EN DE BEREN avonturen van Koko wtinm nimql „Teun, ik bekeur je". Twee grappenmakers en hum si ach toffer. De opmerkelijke. STUIP® VtRBODEM tfB I küachtema^ I ABT. 13 ST §13 j/£> rvcp TiEC'RoriDTÏS oI^^SPUWEJ xonms: ET Ci^*A S* P"imm |0g#asH*i«s; r Tu w«v« COOTO-S^ft ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1939 EEN MARTELAAR IN CHINA. KLEINE PUZZLFS (f VAN ALLES WAT. Een gevaarlijk avontuur van Vleugelvoet. Oplossing der vorige puzzles. Koko amuseert de buurt VERBODEN LACWEn/ VERBC TE \iwtv OETROJJ M S4SHT '-É6SH C* ¥Vli.WtS t£ U ,mW*K «Si r.'fsr t* öm fSUSK |yr u 8Rfi|jf£,. Sff S* PSf£"e De Indiafflo Ouë Teun zat te visschen. Heelemaal met erg. Maar wat wèl erg was: Teun had geen akte! En zonder akte is visschen verboden! Teun was dan ook niet heelemaal op zijn gemak. Bij ieder geritsel vanA^es of k®1_ steentjes spitste hij zijn verweerde ooren! pe boschwachter? Dan gauw den hengel inhalen en beenen maken! Aan „bekeurings had Teun nu eenmaal 'n hekel! De rest van zijn aandacht besteedde Teun aan zijn hebber. Krampachtig bleven zijn ste kende oogjes, smal als knoopsgaten, op het kleurige ding gericht. Er kwam „leven" in! Of was het alleen maar 'n stoot van n speelsch golfje? Even afwachten! 'n Visscher moet zicjj wape,nen met veel geduld! Plot seling 'n ruk, par(j0es haalde Teun op! Maar koe groot was zijn verwonderingtoen J 'h kop van 'n zeelt ophaalde! Alleen n ,°P' De rest van de zeelt was op S€helIP" Zltlhige wijze verdwenen! Zooiets had de ou str°oper van z'n leven nog niet meegemaa '.Teun, ik bekeur je!" snauwe een stem achter zijn rug. «Waarom, boschwachter?" «Je zit te visschen, makker, en het is hier Verboden vischwater!" „Dat weet m'n grootje ook, man. Maar ik visch niet. Ik zuiver het water. Ik zag'je ophalen!" "sjuustement ik haalde ook op! Maar wat? 'n' Kop(, 'n dooien kop, kijk, daar ligt-ie, en de visch heb ik in het water laten lig gen Die mag ik immers niet hebben!" De veldwachter keek. Inderdaad! Méér dan 'n kop had Teun niet opgehaald! Hü kon dus moeilijk van „Visschen" worden be ticht' 'n Kop is nu eenmaal géén „visch tochten door het water van de vijvers. Dit werd hem op zekeren dag noodlottig. Want vlak bij het gat lag Lutra op de l°er. En toen de oude forel het water inschoot, deed de otter 'n hap met zijn machtige kaken. De forel werd gegrepen, gedood, en aa'£ gebracht. Juist zou Lutra aan een lekkeren maaltijd beginnen, toen Teun aankwam. Was hij nog klein geweest, de otter zou hem z der mankeeren naar de keel gevlogen zijn. En dan had het er voor Teuntje leelyk uit gezien, erg leelijk ook! Maar nu geen Teuntje meer was, maar Teun, haas te de otter zich het reddende water m. Teun slenterde naderbij- Hij wist van Lutra niets af natuurlijk. Voortdurend om kijkend, haalde hij stukken van z n hengel te voorschijn en wrong ze in ®ar- Even later lag de dobber al weer in het natte element! „Teun, ik bekeur je!" zel dezelfde stem van den vorigen keer! „Ik vang niks! Hoe kan je me bekeuren. „Niks? Noem je dat niks. En dit dan? De prachtigste forel u-it den heeileil plas! Da, noemt meneer Teun niks. De veldwachter had in de buurt van de strooper de forel gevonden. Teun zat in de val" Dit water lijkt wel toetooverd!" mop perde Teun. „Maar ik hem heb niet gevan en man!" gelNee, nee, hij is voor z'n plezier dood ge daan?"'hoonde de man der Wet. Laat me 'ns kijken?" vroeg Teun. Hij onderzocht den ouden roover. Plotseling riep hij verrast uit: Veldwachter! Deze forel is aangebeten door een otter! Kijk maar, de tanden staan nog in den buik!" Nu was de beurt aan den koddebeier om verbaasd te zijn! Teun had gelijk! 