■s
Sr u 1
s
NAAR EEUWEN, DIE VOORBIJ ZIJN.
- w
„WITTE ZEGEN" VOOR HONGARIJE
-JIJ*
1
y.-
ft
VOLKSTUINTJES
UIT DE BLOEDDAGEN
VAN OVIEDO.
DE SNEEUW EEN WELKOME GASK
VRIJDAG 25 JANUARI 1935
IN HET LAND VAN SINT
FRANCISCUS.
Als een oud, middeleeuwsch berg-
nest ligt Assisi boven het dal.
'felif''*
m* Mfi m»
Bestrijding der werkloosheid en
kolonisatie.
MAAR ER IS TE WEINIG
BELANGSTELLING.
Marteldood van acht Broeders der
Christelijke scholen.
POLITIEKE SURPRISES.
De demissie van Imrédy een voor
teeken van Goemboesval
(Van onzen correspondent.)
BOEDAPEST, 19 Januari 1935.
DESKUNDIGEN-BESPREKINGEN TE j
BAZEL.
MILLIOEN FRANCS IN DE GEVAN- j
GENIS GETROKKEN.
GEVAL-KIROFF NOG NIET
AFGEHANDELD.
VERKEERS-ONGELUK TENGEVOLGE
VAN ALCOHOL-GEBRUIK.
Als een oud, middeleeuwsch bergnest ligt
Assisi boven het dal. Hoog tegen de helling der
Apenijnen die oprijzen boven de vlakte van
Umbrië sterk en veilig beschermd achter torens
en wallen.
Het is een winterdag in December, maar de
zon schijnt in 'n hoogen, blauwen hemel en de
lucht is zacht als in het voorjaar. Vanaf het be
neden gelegen station zigzagt een weg naar het
stadje omhoog.
Tuinen van wijn en olijven klimmen aan
weerskanten op tot onder de muren van de
eerste huizenrij. Het plukken van de olijfjes is
in vollen gang, manden vol staan onder de
boomen in het gras en ijverig wordt er geschud
en geplukt.
Een* boerin gaat voorbij, haar last in een
saamgeknoopten doek op het hoofd en een
span witte ossen verdwijnt met hun voerman
in het donker van de zware, met kanteelen
bezette poort, die toegang geeft tot de stad.
Assisi is een geliefd punt dat in voor en na
jaar veel wordt bezocht door toeristen, die van
het Noorden naar Rome reizen en een kleinen
omweg door Umbrië maken. De geschiedenis er
van gaat ver terug. Het Romeinsche Asisium
(Ascesi) werd eerst onderworpen door de na
burige Etrusken die er de sporen van hun
heerschappij achterlieten. Daarna viel het in
handen der Romeinen, uit wier tijd een tempel
van Minerva, resten van 'n oud amphi-theater
en andere bouwwerken dateeren. In de Middel
eeuwen gaf het zich over aan Attila en aan
Karei den Groote, later werd het een onafhan
kelijke stad van beteekenis. In burgeroorlo
gen speelde het een rol, langdurige twisten met
Perugia waar Franciscus een jaar in gevangen
schap doorbracht. Tenslotte maakte het deel
uit van den Kerkelij ken Staat om eindelijk in
1860 te worden gevoegd bij het Italiaansche
Rijk.
Op een stillen wintermorgen door de straten
van Assisi te loopen, is onverwachts terugkee-
ren in eeuwen, ie voorbij zijn gegaan, maar
die zoo sterk haar indruk hebben achtergelaten
in het leven van heden, dat dit laatste op den
achtergrond treedt om ieder oogenblik te wor
den vergeten.
Vol van middeleeuwsche herinneringen zijn
de nauwe, steile straatjes, waar tusschen de
onregelmatig gebouwde huizen zich verrassen
de vergezichten openen over het beneden lig
gende dal. Huizen opgetrokken met ruwe, uit
de bergen gehakte steenblokken. Sommige nog
volgens de oude constructie met twee deuren,
waarvan de grootste, die aan de straat is ge
legen, toegang geeft tot den stal of bergruimten.
De kleinste daarentegen is een meter of hooger
boven de straat aangebracht, door middel van
een houten trap, die 's nachts werd ingetrok
ken, kwam men op de eerste verdieping.
Maar bovenal is Assisi de stad van Sinit Fran
ciscus. Alles spreekt er van hem en van de
eerste geschiedenis der Orde. De ,,bloemekens
van Sint Franciscus" bloeien nog binnen de
muren en rondom in het Umbrische land.
Achter de piazza del Comtme ligt het ouder
lijk huis van Franciskus. Daarboven is een
kerk gebouwd, de Chiesa Nuova. Wie naar bin
nen gaat, ziet naast den ingang een bordje,
waarop geschreven staat dat bezoekers op de
bel in de sacristie moeten drukken. Dan komt
een broeder om den weg te wijzen.
