FRANSCHE HERVO RMINGSPLANNEN
IN GEVAAR.
■mptot 11 i m
MAANDAG 29 OCTOBER 1934
DOUMERGUE IN DE BRAND-
NETELS.
De radikaal-socicdisten in
jaarcongres bijeen.
VORST ALEXANDER
WOLKONSKY. f
DE WERELDTENTOONSTELLING TE
RRUSSEL.
SAN FRANCISCO'S WATER
VOORZIENING.
OM HET ZWARTE RAS.
EEN MERKWAARDIGE BEKEERLING.
JBRkM
NEDERLAND EN DE VOLKEN
BOND.
UITGAVEN VOOR DE LANDS
VERDEDIGING.
Nederland bereid gegevens te
Genève over te leggen.
STEUN AAN DE SCHEEPVAART.
Nog geen beslissing over den
Kon. Holl. Lloyd.
NIEUWE AFLATEN.
De toelating van Rusland en
den Paus.
DE BETREKKINGEN MET BELGIE.
DE WEG-TELEFOONCELLEN.
UNIFORME TOEGANGSKAARTEN
VOOR ALLE LANDGOEDEREN.
BEGROOTING EN DE TWEEDE
KAMER.
(Van onzen correspondent).
P a r ij s, 25 October.
Het jaarcongres der radikaal-socialistische
partij is thans te Nantes bijeengekomen en de
beraadslagingen en besluiten zijn het voorspel
van den „parlementairen terugkeer".
Vroolijk kan dat congres niet zijn, want het
Is het eerste na de geweldige nederlaag, welke
de partij in Februari jl. heeft geleden, toen de
partij, die zich bij de verkiezingen andermaal
van het regeeringsbeleid had weten te verze
keren, het roer moest overlaten aan het minis-
terie-Doumergue. De machtige partij had zich
andermaal onbekwaam tot regeeren getoond,
ondanks de meerderheid waarover ze beschik
te, of liever, juist om de samenstelling van die
meerderheid, waardoor ze in de macht der re-
volutionnairen was gekluisterd.
Sindsdien heeft ze een partijvrede moeten
dulden, voor welken ze niets voelde, een mi
nisterie dat door haar werd gehaat. Evenwel,
zonder haar steun is ook het bestaan van het
ministerie-Doumergue niet mogelijk, en men
kan er op rekenen dat de heer Doumergue wel
met de meeste ongerustheid het verloop van
dit congres gadeslaat.
Ontegenzeggelijk is het discrediet der radi-
kalen nog wel zoo groot, dat het congres niet
doen kan wat het wil. Tusschen de 2000 afge
vaardigden is weinig homogeniteit. Een groot
deel heeft opdracht het land niet in onrust te
brengen en Doumergue te laten begaan Maar
een even groot deel is naar Nantes gekomen
met alle rancunes en zou niets liever dan de
radikale ministers noodzaken uit het ministerie
te treden.
Nu zijn de radikale congressen meester in
het aannemen van kool en geitsparende moties.
Zij hebben dat met de socialistische gemeen
en het is dus zeer goed mogelijk, dat er bij al
de snorkende resoluties toch geen enkele zal
zijn die verplicht, zoodat de oude leiders toch
kunnen doen wat ze willen, dat wil zeggen, in
het ministerie blijven, zoo ze minister zijn, en
het ministerie bestoken, zoo ze er buiten staan.
Evenwel, op het oogenblik gaat het om zeer
concrete dingen. De minister-president wil
naar Versailles gaan met de vereenigde kamers
en de nationale vergadering een hervormings
plan voor den staat doen goedkeuren. Hij heeft
dit plan in zijn radio-redevoeringen uiteenge
zet en hij zal op den vooravond van de bijeen
komst der kamers, dus in de volgende week,
zijn werkprogram ontvouwen. Van net tot-
standbrengen der hervormingen hangt het
welslagen van den heer Doumergue af Gaat
hij met zijn voorstellen een echec tegemoet,
dan ligt alles tegen den grond en niemand weet
wat er dan zal moeten gebeuren.
Op zich zelf is het al een gevaarlijken toe
stand, dat het herstelwerk door den heer Dou
mergue, met het overgroote deel. der publieke
opinie achter zich ondernomen, afhangt van de
welwillendheid van een partij, die door die
hervormingen haar meest profijtelijke privile
ges bedreigd ziet. De toestand is er echter nog
gevaarlijker op geworden, nu het beleid van
den heer Doumergue slechts weinig positieve
uitkomsten doet zien, zijn weldaden maar
uiterst langzaam doet doorwerken en boven
dien eenige groote teleurstellingen met zich
sleept, waaronder die van het voortduren van
de schromelijke levensduurte zeker niet de ge
ringste is. Den officieel-optimistischen statis
tieken ten spijt wordt het leven voor de ver
bruikers niet goedkooper en blijven de tus-
schenpersonen hun bedrijf van ergerlijke
winstmaking maar voortzetten.
