DE LEVENSLOOP VAN DEN OVERLEDEN AARTSBISSCHOP UIT DE LIJDENSDAGEN YAN DEN AARTSBISSCHOP. MAANDAG 18 MEI 1936 EEN CHRISTEN VAN DE DAAD. Professor te Rijsenburg. ©nd&rtfcs rijn drukke kapelaanspractijk had mgr. Jansen zijn aangeboren studiezin niet verwaarloosd en zoo geviel hem te ^tmhean de eervolle onderscheiding dat hij Zielzorger. Kanunnik. Vicaris Capitularis. Aartsbisschop van Utrecht. Mgr. Jansen en het onderwijs. DE TWEE GROOTE VOLDOENINGEN VAN ZIJN PONTIFICAAT. - Z, H. Exc. mgr. Joannes, Henricus Gerardus Jansen werd 9 Mei 1868 in Leeuwarden geboren. Na aldaar zijn lagere studies gemaakt te hebben vertrok hij naar Rolduc. Zijn priesterstudies maakte hij op de Seminaries te Kuilenburg en Rijsen- burg. Na knappe theologische studiën, die hem al vroeg voor het hoogleeraarsehap op het Groot-Seminarie Rijsenburg zouden be stemmen, ontving hij op 15 Augustus 1893 de wijding van het H. Priesterschap uit de handen van Mgr Snickers. Zijn eerste benoeming voerde hem als kapelaan al dadelijk naar Friesland terug, waar hij zijn eerste priesterlijk werk deed in het dorpje Heeg bij Sneek. Spoedig daarop werd hij kapelaan te Sneek zelf, en vandaar werd hij na enkele jaren overgeplaatst naar de volkrijke St. Walburgas-ptanoohie te Arnhem, waar de gedachtenis aan kapelaan Jansen nog voort leeft om zijn grooten liefdadigheidszin, die voornamelijk in eigen middelen de eerste bronnen vond. De Aartsbisschop voor het Nederlandsch College te Rome na de opening van het nieuwe gebouw. benoemd werd tot hoogleeraar in de H. Schriftuur te Rijsenburg. De opdracht in dit leervak beteekende voor den jongen professor Jansen meteen een post van vertrouwen en groote verant woordelijkheid, want zijn benoeming tot dit professoraat viel juist in de moeilijke dagen dat de nieuwe Bij beier itiek ook in eigen Ka tholieke kringen groote beroering bracht, en daarom den jongen docent groote voorzich tigheid oplegde, zonder aan de moderne we tenschap te kort te doen. Een compensatie voor zijn zware en ver antwoordelijke taak vond professor Jansen die uit den aard van zijn karakteT de ziel zorg niet geheel kon loslaten, ook buiten het Seminarie, waar hij een groot aanzien en vertrouwen genoot, 't Was in die dagen, dat hij de bekende douairière van Vollenho ven, de moeder van onzen vroegeren gezant te Brussel en te Madrid, die later met een Prinses de Bourbon trouwde, tot de Katho lieke Kerk bracht. Acht jaren bleef professor Jansen aan het Groot-Seminarie te Rijsenburg, toen dreef zijn priesterlijk hart hem weer naai de pa- rochieele pracitijk. Op verzoek kreeg hij eervol ontslag als professor en werd hij benoemd tot pastoor van 't Goy. Eenige jaren later zou hij andermaal naar Friesland gaan, en werd hij be noemd tot pastoor te Harlingen, waar hij o.m. het initiatief nam tot de stichting van een eigen R. K. ziekenhuis. In 1919 vertrok hij vandaar voor goed naar Utrecht. Hier vond pastoor Jansen een groot terrein voor zijn actieve werkzaamheid, niet alleen bin nen de grenzen van de oude Bisschopsstad, maar ook in Utrecht als hart en centrum van het heele diocees. Hij was de eerste geestelijke adviseur van de Vereeniging van R. K. Werkgevers, in welke functie professor van Aken hem la ter opvolgde. Toen mevrouw Steenberghe— Engeringh in de eerste jaren na den oorlog op het congres te Rome werd gekozen tot presidente van de Union Internationale des Ligues Féminines Catholiques verzocht zij pastoor Jansen naast haar op te treden als Aumónier-Conseil, in welke functie hij de twee-jaarlijksohe