Hoe oratorium fuit bovis et asici stabulum
In quo natus est Franciscus mundi speculum.
Franciscus, de zoon van een rijken koopman
Pietro dl Bernardone en Madonna Pica. werd
geboren in den stal, achter die nu 'half verteerde
houten deur met het latijnsche opschrift. Er
is een kapelletje van gemaakt. Een andere deur
opent de kamer van Franciscus, waar hij in
een droom Christus aanschouwde, die hem een
groot paleis toonde, versierd met vlaggen en
trofeeën.
Een onbehaaglijk uitziende spelonk onder de
oorspronkelijke trap, is de plaats waar hij door
zijn vader drie dagen voor straf werd opgeslo
ten, toen hij stoffen uit den winkel had verkocht
om met het geld de kerk van San Damiano te
kunnen restaureeren. Straf, die nergens anders
toe diende dan om hem te versterken in zijn
drang de eenmaal gehoorde roepstem te volgen.
Franciscus gaat naar Rome en ruilt zijn
kleederen voor die van, een bedelaarhij
zwerft rond in de velden en bosschen buiten,
bidt in de kleine verwaarloosde kerken en
kapellen van Rivo Porto en de Ponziunoola en
komt dan terug in de stad, waar hij gekend
is als de rijke, schitterende zoon van Bernar-
dona, nü de Arme, il Poverello, die Vrouwe
Armoede tot bruid heeft. De vrome Madonna
Pica zal toen wel de eenige zijn geweest, die
hem heeft begrepen, met die onfeilbare intuïtie
van wie liefheeft
Buiten de Chiesa Nuova staat een rijtuigje
te wachten De koetsier heeft waarschijnlijk
een forestiere" naar binnen zien gaan en is
vast besloten aan dien vreemdeling vandaag
wat te verdienen. Het gaat nu langs de oude
muren waarvan de enorme resten nog overeind
staan, voorbij de Rocca Maggiore, een van de
oudste feodale kasteelen in Umbrië, dat vanaf
de hoogte de stad domineert. Het paard neemt
elke steilte en klimt als een berggeit, bij het
dalen helpt de koetsier mee, hij draait uit alle
macht aan de remmen en het is een geratel en
geschuur over de hobbelige keien of de heele
straat mee naar beneden komt. Door de Via
San Francesco met oude paleizen uit de 12e en
13e eeuw langs de Font Marcella, die alsfontein
nog steeds dienst doet, naar de Basilica Cat-
tedrale di San Rufino. Onder hert; hoofdaltaar
ligt de martelaar Rufinus begraven; rechts van
den ingang staat het doopvont waarin Sint
Franciscus en Sinte Klara gedoopt zijn. In alle
kerken zijn zulke herinneringen. In de San
Niccolo sloeg hij het evangelie open en las den
eersten regel van de Orde, iets verder ligt de
kleine Santa Maria Maggiore, waar hij in bij
zijn van den bisschop zijn kleederen afwierp
en aan zijn vader teruggaf. Anderhalf uur ver
in de bergen boven Assisi, staat het Francis
caner kloostertje van de Carceri, arm als de
kale grijze steen waarop het gebouwd is.
Franciscus sliep er op den naakten grond, in
een natuurlijke holte tusschen de rotsen. In
de nabijheid loopt een diepe greppel die op
zijn bevel is uitgedroogd, daar hij werd ge
hinderd door het geluid van het voorbij stroo-
mende water. De zeldzame keeren, dat er weer
water in is, duiden op een slecht voorteeken.
zoo zegt men Al het geschapene had hij lief
als komende uit God's hand en onze broeders
de vogels, die voor hem waren neergestreken
op een van de ^ikeboomen die hier groeien,
zegende hij. Om zijn liefde is Franciscus de
groote dierenvriend bij uitnemendheid. Een
wilde wolf die de omstreken van het dorpje
Gubbio onveilig maakte, temde hij met een
zacht handgebaar, duifjes kocht hij vrij van
een jongen die voorbij ging en in het klooster
van de Porziuncola was er een lammetje dat
hem overal volgde en mede de H. diensten bij
woonde.
Aan den naam van Franciscus is een andere
verbonden, die van Clara Sciffi, Santa Chiara.
Zooals Franciscus de stichter is van de Orde
der Minderbroeders, is zij het hoofd van de
Clarissen. Op een nacht heeft zij het huis van
haar ouders verlaten om naar de Porziuncola
te gaan. Vandaar bracht Franciscus haar naar
San Damiano, waar zij met haar eerste mede
zusters onder wie haar eigen zusje Sint Agnes,
twee en veertig jaar heeft geleefd, tot aan
haar dood op 11 Augustus 1253.
