%wxi woï. HOE EEN KOLONIE GESTICHT WERD. a u WAT MEI IN GENEVE BRENGT. REVANCHE. ZATERDAG 12 MEI 1934 HERR LüDEWITZ OP DE KUST VAN AFRIKA. Avonturier en handelsman. „PROBLEMEN IN HET GERMAAN- SCHE WESTEN". TEGEN SEPARATISME IN BELGIE. mM r* W Ook in deze maand een omvangrijk arbeidsprogram. DE ZITTING VAN DEN VOLKENBONDSRAAD. LUCHTSPOKEN EN VLIEGER LATIJN KWESTIE IN DE HUIDEN- EN LEDER CENTRALE. FRANSCH BEZOEK AAN ONS LAND- jongen valt onder auto. chine verschijnt, heeft er ergens een vlieg ongeluk plaats. Het wrak van het particuliere vliegtuig, dat, na van het Engelsche vliegveld Hanworth te zijn opgestegen, een der in de nabijheid staande huizen raakte en neersloeg,, 4$ éfki moesten naar het hosj>it<& (Van onzen correspondent). Berlijn, 4 Mei 1934. Gelijk reeds gememoreerd, was het op den 24sten IJ. juist vijftig jaar geleden, dat Duitsch- land de regeering van Kaapland door middIe. van een geruchtmakend telegram, ervan op de hoogte bracht, dat de bezittingen van een zekeren heer Lüderitz, voor zooverre deze Noor delijk van de Oranjerivier lagen, de bescner- ming van het Duitsche Rijk genoten. Door dil telegram schaarde Duitschland zich m de rij der koloniale mogendheden en aldus heeft het een historische beteekenis. Op grond daarvan heb ben eenige bijzonderheden omtrent Herr Lüde ritz misschien ook wel eenig belang. Frans Lüderitz werd net honderd jaar geleden in Bremen als zoon van een tamelijk kleinen tabakshandelaar geboren. Naar hanseatisch ge bruik werd hij reeds vroegtijdig het nest uit gejaagd om wat in de wijde wereld te kruisen en daar de noodige handelskennis op te doen. Deze kennis trachtte de jongeling zich niet op een kantoorkruk gezeten te verwerven, want, zoo zijn portret al aan een uitgecroogden boek houder doet denken, deinsde hij er niet voor terug de wildste remboeh van Mexico of andere landen binnen te marcheeren, zoekend naar goud, edelsteenen en kostbare ertsen. Nadat hij op zijn diverse expedities niets gevonden had, dat het oprapen loonde, zeilde hij weer naar de stad der drie straatmuzikanten terug cm de tabaksnering van zijn vader voort te zetten. Maar wie eenmaal van de tropen geproefd heeft, blijft er altijd naar terug verlangen en aldus stooten we eerlang op Lüderitz als stich ter eener handelsfaktory in Britsch-Nigeria. Toen de zaken aldaar naar wensch mar cheerden, verscheen de jonge heer Vogelsang op het tooneel. Deze wakkere was reeds op zeventien jarigen leeftijd naar de Westkust ge trokken, waar hij zich met veel beleid ter been wist te houden. Hij was inmiddels 22 jaar ge worden en hij vond, dat het daarmede tijd was aan den heer Lüderitz in Nigeria, de stichting van nog een faktory voor te stellen. Nu begreep Lüderitz dat het oogenblik voor de stichting van een koloniaal empire aange broken was. Hij nam de voorstellen van Hen drik Vogelsang voor een deel aan. Alleen stond hij op een andere stichtingsplaats. Zeil de kust langs, zoo zei de wakkere Lüderitz tot den wak keren Vogelsang, tot voorbij de Portugeesche bezittingen daar zit nog niemand en sla daar ergens onzen slag. Ter betere voorbereiding voor zijn verove ringen meldde Vogelsang zich eerst bij het Duitsch importhuis van Poppe, Russow Co. te Kaapstad. Deze firma voelde niets hoege naamd voor de aanwezigheid van een Breemsch handelshuis in haar nabijheid en heeft later dan ook alles in het werk gesteld om Lüderitz' plannen in de war te sturen. Maar voorloopig leverden zij aan Vogelsang, zijn agent, toch een bril? vol van het noodige materiaal en deze liet op 9 April 1883 het anker in de natuurlijke haven van Angra Pequena vallen. Deze haven werd in die dagen slechts door één mensch be woond, door een Engelschen handelaar Ratford, die er wat vogelmest bij elkaar krabbelde en de rest van zijn tijd op robben joeg. Wijders resideerde in de buurt ook de Hottentotten- koning Josef Frederik en van dezen kocht Vo gelsang alle land, vijf mijl in den omtrek, af voor den prijs van 100 pond en 200 geweren. Nog een paar dagen later verwierf Vogelsang alle land langs de kust, 20 mijlen diep en van den mond van de Oranjerivier af tot den 26en breedtegraad toe. Te harer tijd kreeg de regeering te Kaapstad den wind van deze transakties en gaf het Kor vet „Boadicea" opdracht ter plaatse poolshoogte te nemen en, zoo mogelijk een en ander weer ongedaan te maken. Maar toen de „Boadicea" de haven binnenliep, stootte zij al dadelijk op het Duitsche korvet „Carola" en