■s Sr u 1 s NAAR EEUWEN, DIE VOORBIJ ZIJN. - w „WITTE ZEGEN" VOOR HONGARIJE -JIJ* 1 y.- ft VOLKSTUINTJES UIT DE BLOEDDAGEN VAN OVIEDO. DE SNEEUW EEN WELKOME GASK VRIJDAG 25 JANUARI 1935 IN HET LAND VAN SINT FRANCISCUS. Als een oud, middeleeuwsch berg- nest ligt Assisi boven het dal. 'felif''* m* Mfi m» Bestrijding der werkloosheid en kolonisatie. MAAR ER IS TE WEINIG BELANGSTELLING. Marteldood van acht Broeders der Christelijke scholen. POLITIEKE SURPRISES. De demissie van Imrédy een voor teeken van Goemboesval (Van onzen correspondent.) BOEDAPEST, 19 Januari 1935. DESKUNDIGEN-BESPREKINGEN TE j BAZEL. MILLIOEN FRANCS IN DE GEVAN- j GENIS GETROKKEN. GEVAL-KIROFF NOG NIET AFGEHANDELD. VERKEERS-ONGELUK TENGEVOLGE VAN ALCOHOL-GEBRUIK. Als een oud, middeleeuwsch bergnest ligt Assisi boven het dal. Hoog tegen de helling der Apenijnen die oprijzen boven de vlakte van Umbrië sterk en veilig beschermd achter torens en wallen. Het is een winterdag in December, maar de zon schijnt in 'n hoogen, blauwen hemel en de lucht is zacht als in het voorjaar. Vanaf het be neden gelegen station zigzagt een weg naar het stadje omhoog. Tuinen van wijn en olijven klimmen aan weerskanten op tot onder de muren van de eerste huizenrij. Het plukken van de olijfjes is in vollen gang, manden vol staan onder de boomen in het gras en ijverig wordt er geschud en geplukt. Een* boerin gaat voorbij, haar last in een saamgeknoopten doek op het hoofd en een span witte ossen verdwijnt met hun voerman in het donker van de zware, met kanteelen bezette poort, die toegang geeft tot de stad. Assisi is een geliefd punt dat in voor en na jaar veel wordt bezocht door toeristen, die van het Noorden naar Rome reizen en een kleinen omweg door Umbrië maken. De geschiedenis er van gaat ver terug. Het Romeinsche Asisium (Ascesi) werd eerst onderworpen door de na burige Etrusken die er de sporen van hun heerschappij achterlieten. Daarna viel het in handen der Romeinen, uit wier tijd een tempel van Minerva, resten van 'n oud amphi-theater en andere bouwwerken dateeren. In de Middel eeuwen gaf het zich over aan Attila en aan Karei den Groote, later werd het een onafhan kelijke stad van beteekenis. In burgeroorlo gen speelde het een rol, langdurige twisten met Perugia waar Franciscus een jaar in gevangen schap doorbracht. Tenslotte maakte het deel uit van den Kerkelij ken Staat om eindelijk in 1860 te worden gevoegd bij het Italiaansche Rijk. Op een stillen wintermorgen door de straten van Assisi te loopen, is onverwachts terugkee- ren in eeuwen, ie voorbij zijn gegaan, maar die zoo sterk haar indruk hebben achtergelaten in het leven van heden, dat dit laatste op den achtergrond treedt om ieder oogenblik te wor den vergeten. Vol van middeleeuwsche herinneringen zijn de nauwe, steile straatjes, waar tusschen de onregelmatig gebouwde huizen zich verrassen de vergezichten openen over het beneden lig gende dal. Huizen opgetrokken met ruwe, uit de bergen gehakte steenblokken. Sommige nog volgens de oude constructie met twee deuren, waarvan de grootste, die aan de straat is ge legen, toegang geeft tot den stal of bergruimten. De kleinste daarentegen is een meter of hooger boven de straat aangebracht, door middel van een houten trap, die 's nachts werd ingetrok ken, kwam men op de eerste verdieping. Maar bovenal is Assisi de stad van Sinit Fran ciscus. Alles spreekt er van hem en van de eerste geschiedenis der Orde. De ,,bloemekens van Sint Franciscus" bloeien nog binnen de muren en rondom in het Umbrische land. Achter de piazza del Comtme ligt het ouder lijk huis van Franciskus. Daarboven is een kerk gebouwd, de Chiesa Nuova. Wie naar bin nen gaat, ziet naast den ingang een bordje, waarop geschreven staat dat bezoekers op de bel in de sacristie moeten drukken. Dan komt een broeder om den weg te wijzen. Hoe oratorium fuit bovis et asici stabulum In quo natus est Franciscus mundi speculum. Franciscus, de zoon van een rijken koopman Pietro dl Bernardone en Madonna Pica. werd geboren in den stal, achter die nu 'half verteerde houten deur met het latijnsche opschrift. Er is een