Sombere vooruitzichten ZEELAND H BEWOGEN VAART VAN INDRAPOERA. DE 0' S V. voor de III 5? 53 van J VRIJDAG 22 SEPTEMBER 1939 ET ziet er lang niet mooi uit voor de Stoomvaart Maatschappij „Zeeland" te Vlissingen. Nauwelijks is het bedrijf er in geslaagd de vloot te vernieuwen en rendabel te worden, of de oorlog heefi alle vooruitzichten in één slag vernietigd. In plaats van dagelijks, wordt nu drie maal in de veertien dagen gevaren; en het aantal passagiers in zóó gering, dat iedere reis groote verliezen oplevert. Gaat men zoo door, dan ontbreken binnen een half jaar de noodige middelen; zet men het bedrijf stop, dan eischen onderhoud van schepen, gebouwen, verzekerin gen e.d. nog zóóveel, dat men het hoogstens nog een jaar uithoudt. Daarom is een beroep op de Regeering gedaan, het de „Zeeland' financieel mogelijk te maken, den beperkten driemaal-in-de-veer- tien-dagen-dienst te onderhouden. Ook als de regeering steunt, zullen velen moeten worden ontslagen. INTERVIEW MET DIRECTIE. DE Situatie geheel anders dan in 1914. R. K. EERSTE HULP. UITSLAANDE BRAND UTRECHT. TE Petroleumtoestel viel om. MEISJE DOOR AUTO GEGREPEN. DE LAATSTE MAILREIS VIA SUEZ. Contacten met den oorlog. I. Godda (WORDT VERVOLGD). Men lean zoo niet doorgaan. In verband met deze ontstellende feiten, hadden wij Woensdag een onderhoud met den directeur van de Stoomvaart Maatschap pij „Zeeland", den heer K. G. Bron, die ons in de directie-kamer van het „Zeeland"- gebouw vriendelijk ontving, gekleed in het uniform van luitenant ter zee le klase; hij is zelf gemobiliseerd en werkzaam als ha vencommandant te Vlissingen. De Zeeland staat er nu geheel anders voor, dan in 1914 bij het uitbreken van den oor log het geval was. En bovendien zijn ook de omstandigheden van geheel anderen aard. Om met l^t laatste te beginnen: In 1914 was ook België in den oorlog betrokken na den inval der Duitschers, en de Ostende- dienst werd dientengevolge gestaakt. Er was een geweldige vluchtelingenstroom uit ver schillende landen die via Vlissingen huis waarts poogden te keeren. Europa zat toen vol vacantiegangers van allerlei nationali teiten die hals over kop via de neutrale lan den terug gingen; en het duurde heel lang vóór al die menschen zoover waren. 1915 is er zelfs nog een zakelijk zeer goed jaar voor de „Zeeland" door geworden. Men kon in de eerste oorlogsjaren de vele liefhebbers nau welijks helpen en kwam schepen tekort. Hoewel herhaaldelijk met twee schepen een paralleldienst werd onderhouden, moest men dikwijls passagiers weigeren, die soms groote sommen boden in de hoop dam toch mee te kunnen. Toen de maatschappij in 1916 den dienst moest Stop zetten, was de kas goed gespekt. Maar nu? Het publiek heeft den oorlog lang te voren zien aankomen. Het toerisme was beduidend geringer. Het aantal Engel- schen dat Europa bezocht was afgenomen en de Amerikanen waren heelemaal spora disch, terwijl het aantal vluchtelingen in verhouding ook zeer gering is. Ook het nor male reizigersvervoer heeft om voor de 6and liggende redenen niet veel om het lijf. De vervoerseisch is nu dus van veel gerin gere beteekenis dan in 1914 en de kas staat er slechter voor! Liquiditeitspositie in het gedrang De „Zeeland" heeft pas enkele maanden geleden nieuwe mailschepen in de vaart gebracht die millioenen hebben gekost. Op zichzelf is dit een gelukkig feit, want nu zou nieuwbouw aanmerkelijk duurder zijn (voor zoover de materiaalsehaarschte hem niet heelemaal onmogelijk zou maken) en de