congressen over heel Euro pa steeds trouw bijwoonde. Nog herinneren wij ons hoe dit laatste internationale congres in ons land te Sche- veningen werd gehouden en Kanunnik Jan sen op geen enkele vergadering ontbrak en de raadsman en vertrouweling bleek te zijn van alle internationale afgevaardigden. Ook op de voorvergaderingen, waarop het eerste internationale Katholieke bioscoop congres onder auspiciën van de Internatio nale Vrouwenliga's werd gehouden, zagen wij Kanunnik Jansen steeds present, als be wijs, dat deze man met ruimen blik ook in teresse toonde voor dezen nieuwen, in Ka tholieke kringen nog te weinig gewaardeer- den factor in ons cultuurleven- Naast de internationale Katholieke vrou wenbeweging was Kanunnik Jansen ook een groot bevorderaar van het Katholieke jeugdwerk. Als zoodanig werd hij onder-voorzitter van de R. K. Jeugdcentrale der stad Utrecht, en eveneens voorzitter van de centrale com missie der meisjes-patronaten „St. Cunera". Ook voor het onderwijs heeft hij veel en moeizaam, werk gedaan, vooral in zijn kwa liteit van voorzitter van het bestuur van het R. K. Lyceum te Utrecht, waarvan hij de eigenlijke oprichter was. In de maanden, dat hij na het overlijden van Mgr. v. d. Wetering geroepen werd om als Vicaris-Capitularis het Aartsbisdom te besturen, zag hij zich genoodzaakt als voor zitter van het Lyceum af te treden, waarna hem als erkenning voor zijn groote ver diensten voor deze stichting het eere-voor- zitterschap werd aangeboden. Pastoor Jansen zou ook geen echte Fries zijn geweest, als hij geen groot ijveraar was geworden voor het heiligdom van Sint Bo- nifacius te Dokkum, door zijn vriend pas toor Arends zoo in eere hersteld. Hij werd de bezielende voorzitter van het comité tot bevordering van bedevaarten ter eere vgn den H. Bonifacius te Dokkum, en er werd geen bedevaart naar Dokkum ondernomen, of pastoor Jansen was er bij tegenwoordig. In 1920 werd pastoor Jansen benoemd tot Kanunnik van het Metropolitaan Ka pittel. Waar zijn eigen parochie aan de Bilt- straat zich steeds meer uitbreidde, drong de noodzakelijkheid om een nieuwe parochie kerk te stichten op Oudwijk. Op verzoek van Mgr. v. d. Wetering nam Kanunnik Jansen op zich de plannen voor den bouw dezer nieuwe kerk voor te be reiden, wat hij met een voor zijn leeftijd zeldzaam jongen ijver deed. Toen hij spoedig daarop de plannen ge reed had en ook reeds den grond had ge kocht, gebeurde er iets ongewoons. Bij zijn bezoek aan den Aartsbisschop meende hij, dat nu wel een jonge frissche kracht aan de verdere stichting van deze nieuwe parochie zou worden gezet. Maar Mgr. v. d. Wetering monkelde eens oolijk, en zeide Kanunnik Jansen, dat hij dacht hem zei ven aan te wijzen als den bouwheer en eersten pastoor dezer nieuwe parochiekerk. De meeste anderen hadden misschien voor deze bedenkelijke onderscheiding be dankt, zoo niet Kanunnik Jansen; als een jong kapelaan nam hij deze zorgzame taak op zich, als had hem geen grooter voorrecht kunnen ten deel vallen. En hij bracht deze taak met een voort varendheid ten einde, die aller bewonde ring opwekte. Hij, de Kanunnik, verliet zijn welgesi- tueerde oude parochie aan de Biltstraat er vestigde zich welgemoed in zijn pas nieuwe en daardoor zeer zorgelijke parochie op Oudwijk. Toen de Hoogeerwaarde 'Vicaris-Generaal van het Bisdom, Mgr. B. A. de Wit, die tot dan Deken was, wegens vergevorderden leeftijd in 1929 ontslag aanvroeg uit zijne functie, werd Kanunnik Jansen in diens plaats tot Deken benoemd. Kanunnik Jansen genoot het volle