voelde Willem zich niet erg op zijn gemak Onrustig schoof hij op zijn - ee.n en weo.r Vaag werd hij zich bewust, dat er iets niet in orde was met de uitpuilende f®kken ?n afhan- gende schouders van zijn colbert, of met de plooi in zijn pantalon. Nerveus plukte hij aan zijn omgekrulde revers. „Als je soms denkt, dat ik me ee" mode pop zal kleeden".... begon hij brommend. Verwijtend keek zijn vrouw hem aan. „Jij moet ook altijd van het eene uiterste in het andere vallen", zuchtte zij- >Jk bedoel, dat je de kleeren, die je draagt, wel wat beter mocht soigneeren Heb je wel eens gehoord van die ondernemingen, welke op bepaa.de tijden je kleeren komen weghalen, ze netjes schoonma ken, oppersen en weer thuisbezorgen, tegen een geringe jaarlijksche vergoeding?" „Nooit", antwoordde Willem onverschillig. „Daar ben ik blij om", zei mevrouw, „want dan is het een verrassing voor Je „Verrassing?" bromde Willem achterdochtig. „Ja man", lichtte zijn vrouw hem in. „Als cadeau voor je verjaardag heb ik zoo'n abon nement voor je genomen. Om de veertien dagen komen ze een pak of een overjas van je weg halen en na drie dagen brengeh ze de kleeren weer, netjes schoongemaakt en opgeperst, thuis Vindt je het geen heerlijk idee om er in 't ver volg aitijd zoo gesoigneerd uit te zien? En ben je niet erg blij met mijn cadeau? Willem Sorgens keek zijn vrouw hulpeloos aan. Wilde ze een loopje met hem nemen? Of dacht ze heusch, dat ze hem er een groot plezier mee deed? „O, ja", zei hij tenslotte, „ik dank je wel, hoor Bep, ik ben er erg blij mee". Toen kuste hij haar verstrooid. „Morgen sturen ze al iemand", zei mevrouw opgewekt, „en ik zal eerst maar eens dat cos- tuum meegeven, dat je aan hebt". Het is opvallend hoe weinig kleeren een door- snee-man eigenlijk bezit. Zijn garderobe bestaat uit twee, hoogstens drie cOstuums, (inclusief het „oude pak", dat hem „het prettigst zit"), jacquet, soms rok of smoking, ulster en regenjas. Willem Sorgens was van het type „doorsnee man" en dus duurde het niet lang of zijn heele garderobe had door de goede zorgen van „My valet fromeen grondige beurt gehad.- Het ging allemaal zoo gauw, dat, vóór zijn pantalons kans kregen om „knietjes" te gaan vertoónen, ze weer weggehaald werden om opgeperst te wor den. Hetgeen mevrouw Sorgens tot nadenken stem de.. Neen, besloot ze, Willem's kleeren alleen waren niet voldoende om van dat abonnement te halen wat er van te halen viel. Jaap Wim's broer, moest clou maar mee pro- fiteeren. Jaap nu was, zoo mogelijk, nog onverschilliger wat zijn kleeren betreft dan zijn andere broer. En toen zijn schoonzuster hem, met haar lief sten glimlach, voorstelde om gratis zijn kleeren te laten ontvlekken en oppersen, kwamen de poppen aan het dansen. Hij antwoordde sarcas tisch, dat, als zijn uiterlijk en zijn kleeren haar aesthetisch oog zoo beleedigden, hij dan in het vervolg haar zijn gezelschap niet meer zou op dringen. Daarna liep hij beleedigd het huis van zijn broer uit. Mevrouw Sorgens zuchtte medelijdend. Den volgenden dag deed ze oom Joop het zelfde voorstel. Deze nam het met beide handen aan. Hetgeen -niet te verwonderen was, als men weet, dat oom Joop schatrijk is en met vele zijner lotgenooten de eigenschap gemeen heeft, gaarne iets te krijgen, zonder ervoor te betalen. Helaas, hoe had mevrouw Sorgens kunnen voorzien, dat de, zich zelve in haar prospecti ophemelende „valeting-company", evenals alle ondernemingen, soms fouten beging? Op zekeren dag kwam er een beleefd briefje van de bewuste firma, met vele excuses voor het schroeien van een blauwen pantalon. Natuur lijk, heette het verder in het schrijven, was men volgaarne bereid de schade, in