Het is zélf een reliekschrijn, dit kloostertje,
waar zoovele relieken worden bewaard. De
slaapzaal waar S, Klara stierf, het refectorium,
het koor, het tuintje waar zij, die altijd zwak
en lijdend was, haar bloemen verzorgde. Zijn
zonnelied heeft Franciscus daar gedicht.
De Clarissen wonen nu naast de basiliek
van S. Klara, waarheen haar graf is overge
bracht. Deze kerk is een z.g. monumento di
Stato, d.w.z. dat zij onder Staatstoezicht staat.
De bezoekuren zijn officieel geregeld en voor
het onderhoud wordt gezorgd, in de beneden-
kapel zijn korten tijd geleden eenige noodza
kelijke veranderingen aangebracht.
Vanaf het plein naast de kerk is een van
de mooiste vergezichten te zien. Zon en scha
duw vallen over het dal en in de groote stilte
van den middag klingen van vér weg geluiden
naar boven op. Links ligt Rivo Porto en in
het blauw van den horizon, de koepel van S.
Maria degli Angeli.
In Rivo Porto begint de geschiedenis van
de Orde „Hic primordia Fratrum Minorum"
staat er te lezen boven de plaats waar in 1209
Franciscus zich terugtrok met Bernardo da
Quintavolle en Pietro Catani
S. Maria degli Angeli is de basiliek die ge
bouwd is om het kleine kapelletje van de
Porziuncola Dat stond vroeger eenzaam in de
bosschen, door niemand bezocht dan door een
"toevalligen voorbijganger, die een oogenblik
naar binnen trad om een Ave Maria te zeg
gen. Zoo was het tot Sint Franciscus er kwam
met zijn broeders en het klooster ontstond.
Nu stroomt ieder jaar een groot aantal be
zoekers naar de Porziuncola en loopen vreem
delingen uit alle landen langs het rozenhofje
met rozen zonder doornen, naar de Capella del
Transito waar Sint Franciscus stierf.
Na zijn dood werd door fra .Elia begonnen
met den bouw van de Basilica di San Fran
cesco.
Fresco'svan Giotto en Cimabue, werken van
Lorenzetti en Dono Doni bedekken de wanden
der twee boven elkaar liggende kerken. De
basiliek bestaat uit drie afdeelingen, de crypte,
de benedenkerk en de bovenkerk waar men
van binnen uit langs een trap of buitenom door
een gewonen ingang binnentreedt. Deze con
structie is mogelijk, doordat de kerk tegen de
berghelling is opgebouwd. Het graf van St.
Franciscus dat door fra Elia geheim was ge
houden werd in 1868 terug gevonden in de
crypte onder het hoofdaltaar.
Een sarcofaag van steen, waar een zacht
goudgeel licht valt van altijdbrandende votief-
lampen. Franciscus tusschen zijn eerste vol
gelingen fra Rufino, fra Angelo, fra Masseo en
fra Leone in zijn stad Assisi waar nog de ze
gening over rust van zijn woorden; Benedicta
tu civitas a Domino
MR. M. I. BOREL.
jjBHfji
Xs» sv -.
2jSsjty:
De door de fra Elia na Franciscus' dood begonnen Basilica die San Francesco, met
link* het aangrenzende klooster
(Van onzen correspondent.)
Berlijn, 21 Januari 1935.
Wanneer men per trein een Duitsche stad
nadert, zal men deze omslingerd zien door
een gordel van tamelijk rommelige volks
tuintjes, elk met een getimmerte erin, dat
men desgewenscht een kompliment kan ma
ken door het een hutje te noemen. Deze on
ooglijke tuintjes hebben, spijts hun uiterlijk,
een aanzienlijke waarde. Zij vormen vaak 't
éénige geluk van den handwerkman of den
fabrieksarbeider, die er Zondags met vrouw
en kind henen tijgt om er in dat, wat hij voor
Gods vrije natuur aanziet, koffie te drinken,
bloemen te gieten en uit te rusten van de
zorgen des dagelij kschen levens en van de
misère der woonkazernes.
Brüning is tijdens zijn kanseliersehap op
do goede gedachte gekomen deze tuintjes ais
het ware te activeeren en ze in dienst van
de bestrijding der werkloosheid te stellen.
Dat is te zeggen niet zoo zeer van de werk
loosheid zelf dan van haar demoraliseerende
gevolgen.