Maar het ministerie 'Is ook inwendig uiter
mate verzwakt. De bezwaren van een „kop
stukken -ministerie doén zich maar al te wreed
gevoelen: de machtige ministers bestrijden
elkander naar hartelust en het feit, dat twee
nieuwe krach.en, die bij de publieke opinie
den laatsten tijd zeer aan vertrouwen nebben
gewonnen, bij de jongste kabinetswijziging
niet de plaatsen hebben bekomen, welke de
publieke opinie hun toedacht, heeft wel doen
zien, dat ondanks allen openlijken partfjvrede
het politieke spel wordt voortgezet. Wat er
gebeurd is bij het verwijderen van Chéron,
de intriges om een Marquet en een Flandin
den voet dwars te zetten, dat alles heeft wel
aangetoond, hoe zwak het ministerie reeds is
en hoe het overgeleverd is aan eiken wind
stoot.
De moeilijkheden zijn zoo veelvuldig, dat
het werkelijk niet noodig is de groote her
vorming van den staat aan de orde te stellen
om het ministerie aan den tand te voelen. Er
zijn allerlei dingen, waarover het ministerie
kan struikelen, vóórdat de beide kamers zich
voor de reis naar Versailles hebben op te ma
ken. Maar toch, zoolang het doel van dit mi
nisterie, het beproeven der staatshervorming,
niet aan de orde is, zal men met de proef
Doumergue doorgaan. Elk ander uitglijden
zou slechts kabinetswijzigingen kunnen ver
oorzaken, ionder dat de heer Doumergue zou
hebben te verdwijnen.
Wat nu die plannen voor de staatshervor
ming betreft, men weet wat Doumergue's be
doeling is: het herstel van het gezag in den
staat door het herstel der verantwoordelijk
heden. Dit plan vindt oppositie, welke be
lichaamd is in al wat revolutionnair is en ook
bij al wat van den staat leeft. Maar de oppo-
Het is nutteloos op het oogenblik reeds te
gaan uitrekenen of er werkelijk een moge
lijkheid bestaat, dat de kamer op dat punt
Doumergue's voorstellen zal verwerpen. Dat
de heer Doumergue niet zoo heel zeker is van
zijn meerderheid, kan veilig worden aangeno
men. Alleen, de kamer zou bij het verwerpen
van de voorstellen haar ontbinding tegemoet
loopen en ze zal dus uiterst voorzichtig zijn.
In den senaat dreigt niet minder gevaar. De
linkervleugel telt zooveel radicalen, dat de
radicaal-socialistische partij nog altijd baas w
over den senaat. De heeren van het Luxem
bourg gaan zeer prat over him voorrecht hun
toestemming te moeten verleenen tot de ont
binding der kamer. Sinds 1876 hebben ze van
dat voorrecht wel geen gebruik gemaakt,
maar het louter bezit van dat recht is steeds
voldoende geweest om regeering en kamer in
de macht van den senaat te houden.
Op het oogenblik hebben nog alleen de
achttien meest fanatieke radicalen van den
senaat zich tegen het prijsgeven van dat recht
verzet en men heeft er nog geen kijk op, of
zij door de overige linksche senatoren zullen
worden gevolgd. Veel zal in dat opzicht van
de beslissingen van het congres van Nantes
afhangen. Veel ook van de energie van den
nog steeds erkenden leider, den heer Herriot,
De positie van den heer Herriot is plotseling
weer zeer belangrijk geworden. Er wordt grif
toegegeven, dat hij voor niet weinig den toe
stand in handen heeft. De heer Doumergue
heeft tot dusver in hem een loyaal medewer
ker gevonden. Ook is hij persoonlijk overtuigd
van de noodzakelijkheid der hervormingen,
door den heer Doumergue voorgesteld. Wan
neer de zaken dus zeer op de spits werden
gedreven en Herriot tot een openlijk partij
kiezen zou worden gedwongen, dan zou het
zeer waarschijnlijk zijn, dat de heer Herriot
voor de voorstellen van Doumergue zal blijven
standhouden.
Maar het is reeds te voorzien, dat de strijd
niet openlijk zal worden gevoerd. Er is groote
kans, dat de kamer evenmin op het verlies
van het recht van uitgaven-voorstellen den
gang naar Versailles zal beletten, als de se
naat een principieele beslissing zal willen uit
lokken over het beginsel het ontbindingsrecht
in handen van den minister-president te leg
gen. Reeds thans zegt men: Laten we gerust
naar Versailles gaan, maar laten we daar door
middel van amendementen onze oude machts
positie redden.
Het gevolg daarvan is, dat reeds thans een
uithollingswerk is begonnen om aan de nog
niet eens ingediende hervormingsplannen
van Doumergue alle hervormingskracht te
ontnemen.
