hr
m
£2
mrWMHII
9
m
M
Rare dingen
m
S
Oq
«^ASèi6 S&ygf
1
feELEEFT
DOO^
worden
200 n
ZOO!5
A iX^tèNEY^*—
ff
WOENSDAG 7 SEPTEMBER
EN A/^USEE R.
ie Je noor.
STEE OS B'j
ONS
M OAT
GAAT \NEL. AL
LE EIN HAD IK GE-
PAC-H-i a^eer a-
VONTUREN TE
BELEVEN
ASH
GENCN
A
PRAKten Z'JN e-R tegen-
\NÖOR.O\G NEr.T f*\£ER
INT JORIS H£Ei-r
i/NtD£Rrj'D HET
LAATSTE EYENl-
Plaar Ver
slagen-
UI
£N SC
gevanGe
LOeLVlROG -
wen Z.'iN
ooi\ AL
niet
WAARzoo'nW
Vl?OU\N 2l'r
OPQeSLO-
Vviu OAT HEERSCHAP.,£{?a
2L r^rsrc A N./f mt( ii i D A/V Abt
gR.oort Avon tuu 7
jota DE JONKVROUW TE KtDDENj^
ZOU HET"
ERG Si E VAAR-
L'JK
,-Z'jN
4
^AAK. M
WAARONV
WORDT DIE
DAP1E DAN
NiET GE
HOLPEN 7 Z
Ji, Jin
\N ER
\a/aar»
f"\AAR
heele^aa
:a^.
WAAR LIGT pE
BVRCHT METPt
WELK'
RïDDER
HAAI
PAAR.
ÏN HET
HOOGSTE TO
RENTJE" BE
VINDT 2-iCH
pE GEVANGEN
JONfCVROUw
rgHNW'
SPANNEND
^^I^^icd^^WlLD-WESTVER H AAL.
ickey
u
cOPyKlCHT OPEK.A nUNp»
De dag was pas aangebroken en de cow
boys van de Dennenheuvel-hoeve maakten
2ic^ gereed om hun dagtaak te aanvaarden
°P de velden, waar het vee graasde.
T°ny
Tring, de jonge opzichter, kwam uit
het kantoortje waar hij de orders van Betty
Wilson, ne jonge Engelsche eigenares der
hoeve in ontvangst genomen had.
„Twintig van jelui moeten vandaag op de
hoeve blijven", zeide Tony lot zijn makke"8
„Betty wil dat de zwemvijver schoon ge
maakt wordt. Er moet versch-2and in ge
bracht worden, en alles moet er uit zien alsof
het een stuk van het strand is. jeiui begrijpt
de bedoeling wel, jongens het is hetzelfde
er voor dat de Vijver .drooggelegd wordt.
Tom, jij gaat er met een paar van de jon
gens op uit om zand te halen. Ted, je weet
waar de ligstoelen zijn. Slim en Tiny, jelui
kunt een begin maken met het opzetten van
ons klein orkestpodium. En nu„ jongens, aan
het werk zoo hard als jelui maar kunt. Ik
zou graag thee drinken aan ons klein imi
tatie strand".
Slim en Tiny zijn geen eigenlijke namen
Het eerste woord beteekent „dun" en het
tweede klein; de cowboys droegen deze bij
namen, zooals ook Tubby niet de werkelijke
naam van den dikken kok was, want Tubby
beteekent niets anders dan „dikzak". In het
Wilde Westen evenwel worden ontelbare
menschen naar hun uiterlijke eigenaardig
heden genoemd, zóó zelfsjlat men hun eigen
lijken naam in het geheel niet kent.
De jongens togen ijverig aan den arbeid, en
tegen den middag begon het „strand" er wer
kelijk iets op te lijken.
t^e vijver was leeg en schoongemaakt, en
versch koel water werd er weer ingepompt.
Het orkestpodium was opgericht; de kleine
badhutjes, waarin de comboys zich verkleed-
sch' Waren °Pgericht en geschilderd; het
„Ga zoo hard aan het werk als je kunt 1
zei Betty.
dat wij iederen zomer doen. En de rest van
jelui gaai> a*s gewoonlijk, naar de kudden".
Weldra had Tony de cowboys uitgezocht,
die Betty Wilson noodig zou hebben voor het
werk aan den zwemvijver; daarna reed hij
met de overige jongens in galop naar de wei-
^HeTduurde niet lang of Betty kwam uit
begaf zich met de cow-
haar kantoortje en bega cow
vnnm van het kleine dennen-
boys naar den zoom ,_i. j
bosch, waar de zwemvijver aangelegd was.
Het was namelijk geen natuui ij P o.
een kom van cement, die Betty enkele jaren
geleden had laten maken opdat e cow ys
zich op een warmen dag steeds door v-en a^
konden verkwikken. Dit bekken lag op en
kleinen heuvel, welke bedekt was net ee
dennenbosch, en waaraan de hoeve haai
naam ontleende.
De jonge eigenares van den Dennenheuvel
verdeelde het werk.