Brüning stond op het standpunt en de
halve bevolking was het ten deze met hern
eens dat de slagen van den geesel der
werkloosheid nog veel zwaarder aankwamen
op de ongelukkigen, die in woonkazernes als
haringen bijeengepakt zaten dan op anderen,
die buiten woonden. Dat gold in het bijzonder
ook van de kinderen. Daarom was het aller
eerste streven de werkloozen de steden uit te
lokken en ze permanent, of ten minste des
zomers, in hun volkstuintjes woning te doen
nemen. Poiitioneele voorschriften, ontsproten
aan overspannen, hygiënische eischen, wer
den schaakmat gezet en men ging zelfs tot
de openlijke huldiging van een stelling over,
die luttel tijds te voren nog als een sociale
ketterij gegolden hadde en volgens welke het
voor een arbeidlooze beter is buiten, in een
eierkist te wonen, dan in een woonkazerne
met stroomend, warm en koud water. In deze
lijn lag ook de krachtige aanmoediging aan
de jeugd des zomers buiten in tenten te bi-
vakkeeren en zooveel mogelijk te zwemmen
en andere openluchtsport te bedrijven,
dat de werklooze in zijn tuintje eën geit zou
Wijders wilde men het daarheen sturen,
houden en aardappelen of dergelijke nuttige
zaken teelen, in de hoop op die manier eenige
ontlasting te weeg te brengen in de enorme
uitgaven, welke onder het hoofdstuk „werk-
loozenondersteuning" op de begrooting parais-
seerden. Heel vaag schemerde over dit alles
de hoop heen de wooncondities in de tuintjes
langzamerhand te verbeteren en het geheel
een permanent karakter te geven met dien
verstande dat de stadsarbeider een tw«do et-
in zijn mandje zou krijgen en dat hij naast
zijn altijd precaire positie in de fabriek zijn
tuintje met deszelfs revenuen zou hebben.
Het Derde Rijk heeft deze plannen in zijn
idealen overgenomen, zij het dan in ietwat
gewijzigden vorm. Het heeft diverse aarze
lingen, welke door de eerste plannen heen-
staken, overwonnen en los gemaakt van de
kwestie der werkloosheid Het vervolgt ze
niet meer als iets accidenteels maar als iels,
dat waarde op zich zelf heeft. Want de „Loc-
kerung" der groote steden staat op zijn pro
gram, onverschillig of er werkloosheid
heerscht of niet. Bovendien staat op zijn pro
gram de eisch, dat aan de nomadiseering van
de bevolking een einde kome en dat elk ge
zin recht heeft op een stukje van moeder
aarde, waarin het wortel kan schieten en
werkelijk een gezin vormen.
In 1931 werd met de uitvoering der plannen
een begin gemaakt. Daarbij bleek, dait de
volkstuintjes, door hun geringen omvang en
het conservatieve karakter hunner huurders,
zich niet bijster goed voor de bedoeling leen
den. Echter waren er aan de periferie der
stad altijd wel stukken braak liggende grond
voorhanden en deze begon men toen te ko-
loniseeren. Er werden kleine vereenigingen
van werkloozen opgericht, die zulk een stuk
grond toegewezen kregen. De bodem, werd id
perceelen van 800 tot 1000 kwadraat meter
gesplitst en gemeenschappelijk moest aan den
bouw van huisjes, aan de verbetering van toe
gangswegen, enz. gewerkt worden. Was alles
klaar, dan werden de huisjes onder de gega
digden verloot. Zij kregen het geheel in vol
bezit of in erfpacht en het spreekt vanzelf,
dat rijk en gemeenten groote sommen moes
ten uitleggen om een en ander in orde te
brengen. De kolonie zelf bleef een organisch
geheel vormen en coöperatief werden stekken
van vruchtboomen, zaad enz. ingekocht en
datgene ter markt gebracht, wat niet voor
eigen gebruik noodig was. Het houden van
een of ander nuttig dier was verplichtend.
Enkelen slechts voelden wat voor een schaap
of een geit. De meesten beperkten zich tot
kippen of konijnen, maar dat is ook al wat.
Hoe paradijselijk de beschrijving van zulk
een kolonie ook moge klinker, zoo heeft de
idee ervan toch niet erg gepakt Het heeft
moeite gekost gegadigden voor deze kolonies
te vinden. Men stond er te vreemd tegenover.
En de rechte stadsman was wèl bereid het
zomers eens een korte wijl zonder gas of
electrisch licht te doen, maar om daar duur
zaam aan te verzaken leek hem toch wel een
te groot offer.
Maar hoe dat zij, In een stad als Berlijn
slaagde men er in het eerste campagnejaar
toch in 1800 gezinnen op deze wijze uit te
poten. Het jaar daarop echter nog maar 800
Dan 700 en men eindigde ten slotte met 400.
En daarmede is de zaak voorloopig doodge-
loopen, want het rijk wil geen verdere mid
delen voor deze soort kolonisatie meer ter
beschikking stellen. Want het is er meer en
meer toegekomen deze aangelegenheid geheel
los van de bestrijding der werkloosheid te
beschouwen. Deze wil het eerst op lossen om
dan tot de klein-kolonisatie in geheel gewij
zigden vorm over te gaan.