scheen het den schipper toe, dat er niets anders opzat dan onverrichter zake naar huis terug te keeren. Op 24 Januari 1884 liet de Duitsche kanonneer boot „Nautilus" het anker in de baai van Angra Fequena vallen. Vogelsang legde den gezagvoer- der zijn koopcontracten en andere bescheiden voor en deze rapporteerde over zijn bevindingen naar Berlijn. Precies drie maanden later achtte Bismarck het oogenblik voor zijn pantersprong gekomen. Hij zond zijn reeds vermeld telegram naar Kaapstad en daar Londen zich zonder veel tegenstribbelen bij het geval neerlegde, was de sprong gelukt en het pleit gewonnen. Duitschland zond nu dadelijk twee kleine oorlogschepen naar Angra Pequena, welke een zekeren dr. Göring, den vader van den beroemden generaal Göring, aan boord hadden Op 7 Augustus landden deze schepen 200 matrozen en onder het begeleidend gedonder van 21 saluutschoten werd de proclamatie van het Duitsche beschermheerschap voorgelezen en de Duitsche vlag geheschen. Dadelijk daarop voer de kanonneerboot „Wolf" weg om deze ceremonie in kleiner formaat overal langs de kust te herhalen. Maar aan een vlag in een bak met zand heeft men niet veel en dat zag Herr Lüderitz ook in. Wat in de geoccupeerde woestijn vóór alles noodig was, was water. Dies zond hij een brik met een volledig pompstation op zijn pas ver worven heerlijkheid af, maar daar de toegang daartoe, nog al rotsig was, zag de brik met het volledige pompstation kans hier jammerlijk schipbreuk te lijden. Dat was de eerste tegen slag en vele anderen volgden nog. Lüderitz moest op den duur een groot deel van zijn exploratierechten alsmede van zijn bezit aan land aan de „Deutsche Kolonml Gesellschaft verkoopen. Toen dat ook met hielp, besloot hij zelf eens te gaan kijken. Ter plaatse aange komen vond hij niets beters te doen dan zich de dagen zijner jeugd in Mexiko te herinne ren en dus trok hij de vallei van de Oranje rivier binnen om naar goud te zoeken. Weer echter vond de arme man niets en bitter te leurgesteld keerde hij naar de kust terug. Hier besteeg hij in stormachtig weer de kleine schoe ner „Meta", welker kapitein hij het bevel gaf den koers op Agra Pequena te nemen. Twee of driemaal weigerde de kapitein, wijl hem dat te gevaarlijk leek. Lüderitz zette echter zijn wil door. Jammer voor hem. Want nauwelijks in zee gestoken, was het huikje al verdwenen en men heeft er nimmer meer iets van terug gezien. Ook niets van Frans Adolf Lüderitz, den stichter van Duitsch-Zuid-West, en van den schipper, die hem vergezelde. Wat de diplomatieke zijde van het geval be treft, leidde Bismarck deze reeds ih 1880 in. Hij liet toen in Londen vragen, of de En- gelsche regeering zoo goed wou zijn Duitsche zendelingen en kooplieden in het niemands land, Noordelijk van de Oranjerivier, të be schermen. Engeland vloog direct in de knip, die Bismarck gesteld had. Het antwoordde, dat het geen verantwoordelijkheid dragen kon voor iets of voor iemand, buiten de onrr ddeUijke omgeving van Walvisclibaai. Dat was Bismarck echter niet genoeg. Na een jaartje zwijgens lokte hij weer 'n Engelsclie nota uit en daarin vertelde Engeland geen' lust te hebben om staatstoezicht uit te oefenen in de hopelooze wildernis, .waarop Bismarck viseerde. Maar toen nog wat later Herr Lüderitz plot- selin» in Agra Pequena neerstreek sloeg Enge land °om. Het Foreign office liet de Wilhelm- strasse weten, dat Engeland wel is waar Noor delijk van de Oranjerivier geen hoogheidsrech ten uitoefende, maar dat het zich desondanks toch in zijn wel gefungeerde rechten gekrenkt zou voelen, bij aldien een ander land de te grabbel liggende hoogheidsrechten tot zich zou nemen. Spoedig kwamen te Berlijn ook berichten binnen, volgens welke het Colonial Office, zoowel als de Kaapsche regeering aan stalten maakten het protectoraat over die kunststreek te proclameeren, waar de heer Lü deritz zich intusschen genesteld had. Maar Bismarck had al fluks het kleine oorlogschip „.Nautilus" naar de omstreden haven gediri geerd en hieruit trok Londen zijn consequen ties. Kaapstad echter nog niet De regeering aldaar liet Bismarck weten, dat het de land streek in kwestie geannexeerd had. Bismarck antwoordde koeltjes, dat hij met de Kaapsche regeering niets uit te staan had en alléén met Londen onderhandelde. Op 6 Juni zond hij zijn zoon Herbert naar de Britsche metropool en veertien dagen later koos lord Granville eieren voor zijn geld. Want op 21 Juni 1884 