'n Otter was de dader! „Gelukkig voor jou, Teun! Ik trek m'n be keuring in! En wat dien otter betreft, dien vischdief nou, die kan op 'n kogel rekenen! Ik ga vannacht al op hem loeren! 'n Buitenkansje! Veertig, vijftig gulden voor z'n bruine pels!" En dè veldwachter wreef zich reeds in de handen vam plezier! Jammer voor hemLutra ging de buurt uit! Het rook den otter veel te veel naar tweebeenen! En dat kon op den duur levensgevaarlijk worden! lutra en de oude forel (Nelson; Sheppard.) ie- 'n kop smijt we2; "In ieder geval, Teun, je moet hier van daan!" de ®,an der wet! Teun Dakte overdreven zorgvuldig z'n spullen bij mekaar en verdween! Maar waar de eigenlijke visch ®ebleven was> daar snapte hij geen zier va«! Lutra, de jonge otter, wist het wèl! Toen de'mannen hun hielen ^hchttaddm, tovam het dier boven water! In den bek hield het Jen afgebeten zeelt! Op zijn gemak legde de -er zich tusschen het gras van den oever rOOVhegon den buit op te peuzelen! Zijn eïl vacht glansde in het zonnetje. Tus- brume aeejs, scherp als klauwen, waren schen duidelijk te zien. Deze maak- zwemvliezen o ter tot een geduehten ten den 2r0°te" aterbewoners! vijand van.de winter was Lutra In het hartje van gen hol aan geboren. Zijn „wi g maanden oud was, waterkant. Toen hij perste zwem-lessen gaf zijn moeder hem de vangen, meer- za leerde hem wilde eende koeten en waterhoentjes; OP In de zij samen konyne en hazen a^ op lente van hetvolgende jaar was zéér zün eigen houtje gaan jagen! En n veel succes! Hy stuurde met zijn staart. o0gen hield hy m het water wijd open, maar af neusgaten kneep hij 2orgvuldig dicht! Ziin vacht werd met nat! Hij was de koning der vischvijvers geworden, Lutra! Zelfs de vraatzuchtigs* snoeken, knapen van n meter lang, moesten het tegen hem afleg- geAlleen één visch wist hem ateeds te ont komen. 'n Forel. D°°r Miksem-snelle wen dingen en sprongen, s boven water uit! Ook verschool de forei zich in kuil> waar Lutra moeilijk by kon komen En van dien kuil uit ondernam de roofvisch zijn I Op de kruisjes komt de naam van de oudste Praemonstratenser-abdlj in Neder land. Gedroogde, ontkiemende gerst. Motorrijtuig. Keukenvijl. Reiger aan den Nijl. Een oogenblik. Middeldeel van een rad. Vuil van visch. Bloedhuis. Schriftelijk bewijsstuk. Scheepskamertje. Grondsop. Achting, hulde. X X X X X X X X X X X X II Stel uit deze 15 letters den naam van een zeer bekende vorstin samen: 3108 Rijtoer, tochtje. 7513 Proper, zindelijk. 1461 Mak, niet Wild. 111215 Ontkennend bijwoord. 2149 Autobussendienst. 13411 Zeker metaal (Indië). Vóór VIJFTIG Jaar werd door ingenieur Eiffel de „Tour Eiffel", de Eiffel-toren van Parijs gebouwd. Het ding is geheel uit me taal vervaardigd en driehonderd meter hoog. Het ontstoken licht was te zien uit Chartres (75 K.M.) en uit Orléans (115 K.M.), wan neer men in die provincie-steden op den to ren der cathedraal klom! Iemand kwam zelfs 0p het denkbeeld alle straatlantaarns van parijs te dooven. In plaats van 51 die lan taarns wilde hij er één hebben, en wel op den Eiffef"*ren' Bijwijze van middernacht zon!! Tot nog toe is dit denkbeeld niet ver wezenlijkt! Daar was een 'n Indiaan, Vleugelvoet, die 'n verre reis moest maken. Dwars door de eindelooze graswoestijnen van Noord-Ame- rika! De tocht was lang niet zonder gevaar. Doch Vleugelvoet vertrouwde op zijn snel heid