Alles bij elkaar genomen heeft men in Ber
lijn slechts 3.700 families op die manier naar
buiten gekregen. Dat lijkt niet veel, maar wijl
men het oog vooral op kroostrijke gezinnen
heeft laten vallen en deze families tezamen
9.000 kinderen bezitten, heeft men toch beslist
wel Iets bereikt.
a
De droevige gebeurtenissen van October 1934
te Oviedo in Spanje, liggen eenieder nog
versch in het geheugen. Ook de Congregatie
van de la Salie telt leden, die het slachtoffer
zijn geworden van dat vreeselijk bloedbad,
waarover men in alle kranten heeft kunnen
lezen Het is echter geen reden om bedroefd te
zijn In Spanje zeif is elk gezin blij een mar
telaar te tellen. En als het bloed der marte
laren het zaad is voor nieuwe Christenen, zal
ook de marteldood van die acht Broeders een
zegen zijn voor het werk van hun overblijvende
confraters,, speciaal in Spanje zelf.
Vanaf het uitbreken der Octobergruwelen in
het afgeloopen jaar, bleef Br. Provinciaal in een
pijnlijke onzekerheid omtrent het lot van zijn
broeders in Asturië. De heele mijnstreek was
in handen der rebellen. Niet zonder eenige
moeilijkheid kon hij 20 October in Mieres ko
men (Dit plaatsje ligt in de nabijheid van
Oviedo). Daar vernam hij met zekerheid den
dood van zijn acht broeders uit Turon. De na
men der broeders zullen weinigen interesseeren;
Br. Directeur was 46 jaar oud, de jongste broe
der telde 22 jaar. Over de gevangenneming en
marteldood van die acht broeders hebben we
het getuigenis van den pastoor en den kapelaan
van Turon, die beiden in het volkshuis waren
opgesloten.
Het was 5 October, eerste Vrijdag der maand.
Om 6 uur 's morgens kwam iemand den broe
ders meedeelen dat er vde geestelijken evenals
de directeur van den mijnbond van Turon
én verschillende vertegenwoordigers van het
gezag gearresteerd waren. De broeders woon
den in hun kapel de H. Mis bij, die opgedra
gen werd door 'n Pater Passionist, 's avonds te
voren gekomen om de wekelijksche biecht der
broeders te hooren. Toen de priester aan de
offerande was, klonk het wilde geschreeuw
van de rebellen in de straat. Ze probeerden
de ijzeren tuinpoort stuk te rammelen.
De toestand werd ernstig. De celebrant on
derbrak het H. Misoffer en reikte de H. Hosties
uit, die nog in de ciborie waren. De broeders
trokken zich terug in hun cel en wachtten af. De
opstandelingen drongen den tuin binnen gn
schoten met hun revolvers in de lucht om den
vreedzamen bewoners schrik aan te jagen. Een
broeder liet zich zien. Met hun revolvers drei
gend eischten ze onmiddellijk alle wapens op.
die, volgens hun zeggen, de fascisten van het
„katholiek Jeugdver bond", in het college ver
borgen hadden.
„Wij hebben geen wapens" zegt de broeder,
nieuwe dreigementen, gevolgd door een huis
onderzoek. Onder de oogen der broeders wor-
r en alle meubels tegen den grond gesmeten.
Opeens weerklinkt een wilde juichkreet: ze heb
ben de ledenlijst gevonden van het „Katholiek
„Jeugdverbond", die zijn vergaderingen in het
college der broeders hield.
Hét onderzoek wordt voortgezet; "ergeefsche
moeite. Naar de kelders! Bittere teleurstelling;
niet één wapen was er. Maar toch zullen ze niet
zonder resultaat aftrekken. De pater Passionist
en de acht broeders worden gevangen genomen
en iD net „Volkshuis" opgesloten. Den volgen
den morgen, 6 October, worden de eerw. heer
Pastoor, Kapelaan en nog drie andere priesters
benevens de technische leider der mijn van
Turon R. del Riego en nog verschillende inge
nieurs bij hen opgesloten. Verbinding met de
buitenwereld was totaal onmogelijk. De be
wakers mochten tegen betaling het gevraagde
eten brengen. R. del Riego betaalde het maal
van den pater Passionist en de 8 broeders.
7 October, 's avonds, komen twee leden van
het revolutionnair comité de gevangenen op
zoeken. Ze zeggen, dat de zege aan de rebellen
zal zijn en dat hun dus nog weinig hoop over
blijft. Een van de leden vraagt naar hun be
roep.
Hij dankt, vreemd genoeg, br. Augusto, die
eens zijn leermeester is geweest voor wat hij
voor hem gedaan heeft; zijn verstandelijke
ontwikkeling was hij hem voor een groot deel
verschuldigd. „Wie", zegt hij, „zou ooit gedacht
hebben dat het college „Nuestra Senora de Co-
vadonga" in dezen goeden tijd het tehuis voor
onze revolutionnairen zou worden!" Hij gaat
weg en belooft zijn bescherming. Die belofte
luidde geruststellend, maar het bericht dat
eenige mijningenieurs waren doodgeschoten,
nam alle geruststelling weg.