erkende Engeland Duitschland's protectoraat over Zuid- West-Afrika. Wetenschappelijke samenwerking der grensstreken. Dezer dagen hield de Rheinische Forschungs- gemeinschaft haar eerste jaarlijksche vergade ring te Kleef. Als algemeen onderwerp der be sprekingen was gekozen: Probleme im germa- nischen Westen. Voor het eerst waren dezen keer ook eenige Noord- en Zuid-Nederlandsche, alsmede Zwit- sersche geleerden uitgenoodigd, om op het ge bied van aardrijkskunde, geschiedenis, dialec tologie en volkskunde inleidingen te houden, of aan de te voeren discussies deel te nemen. De ontvangst door prof. dr. Steinbach uit Bonn was, speciaal ten opzichte van de Neder- landsche genoodigden, zeer hartelijk. Behalve prof. Steinbach, de Duitsche histo ricus, dr. Petri uit Brussel en assessor Zender van het instituut van het Rheinisches Wörter- buch, hielden o.a. de Vlamingen prof. van Roos- broeck en Victor de Mijere resp. historische en volkskundige inleidingen. Prof. dr. J. de Vries uit Leiden sprak over „Wetenschappelijke samenwerking", terwijl drs. Win-Roukens uit Nijmegen uitgenoodigd was, om een uiteenzetting te geven over „Wort- und Volkskunde-geographie in den Süd-Ostlichen Niederlanden". Deze laatste wees speciaal op hetgeen door de leiding en bezieling van de Nijmeegsche hoogleeraren in het aan de Rijn landen grenzende Nederlandsche gedaan is en wordt, inzake dialectologie en volkskunde. Na iedere uiteenzetting volgde een breed voerige en diepgaande gedachtenwisseling, waaraan o.a. door de hoogleeraren van Vuuren, Grootaers en Blanquaert werd deelgenomen. Deze besprekingen leidden niet alleen tot beter inzicht in de grensproblemen der genoemde gebieden, maar droegen tevens bij tot een rui mere wederzijdsche waardeering. Even hartelijk als de ontvangst was de door de Rijnlandsche geleerden verleende gastvrij heid. Op het einde vertolkte van Nederlandsche zijde prof. van Vuuren dan ook op zeer harte lijke wijze den dank voor de buitengewone ontvangst en de oprechte en gemoedelijke wij ze van samenwerken. Tevens sprak hij den wensch uit, dat de door dit contact verkregen voorloopige resultaten straks in de studeer kamers rijke vruchten zouden doen rijpen. Onze Brusselsche correspondent meldt ons De minister van justitie heeft een wetsont werp ingediend voor het beteugelen van sepa ratistische actie in woord en geschrift. Straffen van 6 maanden tot 3 jaar hechtenis en boeten van 100 tot 5000 frs. zijn voorzien. »!«MÉ De rijjool der Amsterdamsche studenten bij gelegenheid van de overwinning der Nereus-ploeg o£ de Varsity. (Van onzen correspondent.) Genève, 2 Mei 1934 Evenals in de maand April, toen het bureau der ontwapeningsconferentie hier een belang rijke bespreking hield, wier besluiten echter later door het bekende antwoord der Fransche regeering aan Engeland weder werden omver geworpen, en voorts v&rschillende op sociaal gebied' werkzame volkenbondsorganen hier 'n zitting hielden, zullen wij ook in de maand Mei weder eenerzijds vele bekende staatslie den in de volkenbondsstad zien verschijnen bij gelegenheid van de 79ste zitting van den Volkenbondsraad, terwijl anderzijds ook ver schillende technische volkenbondsorganen hier weder zullen bijeenkomen. De volkenbondsraad zal zijn 79ste zitting op 14 Mei beginnen. De gedelegeerde van Portu gal zal den Poolschen Minister van Buitenland- sche Zaken, Beek, op den voorzitterszetel op volgen, De Volkenbondsraad zal ditmaal ver schillende politieke onderwerpen te behandel len hebben, zooals het rapport van de naar het Chacogebied gezonden volkenbcndscommissie, die daarin een uiteenzetting van haar vergeef- sche pogingen tot herstel van den vrede tus- schen Bolivia en Paraguay zal geven: het rap port van de raadgevende commissie uit den volkenbondsraad zelf voor het volgen van het Letitia-geschil tusschen Columbië en Peru, en bovenal het rapport der commissie-Aloisi over de voorbereiding van de volksstemming in het Saargebied. Vooral voor dit laatste rapport zal hier na tuurlijk groote belangstelling bestaan. Helaas schijnt men te moeten betwijfelen, dat dit rap port reeds de gewenschte klaarheid op alle punten brengen zal. In het bijzonder wordt hier gemompeld, dat Aloisi en zijn medeleden der commissie het nog niet gewaagd zouden hebben, gezien het Fransche drijven naar een uitstel der volksstemming, reeds een vasten datum voor het plebisciet in het begin van het jaar 1935 voor te stellen. Andere kwesties