Seen til
i noot,...,,
liiiinniiiiiiiHiiiiiniHiHHwiiuioniHHiiiiH
EEN GOEDE FEE
m
in
ENGELSCHE WERELD
GEBEURTENISSEN.
ïn vk™"™™'" K«"
HET ARTIKEL.
mg
DE RECLAME
DE RECLAME
DE RECLAME
DONDERDAG 25 OCTOBER 1931
Willy Clarkson gestorven.
f*
EEN
RECLAME-PLAAT
85.675.
VAN
dU1KB00T VAART OP 109 M. DIEPTE
FRANSCII MILITAIR VLIEGTUIG
neergestort.
ENGELAND EN POINCARÉ.
DE ENGELSCHEN HADDEN EEN
HEKEL AAN HEM.
DE POOL-EXPEDITIE VAN
SHACKLETON.
DE BI?S' HOPSWIJDING VAN
MGR. J. WILLEKENS S.J.
PRIBITSJEWITSJ GEARRESTEERD.
WITTE ROUW.
DOOR EEN TRAM GEGREPEN.
OP HEETERDAAD BETRAPT.
(Van onzen correspondent).
Londen, 13 October 1934.
Vanmorgen, toen ik nit het ondergrondsche
station van Piccadilly Circus kwam, ontmoette
ik een mij bekenden Duitscher, en de eerste
woorden die deze tot mij richtte, formuleerden
de vraag:
„Wie is toch Willy Clarkson?"
Er was iets in dien naam dat mij bekend
voorkwam, maar daar het alphabeth slechts
vijf en twintig letters telt, hebben de meeste
namen iets „bekends".
Nog voor ik een vorm gevonden had om mijn
onwetendheid ten aanzien van de identiteit van
Willy Clarkson op de meest eervolle w<pre in
te kleeden viel mijn oog op het plakkaat van
een der avondbladen waarvan de eerste
editie verschijnt nog voor de hoofdredacteur is
opgestaan. De tekst luidde: „Willy Clarckson
dood".
"Hij is dood", lichtte ik den Duitscher m.
.3ij Hitier! dat behoef je mij niet te vertel
len. Een half uur lang heb- ik niets anders ge
zien dan plakkaten met de mare „Willy Clark
son dood". Daarom wil ik weten wie hij is".
„Had een krant gekocht".
..Dat kon ik niet doen voor ik wist wie Willy
Clarkson is. Wanneer hij (zooals onze Joodsche
gasten in Duitschland het noemen) eens niet
kosher mocht zijn, en een van mijn land- en
partij genooten zag, dat ik voldoende belang in
hem stelde om een krant te koopen, waarin het
bericht van zijn dood staat, dan zou mijn eigen
rechtzinnigheid in opspraak kunnen komen. Is
hij een vlieger?"
..Neen", zei ik met stelligheid, „een vlieger
is hij zeker niet. Een vlieger heet niet Willy
Clarkson. En in geen geval Willy".
„Een bokser?"
„Neen. Die zou, als hij William heette, niet
Willy heeten, maar Bill".
„Een cricketer?"
„Cricketers hebben geen voornamen, hoog
stens voorletters".
„Wie is Willy Clarckson dan?"
„Naar den naam te oordeelen is hij aan het
tooneel, ofschoon het ook mogelijk is, dat hij
een berucht City speculant geweest is die
eenige jaren geleden frauduleus bankroet ge
gaan is".
En ik kocht een krant. Onder laatste nieuws
lazen wij:
„Mr. Willy Clarkson, de schouwburg-prui-
kenmaker, is hedenmorgen vroeg gestorven".
„Gelukkig land!" zuchtte de man uit Hit-
lerije.
Betere tij
He „Morning Post" doet de verblijdende me-
öedeeling dat vele Britsche medische specia-
listen en consultanten den laatsten tijd een te-
ïl,gkeer hebben kunnen waarnemen naar toe-
sWden, welke herinneren aan de periode van
^°°rspoed, welke Harleystreet doormaakte vóór
e depressie in 1929 een aanvang nam.
harleystreet is de befaamde straat in West
Londen, waar de beroemdste, althans duurste,
Seneesh'eercn en specialisten audiëntie houden.
het feit dat opnieuw meer geld uitgegeven
Wqrdt, weerspiegelt zich duidelijk in Harley
street, vertelt de „Morning Post". Dr. G. C. An
derson heeft tegenover een vertegenwoordiger
van dat blad bevestigd, dat het ongetwijfeld
juist is dat iedere tak van de medische professie
de uitwerking begint te gevoelen van de ver
betering ih den economischen toestand des
lands.
Diegenen, die enkele jaren geleden voor
spelde"dat Engeland van zijn verheven plaats
in de v ..eld zou aftuimelen, en hiermede alleen
maar wachtte omdat er geen ander volk was
dat in staat bleek te zijn de vacante plaats
in te nemen, zijn dus in het ongelijk gesteld.
