CONTRACT-BRIDGE.
RIJWIELPADEN IN ENGELAND.
lil iH
SCHAAKRUBRIEK.
lil
'éwé, ilBif ^ɧ1
DAMRUBRIEK.
W f4 'ff'
iüf m+ #1i
If wW.
DINSDAG 24 AUGUSTUS 1937
EINDSPEL.
w
z
DE VOETGANGER OP DAK,
Waarom maken wielrijders zoo
weinig gebruik ervan?
WÉw ÉMw
Hit
Éisi
mm mp
WM,aüfflf
m ffeai
tofc. pgfp WW» V
4mmI
D
mm. i
WW w&Ww.
m mn, v//M mm wm
wm x wm As, üp 4 Hf 4
y'
1 WÉ.WÉ.
Onder eind-spel of „placing the lead" ver
staan wij een speelwijze, welke een bepaalden
tegenstander op een gegeven oogenblik dwingi
aan siag te komen en zoodoende een voor oen
Leider voordeelig_e uitkomst te moeten doen,
die hem minstens één extra slag bezorgt-
Dit gegeven oogenhlik zal natuurlijk m ae
laatste slagen moeten liggen, want anders zou
die tegenstander nog te veel .keuze voor zijn
volgend uitkomen hebben. Hu m°et hetover
te voren gedwongen zijn geweest tot net over
houden van zoo min mogelijke kleuren. Dit
alleen kan hem dwingen de door u gewenschte
Uitkomst te doen. „ir,j
Kunnen wij nu voor zulJc een e nd-spe]ook
elementen vaststellen, eveI]?!
die aanvankelijk moeten zunwil men tot de
toepassing van een eind-spel speelplan kunnen
komen? Wij geven hiervoor de volgende ele
menten:
a. Gij moet een hand nebben, waarbij het
mogelijk is een slag te maken, indien een be
paalde tegenstander op een gegeven oogenblik
aan slag gebracht kan worden., teneinde hem
daarna te dwingen een voor u voordeelige kleur
voor te spelen.
b. Uit het bovenstaande volgt, dat gij een
kaart moet hebben in de kleur, welke die door
u bepaalde speler op het door li uitgekozen
oogenblik dwingt aan slag te komen.
c. Evenals bij de squeeze moet gij Uw speel
plan kunnen opmaken tot op het bovenbedoelde
oogenblik dus het oogenblik waarop die be
paalde tegenstander gedwongen wordt aan slag
te komen.
d. De tegenstander, die gedwongen is aan slag
te komen, moet van te voren gedwongen zun
niet anders te kunnen uitkomen dan in de voor
U gunstige kleur.
Evenals bij het squeeze-spel moeten al deze
vier elementen aanwezig zijn, wil het door U
bedoelde eind-spel gelukken. Die tegenstander
moet dus onmogelijk anders kuimen uitkomen
dan in de door u gewenschte kleur. Gewoonlijk
moet dit geschieden door hem van te voren
geen kaarten meer m andere kleuren te doen
over hebben, zoodat hij niet anders kan dan in
de door u gedachte kleur uitkomen.
In een Zondertroef-contract is het daarom ge
biedend noodzakelijk dat gij dien tegenstander
in twee kleuren geheel ontbloot en zorgt, dat
hij in de derde kleur slechts een kaart over
houdt, die .hem aan slag moet brengen, zoodat
hem niets anders rest dan m de vierde kleur
uit te komen.
In een kleurspel is het noodig dat zoowel in
de hand van den Leider als van den Blinde
twee kleuren renonce gemaakt worden en is
het onnoodig dat de bedoelde speler, die aan
slag gebracht moet worden, van eenige kleur
ontbloot wordt zoolang gij er zeker van zijt,
dat hij aan slag gebracht zijnde, gedwongen
wordt of in uw vork te spelen of in een kleur
waarin gij zoowel als de Blinde renonce hebt,
zoodat gij in de eene hand kunt troeven en in
de andere hand een verlieskaart kunt weg
werpen. Hieruit volgt, dat gij in beide handen
een troef overhoudt. Dat is natuurlijk onnoo
dig indien gij een volkomen juist beeld hebt
kunnen maken van de handen der tegenpartij en
gil dus zeker weten kunt, dat de tot aan slag
komen gedwongen tegenstander genoodzaakt zal
zijn daarna die kleur voor te spelen waarin
gij een vork hebt, dus m.a.w. dat die tegenstan
der geen kaart meer heeft in een andere kleur.
Hebt gij dus een vork in een kleur en kunt
gij de mogelijkheid overwegen tot zulk een
eindspel te komen om het gevaar te ontloopen
een snit in die kleur te maken, dan moet gij di
rect uitmaken welke van uw twee tegenstan
ders gedwongen moet worden aan slag te ko
men in het eind-spel en tevens moet gij uit
maken of gij een kaart hebt die hem daartoe
dwingen kan.