van een meer of min poli tiek karakter, die de volkenbondsraad te be slissen zal hebben, betreffen de financiëele hulpverleening aan Liberia, waarvan wellicht tengevolge van de onhandelbaarheid van dit kleine land niets komen zal, en de huisvesting in Brazilië van een groot aantal uit Irak ge vluchte Assyrische Christenen. De vorige week werd op verzoek van de regeering van Fin land ook het reeds in 1931 voor den raad ge brachte geschil tusschen Finland en Engeland over de betaling van schadevergoeding door Engeland aan Finland voor het gebruik van Finscheo booten tijdens den wereldoorlog op nieuw op de raadsagenda gebracht, nadat het in 1932 met goedvinden van beide partijen daarvan was afgevoerd. Nadere inlichtingen van Finschen zijde schijnen echter erop 1e wij zen, dat de raad in deze Mei-zitting slechts zal hebben kennis te nemen van een arbitrale uit spraak van den Zweedschen scheidsrechter over één der praealabele vragen, die vooraf zullen moeten beslist zijn, voordat de raad eventueel zich weder met het geschil zal kunnen bezig houden. Natuurlijk zal de volkenbondsraad in deze 79ste zitting ook weder de rapporten der tech nische volkenbondsorganen behandelen, die hier sinds de raadszitting van Januari vergaderd hebben. Aan de zitting van den volkenbondsraad zal weder, zooals gewoonlijk, een zitting van het financiëele volkenbondscomité voorafgaan. Deze zal op 7 Mei beginnen en aan een bespreking van 'den financiëelen toestand in Bulgarije, Estland, Griekenland, Hongarije en Oostenrijk gewijd zijn. Het financiëele comité zal o.a. de onderhandelingen bespreken, die de Bulgaar- sche regeering onlangs met houders van Bul- gaarsche effecten (in het bijzonder de obligaties der onder auspiciën van den volkenbond uit gegeven Bulgaarsche leeningen) gevoerd heeft en waarbij Bulgarije zich tot een vermeerdering der transfer-betalingen bereid heeft verklaard. Het zal aan de hand van het rapport van den volkenbondsvertegenwoordiger te Boedapest den financiëelen toestand van Hongarije onder de oogen zien. Het rapport wijst op eenige symptomen van verbetering, doch meent ander zijds toch niet te mogen verzwijgen, dat som mige kwesties, die reeds vroeger den volken bondsraad en het financiëele volkenbondsco mité verontrust hebben, nog steeds geen bevre digende oplossing hebben gevonden. Ook het driemaandelijksche rapport van den volken bondsvertegenwoordiger te Weenen, onzen land genoot, mr. Rost van Tonningen, moet behalve op eenige lichtzijden ook op schaduwzijden wijzen. In sommige opzichten was de ontwik keling van den economischen en financiëelen toestand van Oostenrijk niet ongunstig, doch het rapport moet de verklaring uit vorige kwar taalrapporten herhalen, dat de budgetaire toe stand van het land nog steeds redenen tot be zorgdheid blijft geven. Bovendien is de alge- meene vooruitgang op economisch gebied door de gebeurtenissen van Februari tegengewerkt. Ook hebben deze gebeurtenissen een ongunstige uitwerking op den budgetairen toestand van Oostenrijk gehad. Het financiëele volkenbondscomité zal in zijn de volgende week aanvangende 54ste zitting zich ook nog hebben bezig te houden met de aanstaande volksstemming in het Saargebied: Op Zondagmiddag, toen Van Baenen de deur van zijn vrijgezellenwoning aan een der stads grachten uitstapte, van plan om naar gewoonte in een der restaurants van de binnenstad te gaan middagmalen, zag hij, juist op het moment toen hij de voordeur achter zich dichttrok, hoe een als heer gekleed persoon aan den walkant van de verlaten stadsgracht, na tevoren bijna angstvallig om zich heen gespied te hebben, haastig de rest van een half-opgerookte sigaar opraapt, met den mouw van zijn jas schoon - veegde en in den mond stak. Van Baenen, den rijken verwenden vrijge zel, beving eerst een gevoel van afkeer, van minachting voor het aan den dag gelegde, blijkbaar volkomen gemis aan kieskeurigheid van den toch als heer gexleeden jongen man. Maar, toen hij het bordes van zijn woning was afgedaald en zijn weg stadwaarts insloeg begon zijn- geest de eigenaardige handelwijze van het rookbeluste heertje als „een geval" te beschouwen. Hij ging zoeken naar de oor zaak van deze overdreven zuinigheid, die hem wat al te ver doorgevoerd voorkwam, er kwam twijfel in hem op, of dit op het eerste gezicht toch keurig gekleed heertje dan zoo arm moest zijn, dat hij zich de weelde niet eens permit- teeren kon op Zondagmiddag een