%wxi woï.
HOE EEN KOLONIE GESTICHT WERD.
a
u
WAT MEI IN GENEVE
BRENGT.
REVANCHE.
ZATERDAG 12 MEI 1934
HERR LüDEWITZ OP DE KUST
VAN AFRIKA.
Avonturier en handelsman.
„PROBLEMEN IN HET GERMAAN-
SCHE WESTEN".
TEGEN SEPARATISME IN BELGIE.
mM r*
W
Ook in deze maand een omvangrijk
arbeidsprogram.
DE ZITTING VAN DEN
VOLKENBONDSRAAD.
LUCHTSPOKEN EN VLIEGER
LATIJN
KWESTIE IN DE HUIDEN- EN LEDER
CENTRALE.
FRANSCH BEZOEK AAN ONS LAND-
jongen valt onder auto.
chine verschijnt, heeft er ergens een vlieg
ongeluk plaats.
Het wrak van het particuliere vliegtuig, dat, na van het Engelsche vliegveld
Hanworth te zijn opgestegen, een der in de nabijheid staande huizen raakte en
neersloeg,, 4$ éfki moesten naar het hosj>it<&
(Van onzen correspondent).
Berlijn, 4 Mei 1934.
Gelijk reeds gememoreerd, was het op den
24sten IJ. juist vijftig jaar geleden, dat Duitsch-
land de regeering van Kaapland door middIe.
van een geruchtmakend telegram, ervan op de
hoogte bracht, dat de bezittingen van een
zekeren heer Lüderitz, voor zooverre deze Noor
delijk van de Oranjerivier lagen, de bescner-
ming van het Duitsche Rijk genoten. Door dil
telegram schaarde Duitschland zich m de rij der
koloniale mogendheden en aldus heeft het een
historische beteekenis. Op grond daarvan heb
ben eenige bijzonderheden omtrent Herr Lüde
ritz misschien ook wel eenig belang.
Frans Lüderitz werd net honderd jaar geleden
in Bremen als zoon van een tamelijk kleinen
tabakshandelaar geboren. Naar hanseatisch ge
bruik werd hij reeds vroegtijdig het nest uit
gejaagd om wat in de wijde wereld te kruisen
en daar de noodige handelskennis op te doen.
Deze kennis trachtte de jongeling zich niet op
een kantoorkruk gezeten te verwerven, want,
zoo zijn portret al aan een uitgecroogden boek
houder doet denken, deinsde hij er niet voor
terug de wildste remboeh van Mexico of andere
landen binnen te marcheeren, zoekend naar
goud, edelsteenen en kostbare ertsen. Nadat
hij op zijn diverse expedities niets gevonden
had, dat het oprapen loonde, zeilde hij weer
naar de stad der drie straatmuzikanten terug
cm de tabaksnering van zijn vader voort te
zetten.
Maar wie eenmaal van de tropen geproefd
heeft, blijft er altijd naar terug verlangen en
aldus stooten we eerlang op Lüderitz als stich
ter eener handelsfaktory in Britsch-Nigeria.
Toen de zaken aldaar naar wensch mar
cheerden, verscheen de jonge heer Vogelsang
op het tooneel. Deze wakkere was reeds op
zeventien jarigen leeftijd naar de Westkust ge
trokken, waar hij zich met veel beleid ter been
wist te houden. Hij was inmiddels 22 jaar ge
worden en hij vond, dat het daarmede tijd was
aan den heer Lüderitz in Nigeria, de stichting
van nog een faktory voor te stellen.
Nu begreep Lüderitz dat het oogenblik voor
de stichting van een koloniaal empire aange
broken was. Hij nam de voorstellen van Hen
drik Vogelsang voor een deel aan. Alleen stond
hij op een andere stichtingsplaats. Zeil de kust
langs, zoo zei de wakkere Lüderitz tot den wak
keren Vogelsang, tot voorbij de Portugeesche
bezittingen daar zit nog niemand en sla daar
ergens onzen slag.
Ter betere voorbereiding voor zijn verove
ringen meldde Vogelsang zich eerst bij het
Duitsch importhuis van Poppe, Russow Co.
te Kaapstad. Deze firma voelde niets hoege
naamd voor de aanwezigheid van een Breemsch
handelshuis in haar nabijheid en heeft later
dan ook alles in het werk gesteld om Lüderitz'
plannen in de war te sturen. Maar voorloopig
leverden zij aan Vogelsang, zijn agent, toch een
bril? vol van het noodige materiaal en deze liet
op 9 April 1883 het anker in de natuurlijke
haven van Angra Pequena vallen. Deze haven
werd in die dagen slechts door één mensch be
woond, door een Engelschen handelaar Ratford,
die er wat vogelmest bij elkaar krabbelde en
de rest van zijn tijd op robben joeg. Wijders
resideerde in de buurt ook de Hottentotten-
koning Josef Frederik en van dezen kocht Vo
gelsang alle land, vijf mijl in den omtrek, af
voor den prijs van 100 pond en 200 geweren.
Nog een paar dagen later verwierf Vogelsang
alle land langs de kust, 20 mijlen diep en van
den mond van de Oranjerivier af tot den 26en
breedtegraad toe.