.Hebt gij dat eenmaal uitgemaakt, dan moet
gij danig oppassen dat de andere tegenstander
van te voren niet aan slag komt, om door uw
vork heen te spelen, want gij moet niet denken,
al is dit ook vaak het geval, dat uw tegenstan
ders uw speelplan niet in de gaten hebben.
Zooals hierboven reeds gezegd, is het voor
den Leider noodig renonce te maken in een of
meer kleuren, zoowel in eigen hand als in die
van den Blinde, en bovendien genoeg entree s
in beide handen te hebben om naar willekeur
in een van hen aan slag te kunnen komen. Zun
die entrée's niet voldoende aanwezig, dan zult
gij niet in staat zijn de noodige kaarten m uw
beide handen weg te werken. Gij moet dit dus
wel goed van te voren overwegen en zoo noo
dig het maken van die entrée's van tevoren be
werkstelligen.
Daar het opmaken van een eindspel-positie
niet gemakkelijk is, zullen wij trachten het met
eenige voorbeelden toe te lichten.
4> H-10-7
C A-H-7-5-3
O 9
Jf, B-9-5-2
b. De kaart waarmede Oost aan slag te bren
gen is. Harten Vrouw, is aanwezig.
c. Het speelplan is op te maken tot op het
oogenblik, waarop Oost aan slag gebracht moet
worden.
De aandachtige lezer kan dit uit het boven
gegeven spelverloop gemakkelijk zien.
d. Doordat Oost zoowel van zijn Ruiten als
van zijn Klaveren ontdaan is en nog slechts
één Harten over heeft, kan hij niet anders dan
in Schoppen uitkomen.
Een ander voorbeeld:
V-7-3
C? A-10-6-3
<V B-7-2
B-7-2
9-6-4-2
<Z> 9-5-4
■0 8-4-3
4. 8-6-4
N
O
H-B-10
O H-B-8
O H-V-9-5
A A-5-3
9-8-4-2
P B
O 10-7-3-2
4, H-V-7-3
N
V7
O
Z
A-B-5
P V-9-4
H-V-B-5
4. 10-6-4
V-6-3
P 10-8-6-3
O A-8-6-4
4- A-8
Zuid is gever en Noord moet vier Harten
spelen.
De uitkomst van Oost was Ruiten Heer, die
in Zuid met het Aas genomen werd. Een kleine
Harten werd nagespeeld, in Noord met het Aas
genomen en daarna de Heer gespeeld. Toen
bleek, dat Oost met de troef-Vrouw bleef zit
ten. Een kleine Klaveren werd nagespeeld, in
den Blinde met het Aas genomen, waarna deze
Klaveren naspeelde, die in West met de Vrouw
genomen werd.
West speelde Ruiten na, die in Noord afge
troefd werd; Noord speelde weder Klaveren en
troefde dezen in Zuid met Harten acht. Ruiten
werd nagespeeld en in Noord met Harten vijf
getroefd. Wederom werd Klaveren gespeeld,
waarop Oost Ruiten Vrouw 'wegwierp en Zuid
met Harten tien aftroefde, om weer Ruiten na
te spelen, die in Noord met Harten zeven werd
getroefd.
Wat moest Oost doen? Troefde hij over met
Harten Vrouw, dan kon hij Schoppen Aas ma
ken, maar dat was ook al. Weigerde hij te troe
ven en zou hij een Schoppen wegwerpen,
dan had Noord slechts Schoppen te spelen en
zijn contract was toch gemaakt.
Gaan wij nu onze elementen in dit spel na:
a. De mogelijkheid om een slag meer te ma
ken is aanwezig, wanneer Oost op het juiste
oogenblik gedwongen wordt aan slag te komen.
4> A-8-5
P V-7-2
O A-10-6
4. H-V-10-9
Zuid is gever en Noord moet drie ZT spelen
(gedoubleerd door Oost).
Oost opende met Ruiten Vijf, Zuid speelde
Ruiten zes en Noord kan den slag in eigen hand
nemen met den Boer.
Toen werd uit Noord Klaveren Boer gespeeld,
die door Oost direct met het Aas genomen werd,
waarop Ruiten Heer gespeeld werd, die in Zuid
met het Aas genomen werd. Daarop werden
drie Klaveren slagen uit Zuid gemaakt en op
dfen derden wierp Noord een Harten weg.
Het doubleeren door Oost gaf wel aan, dat
hij in het bezit was van al de mankeerende
honneurs. Daarom speelde Noord Ruiten tien
uit den Blinde om Oost te dwingen aanslag te
komen (toepassing van placing the lead). Oost
maakte daardoor de Vrouw en speelde de negen
na die natuurlijk vrij was. Noord wierp zoowel
uit Zuid als uit eigen hand een Harten weg. Nu
speelde Oost Schoppen Boer, die in Noord met
de Vrouw genomen werd en daarop direct
Schoppen naspeelde. Oost legde de tien in, die
in Zuid met het Aas genomen werd.