ordentelijke sigaar te rooken.... Van Baenen liep verder en de snelheid van zijn stap deed hen weldra nader bij het mannetje komen, dat langzaam, blijkbaar doelloos langs de stadsgracht kuier de. Van Baenen zag toen, dat de keurigheid op het eerste gezicht van die heerenkleeding naderbij meer schijn dan werkelijkheid was; de snit en de stof waren zichtbaar goed geweest, degelijk en van prima komaf, maar de mou wen rond de ellebogen verrieden een gladheid waarvan de oorzaak niet ver te zoeken was, de zoom van den rand der broekspijpen was kaal en de naad op den rug van z'n jas was versleten bijna tot den draad. Van Baenen liep verder, en op den hoek van de eerstkomende zijstraat had hij den heer nu geheel ingehaald. Deze keek om, en ziende, dat Van Baenen rookte, kwam hij op hem af, tikte aan den hoed, nam de sigaren- rest in de hand, en vroeg beleefd „Mag ik U even lastig vallen Van Baenen reikte hem het vuur van zijn sigaar. Dan kreeg hij wat hij gewend was bij zichzelf een bevlieging te noemen, hij nam zijn koker uit z'n zak, hield deze geopend onder het bereik van den eenzamen wande laar. „Steekt U liever een versche op, ze zijn niet zoo zwaar". Het heertje keek hem een oogenblik ver wonderd aan, weifelde blijkbaar eerst nog, tastte dan toe. „Graag, meneer, ik dank U." Toen kreeg Van Baenen een tweede bevlie ging. Menschenkenner als hij was, had hij met den eersten oogopslag gezien, dat hij hier inderdaad met een heer te doen had, een heer, wiens kleeding waarschijnlijk een ge trouw spiegelbeeld van diens levensomstan digheden te zien gafsoliede van origine, degelijk tot op den draad, en in goede con ditie geweest. Bij den aanblik van het daar voor hem staande magere, fatsoenlijke, be scheiden mannetje, kreeg hij tegelijkertijd de onbewuste overtuiging, dat die man honger had, dat dit nu zoo'n „stille" was, die niet vragen dorst en niet vragen wildeZ'n be vlieging werd heviger, en ineens loog hij erop los „Mag ik TJ eens wat vertellen, meneer Ieder vogeltje zingt, zooals hij gebekt is. Mijn snavel is een beetje ruw uitgevallen, ik houd er geen blad voor, ik flap er maar uit wat in me opkomt, en dat is meestal de waar heid. En, omdat de meeste menschen de waarheid niet hooren willen, heb ik geen vrienden, geen vrouw, geen kind en geen kraai in de wereld." „Vrienden houdt U zoo lang als het depot op uw bank. Een vriend in den nood.... het komt voor. En het begin van de armoede is doorgaans het eind van de liefde." „Kan zijn. Ik heb er ook geen behoefte aan. Maar op een dag als vandaag is het lam als je alleen bent. Ik ben jarig." „Ik feliciteer u." „Dank u. En vandaag zou ik wel eens samen willen dineeren. Hebt u al gegeten?" „Ja, ik eet altijd om één uur." „Gekke tijd. Dat is al een uur of vijf ge leden. Mag 'ik u inviteeren? En geen geleuter, vergeven zal ik je niet. Van Baenen heet ik. „Willem van Vliet." Van Baenen liep verder, trok den ander mee aan de revers van zijn jas, reageerde niet op zijn tegenwerpingen van „niet in de gelegenheid zich te revancheeren", van „weinig-correct ge kleed" en van „als u er dan op staat". Van Baenen kreeg schik in „het geval", begon druk ker te praten, liep nog een paar straten verder, en troonde tenslotte zijn gast mee aan den arm in een restaurant van de binnenstad. Gezeten in een ietwat afzijdig hoekje lieten zij het zich beiden weldra goed smaken en onder het genot van een glas parelend Pilsner begon zijn gast zich allengs op zijn gemak te gevoelen. Ter loops deswege ondervraagd, vertelde hij Van Baenen van zijn beroep als bank-employé, over zijn „afvloeiing" vóór ruim twee jaar reeds en Van Baenen noteerde zijn adres, beloofde te zullen probeeren, of hij iets voor hem doen kon. „Als ik je nou vertel, Van Vliet, dat dit een van m'n prettigste verjaardagsdinertjes ge weest is," zei hij na afloop. „Zoowaar ik hier tegenover je zit, je hebt er mij meer pleizier mee gedaan dan ik jou." Van Vliet maakte nu de opmerking, dat het zijn tijd werd, huiswaarts te gaan. Hij bedankte zijn gastheer voor diens spontane gulhartigheid, hoopte nog eens in de gelegenheid te komen zich te kunnen revancheeren, en nam toen har telijk afscheid. Buiten gekomen, langzaam voortwandelend met het aangename gevoel na een copieuzen maaltijd en onder het genot van een geurige Havannah, bekroop hem toch al lengs de onbehaaglijke gedachte aan een be wuste klaplooperen, aan het teren op den zak van den eersten den besten wildvreemden