He „stabeiy homes of England", die verkocht
werden als musea, ziekenhuizen en ges ie en
voor de telgen van nette maar aan lager wal
geraakte geslachten, worden weer teruggekocht,
cn de kapitalen, waarop de Engelsche jicht is
0Pgebouwd, zijn weer bijeengebracht.
Een nationaal monument.
3Vtr- William Kent, van Eastbourne, is gedag
vaard omdat hij zonder de noodige omzichtig-
en oplettendheid een auto bestuurd heeft.
Hij verscheen niet persoonlijk voor den ma
gistraat, maar liet zich door een verdediger
vertegenwoordigen.
De verdediger zeide, dat de auto van Mr.
Kent 28 jaar oud is.
Verder zeide hij, dat Mr. William Kent zelf
80 jaar oud is.
De magistraat verklaarde den beklaagde geen
straf te zullen opleggen, onder voorwaarde dat
deze zich verbond geen auto meer te besturen.
He verdediger zeide, dat zijn cliënt hem met
betrekking hiertoe, geen instructies gegeven had
v-n vroeg dus om verdaging.
Heze werd door den magistraat ingewilligd.
Mr- Kent is hoogstwaarschijnlijk de oudste
automobilist van Engeland misschien wel
de oudste ter wereld. Men hoopt dat hij wei
geren zal de belofte af te leggen geen auto
M besturen. De 10 shilling boete kan dan
tionale^nSChrijvinS opgebracht worden. Na-
Uit de statistieken bliibt a
25 doodelijke ongeïukff :T£ ?T «tr
90-jarige automobilisten veroorzfakt wordt De
door den magistraat gestelde voorware 7s dus
onbillijk. In ieder geval: lang ieve M*Kent
en zijn auto!
Nieuws uit de sporttvereld
Het comité van de M(arylebone) C(ricket)
C(lub) heeft in de afgeloopen week vergaderd.
De visie van den Eersten
Minister.
He politieke medewerker van de „Morning
Host" schrijft onder anderen
„De vrienden van Mr. MacDonald zijn eenigs-
zins bezorgd dat de stroom van werk ter voor
bereiding van de nieuwe parlementaire zitting
opnieuw zijn gezondheid zal ondermijnen. Ter
wijl zijn geneeskundige adviseurs (dokters is
een woord dat ook wel eens gebruikt wordt)
verklaard hebben voldaan te zijn over de uit
werking die zijn langdurige rust gehad heeft,
hebben zij toch tevens er op aangedrongen dat
de oude voorzorgen tegen over-inspanning Ge
handhaafd moeten blijven.
..Algemeen erkent men dat de toekomst van
MacDonald grootendeels hiervan zal af-
arigen in hoeverre hij in staat is te voldoen
aah de eischen welke in de eerstkomende weken
zijn uithoudingsvermogen gesteld worden",
^ooals men zich herinneren zal was een oog-
Wekte de oorzaak van Mr. MacDonald's lang-
^fcu'i^e vacante. Het bovenstaande kan dus niets
anders beteekenen dan dat zijn toekomst groo
tendeels. zal afhangen van de vraag in hoeverre
er een verbetering in Mr. MacDonald's visie
gekomen is.
De Amerikanen ivillen een
Engelsch stadhuis koopen.
Veel van Engelands bouwkunstige oudhe
den zijn in den loop der jaren door Amerika
nen gekocht en naar hun land overgebracht,
op dezelfde manier als verscheidene hunner
millionnairs Britsche peers voor hun dochters
gekocht hebben. Thans hebben zij het oog laten
vallen op het stadhuis van Barking, een zeer
fraai Tudorgebouwtje dat in 1567 opgericht,
doch acht jaren geleden afgebroken werd,
nadat vruchteloos een beroep op de ingezete
nen gedaan was om het geld bijeen te bren
gen, noodig voor de reparatie. De stukken
werden, netjes genummerd, opgeborgen, in de
hoop dat toch nog het bedrag, vereischt voor
de wederoprichting van hef gebouw op een
ander punt der gemeente, zou binnenkomen.
Thans zijn verscheidene aanbiedingen ont
vangen van Amerikaansche steden, die het
oude stadhuis over den Oceaan transporteeren
willen om het ginds weder in elkaar te knut
selen.
De kosten van het weder-opbouwen worden
op 3000 geschat, en de gemeenteraad van
Barking durft deze som niet van de belasting
betalers te vergen. Tenzij een vermogend
plaatselijk patriot met het geld voor den dag
komt, zal het fraaie Tudorhuis dus waarschijn
lijk naar de U.S.A. gaan.