Wederom werd Oost gedwongen aan slag te
komen want uit Zuid werd Schoppen acht ge
speeld die natuurlijk door Oost met den Heer
genomen moest worden.
De stand was thans:
Zuid: Harten Vrouw-7; Oost: Harten Heer-
Boer; Noord: Harten Aas-tien;
Speelt Oost den Boer dan wordt die genomèn
in Zuid met de Vrouw; speelt hij den Heer dan
wordt eerst het Aas in Noord gemaakt en ver
volgens de Vrouw in Zuid.
Noord had het spel met één ZT geopend,
waarop Oost direct dubbelde maar Zuid twee
ZT er op liet volgen, Noord maakte er drie ZT
van, die door Oost wederom gedubbeld werden.
Dit biedverloop maakte het Noord heel gemak
kelijk zich een voorstelling van de hand van
Oost te maken en daardoor te zien, dat de vier
noodige elementen om tot een voordeelig eind
spel te komen, aanwezig waren:
a. Hij moest door het eind-spel een slag meer
maken om zijn contract tc winnen;
b. hij had in Noord en Zuid de benoodigde
kaarten om Oost op het gewenschte oogenblik
aan slag te brengen en deed dit ook twee keer;
c. het opmaken van het speelplan was al heel
gemakkelijk;
Dezer dagen stond in de krant, dat de jeugd
van New York haar kampementen hield bo
ven op de daken der hooge wolkenkrabbers
van de grandiose wereldstad.
Opent dit ook voör ons geen verschiet, zien
ook wij» hierin geen toekomstbeeld?
De moderne stad wordt meer en meer
onveilig voor het gewone verkeer. Daarom
behoeven we nog niet eens in Amerika te
leven. Maar niet alleen de stad, maar ook
het platteland, de buitenwegen bieden ons
geen bescherming meer.
De gemoedelijke wandelaar, die eens een
luchtje wil happen, de eenvoudige voet
ganger, die zich niet de weelde kan gunnen
van een auto of taxi, eerstens omdat hij 't
niet betalen kan, tweedens omdat hij zich
te nerveus voelt om zelf aan het stuur te
gaan zitten, derdens, omdat je met een auto
evenveel kans hebt om een ongeluk te krij
gen en die ook de tram niet neemt, om
dat hij vindt met te loopen misschien nog
eerder tot zijn einddoel te komen, al deze
eenvoudige menschen verkeeren tegenwoor
dig in durend gevaar, als zij den overmoed
toonen een trottoir over te steken.
En op onze buitenwegen is 't als niet veel
béter, aldoor moet hij voorzichtig van boom
tot boom stuivertje verwisselen, wil hij geen
kans beloopen door een razende vrachtauto
gegrepen te worden en versch gemangeld.
Een jaar of tien geleden lazen wij eens een
rapport van den Parijschen politie-prefect
Chiappe, dat hij het verkeer in de hoofd
stad bijna niet meer voor zijn rekening dorst
te nemen. Het autoverkeer was gegroeid als
tot een walsmolen, die iedereen op straat
met dood en verderf bedreigde.
Wij dachten toen misschien, dat dit een
weinig overdreven manier van zeggen was.
Maar nu worden wij zelve, zelfs in ons an
ders zoo rustige land, dagelijks bedreigd het
slachtoffer te worden van het toenemend
verkeer.
Als voetganger voelt gij u tegenwoordig
zoo veel als een stoutmoedig en vermetel
acrobaat, die zoo dadelijk een doodensprong
moet wagen, en als ge dan met een bonzend
hart 't er het eene moment gelukkig goed
hebt afgebracht, wordt gij dadelijk opnieuw
voor zoo'n krachttoer gesteld. Meer dan ooit
beteekent de dood als een brieschende leeuw,
zoekende wien hij zal verslinden, alleen in-
plaats van één zijn er tegenwoordig duizend
en méér van die brieschende leeuwen op den
weg, die u als slachtoffer kunnen uitpikken.
Aldoor worden er nieuwe wegen aange
legd, maar zij zijn niet meer als vroeger
voor den wandelaar en voetganger bestemd.
Voor den voetganger, die zich nog langs
den weg waagt, is de rubriek „slachtoffers
van den weg" uitgevonden.
Voor den wandelaar en den voetganger
blijft niets meer over dan dat hij veilig toe
vlucht zoekt op het dak van zijn huis.
En daarom trof ons dadelijk van de week
dat berichtje in de krant, dat de jeugd van
New York haar kampement gaat houden
boven op het dak.
Als onze ouders vroeger gedurende de va-
cantie niet al te veel in hun bezigheden wil
den. gestoord worden, dan zonden zij de kin-
Het rijwielverkeer is in Engeland in de
laatste jaren ontzaglijk toegenomen. Op de
laatste Bankholiday waren er volgens offl-
cieele tellingen en schattingen ongeveer even
veel rijwielen als auto's op enkele der groote
wegen. Den gewonen opmerker valt dit mis
schien niet zoozeer op, omdat vier fietsen niet
meer plaats innemen dan één auto, maar dat
het rijwielverkeer met de maand in omvang
toeneemt, kan toch niemand ontgaan zijn, die
eenigszins geregeld van de hoofdwegen ge
bruik maakt.