Een frisch vooruitzicht is dat zeker niet,
want de ontevredenheid neemt zeer toe en
alhoewel men voor Doumergue lang niet meer
het enthousiasme aan den dag legt van eenige
maanden geleden en zijn sadio-redevoe-
ringen hebben tot die verkoeling bijgedragen
toch beschouwt de publieke opinie hem
nog als den eenigen man, dien men heeft en
op wien te rekenen valt. Gaan kamer en
senaat te veel aan zijn bewind tornen, dan
zal de nervositeit weer toenemen en zich zeker
in de eerste plaats tegen de parlementaire
wereld keeren. Maar hoe men dan weer ver
der moet komen, is een vraag, waar ook nie
mand antwoord op weet. En het radicaal con
gres zal daar zeker geen oplossing voor bren
gen.
Voorbereidingen Nederlandsche
deelneming.
Door den heer Mr. T. J. Verschuur, Regee-
ringscommissaris van Nederland, tevens voor
zitter van het algemeen- en van het uitvoerend
comité voor de Nederlandsche deelneming aan
bovengenoemde tentoonstelling, zijn verschil
lende sub-commissies ingesteld en tevens reeds
geïnstalleerd, welke commissies tot taak heb
ben de verzorging van de speciale inzendin
gen, welke geacht kunnen worden tot het ter
rein van de verschillende sub-commissies te
behooren, nl.: sub-commissie voor sociale in
zendingen: Mr. L. Lietaert Peerbolte, voorzit
ter; Dr. Ir. A. H. W. Hacke en Mr. E. B F. F.
Wittert van Hoogland.
Sub-commissie voor de kunstnijverheid: Mr.
J. F. van Royen, voorzitter; C. J. A. Begeer.
P. M. Cochius; W. F. Gouwe, secretaris.
Sub-commissie voor de koloniën: Ch. J. I. M
Weiter, voorzitter; Prof. Dr. L. Ph. Ie Cosuino
de Bussy, secretaris; J. C. Koningsberger.
Sub-commissie voor tuinbouw en bosch-
bouw: J. C. M. Mensing, voorzitter; F. v. Val-
star, Jac. Smits, Jhr. J. C. Mollerus en T. van
Waver en.
Sub-commissie voor landbouw en zuivel: L.
F. Britzei, voorzitter; T. van Maanen, Dr. H
Molhuysen, J. Th. Verfceggen en C. Eigen-
raam, secretaris.
Sub-commissie voor de industrie: Prof. L.
A. van Royen, voorzitter; Prof. Ir. D. Dresden,
Prof. Ir. H. C. J. H. Gelissen, Ir. J. K. Mercx,
J. Goedkoop en A. J. M. van Iersel.
SAN FRANCISCO, 27 October (R.O.) Het
aquaduct over de vallei van Nosemite, welke
San Francisco van water moet voorzien, is
thans gereed gekomen.
De bouw van het aquaduct heeft 26 jaar ge
duurd en kostte mèer dan 100 millioen dollar.
Tijdens den bouw verloren 35 werklieden het
leven.
schen gezag en aan dat gezag onderworpenen
zou zijn, die zeker niet ten gunste der ele
menten van wanorde zou uitvallen, zoo de
Tot dusver was het gebrek aan water steeds
een beletsel geweest voor de ontwikkeling van
sitie van het revolutionnaire front en van de Francisco. In den tijd van den grooten
ambtenaren en staatsbeambten zou niet veel toevloed der goudzoekers werd het water voor
beteekenis hebben, indien het een strijd tus- een dollar per emmer verkocht.
Het aquaduct zal ook gebruikt worden voor
het opwekken van electriciteit.
De bekwame Iersche ingenieur Maurice
radicale partij inderdaad achter Doumergue o'Shaughnessy die de leiding van het werk
stond. J
De radicale partij duldt echter Doumergue
en diens ministerie slechts noodgedwongen en
loert op de gelegenheid het vereren bewind
weer in handen te nemen. Om nu de plannen
van den heer Doumergue te verijdelen, plan
nen, die werkelijk een groote bedreiging zijn
voor de machtspositie der radicale partij,
worden de hervormingspogingen op twee
paaien aangevallen. In de kamer is een uiterst
had, is kort voor het tot stand komen van zijn
levenswerk overleden.
TALLAHASSEE (Florida), 27 October (UN
PRESS). In verband met het lynchen vah een
neger, die een blank meisje zou hebben ver
moord, vreest men In officièele instanties het
uitbreken van een rassenstrijd in het district
tnrzet te wachten tegen het voornemen aan Jackson, waarin het plaatsje Mariana ligt, waar
de kamer het initiatief, en zelfs alle mogelijk
heid te benemen, om uitgaven voor te stellen,
iets waardoor een einde zou worden, gemaakt
aan de electorale demagogie, die de staats
financiën in de war heeft gestuurd.
het lynchgeval heeft plaats gehad.
De gouverneur van Florida heeft daarom
de nationale garde opgeroepen, die in hét
district Jackson moet zorgen voor de handha
ving van rust en orde.
Zooals een kort bericht uit Rome
reeds meldde, stierf den 18 October
te Rome aan een hartverlamming de aartspries
ter, vorst Alexander Wolkonsky, katholiek
priester van den Oosterschen ritus.