en zijn boog. Gewapend met deze twee, zou hij door alles heen kunnen komen. Vleugelvoet! De groote Geest moge je geleiden op je tocht!" zei zijn zuster bij het heengaan. Ik wil je evenwel niet zonder eemg aan denken laten vertrekken. Hier is een don kerblauwe edelsteen, een saffier, erfstuk m onze familie. Hij zal veel voor je kunnen doen bij naderend onheil. Neem ook deze handvol boschbessen mee. Ze zouden je wel licht te pas kunnen komen! Vleugelvoet dankte zijn zuster. Op harte lijke wijze nam hij afscheid. Met den saf- ier de boschbessen en de vier scherpe in Zijn koker, kende hij meer. Overdag ging hij door de prairie des nachts sliep hij in het hotel Gods, onder den blooten Memel! Eens hoorde hij een zonderling gerucht achter zich. Hij keek om. Van wien kwamen deze snelle voetstappen? Van beren. De ruige gasten hadden juist hun winterslaap beëindigd. Ze waren erg mager. Een hartig brokje zou hun stellig niet onwelkom wezen! Maar Vleugelvoet voelde heelemaal geen lust om dat hartige brokje te zijn! Hij repte zich wat hij kon. De beren bleken sneller dan hij. Hij begon zichtbaar terrein te ver liezen. Zijn dood scheen nog maar een kwes tie van enkele kostbare minuten. Wat te doen? Een schuilplaats viel ner gens te bespeuren. Overal grijnsde de ein delooze prairie hem aan. Geen rots geen bosch verschafte dekking. En de vijand na derde, zeker van zijn prooi. Ik zal mijn leven toch duur verkoopen. "zei Vleugelvoet tegen zichzelf. Hij spande zijn boog. Hij schoot 'n pijl af maar met op de beren. Hij schoot ver voor zich uit. „Waar deze pijl neerkomt, moge struik gewas ontstaan!" wenschte de kundige schutter. En zie! De pijl ketste op den grond, sprong op, ketste opnieuw en zoo eenige keeren achtereen. En waar de punt den bodem raakte, schoot dicht struikgewas met verrassende snelheid omhoog. In dat struik gewas bracht de dappere Indiaan zich in V8DeSberen hadden echter zijn spoor gevolgd. Zij snuffelden langs den grond. Een warme geur drong in hun speurenden neust De geur van het wild, dat zij begeerden. Dien geur zetten zij na. En het duurde met lang, of zij drongen het struikgewas binnen. Vleugelvoet hoorde hen rumoeren door het dichte onderhout. Aanstonds schoot hij zijn tweeden pijl af. Wéér vóór zich uit! Opnieuw ontstonden er boschjes. En hetzelfde spel letje herhaalde zich met de beren. Een spelletje ook met den aanhollenden dood! De beren werden kwaad! Zooveel maan den zonder eten doorgebracht en nu een lekker hapje te zien wegvluchten. Dat kon hun humeur niet verdragen. Zij schudden vol ergernis hun veel te ruime pelzen cn stormden op de boschjes af. •■„-nat Drie pijlen gingen aan deze krijgslist heen! Bij het spannen van het vierde laatste schot, sprak Vleugelvoet dezen wensch uit: Waar gil 'neerkomt, mijn laatste pijL moge een moeras ontstaan. Middendoor dat moeras slingere zich een hard pad En ter weerszijden mogen ^sterke Lianen (slin- SeHe\angtesnc)hiedSiegelijk hij gewenscht had. Over het steenachtige paadje holde Vleuge voet vooruit. Maar de logge beren zakten tot hun heupen in de modder. Bovendien maakten de Lianen hun achtervolging méér dan moeilijk En zoo kon het niet anders, of Vleugelvoet won meer en meer terrein; de afstand tussche hem en de bloeddorstige roofdieren ver grootte zich zienderoogen. Dat was ook maa goed ook! Vleugelvoet had immers geen pij len meer! Buiten het moeras gekomen, waar de be ren nog altijd worstelden met bagger en Lianen, schoot de jonge Indiaan als een