kapelletje van gemaakt. Een andere deur opent de kamer van Franciscus, waar hij in een droom Christus aanschouwde, die hem een groot paleis toonde, versierd met vlaggen en trofeeën. Een onbehaaglijk uitziende spelonk onder de oorspronkelijke trap, is de plaats waar hij door zijn vader drie dagen voor straf werd opgeslo ten, toen hij stoffen uit den winkel had verkocht om met het geld de kerk van San Damiano te kunnen restaureeren. Straf, die nergens anders toe diende dan om hem te versterken in zijn drang de eenmaal gehoorde roepstem te volgen. Franciscus gaat naar Rome en ruilt zijn kleederen voor die van, een bedelaarhij zwerft rond in de velden en bosschen buiten, bidt in de kleine verwaarloosde kerken en kapellen van Rivo Porto en de Ponziunoola en komt dan terug in de stad, waar hij gekend is als de rijke, schitterende zoon van Bernar- dona, nü de Arme, il Poverello, die Vrouwe Armoede tot bruid heeft. De vrome Madonna Pica zal toen wel de eenige zijn geweest, die hem heeft begrepen, met die onfeilbare intuïtie van wie liefheeft Buiten de Chiesa Nuova staat een rijtuigje te wachten De koetsier heeft waarschijnlijk een forestiere" naar binnen zien gaan en is vast besloten aan dien vreemdeling vandaag wat te verdienen. Het gaat nu langs de oude muren waarvan de enorme resten nog overeind staan, voorbij de Rocca Maggiore, een van de oudste feodale kasteelen in Umbrië, dat vanaf de hoogte de stad domineert. Het paard neemt elke steilte en klimt als een berggeit, bij het dalen helpt de koetsier mee, hij draait uit alle macht aan de remmen en het is een geratel en geschuur over de hobbelige keien of de heele straat mee naar beneden komt. Door de Via San Francesco met oude paleizen uit de 12e en 13e eeuw langs de Font Marcella, die alsfontein nog steeds dienst doet, naar de Basilica Cat- tedrale di San Rufino. Onder hert; hoofdaltaar ligt de martelaar Rufinus begraven; rechts van den ingang staat het doopvont waarin Sint Franciscus en Sinte Klara gedoopt zijn. In alle kerken zijn zulke herinneringen. In de San Niccolo sloeg hij het evangelie open en las den eersten regel van de Orde, iets verder ligt de kleine Santa Maria Maggiore, waar hij in bij zijn van den bisschop zijn kleederen afwierp en aan zijn vader teruggaf. Anderhalf uur ver in de bergen boven Assisi, staat het Francis caner kloostertje van de Carceri, arm als de kale grijze steen waarop het gebouwd is. Franciscus sliep er op den naakten grond, in een natuurlijke holte tusschen de rotsen. In de nabijheid loopt een diepe greppel die op zijn bevel is uitgedroogd, daar hij werd ge hinderd door het geluid van het voorbij stroo- mende water. De zeldzame keeren, dat er weer water in is, duiden op een slecht voorteeken. zoo zegt men Al het geschapene had hij lief als komende uit God's hand en onze broeders de vogels, die voor hem waren neergestreken op een van de ^ikeboomen die hier groeien, zegende hij. Om zijn liefde is Franciscus de groote dierenvriend bij uitnemendheid. Een wilde wolf die de omstreken van het dorpje Gubbio onveilig maakte, temde hij met een zacht handgebaar, duifjes kocht hij vrij van een jongen die voorbij ging en in het klooster van de Porziuncola was er een lammetje dat hem overal volgde en mede de H. diensten bij woonde. Aan den naam van Franciscus is een andere verbonden, die van Clara Sciffi, Santa Chiara. Zooals Franciscus de stichter is van de Orde der Minderbroeders, is zij het hoofd van de Clarissen. Op een nacht heeft zij het huis van haar ouders verlaten om naar de Porziuncola te gaan. Vandaar bracht Franciscus haar naar San Damiano, waar zij met haar eerste mede zusters onder wie haar eigen zusje Sint Agnes, twee en veertig jaar heeft geleefd, tot aan haar dood op 11 Augustus 1253. Het is zélf een reliekschrijn, dit kloostertje, waar zoovele relieken worden bewaard. De slaapzaal waar S, Klara stierf, het refectorium, het koor, het tuintje waar zij, die altijd zwak en lijdend was, haar bloemen verzorgde. Zijn zonnelied heeft Franciscus daar gedicht. De Clarissen wonen nu naast de basiliek van S. Klara, waarheen haar graf is overge