ver trouwen van Mgr. v. d. Wetering, die hem in zijn laatste levensjaren nog tot reisgezel op zijn reis naar Rome koos. En, toer. ple baan Starink kwam te overlijden, was het weer Kanunnik Jansen, die door Mgr. v. d- Wetering tot biechtvader werd gekozen, in welke functie hij ook het voorrecht had den aartsbisschop in zijn laatste oogenblikken bij te staan. Hij was het, die door vertrou- welijken omgang van jaren, ook het best in staat was het ontroerend levensbeeld te schetsen van den overleden Hoogepriester, dat hij in 'n keur van woorden bij de lijk baar mocht uitspreken. Toen Mgr. Henricus v. d. Wetering op 18 November 1929 overleed, werd Kanunnik Jansen tot vicaris capitularis van het ver weesde bisdom gekozen. Op 13 April 193Ö behaagde het Z. H- Paus Pius XI den vicaris capitularis tot Aarts bisschop van Utrecht te benoemen. Met groote vreugde werd deze benoeming door katholiek Nederland ontvangen. Alge meen werd de benoemde beschouwd als de rechte man op de rechte plaats. En het vertrouwen, waarmede Katholiek Neder land den nieuwen aartsbisschop ontving, werd in geen enkel opzicht beschaamd. Mgr. Jansen werd wat men van hem ver wachtte: de rustige, kloeke leider van een krachtig doorzettingsvermogen en daarbij van een practisch inzicht, dat hem, die zoo langen tijd in het volle leven had gestaan, als van zelf was eigen geworden. Mgr. Jansen bekleedde zijn zoo verant woordelijke functie in een wel zeer moei lijken tijd vol gisting, vol verwarring, maar ook vol drang naar daden en bezinning op de groote vraagstukken des levens; een tijd waarin vooral het opgroeiend geslacht de 'grootste zorgen vroeg speciaal van de geestelijke leiders. Mgr Jansen zag dat alles rondom zich koken' en bruisen, maar zijn ervaren blik behield zijn rust, zijn scherpte en zijn klaarheid. Hij aanvaardde gaarne en gretig het goede, dat er uit die barnende wereld naar boven kwam, maar wees onveibidde- lijk terug, wat met de juiste beginselen, met de ware methode of met nobele ra ï- tie in strijd was. Dat was altijd wel het sterk opvallende in de geschreven stukken of in de redevoe ringen van den aartsbisschop: zij gingen, recht op den man, of liever op de zaak af. Het waren nooit louter gelegenheidsbe- schouwingen, maar er werd wat in gezegd, er werd leiding in gegeven, en dat zonder aanzien des persoonsA De aartsbisschop zeide of schreef wat naar zijn innige over tuiging gezegd of geschreven moest worden in het waarachtig belang van het katho lieke leven, waaraan hij leiding had te geven. Hij prees wat moest worden gepre zen, maar hij laakte ook, wat afkeuring verdiende. Aan valsche geestdrift bezon digde hij zich niet en wenschte niets ten onrechte te zien vergoelijkt of bemanteld. Mgr. Jansen, bleef als aartsbisschop vóór alles wat hij zijn geheele priesterleven op de allereerste plaats geweest was: zielzor ger; hij zorgde echt voor de zielen, die hem waren toevertrouwd en waarvoor hij een maal rekenschap zou hebben af te leggen. Als het noodig was voor het zielenheil van welk deel van zijn kudde ook, dan tastte hij door, zoo noodig met onverbiddelijke kracht en met de stugheid van den Fries, welke overigens in hém op zoo aantrekke- lijk-gemoedelijke wijze getemperd werd. 