Vorst Alexander werd In 1866 te St. Peters
burg geboren. Hij was de zoon van de in 1887
tot de Katholieke Kerk bekeérde Russische
vorstin Elisabeth Wolkonsky. In rechte lijn
stamde hij af van den eersten Russischen vorst,
den stichter van den Russischen Staat, Rurik,
in het jaar 862, wiens geslacht tot aan de Ro
manoffs in Rusland regeerde.
Zoowel in de Russische samenleving als
aan het hof namen de ouders van den vorst
een voorname plaats in. Zijn vader wijdde zich
geheel aan het staatswerk; was minister van
onderwijs en had een plaats in den staatsraad.
Zijn moeder ook een geboren Wolkons
ky was een heel bijzondere vrouw zoowel
naar aanleg en ontwikkeling van geest als naar
haar ingesteldheid op hooge zedelijke en re-
ligieuse idealen. In de opvoeding van haar kin
deren was haar eminent voorbeeld de groote
kracht. Zij liet twee omvangrijke anonyme
werken na: „Over de Kerk" (Berlijn 1888),
en „De Kerkelijke traditie en de Russische
theologische literatuur" (Freiburg 1898, 600
blz.); zij werden in het buitenland gedrukt,
in de Russische taal, omdat dit in haar eigen
land niet mogelijk was.
Vorst Alexander maakte zijn studie aan het
humanistisch gymnasium en vervolgens aan
de universiteit te St. Petersburg, waar hij was
ingeschreven m de faculteit der rechten.
Daarna koos hij de militaire loopbaan en werd
opgenomen in het lijfgarde-regiment en vol
eindigde zijn militaire studies aan de aca
demie van den Generalen Staf. Als jong offi
cier werd hij door de regeering naar Centraal-
Rusland, Pamyr, gezonden om daar de gren
zen tusschen Rusland en Britsch Indië vast
te stellen. Hij beschreef deze reis en werd cor
respondent van het keizerlijke geographisch
genootschap.
Vorst Alexander nam deel aan de onderdruk
king van den Boxer-opstand in China. Weer in
Rusland terug, schreef hij veel over militaire
onderwerpen gaf o.a. brochuren uit voor sol
daten en over speciaal militaire vraagstukken,
zoodat hij in militaire kringen als uitstekend
schrijver werd gevierd zoowel wat de kennis
van het onderwerp aangaat als wat zijn stijl
betreft.
Tijdens de eerste revolutie (1905), in de pe
riode van de organisatie der keizerlijke Doema,
gaf hij een brochure „Wat is de keizerlijke
doema" uit voor het volk Deze brochure was
in eenvoudige taal gehouden en had een enorm
succes; zij werd in honderdduizenden exem
plaren uitgegeven.
Gedurende de imigratie in 1932, verscheen
van zijn hand „Historische waarheid en oekrai-
nophilische propaganda", een onpartijdige on
derzoek over de Oekrainische kwestie. Het ont
stond uit het verlangen, de verkeerde, inter
pretatie der historische feiten welke de
navolgers der separatistische politiek, die hun
eigen enghartige partijbelangen nastreefden,
gaven te weerleggen.
Bij zijn terugkeer uit China werd hij staf
chef, en even voor het uitbreken van den oor
log volgde zijn benoeming tot militair attaché
der Russische regeering te Rome. Door zijn
handen gingen ontelbare opdrachten aan de
Italiaansche regeering van millioenen voor de
militaire bewapening. Dezen post verloor hij
door de onderwijl uitgebroken revolutie, en hij
bleef als emigrant te Rome, waar hij tot 1930
de leiding der Russische emigratie had. Zijn
rechtvaardigheid en goed hart verwierven hem
algemeene liefde en hoogachting. Geheel zijn
bezit deelde hij tot den laatsten cent met zijn
door revolutie van hun eigendommen beroofde
Iandgenooten.
In 1917 ging hij in Rome over tot het Katho
licisme; in 1923 nam hij 't professoraat in de
Russische en Slavische talen aan het Pauselijk
Oostersch Instituut op zich, en werd zeven
jaren later (1930) door den Bulgaarschen bis
schop Kurtew tot priester gewijd.
Allen die vorst Alexander gekend hebben,
zijn eenstemmig vol waardeering over zijn on
berispelijke eerlijkheid, kristalle zuiverheid
van ziel en ridderlijke trouw aan zijn plichten.
Trouw aan de traditie van zijn familie, ver
stond hij het leven als een dienst aan God en
zijn vaderland.
Van zijn jeugd af hield hem de vraag be
zig. Hoe staat een orthodoxe Rus en patriot
tegenover het Katholicisme. Vijand van opper
vlakkigheid en niet terugschrikkend voor ge
volgtrekkingen, begon hij reeds vroeg met
taaie volharding en groote nauwgezetheid in
den loop der jaren alle vragen, die betrekking
hadden op de kwestie orthodoxie-Katholicis-
me, te bestudeeren om tot de waarheid te
komen en haar dan te dienen.