bracht. Deze kerk is een z.g. monumento di Stato, d.w.z. dat zij onder Staatstoezicht staat. De bezoekuren zijn officieel geregeld en voor het onderhoud wordt gezorgd, in de beneden- kapel zijn korten tijd geleden eenige noodza kelijke veranderingen aangebracht. Vanaf het plein naast de kerk is een van de mooiste vergezichten te zien. Zon en scha duw vallen over het dal en in de groote stilte van den middag klingen van vér weg geluiden naar boven op. Links ligt Rivo Porto en in het blauw van den horizon, de koepel van S. Maria degli Angeli. In Rivo Porto begint de geschiedenis van de Orde „Hic primordia Fratrum Minorum" staat er te lezen boven de plaats waar in 1209 Franciscus zich terugtrok met Bernardo da Quintavolle en Pietro Catani S. Maria degli Angeli is de basiliek die ge bouwd is om het kleine kapelletje van de Porziuncola Dat stond vroeger eenzaam in de bosschen, door niemand bezocht dan door een "toevalligen voorbijganger, die een oogenblik naar binnen trad om een Ave Maria te zeg gen. Zoo was het tot Sint Franciscus er kwam met zijn broeders en het klooster ontstond. Nu stroomt ieder jaar een groot aantal be zoekers naar de Porziuncola en loopen vreem delingen uit alle landen langs het rozenhofje met rozen zonder doornen, naar de Capella del Transito waar Sint Franciscus stierf. Na zijn dood werd door fra .Elia begonnen met den bouw van de Basilica di San Fran cesco. Fresco'svan Giotto en Cimabue, werken van Lorenzetti en Dono Doni bedekken de wanden der twee boven elkaar liggende kerken. De basiliek bestaat uit drie afdeelingen, de crypte, de benedenkerk en de bovenkerk waar men van binnen uit langs een trap of buitenom door een gewonen ingang binnentreedt. Deze con structie is mogelijk, doordat de kerk tegen de berghelling is opgebouwd. Het graf van St. Franciscus dat door fra Elia geheim was ge houden werd in 1868 terug gevonden in de crypte onder het hoofdaltaar. Een sarcofaag van steen, waar een zacht goudgeel licht valt van altijdbrandende votief- lampen. Franciscus tusschen zijn eerste vol gelingen fra Rufino, fra Angelo, fra Masseo en fra Leone in zijn stad Assisi waar nog de ze gening over rust van zijn woorden; Benedicta tu civitas a Domino MR. M. I. BOREL. jjBHfji Xs» sv -. 2jSsjty: De door de fra Elia na Franciscus' dood begonnen Basilica die San Francesco, met link* het aangrenzende klooster (Van onzen correspondent.) Berlijn, 21 Januari 1935. Wanneer men per trein een Duitsche stad nadert, zal men deze omslingerd zien door een gordel van tamelijk rommelige volks tuintjes, elk met een getimmerte erin, dat men desgewenscht een kompliment kan ma ken door het een hutje te noemen. Deze on ooglijke tuintjes hebben, spijts hun uiterlijk, een aanzienlijke waarde. Zij vormen vaak 't éénige geluk van den handwerkman of den fabrieksarbeider, die er Zondags met vrouw en kind henen tijgt om er in dat, wat hij voor Gods vrije natuur aanziet, koffie te drinken, bloemen te gieten en uit te rusten van de zorgen des dagelij kschen levens en van de misère der woonkazernes. Brüning is tijdens zijn kanseliersehap op do goede gedachte gekomen deze tuintjes ais het ware te activeeren en ze in dienst van de bestrijding der werkloosheid te stellen. Dat is te zeggen niet zoo zeer van de werk loosheid zelf dan van haar demoraliseerende gevolgen. Brüning stond op het standpunt en de halve bevolking was het ten deze met hern eens dat de slagen van den geesel der werkloosheid nog veel zwaarder aankwamen op de ongelukkigen, die in woonkazernes als haringen bijeengepakt zaten dan op anderen, die buiten woonden. Dat gold in het bijzonder ook van de kinderen. Daarom was het aller eerste streven de werkloozen de steden uit te lokken en ze permanent, of ten minste des zomers, in hun volkstuintjes woning te doen nemen. Poiitioneele voorschriften, ontsproten aan overspannen, hygiënische eischen, wer den schaakmat gezet en men ging zelfs tot de openlijke huldiging van een stelling over, die luttel tijds te voren nog als een sociale ketterij gegolden hadde en volgens welke het voor een arbeidlooze beter is buiten, in een eierkist te