't Was teekenend voor dezen zielzorger, dat Hjj aanstonds in zijn eersten herderlij ken brief zijn diocesanen wees op de ver heven waardigheid van den Christen- mensch. Weest u zelf, weest Christen, zoo riep hij den hem toevertrouwden toe en wilt, niet „kruipen angstig en slaafs gebukt on der de gangbare mode van niet-christelijke levensleuzen". Had de nieuwe aartsbisschop eigenlijk bij zijn optreden wel een meer behartigens waardige vermaning aan zijn diocesanen, ja aan geheel Katholiek Nederland, kunnen richten, dan deze? Een ander den aartsbisschop zeer tee kenend woord sprak hij uit in 1931 tot de ouders en tot vrouwen en meisjes: „Nu de onchristelijke onbeschaamdheid veld wint en ook doordringt onder de christenen, en velen allengskens meegaan met de dwaal begrippen eener zeden-verwilderende en schaamtekwetsende en schaamtedoodende mode, moeten de Christelijke denkbeelden van eerbaarheid en zedigheid door woord en voorbeeld krachtig worden verspreid, zelfs onder Christenen, onder wie het niet noodig moest zijn zoo iets te behandelen Bewaart de onschuld van uw doopsel on besmet onder den schutsmantel der zedig heid en versterkt haar door dagelijksch ge bed en het veelvuldig gebruik der H.H. Sa cramenten, vooral der H. Communie, het Brood der sterken, den Wijn „die maagden teelt". Zoo heeft Mgr. Jansen vanaf het begin van zijn optreden als aartsbisschop met openhartigheid, die zich steeds vrijmoedi ger op allerlei punten uitsprak, zich ge keerd tegen alles, wat naar zijn meening het echt-katholieke leven bedreigde, en steeds krachtiger heeft hij zijn steun ge geven aan al datgene wat dat eeht-katho- lieke leven bevorderen kon. Maar ook positief ging de overleden aarts bisschop voor en wist hij geestdrift en be zieling te wekken bij het beleven van de echt-Katholieke idealen. Een van de meest karakteristieke daden in dat opzicht is de kruistocht geweest van de helpende liefde, die mgr. Jansen in Juli 1932 in zijn bis schopsstad preekte. Hij zette dezen kruistocht in met een meesleepende redevoering, die Hij met de vurige woorden besloot: „Wij ver wachten thans van u daden van liefde en van rechtvaardigheid! Niet slechts toonen, maar ook doen. „Niet zij, die de wet aan- hooren, maar zij, die de wet doen, zullen gerechtvaardigd worden" leert Paulus aan de Romeinen, en Jacobus vermaant: „Weest opvolgers van het woord en niet slechts aan hoorders. Niet de vergeetachtige aanhoorder, maar de volbrenger van de daad, hij zal door zijn werk zalig worden". Zet voort uw kruistocht van helpende liefde. God wil het! Hij zegene uwe werken, Amen". En zelf dééd mgr. Jansen ook waartoe hij had opgewekt. Zelf nam hij de bedel- schaal op en collecteerde, na zelf de rij van de milde gevers op indrukwekkende wijze geopend te hébben, tö't leniging van dér.'bit teren nood. Op een andere plaats in dit blad is reeds herinnerd aan de groote liefde van mgr. Jansen voor de H. Eucharistie. Ook hierin leerde Hij niet alleen en preekte hij en wekte hij op tot steeds grooter devotie en ijver, maar Hij gaf zelf weer het voorbeeld. Zijn reizen naar de Eucharistische Congres sen te Dublin en Buenos Aires zijn daarvan het sprekend bewijs. Van de laatste reis, men weet het, kwam hij doodziek terug, gebroken door de inspanning van de opof feringen, die de tocht in het heete klimaat van hem gevergd had Maar nauw waren zijn krachten weer even hersteld, of de aartsbisschop verhief zich van zijn ziekbed en gaf zelf weer het voor beeld in een andere devotie, waarvoor hij door woord en geschrift steeds geijverd had: <fe devotie voor den H. Bis schop-Martelaar Bonifacius en gezellen en hun vereering op het martelveld te Dokkum. Aan zijn initiatief in hoofdzaak was de eerste bedevaart van Friesche pries ters, seculieren, regulieren en missionarissen in 1924 te danken, welke een nieuw tijdperk inluidde in de pelgrimage naar Dokkum en een voorspel, als het zoo genoemd mag wor den, was van de eerste nationale bedevaart in 1926, gehouden en jaarlijks door een groote bedevaart gevolgd. De laatste groote daad van den overleden aartsbisschop, waarin Hij de laatste levens krachten, die Hij met onverzettelijke wils kracht verzameld had, verteerde, was zijn pelgrimage naar Dokkum in de eerste dagen van Juni. De K.J.V.