Wij hebben nooit van een van deskundige
zijde versterkte bevredigende verklaring van
dit verschijnsel gehoord of gelezen. Waaraan
is het toe te schrijven, dat in weinige jaren
tijds het rijwiel zoo populair geworden is
Engeland is niet, gelijk Nederland of Dene
marken, een ideaal-land voor den fietser. Zeer
weinig streken zijn vlak, en de mooiste streken
Zijn het 't allerminst. Fietsen, is 'n inspannend
genot, en in Cornwall, Wales, het Merendis-
trict moet men soms de helft van zijn route
het rijwiel den heuvel opduwen. Nu zijn
Engelsche rijwielen die steeds, dank zij de
voortreffelijkheid van het Britsche staal, zeer
licht waren, de laatste jaren ijog aanmerkelijk
in gevvicht afgenomen. Men .tilt gemakkelijk
een rijwiel van middelmatigen prijs (geen
race-car) met één hand omhoog. Die buiten
gewone lichtheid vergemakkelijkt natuurlijk
in hooge mate het oprijden van heuvels, en
wij gelooven dat dit de laatste jaren de
ontwikkeling van het fietsverkeer zeer ten
goede gekomen is. Een andere factor is de
populariteit der twee peraoons-rijwiek^i in
heuvel- en bergachtige streken. Jn het Peak-
district, bijv. ziet men des Zondags
meer
twee- dan één-persoons fietsen. Wanneer zij
licht en goed gebouwd zijn. komt men met
deze rijwielen bijna eiken heuvel op. Uit op
merkingen van Hollandsche bezoeners heb ik
vaak den indruk gekregen, I5'e"
onzent geneigd is de voordeelen van het wee-
persoons-rrjwiel te onderschatten, al hc 5 11
zij natuurlijk in een vlak land niet hetzeli e
nut als hier.
Engeische fietsen zijn steeds anders van
bouw geweest dan die, welke doorgaans in
ons land bereden worden. Het zadel is hoog
aangebracht, zoodat men niet, gelijk ten
onzent, min of meer in de fiets, doch erop
Zit, op één hoogte met het stuur. Hierdoor
rust meer van het gewicht op het stuur het
geen het opgaan van heuvels zeer vergemak
kelijkt. Verder zijn drie versnellingen bijna
algemeen. Race-fietsen worden zeer veel ge
bruikt, maar zijn niet meer strikt noodzake
lijk voor het overwinnen der meeste terrein
moeilijkheden; de jongeren geven er dc voor
keur aan uit een soort jeugdige „branie
Maar al deze voordeelen verklaren toch
slechts gedeeltelik de merkwaardige toename
van het fietsen-verkeer in de laatste jaren,
vooral daar de wegen er, voor den wielrijder,
door de toename van het automdbilisme, niet
aabgenamer op geworden zijn. Bovendien zijn
z'-j voor den wielrijder betrekkelijk gevaarlijk,
vooral des Zondags. Dit blijkt uit de ongeluk
ken-statistieken, waarin wielrijders een bui
ten alle verhouding groote plaats innemen.
ITet aantal rijwielpaden in Engeland is nog
gering. Wij kennen er slechts zeer enkele,
en er zijn uitgestrekte graafschappen, en zelfs
druk bereisde streken, zoo groot als de helft
»an ons land, waar in het geheel geen rijwiel
paden aangelegd zijn.
In ons land waren rijwielpaden (ofschoon
primitiever dan de tegenwoordigen) reeds vrij
algemeen in de eerste jaren dezer eeuw, dus
in een tijd dat er op de wegen ternauwernood
eenig verkeer was, behalve dat van wielrij
ders. Die paden werden aangelegd, niet ter-
wille van de veiligheid, want deze werd
slechts bedreigd door een hooiwagen of ander
rustiek vervoermiddel, maar omdat de Neder-
landsche straat- en zandwegen vrijwel onbe
rijdbaar waren voor fietsers. Die in Engeland
waren aanmerkelijk beter, gedeeltelijk doordat
er meer zorg en geld aan besteed werd, ge
deeltelijk door de gesteldheid van den bodem
in vele streken. Hierbij kwam, dat ook toen
de Engelsche fiets lichter was dan de gemid
delde Nederlandsche, en reeds zooveel moge
lijk gebouwd met het oog op de geacciden
teerdheid van het land. Rijwielpaden waren
dus in Engeland overbodig. De wegen waren
er niet slecht genoeg, en het verkeer was er
niet druk genoeg voor.