^Jim, Fred en Jaap", zei zij, „jelui zorgt
■u «fgCi 1U1I) Cll 7
SC oone, nieuwe zand was aangeveerd en
ne jes geharkt en alles zag er even aantrek
kelijk uit. Tegen den tijd dat Tony met de
an ere jongens van de weiden terugkeerde
was het kleine stukje strand voltooid, en de
vei moei e en bestoven cowboys konden vóór
het avondeten nog even onderdompelen.
Den volgenden middag genoot Bettv van
haar eerste zonnebad van het seizoen'
In een ligstoel naast den vijver gezeten
las het meisje een Engelsche kram, welke
dien morgen door de post bezorgd vas. Het
was zulk heerlijk weer, dat zij nu en dan
haar krant vergat, en tevreden voor zich uit
zat te staren, genietend van de zon on van
den geur van 't dennenbosch, en vaak scheel
de het weinig of zij sluimerde in, en vergat
alles om zich heen.
Plotseling was zij zich bewust van een
lichte beweging tusschen de denneboomen,
snel hief zij het hoofd op. Zij zat met het ge
laat naar het bosch gekeerd, en glimlachte
toen zij een paar kleine Indiaansche jongens
en meisjes zag, die haar aandachtig stonden
op te nemen.
Niet zeer ver van de Dennenheuvel-hoeve
lag een groot Roodhuidenkamp, en in dien
tijd waren de betrekkingen tot de Indianen
van vriendschappelijken aard.
Toch was het duidelijk dat deze Roodhuid-
jes een weinig angstig waren. Het zand en
de zwemvijver waren iets geheel nieuws
voor hen, en zij schenen zich af te vragen wat
dit alles toch eigenlijk beteekende.
Betty riep hun zachtjes toe, en een hunner,
wat dapperder dan de overigen, waagde zich
naar voren, en bleef toen staan, wat onzeker
voor zich uitblikkend.
„Kom dan hier!" zeide het Engelsche meis
je. „Ik zal je heusch geen kwaad doen! Kom
maar gerust, en zeg eens wat tot mij:"
Het duurde nogal eenigen tijd eer zij de
kinderen er van kon overtuigen, dat zij wer
kelijk welkom waren, maar ten slotte schre
den zij toch over het zand, en nu stonden zij
in een halven kring vóór de eigenares der
hoeve.
Betty kende enkele woorden van hun taal
en de Indiaansche kinderen spraken eenige
woorden Engelsch. Zij slaagde er dan ook vrij
spoedig in haar kleine bezoekers op nun ge
mak te stellen. Het duurde niet lang of zij
speelden heel gelukkig en tevreden in het
zand, en zelfs waadden zij in het ondiepe
deel van den vijver.
„Zou ik hun niet aan het verstand kunnen
brengen hoe zij een wedstrijd kunnen hou
den in het bouwen van zandkasteeler.?' dacht
Betty. „Dat zou vast heel grappig worden".
Zij besloot het te probeeren, en slaagde er
werkelijk in den Indiaantjes duidelijk te ma
ken wat zij bedoelde.
Zij kon hun wel geen scheppen en emmer
tjes te leen geven, want zulk speelgoed was
op de heele hoeve niet te vinden, maar deze
moeilijkheid overwon zij door wat leege
fruitbussen uit de keuken, en eenige groote
houten petlepels.
De Indianen-kinderen waren danig in hun
schik! Zij hadden er zeker nooit aan gedacht
dat met zand nog zulke wonderen gewrocht
kunnen worden. Zóó hadden zij zich van hun
leven nog niet vermaakt. En Betty, die braaf
meedeed, had niet minder pret dan de kleine
Roodhuiden.
Tubby, de dikke kok van den Dennenheu
vel, die gezien 'had dat er iets gaande was,
kwam later in den middag ook eens pools
hoogte nemen.
„Ha!" riep hij uit. „Een zandkasteelenwed-
N
Eenige Indiaansche kinderen sloeg
Betty gade.
en
„Kan ik nog meedoen met den wedstrijd?"
vroeg Tubby.
strijd? Jammer dat je mij niet gewaarschuwd
hebt, Betty! Ik ben 'dol op het maken van
zandkasteelen. Kan ik niet meedoen?
„Te laat, Tubby!" zei Betty, die lachte van
pleizier. „Het is nu bijna gedaan! Maar weet
je wat jij mag jury zijn en beslissen wie
den prijs krijgt. Nu, wat denk je er van?"
Tubby inspecteerde de meesterwerken aan
dachtig. Hij was zich blijkbaar zeer bewust
van het gewicht der hem opgelegde taak.
„Nu?" herhaalde Betty.
„Op mijn woord, ik zou het niet Kunnen
zeggen!" antwoordde Tubby. „De eene is net
zoo goed als de andere!"
„Als dat zoo is", zei Betty, „dan moeten wij
hun allemaal maar een prijs geven. Ga even
naar de keuken, Tubby, en haal een van de
groote appeltaarten met een mes".