vent, die waarschijnlijk een gekke bui had, maar die dan toch zonder twijfel een patente kerel moest zijn. Plotseling bleef hij staan, wendde zijn schre den, stelde zich verdekt op aan de overzijde van het restaurant, waarin ze gedineerd hadden. „Ik móet weten, wie die snuiter is, wat-ie doet, waar die woont. Betaald zetten zal ik het hem. Hoe, dat zal ik wel zien." Van Baenen wenkte den kellner, betaalde z'n rekening en ging heen. Kalm ging hij zijns weegs, tevreden over den afloop van „het ge val", nadenkend, of hij misschien niet een job voor dat mannetje op den kop kon tikken. In zijn club hield hij het geval voor zich, maar bij zichzelf had hij het tevreden gevoel van den man, die zich bewust is een goeden daad ver richt te hebben, en z'n vrienden vonden hem opgeruimder en vroolijker dan ooit. Het werd een late avond. Het werd biljal"*en en bridgen en pokeren, het werd champagne en likeuren. En toen het gezelschap diep in den nacht eindelijk besloot op te stappen, was Karei van Baenen meer dan vroolijk. Maar, terwijl zijn vrienden in de gereedstaande auto's een veilig hoekje zochten, gaf Van Baenen er voor keur aan, wat frissche lucht te happen, en slenterde langzaam huiswaarts. Zijn gang was nog stram en van dronken schap was geen sprake, maar zijn denkvermo gen was ietwat verdoezeld en zijn opmerkings gave wat vaag. Toen, plotseling, geheel onver wachts, terwijl hij een zijstraat naar de gracht van zijn woning was ingeslagen, gevoelde hij zich eensklaps van achteren door vier ijzersterke vuisten aangegrepen, een geweldige klap °P het achterhoofd deed hem zijn bezinning ve'~~ liezen, hij tuimelde achteroverDan hoorde hij nog vaag het geschreeuw van mannenstem men, ruw en luidkeels dooreen, het gekletter van wapenen Toen hij weer tot bewustzijn gekomen was, lag hij languit op den rug in het zijstraatje; een politieman stond over hem heengebogen, hielp hem op de been, vroeg of hij nog ver woonde. „Dat was maar juist op het nippertje, meneer. M'n collega's en ik hadden geen seconde later moeten komen. Maar ik heb nog nooit zoo hard om hulp hooren schreeuwen als door dit man netje hier." En hij wees op den hijgenden, doodsbleeken Van Vliet. HAJO. (Nadruk Verboden/. het zal een advies moeten uitbrengen over de beste wijze van verdeeling der onkosten, die deze volksstemming in het Saargebied zal ver oorzaken. Behalve den volkenbondsraad en het finan ciëele volkenbondscomité zullen in de maand Mei ook nog bijeenkomen het hygiënische vol kenbondscomité, de volkenbondscommissie voor de bestrijding van het misbruik van opium en andere verdoovende middelen, het centrale opiumbureau en de permanente mandatencom- missie van den volkenbond. Bovendien zal waarschijnlijk op 29 Mei een vergadering plaats vinden eerst des morgens van het bureau dei- ontwapeningsconferentie, daarna des namiddags van de algemeene commissie, doch de data dei- bijeenkomsten der ontwapeningsconferentie zijn reeds zoo vaak gewijzigd, dat wij nog maar niet al te vast erop zullen rekenen, dat de ont wapeningsconferentie inderdaad aan het einde van deze maand haar nu reeds sinds half Oc tober stil liggende werkzaamheden zal her vatten! Het hygiënische volkenbondscomité, de com missie voor de bestrijding van het misbruik van opium en andere verdoovende middelen en de permanente opiumcommissie zullen alle drie haar half jaarlijksche zitting; houden; het cen trale opiumbureau, dat voornamelijk statistie ken op het gebied van den handel in opium en verdoovende middelen te bestudeeren heeft, komt alle drie maanden bijeen. De op 7 Mei beginnende zitting van het hygiënische volken bondscomité zal ditmaal een bijzondere be teekenis hebben, omdat het de eerste zitting van het comité in de juist aangevangen nieuwe driejarige ambtsperiode zijn zal, zoodat het hygiënische comité, dat een eenigszins gewij zigde samenstelling verkregen heeft, in deze zitting zijn algemeen ax-beidsprogramma voor de jaren 1934, 1935 en 1936 zal moeten vast stellen. Het comité zal in deze zitting ook weder zijn aandacht moeten wijden aan de technische samenwerking, die in het belang van de ver betering der volksgezondheid tusschen dit vol kenbondsorgaan en de regeeringen van China, Griekenland, Roemenië, Tsjechoslowakije en Zuid-Afrika bestaat. De volkenbondscommissie voor de opiumbe- strijding en de permanente mandatencommissie, die resp. op 18 en op 30 Mei haar zittingen zullen aanvangen, hebben geen onderwerpen