De broeders spraken hun biecht. Misschien de
laatste? Ze bidden, moedigen elkaar aan, en
houaen zich dapper: het werd hun langzamer
hand duidelijk: ze zouden den- marteldood ster
ven.
Oin 1 uur 's nachts werd de gevangenisdeur
opengesmeten. Allen sliepen, behalve de pastoor
eh br. Directeur. Twee rebellen, de revolver
dreigend in de hand, schreeuwen: „Daar hebben
we er al vast twee!" De anderen ontwr.kén. Alles
wat ze hebben, wordt opgeëischt. „Weten jullie
waar ja naar toe moet?" schreeuwt °r een.- We
zullen eens kijken wie jullie zal helpen!"
De eerw. heer pastoor vraagt het woord.
„Zouden wij priesters het priesterhabijt mogen
aantrekken? Zonder toog zouden we niet her
kend worden en dat is toch jullie bedoeling
niet" Maar geen sprake van. „We zijn hier in
een republiek", scheeuwt er een. De „heeren"
beraadslagen.
„Elf; met de twee hoofdcarabiniers: dertien;
deze laatsten moeten ln elk geval mee. Maar
dan zijn er twee te veel". „De twee pastoors
(sic.) dan maar naar voren". Deze krijgen en
kele vragen te beantwoorden en mogen dan
vertrekken. De anderen moeten mee. De pater
Passionist, 8 broeders en de twee hoofdcara
biniers worden weggeleid. De beide priesters
heffen nog zegenend hun hand op.
De droeve stoet trekt naar het kerkhof. De
doodgraver wordt geroepen. Volgens zijn ver
klaringen waren allen zeer gelaten in hun lot.
De leider beveelt den gevangenen voort te gaan
op het kerkhof. De doodgraver moet aan de
poort blijven wachten, totdat hij geroepen
wordt.
De elf staan nu naast een 20 meter lange
groeve, die van te voren gegraven was. Een
verschrikkelijke losbarsting volgt. Geweerscho
ten knallen gevolgd door revolverschoten. De
dappere soldaten van Christus vallen. Ze lig
gen schots en scheef door en over elkaar in
de groeve Een tiental minuten verloopt, alvo
rens de doodgraver geroepen wordt. W<at heeft
er zich i ode tijd afgespeeld? De daders vluch
ten, uit vrees herkend te worden door den
doodgraver. Als deze zich voor zijn droeve taak
geplaatst ziet, vergenoegt hij zich een handvol
aarde over de, laten we hopen, lijken :e strooien.
20 October, toen de regeeringstroepen in
Turon den toestand meester waren, kwamen
familieleden de plaats van hun dierbaren op
zoeken.
„Ik was bij de opgraving", verhaalt de eerw.
heer pastoor; „de lijken verkeerden al lang in
staat van ontbinding. Het was bijna onmogelijk
Reeds de eerste maand van het nieuwe jaar
is voor Hongarije rijk aan gebeurtenissen ge
weest niet alleen op politiek gebied maai ook
op meteorologisch gebied. Wij schrijven dil met
voor de grap neer, immers de weerberichten
zijn in een overwegend agrarisch land als
Hongarije minstens even belangrijk als de
jongste berichten van het parlement of van den
Volkenbond,
Hongarije heeft een „zwarte Kerstmis" gehad.
Geen vlokje sneeuw was er gevallen, een lief
lijke, zonruge warmte deed de knoppen van
bloemen en boomen zwellen, de week-end-
excursionnisten plukten groote bouquetten
frssobe viooltjes in de bosschen, de vruentboo-
men knopten alsof het lente was, og verschil
lende plaatsen geurden de vlierbloesems ai. De
zen streelde met haar stralen weiden en velden,
in welker voren de zaadkorrels reeds ontkiem
den.
Niets is hier gevaarlijker dan zulk een
„zwarte winter", waar de boer tevergeefs op het
witte sneeuwdek wacht, dat allien het zaad
kan beschermen. Daarom zocht de Hongaarsche
landsman in dezen lente-warmen winter, waar
in arme daklooze menschen den goeden God
gelooid en geprezen hebben, in ernstige be
zorgdheid den blauwen horizont af, om te zien
of hij soms niet een naderende sneeuwwolk kon
ontdekken.
Nu heeft het nieuwe jaar den zoo vurig ver
langden „witten zegen" gebracht. De vrucht
bare, breede en wijde Hongaarsche laagvlakte
ligt thans zooals men hier zegt onder de
beddeken van den lieven uod en koude win
den jagen sneeuwwolk na sneeuwwolk op.