-meisjes uit het aarts bisdom zouden naar Dokkum trekken. En daarbij moest de aartsbisschop voorgaan. In de rede, die mgr. bij die gelegenheid nog uitsprak staande op de plaats, die hem het dierbaarst was van zijn aartsbisdom, het martelveld van zijn heiligen voorganger Bonifacius en zijn gezellen zeide hij het zelf: „Toen ik op 6 April het programma ontving van de bedevaart naar Dokkum, kwam er een groote drang in mij op om op dezen dag in uw midden te zijn. Naarmate ik voelde, dat ik niet in staat was om een dergelijke reis te ondernemen, werd dit ver langen sterker in mij en kwam mijn Friesche geest des te meer in spanning. Ik heb ge zwegen en met niemand erover gesproken, tot ik kort geleden van mijn lijfarts per missie krijgen kon om naar Dokkum te gaan". En in die rede, de laatste, die de aarts bisschop houden zou, kwamen opnieuw deze typeerende woorden voor: „Door uw voorbeeld kunt gij een levend getuigenis geven van de leer, die gij belijdt. Het gaat er niet zoozeer om of gij liederen zingt en marcheert, het gaat er niet om of gij „Heer, Heer" zegt, maar het gaat om de daadwerkelijke belijdenis in uw le venswandel van uw geloof, van uw zedeleer, van al het goed, dat gij ontvangen hebt door het Allerheiligst Sacrament. Gij moet echte Christinnen zijn van de daad. Die u ziet, die met u omgaat, u hoort, moet in uw leven zien: dit is de leer der Katholieke Kerk. Als men dat niet ziet, dan zijt gij niet de echte K J V.-ers, dan draagt gij het kleed der k' J. V. niet' met eere." In deze woorden heeft h«, die eens den aartsbisschoppelijken zetel van Utrecht be kleedde, als het ware zich zelf nog eens ge- teekend en gekarakteriseerd: man van voor beeld, van levend getuigenis, van daadwer kelijke belijdenis, van een .echten Christen van de daad. God zal, zoo vertrouwen wij, den kerkvorst in Zijn oneindige barnihartig- Het Bisschopskruis en de ring van wijlen Z. H. ExcMgr. J. H. G. Jansen. heid een honderdvoudige belooning reeds ge schonken hebben voor zijn dadenrijk leven. Afzonderlijk valt nog de aandacht te ves tigen op een heel speciaal terrein, waarop de overleden aartsbisschop zijn volle werk kracht ontplooid heeft, dat van het Katho liek onderwijs. Was het lager onderwijs vrijwel geregeld en in goede banen geleid, tóen pastoor Jan sen in Utrecht zijn intrede deed, van het mid delbaar en voorbereidend hooger onderwijs was van katholieke zijde nog niet het minste werk gemaakt. Die toestand kon niet blij ven. Pastoor Jansen begreep, dat de nog ontbrekende schakel tusschen lager en uni versitair onderwijs met bekwamen spoed diende te worden gesmeed. Evenwel, de tij den waren moeilijk en de te overwinnen bezwaren niet denkbeeldig. Op den 8sten December 1919 werden door pastoor Jansen met enkele vooraanstaande katholieken van de stad de eerste besprekingen gevoerd over de mogelijkheid, van oprichting van een Katholieke school voor middelbaar en gym nasiaal onderwijs, een bespreking, weldra gevolgd door de constitueerende vergade- ring van de Bonifaciusvereenigiilg, zich ten doel stellend in de' gemeente Utrecht, het middelbaar ëri voorberadend hooger