Terwijl Tubby aan deze opdracht voldeed,
besloot Betty wat te gaan zwemmen. Weldra
was zij in het koele, heldere water en zwom
den vijver op en neer. De kleine Indiaansche
jongens en meisjes sloegen haar gade en,
zonder zich de moeite te geven de weinige
kleeren, die zij droegen, uit te trekken,
sprongen zij eveneens in het water, waar zij
zich naar hartelust vermaakten. De Indiaan
sche kinderen leeren zwemmen zooals zij lee-
ren loopen; van hun allerprilste jeugd af
plassen zij in het water, waar zij zich als
visschen in hun element voelen. En dit is
maar goed ook, want bijzonder zindelijk zijr,
de meeste Roodhuiden niet van aard.
De Indianen kleuters hadden zich ver
maakt, en Betty niet minder. Zij had zelden
een zoo prettigen namiddag op de hoeve
doorgebracht. Ten slotte verlieten alle kin
deren den vijver. Afdrogen doet een Indiaan
zich niet, en wanneer hij gekleed te water
is gegaan, dan baart zijn nat pak hem weir.jg
zorg. De kleine Roodhuiden speelden krij
gertje in de zon tot zij geheel droog waren,
en dit duurde, daar het een zeer warme dag
was, niet al te lang. Ondertusschen kwam
Tubby uit de richting van het blokhuis aan.
een geweldige appeltaart torsend.
„Poeh!" hijgde de dikke kok. „Die is zwaar!
Ik kan me heusch niet voorstellen, Betty, dat
je vriendjes er doorheen komen".
„Wacht maar af", lachte Betty. „Je weet
niet waartoe mijn vriendjes in staat z:jn".
De taart werd op een kleine houten tafel
geplaatst, en Betty begon haar in stukken te
snijden.
Tubby zette de Indiaantjes op een rij, en
een voor een traden zij op Betty foe, en
namen hun stuk in ontvangst. Zoodra een zijn
portie beet had, ging hij (of zij) zitten en
begon het naar binnen te werken. Zonder
veel moeite overigens, want tegen dat de
laatste bediend was, wachtte de eerste al op
een tweede stuk, en zelfs Tubby zette groote
oogen op toen hij de taart zoo snel zag
slinken.
„Zeg, Betty, geef mij maar een stuk vóór
naar huis gaan vóór jelui ouders zich onge
rust beginnen te maken! Opgestapt dus, en
komt een anderen dag maar weer eens terug".
De kleine Roodhuiden hadden eigenlijk in
het geheel geen lust, naar huis te gaan, maar
tenslotte trokken zij zich langzaam terug
Tubby reikte de porties uit.
alles op is", zei hij. „Nou, die weten ten
minste hoe zij een appeltaart uit de wereld
moeten helpen!"
Maar die roode dames en heeren dachten
niet aan uitscheiden vóór het laatste stuk
verdwenen was. En zelfs toen keken zij Tub
by aan, en wezen in de richting van de
keuken, als wilden zij den dikken kok be
duiden dat hij er nog maar eens op u'.t moest
trekken om wat meer taart te halen.
„Het is genoeg geweest voor vandaag, kin
deren!" zei Betty. „Jelui moest nu maar
„De heele stam komt op bezoek riep
Betty uit.
naar het dennenbosch, wuifden goeden dag,
en verdwenen in de richting van hun kamp.
„Is dat niet fijn geweest?" vroeg Betty.
„Ik hoop maar dat zij terugkomen, Tubby!
Ik vind het heerlijk als kinderen zoo'n pret
hebben".
„Terugkomen doen zij vast; daarvoor be
hoef je niet bang te zijn", verzekerde Tubby
haar. „Ik zal verstandig doen wanneer ik
voortaan een paar appeltaarten extra maakt!"
Tubby had gelijk gehad, want de Rood-
huidjes kwamen terug, en zij wachtten hier
mede niet langer dan tot den volgenden dag.
Betty was namelijk in het begin van den
namiddag gereed gekomen met haar w*rk,
en had vóór den avond niets meer te doen.
Zij zat aan den vijver in de zon te braden,
toen zij opnieuw de kleine Indianen tusschen
de boomen door naar haar zag gluren.
Ditmaal aarzelden zij niet, en achter hen
kwamen nog andere kleine Roodhuiden
dozijnen en dozijnen!
„Nu, ik wilde een zandkasteelenwedstrijd
hebben", zei Betty, „en ik heb mijn zin. Ik
hoop maar dat zij geen prijzen verwachten.
Zooveel appeltaarten kunnen wij in geen
week maken".
Maar weldra bleek dat de Roodhuiden eik
een stuk appeltaart verwachtten. Betty begaf
zich snel naar Tubby om dezen te raadplegen.
Zij had er geen flauw benul van wat nu
gedaan moest worden.
En nog altijd kwamen er maar Roodhuiden
aan, zoodat er ten slotte geen stukje van het
„strand" meer vrij was. Overal om zich heen
zag Betty Indianen op den grond zitten, en
voorgelicht door de kinderen van den vo-
vigen dag, begon elke Indiaan een zandkas
teel te bouwen.
I •.N^fÜg