Te harer tijd kreeg de regeering te Kaapstad
den wind van deze transakties en gaf het Kor
vet „Boadicea" opdracht ter plaatse poolshoogte
te nemen en, zoo mogelijk een en ander weer
ongedaan te maken. Maar toen de „Boadicea"
de haven binnenliep, stootte zij al dadelijk op
het Duitsche korvet „Carola" en scheen het
den schipper toe, dat er niets anders opzat dan
onverrichter zake naar huis terug te keeren.
Op 24 Januari 1884 liet de Duitsche kanonneer
boot „Nautilus" het anker in de baai van Angra
Fequena vallen. Vogelsang legde den gezagvoer-
der zijn koopcontracten en andere bescheiden
voor en deze rapporteerde over zijn bevindingen
naar Berlijn. Precies drie maanden later achtte
Bismarck het oogenblik voor zijn pantersprong
gekomen. Hij zond zijn reeds vermeld telegram
naar Kaapstad en daar Londen zich zonder
veel tegenstribbelen bij het geval neerlegde,
was de sprong gelukt en het pleit gewonnen.
Duitschland zond nu dadelijk twee kleine
oorlogschepen naar Angra Pequena, welke
een zekeren dr. Göring, den vader van den
beroemden generaal Göring, aan boord hadden
Op 7 Augustus landden deze schepen 200
matrozen en onder het begeleidend gedonder
van 21 saluutschoten werd de proclamatie van
het Duitsche beschermheerschap voorgelezen
en de Duitsche vlag geheschen. Dadelijk daarop
voer de kanonneerboot „Wolf" weg om deze
ceremonie in kleiner formaat overal langs de
kust te herhalen.
Maar aan een vlag in een bak met zand heeft
men niet veel en dat zag Herr Lüderitz ook
in. Wat in de geoccupeerde woestijn vóór alles
noodig was, was water. Dies zond hij een brik
met een volledig pompstation op zijn pas ver
worven heerlijkheid af, maar daar de toegang
daartoe, nog al rotsig was, zag de brik met het
volledige pompstation kans hier jammerlijk
schipbreuk te lijden. Dat was de eerste tegen
slag en vele anderen volgden nog. Lüderitz
moest op den duur een groot deel van zijn
exploratierechten alsmede van zijn bezit aan
land aan de „Deutsche Kolonml Gesellschaft
verkoopen. Toen dat ook met hielp, besloot
hij zelf eens te gaan kijken. Ter plaatse aange
komen vond hij niets beters te doen dan zich
de dagen zijner jeugd in Mexiko te herinne
ren en dus trok hij de vallei van de Oranje
rivier binnen om naar goud te zoeken. Weer
echter vond de arme man niets en bitter te
leurgesteld keerde hij naar de kust terug. Hier
besteeg hij in stormachtig weer de kleine schoe
ner „Meta", welker kapitein hij het bevel gaf
den koers op Agra Pequena te nemen. Twee of
driemaal weigerde de kapitein, wijl hem dat
te gevaarlijk leek. Lüderitz zette echter zijn
wil door. Jammer voor hem. Want nauwelijks
in zee gestoken, was het huikje al verdwenen
en men heeft er nimmer meer iets van terug
gezien. Ook niets van Frans Adolf Lüderitz,
den stichter van Duitsch-Zuid-West, en van
den schipper, die hem vergezelde.
Wat de diplomatieke zijde van het geval be
treft, leidde Bismarck deze reeds ih 1880 in.
Hij liet toen in Londen vragen, of de En-
gelsche regeering zoo goed wou zijn Duitsche
zendelingen en kooplieden in het niemands
land, Noordelijk van de Oranjerivier, të be
schermen. Engeland vloog direct in de knip,
die Bismarck gesteld had. Het antwoordde, dat
het geen verantwoordelijkheid dragen kon voor
iets of voor iemand, buiten de onrr ddeUijke
omgeving van Walvisclibaai. Dat was Bismarck
echter niet genoeg. Na een jaartje zwijgens
lokte hij weer 'n Engelsclie nota uit en daarin
vertelde Engeland geen' lust te hebben om
staatstoezicht uit te oefenen in de hopelooze
wildernis, .waarop Bismarck viseerde.
Maar toen nog wat later Herr Lüderitz plot-
selin» in Agra Pequena neerstreek sloeg Enge
land °om. Het Foreign office liet de Wilhelm-
strasse weten, dat Engeland wel is waar Noor
delijk van de Oranjerivier geen hoogheidsrech
ten uitoefende, maar dat het zich desondanks
toch in zijn wel gefungeerde rechten gekrenkt
zou voelen, bij aldien een ander land de te
grabbel liggende hoogheidsrechten tot zich
zou nemen. Spoedig kwamen te Berlijn ook
berichten binnen, volgens welke het Colonial
Office, zoowel als de Kaapsche regeering aan
stalten maakten het protectoraat over die
kunststreek te proclameeren, waar de heer Lü
deritz zich intusschen genesteld had. Maar
Bismarck had al fluks het kleine oorlogschip
„.Nautilus" naar de omstreden haven gediri
geerd en hieruit trok Londen zijn consequen
ties. Kaapstad echter nog niet De regeering
aldaar liet Bismarck weten, dat het de land
streek in kwestie geannexeerd had. Bismarck
antwoordde koeltjes, dat hij met de Kaapsche
regeering niets uit te staan had en alléén met
Londen onderhandelde. Op 6 Juni zond hij zijn
zoon Herbert naar de Britsche metropool en
veertien dagen later koos lord Granville eieren
voor zijn geld. Want op 21 Juni 1884 erkende
Engeland Duitschland's protectoraat over Zuid-
West-Afrika.