on derwijs. voor de K. K. jëugd te bevorderen. Toch zou het nog drie volle jaren duren, voordat het St Bonifaciuslyceum' officieel zou worden geopend. Het was een tijd van zoeken en tasten, een periode van strijd voor een mooi ideaal, een worstelen met moeilijk heden en bezwaren van financieelen, admi nistratieven, onderwijs-teohnischen aard, een tijd bovendien, waarin de alom heer- schende woningnood het welhaast onmoge lijk maakte, de beschikking te krijgen over een behoorlijk pand om daarin de nieuw op te richten school onder te brengen. Doch Kanunnik Jansen, de volijverige voorzitter der vereeniging, gaf geen oogen- blik den moed verloren. Diepgevoelde over tuiging van noodzaak, een onverzettelijke wil om te slagen, een heldere blik op de oplossingsmogelijkheid der gerezen bezwa ren en daarbij een milde vergevingsgezind heid jegens allen die de tot actie drijvende motieven niet altijd even zuiver konden of wilden aanvoelen, deden ten slotte de over winning blijven aan het eenmaal door den voorzitter genomen initiatief: het lyceum zou er komen. Eindelijk was, dank zij méde den krach- tigen steun van mgr. van de Wetering de finanoieele kant van de onderneming tot een redelijke oplossing gebracht. Doch er dreigde nog een ander gevaar: het zoogenaamde stopwetje, dat de subsidieering van nieuwe scholen verbood, was juist verschenen. Dank zij echter de invloedrijke bemoeiingen van Baron van Wijnbergen, gelukte het alsnog deze klip te omzeilen en aan het nieuwe ly ceum de rijkssubsidie te verzekeren. Thans kon men blijde en met volle zeilen in zee steken. Het succes van andere steden waar in betrekkelijk korten tijd bloeiende scholen voor M. O. waren tot stand gekomen, zou ook in Utrecht te bereiken zijn. Het St. Bonifacius-lyceum heeft in Utrecht een la cune aangevuld, die te lang reeds bestaan had. Mgr. Jansen had er in toegestemd om ons, die ons jarenlang in zijn hartelijke vriend schap hadden mogen verheugen, nog een maal in zijn zieke dagen in het St. Antonius- gasthuis te ontvangen. We wisten, dat we een hachelijke kans maakten, want bezoeken vielen den hoogen lijder zeer zwaar. Toen wij ons dan ook op het afgesproken uur aan het Gasthuis meldden, zeide de zuster-portierster ons al dadelijk, dat de aartsbisschop ons bezoek onderwijl al had afgelast. In den ochtend had hij de hem verplegende Zuster nog over ons bezoek ge sproken, want alles stond nauwkeurig op zijn dagagenda genoteerd. Maar de aarts bisschop had juist een kwaden dag, groote benauwdheden overvielen hem, en in den middag had hjj de Zuster te kennen gege ven, dat zij ons toch maar zou afbellen. Maar wij waren al onderweg naar Utrecht. Zouden wij heengaan zonder den aarts bisschop nog eenmaal te zien? Zonder hem nog eenmaal te begroeten, wetend, dat dit een afscheid zou worden voor goed. De vriendelijke Zuster zou even gaan zien, maar kwam met de boodschap terug, dat Mgr. was ingeslapen. Wij moesten, als wij tijd hadden, nog maar een uurtje wachten. Misschien zou 't nog lukken. En na een heele poos wachtens kwam de Zuster zeggen, dat Mgr. was opgestaan en inij tcrch zou ontvangen. In de serre van zijn rustige ziekenkamer met voor zich het uitzicht op den prachtigen tuin van het Gasthuis, zat Mgr. Jansen weg gedoken in zijn stoel zichtbaar "vermoeid, maar zijnoogen lachten. En, even spottend, zeide hij: „Je komt ze ker voor mijn necrologie?" „Neen, Excellentie," was ons antwoord, „Uw leven en daden staan dankbaar ge schreven in ons hart, wij hebben steeds Uw kort maar dadenrijk pontificaat