oorlog duurt toch ook niet eeuwig. Als de vrede gesloten is, kan de Zeeland direct weer gaan varen met haar prachtige nieuwe materiaal. Wat dit betreft staat men er dus heel wat gunstiger voor dan in 1918 toen de oorlog vier mailschepen had doen verlo ren gaan. Maar intusschen is in de mailschepen een groot kapitaal vast gelegd; en de beschik bare kasmiddelen zijn dus vrij gering. Dat is geen bezwaar in een bedrijf dat winst op levert. Maar het is een onoverkomelijk struikelblok, wanneer er bij iedere reis veel geld toe moet. En dat is nu het geval. Toen de internationale verhoudingen zich gingen toespitsen (om het precies te zeg gen: sinds 1 Juli 1939) werd door herverze kering bij de regeering een molestverzeke- ring in het leven geroepen en toen de oorlog uitbrak werd deze kwestie, nadat ongeveer een week niet was gevaren, opnieuw gere geld Weliswaar was de premie hoog, maar toch in ieder geval ongeveer 50 pet. lager dan op de vrije verzekeringsmarkt het ge val zou zijn. De Zeeland-directie heeft toen overlegd wat haar te doen stond: want de kolenprij- zen stegen, de gages werden met 25 pet, verhoogd, de premie voor de kostbare mo- lest-verzekering steeg. En daartegenover kon slechts een gering vrachtvervoer en een nog onbeteekenender passagiersvervoer wor den gesteld. Men wist van te voren, dat dit verlies zou opleveren en dat men zoo niet zou kunnen doorgaan. Maar men wilde de practijk laten bewijzen of de berekeningen klopten en besloot dus, den dienst op zoo zuinig mogelijke manier te hervatten. Hier uit ontstond de thans geldende regeling om met één schip gedurende 14 dagen drie rei zen in beide richtingen te maken. De resultaten zijn nog beneden de toch al lage verwachtingen gebleven. De „Oranje Nassau" vertrok vorige week Donderdag met 25 passagiers en 100 ton lading; en het schip kwam Zaterdag met 27 passagiers en zonder lading terug. Dinsdag had men 100 ton lading en 58 passagiers. In normale omstandigheden rekent men in dezen tijd van het jaar op 250 passa giers De conclusie ligt voor de hand: varen on der deze omstandigheden kost handenvol geld. Wil men de „Zeeland" zoolang het gaat op de been houden om straks weer normaal te kunnen varen, dan moet de dienst nu worden gestaakt; want die verslindt geld om de hierboven genoemde redenen. Bovendien is heel het organisatie-apparaat berekend op een dagelijkschen dienst in beide richtingen en dus te omvangrijk voor een dienst die slechts drie keer per 14 dagen wordt uitge voerd. Zet de „Zeeland" de vaart geheel stop, dan kan men het nog een jaar bolwerken. Want men moet 5 schepen onderhouden en verzekeren evenals de gebouwen; en het hiervoor benoodigde personeel salarieeren. Bovendien moet men een personeel-kern in dienst houden om het bedrijf niet geheel te vernietigen en na den oorlog den dienst te kunnen hervatten; deze kern moet dus op wachtgeld worden gesteld. Dit alles kost zooveel, dat men het hoog stens een jaar zal kunnen uitzingen. En wil men doorgaan met zoolang moge lijk varen, dan is het bedrijf onder de om standigheden van het oogenblik, zelfs in een maand of vijf financieel onmachtig om ook nog maar iets te kunnen doen. Een beroep op de regeering. De directie heeft niet onmiddellijk de eigenlijk onvermijdelijke conclusie willen trekken, maar heeft de regeering dringend om financieelen steun verzocht, in dier voe ge, dat men met inachtneming van de noo dige zuinigheid, den huidigen dienst (drie maal in de veertien dagen in beide rich