Wetenschappelijke samenwerking der
grensstreken.
Dezer dagen hield de Rheinische Forschungs-
gemeinschaft haar eerste jaarlijksche vergade
ring te Kleef. Als algemeen onderwerp der be
sprekingen was gekozen: Probleme im germa-
nischen Westen.
Voor het eerst waren dezen keer ook eenige
Noord- en Zuid-Nederlandsche, alsmede Zwit-
sersche geleerden uitgenoodigd, om op het ge
bied van aardrijkskunde, geschiedenis, dialec
tologie en volkskunde inleidingen te houden,
of aan de te voeren discussies deel te nemen.
De ontvangst door prof. dr. Steinbach uit
Bonn was, speciaal ten opzichte van de Neder-
landsche genoodigden, zeer hartelijk.
Behalve prof. Steinbach, de Duitsche histo
ricus, dr. Petri uit Brussel en assessor Zender
van het instituut van het Rheinisches Wörter-
buch, hielden o.a. de Vlamingen prof. van Roos-
broeck en Victor de Mijere resp. historische
en volkskundige inleidingen.
Prof. dr. J. de Vries uit Leiden sprak over
„Wetenschappelijke samenwerking", terwijl drs.
Win-Roukens uit Nijmegen uitgenoodigd was,
om een uiteenzetting te geven over „Wort- und
Volkskunde-geographie in den Süd-Ostlichen
Niederlanden". Deze laatste wees speciaal op
hetgeen door de leiding en bezieling van de
Nijmeegsche hoogleeraren in het aan de Rijn
landen grenzende Nederlandsche gedaan is en
wordt, inzake dialectologie en volkskunde.
Na iedere uiteenzetting volgde een breed
voerige en diepgaande gedachtenwisseling,
waaraan o.a. door de hoogleeraren van Vuuren,
Grootaers en Blanquaert werd deelgenomen.
Deze besprekingen leidden niet alleen tot beter
inzicht in de grensproblemen der genoemde
gebieden, maar droegen tevens bij tot een rui
mere wederzijdsche waardeering.
Even hartelijk als de ontvangst was de door
de Rijnlandsche geleerden verleende gastvrij
heid.
Op het einde vertolkte van Nederlandsche
zijde prof. van Vuuren dan ook op zeer harte
lijke wijze den dank voor de buitengewone
ontvangst en de oprechte en gemoedelijke wij
ze van samenwerken. Tevens sprak hij den
wensch uit, dat de door dit contact verkregen
voorloopige resultaten straks in de studeer
kamers rijke vruchten zouden doen rijpen.
Onze Brusselsche correspondent meldt ons
De minister van justitie heeft een wetsont
werp ingediend voor het beteugelen van sepa
ratistische actie in woord en geschrift.
Straffen van 6 maanden tot 3 jaar hechtenis
en boeten van 100 tot 5000 frs. zijn voorzien.
»!«MÉ
De rijjool der Amsterdamsche studenten bij gelegenheid van de overwinning der
Nereus-ploeg o£ de Varsity.
(Van onzen correspondent.)
Genève, 2 Mei 1934
Evenals in de maand April, toen het bureau
der ontwapeningsconferentie hier een belang
rijke bespreking hield, wier besluiten echter
later door het bekende antwoord der Fransche
regeering aan Engeland weder werden omver
geworpen, en voorts v&rschillende op sociaal
gebied' werkzame volkenbondsorganen hier 'n
zitting hielden, zullen wij ook in de maand
Mei weder eenerzijds vele bekende staatslie
den in de volkenbondsstad zien verschijnen
bij gelegenheid van de 79ste zitting van den
Volkenbondsraad, terwijl anderzijds ook ver
schillende technische volkenbondsorganen hier
weder zullen bijeenkomen.
De volkenbondsraad zal zijn 79ste zitting op
14 Mei beginnen. De gedelegeerde van Portu
gal zal den Poolschen Minister van Buitenland-
sche Zaken, Beek, op den voorzitterszetel op
volgen, De Volkenbondsraad zal ditmaal ver
schillende politieke onderwerpen te behandel
len hebben, zooals het rapport van de naar het
Chacogebied gezonden volkenbcndscommissie,
die daarin een uiteenzetting van haar vergeef-
sche pogingen tot herstel van den vrede tus-
schen Bolivia en Paraguay zal geven: het rap
port van de raadgevende commissie uit den
volkenbondsraad zelf voor het volgen van het
Letitia-geschil tusschen Columbië en Peru, en
bovenal het rapport der commissie-Aloisi over
de voorbereiding van de volksstemming in het
Saargebied.