wonen, dan in een woonkazerne met stroomend, warm en koud water. In deze lijn lag ook de krachtige aanmoediging aan de jeugd des zomers buiten in tenten te bi- vakkeeren en zooveel mogelijk te zwemmen en andere openluchtsport te bedrijven, dat de werklooze in zijn tuintje eën geit zou Wijders wilde men het daarheen sturen, houden en aardappelen of dergelijke nuttige zaken teelen, in de hoop op die manier eenige ontlasting te weeg te brengen in de enorme uitgaven, welke onder het hoofdstuk „werk- loozenondersteuning" op de begrooting parais- seerden. Heel vaag schemerde over dit alles de hoop heen de wooncondities in de tuintjes langzamerhand te verbeteren en het geheel een permanent karakter te geven met dien verstande dat de stadsarbeider een tw«do et- in zijn mandje zou krijgen en dat hij naast zijn altijd precaire positie in de fabriek zijn tuintje met deszelfs revenuen zou hebben. Het Derde Rijk heeft deze plannen in zijn idealen overgenomen, zij het dan in ietwat gewijzigden vorm. Het heeft diverse aarze lingen, welke door de eerste plannen heen- staken, overwonnen en los gemaakt van de kwestie der werkloosheid Het vervolgt ze niet meer als iets accidenteels maar als iels, dat waarde op zich zelf heeft. Want de „Loc- kerung" der groote steden staat op zijn pro gram, onverschillig of er werkloosheid heerscht of niet. Bovendien staat op zijn pro gram de eisch, dat aan de nomadiseering van de bevolking een einde kome en dat elk ge zin recht heeft op een stukje van moeder aarde, waarin het wortel kan schieten en werkelijk een gezin vormen. In 1931 werd met de uitvoering der plannen een begin gemaakt. Daarbij bleek, dait de volkstuintjes, door hun geringen omvang en het conservatieve karakter hunner huurders, zich niet bijster goed voor de bedoeling leen den. Echter waren er aan de periferie der stad altijd wel stukken braak liggende grond voorhanden en deze begon men toen te ko- loniseeren. Er werden kleine vereenigingen van werkloozen opgericht, die zulk een stuk grond toegewezen kregen. De bodem, werd id perceelen van 800 tot 1000 kwadraat meter gesplitst en gemeenschappelijk moest aan den bouw van huisjes, aan de verbetering van toe gangswegen, enz. gewerkt worden. Was alles klaar, dan werden de huisjes onder de gega digden verloot. Zij kregen het geheel in vol bezit of in erfpacht en het spreekt vanzelf, dat rijk en gemeenten groote sommen moes ten uitleggen om een en ander in orde te brengen. De kolonie zelf bleef een organisch geheel vormen en coöperatief werden stekken van vruchtboomen, zaad enz. ingekocht en datgene ter markt gebracht, wat niet voor eigen gebruik noodig was. Het houden van een of ander nuttig dier was verplichtend. Enkelen slechts voelden wat voor een schaap of een geit. De meesten beperkten zich tot kippen of konijnen, maar dat is ook al wat. Hoe paradijselijk de beschrijving van zulk een kolonie ook moge klinker, zoo heeft de idee ervan toch niet erg gepakt Het heeft moeite gekost gegadigden voor deze kolonies te vinden. Men stond er te vreemd tegenover. En de rechte stadsman was wèl bereid het zomers eens een korte wijl zonder gas of electrisch licht te doen, maar om daar duur zaam aan te verzaken leek hem toch wel een te groot offer. Maar hoe dat zij, In een stad als Berlijn slaagde men er in het eerste campagnejaar toch in 1800 gezinnen op deze wijze uit te poten. Het jaar daarop echter nog maar 800 Dan 700 en men eindigde ten slotte met 400. En daarmede is de zaak voorloopig doodge- loopen, want het rijk wil geen verdere mid delen voor deze soort kolonisatie meer ter beschikking stellen. Want het is er meer en meer toegekomen deze aangelegenheid geheel los van de bestrijding der werkloosheid te beschouwen. Deze wil het eerst op lossen om dan tot de klein-kolonisatie in geheel gewij zigden vorm over te gaan. Alles bij elkaar genomen heeft men in Ber lijn slechts 3.700 families op die manier naar buiten gekregen. Dat lijkt niet veel, maar wijl men het oog vooral op kroostrijke gezinnen heeft laten vallen en deze families tezamen 9.000 kinderen bezitten, heeft men toch beslist wel Iets