MGR. J. P. HUIBERS,
BENOEMD-BISSCHOP
VAN HAARLEM.
DEKEN HUIBERS ALS REDDER
VAN SCHOONHEID!
DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN.
HABEMUS PONTIFICEM
LEVENSBIJZONDER.
HEDEN.
58ste JAARGANG.
ZATERDAG 14 DECEMBER 1935
No. 17432'"
BUREAU: KOEMARKT 4, SCHIEDAM: WlW TELEFOON INTERCOMM. No. 68085
Naar wij vernemen, heeft liet Zi^fe Heiligheid Paus Pius XI
behaagd dato Maandag 16 December 1935 tot bisschop van
het diocees Haarlem te benoemen den hoogeerwaarden heer
Johannes Petrus Huibers, deken van Hoorn, als opvolger van
Z. H. Exc. mgr. J. D. J. Aengenent z.g.
DE HAGEVELDSGHE JAREN
VAN DEN NIEUWEN
BISSCHOP.
DE NIEUWE BISSCHOP ALS
DEKEN VAN HOORN.
DE RESTAURATIE DER SINT
CYRIACUS-KERK TE
HOORN.
De ABONNEMENTSPRIJS van de NIEUWE
SCH1ËDAMSCHE COURANT bedraagt, franco
bij vooruitbetaling:
Per drie maanden f 3.25: per maand 1.10;
per week 25 cents.
Bij bezorging franco Per Post bedraagt de
abonnementsprijs per drie maanden 3.75, by
vooruitbetaling.
LOSSE EXAMPLAREN liJn steeds aan ons
bureau Koemarkt 4 verkrijgbaar 4 6 cents
per stuk.
POSTCHEQUE' en GIRODIENST No. 81440.
Uitgave van de N.V. de Courant De Maasbode
te Rotterdam.
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt
Voor 16 regels f 1.65 elke regel meer 25 ct.
Bij contract aanzienlijke reductie.
Geen prijsverhooglng voor den Zaterdagavond.
Reclames tusschen den tekst dubbel adv.tarlef.
Liefdadigheldsadv. half tarief. Voor Liefdadig-
heldsadv. worden geen contracten afgesloten.
Kabouter-advertenties: 6 regels 0.50; 10
regels 115 regels 1.50. bö vooruit
betaling. Porto voor opzending van brieven
gelieve men b(j te voegen.
Aan de spanning, die zoo intens heeft
geheerscht sinds den onverwachten dood
van den onvergetelijken Mgr. Aengenent is
dan een einde gekomen: tot opvolger is
benoemd deken Joannes Petrus Huibers
van Hoorn.
Onder de vele namen, die achtereenvol
gens in verband met den openstaanden
Haarlemschen zetel werden gehoord, kwam
die van deken Huibers ook voor, zij het
niet zoo bijzonder nadrukkelijk. Maar als
hij gehoord werd, dan bleek terstond welk
een sympathie deze naam wekte, vooral
bij de Haarlemsche clergé, die den deken
zoo goed kende en waardeerde uit den
tijd, van zijn zoo vruchtbaar leeraarschap
op Hageveld.
En na dien tijd is de nieuwe bisschop
wel volop de praktijk, de gewone zielzorg
ingegaan, die hij trouwens uit zijn kape
laansjaren reeds kende- Blijmoedig nam hij
den zwaren last op zich van het stichten
van een nieuwe parochie, en het is heel
wat waard in de tegenwoordige zoo zware
omstandigheden, dat de nieuwe bisschop
uit eigen ervaring volslagen op de hoogte
is van den drukkenden last, die op een
nieuwe parochie rusten kan. In een wel
verdiend Dekenaat, dat meteen een rusti-
ger pastoorplaats bood, mocht de parochie-
stichter zich verder met de hem kenmer-
kende toewijding aan de zorg der zielen
wijden.
En nu aanvaardt deze leeraar en zielen
leider manmoedig, gedrukt zeer zeker door
het verantwoordelijkheidsbesef, in dezen
tijd wel bijzonder zwaar, maar vertrou
wend op Gods Voorzienigheid en zeker van
de hartelijke toegenegenheid van heel de
Haarlemsche clergé, een nieuwe allerzwaar
ste taak.