Vooral voor dit laatste rapport zal hier na
tuurlijk groote belangstelling bestaan. Helaas
schijnt men te moeten betwijfelen, dat dit rap
port reeds de gewenschte klaarheid op alle
punten brengen zal. In het bijzonder wordt
hier gemompeld, dat Aloisi en zijn medeleden
der commissie het nog niet gewaagd zouden
hebben, gezien het Fransche drijven naar een
uitstel der volksstemming, reeds een vasten
datum voor het plebisciet in het begin van het
jaar 1935 voor te stellen.
Andere kwesties van een meer of min poli
tiek karakter, die de volkenbondsraad te be
slissen zal hebben, betreffen de financiëele
hulpverleening aan Liberia, waarvan wellicht
tengevolge van de onhandelbaarheid van dit
kleine land niets komen zal, en de huisvesting
in Brazilië van een groot aantal uit Irak ge
vluchte Assyrische Christenen. De vorige week
werd op verzoek van de regeering van Fin
land ook het reeds in 1931 voor den raad ge
brachte geschil tusschen Finland en Engeland
over de betaling van schadevergoeding door
Engeland aan Finland voor het gebruik van
Finscheo booten tijdens den wereldoorlog op
nieuw op de raadsagenda gebracht, nadat het
in 1932 met goedvinden van beide partijen
daarvan was afgevoerd. Nadere inlichtingen
van Finschen zijde schijnen echter erop 1e wij
zen, dat de raad in deze Mei-zitting slechts zal
hebben kennis te nemen van een arbitrale uit
spraak van den Zweedschen scheidsrechter over
één der praealabele vragen, die vooraf zullen
moeten beslist zijn, voordat de raad eventueel
zich weder met het geschil zal kunnen bezig
houden.
Natuurlijk zal de volkenbondsraad in deze
79ste zitting ook weder de rapporten der tech
nische volkenbondsorganen behandelen, die hier
sinds de raadszitting van Januari vergaderd
hebben.
Aan de zitting van den volkenbondsraad zal
weder, zooals gewoonlijk, een zitting van het
financiëele volkenbondscomité voorafgaan. Deze
zal op 7 Mei beginnen en aan een bespreking
van 'den financiëelen toestand in Bulgarije,
Estland, Griekenland, Hongarije en Oostenrijk
gewijd zijn. Het financiëele comité zal o.a. de
onderhandelingen bespreken, die de Bulgaar-
sche regeering onlangs met houders van Bul-
gaarsche effecten (in het bijzonder de obligaties
der onder auspiciën van den volkenbond uit
gegeven Bulgaarsche leeningen) gevoerd heeft
en waarbij Bulgarije zich tot een vermeerdering
der transfer-betalingen bereid heeft verklaard.
Het zal aan de hand van het rapport van den
volkenbondsvertegenwoordiger te Boedapest
den financiëelen toestand van Hongarije onder
de oogen zien. Het rapport wijst op eenige
symptomen van verbetering, doch meent ander
zijds toch niet te mogen verzwijgen, dat som
mige kwesties, die reeds vroeger den volken
bondsraad en het financiëele volkenbondsco
mité verontrust hebben, nog steeds geen bevre
digende oplossing hebben gevonden. Ook het
driemaandelijksche rapport van den volken
bondsvertegenwoordiger te Weenen, onzen land
genoot, mr. Rost van Tonningen, moet behalve
op eenige lichtzijden ook op schaduwzijden
wijzen. In sommige opzichten was de ontwik
keling van den economischen en financiëelen
toestand van Oostenrijk niet ongunstig, doch
het rapport moet de verklaring uit vorige kwar
taalrapporten herhalen, dat de budgetaire toe
stand van het land nog steeds redenen tot be
zorgdheid blijft geven. Bovendien is de alge-
meene vooruitgang op economisch gebied door
de gebeurtenissen van Februari tegengewerkt.
Ook hebben deze gebeurtenissen een ongunstige
uitwerking op den budgetairen toestand van
Oostenrijk gehad.
Het financiëele volkenbondscomité zal in zijn
de volgende week aanvangende 54ste zitting
zich ook nog hebben bezig te houden met de
aanstaande volksstemming in het Saargebied:
Op Zondagmiddag, toen Van Baenen de deur
van zijn vrijgezellenwoning aan een der stads
grachten uitstapte, van plan om naar gewoonte
in een der restaurants van de binnenstad te
gaan middagmalen, zag hij, juist op het moment
toen hij de voordeur achter zich dichttrok, hoe
een als heer gekleed persoon aan den walkant
van de verlaten stadsgracht, na tevoren bijna
angstvallig om zich heen gespied te hebben,
haastig de rest van een half-opgerookte sigaar
opraapt, met den mouw van zijn jas schoon -
veegde en in den mond stak.
Van Baenen, den rijken verwenden vrijge
zel, beving eerst een gevoel van afkeer, van
minachting voor het aan den dag gelegde,
blijkbaar volkomen gemis aan kieskeurigheid
van den toch als heer gexleeden jongen man.