op de agenda, die een voorafgaande toelichting vereischen. Geen wereldoorlog noodig, om het beroep uit te oefenen Men meldt ons Verleden Woensdag werd te Den Bosch een vergadering gehouden, van groep D. (Lederim porteurs en agenten) van de Huiden- en leder centrale. Deze centrale is niet ontstaan als regeerings- instrument maar is voortgekomen uit het par ticuliere initiatief van de belanghebbende groe pen (huidenhandelaren ledenimporteurs, leder fabrikanten, schoenfabrikanten, schoenwinke liers, enz). De groep lederimporteurs en agen ten was een der eerste, zoo niet de eerste, die zich voorstandster verklaai'de van een centrale om in samenwerking met de lederfabrikanten het gebouw van die centrale op te trekken. Dezè vergadering was belegd om aan de leden van groep D. verslag uit te brengen van de werkzaamheden der groepscommissie en voorstellen in behandeling te nemen, die tijdig bij den secretaris waren ingediend. Uit het verslag bleek, dat het dagelijksch be stuur van de Centrale een dictatoriale macht uitoefent, waartegenover de groepscommissie in''verband met de structuur van de centrale vrijwel machteloos stond, getuigende het feit, dat het dag. bestuur bindende besluiten kon nemen, strijdende met de belangen der groep. Aangenomen werd een voorstel om het dag. bestuur van de Centrale te verzoeken geen minimum-prijzen vast te stellen voor schoenen en Ieder. Daarna werd gestemd over de volgende vraag: „Is de groep van meening, dat hare belangen in en door het dag. bestuur (van de Centrale) op de juiste wijze worden behartigd!" Deze vraag werd beantwoord met meerder heid van stemmen met „neen", hetgeen dus neerkomt op een motie van wantrouwen in het dagelijksch bestuur. Daarna werd de vraag gesteld: „Is de groep van meening, dat hare belangen in en door de groepscommissie op de juiste wijze worden ver dedigd Met meerderheid van stemmen werd deze vraag met „ja" beantwoord. Hieruit volgt dus dat groep D. van boven genoemde centrale, hare goedkeuring hechtte aan de werkzaamheden der groepscommissie, maar stelling nam tegenover de gestes van het dagelijksch bestuur der centrale. Enkele leden van het dagelijksch bestuur waren op deze vergadering aanwezig. 22 Na het bezoek van de 300 Franschen °P April, vertrok Woensdagavond j.l. mede een extra trein uit Parijs met ruim 500 Franscnen, om op Hemelvaartsdag 'n bezoek aan ons nc< te brengen. In een groot aantal autobuss n werd 's ochtends vroeg een rondrit door den naag ge. maakt langs de voornaamste gebouwen, waar na men via Katwijk en Noordwqk waar de late tulpen de bezoekers in verrukking brachten, over Zandvoort en Haariem, naar Amsterdam reed, waar eveneens ®e" r°nnrit gemaakt werd. Na een lunch in h<~t CarLo:i-hotel ëinf een 100-tal naar den voetbalwedstrijd Neder land—Frankrijk. De overige bezoekers rede via Haarlem weder naar Scheveningen. te- uur volgde een gemeenschappelijk diner_in de groote eetzaal va" et Grand Hotel. met de Nederlandsche en Fransche k en Te half 1° vertr°k men weder Pcr extra trein naar Frankrijk. Vrijdagmiddag is op de Haarlemmerstraat te Leiden de 14-jarige loopj°n8en H; v- d. V. met zijn rijwiel komen te vallen en door een juist passeerende vrachtauto overreden. In het Academisch ziekenhuis is de jongen eenige uren later overleden. „Geestverschijningen" Naast de spookindustrie, die met beide voe ten stevig op den grond pleegt te staan, zij het dan, dat haar vertegenwoordigers vaak met meer of minder hevig vex-minkte lichaams- deelen verschijnen, heeft zich de geesten wereld, na het glorierijke ontstaan van de vliegerij, op een nieuwen tak van bedrijf ge worpen, dat inmiddels reeds tot grooten groei en bloei is geraakt; spokerij in de lucht. Een matex-ialistisch aangelegde journalist, die zichzelf heeft opgeworpen tot kroniekschrijver van deze nieuwe geestengeschiedenis leidt zijn betreffend verhaal in met de vrij minachtend klinkende opmerking, dat er onder de paloten al even bijgeloovige gemoederen worden ge vonden als onder de zeelieden, de tooneelspe- lers en de sporthelden, om vervolgens te con- stateeren, dat talismans, mascottes en derge lijke, onder deze ridders van de lucht een zeer gereeden aftrek vinden. De aanschaffing van deze artikelen houdt vermoedelijk verband met de gruwelijke ge schiedenissen van zeldzame gebeurtenissen en vizioenen, die bijna iedere piloot zoo op zijn tijd aan de gemoedelijke bittertafel voor gre tig luisterende ooren weet