Nu evenwel de zaken in Engeland zooveel
beter marcheeren, terwijl daarentegen presi
dent Roosevelt's moeilijkheden met den dag
toenemen, is het niet onmogelijk, dat men zich
hier revancheeren zal door het Empire State
Building te koopen en naar de „Old Country"
over te brengen.
Ontzettend ongeluk te Scunthorpe.
De correspondent van de „Daily Telegraph"
in bovengenoemde plaats seint dat Lady Shef
field, van Normanby Park, in Lincolnshire,
een kleine snede in het been gekregen heeft,
dewelke haar toegebracht werd met de zeis
waarmede haar echtgenoot, sir. Berkeley Shef
field, gras maaide, hetgeen hij, naar eraan
toegevoegd wordt, deed bij wijze van lichaams
oefening, dus niet om een tuinman uit te
sparen.
Na in het Scunthorpe War Memorial Hospital
verbonden te zijn, was Lady Sheffield in staat
later op den dag op de patrijzenjacht te gaan.
Letterlijk niets weerhoudt den Engelschen
landadel van het vervullen zijner plichten.
Het ongeluk gebeurde als volgt, schrijft de
„Daily Telegraph":
„The scyte become pelled clear, came free
suddenly. The puiled cyear come free suddenly.
The blade struck Lady Sheffield on the right
'shin."
Misschien dat zulke ongelukken in Norman
by Park voortaan vermeden zullen worden,
wanneer Sir Berkeley eens probeert zijn zeis
op een andere manier te hanteeren.
Mussolini begint met een mokerslag het eerste slooperswerk voor het vrijleggen
van het Mausoleum van Augustus te Rome.
1
Hir* WW W Wf V WWW*
Mr. MEYERSTEIN GEEFT ZICHZELF
ÈEN" GESCHENK.
Onze Londensche correspondent schrijft ons
d.d. 18 dezer:
'Gistërën vergaderde de raad van commis
sarissen van het Middlesex hospital. Dit groote
ziekenhuis, in het hartje van West-Londen, aan
Mortimerstreet gelegen, zal, als het gereed is,
tot de modernst-ingerichte van Londen be
lmoren. Eenige jaren geleden werd besloten
het oude gebouw bij gedeelten te sloopen en
eveneens bij gedeelten door een nieuw te
vervangen. Dit was hoogst noodzakelijk. Her
haaldelijk reeds had de politie aan het hospi
taal-bestuur waarschuwingen en aanmaningen
doen toekomen. Het gebouw begon „gevaarlijk"
te worden. Maar er waren 1.200.000 noodig om
het door een nieuw te vervangen.
Men nam zijn toevlucht tot het aanleggen
van een fonds, en hierop werd rijkelijk inge
schreven. Een gewezen effectenmakelaar, zeke-
ïe heer E. W. Meyerstein, gaf eenmaal 30.000
voor een nieuwe radio-therapische afdeeling,
en een andermaal 70.000 als tegemoetko
ming in de kosten van den bouw van het
hospitaal.
Op 85.675 na was het fonds eindelijk com
pleet, en door middel van goed uitgevoerde
reclameplaten, waarvan er ook een aan den
ingang van het ziekenhuis bevestigd was, wer
den vermogende philantropen opgewekt het
hunne tot de volmaking van het fonds bijge
dragen.
Mr. Meyerstein, die reeds 100.000 geschon
ken had, werd gekozen tot commissaris, een
onderscheiding die hij ongetwijfeld verdiende.
.Gisteren woonde hij de eerste vergadering
van den Raad bij. De voorzitter, prins Arthur
van Connaught, heette hem welkom, en mr.
Meyerstein' hield een korte, maar belangrijke
antwoord-toespraak.
Hij begon met te zeggen dat hij toevallig
jarig was een mededeeling van persoonlij
ken of huiselijken aard, dien nieuw-benoemde
commissarissen meestal achterwege laten. En
daar hij jarig was, wilde hij zichzelf een ge
schenk geven.
„Ik houd", zeide hij, „heel veel van schilde
rijen en platen, en buiten het hospitaal is een
plaat die ik hebben wil. Op die plaat is aange
geven hoeveel er nog noodig is om het nieuwe
ziekenhuis te voltooien, en als prijs wordt
85.675 genoemd. Wanneer nu prins Arthur
en de Raad het goedvinden, dan zal ik een
cheque geven voor dat bedrag. Dan kan ik
straks meteen de plaat meenemen".
Nu, prins Arthur en de Raad vonden het
goed, en mr. Meyerstein mocht wat waarschijn
lijk de duurst-betaalde reclameplaat ter wereld
is als trophee naar zijn wigwam vervoeren.
aanAfANTO' 24 October (Un. Press). De Itali-
dnizena .duikbo°t „Galileo Ferraris", welke
hprirhton Qri meet> zou volgens hier ontvangen
109 meter 'to* ^et bereiken van een diepte van
nieuw wereldrecord voor onder
ten hebben geveTtigrvemgbeidsappara-
De duikboot bleef volgens de verklaringen
van de bemanning twintig minu4 8ge.
noemde diepte terwijl de bemannin* zich
oefende in het afvuren van torpedo's.