Groote wegen met hard, effen plaveisel
werden reeds vele jaren voor den oorlog aan
gelegd, vooral in de nabijheid der groote ste
den. Het automobilisme had toen ook in En
geland, buiten die groote steden, nog 'n Uiterst
bescheiden omvang, maar was toch reeds
aanmerkelijk sterker ontwikkeld dan in eenig
continentaal land. Bovendien maakten om
streeks 1908 de (vcor dien tijd) zware auto
bussen, die reeds tot' vrrj ver buiten de steden
reden, en geweldige, door stoom gedreven
vrachtwagens met breede ijzeren wielen zon
der luchtbanden, buitengewone soliditeit der
wegen noodzakelijk.
Evenals elders in Europa ontwikkelde zich
het autoverkeer op het land, hier eerst
krachtig na den oorlog; de ontwikkeling ving
hier evenwel eerder aan, en had plaats in
veel sneller tempo ook dan in Frankrijk
waar het aantal motorvoertuigen wel even
groot, zoo niet iets grooter is dan in Enge
land, maar waar zfj verspreid zijn over een
veel uitgestrekter land.
Sinds 1930 evenwel is de omvang van het
motorverkeer nog onnoemelijk toegenomen en
begon de veiligheid der wielrijders zeiven het
noodzakelijk te maken dat zij, althans op
eenige der meest bereden wegen, afzonderlijke
banen kregen. Toch werden de kosten hiervan
emauwernood gewettigd door den omvang
Va". ,1 Hjwielverkeer, behalve dan op onge-
VM?' z°ndagen in het jaar. Bijna onver-
na.. nam ook het rijwielverkeer afmetingen
aan' in Engeland ooit ge
reken y et groote wegennet was gereed,
ongeveer haar tegenwoordige gedaante. De
behoefte aan ijjwieipaden ontstond plotseling,
terwijl men bij den aanleg dier wegen hier
mede in het geheel geen rekening gehouden
had.
Nog ntooiere en nog breedere wegen werden
aangelegd, en nu voorzagen vele plaatselijke
en graafschapsbesturen dezen ook van rijwiel
paden. Maar krachtig verzet hiertegen ont
stond van een zijde, waarvan men dit aller
minst verwacht zou hebben, namelijk niqt qi-
leen van de wielrijders individueel, maar ook
van de wielr(jdersorganisaties.
De grondoorzaak van dit verzet was o.i. de
vrees, dat de aanleg van rijwielpaden reeds
zeer spoedig gevolgd zou worden door de hef
fing van rijwielbelasting. Dit verklaart dat
het verzet gesteund werd en nog steeds wordt
door de machtige organisatie van rijwiel-
fabrikanten, wier bedrijven de laatste jaren
een geweldige vlucht genomen hebben, en
zeker den terugslag zouden ondervinden van
de heffing eenr belasting op hun fabrikaat.
De oppositie, vooral de laatste maanden
weder met groote kracht gevoerd, heeft tot
gevolg gehad, dat in vele deelen der lands
plannen tot aanleg van rijwielpaden in de
kiem gesmoord zijn. De totale lengte der rij
wielpaden in Engeland bedraagt slechts iets
meer dan 200 K.M., maar aangezien slechts
d. door het verloop der Schoppen, Ruiten en
Klaveren en het wegwerpen van Oost van een - „nljor nrn tp „npipn
Harten op den derden Klaveren slag wist deren naar den zolder om te sPelen-
Noord nauwkeurig, dat Oost. voor het laatst aan I De New Yorksche jeugd wordt tegenwoor-
kon hehhen enysJechts twee Harten over I dig Lüt oogpunt van veiligheid naar het dak
Harte^i ^iit te komen, de ^kleur"waarin2^ den' ^tuurd om daar hun tenten op te slaan
Heer moest hebben, indien werkelijk zijn twee de straat en de openbare weg zijn daar met
keer doublen gemotiveerd zou zijn geweest. veilig genoeg meer voor.
Alleen zij zullen ér wat hooger voor moe
ten klimmen dan wij.
.Maar het .geval lijkt ons een oplossing, wil
len wij onze kinderen voor ongelukken be
waren.
Wij moeten onze kinderen van de straat
houden en ze bij voorkeur naar het dak
sturen.
En als wij 't goed begrijpen, dan houden
onze moderne stedenbouwers en architecten
daar al rekening mede.
Hoe heb ik in mijn studiejaren altijd bi;
Alberdingk Thijm gelezen, dat de -grootste
schande der midden negentieneeuwsche bou
wers was de eindeloos door hem verwenschte
„platte lijst", die onze woonbuurten zoo'n
vervelend aanschijn gaf,
Het echte Hollandsche karakter onzer
woonhuizen was het schuine dak, dat ook
2oo zeer overeenstemde met ons Hollandsch
klimaat, waar de regen zoo'n voorname rol
speelde en dat daarom het schuine dak voor
zulk een practisch afvoergeleide zorgde.
Hoe had Alberdingk Thijm ooit kunnen
vermoeden, dat een eeuw later onze moderne
architecten stad en land zouden vol bouwen
met bijna uitsluitend huizen zonder dak en
met de platte lijst.