op te disschen. Hoe wel de vliegerij nog maar kort de allereerste windselen der kindsheid heeft afgelegd, is het aantal van dergelijke verhalen al schrikbarend groot, zoo groot, dat een Engelsche piloot het al de moeite waard gevonden heeft, om de verschillende histories, op te teekenen, welke hij zooal aan de verschillende bittertafels te hooren heeft gekregen. Het beroemdste luchtspook dateert uit den oorlogstijd, namelijk dat van het Bölcke-es- kader. Dit spook had de gedaante van een Engelsch vliegtuig aangenomen, dat kaarsrecht doorvloog en zich van de nijdig knallende kogels, die de vijand met bewonderenswaar dige volharding er op afzond, geen zier scheen aan te trekken. Vergeefs deden de dappere Duitsche vliegers er aanvallen op; het bleef onverstoorbaar doorvliegen Een der Duitsche oorlogsvliegers, die zich op een goeden dag tot een bijzonder groote hoogte had „opgeschroefd", slaagde erin, een kijkje van boven af in het geheimzinnige vlieg tuig te nemen, met het gevolg dat de haren hem te berge rezen. De piloot en de waar nemer zaten namelijk bloedig en levenloos op hun plaatsen in elkaar gezakt Viermaal heeft deze gebeurtenis zich her haald. Viermaal kruiste het spookvliegtuig den weg der Duitsche vliegers en telkens werd „geconstateerd", dat op zoo'n dag geen enkele Engelsche machine werd neergeschoten, geen enkele Engelsche vlieger gewond werd. Dat de spoken geen fikschen wereldoorlog noodig hebben, om hun beroep uit te oefenen, blijkt uit het feit, dat ook de vredestijd zijn geestverschijningen heeft. Daar is op de eer ste plaats de doode kapitein Sholefield, een bekende vlieger, die bij Shepperton-on-Tames is neergestoi-t en daar een verschrikkelijken dood gevonden heeft. Onder de vliegers doet het verhaal de ronde, dat van tijd tot tijd boven de plaats van het ongeluk een vliegtuig van fantastische afmetingen verschijnt. Het duikt plotseling in den nacht op, vliegt heel laag en nadert in wijde kringen al meer den grond.... De motor bromt geweldig. Dan valt alle geluid plotseling stil. De doffe knal van een explosie doet de lucht sidderen. Het vliegtuig is verdwenen. Telkens als do ma- Dan is er kapitein Hinchcliffe, die bij een poging om den Oceaan over te steken het leven verlox-en heeft. Tijdens zijn leven woonde hij in de nabijheid van het vliegveld Croydon en telkens als hij thuis tei-ugkeerde, placht hij met zijn pikxtenlaarzen de houten trap van zijn woning op te gaan. Na zijn dood vertelden de omwonenden, dat zij iederen nacht het openen en sluiten van deuren en het stomme len van zware vliegerlaarzen op de trap hoor den. Vervolgens hoorde men het plassen van het water in 'de badkamer, precies zooals tij dens het leven van kapitein Hinchcliffe. De woning stond evenwel i-eeds maanden leeg- De „finishing touch" aan dit verhaal wordt gelegd door den Foxterrier van den dooden kapitein, welk dier door een buurman in huis is genomen. Deze hond is zoo verstandig, om ten behoeve van de echtheid van het verhaal op de tijden, dat de geest van zijn baas een bad pleegt te nemen, ln een hoek van het vertrek te 'kruipen en er, met overeind staande haren, klaaglijk te gaan zitten huilen. De tot nog toe hier beschreven „geestver schijningen" zijn, hoewel echt genoeg, om zoo te zeggen eenigszins „illegaal". Anders gesteld is het met den vlieger Cecil Grace. Daar is officieel een medium aan te pas ge komen, met alle waarborgen voor geloofwaar digheid en echtheid aan het optreden van zulk een Personage verbonden. Cecil Grace was met zijn sportvliegtuig boven het Kanaal ver ongelukt. Men waagde een poging, om langs bovenzinnelijken weg het raadsel van het on geluk op te lossen en riep daartoe de hulp van een medium in. Inderdaad slaagde dit er in, een vizioen te krijgen van een vlieger, die ">p een bepaalde plaats boven het Kanaal een defect aan den motor van zijn vliegtuig kreeg en in het water stortte. Het technisch aange legde medium wist zelfs den aard van het defect aan te geven. Vrienden van den verongelukten piloot lie ten daarop een duiker op de aangegeven plaats het water onderzoeken. Hierbij bleek, dat het vizioen van het medium zoo nauw keurig was geweest, dat men ter plaatse niet alleen het wrak van de machine met het lijk van den piloot vond, doch zelfs constateeren kon, dat de aard van het defect haarfijn over eenkwam met de verklaringen van het me dium

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1934 | | pagina 2