bereikt. a De droevige gebeurtenissen van October 1934 te Oviedo in Spanje, liggen eenieder nog versch in het geheugen. Ook de Congregatie van de la Salie telt leden, die het slachtoffer zijn geworden van dat vreeselijk bloedbad, waarover men in alle kranten heeft kunnen lezen Het is echter geen reden om bedroefd te zijn In Spanje zeif is elk gezin blij een mar telaar te tellen. En als het bloed der marte laren het zaad is voor nieuwe Christenen, zal ook de marteldood van die acht Broeders een zegen zijn voor het werk van hun overblijvende confraters,, speciaal in Spanje zelf. Vanaf het uitbreken der Octobergruwelen in het afgeloopen jaar, bleef Br. Provinciaal in een pijnlijke onzekerheid omtrent het lot van zijn broeders in Asturië. De heele mijnstreek was in handen der rebellen. Niet zonder eenige moeilijkheid kon hij 20 October in Mieres ko men (Dit plaatsje ligt in de nabijheid van Oviedo). Daar vernam hij met zekerheid den dood van zijn acht broeders uit Turon. De na men der broeders zullen weinigen interesseeren; Br. Directeur was 46 jaar oud, de jongste broe der telde 22 jaar. Over de gevangenneming en marteldood van die acht broeders hebben we het getuigenis van den pastoor en den kapelaan van Turon, die beiden in het volkshuis waren opgesloten. Het was 5 October, eerste Vrijdag der maand. Om 6 uur 's morgens kwam iemand den broe ders meedeelen dat er vde geestelijken evenals de directeur van den mijnbond van Turon én verschillende vertegenwoordigers van het gezag gearresteerd waren. De broeders woon den in hun kapel de H. Mis bij, die opgedra gen werd door 'n Pater Passionist, 's avonds te voren gekomen om de wekelijksche biecht der broeders te hooren. Toen de priester aan de offerande was, klonk het wilde geschreeuw van de rebellen in de straat. Ze probeerden de ijzeren tuinpoort stuk te rammelen. De toestand werd ernstig. De celebrant on derbrak het H. Misoffer en reikte de H. Hosties uit, die nog in de ciborie waren. De broeders trokken zich terug in hun cel en wachtten af. De opstandelingen drongen den tuin binnen gn schoten met hun revolvers in de lucht om den vreedzamen bewoners schrik aan te jagen. Een broeder liet zich zien. Met hun revolvers drei gend eischten ze onmiddellijk alle wapens op. die, volgens hun zeggen, de fascisten van het „katholiek Jeugdver bond", in het college ver borgen hadden. „Wij hebben geen wapens" zegt de broeder, nieuwe dreigementen, gevolgd door een huis onderzoek. Onder de oogen der broeders wor- r en alle meubels tegen den grond gesmeten. Opeens weerklinkt een wilde juichkreet: ze heb ben de ledenlijst gevonden van het „Katholiek „Jeugdverbond", die zijn vergaderingen in het college der broeders hield. Hét onderzoek wordt voortgezet; "ergeefsche moeite. Naar de kelders! Bittere teleurstelling; niet één wapen was er. Maar toch zullen ze niet zonder resultaat aftrekken. De pater Passionist en de acht broeders worden gevangen genomen en iD net „Volkshuis" opgesloten. Den volgen den morgen, 6 October, worden de eerw. heer Pastoor, Kapelaan en nog drie andere priesters benevens de technische leider der mijn van Turon R. del Riego en nog verschillende inge nieurs bij hen opgesloten. Verbinding met de buitenwereld was totaal onmogelijk. De be wakers mochten tegen betaling het gevraagde eten brengen. R. del Riego betaalde het maal van den pater Passionist en de 8 broeders. 7 October, 's avonds, komen twee leden van het revolutionnair comité de gevangenen op zoeken. Ze zeggen, dat de zege aan de rebellen zal zijn en dat hun dus nog weinig hoop over blijft. Een van de leden vraagt naar hun be roep. Hij dankt, vreemd genoeg, br. Augusto, die eens zijn leermeester is geweest voor wat hij voor hem gedaan heeft; zijn verstandelijke ontwikkeling was hij hem voor een groot deel verschuldigd. „Wie", zegt hij, „zou ooit gedacht hebben dat het college „Nuestra Senora de Co- vadonga" in dezen goeden tijd het tehuis voor onze revolutionnairen zou worden!" Hij gaat weg en belooft zijn bescherming. Die belofte luidde geruststellend, maar het bericht dat eenige mijningenieurs waren doodgeschoten, nam alle geruststelling weg. De broeders spraken hun biecht. Misschien de laatste? Ze bidden, moedigen elkaar aan, en houaen zich dapper: het werd hun langzamer hand duidelijk: ze zouden den- marteldood ster ven. Oin 1 uur 's nachts werd de gevangenisdeur opengesmeten. Allen sliepen, behalve de pastoor eh br. Directeur. Twee rebellen, de revolver dreigend in de hand, schreeuwen: „Daar hebben we er al vast twee!" De anderen ontwr.kén. Alles wat ze hebben, wordt opgeëischt. „Weten jullie waar ja naar toe moet?" schreeuwt °r een.