tingen) zonder verlies voor de maatschappij kan blijven onderhouden. Zij kon dit vrijmoedig doen, aangezien het hier geen noodlijdend bedrijf betreft, maar een bedrijf dat rendeert, zijn kosten en af schrijvingen verdient en zelfs winst maakt; d.w.z. in normale omstandigheden. De „Zeeland" stond er nog nooit zoo goed voor als tot enkele weken geleden het geval was en het bedrijf is door en door gezond Men heeft pas enkele maanden geleden in verband met de in dienststelling der nieuwe motorschepen een personeel-reorganisatie in gevoerd. Het exploitatie-cijfer der motor schepen is beduidend gunstiger dan dat der oude stoomschepen, zoodat aanmerkelijk be tere financieele resultaten verkregen wer den. De regeering heeft nog niet beslist. Hier van hangt dus alles af. Daarnaast heeft men den directeur-generaal van P. T. T. om gel delijke medewerking gevraagd om een be scheiden dienst te kunnen onderhouden. Met het oog op het postvervoer, heeft de P. T. T. hier zelf groot belang bij. In afwachting van deze beslissingen wordt de dienst voortgezet. De geruchten, dat niet meer wordt gevaren, zijn dus onjuist. Het tijdelijk of voor goed van het tooneel verdwijnen van de „Zeeland", zou niet al leen voor Vlissingen, maar voor geheel de provincie Zeeland en voor de talrijke bedrij ven die leveranties aan deze scheepvaart maatschappij doen, een zeer zware slag be- teekenen. Na een vergadering met commissarissen op Zaterdag j.l., heeft de directie in de afge- loopen dagen het personeel van den stand van zaken op de hoogte gesteld en gezegd, dat men zich op het ergste voor de naaste toekomst moet voorbereiden. In ieder geval zullen ontslagen moeten ivorden gegeven Ook als de regeering, naar men hoopt, financieelen steun biedt, zullen menschen ontslagen moeten worden. Want heel het apparaat is gebaseerd op een dag dienst en dus te omvangrijk voor de eischen van het oogenblik. Op velerlei gebied zal men dus, om zoo zuinig mogelijk te werken, moeten inkrimpen, zoowel op organisatorisch ge bied als op dat van de personeel-bezetting. Verschillende ontslagen worden onvermijde lijk geacht, ook als de regeering bijspringt. Men is thans met de regeling hiervan doende. Voor het varende personeel wil men een oplossing zoeken in een rouleeringssysteem, waarbij alle menschen in dienst blijven, doch afwisselend een maand dienst doen. In de maand dat zij thuis zijn, zullen de men schen geen loon ontvangen. Daar staat te genover dat zij in de vaar-maand een hoo- gere gage uitbetaald krijgen; de verhooging bedraagt nu reeds 25 pet. en zal dezer da gen nog belangrijk stijgen. Op deze manier hoopt men zoo weinig mogelijk slachtoffers te maken en het bedrijf intact te houden voor het moment dat men in vrediger om standigheden den dienst kan hervatten. Tot zoover de mededeelingen, zooals die kunnen worden samengevat uit de mede deelingen die de „Zeeland"-directie ons deed. Wij willen hier nog aan toevoegen, dat er tal van klemmende redenen zijn, waarom de regeering dit belangrijke scheeps bedrijf, waarin 240 gezinnen een bestaan vinden, in de huidige moeilijke omstandig heden dient bij te staan. Woensdagavond werd te Werkhoven (U.) een onderafdeeling Eerste Hulp bij Onge lukken door de Nationale Commissie voor E. H. B. O. opgericht. Zeventig dames en heeren traden als lid toe. Een eenvoudig practisch model voor een herfstmantel met treksluiting. Gistermiddag heeft een uitslaande brand de bovenverdieping van het winkelpand der firma Bayer, in de Utrechtsche