PARIJS, 24 October (H.N.) In Zuid-Frank
rijk is een militair vliegtuig bij het uitvoeren
van een noodlanding in aanraking gekomen
met een draad van het electrische net met het
gevolg, dat het in brand geraakte.
Tweeder inzittenden zijn om het leven ge
komen, terwijl 2 andere ernstig verwond naar
een ziekenhuis gebracht zijn.
„Ik ben 62 jaar", aldus ving mr. Harold Spill
zijn artikel voor de „Sunday Tidings" aan.
Harold Spill schreef iederen Donderdag zijn
artikel voor de „Sunday Tidings", die een op
lage van 2.850.000 had, en dus artikelen moest
bevatten welke door 2.850.000 menschen, die met
hun Zondag geen raad wisten, gelezen konden
worden. Filosofie van de huiselijke soort valt
bijzonder in den smaak van Zondagslezers en
Harold Spill was een huiselijk filosoof, met dat
beetje preektoon, dat zoozeer gewaardeerd
wordt door diegenen, die, zonder naar de kerk
te gaan, toch gaarne hun vroomheid door iets
stichtelijks laten streelen.
„Ik ben 62 jaar. Als journalist heb ik een
loopbaan, rijk aan ervaring en wisselvallig
heden achter mij...."
Harold Spill had bijna 35 jaren achtereen
dag in, dag uit, gezeten aan een lessenaar in
het gebouw der „Daily Tidings", en bovendien
de laatste twaalf jaren thuis zijn wekelijksche,
extra betaalde, ontboezemingen voor de „Sun
day Tidings" geschreven.
„Maar wanneer ik terugzie op dit veelbewo
gen leven", vervolgde hij, „dan treft toch niets
mij zoozeer als het feit, dat er zoovele dingen
zijn, die ik nooit heb meegemaakt en wellicht
nooit beleven zal.
„Geeft u, ouderen onder mijn lezers, evenals
ik u, er rekenschap van, hoe weinig gij gezien
en beleefd hebt? Wij geven zoo gaarne hoog
op van het kleine beetje wederwaardigheden,
dat wij voor onze rekening hebben, maar hoe
eindeloos bescheiden moest ons niet al datgene
stemmen, waarvan wij in het minst geen per
soonlijke ervaring hebben. Zouden wij de deugd
van 't zwijgen niet als plicht gaan beoefenen?"
De man schreef zijn 617de wekelijksche
artikel voor de „Sunday Tidings"!
„Als ik denk aan al wat ik, in 62 jaren, niet
gezien, niet gehoord, niet beleefd heb, dan wordt
het mij wonderlijk te moede."
Harold Spill, die reeds aan zijn tweede vel
toe was, nam het eerste opnieuw voor zich en
schreef geheel bovenaan den driemaal onder
streepten titel, dien hij al schrijvende gevonden
had:
„Wat ik nooit gezien en beleefd heb".
En daaronder eenmaal onderstreept:
„Geeft u rekenschap ervan, schrijft mr. Harold
Spill in een schitterend, indrukwekkend arti
kel, dat hier volgt, hoe weinig gij gezien en
beleefd hebt, hoeveel voorvallen, waarvan gij
dagelijks leest, u persoonlijk vreemd zijn".
En toen stak hij een pijp op en dacht eens
goed na over wat hij zooal niet beleefd had in
de 62 jaren van zijn bestaan.
„Ik heb", schreef hij, „nooit een spoorweg
ongeluk meegemaakt. Ik heb nooit een schip
zien vergaan. Ik heb nooit een vechtpartij met
doodelijken afloop gezien. Ik heb nooit een slag
ontvangen, die mij het bewustzijn deed ver
liezen. Ik heb nooit een koe gemolken. Ik heb
nooit een auto bestuurd. Ik heb nooit een boek
ingebonden. Ik heb nooit bloedvergiftiging ge
had. Ik heb nooit opium geschoven".
Met een zelfvoldanen glimlach deed hij eenige
trekken aan zijn pijp. De zonderlinge combi
natie van dingen die hij nooit bijgewoond of
gedaan had, werkte door haar grilligheid op
zijn gevoel voor humor. Maar de opsomming
was, voor het oogenblik, lang genoeg. Zulke
stijlloosheden voldoen uitstekend in het kader
van al den afgeronden stijl, die een wekelijksch
artikelenschrijver afscheidt, maar zij mogen niet
te veel regels beslaan. Zij moeten gevolgd wor
den door beschouwingen en moraal.