Maar, toen hij het bordes van zijn woning
was afgedaald en zijn weg stadwaarts insloeg
begon zijn- geest de eigenaardige handelwijze
van het rookbeluste heertje als „een geval"
te beschouwen. Hij ging zoeken naar de oor
zaak van deze overdreven zuinigheid, die hem
wat al te ver doorgevoerd voorkwam, er kwam
twijfel in hem op, of dit op het eerste gezicht
toch keurig gekleed heertje dan zoo arm moest
zijn, dat hij zich de weelde niet eens permit-
teeren kon op Zondagmiddag een ordentelijke
sigaar te rooken.... Van Baenen liep verder
en de snelheid van zijn stap deed hen weldra
nader bij het mannetje komen, dat langzaam,
blijkbaar doelloos langs de stadsgracht kuier
de. Van Baenen zag toen, dat de keurigheid
op het eerste gezicht van die heerenkleeding
naderbij meer schijn dan werkelijkheid was;
de snit en de stof waren zichtbaar goed geweest,
degelijk en van prima komaf, maar de mou
wen rond de ellebogen verrieden een gladheid
waarvan de oorzaak niet ver te zoeken was,
de zoom van den rand der broekspijpen was
kaal en de naad op den rug van z'n jas was
versleten bijna tot den draad.
Van Baenen liep verder, en op den hoek
van de eerstkomende zijstraat had hij den
heer nu geheel ingehaald. Deze keek om, en
ziende, dat Van Baenen rookte, kwam hij op
hem af, tikte aan den hoed, nam de sigaren-
rest in de hand, en vroeg beleefd
„Mag ik U even lastig vallen
Van Baenen reikte hem het vuur van zijn
sigaar. Dan kreeg hij wat hij gewend was bij
zichzelf een bevlieging te noemen, hij nam
zijn koker uit z'n zak, hield deze geopend
onder het bereik van den eenzamen wande
laar.
„Steekt U liever een versche op, ze zijn niet
zoo zwaar".
Het heertje keek hem een oogenblik ver
wonderd aan, weifelde blijkbaar eerst nog,
tastte dan toe.
„Graag, meneer, ik dank U."
Toen kreeg Van Baenen een tweede bevlie
ging. Menschenkenner als hij was, had hij
met den eersten oogopslag gezien, dat hij hier
inderdaad met een heer te doen had, een
heer, wiens kleeding waarschijnlijk een ge
trouw spiegelbeeld van diens levensomstan
digheden te zien gafsoliede van origine,
degelijk tot op den draad, en in goede con
ditie geweest. Bij den aanblik van het daar
voor hem staande magere, fatsoenlijke, be
scheiden mannetje, kreeg hij tegelijkertijd de
onbewuste overtuiging, dat die man honger
had, dat dit nu zoo'n „stille" was, die niet
vragen dorst en niet vragen wildeZ'n be
vlieging werd heviger, en ineens loog hij erop
los
„Mag ik TJ eens wat vertellen, meneer
Ieder vogeltje zingt, zooals hij gebekt is. Mijn
snavel is een beetje ruw uitgevallen, ik houd
er geen blad voor, ik flap er maar uit wat
in me opkomt, en dat is meestal de waar
heid. En, omdat de meeste menschen de
waarheid niet hooren willen, heb ik geen
vrienden, geen vrouw, geen kind en geen
kraai in de wereld."
„Vrienden houdt U zoo lang als het depot
op uw bank. Een vriend in den nood.... het
komt voor. En het begin van de armoede is
doorgaans het eind van de liefde."
„Kan zijn. Ik heb er ook geen behoefte aan.
Maar op een dag als vandaag is het lam als je
alleen bent. Ik ben jarig."
„Ik feliciteer u."
„Dank u. En vandaag zou ik wel eens samen
willen dineeren. Hebt u al gegeten?"
„Ja, ik eet altijd om één uur."
„Gekke tijd. Dat is al een uur of vijf ge
leden. Mag 'ik u inviteeren? En geen geleuter,
vergeven zal ik je niet. Van Baenen heet ik.
„Willem van Vliet."
Van Baenen liep verder, trok den ander mee
aan de revers van zijn jas, reageerde niet op
zijn tegenwerpingen van „niet in de gelegenheid
zich te revancheeren", van „weinig-correct ge
kleed" en van „als u er dan op staat". Van
Baenen kreeg schik in „het geval", begon druk
ker te praten, liep nog een paar straten verder,
en troonde tenslotte zijn gast mee aan den arm
in een restaurant van de binnenstad. Gezeten
in een ietwat afzijdig hoekje lieten zij het zich
beiden weldra goed smaken en onder het genot
van een glas parelend Pilsner begon zijn gast
zich allengs op zijn gemak te gevoelen. Ter
loops deswege ondervraagd, vertelde hij Van
Baenen van zijn beroep als bank-employé, over
zijn „afvloeiing" vóór ruim twee jaar reeds en
Van Baenen noteerde zijn adres, beloofde te
zullen probeeren, of hij iets voor hem doen kon.
„Als ik je nou vertel, Van Vliet, dat dit een
van m'n prettigste verjaardagsdinertjes ge
weest is," zei hij na afloop. „Zoowaar ik hier
tegenover je zit, je hebt er mij meer pleizier
mee gedaan dan ik jou."