pij uit zijn boog voort! Minuut na minuut verging, eer de beren hem weer in de gaten kregen. Maar toen hervatten zij dan ook de jacht met de uiterste vinnigheid. Hun felle tongen slin gerden als vlammen om hun met schuim bezette muilen. Hun platte zolen raakten nauwelijks het gras. Vleugelvoet zag hen naderen. Plotseling kwam de gedachte aan het geschenk zijner zuster in hem op. Als hij zijn redding eens aan den donkerblauwen edelsteen toever trouwde? Het kleinood fonkelde als 'n ster tusschen zijn vingers. Hij deed het in zijn leeren riem en zwaaide het bliksemsnel rond zijn hoofd. Waar deze edelsteen neerkomt, moge een rots onstaan!" aldus luidde zijn wensch! En de rots ontstond. Op haar top stelde de "dappere Indiaan zich in veiligheid. Al spoedig bevonden de beren zich aan den voet van het steenen gevaarte. Zij snap ten er geen steek meer van! Waar was hun prooi nu gebleven? Zij zochten en zochten en zochten Zij snuffelden om hoeken en tusschen rotsspleten. Zij vonden natuurlijk ^Plotseling gebeurde er iets onverwachts. Vleugelvoet raakte aan wat loszittend ge steente. Dit bladderde af en viel met groo geraas naar beneden, vlak voor den neus van de snuffelende beren! Zij keken natuur lijk omhoog, want zelfs beren weten, dat steenen niet vanzelf omlaag vallen! En zoo ontdekten zij den gezochten tweebeen. Dezen keer zou hij hun stellig niet ont komen Zeer eendrachtiglijk klauterden zij ionps de rots nssr boven. Vleugelvoet repte zich zoo snel hij kon ondeXn bereik uit. Hij holde f or lu* lange prairiegras en bedacht, dat hy nu niets meer had om zijij achtervolgers op een dwaalspoor te ffbbessen! De boschbessen Ja, toch! De handvol van zijn mgt kracht om zich heen. SamOv;rri waar jullie naarkomen, o blauwe „uverax zuster, mogen aanstonds bessen van fJ*an!»' °00 luidde zijn nieuwe bessen on»w««- j WEnnChet gebeurde ook. Rechts en links en waar je ook keek stond het op eenmaal vol met de lekkere, gêurlS®. bessen. De beren naderden. Zij waren thans zeker van hun prooi. Maar wacht eens even, wat eroeiden daar? Boschbessen! In de lente nog tel? Haast onmogelijk! Niet om te gelooven! Maar toch, ja, heerlijke, sappige boschbes sen! Dat was wat, na maanden in zoo'n be dompt hol een winterslaap te hebben ge houden! Zij begonnen te eten Het eten werd schransen' Klauwen vol boschbessen sloegen de ruTge sinjeurs naar binnen. Hun muilen kleurden zich met sap! Af .en toe gingen ze eens even op hun achterpooten staan Aha, daar ging hun prooi! Zij zagen zéér goed in welke richting! Maar eerst nog 'n paar van die malsche, sappige bessen'. Ze smaakten als honing..--en honing wil heel wat zeg gen voor een beer! Tegen den avond vielen ze van al hun schrokken en smullen in een diepen slaap- Ze ronkten zoo, dat het gras trilde. Hun buik stond gespannen als het vei van een trommel. Allemaal van de boscn- bessen' Uren later werden zij toch ook weer eens wakker. Toen herinnerden zij zieh, dat zij eieenlijk een tweebeen achter zijn hielen zaten. Zij gingen op hun achterpooten zit- ten en tuurden in de verte. Van Vleugel- voet was natuurlijk schijn noch schaduw meer te bekennen! Zij zochten naar een spoor. De morgendauw had het uitgewischt. Dat bracht hen geweldig uit hun humeur. Hun aanvoerder koos de wijste partij! „Mannen! aldus luidde zijn oordeel. „Wat zullen we nog als gekken achter dien tweebeen aanhollen? Het moet een magere scharminkel zijn, anders kon hij zoo hard niet draven! En wat hebben we aan vel over been? Hier zijn