Dus schreef mr. Harold Spill vele regels vol
beschouwingen en moraal over het niet-
bij wonen van spoorwegongelukken en het niet-
melken van koeien en daarna dacht hij verder
na over al wat hij nog nooit beleefd had. De
allerlaatste ervaring, die hij nooit had mee
gemaakt, en welke zijn artikel indrukwekkend
besluiten zou, was hem juist ingevallen en hij
vond haar zoo treffend, dat hij haar op een
los stukje papier schreef om haar aan het slot
van zijn beschouwingen te copieeren:
„Mijne vrienden, wie dit alles niet beleefd
heeft, mag niet zeggen, dat hij geleefd heeft.
En er is nog zooveel.
„Ik ben nooit gestorven.
„De dood! Dat is de grootste ervaring van
het leven. Wij hooren er dagelijks van, wij
spreken er bijna dagelijks van. Maar wij hebben
den dood niet meegemaakt. Ik ken hem niet,
gij kent hem niet.
„Mijne vrienden, nogmaals: wie den dood niet
ervaren heeft, mag niet zeggen, dat hij geleefd
heeft".
Maar nu moest hij de drie vellen tusschen
dat treffende slot en de eerste opsomming van
niet-beleefdheden nog volschrijven. En hij zette
zich dapper aan den arbeid.
„Ik heb", schreef hij, „nooit een revolutie
meegemaakt, en nooit een vorst of minister
zien vermoorden. Ik heb nooit een koning zien
kronen. Maar...."
't Woord „maar" was volkomen ongemotiveerd,
doch het gaf „klank" aan de opsomming.
Maar ik heb ook nooit het inwendige
gezien van een gevangenis
Hij schrapte dit weer door, want enkele jaren
geleden had hij een reeks artikelen over wan
toestanden in de gevangenissen geschreven en
daaruit was in het parlement geciteerd ge
worden.
Maar ik heb ook nog nimmer een
revolver afgeschoten. En (óók een voegwoord
dat, wanneer het onnoodig gebruikt wordt,
relief geeft), in mijn huis is nooit brand ge
weest, Door het ijs ben ik nooit gezakt en met
geen nachtelijken inbreker heb ik mij ooit be
hoeven të meten. Doodsgevaar heb ik nooit
voor oogen gehad en ik heb mij nog nimmer
met een veiligheidsmes geschoren."
Harold Spill lachte goeddunkend tot zichzelf
en vervolgde:
„In Hyde park noch op Trafalgarsquare heb
ik ooit het publiek toegesproken, en ik heb
nooit op een straathoek gestaan met een draai
orgel. Nooit heb ik een veroordeelde zien han
gen en nimmer heb ik in een jury gezeten.
„En toch, vrienden, over al die dingen spreken
wij in plaats van te zwijgen".
„Ik heb nog nooit een biefstuk gebraden",
vervolgde hij, „en nooit een hemd gestreken.
Ik ben nooit op een Bankholiday in Southend,
noch op Hampstead Heath geweest, en ik ben
nooit geridderd geworden en zou, wanneer het
mij aangeboden werd, voor die eer even harte
lijk bedanken als voor een Bankholiday in
Southend. („Ha! ha!" lachte mr. Spill zeer vol
daan).
„En toch, over al die dingen, die wij nooit
beleefd hebben, spreken en schrijven wij. Wij
kunnen (het werd tijd om nu de slotpassage
over het nooit-gestorven-zijn te copieeren, maar
bij kreeg nog één nieuwen treffenden inval) de
oogen sluiten, maar hierdoor weten wij niet
boe het een blinde te moede is
En toen werd er gebeld. Mr. Spill was alleen
thuis dien avond. „Het zal de post zijn", mom
pelde hij en begaf zich naar beneden.
't Was de post en de brief kwam van het Home
Office. Toen hij het schrijven uit de enveloppe
gehaald had, zag hij tot zijn verbazing, dat het
vertrouwelijk en door sir William Thurston, den
minister, persoonlijk onderteekend was.
„Waarde mr. Spill. Ik ben voornemens u aan
den eersten minister voor te dragen voor een
knighthood in verband met het voortreffelijke
werk door u verricht in het belang van de
hervorming van het gevangeniswezen. Wilt u
mij evenwel eerst doen weten of een onder
scheiding u aangenaam zou zijn?"
„Geridderd ben ik nog nooit geworden",
prevelde de a.s. sir Harold Spill, en hij snelde
naar boven om, vóór hij het in de opwinding
vergat, iets in zijn artikel te veranderen.
B.
(NADRUK VERBODEN.)
VOERT AFNEMERS NAAR DE FABRIEK,
ZIJ LEIDT KOOPERS DEN WINKEL BINNEN.
VERGEMAKKELIJKT EN VERSNELT DEN
GOEDEREN-OMLOOP, ZIJ VERHOOGT DEN
OMZET EN STELT TOT PRIJSVERLAGING
IN STAAT.