Van Vliet maakte nu de opmerking, dat het
zijn tijd werd, huiswaarts te gaan. Hij bedankte
zijn gastheer voor diens spontane gulhartigheid,
hoopte nog eens in de gelegenheid te komen
zich te kunnen revancheeren, en nam toen har
telijk afscheid. Buiten gekomen, langzaam
voortwandelend met het aangename gevoel na
een copieuzen maaltijd en onder het genot van
een geurige Havannah, bekroop hem toch al
lengs de onbehaaglijke gedachte aan een be
wuste klaplooperen, aan het teren op den zak
van den eersten den besten wildvreemden vent,
die waarschijnlijk een gekke bui had, maar die
dan toch zonder twijfel een patente kerel moest
zijn.
Plotseling bleef hij staan, wendde zijn schre
den, stelde zich verdekt op aan de overzijde
van het restaurant, waarin ze gedineerd hadden.
„Ik móet weten, wie die snuiter is, wat-ie
doet, waar die woont. Betaald zetten zal ik het
hem. Hoe, dat zal ik wel zien."
Van Baenen wenkte den kellner, betaalde z'n
rekening en ging heen. Kalm ging hij zijns
weegs, tevreden over den afloop van „het ge
val", nadenkend, of hij misschien niet een job
voor dat mannetje op den kop kon tikken. In
zijn club hield hij het geval voor zich, maar bij
zichzelf had hij het tevreden gevoel van den
man, die zich bewust is een goeden daad ver
richt te hebben, en z'n vrienden vonden hem
opgeruimder en vroolijker dan ooit.
Het werd een late avond. Het werd biljal"*en
en bridgen en pokeren, het werd champagne en
likeuren. En toen het gezelschap diep in den
nacht eindelijk besloot op te stappen, was Karei
van Baenen meer dan vroolijk. Maar, terwijl
zijn vrienden in de gereedstaande auto's een
veilig hoekje zochten, gaf Van Baenen er voor
keur aan, wat frissche lucht te happen, en
slenterde langzaam huiswaarts.
Zijn gang was nog stram en van dronken
schap was geen sprake, maar zijn denkvermo
gen was ietwat verdoezeld en zijn opmerkings
gave wat vaag. Toen, plotseling, geheel onver
wachts, terwijl hij een zijstraat naar de gracht
van zijn woning was ingeslagen, gevoelde hij
zich eensklaps van achteren door vier ijzersterke
vuisten aangegrepen, een geweldige klap °P
het achterhoofd deed hem zijn bezinning ve'~~
liezen, hij tuimelde achteroverDan hoorde
hij nog vaag het geschreeuw van mannenstem
men, ruw en luidkeels dooreen, het gekletter
van wapenen
Toen hij weer tot bewustzijn gekomen was,
lag hij languit op den rug in het zijstraatje;
een politieman stond over hem heengebogen,
hielp hem op de been, vroeg of hij nog ver
woonde.
„Dat was maar juist op het nippertje, meneer.
M'n collega's en ik hadden geen seconde later
moeten komen. Maar ik heb nog nooit zoo hard
om hulp hooren schreeuwen als door dit man
netje hier."
En hij wees op den hijgenden, doodsbleeken
Van Vliet.
HAJO.
(Nadruk Verboden/.
het zal een advies moeten uitbrengen over de
beste wijze van verdeeling der onkosten, die
deze volksstemming in het Saargebied zal ver
oorzaken.
Behalve den volkenbondsraad en het finan
ciëele volkenbondscomité zullen in de maand
Mei ook nog bijeenkomen het hygiënische vol
kenbondscomité, de volkenbondscommissie voor
de bestrijding van het misbruik van opium en
andere verdoovende middelen, het centrale
opiumbureau en de permanente mandatencom-
missie van den volkenbond. Bovendien zal
waarschijnlijk op 29 Mei een vergadering plaats
vinden eerst des morgens van het bureau dei-
ontwapeningsconferentie, daarna des namiddags
van de algemeene commissie, doch de data dei-
bijeenkomsten der ontwapeningsconferentie
zijn reeds zoo vaak gewijzigd, dat wij nog maar
niet al te vast erop zullen rekenen, dat de ont
wapeningsconferentie inderdaad aan het einde
van deze maand haar nu reeds sinds half Oc
tober stil liggende werkzaamheden zal her
vatten!
Het hygiënische volkenbondscomité, de com
missie voor de bestrijding van het misbruik
van opium en andere verdoovende middelen en
de permanente opiumcommissie zullen alle drie
haar half jaarlijksche zitting; houden; het cen
trale opiumbureau, dat voornamelijk statistie
ken op het gebied van den handel in opium en
verdoovende middelen te bestudeeren heeft,
komt alle drie maanden bijeen. De op 7 Mei
beginnende zitting van het hygiënische volken
bondscomité zal ditmaal een bijzondere be
teekenis hebben, omdat het de eerste zitting
van het comité in de juist aangevangen nieuwe
driejarige ambtsperiode zijn zal, zoodat het
hygiënische comité, dat een eenigszins gewij
zigde samenstelling verkregen heeft, in deze
zitting zijn algemeen ax-beidsprogramma voor
de jaren 1934, 1935 en 1936 zal moeten vast
stellen. Het comité zal in deze zitting ook weder
zijn aandacht moeten wijden aan de technische
samenwerking, die in het belang van de ver
betering der volksgezondheid tusschen dit vol
kenbondsorgaan en de regeeringen van China,
Griekenland, Roemenië, Tsjechoslowakije en
Zuid-Afrika bestaat.