binnenstad, geheel vernield. Op de bovenste étage van het twee ver diepingen hooge perceel, welke verhuurd was aan een kellner, was de bewoner bezig thee te zetten. Hij maakte hierbij gebruik van een petroleumtoestel. Door een onhandige manoeuvre stootte hij met een van zijn mouwen het petroleumstel om, de wegstroo- mende vloeistof vatte vlam en snel ver spreidde het vuur zich door de kamer. De kellner pakte zijn biezen en waarschuw de de brandweer. Toen deze arriveerde sloe gen de vlammen reeds door het dak en spron gen de ruiten van de bovenste étage. Van twee kanten werd het vuur energiek aangepakthet gelukte, binnen een uur, het vuur volkomen te bedwingen. De schade -wordt door verzekering gedekt. In de binnenstad werd het verkeer, dat tengevolge van den brand ernstig was ge- stagneerd) door de politie omgeleid. Aan de verwondingen overleden. Donderdagmorgen is het 6-jarig dochtertje van den heer J. v. d. H. te Ter Aar, toen het met haar zusjes naar school ging, op den West-Kanaalweg aangereden door een vracht auto uit Hazerswoude. Het meisje bekwam zware in- en uitwendige verwondingen en werd in zorgwekkenden toestand bij den heer de R. binnengedragen, waar het later op den dag aan de verwondingen is overleden. iP 17 Augustus is het m.s. Indra- poera van den Rotter damschen Lloyd van Batavia naar Nederland vertrokken. Gisteren kwamen de passagiers per „Zeeland"-boot te Vlissingen aan, terwijl de Indrapoera zelf nog te Londen wordt vast gehouden door de Engelsche autori teiten. Een der passagiers geeft van deze bewogen vaart' het volgend relaas: Vertrek in mineur. De krantenberichten waren op den ver trekdatum van 17 Augustus al eenigszins alarmeerend en sindsdien nam de onrust van haven tot haven toe. Te Medan, daarna te Sabang en Colombo, kreeg de verslechte ring der situatie vaster vorm: van de jonge lui, voor studie op weg naar Nederland en juist op den leeftijd om dadelijk opgeroe pen te worden voor militairen dienst, wer den er verscheidenen door de ouders naar Indië terug geroepen. Zoowel in Medan als in Sabang hadden we lading voor Hamburg en Bremen ingenomen. Wat den optimisten onder ons vaste overtuiging gaf, dat het nog wel los zou loopen met de herrie! Dat juist deze lading ons dwars zou zitten, kon nie mand voorzien. 30 Augustus legden we aan in Colombo en haastten we ons wat kranten te koopen. We verdachten er n.l. den kapitein van, be langrijke berichten achter te houden, om geen onrust over de opvarenden te brengen. Onze achterdocht bleek ongegrond: ook de Engelsche bladen maakten slechts gewag van dreigend oorlogsgevaar en lieten nog moge lijkheid open tot uiteindelijk vergelijk. We vierden Koninginnedag op den Indischen Oceaan. De eerste ofifcier stelde na een sympathieke speech een heildronk in op onze geliefde Vorstin en heel het Koninklijk Huis. Tevens werd meegedeeld, dat alle bijzondere festiviteiten gedurende heel de reis vervie len. Het amusement heeft zich dan ook be paald tot dekspelen, muziek en dans en bioscoopvoorstellingen, w.o. de film „Ons Prinsesje loopt", die aller belangstelling én voldaanheid wekte. Er is oorlog. De „Oceaanpost" bracht Zaterdag 2 Sep tember het nieuws over den Duitschen inval in Polen. Politieke betweterij begon hoogtij te vieren en. als het aan ons gelegen had, was de landkaart nu al onherkenbaar ver anderd. Dat niet alles bij het oude blijven zou, merkten we het eerst op den morgen van 4 September. Een Engelsche verkenner, van aanzien een groot passagiersvliegtuig, maar volgens ingewijden een bommenwer per, kwam ons eens goed opnemen, ver- Bob, de Canadeesche Politieruiter. Korporaal j Wilde je op w'n Richard I vriend schieten?