Gods zegen moge Hem daarbij in de rijk
ste mate sterken, Diens Wijsheid Hem
voorlichten, dat wordtHem zeker aller
hartelijkst toegebeden door geheel zijn dio
cees.
Bij deze wenschen en gebeden sluit zich
ook De Maasbode van ganscher harte aan,
gereed den nieuwen bisschop bij zijn zware
taak te steunen, waar dit slechts kan, en
bereid zijn leiding onverdeeld te volgen.
Johannes Petrus Huibers werd 15 Novem
ber 1875 te Amsterdam in de Vijverstraat
geboren. Hij heeft dus juist een maand ge
leden den leeftijd van zestig jaren bereikt.
Zijn vader, Petrus Joannes Huibers was
hoofdopzichter bij den bouw van het nieu
we Centraal Station te Amsterdam. Zijn
moeder heette Catharina, Isabella, Maria
van den Berg,.
Uit den aard van het beroep van den
vader was het gezin gedwongen meermalen
naar een andere stad te verhuizen. In 1882
verliet men Amsterdam om naar Rotter
dam te gaan en vandaar naar Vlaardingen
en Leiden. In 1895 kwam vader Huibers te
Gouda in dienst van den rijkswaterstaat,
hetgeen hij bleef tot 1917- In Gouda heeft
de nieuwe bisschop dus een groot deel van
zijn jeugd doorgebracht. Daar overleden
zijn beide ouders, daar werden zij begraven
en nog elk jaar kwam deken Huibers naar
het Goudsche kerkhof, om de graven zijner
ouders te bezoeken.
Zijn priesterroeping kreeg de nieuwe bis
schop, naar hij later in een predikatie te
Gouda eens vertelde, toen hij te Amsterdam
was neergeknield voor het altaar van Onze
Lieve Vrouw. Op 15 Augustus 1899 werd hij
priester gewijd. Zijn plechtige eerste H. Mis
droeg hij 21 Augustus op in de kerk van
Onze Lieve Vrouwe Hemelvaartkerk, waar
zijn vader kerkmeester was.
Een maand later, op 15 September,
werd dè weleerwaarde heer Huibers be
noemd tot kapelaan van de parochie van
Sint Joannes Onthoofding te Moordrecht,
waar hij ongeveer drie jaar de priesterlijke
bediening uitoefende. Op 18 Augustus 1902
volgde de overplaatsing als kapelaan van
de Onze Lieve Vrouw Htmelvaart-parochie
te Leiden: Niet lang bleef hij daar als jongen
kapelaan werkzaam, want de buitengewoni
gaven vag zijn geest, welke reeds, tijdens
zijn studiejaren aan den dag getreden wa
ren en de aandacht van de autoriteiten van
het bisdom Haarlem getrokken hadden, wa
ren voor den toeumaligen bisschop, mon
seigneur C. J. M. Bottemanne, aanleiding
den weleerwaarden heer Huibers te benoe
men tot professor aan het Seminarie Hage
veld. Hier kwam hij 21 September 1903 en
ruim 12 jaar heeft hij zijn krachten gewijd
aan de opvoeding en vorming van de jonge
geestelijkheid van Haarlem's diocees.
Op 7 Mei 1916 werd professor Huibers be
noemd tot kapelaan der parochie van de
H.H. Nicolaas en Barbara te Amsterdam.
De groote taak, welke hem daarbij door zijn
Bisschop werd opgelegd, was evenwel de
oprichting van een nieuwe parochie te Slo
ten. Bij dezen arbeid kreeg bouw-pastoor
Huibers opnieuw gelegenheid büjk te geven
van zijn uitmuntenden aanleg en noesten
werklust en hij slaagde er in zeer korten
tijd in, aan den zelfkant der stad Amster
dam een nieuwe parochie te stichten en,
wat meer zegt, ook met geloovigen te vullen.
Op 20 October 1917 reeds werd hij eerste
pastoor van de kerk van Onze Lieve Vrouwe
van Altijddurenden Bijstand, genaamd „De
Baarsjes".
In deze functie mocht pastoor Huibers op
15 Augustus 1924 zijn zilveren priesterfeest
vieren, bij welke gelegenheid tal van gees
telijken uit het bisdom Haarlem hem als
hun beminden oud-leeraar van Hageveld
warm hebben gehuldigd.