De platte lijst, die heel onze moderne ar
chitectuur beheerscht.
Zoo zelfs, dat men groote openbare ge
bouwen uit Den Haag en uit Rotterdam
beurtelings op een goeden nacht zou kunnen
omruilen, zonder dat iemand den anderen
morgen deze omwisseling zou bemerken.
Het moderne dak is geen dak meer, maar
alleen een met grint bedekte oppervlakte,
dat zich uitstekend voor speelplaats of tuin
leent,
Wij spreken en lezen dan ook van „be
zoekt onzen daktuin".
Onze daktuin, waar wij heesters hebben
staan en rustbanken én parasols.
Ziedaar onze uitkomst, waarvoor wij de
moderne bouwkunst, Alberdingk Thijm ten
spijt, toch wel dankbaar moeten zijn. Onze
voorvaderen plachten hun siesta te houden
op de bank van het hooge bordes voor hun
huis.
Andere tijden, andére zeden
Wij moeten tegenwoordig niet te veel aan
den openbaren weg timmeren.
Maar wij kunnen tegenwoordig op het dak
gaan zitten.
Daar zitten wij vrij en veilig.
Maar 't is maar zoolang als het duurt.
Want als straks het verkeer op straat te
overvoerd wordt, dan begint het den almeer
gebruikelijken weg in de lucht te volgen
Bij heele escaders tegelijk. En dan zijn wij
ook al niet veilig meer op het dak en loopen
wij gevaar deze onwelkome dingen ook op
ons dak te krijgen.
Dan wordt 't weer tijd dat wij een schuil
plaats gaan zoeken in onzen bomvrijen kel
der, als laatste toevlucht.
P. H. H.
^elk.e. weg voorzien is van twee dier paden,,,'
strekken zij zich eigenlijk slechts uit over de'
helft van dien afstand. Dit is vergeleken bij
de duizenden mijlen automobielweg in Enge-
'and, nagenoeg niets. Het departement van
verkeer heeft plannen gereed voor den aan
leg van 500 mijlen rijwielpad in Engeland en
7 ia Scotland. Dit plan zal in vijf jaren
tijds uitgevoerd worden. Door deze voor
nemens is het verzet nog gestijfd.
Hun belasting-bezwaar brengen de wielrij
deis niet officieel te berde, maar zij beroepen
zich vooral erop, dat:
1. De rijwielpaden te smal en slecht ge
plaveid zijn;
2' De kruispunten van de paden met de
hoofdwegen gevaarlijk zijn.
Of het eerste bezwaar gegrond is, kunnen
wij niet beoordeelen. Wij hebben langs den
groo-en weg naar het Westen rijwielpaden ge
zien, waarop niets aan te merken viel, en die
veel mooier waren dan het gemiddelde rijwiel-
patl in ons land. Maar dit schijnt geen regel
te zijn. Wielrijders, gewoon aan de prachtige
hoofdwegen, zijn misschien moeilijk tevreden
te stellen.
Over het tweede bezwaar kunnen wij wel
oordeelen, cn het is zonder eenigen twijfel
gegrond. Het oversteken van een kruispunt is,
bij den omvang van het autoverkeer in Enge
land, veel gevaarlijker wanneer men van een
rijwielpad komt dan wanneer men, met het
andere verkeer mee, don grooten weg ge
houden heeft. Hiertegen valt niets in te bren
gen, en het verooi deelt o.i. het heele systeem
van rijwielpaden juist langs die wegen, Waai'
zij, het noodzakelijkst zouden zijn, namelijk
larfgs de drukte.
Wie des Zondags een kijkje neemt aan den
grooten weg van Londen naar het Westen
van Engeland, die misschien wel de drukste
ter wereld is, zal opmerken dat veel minder
clan de helft der wielrijders van de paden ge
bruik maken. Waarschijnlijk zijn er onder de
jongeren velen, die op den grooten weg blij
ven uit oppositiegeest of branie, maar zeer
velen doen dit ongetwijfeld omdat zij er wer
kelijk de voorkeur aan geven, 'n Andere factor
is dat zoojang het aantal rijwielpaden zoo
gering is, de fietser te zeer gewend is aan
den grooten weg, om daarvan af te wijken
die enkele maal, dat hem de gelegenheid ge
boden wordt van een rijwielpad gebruik te
maken.