^ mijn af. Ik geloof dat hij beter wordt.,J MarieTJ Ik kom van den chef Kom binnen. 1- Nadat Bob, daarbij geholpen door Leroux, de wonde van den jongen Kirk zorgvuldig ver bonden heeft daalt hij in de mijn af. Hij is er van overtuigd, dat Leblanc en Marie Wallace in het doolhof van gangen verdwaald geraakt zijn. Het zal voor hem geen gemakkelijke taak zijn het tweetal op te sporen, doch hij weet, dat hun leven er mee gemoeid kan zijn. Inmiddels heeft Leroux den man, die de hut nadert herkend. Met een ver heugden glimlach zet hij zijn geweer weg en opent de deur. ,,'t Is korporaal Richards roept hij uit. „Goed geraden", antwoord deze lachend 2- „Je was toch zeker niet van plan om op me te schie ten?" vervolgt de nieuw aan gekomene op schertsenden toon"- Dat zou niet bepaald een hartelijke ontvangst ge weest zijn. Maar laat ik je vertellen wat ik hier eigenlijk kom doen. De chef heeft me expres hierheen gestuurd. „Kom binnen", noodigt Le roux 3- Nadat zij de hut binnengetreden zijn loopt de korporaal eerst naar de rustbank waarop de jonge Kirk ligt. Voorzichtig strijkt hij het haar uit het gelaat van den gewonden jongen man en kijkt hem onderzoekend aan- „Ik geloof vast, zegt hij, dat hij het er bovenop zal halen. Tenmin ste, als er geen longontsteking of zoo iets bij komtDuidelijk hooren Leroux en Richard hoe Jack fluisterend het woord: „Marie" uitspreekt. (Zij zien elkaar veelbeteekenend aan. „Hij ijlt", fluistert Leroux. „De arme jongen is er zeer slecht aan toe, na al die gebeurtenissen". Bob heeft voetstappen g 4. Ontmoedigd zet intussc en Bob zijn speurtocht door e °nkere, koude mijngangen v°or hoewel hij langzamerhand de hoop Leblanc en Marie Wallace te zullen vinden be gint op te geven- steeling echter blijft hij onbewegelijk staan^ Heeft hij goed gehoord- Was dat in de verte niet he gelm<j van voetstap pen? GesParul€" luistert hij. Inder daad, opn'ieuw hoort hij het geluid. Het zij" voetstappen; Ik dacht den weg te kennen. Handen gevonden revolver *i Bob dooft zijn lantaarn Bob s lantaarn gaat uit. 5. Dan zouden zijn pogingen dus toch succes hebben want die voetstappen konden van niemand anders dan van Leblanc en Ma rie Wallace komen! Bob weet, dat hij in Leblanc een uiterst gevaarlijken tegenstander heeft en dat hij de grootste voorzich tigheid in acht dient te nemen. Vlug dooft hij het licht van zijn electrischen lantaarn en loopt onhoorbaar verder. (Nadruk verboden 6. Met zijn linkerhand tast Bob langs den vochtigen mijnwand om te voorkomen, dat hij bij het omslaan van een bocht zal struikelen- Immers hierdoor zou hij aan Leblanc zijn aan wezigheid verraden- Weer blijft hij staan- De voetstappen klinken thans vlakbij- Plotseling ontsteekt Bob het licht van zijn lantaarn en zijn revolver op den bandiet gericht houdend beveelt hij kort: „Handen omhoog, Leblanc!" Marie slaakt een kreet van blijdschap. „De hemel zij geloofd, dat U ons gevonden hebt!" roept zij uit. 7. Leblanc schijnt zijn gewone gi immigheid totaal verloren te hebben- Hij Q°et geen enkele poging om zich te verzetten- Integendeel het lijkt wel of hij zich er over verheugt, dat Bob hem in het doolhof van gangen gevonden heeft- „Hier heb je mijn revolver zegt hij rustig. „Ik geef je de verzekering, dat ik kalm met je mee zal gaan- Ik heb genoeg, ^meer dan genoeg