onderl.ng over leg, te regelen. Nu wilde het ongeluk dat de verschroeide blauwe pantalon er een was van oom Joop. In opdracht van oom Joop diende mevr. Sorgens haar schaderekening in. De firma antwoordde omgaand. Men schreef beleefd doch beslist, dat het ga- reclameerde bedrag alle redelyke eischen boven ging. Het kleedingstuk in kwestie wsS zeer oud en afgedragen en daarom stelde m®n voor de zaak te regelen door betaling van "e helft van het gevorderde. Intusschen gaf men de verzekering, dat dergelijke fouten in het ^er" volg niet meer zouden voorkomen en verbleef met de meeste hoogachting enz. jBBRSTVACANTlEl fm jjjj fagft Gewapend met dezen brief trok mevrouw Sorgens naar oom Joop. Hetgeen volgde, kan men zich slechts voorstellen, als men de woeda van een gierig rijk man heeft gadegeslagen, wien men de helft biedt van hetgeen hij vraagt. „Je moet die schurken aanpakken", brulde hij, „je moet naar een advocaat gaan?" Doch toen verloor mevrouw Sorgens haar ge duld. „Kletspraat", antwoordde ze heftig", gaat u alsteblieft niet zoo te keer. Ik denk er niet aan om naar een advocaat te gaan. Maar om er ver der geen onaangenaamheden meer over te heb ben, zal ik het verschil er dan wel bijleggen!" Indien mevrouw Sorgens echter meende door dit aanbod de woede van oom Joop tót bedaren te hebben gebracht, vergiste zij zich. Nog den zelfden dag liep hij naar een advocaat.... om dezen enkele instructies te geven in verband met zijn testament. „Wim", zei mevrouw 's avonds tegen haar man, „in het vervolg zal ik je voor je verjaardag maar weer sigaren geven. Dan krijg ik tenminste geen onaangenaamheden". „H'm, misschien", antwoordde Willem. En mevrouw Sorgens vroeg zich af, wat haar man wel met dit antwoord bedoelde. G. (NADRUK VERBODEN.)' Orster ontmoette hem in een der vele café's te Hollywood. Naar zijn uiterlijk te oordeelen was Larrigan een der talloos velen, die hun verwachtingen van filmland niet in vervulling hadden zien gaan. „Wat mij ontbreekt", zei Larrigan vertrouwe lijk, „is gauw gezegd. Niemand, die meer op het gezelschap van zijn medemenschen gesteld is dan ik; doch het noodlot wil blijkbaar, dat ik als een soort kluizenaar leef. Als jongen, in Liverpool, begon ik mijn loopbaan als tally- klerk. Wat benijdde ik de mannen, die balen en kisten aansjouwden. Zij waren den heelen dag onder elkaar. Maakten grappen, plaagden elkaar. Terwijl ik, boven op een hooge kruk gezeten, met papier en potlood al mijn aandacht moest besteden aan het noteeren van de balen en kisten, die de loods verlieten of binnen kwamen. Den heelen dag geen kans om een woord te spreken; niets dan tellen en noteeren. Toen ik wat ouder was, werd ik haven arbeider. Dat waa-werkelijk een prettige tijd voor me en ik voelde me niet langer eenzaam. Ik voelde me zóó vol levenslust, dat ik werkte als geen der anderen. Dat was mijn ongeluk. Men maakte mij „baas" en dus kwam ik weer alleen te staan. Mijn vroegere collega's legden een zoodanig wantrouwen aan den dag, hielden zich zóó op een afstand, dat ik mijn baantje opgaf. Ik monsterde als matroos. Reeds den eersten dag van de reis bleek, dat ik voor dat baantje totaal ongeschikt was en men maakte mij kok. Zoodoende sliep ik niet in het logies, doch kreeg een kooi, vlak bij de keuken, heelemaal voor zelf. Weer was ik ÖUS allêefl. In Halifax deserteerde ik en vona een immwhb' als bordenwasscher in een groot restaurant. We waren met ons achten, dus scheen er een einde gekomen aan mijn eenzame dagen. Doch, of de duvel er mee speelde, ik was nog geen hal ven dag in miin nieuwe betrekking, of de man, die voor het stoken der centrale verwarming moest zorgen, viel en brak zijn been. Ik moest