- We zullen eens kijken wie jullie zal helpen!" De eerw. heer pastoor vraagt het woord. „Zouden wij priesters het priesterhabijt mogen aantrekken? Zonder toog zouden we niet her kend worden en dat is toch jullie bedoeling niet" Maar geen sprake van. „We zijn hier in een republiek", scheeuwt er een. De „heeren" beraadslagen. „Elf; met de twee hoofdcarabiniers: dertien; deze laatsten moeten ln elk geval mee. Maar dan zijn er twee te veel". „De twee pastoors (sic.) dan maar naar voren". Deze krijgen en kele vragen te beantwoorden en mogen dan vertrekken. De anderen moeten mee. De pater Passionist, 8 broeders en de twee hoofdcara biniers worden weggeleid. De beide priesters heffen nog zegenend hun hand op. De droeve stoet trekt naar het kerkhof. De doodgraver wordt geroepen. Volgens zijn ver klaringen waren allen zeer gelaten in hun lot. De leider beveelt den gevangenen voort te gaan op het kerkhof. De doodgraver moet aan de poort blijven wachten, totdat hij geroepen wordt. De elf staan nu naast een 20 meter lange groeve, die van te voren gegraven was. Een verschrikkelijke losbarsting volgt. Geweerscho ten knallen gevolgd door revolverschoten. De dappere soldaten van Christus vallen. Ze lig gen schots en scheef door en over elkaar in de groeve Een tiental minuten verloopt, alvo rens de doodgraver geroepen wordt. W<at heeft er zich i ode tijd afgespeeld? De daders vluch ten, uit vrees herkend te worden door den doodgraver. Als deze zich voor zijn droeve taak geplaatst ziet, vergenoegt hij zich een handvol aarde over de, laten we hopen, lijken :e strooien. 20 October, toen de regeeringstroepen in Turon den toestand meester waren, kwamen familieleden de plaats van hun dierbaren op zoeken. „Ik was bij de opgraving", verhaalt de eerw. heer pastoor; „de lijken verkeerden al lang in staat van ontbinding. Het was bijna onmogelijk Reeds de eerste maand van het nieuwe jaar is voor Hongarije rijk aan gebeurtenissen ge weest niet alleen op politiek gebied maai ook op meteorologisch gebied. Wij schrijven dil met voor de grap neer, immers de weerberichten zijn in een overwegend agrarisch land als Hongarije minstens even belangrijk als de jongste berichten van het parlement of van den Volkenbond, Hongarije heeft een „zwarte Kerstmis" gehad. Geen vlokje sneeuw was er gevallen, een lief lijke, zonruge warmte deed de knoppen van bloemen en boomen zwellen, de week-end- excursionnisten plukten groote bouquetten frssobe viooltjes in de bosschen, de vruentboo- men knopten alsof het lente was, og verschil lende plaatsen geurden de vlierbloesems ai. De zen streelde met haar stralen weiden en velden, in welker voren de zaadkorrels reeds ontkiem den. Niets is hier gevaarlijker dan zulk een „zwarte winter", waar de boer tevergeefs op het witte sneeuwdek wacht, dat allien het zaad kan beschermen. Daarom zocht de Hongaarsche landsman in dezen lente-warmen winter, waar in arme daklooze menschen den goeden God gelooid en geprezen hebben, in ernstige be zorgdheid den blauwen horizont af, om te zien of hij soms niet een naderende sneeuwwolk kon ontdekken. Nu heeft het nieuwe jaar den zoo vurig ver langden „witten zegen" gebracht. De vrucht bare, breede en wijde Hongaarsche laagvlakte ligt thans zooals men hier zegt onder de beddeken van den lieven uod en koude win den jagen sneeuwwolk na sneeuwwolk op. Gelijk een Siberisch landschap strekt zich deze witte wereld uit, vlak en verblindend, een eindelooze vlakte zonder boomen, met hier en daar kleine nederzettingen, nietige besneeuwde boerenhutten. Logge, plompe boerensleden, getrokken