van die verwenschte gangen vervolgt hij opge wonden. „Het kan me niet schelen wat je met me doet, als je me hier maar uitbrengt, hier in deze hel wordt ik gek!" 8. Bob echter houdt Leblanc scherp in het oog- Het optreden van Leblanc alsmede de toon waarop deze spreekt bevreemden hem- „Waarom praat hij zooveel?" vraagt Bob zich af. Ook dat zich zonder verzet overgeven komt hem ver dacht voor. Wat zou de bandiet in zijn schild voeren? „Ik dacht, dat ik den weg hier in de gangen goed kende"begon Leblanc. De lan taarn van Bob gaat plotseling uit dween, en verscheen een uur later opnieuw boven twee flottieljevaarders, die ons tot op korten afstand naderden. De Indrapoera streek de vlag, kreeg den vlaggen-tegeogroet en stoomde statig de eerste symptomen van onrust-ter-zee voorbij. We voeren tusschen Perim en Aden en hoorden hier ook, dat we niet om de Kaap zouden varen, maar voorloopig als laatste der Hollandsche mail booten door het Suezkanaal gingen. Voor Suez lagen heel wat schepen te wachten. We voeren laat in den avond van 8 Sept. het Kanaal binnen, „deden" den volgenden morgen op gebruikelijke wijze Port Said, waar tot aller teleurstelling nagenoeg géén post was aangekomen en hoorden op het vertrekuur, dat we Marseille niet zouden aandoen. Dus geen debarkement van passa giers, alweer geen post, en enkele onaan gename consequenties: molest-, en nood- havenverzeikeringen, die vervielen; gebrek aan warmere Meeding, waarvan men zich in Frankrijk had willen voorzien en.... sup pletie van reisgeld tot Rotterdam! Al met al: de passagiers behielden hun opgewekte stemming en waren vast besloten de ko mende verrassingen blijmoedig onder oogen te zien. Door de Middellandsche Zee. Zoo ging het op Gibraltar aan, strak langs Afrika's Noordkust, Tijdens het avondcon cert van 11 September kwamen de hofmees ters er ons op voorbereiden, dat de Kotta Gedeh langszij zou komen, om ons wat pro visie over te doen. Het leek een verdacht verhaaltje! Hadden we niet al een reserve- voorraad van 14 dagen, voor geval we om de Kaap waren gevaren? Geen mensoh ging naar bed, en het was onder groote belang stelling, dat de Kotta Gedeh om half twaalf een sloep streek, die in plaats van vruchten, ontbijtkoek en erwtensoep-in-blik.twee paravanes aanbracht. Nu pas leek het mee- nens te worden. De aanwezige marine-offi cieren werden bestormd met vragen over het hoe en wat van de vliegtuigachtige mijnen- knippers, die daar zoo rustig op het voor dek lagen en we gingen slapen met een prikelend gevoel van aanstaand avontuur. Den volgenden morgen passeerden we een convooi Engelsche vrachtschepen onder vei lig geleide van zeven oorlogsschepen. Twee uur later wisselden we den vlaggengroet met een eskader Fransche kruisers. Dien heelen morgen liepen de gesprekken over torpedojagers, flottieljevaarders, kruisers en hulpkruisers, onderzeeërs, mijnenvegers en tankers. We praatten en dachten in krijgs haftige oorlogssfeer, al was de zee nog zoo verzoenend kalm en waren zon en lucht droomen van rust en beminnelijkheid. Aangehouden en opgebracht l Bij de „Oceaanpost" van 14 September lag ingevouwen een „Algemeene bekendmaking in verband met de bijzondere tijdsomstan digheden". Daarin werd ons duidelijk aan gegeven, wat we moesten doen en laten in geval van verduistering, luchtalarm en/of mijnen, bedreiging, terwijl we den goeden raad kregen 's nachts gemakkelijke, warme kleeding bij de hand te houden. Dienzelfden avond naderden we Gibraltar. We voeren door