Gelijk een Siberisch landschap strekt zich
deze witte wereld uit, vlak en verblindend, een
eindelooze vlakte zonder boomen, met hier en
daar kleine nederzettingen, nietige besneeuwde
boerenhutten.
Logge, plompe boerensleden, getrokken door
zwarte Hongaarsche paarden, glijden van de
eene plaats naar de andere. De koetsier zit' met
zijn lange puntige pelsmuts op den bok, tot aan
de ooren ngepakt, met rtoode wangen van de
kou maar met van blijdschap stralende oogen,
daar nu eindelijk de sneeuw er is, die den oogst
'zal redden.
Ook hier, in de hoofdstad, is de sneeuw een
lang verwachte, welkome gast, een goddelijke
gave voor vele honderden, voor vele duizenden.
In lange eindelooze scharen staan de werk
loozen voor het stedelijke „sneeuwbureau" en
wachten op wat voor hem het hoogste aardsche
geluk is: een schop en een bezem, om urenlang
in verscheurde lompen en kapotte schoenen,
door honger en koude gepijnigd, te mogen wer
ken en aidus dagelijks twee a drie pengoe's
een gulden ongeveer, te verdienen.
Een halven dag lang staan ze daar, voor deze
bureaux, geduldigwachtend totdat zij aan de
beurt komen. Werklooze handwerkslieden en
landarbeiders, die de honger uit het rustige,
met sneeuw bedekte, schoone landschap naar
de grootstad gedreven heeft en onder hen ge
heel mislukte levens, jonge artsen, ingenieurs,
vroegere uit de successiestaten verdreven
staatsambtenaren, die zich in dezen schrikba-
renden tijd ook niet het allergeringste inkomen
verzekeren kunnen.
Voor allen, arme sneeuwscheppers, land
bouwers en grondbezitters, beteekent de sneeuw
feitelijk een geweldige sensatie, een evenement,
veel grooter dan alle bmneniandsche en buiten-
landsche politieke gebeurtenissen, hoewel, zooals
wij in den aanvang van dezen brief reeds ge
zegd hebben, het nieuwe jaar ook in dit opzicht
voor Hongarije eenige verrassingen gebracht
heeft, vooral op het gebied der binnenlandsche
politiek.
Bij een vorige gelegenheid hebben wij uit
drukkelijk erop gewezen, dat men in het Hon
gaarsche politieke leven voor groote verande
ringen staat. De regeering-Goemboes ziet zich
geplaatst tegenover een dagelijks sterker wor
dende. oppositie en de reeds naderende verkie
zingen zullen zeker eenige surprises brengen.
In verschillende kringen wordt reeds in ernst
beweerd, dat de ontslagaanvrage van den mi
nister-president en van het geheele kabinet
reeds op het bureau van den rijksbestuurder
ligt, maar om verschillende redenen van bin-
neniandschen en buitenlandschen politieken
aard zou de regeeringswisseling tot aan het
voorjaar worden aangehouden. Of dit vermoe
den juist is, lijkt ons weliswaar twijfelachtig,
maar zeker is in ieder geval, dat de positie van
de regeering in het algemeen als geschokt be
schouwd wordt.
Wat wij reeds weken geleden geschreven
hebben, is reeds gedeeltelijk uitgekomen.
Reeds zijn wijzigingen in het kabinet door
gevoerd, welke hier groot opzien gebaard
hebben.
De sedert reeds lang zieke en oude president
van de Nationale Bank, Alexander Popovics,
is afgetreden en als zijn opvolger is de mi
nister van financiën, Imrédy, door den rijks
bestuurder benoemd. Imrédy is dus uit het
kabinet getreden, maar in zijn plaats wordt
voorloopig geen nieuwe minister van finan
ciën benoemd.
Dat deze voor Hongarije uiterst belangrijke
post tijdelijk aan den op dit gebied minder
deskundigen minister van handel, Fabiuiy,
werd toevertrouwd, veroorzaakte de demissie
van een tweeden voornamen staatsman, den
minister van landbouw, Nikolas Kéllay. Wat
heeft dit alles nu te beteekenen?
Het lijkt op het eerste gezicht onbegrijpelijk,
waarom de minister van financiën, imrédy,
een goede vriend van Goemboea, een die Dij
den rijksbestuurder volop in de gunst staal is
afgetreden. Een uitstekend deskundige, net
zeer goede internationale betrekkingen, een op
financieel gebied erkend persoon, wiens ver-
dienste het is, dat do binnenlandsche waarde
ze nog to identlficeeren. Sommigen schenen
door slagen gedood. Bij anderen was het hoofd
van de romp gescheiden.
Volgens een plaatselijk blad zouden verschil
lenden levend begraven zijn.
Moge het bloed van die martelaren het geluk
en den vrede terugbrengen in hun dierbaar
vaderland en moge het kracht schenken aan
hun nog levende medebroeders en aan al die
genen, die hier op aarde voor Christus" zaak lij
den en strijden.