Op 1 Augustus 1928 werd pastoor Huibers
benoemd tot deken van het dekenaat Hoorn
en pastoor te Hoorn (H.H. Cyriacus en Fran-
ciscusj.
Te vermelden valt nog, dat de nieuwe
bisschop lid is van het comité van de bede
vaart naar Lourdes. Hij maakte trouw deze
bedevaarten naar Maria's heiligdom mee,
hield te Lourdes steeds de predikaties, die
uitmuntten door haar geestdrift en was bij
de zieken hoogst gezien. De bekende aan
roepingen bij de processie werden altijd door
hem gehouden en daarbij wist hij de bede
vaartgangers tot de grootste vurigheid te
brengen.
In elke preek, ook vroeger op het semi
narie, bracht hij den naam van Maria te
pas; hij stond dan ook op het seminarie reeds
bekend als de groote Mariavereerder. Aan
Haar wijdde hij een aantal geestelijke lie
deren, die getoonzet werden.
Op 15 October j.l. werd te Noordwijker-
hout een diocesaan priestercongres gehou
den over de nieuwe eischen der Katholiek-
sociale Actie.
Enthousiast als altijd zat Deken Huibers
in de voorste rijen en beaamde knikkend
alles wat de inleider, prof. Steger, de ver
gadering voorhield, zoodat dit zelfs den spre
ker opviel, en deze grappig opmerkte: „De
ken Huibers is het al met mij eens."
°-m. zei prof. Steger op een moment:
„Misschien zit de aanstaande Kerkelijke
overheid van dit diocees zelve wel in ons
midden," waarop Deken Huibers weer in
stemmend knikte. Was dit een profetisch
voorgevoel, dat hij dit zelf zou zijn, die zoo
opvallend in de vergadering naar de eere
plaats was gedrongen?
De tijding, dat tot opvolger van Mgr.
Aengenent op den bisschoppelijken zetel
van Haarlem door Z. H. den Paus benoemd
is Deken P. j. Huibers van Hoorn, moge
voor hen, die op de eerste plaats den even-
tueelen opvolger onder de leden van het
Kapittel hebben gezocht, eene verrassing
baren, voor allen, die onzen nieuwen Haar
lemschen Bisschop gekend hebben, hetzij in
zijn kapelaansjaren, hetzij als leeraar op het
Seminarie Hageveld, hetzij als pastoor te
Amsterdam of Deken van Hoorn, zal aan
deze blijde verrassing niet de minste ver
wondering gepaard gaan. Immers overal
heeft hij zich doen kennen als een even ide
aal als idealistisch priester, die in een zeer
hooge en fijne opvatting van zijn priester
schap zich volkomen gaf aan zijn taak.
Uiteraard vrij groot is het aantal priesters
in ons bisdom, die hem als leeraar op het
Oude Hageveld in Voorhout hebben meege
maakt. In de studentenwereld stond hij be
kend als een man van fijne beschaving, van
dichterlijken aanleg, een man met kunstzin,
een van die leeraren, die bij de vernieuwing
in de kunst van woord en beeld de traditie
hoog hield van de mannen, die in den loop
Tot de meest riskante werkzaamheden be
hoorde ongetwijfeld het versterken der fun
deering. Daartoe moesten de fundeeringen der
marmeren zuilen stuk voor stuk geheel wor
den ontgraven. Vervolgens berden er zware
betonplaten ingebracht, welke moesten dienen
om straks de nieuwe betonkolommen te dra
gen.
Dit inbrengen der betonpalen kon niet door
heien geschieden. Niet alleen zou het oprich
ten van een heistelling in een in dienst
blijvende kerk groote bezwaren hebben mee
gebracht, doch voornamelijk de trillingen door
het heien teweeggebracht zouden een groot
gevaar voor het behoud van den koepel heb
ben opgeleverd.
Gebruik werd daarom gemaakt van hólle
betonpalen, systeem de Waal uit Amsterdam-
Deze palen worden in mootjes gemaakt van
ongeveer 3,5 meter lengte.