lekkere, sappige boschbes sen in overvloed. Ze staan zoo maar voor het grijpen. Wat zouden we ons dus druk maken 'achter zoo'n boonestaak? Bovendien, ik heb een beek ontdekt met heerlijke forellen. Laat ons dus rustig hier blijven en ons te goed doen!". Een goedkeurend gebrom vormde het ap plaus op deze redevoering. De beren wendden zich weer tot de verleidelijke bessen. Des middags mepten zij met hun breede kiauwen forellen uit de beek. Maar toen was Vleu gelvoet al lang en breed in veiligheid. „Zeker Monseigneur Hamer uit Nijme- gen?" Monseigneur Bisschop Hamer behoort tot de bekendste martelaren voor het H. Ge loof in China. Maar van hém hebben we hier al eens iets verteld. Voor vandaag willen we de geschiedenis vertellen van een anderen martelaar, van pater Raymond Mérigot, een Franschman. Pater Mérigot werd in 1905 priester ge wijd. Eenige maanden later nam hij afscheid van zijn familie-leden een afscheid, dat voor eeuwig zou zijn en scheepte zich in naar China. Het duurde niet lang, of zijn oversten benoemden hem tot laten we het zoo maar noemen deken- En deken Méri got wist zijn „district" tot grooten bloei te brengen. Veel Chineezen omhelsden het H- Geloof. Zij weigerden eerbied te bewijzen aan een draak van bamboe, die tegen de droogte werd aangeroepen. Gedurende een brand, die bijna een geheel dorp verwoestte, hielp pater Mérigot met raad en daad. Menigeen kreeg door zijn geldelijke hulp weer een middel van bestaan. Te Tsangy wilde de ijverige missionaris j een kapel bouwen. Den grond had hij reeds verkregen en óók de benoodigde materialen. Maar de mandarijnen hooge ambtenaren werkten hem in alles tegen. Ze vonden het heel niet aangenaam, dat in hun gebied een kapel der gehate Christenen zou komen. Er werd vergaderd en vergaderd. Ze dach ten- tijd gewonnen is véél gewonnen. En het materiaal werd er natuurlijk niet beter op, dat spreekt. Plotseling verschenen er benden gewapenden. Enkele honderden kerels be zetten den grond, waar de kerk zou komen. De Christenen waarschuwden hun geliefden Missionaris. Deze verscheen en wilde de bandieten toespreken. Als eenig antwoord weerklonken drie geweerschoten. Eén ervan doorboorde het priesterlijk gewaad van pa ter Mérigot, maar zonder hem te verwonden. Goede raad was duur! De geestelijke vluchtte in dit hachelijk oogenblik een huis binnen. De bandieten zetten hem na. Ze staken de woning m brand. De pater wist nog net bijtijds den be- ganen grond te bereiken. Over de velden vluchtte hy heen. Maar zijn vijanden hadden hem bemerkt. Een salvo van geweerschoten weerklonk. Een salvo stortte ter aarde. Lansen kogels en messen maakten aan zijn lijden een einde. Er was 'n Martelaar méér in den hemel! Pater Mérigot, bid vooi ons! I. Krakau. Kamp ruif aard kuip acte urne. II. Men legt geene banden met leege handen! III. Gamelin. G var armoe scherts balie tin N(oorden). IV. Chimborasso. Och! sim boa ros. Gedenksteen voor den Martelaar, pater R. Mérigot. Soms wisten de kinderen uit Koko z'n huurt niet wat ze spelen zouden. Ze hingen dan maar wat op straten en pleinen rond'. Uit verveling bedreven ze allerlei katte- kwaad! En dat kon de politie weer niet hebben! Gevolghoogloopende onaange naamheden, op 't bureau komen, bedreigin gen door de kat-met-de-zeven-staarten van den heer hoofdcommissaris enz. enz.! Koko verzon een spelletje om de kinderen bezig te houden. Hij verzocht om de mede werking van tante Stijntje. Die werd hem *3 SfïïSSp» niks!" vond „Kinderen, die