De volkenbondscommissie voor de opiumbe-
strijding en de permanente mandatencommissie,
die resp. op 18 en op 30 Mei haar zittingen
zullen aanvangen, hebben geen onderwerpen op
de agenda, die een voorafgaande toelichting
vereischen.
Geen wereldoorlog noodig, om het
beroep uit te oefenen
Men meldt ons
Verleden Woensdag werd te Den Bosch een
vergadering gehouden, van groep D. (Lederim
porteurs en agenten) van de Huiden- en leder
centrale.
Deze centrale is niet ontstaan als regeerings-
instrument maar is voortgekomen uit het par
ticuliere initiatief van de belanghebbende groe
pen (huidenhandelaren ledenimporteurs, leder
fabrikanten, schoenfabrikanten, schoenwinke
liers, enz). De groep lederimporteurs en agen
ten was een der eerste, zoo niet de eerste, die
zich voorstandster verklaai'de van een centrale
om in samenwerking met de lederfabrikanten
het gebouw van die centrale op te trekken.
Dezè vergadering was belegd om aan de
leden van groep D. verslag uit te brengen van
de werkzaamheden der groepscommissie en
voorstellen in behandeling te nemen, die tijdig
bij den secretaris waren ingediend.
Uit het verslag bleek, dat het dagelijksch be
stuur van de Centrale een dictatoriale macht
uitoefent, waartegenover de groepscommissie
in''verband met de structuur van de centrale
vrijwel machteloos stond, getuigende het feit,
dat het dag. bestuur bindende besluiten kon
nemen, strijdende met de belangen der groep.
Aangenomen werd een voorstel om het dag.
bestuur van de Centrale te verzoeken geen
minimum-prijzen vast te stellen voor schoenen
en Ieder.
Daarna werd gestemd over de volgende vraag:
„Is de groep van meening, dat hare belangen
in en door het dag. bestuur (van de Centrale)
op de juiste wijze worden behartigd!"
Deze vraag werd beantwoord met meerder
heid van stemmen met „neen", hetgeen dus
neerkomt op een motie van wantrouwen in
het dagelijksch bestuur.
Daarna werd de vraag gesteld: „Is de groep
van meening, dat hare belangen in en door de
groepscommissie op de juiste wijze worden ver
dedigd
Met meerderheid van stemmen werd deze
vraag met „ja" beantwoord.
Hieruit volgt dus dat groep D. van boven
genoemde centrale, hare goedkeuring hechtte
aan de werkzaamheden der groepscommissie,
maar stelling nam tegenover de gestes van het
dagelijksch bestuur der centrale.
Enkele leden van het dagelijksch bestuur
waren op deze vergadering aanwezig.
22
Na het bezoek van de 300 Franschen °P
April, vertrok Woensdagavond j.l. mede een
extra trein uit Parijs met ruim 500 Franscnen,
om op Hemelvaartsdag 'n bezoek aan ons nc<
te brengen. In een groot aantal autobuss n werd
's ochtends vroeg een rondrit door den naag ge.
maakt langs de voornaamste gebouwen, waar
na men via Katwijk en Noordwqk waar de late
tulpen de bezoekers in verrukking brachten,
over Zandvoort en Haariem, naar Amsterdam
reed, waar eveneens ®e" r°nnrit gemaakt
werd. Na een lunch in h<~t CarLo:i-hotel ëinf
een 100-tal naar den voetbalwedstrijd Neder
land—Frankrijk. De overige bezoekers rede
via Haarlem weder naar Scheveningen. te-
uur volgde een gemeenschappelijk diner_in de
groote eetzaal va" et Grand Hotel.
met de Nederlandsche en Fransche k en
Te half 1° vertr°k men weder Pcr extra
trein naar Frankrijk.
Vrijdagmiddag is op de Haarlemmerstraat te
Leiden de 14-jarige loopj°n8en H; v- d. V. met
zijn rijwiel komen te vallen en door een juist
passeerende vrachtauto overreden.
In het Academisch ziekenhuis is de jongen
eenige uren later overleden.
„Geestverschijningen"
Naast de spookindustrie, die met beide voe
ten stevig op den grond pleegt te staan, zij het
dan, dat haar vertegenwoordigers vaak met
meer of minder hevig vex-minkte lichaams-
deelen verschijnen, heeft zich de geesten
wereld, na het glorierijke ontstaan van de
vliegerij, op een nieuwen tak van bedrijf ge
worpen, dat inmiddels reeds tot grooten groei
en bloei is geraakt; spokerij in de lucht.
Een matex-ialistisch aangelegde journalist, die
zichzelf heeft opgeworpen tot kroniekschrijver
van deze nieuwe geestengeschiedenis leidt zijn
betreffend verhaal in met de vrij minachtend
klinkende opmerking, dat er onder de paloten
al even bijgeloovige gemoederen worden ge
vonden als onder de zeelieden, de tooneelspe-
lers en de sporthelden, om vervolgens te con-
stateeren, dat talismans, mascottes en derge
lijke, onder deze ridders van de lucht een zeer
gereeden aftrek vinden.