GOED BEGREPEN EN GOED TOEGEPAST,
IS EEN GROOTE WELDOENSTER DER
MENSCHHEID. D
Onze Londensche correspondent schrijd ons,
d.d. 16 October:
De bladen komen uit met hoofdartikelen,
levensschetsen en beschouwingen over Poincaré
en brengen, daarin eeii eenigszins stroeve hulde
aan een ouden bondgenoot, dien de meesten
hunner jaren lang veeleer als een vijand behan
deld hebben. Zij noemen hem „een groot die
naar van Frankrijk", een „staatsman tot wien
het land zich in dagen van moeilijkheden
wendde" (Daily Telegraph), een „patriot en
staatsman die de vriend der soldaten was" (Mor
ning Post), een „groot Fransch patriot, die niet
een vrede-maker was" (Daily Mirror).
En de „Morning Post" herinnert er aan dat
Poincaré van Engeland hield. Ik weet niet of
dit waar is, maar zeker is Engeland geen
vriend geweest van Poincaré.
Lloyd George heeft zich niet ontzien het
was, geloof ik, in 1929 zijn bondgenoot uit
de oorlogsjaren te bekladden in het „Berliner
Tageblatt". Lord Curzon had een geweldigen
hekel aan Poincaré (het gebrek aan sympathie
schijnt wederkeerig geweest te zijn), wien hij
het niet vergeven schijnt te hebben, dat hij
geen andere belangen kende dan die van Frank
rijk. Reeds tijdens den oorlog, toen Poincaré
president was, beklaagde de Britsche gezant
te Parijs zich bij de regeering te Londen over
het kwaad dat Lord Curzon stichtte door zijn
onverholen antipathie tegen Frankrijk. Mr.
MacDonald, die zijn eerste Labour kabinet
(1923—1924) vormde, terwijl Poincaré aan de
regeering was, had een buitenlandsch program
opgesteld dat één stormaanval was op de poli
tiek van Poincaré.
Ik noemde hier een liberaal, een conservatief
en een socialistisch staatsman, die allen aan het
bewind geweest zijn gedurende Poincaré's eer
ste premierschap na zijn aftreden als president.
De conflicten waarin zij met hem gewikkeld ge
weest zijn, sproten niet alleen voort uit poli
tieke meeningsverschillen. Er heerschte van
weerszijden een bijna volmaakt gebrek aan per
soonlijke waardeering, en, wat Mr. Lloyd
George aangaat, bovendien persoonlijke wrok.
Poincaré was niet in den gebruikelijken zin
van het woord een beminnelijk man. Hij was
het zeker niet in den Engelschen zin van het
woord. Hij had misschien niet één karaktertrek
welke hem in Engeland tot een populaire fi
guur had kunnen maken. Hij bezat zeker vele
karaktertrekken en eigenschappen welke zijn
Britsche collega's niet aantrokken. De leiders
der Britsche buitenlandsche politiek zijn steeds
zeer gevoelig geweest voor vleierijen en strijka
ges. Zij kregen ze van Poincaré niet, en dat wel
in een tijdperk tien jaren geleden toen het
„schmeicheln" van Britsche staatslieden In
sommige landen van het Continent een politiek
programmapunt geworden was. Poincaré bezat
ook in het minst niet wat de Engelschen den
„compromisgeest" noemen. Ook dit verklaart den
i hekel, welken de drie bovengenoemde ministers
aan hem hadden, en de felheid waarmee de
pers hem bestookte. Poincaré poogde niet in het
verkeer met Britsche staatslieden „quite
English" te doen, en aldus hun gunst te win
nen; hij wendde niet voor, dat Engelsche in
zichten en opvattingen omtrent „faixplay" en
„shake hands" ook de zijne waren.
Ook miste hij volkomen de Engelsche eigen
schap om de dingen niet in hun ware gedaante
te willen zien en niet bij hun waren naam te
willen- noemen. In 1923 en 1924, in verband met
de bezetting van het Roeigebiel, stonden de
Britsche staatslieden eerst Lord Curzon en
vervolgens Mr. MacDomud vijandig tegen
over hem en tegenover zijn land, en zij werden
gesteund door de overgroote meerderheid der
pers. Het was in dien tijd dat G. K. Chesterton
schreef: „Het Foreign Office heeft aan Fleet-
street het wachtwoord uitgegeven: zeg zooveel
kwaad van Frankrijk als gij wilt, maar zeg
nooit iets tegen Duitschland".
Poincaré deed niet alsof hij het niet merkte.
Hij had dit volgens de Britsche opvatting wèl
moeten doen. Hij had, om hier persoonlijke
gunst te verwerven, moeten voorwenden in het
Engeland van 1923-'24 een vriend van Frankrijk
te zien. Hij wist evenwel dat het beruurd
werd door staatslieden, die nooit de vrienden
van zijn land geweest waren: eerst door Lord
Curzon, vervolgens door Ramsay MacDonald.