Zoo vaak er sprake van was wielrijders te
verplichten tot het berijden der paden, waar
dezen aanwezig zijn, stak hiertegen hevig
protest op. Zulk een verplichting kan waar
schijnlijk bij administratieven maatregel in
het geheel niet opgelegd worden. De wet staat
een ieder toe van den openbaren weg gebruik
te maken, onder voorwaarde dat hij hierdoor
aan anderen geen overlast aandoet of in ge
vaar brengt. Een rijweg is aangelegd om be
reden te worden, en alleen een weg, die spe
ciaal voor motorvoertuigen aangelegd werd,
zou misschien voor ander verkeer gesloten
kunnen worden. Alleen wanneer bij de wet
of krachtens de wet rijwielen in een afzon
derlijke catagorie geplaatst worden, en dan
tevens vastgesteld wordt in welk opzicht zjj
onder een andere catagorie vallen, is het mo
gelijk fietsera te verplichten niet van den
hoofdweg gebruik te maken. Dit is, zoo wij
ons niet vergissen, de Engelsche rechtsopvat
ting, waaraan waarschijnlijk grootere begin
selen van vrijheid en burgerrecht vastzitten
dan men op het eerste gezicht denken zou.
Daarentegen kan het parlement, in zijn vol
maakte souvereiniteit, alles doen, alles ver
bieden en alles gebieden, en door middel van
een wet kunnen de wielrijders dus gedwongen
worden worden niet gebruik te maken van die
rijwegen, waarlangs rijwielpaden aangelegd
zijn. Maar mr. Burgin, de minister van trans
pórt, verklaarde nog in Juni niet voornemens
te zijn zulk een maatregel voor te stellen.
De „Cyclist's Touring Club" heeft aan de
„Daily Telegraph" een verklaring doen toe
komen, waarin o.a. gezegd wordt dat déor
Redacteur: P- A- KOETSHETD,
Vijverhofstraat 81a - Rotterdanr
PROBLEEM no. 5518.
A. CHICCO, Genua.
2e pr. Wiadomosci Szachowa 1936.
Mat, In twee zetten.
PROBLEEM no. 5519.
W. GüNTHER, Kiel.
Prijs derde kwartaal die Schwalbe '35.
Zelfmat injwee zetten.
PROBLEEM no. 5520.
P. O VERKAMP, Rotterdam.
Ie plaatsing.
Mat in drie zetten.
OPLOSSINGEN OVER DRIE WEKEN.
Deze worden bi) ons ingewacht tot Dinsdag 7
September.
PARTIJ no. 1191.
Fransche partij.
Gespeeld in het 6e internationale corresponden
tie tornooi van de Deutsche Schachztg.
Wit: M. Höflein. Zwart: H. Lechtenberg.
1. e2e4
2. d2d4
3. Pblc3
4. Lelg5
5. Pc3Xe4
6. Lg5Xf6
7. Pgl—f3
8. c2c3
9. Ddlc2
Gebruikelijk is hier Ld3.
9.
ele6
d7d5
Pg8f6
d5Xe4
Lf8e7
Le7Xf6
Pb8d7
0-0
e6e5
e5Xd4
Lf6xd4
Dd8e7
10. O-O—0
11. Pf3Xd4
12. TdlXd4
13. h2h4
In een partij Laurentius—Lechtenberg geschied
de minder energiek 13. Ld3, Pe5 14. Pg3, Pd3:t.
13. c7c5
14. Td4d6
Stand na 14. Td6.
het verplichte gebruik van rijwielpaden een
einde zou komen aan ontspannings-fietsen in
Engeland. Oordeelend naar de ervaringen van
het Vasteland gelooft zij dat, als eenmaal de
fietsers naar afzonderlijke paden verwezen
zijn, dezen verwaarloosd zullen worden, gelijk
gebeurd is in Duitschland, Holland en België,
wy zouden eraan kunnen gaan denken de
paden te gebruiken als deze aantrekkelijker
gemaakt worden dan de wegen."
Maar van een rijwielbela3ting, ter bestrij
ding van de kosten dier paden, wordt niet
gesproken.
Of het waar is, dat in ons land (en elders
op het Contingent) de rijwielpaden'verwaar
loosd zijn, kunnen wij niet beoordeelen. Het
is vele jaren geleden sinds wij er op gereden
hebben. Maar indien het wel juist is, dan is
dit zeker een sterk argument tegen aanleg
van rijwielpaden in Engeland.
14.
Pd7e5
Niet goed zou zijn 14f5 wegens 15. Lc4t,
Kh8 16. Te6, Dd8 17. Pg5, Pb6 18. Tdl, Dc7, 19.
Df5met ondekbaar mat. Of 18Ld7 19.
Tb6: ab6 20. Le6.
Het mooiste speelt zich in de partijen dikwijls
achter de coulissen af.
15. Pe4g5 g7—g6
16. Dc2—d2 Lc8—f5
17. f2—f4 Pe5g4
De lichte stukken bedreigen wit nu ernstig.
18. Lflc4 h7—h6
19. Thl—el De7—c7
20. PgöXf7 - J
Dit offer is gemotiveerd wegens de dreigende
stelling van de witte torens.
20. TioXi7
21. Lc4Xf7t Kg8Xf7
Niet Df7wegens 22. Td8t Td8: 23. Dd8:t
Df8 24. Te8 of 23Kg7 24. Te7
22. h4h5 Kf7g7
Niet 22gh5 wegens 23. Dd5t, Kg7 24. Te5
Pe525. De5:t gevolgd door een torenschaak met
dame-winst, of 24. Tf8 25. Tf5:, Tf5: 26.