Na jarenlange studie kwam hij tot het in
zicht, dat de hereeniging der orthodoxen met
de Katholieke Kerk heelemaal geen ontrouw
beteekende aan de geloofsleer, vastgelegd in
de zeven generale concilies en de traditie der
Oostersche Kerkvaders, maar dat zij betee
kende de aanvaarding van de geopenbaarde
waarheid betreffende het hoogste leergezag in
de Kerk, dat niet alleen noodzakelijk is tot in
standhouding der eenheid van het Christelijk
Geloof, maar ook van de eenheid der Chris
telijke actie.
Eindelijk zoover ging de vorst ook zonder
dralen over tot de Katholieke Kerk.
Van dit oogenblik af wijdde hij zijne verdere
levensjaren aan die taak, om zijn Russischen
broeders opheldering te geven over de treurige
misvatting, omtrent het door God gewilde
hoogste kerkelijk leergezag, welke misvatting
zoo verderfelijk werkt op de ontwikkeling van
het christelijk geweten en de bevestiging van
het christendom over de geheele wereld.
Als vrucht van deze werkzaamheid ontstond
zijn vierdeelig werk: „Het Katholicisme en de
heilige traditie van het Oosten", waarvan de
twee eerste deelen reeds gedrukt zijn, de twee
laatste voltooid in maniscript binnenkort
zullen uitgegeven worden. De indeeling van
dit omvangrijk werk is als volgt:
In het eerste deel weerlegt hij onder den ti
tel: „Christendom en Nationalisme" de onge
zonde stelling onder de emigratie nog bij
zonder toegespitst dat de Rus slechts ortho
dox kan zijn; wanneer hij de orthodoxie ver
raadt, verraadt hij ook zijn vaderland. In het
tweede deel „Over den Paus" schrijft hij over
het primaatschap van den H. Petrus en zijn
opvolgers. In het derde deel „Drie Dogmas" be
handelt hij de drie dispuutkwesties met de or
thodoxie, nJ. de voortkomst van den H. Geest
uit den Zoon, het vagevuur, en de Onbe
vlekte Ontvangenis. In het vierde deel nog
zonder titel behandelt hij o.a. den tegen-
woordigen stand der Russisch-orthodoxe kerk
onder de emigratie, en haar zwenking naar
gjjgyi *m. ifl
Vorst Al. Wolkonsky, links als militair,
rechts na zijn priesterwijding
64-jarigen leeftijd
het protestantisme, kwesties, voortkomende uit
de valsche uitlegging der fundamenteele waar
heden betreffende de Kerk, en vele beschuldi
gingen tegen het Katholicisme. Dit werk ver
schijnt als een directe voortzetting en com
pleteering der werken zijner moeder, waar
over we boven spraken. De Almachtige, kan
men zeggen, heeft hem voor dit werk behou
den; toen dit werk voltooid was, nam God hem
tot zich.
Vorst Alexander Wolkonsky stierf geheel
onverwacht en plotseling. Den avond van 17
October bracht hij door in gezelschap van zijn
vriend pater Sipjagin en las hem zijn zooeven
voltooid artikel voor een weerlegging van
dat van professor Iljin, in het tijdschrift „Wo-
zrojdenie" gepubliceerd. Prof. Iljin schreef
over den actueelen toestand der orthodoxe
kerk in Rusland en in de emigratie zonder
volledige kennis van zijn onderwerp en in
zijn beoordeeling tegen de Kerk in het alge
meen en de Katholieke Kerk in het bijzon
der, alsook in de opneming der Russen hierin,
komt hij tot onwaarheden en beschuldigingen,
die een priester, als vorst Alexander, die zich
den dienst der waarheid als levensdoel had
gesteld, niet onweersproken langs zich heen
kon laten gaan.
Toen de vorst van pater Sipja wegging, be
gaf hij zich te ruste; den anderen morgen
vond men hem dood.
Moge deze trouwe onbaatzuchtige dienaar
Gods thans de Godsschouwing genieten voor
zijn vroom en voorbeeldig leven; en moge
het door hem gezaaide zaad op goeden bodem
vallen tot heil der zielen en zijn zoo dierbaar
geteisterd vaderland.
J. W. DE GRUYTER O.P.
Naar aanleiding van een bericht uit Genève
in ons avondblad 26 dezer, dat slechts enkele
regeeringen, waaronder Nederland niet vermeld
wordt, zouden geantwoord hebben op een vraag
van de ontwapeningsconferentie om vóór 15
October tabellen in te zenden omtrent de uit
gaven voor de landsverdediging, vernemen wij,
dat de Nederlandsche Regeering op 5 September
aan den voorzitter van de Ontwapeningsconfe
rentie heeft bericht, dat zij volkomen bereid
is de gevraagde gegevens over te leggen, doch
dat de toezending hiervan niet zou kunnen
plaats hebben vóór of op den gevraagden datum
van 15 October, aangezien de gegevens voor
de overzeesche gewesten eerst in November
beschikbaar kunnen zijn.