Hij bezat niet de plooibaarheid om te doen, als
of hij het niet wist.
Van de „waardeering voor een tegenstander",
waarvan de Engelschen steeds zoo hoog opge
ven, hebben zij met betrekking tot Poincaré
nooit iets doen blijken. Zij hielden niet van
hem. Hij streelde hun nationale ijdelheid niet.
Hij was en bleef steeds te stug en te hardnekkig
zichzelf. Hij was te eerlijk, en onaangenaam-
eerlijk.
Het leek mij belangwekkender aan deze hou
ding van de Engelsche staatslieden en van de
Engelsche pers tegenover den gestorven Fran-
schen patriot te herinneren dan passages over
te schrijven uit de ontelbare kolommen die he
den aan zijn nagedachtenis gewijd worden. De
Engelsche pers is zeer sterk in het schrijven
van gevoelige stukjes bij internationale sterf
gevallen, en die stukjes hebben zelden eenige
waarde. Wanneer de „Daily Telegraph" hem
thans „een groot dienaar van Frankrijk" noemt,
dan is het onbegrijpelijk, waarom dat blad
steeds dapper meegedaan heeft aan de anti-
Poincaré-agitatie in Engeland, want een Fransch
Eerste Minister heeft geen anderen en hoogeren
plicht dan „een groot dienaar van Frankrijk"
te zijn.
BOEDAPEST, 23 October (R.o.) Lady Shack-
leton, de vrouw van den beroemden Pool-
vorscher Ernest Shackleton, heeft in een brief
aan den Hongaarschen schrijver Hegedues iets
meegedeeld over haar zoon, Eduard Shackle
ton, die zich met een expeditie in het Poolge
bied bevindt.
Shackleton is in het winterverblijf van
Peary en wacht êen gunstige conditie van het
ijs af om verder te trekken. Hij is van plan, om
dan met zijn karavaan van 96 honden de nog
onbekende gebieden van het Canadeesche
Poolgebied te doorzoeken.
Op de plek, waar de expeditie zich thans
evindt zal de zon op 16 November ondergaan
en pas 15 Februari weer opkomen, zoodat zij
ruim drie maanden in nachtelijke duisternis
zullen zijn.
BELGRADO, 24 October. (V. D.) Ex-minis-
ter Pribitsjewitsj, die door koning Alexander
was verbannen uit Joego-Slavië, is te Parijs
'gearresteerd.
Een indrukwekkende plechtigheid in
Batavia's kathedraal.
Over de plechtige bisschopswijding van Z. H.
Exc. Mgr. J. Willekens S. J. in de Kathedraal
te Batavia lezen we in de „Koerier" van 3 Oc
tober het volgende
Reeds in den morgen vulden het middenschip
en de zijbeuken van de groote, schitterend ver
sierde Kathedraal zich met een groote menigte
geloovigen, zoodat bij het aanvan|suur van
de plechtigheid het Godshuis tjok- en tjokvol
was.
Geheel in 't front van de kerk hadden plaats
genomen de wnd. Gouverneur-Generaal, dr. J.
W. Meyer Ranneft, vice-president van den
Raad van Indië, alsmede de leden van den In-
diëraad, de heer W. Ch. Hardeman en prof. mr.
J. van Kan en echtgenoote.
Verder bevonden zich onder de genoodigden
de voorzitter van den Volksraad, mr. H. J. Split
de President van het Hooggerechtshof, de Di
recteur van Onderwijs en Eeredienst, Kapt. ter
Zee C. H. Brouwer, namens den Vlootvoogd,
Generaal-majoor M. L. F. Bajetto, commandant
der 1ste De visie, de Procureur-Generaal, de
wnd. Gouverneur van West-Java, de President
van de Algemeene Rekenkamer, de Resident,
Burgemeester en Regent van Batavia, de wnd.
Algemeen Secretaris, de heer Kiveron, verder
de heer Nelissen, Raadsheer in het Hooge-
rechtshof, de Consul-Generaal van Frankrijk, de
Majoor der Chineezen Khouw Kim An, vele
Eerwaarde Zusters en Broeders en voorts de
vertegenwoordigers van alle Katholieke organi
saties en bonden, velen vergezeld van hunne
dames.
Alle autoriteiten en genoodigden waren ia
ambtscostuum of zwart.
Aan den ingang der kerk werden de genoo
digden ontvangen door Pastoor Wubbe en het
Kerkbestuurde heeren mr. Morshuis, ir. Jagt-
man en mr. Brugman.
Onder het feestelijk luiden der klokken, on
der het machtig klinkende Ecce sacerdos mag-
nus schreden vier Bisschoppen, gevolgd door
een lange rij van geestelijken de Kathedraal
binnen.