Zoo'n moot wordt in de fundeering ge
plaatst en verder met hehulp van tegenwich
ten en lieren in den grond geduwd. Indien dit
stuk geheel ingedrukt is, wordt er een tweede
moot bovenop gezet en ook deze wordt dan
op dezelfde wijze den grond ingedrukt. Daar
de palen ongeveer 15 tot 18 meter lengte
moesten hebben, bestond iedere paal uit 4 a
5 mooten. Indien twee a drie mooten in den
grond waren gedrukt, was de drukkracht van
de lieren niet meer voldoende om de palen
dieper te krijgen. Dan werd er in den hollen
paal gepulst, d.w.z. door middel van een holle
boor werd de grond uit den paal gehaald,
waardoor deze weer makkelijker kon zakken.
Nadat de paal op zijn plaats stond, werdf'de
holle ruimte opgevuld met beton.
Ondanks de uiterst omzichtige wijze van
inbrengen der betonpalen, kon toch nog zak
king geconstateerd worden in de fundeering
der marmeren zuilen; wel een bewijs dus
hoe zwak deze fundeering was.
De beweging in koepel en fundeering werd
onder scherpe controle gehouden; enkele
malen per dag werd het bouwwerk gewater
past en gelood.
't Was met 'n zucht van verlichting, toen de
deskundigen den laatsten paal in den grond
zagen verdwijnen. Met den meesten spoed
werden zware betonbalken gestort om de oude
fundeeringen heen, waardoor de nieuwe be
tonpalen reeds eene groot gedeelte van het
koepelgewicht konden overnemen.
Vanaf dat oogenblik is geen zakking of zet
ting meer geconstateerd.
Vervolgens werden de betonkolommen langs
de marmeren zuilen opgestort en nieuwe be-
tonbogen gemaakt onder de bestaande. Dit
laatste geschiedde door siten te boren in de
bestaan bogen, waarin het betonijzer gestoken
werd voor de nieuwe betonbogen.
Tegelijkertijd werd de koepel ook van bui
ten gerestaureerd; de steunbeeren waren ge
deeltelijk uit elkaar geschoven en moesten ge
heel worden vernieuwd.
Van de heele restauratie is zoowel in- als
uitwendig weinig te zien. De gietijzeren
kolommen, welke aangeplakt waren tegen de
marmeren zuilen, zijn verdwenen (ze zijn
ingebetonneerd in de nieuwe betonkolommen).
Hoogstens ziet men dus wat strakker lijnen
van zuilen en bogen.
Het behoeft wel geen betoog, dat de Hoor
naren opgetogen waren over het behoud van
hun koepel, welks bestaan nu weer voor een
groot aantal jaren verzekerd is.
Maar de beteekenis van dit werk ging de
grenzen van parochie en gemeente te buiten.
Want er is een stukje Hollandsch stadsschoon
mede behouden, dat de moeite waard is.
Reeds had de bond „Heemschut" er de aan
dacht op gevestigd, dat het verdwijnen van
den koepel een onherstelbaar verlies zou be-
teekenen voor het zoo aantrekkelijke silhouet
der stad. Alle vrienden van de schoonheid van
ons vaderland hadden dan ook reden te jui
chen, dat de koepel van St. Cyriacus behou
den was.
"In een klein- provinciestadje wordt elke
nieuweling steeds met een zekere gereser- j
veerdheid begroet. En zoo ging het ook met
deken Huibers, toen hij als opvolger van
deken Wijtenburg te Hoorn werd aangesteld.
Zijn groote eenvoud echter heeft hem spoe
dig bij zijn parochianen zeer populair en
zeer bemind gemaakt. Want een herder
bleek deken Huibers in eik opzicht te zijn.
Zijn geheele persoon stelde hij steeds be
schikbaar voor de behartiging van de gees
telijke belangen van zijn parochianen. Zijn
eenig doel was steeds, de menschen tot groo-
ter godsdienstzin aan te wakkeren. En zijn
priesterlijk woord heeft in dit opzicht veel
weten te bereiken.
Bij al de beslommeringen, die het deke-
Monseigneur
Huibers, wit kruis,
als student
op het groot-seminarie Warmond, met zijn cursusgenooten
heilige Priesterwijding.
kort voor de
Een riskante onderneming tot een
goed einde gebracht.
DE HOOGEERWAARDE HEER JOHANNES P. HUIBERS, BENOEMD
TOT BISSCHOP VAN HAARLEM.
der jaren de vorminb van de Haarlemsche
clergé hebben geleid.