Onze parlementaire redacteur schrijft:
Bij wijzigingswetten verkreeg de Regeering
eenige jaren geleden de instemming der Kamer
om de zee-scheepvaart te steunen. Deze steun
had plaats via de departementen van Financiën
en Econ. Zaken. Op hoofdstuk VII B werd vijf
ton aangevraagd voor den steun over het loo-
pende gedeelte van 1932.
Uit de stukken van hetzelfde hoofdstuk over
1935 blijkt, dat de aan de „Benas", d.i. de steun-
maatschappij voor de Scheepvaart, over 1933
gedane voorschotten uit 's rijks schatkist ge
raamd worden reeds ruim 7% millioen gulden
te hebben beloopen. Welke post voor 1934 op
den kapitaaldienst zal staan, is nu niet te voor
spellen. Evenmin blijkt uit de zeer sobere
memorie van toelichting op hoofdstuk VIIB
(Financiën), hoe de rentedragende rijksvoor
schotten verdeeld zijn.
Intusschen heeft de Kon. Holl. Lloyd speciale
credieten verzocht voor de verbetering van haar
passagiers vloot. Men herinnert zich, dat de aan
deze maatschappij geboden steun in 't verle
den reeds op scherp verzet van een deel der
Kamer is gestuit. Er zijn weer stemmen in die
richting op gegaan in het V. V. op hoofdstuk X.
De nieuwe Minister van Econ. Zaken schijnt
niet ongenegen de gevraagde steunverleening te
overwegen, maar er wordt wel gevraagd, of e
huidige schepen niet kunnen worden verbouwd
en of de heele quaestie van de vrachtverdee-
ling niet onder oogen moet worden gezien.
Zeker is in elk geval, dat de aanvrage van
de K.H.L. momenteel nog voorwerp uitmaakt
van de verschillende daarbij betrokken departe
menten, dat nog geen beslissing genomen is en
dat deze ook niet zoo heel spoedig te wachten
schijnt.
Z. H. de Paus heèft naar „St. Jansklokken"
meldt, bij decreet van de H. Poenitentiarie dd.
9 Juli 1934 (A:A.S. 1934, pag. 561) een aflaat
van 3 jaren verleend aan alle geloovigen die
met 'n devoot en berouwvolhart 5 maal het
Onze Vader, Wees Gegroet en Eer aan den
Vader enz. met het schietgebed: „Heilige Moe
der, wil de wonden van den Gekruiste diep in
mijn hart drukken" zullen hebben gebeden ter
eere van de vijf H.H. Wonden, waaruit het
Goddelijk Bloed op het Kruis is gevloeid, en
een vollen aflaat, ééns in de maand te ver
dienen, indien die gebeden dagelijks gedu
rende een geheele maand worden herhaald.
Aan het Voorloopig Verslag der Tweede Ka
mer over de begrooting van Buitenlandsche
Zaken is het volgende ontleend
Eenige leden geven als hun meening te ken
nen, dat thans wel vaststaat, dat de Volken
bond als een mislukking is te beschouwen. Op
het gebied der ontwapening is niets bereikt
en ook van een eenigszins aannemelijke orde
ning op economisch gebied is geen sprake.
Deze leden achtten den tijd gekomen om ern
stig te overwegen of de deelneming van Neder
land aan dat werk wel moet worden voortgezet.
Vele andere leden zouden het zich ont
trekken aan de regelmatige internationale
samenwerking en van het internationale per
soonlijke contact, welke het lidmaatschap van
de Volkenbond met zich brengt, met ernst moe
ten ontraden. Juist in dezen tijd van spannin
gen op verschillend gebied achtten zij het be
staan van een centrum, als de Volkenbond
vormt, van groote beteekenis. Als in 1914 zulk
een centrum reeds had bestaan, ware wellicht
veel van hetgeen wij thans te betreuren heb
ben, achterwege gebleven.
Verscheidene leden verklaarden zich met de
door de Regeering genomen beslissing inzake
de toetreding van Rusland tot den Volkenbond
niet te kunnen vereenigen. Deze leden waren
van meening, dat de universaliteit van den
Volkenbond een belangrijke voorwaarde voor
het welslagen van zijn arbeid is en derhalve
met kracht moet worden nagestreeft. Het uit
eindelijke doel moet zijn, alle staten in den
Volkenbond te vereenigen. Dat doel is echter
onbereikbaar, als men de staten gaat keuren
naar hun binnenlandsche verhoudingen.
Vele andere leden daarentegen keurden het
optreden der Regeering in deze aangelegenheid
goed. Deze leden zagen in de toetreding van
Rusland tot den Volkenbond geen versterking
van dien Bond. Integendeel beschouwd zij het
lidmaatschap van dat land als een ontbindend
element.
Sommige leden gaven als hun oordeel te ken
nen, dat het belang der bevordering van den
vrede zeer kon worden gediend door opneming
van den Paus in den Volkenbond.
Andere leden wezen er op, dat ,de Vaticaan-
sche staat als lid van den Volkenbond zou kun
nen worden toegelaten, doch niet de Paus als
hoofd der R. K. Kerk.