door zwarte Hongaarsche paarden, glijden van de eene plaats naar de andere. De koetsier zit' met zijn lange puntige pelsmuts op den bok, tot aan de ooren ngepakt, met rtoode wangen van de kou maar met van blijdschap stralende oogen, daar nu eindelijk de sneeuw er is, die den oogst 'zal redden. Ook hier, in de hoofdstad, is de sneeuw een lang verwachte, welkome gast, een goddelijke gave voor vele honderden, voor vele duizenden. In lange eindelooze scharen staan de werk loozen voor het stedelijke „sneeuwbureau" en wachten op wat voor hem het hoogste aardsche geluk is: een schop en een bezem, om urenlang in verscheurde lompen en kapotte schoenen, door honger en koude gepijnigd, te mogen wer ken en aidus dagelijks twee a drie pengoe's een gulden ongeveer, te verdienen. Een halven dag lang staan ze daar, voor deze bureaux, geduldigwachtend totdat zij aan de beurt komen. Werklooze handwerkslieden en landarbeiders, die de honger uit het rustige, met sneeuw bedekte, schoone landschap naar de grootstad gedreven heeft en onder hen ge heel mislukte levens, jonge artsen, ingenieurs, vroegere uit de successiestaten verdreven staatsambtenaren, die zich in dezen schrikba- renden tijd ook niet het allergeringste inkomen verzekeren kunnen. Voor allen, arme sneeuwscheppers, land bouwers en grondbezitters, beteekent de sneeuw feitelijk een geweldige sensatie, een evenement, veel grooter dan alle bmneniandsche en buiten- landsche politieke gebeurtenissen, hoewel, zooals wij in den aanvang van dezen brief reeds ge zegd hebben, het nieuwe jaar ook in dit opzicht voor Hongarije eenige verrassingen gebracht heeft, vooral op het gebied der binnenlandsche politiek. Bij een vorige gelegenheid hebben wij uit drukkelijk erop gewezen, dat men in het Hon gaarsche politieke leven voor groote verande ringen staat. De regeering-Goemboes ziet zich geplaatst tegenover een dagelijks sterker wor dende. oppositie en de reeds naderende verkie zingen zullen zeker eenige surprises brengen. In verschillende kringen wordt reeds in ernst beweerd, dat de ontslagaanvrage van den mi nister-president en van het geheele kabinet reeds op het bureau van den rijksbestuurder ligt, maar om verschillende redenen van bin- neniandschen en buitenlandschen politieken aard zou de regeeringswisseling tot aan het voorjaar worden aangehouden. Of dit vermoe den juist is, lijkt ons weliswaar twijfelachtig, maar zeker is in ieder geval, dat de positie van de regeering in het algemeen als geschokt be schouwd wordt. Wat wij reeds weken geleden geschreven hebben, is reeds gedeeltelijk uitgekomen. Reeds zijn wijzigingen in het kabinet door gevoerd, welke hier groot opzien gebaard hebben. De sedert reeds lang zieke en oude president van de Nationale Bank, Alexander Popovics, is afgetreden en als zijn opvolger is de mi nister van financiën, Imrédy, door den rijks bestuurder benoemd. Imrédy is dus uit het kabinet getreden, maar in zijn plaats wordt voorloopig geen nieuwe minister van finan ciën benoemd. Dat deze voor Hongarije uiterst belangrijke post tijdelijk aan den op dit gebied minder deskundigen minister van handel, Fabiuiy, werd toevertrouwd, veroorzaakte de demissie van een tweeden voornamen staatsman, den minister van landbouw, Nikolas Kéllay. Wat heeft dit alles nu te beteekenen? Het lijkt op het eerste gezicht onbegrijpelijk, waarom de minister van financiën, imrédy, een goede vriend van Goemboea, een die Dij den rijksbestuurder volop in de gunst staal is afgetreden. Een uitstekend deskundige, net zeer goede internationale betrekkingen, een op financieel gebied erkend persoon, wiens ver- dienste het is, dat do binnenlandsche waarde ze nog to identlficeeren. Sommigen schenen door slagen gedood. Bij anderen was het hoofd van de romp gescheiden. Volgens een plaatselijk blad zouden verschil lenden levend begraven zijn. Moge het bloed van die martelaren het geluk en den vrede terugbrengen in hun dierbaar vaderland en moge het kracht schenken aan hun nog levende medebroeders en aan al die genen, die hier op aarde voor Christus" zaak lij den en strijden. Br. A. van den pengoe