Vooral als leeraar van de poësis- en rhe-
toricaklassen oefende prof. Huibers op zijn
leerlingen een grooten, vormenden invloed
uit. Zelf niet onverdienstelijk dichter, wist
hij den jongen studenten de schatkamers van
de litteratuur te ontsluiten. Vooral de studie
van en de liefde voor Vondel stond bij hem
vooraan.
Als regisseur van de jaarlijksche treur
spel-opvoeringen, wist hij de oefenavonden
daarvoor ten nutte te maken aan de ont
wikkeling van den smaak en mede van de
oratorische talenten zijner studenten. De
opvoering van zoo'n Vondel- of Calderon-
stuk vormde het hoogtepunt van een tri
mester. Eenige treurspelen van Vondel,
welke nog nimmer waren opgevoerd, heeft
hij op het repertoire van het studenten-
tooneel gebracht. Wanneer de opvoeringen,
na zorgvuldige voorbereiding dan plaats
vonden, kwamen zijn talrijke litteraire
vrienden de voorstelling bijwonen.
Volop meelevend met zijn studenten, met
een warm en gevoelig hart ook voor hun
persoonlijke nooden en moeilijkheden, was
hij natuurlijk een leeraar, die in de studen
tenwereld hoog stond aangeschreven.
Zijn onderwijsarbeid op Hageveld belette
hem niet nog voortdurend in contact te blij
ven met de praktijk, in het bijzonder met de
parochianen van Leiden, waar hij gestaan
had, voor hij naar Hageveld werd geroepen.
Bij tal van kerkelijke feesten deed men niet
te vergeefs een beroep op den Hageveldschen
leeraar, wiens bijzondere welsprekendheid
men niet was vergeten. Maar niet alleen in
Leiden, ook in tal van andere plaatsen en
bij voorkomende groote feestelijkheden,
was prof. Huibers een zeer gezien redenaar,
wiens redevoeringen uitmuntten door een
fijn verzorgden stijl.
Gedurende zijn Hageveldsche'jaren heeft
prof. Huibers enkele historisch-literaire bij
dragen gepubliceerd in „De Katholiek", o.a.
in 1914 een artikel bij het eerste eeuwfeest
van de Sociëteit van Jesus na haar herstel.
Kortom de Hageveldsche jaren van onzen
nieuwen bisschop droegen geheel het stem
pel, dat op het Seminarie gedrukt was door
Mgr. Callier en zijn tijdgenooten.
Hij schreef ook een van de eveneens in
de „Katholiek" opgenomen zes preeken
over de veelvuldige en dagelijksche H. Com
munie.
naat met zich bracht, wist deze priester
steeds tijd te vinden voor het dagelijksch
wel en wee van zijn parochianen. Was er
hier of daar in een gezin een gebeurtenis
i eenige beteekenis, dan verzuimde deken
Huibers nimmer om door zijn persoonlijk
bezoek zijn belangstelling te toonen. Steeds
stond hij klaar om in moeilijke gevallen raad
te geven. In één woord hij leefde met zijn
parochianen geheel en al mede.
En dat de Katholieken van Hoorn dit op
prijs wisten te stellen is meermalen geble
ken. Het duidelijkst kwam dit wel tot uit
drukking, toen deken Huibers een paar jaar
geleden een beroep moest doen op de offer
vaardigheid van zijn geloovigen, voor het
behoud van het mooie kerkgebouw. Door
een ernstige verzakking dreigde de groote
koepel ineen te storten, zoodat een zeer
kostbare reparatie noodig was om het kerk
gebouw in stand te houden. De daarvoor be-
noodigde gelden waren echter niet aanwezig,
de tijden waren slecht en de Hoornsche mid
denstanders maakten geen goede zaken.
Desondanks was de offervaardigheid zoo
groot, dat de inteekenlijsten, welke bij de
parochianen circuleerden, spoedig aantoon
den, dat de noodige gelden waren bijeen
gebracht, om met de herstelwerkzaamheden
te beginnen. En het is aan het initiatief van
Deken Huibers te danken, dat dit mooie
kerkgebouw, een werkelijk sieraad voor de
stad en de trots der parochianen, behouden
kon blijven.