Verscheidene leden stelden de vraag, of te
Genève wel met genoegzame kracht wordt ge
arbeid aan het sympathieke werk van de be
scherming der minderheden. Zij zouden het op
prijs stellen, indien de Regeering bij de be
voegde Volkenbondsinstantie op het betrachten
van een zoo groot mogelijke activiteit in dezen
zou willen aandringen.
Nederland en België.
Sommige leden verklaarden het zeer te be
treuren, dat de Nederlandsch-Belgische aange
legenheden, welke onderdeelen waren van het
bekende niet goedgekeurde verdrag thans blijk
baar geheel rusten. Middelerwijl geeft het ont
breken van behoorlijke regelingen telkens weer
aanleiding tot moeilijkheden, waarin dan van
zekere zijde de publieke opinie wordt veront
rust. Gewezen werd in dit verband op een in
felle bewoordingen gesteld artikel, onder, den
titel „yn chantage honteux" opgenomen in de
Revue de la Ligue maritime Beige", waarin
wordt medegedeeld, dat de Nederlandsche Re
geering in ruil voor haar medewerking met be
trekking tot den bouw van 'n 2de sluis bij Ter-
neüzen van België de verwijdering zou eischen
van den bekenden „bouchon de Lixhe". De leden
hier aan het woord, merkten op, dat van het
stellen van dezen tegeneisch in Nederland niets
bekend is. Zij zouden het op prijs stellen ten
deze door de Regeering nader te worden inge
licht. Aan deze vraag om inlichtingen voegden
zij echter aanstonds toe, dat die niet de strek
king heeft, den bedoelden tegeneisch, zoo die
mocht zijn of worden gesteld, bij voorbaat af
te keuren. Bij den onrustigen, onevenwichtigen
toestand in Europa aldus de hier bedoelde
leden is het wel zeer betreurenswaardig, dat
intusschen twee overigens bevriende kleine
buurstaten met zooveel gemeenschappelijke be
langen als België en Nederland jaar in jaar uit
verschillende kwesties blijven hangen, welke
telkens weer de gelegenheid bieden de weder-
zijdsche stemming in ongunstigen zin te
invloeden. Bij bepaalde internationale situa
kan daarvan groot onheil het gevolg zlJn'.
Sommige leden hadden van hetgeen J-e
Troonrede werd gezegd omtrent de ai.ce.s-
pblitiek eenigen weerslag in de toeici.ing op
dit begrootingshoofdstuk vcrwac|1 111 c'Ln verm
van een plan tot reorganise en betere
outillage van den consulaire" r len" U waren
van meening, dat maatrege en an ies
kina niet achterwege mogen bllJven' Zoodia
King met achterwege beteekenis
er in het buitenland °v
te onderhandelen valt aldus de leden ,hier
e onderhand r(jt daarvoor van departe-
aan het woordI - ^ruik kt Daarui
mentsambtenaren s
bliikt wel dat ook de Regeering er van over
tuigd is, dat er aan den consulairen dienst iets
hapert.
jjuitsche spoorwegen en Rijnvaart.
Eenige leden'vestigden er de aandacht op
dat de Duitsche spoorwegpolitiek er op gericht
is, dat zooveel mogelijk goederen naar de Duit-
sche havenplaatsen worden gedirigeerd. Naar de
meening dezer leden wordt op die wijze aan
onze Rijnschippers een moordende concurren
tie aangedaan. Zij vroegen, of de Regeering
bereid is stappen te doen, welke daaraan een
eind kunnen maken.
Van andere zijde werd opgemerkt, dat de
Nederlandsche Regeering uiteraard geen enkele
bevoegdheid bezit met betrekking tot de tarie
ven der Duitsche spoorwegen. Wel kan zij na
tuurlijk naleving van de bepalingen der Rijn
vaartakte eischen, vol ns welke de vaart op
den Rijn vrij is.
Het goudblok.
Ook afgezien van het vraagstuk van den
gouden standaard, dat niet tot de. onderwerpen
behoort, welke bij dit begrootingshoofdstuk in
behandeling komen, verklaarden verscheidene
leden met instemmingkennis té hebben geno
men van Nederland's aansluiting bij het zg.
goudblok. Naar zij meenden, kan dat blok zeer
nuttig werkzaam zijn in het belang van het
herstel van den internationalen goederenruil.
Andere leden, die er op wezen, dat de kracht
van ons land steeds in een politiek van zelf
standigheid heeft gelegen, verwachtten- van een
économische aansluiting van Nederland met de
andere landen van het goudblok eer moeilijk
heden dan voordeel.
De gevolgen van de cycloon, die boven
Griekenland woedde: in 't dorp Astakos
werden heele gevels van de huizen
gescheurd.