trots ongehoorde moeilijk heden tenvolle gehandhaafd kon worden. Een man, dien men moeilijk missen kan 1 Ëen bewijs hiervan is wel, dat men tot dusver geen geschikten opvolger voor hem kon vin den. Waarom is hij dan afgetreden Er zijn er, die zeggen, dat dit weer de oude tactiek van minister-president Goemboes is die zijn dictatoriale macht tot alle Gebieden wil uitbreiden. Tot dusver was echter de Na tionale Bank tamelijk zelfstandig en voipae zij haar eigen financieele politiek. De ervaren oude en uitermate energieke president Popo vics was niet gemakkelijk te beïnvloeden hij was dus een lastige persoonlijkheid ynor de tegenwoordige regeering die alleen onder danige dienaren en knechten om zich neen wil zien. Imrédy zou daarom zijn aangewe zen, om de Nationale Bank in de directe wer kingssfeer van Goemboes te trekken. Anderen beweren daarentegen, dat imrédy's uittreden uit het kabinet beteekent; „De ratten verlaten het zinkende schipHij zou handig en vlug de hem door de pensionnee- ring van den zieken Popovics geboden gele genheid benut hebben, om zich een goedt en veilige positie te verzekeren, daar hij reeds geen groote toekomst meer in zijn ministerie en de tegenwoordige regeering zag. Hoe het ook zjj) imrédy's uittreden vormt ongetwijfeld een hiaat in de regeerirg, wier grootste verdiensten tot heden hoofdzakelijk de verdiensten van den minister van financiën, Emrédy, geweest zijn. Geen wonder dus, dat thans de vreemdste combinaties in politieke kringen de ronde doen. Hoewel de minister-president op de gebrui kelijke theatrale wijze reeds verklaard heeft, dat zijn regeering eerst thans na de recon structie een werkelijk grootsch werk wil aan vangen, ontvangt de openbare meenir.g leze belofte met een zeker wantrouwen. Zij be schouwt de positie der regeering als wezenlijk verzwakt en wacht thans op nieuwe ontwik kelingen. De eerstvolgende tijd zal reeds bewijzen of deze binnenlandsche politieke sensaties in derdaad slechts een regeeringsrecontructie geweest zijn, of als de eerste teekenen van het uiteenvallen van een groote richting te beschouwen zijn waardoor wellicht in Midden- Europa nieuwe wegen geopend worden. Voordat wij echter zekerheid hieromtrent zullen krijgen, zal de sneeuw, die thans zoo verblindend wit op onze huizen en weiden, steden en velden glanst, zeker reeds lang ge smolten zfjn Regeling der financieele kwesties inzake Saargebied. BAZEL, 24 Januari (H.N.). Vandaag zijn op het bureau der bank voor internationale beta lingen de besprekingen tusschen de deskundi gen over de regeling van de financiëele vraag- stukken in verband met den terugkeer van het "Saargebied naaï Duïtschland 'begonnènTTiTnet geheel zijn een 40-tal deskundigen aanwezig. Ook de kwestie der domaniale mijnen in het Saargebied moet door de deskundigen geregeld worden. PARIJS, 24 Januari (R.O.) Een matroos, die wegens een disciplinaire overtreding op het oogenblik een gevangenisstraf van 14 dagen uitzit, heeft op een lot in de Fransche staats loterij een prijs van een millioen francs ge- trokksn De matroos had enkele dagen geleden nog getracht, zijn lot van de hand te doen, om zich wat contanten te verschaffen, doch was hierin niet geslaagd. MOSKOU, 24 Januari. (V.D.) Na de ver oordeeling der 12 ambtenaren van het vo'ks- commissariaat van binnenlandsche zaken is het geval-Kiroff nog niet ten einde. Uit officieele mededeelingen blijkt, dat tegen 14 personen, die te Moskou, Leningrad, Minsk en Kiew verblijven, eveneens een onderzoek is geopend, of zij betrokken zijn bij den moord op Kiroff. BERLIJN, 24 Januari. (D. N. B.) Uit het onderzoek, door de politie ingesteld naar de oorzaak van het ongeluk in de Gleisenaustraat, waarbij een auto op een colonne van de Hitier- jeugd is ingereden, is gebleken, dat de schuld van het ongeval aan deri chauffeur te wijten is, die, tengevolge van het gebruik van alcohol, oververmoeid was. De man is gearresteerd en zal zich voor den snel-rechter hebben te verantwoorden. De Porziuncola-kapel in de basiliek van O. LVrouw der Engelen-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1935 | | pagina 2