Degene, die de Hoornsche bevolking en
den aard der West-Friezen kent, weet, hoe
moeilijk het is om verandering te brengen
in bepaalde gewoonten en toestanden, die
reeds sedert vele jaren zijn ingeburgerd.
En toch wist deken Huibers met takt en
overleg veel tot stand te brengen en veel ten
goede te wijzigen. Dat hij hierdoor niet in
ongenade is gevallen bij zijn parochianen
spreekt boekdeelen.
Voor Hoorn zal zijn vertrek dan ook on
getwijfeld een zeer groot verlies beteeke-
nen.
In den tijd, dat de nieuwe bisschop deken
van Hoorn was, is door zijn initiatief een
werk tot stand gekomen, dat in zeer breeden
kring hoogelijk is gewaardeerd. Door ingrij
pende voorzieningen kon n.l. de bekende
koepel van de St. Cyriacuskerk, die groot
gevaar liep, behouden worden.
De St. Cyriacus te Hoorn, parochiekerk
van den Deken, verkeerde reeds geruimen
tijd in gevaar.
Ofschoon deze kerk nog niet zoo oud is
zij werd in 1880 gebouwd hadden ver
schillende oorzaken een vernielende uitwer
king op dit bouwwerk gehad.
Vooreerst is de ligging, vlak bij de Zuider
zee, allesbehalve gunstig. De inwerking van
het zoute water op gevels en koepel is dui
delijk te bespeuren.
De oorzaak van het gevaar schuilde echter
hoofdzakelijk in constructie en fundeering
van den koepel. Immers deze koepel, welke
een hoogte heeft van 45 meter en een door
snee van 12 meter, is een geweldig steenen
gevaarte met een gewicht van ongeveer
vijfhonderdduizend kilo's. Vier halfronde
bogen brengen het gewicht van den koepel
over op vier marmeren zuilen, ter dikte van
ongeveer een meter in het vierkant. De
zuilen zijn gefundeerd op een aantal houten
palen. Voor den zijdelingschen steun van den
koepel (b.v. bij storm) zijn nog z.g. steun
beeren aangebracht, welke den koepel
schragen.
Men stelle zich nu voor, dat alle vier de
bogen gescheurd waren en dat duidelijke
zakkingen in de zuilen geconstateerd wer
den, dat verder iedere dichtgemaakte scheur
na een behoorlijken storm weer open ging
en dikwijls nog verder scheurde. Dan kan
men begrijpen, dat de plaatselijke architect,
de heer S. W. Langius, welke belast was
met het onderhoud dezer kerk, niet langer
de verantwoordelijkheid kon en mocht
dragen voor een dergelijken toestand.
Hij stelde derhalve aan het kerkbestuur
voor om in samenwerking met een des
kundige op- restauratiegebied een gron
dig onderzoek te mogen instellen en wendde
zich, na bekomen toestemming van het kerk
bestuur, tot den heer ir. L. H. Huydts raad
gevend ingenieur te 's-Gravenhage.
Het eenvoudigste en goedkoopste zou nu
wei geweest zijn om den koepel af te breken
en het daardoor ontstane gat te dichten door
een nieuw stuk dak. Dan was de te zware
druk op de fundeering weggenomen en kon
het gevaar als geweken worden beschouwd.
Dit zou echter niet alleen een ernstige
schending van de uiterlijke schoonheid der
kerk, doch ook van het stadsbeeld beteekend
hebben. Bekend is o.a. de mooie silhouet-
teering van den koepel, gezien bij avond vanaf
den Zuiderzeekant.
Besloten werd dan ook om den koepel, zoo
eenigszins mogelijk, te sparen.
De bekende aannemersfirma Klein Schip
horst uit Haarlem nam de uitvoering van het
werk ter hand en onder de bekwame leiding
van haar uitvoerder, den heer Van Oers, ver
rezen spoedig groote binnen- en buitensteigers
welke den koepel geheel omsloten.
De werkzaamheden zouden nu voornamelijk
bestaan in het versterken van de fundeering
der zuilen, welke den koepel dragen; vervol
gens in het storten van nieuwe betonkolom
men langs de marmerzuilen en het slaan van
betonbogen onder tegen de bestaande bogen
van den koepel aan.