zijn plaats innemen 1 Hebt u het leven in zoo'n stookgelegenheid, in de kelders van een groot restaurant, al eens meegemaakt? Neen? Nu> dan hebt u niets gemistToen ik den volgenden dag hoorde, dat het wel zes weken kon duren vóór het been van den stoker genezen was, ging ik kwasi buiten een luchtje scheppen en vergat terug te komen 1 Mijn volgende baantje vond ik in Zuid- Amerika. Ik vertrok als een der 24 leden van een expeditie, die de binnenlanden van Brazilië zou onderzoeken. Onderweg echter werd ik alleen achtergelaten. Op verschillende punten werden leyensmiddelen-depöts ingericht en men maakte "lü beheerder van een dezer depóts. Zoo zou ik tot in het oneindige kunnen door vertellen. Hoewel ik smacht naar het gezel schap "fijner medemenschen, schijn ik voor bestemd te zijn als een eenzame te moeten leven". „Ik heb werkelijk met u te doen", onderbrak Orster den woordenvloed van den verteller. „Hoe u zich echter hier, in Hollywood, waar zooveel interessante menschen wonen, eenzaam kunt voelen, begrijp ik niet". Larrigan schudde zuchtend het hoofd. >,JaPrecies wat ik zelf dacht, toen ik hier Pas kwam", was zijn antwoord. „Een van de studio's vroeg per advertentie vijfduizend man nen én vrouwen, van elk type, om op te treden als „menigte". U begrijpt, wat dat voor iemand als mij die zoo van de gezelligheid houdt, be- teekende. Wat 'n kans. Een van die vijfduizend te zijn. Dan was er geen sprake meer van eenzaamheid. Waarom zou ik niet solliciteeren? Ik- haastte me dus naar die studio, vastbesloten alles in het werk in stellen om aangenomen te worden. Het was juist het werk waarnaar ik verlangd had. Toen ik op mijn bestemming aankwam, wist ik niet wat ik zag. Er waren vijfduizend vaca tures, om het zoo eens te zeggen, doch ik telde zeker' tienduizend sollicitanten Mijn hart zonk me dan ook in mijn schoenen. Na uren wachten wilde ik het moedeloos opgeven, toen een kleine man, in zijn hemdsmouwen, een hoornen bril op zijn neus, mij op mijn schouder tikte. „Reusachtig", zei hij, toen hij mij eens goed opgenomen had; zoo op de manier van iemand, die een paard Koopt. „Een pracht type. Zeker zeeman „Ook al", antwoordde ik. „Maar ik kan ook ander werk doen". „Kom mee", zei hij kortaf. Wij stapten in een grooten auto en suisden in vliegende vaart over den weg. Onder het rijden vroeg mijn nieuwe kennis, of ik kon zwemmen. Ik antwoordde bevestigend en zei, dat ik met genoegen deel zou uitmaken van een „strand-menigte". De man echter deed of hij mij niet. hoorde en wij reden zwijgend verder. Tenslotte bereikten wij onze bestem ming. Een beschutte baai, een ideaal plekje aan de zee. Doch een „menigte" was nergensi te zien. En toch was van een menig"5 van 5000 personen sprake geweest in die advertentie. Ik moest mijn schoenen uitdoen; ook mijn jas en boord en in zee duiken. Ik vervulde een of andere rol in een schip breuk-scène. Er was echter geen schip te zien en het eenige wrak was ik. Ik moest zooge naamd aan land spoelen, verdronken, met papieren in mijn zak, waaruit bleek, dat een oom me een maand geleden een fortuin nage laten had. Enfin, die „rol" leverde me twintig dollar op en een verkoudheid van zes weken^. ,Het is wel sterk", sympathiseerde Orster", „dat u het altijd zoo ellendig treft". „Och?, antwoordde Larrigan, „eigenlijk is het hier in Hollywood zoo kwaad nog niet. Om u de waarheid te zeggen, heb ik hier zelfs aan gename bezigheden gevonden". „O ja vroeg Orster belangstellend, „wat dan Vreemdelingen bezig te houden met mijn verhalen, tegen een kleine vergoeding. Wat it geven wilt, laat ik heelemaal aan u oveE'.^ (NADRUK, YERBOBMèi

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 6