De aanschaffing van deze artikelen houdt
vermoedelijk verband met de gruwelijke ge
schiedenissen van zeldzame gebeurtenissen en
vizioenen, die bijna iedere piloot zoo op zijn
tijd aan de gemoedelijke bittertafel voor gre
tig luisterende ooren weet op te disschen. Hoe
wel de vliegerij nog maar kort de allereerste
windselen der kindsheid heeft afgelegd, is het
aantal van dergelijke verhalen al schrikbarend
groot, zoo groot, dat een Engelsche piloot het
al de moeite waard gevonden heeft, om de
verschillende histories, op te teekenen, welke
hij zooal aan de verschillende bittertafels te
hooren heeft gekregen.
Het beroemdste luchtspook dateert uit den
oorlogstijd, namelijk dat van het Bölcke-es-
kader. Dit spook had de gedaante van een
Engelsch vliegtuig aangenomen, dat kaarsrecht
doorvloog en zich van de nijdig knallende
kogels, die de vijand met bewonderenswaar
dige volharding er op afzond, geen zier scheen
aan te trekken. Vergeefs deden de dappere
Duitsche vliegers er aanvallen op; het bleef
onverstoorbaar doorvliegen
Een der Duitsche oorlogsvliegers, die zich
op een goeden dag tot een bijzonder groote
hoogte had „opgeschroefd", slaagde erin, een
kijkje van boven af in het geheimzinnige vlieg
tuig te nemen, met het gevolg dat de haren
hem te berge rezen. De piloot en de waar
nemer zaten namelijk bloedig en levenloos op
hun plaatsen in elkaar gezakt
Viermaal heeft deze gebeurtenis zich her
haald. Viermaal kruiste het spookvliegtuig den
weg der Duitsche vliegers en telkens werd
„geconstateerd", dat op zoo'n dag geen enkele
Engelsche machine werd neergeschoten, geen
enkele Engelsche vlieger gewond werd.
Dat de spoken geen fikschen wereldoorlog
noodig hebben, om hun beroep uit te oefenen,
blijkt uit het feit, dat ook de vredestijd zijn
geestverschijningen heeft. Daar is op de eer
ste plaats de doode kapitein Sholefield, een
bekende vlieger, die bij Shepperton-on-Tames
is neergestoi-t en daar een verschrikkelijken
dood gevonden heeft. Onder de vliegers doet
het verhaal de ronde, dat van tijd tot tijd
boven de plaats van het ongeluk een vliegtuig
van fantastische afmetingen verschijnt. Het
duikt plotseling in den nacht op, vliegt heel
laag en nadert in wijde kringen al meer den
grond.... De motor bromt geweldig. Dan valt
alle geluid plotseling stil. De doffe knal van
een explosie doet de lucht sidderen. Het
vliegtuig is verdwenen. Telkens als do ma-
Dan is er kapitein Hinchcliffe, die bij een
poging om den Oceaan over te steken het leven
verlox-en heeft. Tijdens zijn leven woonde hij
in de nabijheid van het vliegveld Croydon en
telkens als hij thuis tei-ugkeerde, placht hij
met zijn pikxtenlaarzen de houten trap van
zijn woning op te gaan. Na zijn dood vertelden
de omwonenden, dat zij iederen nacht het
openen en sluiten van deuren en het stomme
len van zware vliegerlaarzen op de trap hoor
den. Vervolgens hoorde men het plassen van
het water in 'de badkamer, precies zooals tij
dens het leven van kapitein Hinchcliffe. De
woning stond evenwel i-eeds maanden leeg-
De „finishing touch" aan dit verhaal wordt
gelegd door den Foxterrier van den dooden
kapitein, welk dier door een buurman in huis
is genomen. Deze hond is zoo verstandig, om
ten behoeve van de echtheid van het verhaal
op de tijden, dat de geest van zijn baas een
bad pleegt te nemen, ln een hoek van het
vertrek te 'kruipen en er, met overeind staande
haren, klaaglijk te gaan zitten huilen.
De tot nog toe hier beschreven „geestver
schijningen" zijn, hoewel echt genoeg, om zoo
te zeggen eenigszins „illegaal". Anders
gesteld is het met den vlieger Cecil Grace.
Daar is officieel een medium aan te pas ge
komen, met alle waarborgen voor geloofwaar
digheid en echtheid aan het optreden van zulk
een Personage verbonden. Cecil Grace was
met zijn sportvliegtuig boven het Kanaal ver
ongelukt. Men waagde een poging, om langs
bovenzinnelijken weg het raadsel van het on
geluk op te lossen en riep daartoe de hulp
van een medium in. Inderdaad slaagde dit er
in, een vizioen te krijgen van een vlieger, die
">p een bepaalde plaats boven het Kanaal een
defect aan den motor van zijn vliegtuig kreeg
en in het water stortte. Het technisch aange
legde medium wist zelfs den aard van het
defect aan te geven.
Vrienden van den verongelukten piloot lie
ten daarop een duiker op de aangegeven
plaats het water onderzoeken. Hierbij bleek,
dat het vizioen van het medium zoo nauw
keurig was geweest, dat men ter plaatse niet
alleen het wrak van de machine met het lijk
van den piloot vond, doch zelfs constateeren
kon, dat de aard van het defect haarfijn over
eenkwam met de verklaringen van het me
dium