met groote interesse gevolgd, maar wij komen U nog eenmaal danken voor de hartelijke vriend schap, die U ons altijd heeft betoond." Wij betuigden, dat wij den liturgischen zegenwensch „ad muitos annos", die bij zijn bisschopswijding, nu vijf jaar geleden, zoo krachtig en jubelend door de kathedraal had geklonken, in verheugender volheid in ver vulling hadden willen zien gaan. „Ach," zei Mgr. eenvoudig, „heel mijn bisschopsjaren lang ben ik al niet meer de oude geweest, achteraf blijkt nu, dat ik al tijd een zwak hart heb gehad, en dat ik altijd op halve kracht heb moeten werken. Al vóór mijn benoeming tot aartsbisschop was ik al door mijn drukke werk wat over stag gegaan. Eerst als bouwpastoor van Oud wijk, wat mij naast, mijn andere drukke be- zigheden ook als oprichter en 1-eicLer van bet R.K. Lyceum veel zorgen beeft gegeven. I>an. na den. dood van Mgr. v. d', Wétering het langdurige vicariscapitularisschap, toen ik tweemaal per dag den langen g^rig maakte van het Paleis van de Maliebaan naar mijn pastorie van Oudwijk. Dikwijls overvielen mij op die tochten onverwacht ernstige pij nen, die nu achteraf bleken reeds de eerste symptomen te zijn geweest van de kwaal, die mij nu zoo spoedig zou sloopen." „Op den dag van mijn benoeming tot aartsbisschop heb ik er ernstig over gedacht deze benoeming niet aan te nemen, .maar God", liet de aartsbisschop er bewogen op volgen, „heeft mij toen op een kennelijke wijze doen weten, dat ik de hooge functie toch moest aanvaarden." „Dadelijk volgde toen een tijd van veel en druk werken, er moest veel afgedaan worden wat in de laatste levensdagen van mijn voorganger was blijven liggen, veel Vormselreizen enz. „Mijn oude energie, mijn sterke wilskracht om door te zetten, wat ik mij eenmaal had voorgenomen, heeft mij over alles heeri kun nen helpen. Nog zou ik alles kunnen door mijn wil, maar ik moet nu voorbereid zijn, dat dan na" een paar dagen de reactie komt. Ik heb door willen zetten om de kleinere wijdingen te doen, ik had mij voorgenomen om bij de laatste priesterwijdingen, die door Mgr. Smit werden verricht, toch nog naar de kathedraal te gaan om naast hem mijn jonge priesters nog de handen op te leggen, maar op 't laatste oogenblik heb ik niet meer gekund." „Maar bij Uwe bediening hier in de kapel, heeft U toch, Excellentie, Uw oude wils kracht weer getoond." „Ja, ik heb mij er zelf over moeten ver wonderen, dat ik weer met zoo'n krachtige stem mijn geestelijken heb kunnen toespre- ken." „Uw ontvangen nu van deze 1aa £sche Sacramenten op zoo'n ontroerend gro° wijze, herinnerde ons, Excellentie, aa anderen forachen Fries en Leeuwardenaar, den grooten Backhuis, jarenlang de voor trekker der Friesche Katholieken. Toen deze de laatste H. Sacramenten ging ontvangen, had hij heel zijn huis met bloemen en plan ten gesierd. In galarok gekleed, geknield op een bidstoel ontving Backhuis toen de H. Teerspijze. Nog herinneren wij ons, hoe toen de Friesche pers van hem schreef: „Maxi- miliaan van Buren stervend in 't harnas!"" „Jammer, Excellentie, dat U Uw nieuW Seminarie te Apeldoorn, dat toch ook tot Uw groot levenswerk als aartsbisschop be hoort, niet meer voltooid hebt kunnen zien." „Maar ik heb 't klaar gezien," onderbrak de aartsbisschop levendig, „ik ben er ge lukkig nog naar toe geweest, al heb ik he laas de consecratie niet meer kunnen ver richten. Ja, dat zijn twee groote voldoenin gen van mijn pontificaat geweest, de bouw van het nieuwe.Seminarie in dezen zoo moei- 1 lijken tijd, en dan de opbloei en bevorde ring van, Dokkum als bedevaartplaats". Zijn oogen begonnen weer te tintelen nu de zieke Aartsbisschop als echte Fries weef begon te spreken over zijn groote vereering voor St. Bonifatius. Dat was een heerlijke tocht geweest, dis laatste beevaart naar Dokkum met die ont roerende huldebetooging van de vrouwelijke jeugdbeweging van de K.J.V.