bezigheid hebben, komen niet tot baldadige dingen!" En gelijk had ze Zoo zette de vrome ziel zich op n §oe'en middag vóór haar naaimachine. e s i e een linnen zakje, een knikkerza -je. - aai knikkers kwamen er niet in! Wat dan wel? Confetti, weet je wel, van die luchtige, kleurige snippertjes papier Ze had net zoo goed dunne stukjes courantenpapier kunnen nemen, maar de weduwe hield nu eenmaal van fleurigheid! Dat kwam natuurlijk, door dat ze jaren en jaren met ballonnetjes had §eBest' Tante haalde het builtje van boven stevig'aan, dat het goed dicht zat'. .Asjeblieft, Koko, en nou de straat Dank U wel, tante'. Maar komt U af gooien „Met alle soorten van genoegen, neet. Wacht even, ik zal even m'n trijpen toffels aanschieten!" Tante schoof in haar gebloemde toiteis Bont trijp was de mode van de buurt. Hoe scheller hoe mooier! Nu, die van tante wa ren schel! Alle kleuren van den regenboog Tante stapte met haar neefje mee. Haar bovenlijf schommelde telkens van rechts naar links en omgekeerd. Dat is de manier van zwaarwichtige dames! Het geeft haar iets goedsmoedigs! Nu, de kinderen uit de buurt hieven 'n hoera-tje aan, toen ze Stijntje zagen verschijnen opdoemen is wellicht juister, want van een „verschijning" had de eerbare ziel niet veel weg. Met z'n allen trokken ze naar het Slacht huisplein. Daar verdeelden Koko en zijn vriend Joop de heele bende in twee deelen. De partij van Koko kreeg 'n zakdoek om den arm; de andere partij kreeg niets. Zoo kon je de spelers goed uit elkaar houden'. Het was 'n idee van tante Stijntje, 'n pracht-idee, gewoonweg! „Tante gooit uit, jongens" verordineerde Koko. „Leve tante Stijntje!" gilden de beide par- tijen De weduwe nam het zakje en wierp het naar Koko. Koko sprong en pikte het op. Dadelijk wierp hij het luchtige ding naar een medespeler, die minstens op twee meter van hem af stond anders gold het niet! Natuurlijk probeerden spelers van de tegen partij het builtje af te nemen, maar dat zat hun niet glad Zeven keer werd het dingske gegrepen door spelers van Koko zijn groep, zeven keer achter elkaar, en toen liet tante Stijntje, de scheidsrechter, stoppen! „De stand is 1—0 in het voordeel van Koko!" besliste ze'. En niemand kon dat tegenspreken! Als alle partijen zóó gauw beslist waren, zaten we thans niet in de na righeid Nu kwam het zakje aan Joop z'n partij. Joop wierp het naar Ruth en Ruth weer te rug naar Joop! „Éénmaal!juichte Joop z'n partij. Maar tante Stijntje verhief haar stem! „Nul maal, makker! 'n Speler mag met te ruggooien naar een mede-speler, die juist tevoren wierp!" En toen begon het lieve leven van voren af aan'. Joop haalde zes treffers achtereen! Reeds meende hij een zevenden toe te jui chen.... toen de zak op den grond viel'. „De zak komt aan Koko z'n partij!" be sliste tante! Zóó was de spelregel! Joop keek leelijk op z'n neus, hetgeen hem overigens weinig inspanning kostte, want hij had 'n neus, die er wezen mocht! Zijn spelers hinderden de Koko-ianen waar ze maar konden! Het gelukte hun den zak te pakken te krijgen en zeven keer achtereen te werpen naar medespelers op twee meter af standof verder! „1ij" stelde tante Stijntje vast! "in wie z'n voordeel, tante?" plaagde Koko.' „In het voordeel van de heele buurt, neef!" plaagde tante terug! En ze had gelijk ook'. III IIÜIJuliliil Mil I II Gevolghoogloopen de onaangenaamheden op 't bureau komen, bedreigingen door de kat-met-de-zeven- staarten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 1