Br. A.
van den pengoe trots ongehoorde moeilijk
heden tenvolle gehandhaafd kon worden. Een
man, dien men moeilijk missen kan 1 Ëen
bewijs hiervan is wel, dat men tot dusver
geen geschikten opvolger voor hem kon vin
den. Waarom is hij dan afgetreden
Er zijn er, die zeggen, dat dit weer de oude
tactiek van minister-president Goemboes is
die zijn dictatoriale macht tot alle Gebieden
wil uitbreiden. Tot dusver was echter de Na
tionale Bank tamelijk zelfstandig en voipae
zij haar eigen financieele politiek. De ervaren
oude en uitermate energieke president Popo
vics was niet gemakkelijk te beïnvloeden
hij was dus een lastige persoonlijkheid ynor
de tegenwoordige regeering die alleen onder
danige dienaren en knechten om zich neen
wil zien. Imrédy zou daarom zijn aangewe
zen, om de Nationale Bank in de directe wer
kingssfeer van Goemboes te trekken.
Anderen beweren daarentegen, dat imrédy's
uittreden uit het kabinet beteekent; „De ratten
verlaten het zinkende schipHij zou
handig en vlug de hem door de pensionnee-
ring van den zieken Popovics geboden gele
genheid benut hebben, om zich een goedt en
veilige positie te verzekeren, daar hij reeds
geen groote toekomst meer in zijn ministerie
en de tegenwoordige regeering zag.
Hoe het ook zjj) imrédy's uittreden vormt
ongetwijfeld een hiaat in de regeerirg, wier
grootste verdiensten tot heden hoofdzakelijk
de verdiensten van den minister van financiën,
Emrédy, geweest zijn.
Geen wonder dus, dat thans de vreemdste
combinaties in politieke kringen de ronde
doen.
Hoewel de minister-president op de gebrui
kelijke theatrale wijze reeds verklaard heeft,
dat zijn regeering eerst thans na de recon
structie een werkelijk grootsch werk wil aan
vangen, ontvangt de openbare meenir.g leze
belofte met een zeker wantrouwen. Zij be
schouwt de positie der regeering als wezenlijk
verzwakt en wacht thans op nieuwe ontwik
kelingen.
De eerstvolgende tijd zal reeds bewijzen of
deze binnenlandsche politieke sensaties in
derdaad slechts een regeeringsrecontructie
geweest zijn, of als de eerste teekenen van
het uiteenvallen van een groote richting te
beschouwen zijn waardoor wellicht in Midden-
Europa nieuwe wegen geopend worden.
Voordat wij echter zekerheid hieromtrent
zullen krijgen, zal de sneeuw, die thans zoo
verblindend wit op onze huizen en weiden,
steden en velden glanst, zeker reeds lang ge
smolten zfjn
Regeling der financieele kwesties
inzake Saargebied.
BAZEL, 24 Januari (H.N.). Vandaag zijn op
het bureau der bank voor internationale beta
lingen de besprekingen tusschen de deskundi
gen over de regeling van de financiëele vraag-
stukken in verband met den terugkeer van het
"Saargebied naaï Duïtschland 'begonnènTTiTnet
geheel zijn een 40-tal deskundigen aanwezig.
Ook de kwestie der domaniale mijnen in het
Saargebied moet door de deskundigen geregeld
worden.
PARIJS, 24 Januari (R.O.) Een matroos, die
wegens een disciplinaire overtreding op het
oogenblik een gevangenisstraf van 14 dagen
uitzit, heeft op een lot in de Fransche staats
loterij een prijs van een millioen francs ge-
trokksn
De matroos had enkele dagen geleden nog
getracht, zijn lot van de hand te doen, om
zich wat contanten te verschaffen, doch was
hierin niet geslaagd.
MOSKOU, 24 Januari. (V.D.) Na de ver
oordeeling der 12 ambtenaren van het vo'ks-
commissariaat van binnenlandsche zaken is
het geval-Kiroff nog niet ten einde.
Uit officieele mededeelingen blijkt, dat tegen
14 personen, die te Moskou, Leningrad, Minsk
en Kiew verblijven, eveneens een onderzoek
is geopend, of zij betrokken zijn bij den moord
op Kiroff.
BERLIJN, 24 Januari. (D. N. B.) Uit het
onderzoek, door de politie ingesteld naar de
oorzaak van het ongeluk in de Gleisenaustraat,
waarbij een auto op een colonne van de Hitier-
jeugd is ingereden, is gebleken, dat de schuld
van het ongeval aan deri chauffeur te wijten is,
die, tengevolge van het gebruik van alcohol,
oververmoeid was.
De man is gearresteerd en zal zich voor den
snel-rechter hebben te verantwoorden.
De Porziuncola-kapel in de basiliek van
O. LVrouw der Engelen-