Nederland wonen en zich voor een kortstondig
verblijf naar Duitschland hadden begeven, in
dat land zijn gearresteerd en zeer langdurig van
hun vrijheid beroofd wegens feiten, welke in
Nederland plaats grepen en waarin de Duit
sche overheid vergrijpen van politieken aard
zag. De leden, hier aan het woord, dachten
in het bijzonder aan het bekende geval-Span-
sier. Een optreden, als hier bedoeld, achtten zij,,
niet alleen voor de betrokkenen persoonlijk,
doch ook uit een algemeen oogpunt bezien,
zeer ernstig, temeer, omdat na arrestaties, als
waarvan hier sprake is, de verdere rechtsgang
wel eenigszins schijnt af te wijken van het
geen in dit opzicht, althans hier te lande, als
normaal wordt beschouwd. De hierbedoelde
leden verkeerden onder den indruk, dat in ge
vallen als deze door de regeering niet steeds
krachtig genoeg ter bescherming van de Neder
landsche onderdanen wordt opgetreden. Gaarne
zouden zij vernemen, welke stappen de regee
ring in dit opzicht gedaan heeft of zich nog
voorstelt te némen, in het algemeen en in het
geval-Spansier in het bijzonder.
Sommige andere leden waren van oordeel, dat
de regeering welke haar houding ook in an
dere gevallen geweest moge zijn, waarvan hun
niets bekend was in de zaak-Spansier al
datgene heeft gedaan wat mogelijk was.'
Hoe het met tie plannen staat.
Zooals men weet is een onderneming bezig
te bewerken, dat langs de wegen in Nederland
op groote schaal telefooneellen, kunnen wqg^en
geplaatst, die dan van reclame zullen worden
Voorziên
„Heemschut" vreest daarvan ontsiering en het
orgaan van den bond deelt, thans over zijn be
moeiingen het volgende mede:
„De telefooncellen, tevens hulppost en re
clamezuil langs de wegen, hebben nog steeds
belangstelling! Heemschut adresseerde destijds
aan het betrokken Ministerie en aan alle Pro
vinciale besturen. Antwoorden op dergelijke
adressen plegen traag binnen te komen, hetgeen
voor de hand ligt omdat een brief van een be
stuurscollege een beslissing van hooger hand
is. Tot thans is bericht van de Provincie Over
ijssel, dat daar de cellen wel kunnen komen
mits 'de reclame die erop komt is goedgekeurd,
van de Provincie Noord Holland, dat op het ver
zoek tot plaatsing afwijzend is beschikt, dus
dat ze er in het geheel niet komen, van de
Provincie Noord Brabant dat ze daar alleen
kunnen komen mits de plaats en de reclame is
goedgekeurd, van de Provincie Utrecht, dat men
afwijzend beschikt heeft. Verder werd ver
nomen dat de gemeente Leeuwarden afwijzend
beschikt heeft, uit welk bericht blijkt, dat ook
de gemeentebesturen in deze zaak een stem
hebben."
liet geval-Spansier.
Verscheidene leden herinnerden er aan, dat
het is voorgekomen, dat Nederlanders, die in
Zooals reeds eerder werd bericht, heeft dc
A. N. W. B. Toeristenbond voor Nederland, ten
einde het wandeltoerisme te bevorderen, in
overleg met de Commissie voor het Wandel
toerisme en met de landgoedeigenaren, een z.g.
„Wandelbewijs" ingesteld, zijnde een passe
partout bewijs van toegang tot verschillende
voor het publiek opengestelde landgoederen.
Met de betrokken grondeigenaren is een over
eenkomst gesloten waarbij dezen den A. N. W.
B. machtigen tot het afgeven van die wandel-
bewijzen als bewijs van toegang op bepaalde
voorwaarden.
Dank zij dezen maatregel, die eenheid brengt
in de toegangsregeling tot de verschillende land
goederen, zal de bonafide wandelaar, die in een
bepaalde streek van het natuurschoon wil ge
nieten, zich niet langer behoeven te voorzien
van een groot aantal bewijzen van toegang,
maar zal hij kunnen volstaan met één enkel
A. N. W. B.-wandelbewijs.
Thans kan worden medegedeeld, dat op 1
Januari 1935 het wandelbewijs vnor leden van
den A. N. W. B. verkrijgbaar zal zijn. Aanvra
gen kunnen worden ingediend bij den directeur
van het Toerisme A. N. W. B., Keizersgracht
588—590, Amsterdam, met opgave van naam,
bondsnummer en adres.
Daar voor alle aanvragers eerst toestemming
aan de landgoedeigenaren wordt gevraagd, zal
de afgifte niet eerder dan twee maanden na de
aanvrage kunnen geschieden. Het wandelbewijs
kan ook op naam van twee meerderjarige leden
van hetzelfde gezin gesteld worden; minderja
rige leden van het gezin mogen mits onder
verantwoordelijk geleide van één der houders
tevens op de landgoederen wandelen.
De Tweede Kamer is bijeengeroepen tegeu
Dinsdag 6 November te een uur.
Bij de regeling van werkzaamheden zal tie
voorzitter voorstellen om, indien het eindver
slag betreffende hoofdstuk I der Rijksbegro
ting voor 1935 is uitgebracht, in deze verga
dering een aanvang te maken met de alge
meene beraadslagingen over de Rijksbegroting.