Td7t, of 24LC8 25. Lc5:.
23. h5Xg6 Ta8—f8
24. g2—g3
In afwachting van zwart's volgenden zet.
24. Tf8—f6
25. Td6d8 Dc7—c6
Of 25Tf8 26. Tf8:, Kf8: 27. De2, Dd7,
28. g7t Kg7: 29. De7t De7: 30. Te7:t enz.
26. c3c4 Lf5c8?
27. Tele7t Opgegeven.
Wit had de volgende voortzetting aangegeven
27. Kg6 28. Tg8t Kh5 29. Ddl! en de doo-
del(jke zet 30. Te5 is niet meer te pareeren. Bijv.
29Lf5 30. Te5 met ondekbaar mat op g4 of
29Le6 30. Te6:, De6: 31. Dhlt.
Aanteekeningen van wit in de
„Deutsche Schachztg."
Drie dingen-
„Er zijn drie dingen in het leven" zei de
Slezak eens in gezelschap, „waar-op een
mensch niet voorbereid is."
„En dat zijn vroeg er een
„Drielingen", antwoordde de zanger.
Alle correspondentie te richten aan den
damredacteur van dit blad.
A Augustus» 1937)
PROBLEEM No. 1342.
A. F. HOOG VELT, Eindhoven.
Uit Denksport.
Zwart.
ywwvs ws/Z-
W i t.
Zwart- 3, 5, 8/12, 14, 18, 21/2, 25/6.
Wit: 23, 29/35, 37 39, 42/3, 48.
PROBLEEM No. 1343.
JOH. v. DIJK, Hilversum.
Ie plaatsing.
Zwart.
i»
W i t.
Zwart; 4, 7, 8, 10, 12, 13, 15, 17, 22, 27, 37.
Wit: 19, 23/5, 30, 33/4, 38, 43/4, 47.
PROBLEEM No. 1344.
B. v. d. GRAAF, Rotterdam
le plaatsing.
Zwart.
W i t.
Zwart: S/U, 13, 18, 20/1, 2516, 30.
Wit: 22, 28, 33, 37/9, 43/4, 47, 49 50,
PROBLEEM No. 1345.
J. SCHEIJEN. Heerlen,
le plaatsing,
Zwart.
W i t.
Zwart: 3, 5, 8/10, 13/4, 16, 25/6, 40.
Wit: 17, 20, 22, 24, 27, 35/6, 38, 42/4.
OPLOSSINGEN:
Probleem no. 1330 (A. F. Hoogvelt)
Zwart: 6/9, 13, 15, 21, 26, 30, 35.
Wit: 16, 24, 27, 32/3, 37/8, 40 44, 48.
Wit: 37—31, 40—34, 48:39 (zw. 50 20), 34:1.
Probleem no. 1331 (A. F. Hoogvelt).
Zwart: 6, 7, 9, 10, 14, 19, 20, 22, 24/5, 36.
Wit: 16, 23 29, 33/4, 37/9, 42 48/9.
Wit: 49—44, 37—31, 34—30, 16—11 (zw. 28 50)
U 2 (24 33), 42—38, 48 17 (50 11) 2 22,
Probleem no. 1332 (J. Blans)
Zwart: 2, 7/9, 13, 15/6, 19, 26,, dam op 35.
Wit: 25, 27/8, 31/2, 34, 39, 41, 45, 47,8.
Wit: 34—30, 39—34, 47—42, 25—20, 27—21, 48—42,
(zw. 46 40 42 33 45 1.
Probleem no. 1333 (J. Scheven).
Zwart: 2, 5, 7/10, 13. 16, 19/20, 24 35/6.
Wit: 17, 22, 27, 29, 33/4, 40/5, 50.
Wit: 17—11, 22—17 29—23 40—34, 50—44, 45 1,
1 18 of 29.
OPLOSSERS
Van de problemen nos 1322/33 zonden goede op
lossingen in: J. Blans, Berlicum (nos, 1322, 1324/25,
1329, 1331/3)F. W. Anten, Utrecht (no. 1322)
W. A, Mol, Pjjnacker (nos. 1326, 1329,30, 1333);
A. v Beek, Schiebioek (no. 1330/3); Martin Jan
sen, Barneveld (no. 1320, 1322/3, 1325/6, 1329);
J. Scheyen, Heerlen (no. 1322/6, 1328/9)N. A.
Aussems. Rotterdam (no. 1322/4, 1326, 1328/9)D.
Vrijenhoek, Hillegersberg (alle)Joh. Lodewijkx,
J. Stols. H. J. Tinkhof, J. Soudijn,.H. H. W.
Borghardt, A. de Groote, allen te Rotterdam
(alle).
De biljetten-aanplakker lijdt aan slaapwan^
delen.j