volmaakt vredig avondlicht op Spanje's ongenaakbare Zuidrots toe. Een groote söhool dolfijnen stoeide speels om de boot heen; een breede vlucht meeuwen begeleid de ons, schreeuwend om afval; en de dor heid van Afrika's Noordkust leek een leugen in zooveel gouden licht. Maar een vlek aan den horizon maakte zich los er> Stoeide tot het dreigend grijs van een Engelschen tor pedojager, die snel op ons afkwam en bevel gaf tot stoppen. We verminderden vaart, de machines stopten, het doffe sein „We slaan achteruit" loeide over het water. De jager kwam nabij, er werd een sloep gestreken en twee officieren, waarvan er een sterk op oeneraal Baib° leek, klommen langs da touwladder aan ^oord. Het bezoek bij den kapitein duurde kort. Na „Balbo's" vertrek hoorden we, dat we werden opgebracht naar de haven' z°Uden de baai van Algeciras van dichtbij kunnen bewonderen! Onze aan houding was door den marconist nog juist „aar Nederland geseind, vóór het zendstation door de Engelschen gesloten werd. Terwijl we opstoomden werd alles in gereedheid ge bracht voor de nachtelijke verduistering van °ns schip en door de vallende duisternis voeren we langzaam op de rots toe, waar het gansoh verlichte Gibraltar als een wonder mooi feestdécor te schitteren lag onder een helderen sterrenhemel. Ook Ceuta, aan den overwal, was één glanzende lampenrij. We vroegen ons verbaasd af, waarom wij bij zooveel lioht-overdaad verduisteren moes ten. De donkere boot maakte een unheimi- schen indruk, die ons wel zóó bevangen, hield, dat we (totaal noodeloos!) slechts fluisterende gesprekken hielden. Het avond concert was afgelast en daar het te guur was om lang aan dek te loopen en van de feëe- rieke aardsche en hemelsche illuminatie te genieten, zochten de meeste passagiers maar liever hun hut op. Nieuwsgierigheid bracht ons den 15den September weer vroeg aan de railing en toen bleek, dat de Inrapoera één van zeer vele aangehouden schepen was. We zouden zelfs naar verluidde het 81ste zijn! Met het bloot oog konden we er zeker al een vijftigtal bij elkaar tellen, w.o. de Kotta Baroe en Tafoanan, ook van den Lloyd. De reden der verduistering was nu duidelijk: de „wal" kan in geval van gevaar met één handomdraaien in donker worden gezet. Maar wat, als daar zooveel lichtende sche pen den weg wezen naar het begeerde doel? Een zeldzaam stralende morgen lichtte over de rots van Tarifa, die een en al'drei ging van zwaar geschut, uitkijk- en sein posten is. Achter den grauwen havenmuur om de zooveel meters onderbroken door gesehutsnesten lag een rij Fransche oor logsschepen als een twe-ide muur van be scherming. Torpedojagers stoomden uit om nieuwe slachtoffers aan te voeren. Het was een ongewoon en boeiend beeld van drei ging en machtsvertoon, van waakzaamheid en activiteit. Wonderlijk genoeg was er geen verbod tot fotografeeren gegeven en dus de den kodaks en filmtoestellen ongehinderd hun werk, om de ongewone situatie ook in beeld vast te leggen. Intusschen deden de meest wilde geruch ten over den duur van onze aanhouding de ronde. Het gezag van koksmaat, gewoon ma troos en Amat, den hutjongen van den ka pitein, verving dat van den gezagvoerder zelf, die zweeg in alle talen, omdat ook hij op de beslissing van hoogerhand wachtte. Om elf uur kwam een sloep langszij: „Balbo" bracht de scheepspapieren terug en het goede nieuws, dat we konden doorvaren. Het anker werd gelicht en full speed ging het op Lissabon aan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 4