-meisjes. 't Was alsof het zien van die zegenrijke jeugdbeweging binnen zijn bisdom. ook een van zijn groote strevingen, hem ziekte, kwa len en kwellingen weer had doen vergeten en weer een fluidum van nieuwe levens kracht over hem had doen komen. „Als U die reis naar Buenos Aires maar niet had gemaakt." „Och, ik voelde mij toen juist zoo sterk en gezond, ik was zoo gelukkig dezen tocht nog eens te kunnen maken, maar "die Aequatof heeft mij gedupeerd. Op de heenreis al be merkte ik, dat 't mis ging. Eindelooze slape- looze nachten, en de scheepsdokter consta teerde ondanks het leven en gedrüisch aan boord, hoe geweldig mijn hart te keer ging- Toch heb ik alles in Buenos Aires mee kunnen maken en ik heb er geen spijt van gehad, want 't is een onvergetelijk schouw spel geweest van liefde en .vereering voor de heilige Eucharistie, maar later is mij ge zegd, dat ik er op Slag dood had kunnen blijven." „U mag toch ook voldoening hebben, Ex cellentie, over het mooie leven, dat achter L Z. H. Exc. Mgr. J. H. G. Jansen naast den president van het permanent comité der Int. Euch. Congressen, Z. H. Exc. Mgr. T. L. Heylen tijdens de receptie aan boord van de „Flandria" bij gelegenheid van het EucharCongres te Buenos Aires. Mgr Jansen steekt de eerste spade vo<Z het nieuwe Aartsbisschoppelijk seminar10 te Apeldoorn. ligt. De kapelaansjaren, die U al spoedig weer naar Uw dierbaar Friesland terug brachten, Uw hoogleeraarsehap if?61*"' burg, Uw pastoorsleven te 't G°y 01 lingen, waar U het initiatief. nam tot d* stichting van een nieuw ziekenhuis» Uw jaren als pastoor 10 moeiïngen met het o«dclvv,|s en de jeugd beweging, welke U later als Aartsbisschop zoo waardig heeft kunnen bekronen, dan ja," beaamde de Aartsbisschop, „ik heb altijd een druk leven gehad, en dan te we ten, dat ik eigenlijk van jongsaf altijd op halve kracht heb gestaan. Ik heb ook veel vreugde gekend," voegde Mgr. er dankbaar aan toe, „alleen het laatste jaar," sprak hi! weemoedig, „heb ik mij wat erg eenzaam gevoeld. Nog zoo graag alles te willen, el» je dan onmachtig te voelen om wat te doen-' Dan opeens lachte Mgr. weer: „Nu ben j®, toch aan mijn necrologie bezig, geloof ik.' Wij stonden op. „Excellentie, wij moge11 U niet langer vermoeien." Dan knielden wij neer. De Aartsbisschop zegende ons nog met klare stem, en voegde daarbij nog vele wenschen voor een nog durende werkzaamheid en activiteit. Tot aan de deur van zijn kamer deed de zieke Aartsbisschop ons nog uitgeleide. In de Regentenkamer lazen wij bewoged op de koperen gedenkplaat van de stichters en regenten van het monumentale Sint An' toniusgasthuis de ^scriptie: „1920. Kanun nik J. H- G- Jansen Nu 1936, wachtte dezelfde Kanunnik J. H. Jansen' nu Aartsbisschop van Utrechjv' in hetzelfde St. Antoniusgasthuis, waar b>' eens als regent over andere zieken waakt® en zorgde, welbewust onderworpen en ga laten op het aldoor nader komende uur, dat God hem zou oproepen tot de eeuwigheid om hem, trouwen en omzichtigen dienaar» met eere en glorie te kronen voor een groot verdienstelijk priesterleven en een waardig vervuld pontificaat. P. HYACINTH HERMANS-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1936 | | pagina 2