Voorop de „uitverkorene" Z. H. Exc. Mgr. P.
J, Willekens S.J., gevolgd door den consecra
tor Z. H. Exc. Mgr. Aerts M. S. C. en de mede-
consecratoren, Monseigneur Brans O. C. en
Monseigneur Leven S. V. D.
De plechtigheid begon met het canonisch on
derzoek van den Wijdeling en de voorlezing
van den Apostolischen Lastbrief, waarin ge
tuigd wordt, dat de formaliteiten der keuze on
derhouden zijn en deze door den Paus zijn
goedgekeurd. De ee.dsformule werd reeds den
avond tevoren afgelegd.
Na voorlezing van den Lastbrief begon de Pon
tificale Mis, de Mis van de H. Théresia, Missie
patrones, wier naamfeest het heden is. Deze H.
Mis werd door den. Consecrator en den Wijde
ling ieder aan een eigen altaar opgedragen,
respectievelijk het Hoogaltaar en het St. Jo
zefaltaar tot aan het Graduale.
Vervolgens begon de eigenlijke wijding.
De laatste plechtigheid was die der intrónisa-
tie. De Consecrator deed den ge wij den Bis
schop plaats nemen op den Bisschoppelijken
troon, waardoor hij het recht kreeg de Chris
telijke vergadering voor te zitten en er te pre
diken. Terwijl het St. Caecilia-koor het Te
Deum aanhief, ging de nieuwe Bisschop daar
na, door beide assisteerende Bisschoppen ge
leid, al zegenend door de kerk.
Vervolgens werden nog enkele dankgebeden
verricht, waarna de Bisschoppen, begeleid door
de Geestelijkheid, onder de feesttonen van het
orgel en het beieren der kerkklokken, de Ka
thedraal verlieten.
Hiermede was deze grootsche en indrukwek
kende plechtigheid ten einde.
Een oud gebruik.
De heer J. Rasch schrijft in de Wijnmaand
aflevering van „Eigen Volk"
Wellicht zullen vele lezers zich afgevraagd
hebben, of de beschikking van wijlen den
Prins een bijzondere strekking had. Immers
de paarden en de wagen, welke den Hoogen
Doode grafwaarts voerden, waren met witte
lakens bekleed en in de kerk kwam het wit
naar voren in de draperieën.
Echter is met dit te doen 'n oer-oude zede
uit db Nederlandsche landen in eere hersteld.
Ook onder de voorvaderen van wijlen Prins
Hendrik zullen er velen geweest zijn, die op
deze wijze begraven zijn geworden.
De bekende schrijver Hermann Löns, die in
zijn volksverhalen steeds zoo meesterlijk de
oude zeden, welke in zijn volk nog leven,
weet in te vlechten, vertelt ln zijn bekende
werk „De laatste Hansboer", een Roman van
de Lüneburgerheide, welke door R. J. de Stop
pelaar in het Nederlandsch is vertaald dat de
Hansboer in zijn testament had bepaald, „dat
hij geheel naar der vaderen wijze begraven
wilde worden, want het begon toen al mode
te worden om in het zwart te rouwen. Over
hem moest in het wit gerouwd worden". De
vrouwen van de naaste kennissen gingen alle
in 't witte treurlaken achter de kist, naast en
achter haar volgden de mannen, in kerkkleed
met hoogen hoed.
De diepere gedachte achter dit symbool is de
ze, dat de dood niet het einde is.
Dus geen ontroostbare droefheid van enkel
zwart, maar hier naast de witte blankheid
van Licht uit den Hooge!
Gisterenavond tegen 9 uur is de 18-jarige
mej. H. op den hoek van de Ceintuurbaan en
den Noorderstraatweg te Huizen door een uit
Hilversum komenden tramwagen aangereden
en veertig meter meegesleurd. Het meisje is in
zeer zorgwekkenden toestand naar de Majella-
stichting te Bussum vervoerd. Den bestuurder
treft geen schuld.
Gisterennacht hield de politie te Bussum den
18-jarigen C. uit Hilversum aan, toen deze in
een tuin aan den Voormeulenweg bezig was
met het ontvreemden van onderdeden van
rijwielen. Hij was uit Hilversum naar Bussum
gekomen en bad een schroevendraaier bij zich
teneinde dynamo's van de rijwielen te kunnen
verwijderen. Juist toen hij daarmede bezig was
werd hij betrapt. Verdachte bekende dat hij ook
te Hilversum zich schuldig had gemaakt aan
verschillende diefstallen. De Bussumsehe politie
heeft haar arrestant dan ook na verhoor ter
beschikking gesteld varn de politie te Hilver»
sum. Hier heeft hij met verschillende vrienden
samen dergelijke praktijken uitgeoefend.