EN DE BEREN
avonturen van Koko
wtinm nimql
„Teun, ik bekeur je".
Twee grappenmakers en hum
si ach toffer.
De opmerkelijke.
STUIP®
VtRBODEM tfB
I küachtema^
I ABT. 13 ST
§13 j/£>
rvcp TiEC'RoriDTÏS
oI^^SPUWEJ
xonms:
ET Ci^*A S* P"imm
|0g#asH*i«s;
r Tu w«v« COOTO-S^ft
ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1939
EEN MARTELAAR IN
CHINA.
KLEINE PUZZLFS
(f
VAN ALLES WAT.
Een gevaarlijk avontuur van
Vleugelvoet.
Oplossing der vorige
puzzles.
Koko amuseert de buurt
VERBODEN
LACWEn/
VERBC
TE
\iwtv
OETROJJ
M S4SHT '-É6SH C* ¥Vli.WtS
t£ U ,mW*K «Si
r.'fsr t* öm fSUSK
|yr u 8Rfi|jf£,.
Sff S* PSf£"e
De Indiafflo
Ouë Teun zat te visschen. Heelemaal met
erg. Maar wat wèl erg was: Teun had geen
akte! En zonder akte is visschen verboden!
Teun was dan ook niet heelemaal op zijn
gemak. Bij ieder geritsel vanA^es of k®1_
steentjes spitste hij zijn verweerde ooren! pe
boschwachter? Dan gauw den hengel inhalen
en beenen maken! Aan „bekeurings had
Teun nu eenmaal 'n hekel!
De rest van zijn aandacht besteedde Teun
aan zijn hebber. Krampachtig bleven zijn ste
kende oogjes, smal als knoopsgaten, op het
kleurige ding gericht. Er kwam „leven" in!
Of was het alleen maar 'n stoot van n
speelsch golfje? Even afwachten! 'n Visscher
moet zicjj wape,nen met veel geduld! Plot
seling 'n ruk, par(j0es haalde Teun op! Maar
koe groot was zijn verwonderingtoen
J 'h kop van 'n zeelt ophaalde! Alleen n
,°P' De rest van de zeelt was op S€helIP"
Zltlhige wijze verdwenen! Zooiets had de ou
str°oper van z'n leven nog niet meegemaa
'.Teun, ik bekeur je!" snauwe een
stem achter zijn rug.
«Waarom, boschwachter?"
«Je zit te visschen, makker, en het is hier
Verboden vischwater!"
„Dat weet m'n grootje ook, man. Maar
ik visch niet. Ik zuiver het water.
Ik zag'je ophalen!"
"sjuustement ik haalde ook op! Maar wat?
'n' Kop(, 'n dooien kop, kijk, daar ligt-ie,
en de visch heb ik in het water laten lig
gen Die mag ik immers niet hebben!"
De veldwachter keek. Inderdaad! Méér
dan 'n kop had Teun niet opgehaald! Hü
kon dus moeilijk van „Visschen" worden be
ticht' 'n Kop is nu eenmaal géén „visch
tochten door het water van de vijvers. Dit
werd hem op zekeren dag noodlottig. Want
vlak bij het gat lag Lutra op de l°er. En
toen de oude forel het water inschoot, deed
de otter 'n hap met zijn machtige kaken. De
forel werd gegrepen, gedood, en aa'£
gebracht. Juist zou Lutra aan een lekkeren
maaltijd beginnen, toen Teun aankwam. Was
hij nog klein geweest, de otter zou hem z
der mankeeren naar de keel gevlogen zijn.
En dan had het er voor Teuntje leelyk uit
gezien, erg leelijk ook! Maar nu geen
Teuntje meer was, maar Teun, haas te de
otter zich het reddende water m.
Teun slenterde naderbij- Hij wist van
Lutra niets af natuurlijk. Voortdurend om
kijkend, haalde hij stukken van z n hengel
te voorschijn en wrong ze in ®ar- Even
later lag de dobber al weer in het natte
element!
„Teun, ik bekeur je!" zel dezelfde stem
van den vorigen keer!
„Ik vang niks! Hoe kan je me bekeuren.
„Niks? Noem je dat niks. En dit dan? De
prachtigste forel u-it den heeileil plas! Da,
noemt meneer Teun niks.
De veldwachter had in de buurt van de
strooper de forel gevonden. Teun zat in de
val"
Dit water lijkt wel toetooverd!" mop
perde Teun. „Maar ik hem heb niet gevan
en man!"
gelNee, nee, hij is voor z'n plezier dood ge
daan?"'hoonde de man der Wet.
Laat me 'ns kijken?" vroeg Teun. Hij
onderzocht den ouden roover. Plotseling riep
hij verrast uit:
Veldwachter! Deze forel is aangebeten
door een otter! Kijk maar, de tanden staan
nog in den buik!"
Nu was de beurt aan den koddebeier om
verbaasd te zijn! Teun had gelijk! 'n Otter
was de dader!
„Gelukkig voor jou, Teun! Ik trek m'n be
keuring in!
En wat dien otter betreft, dien vischdief
nou, die kan op 'n kogel rekenen! Ik ga
vannacht al op hem loeren! 'n Buitenkansje!
Veertig, vijftig gulden voor z'n bruine pels!"
En dè veldwachter wreef zich reeds in de
handen vam plezier!
Jammer voor hemLutra ging de
buurt uit! Het rook den otter veel te veel
naar tweebeenen! En dat kon op den duur
levensgevaarlijk worden!
lutra en de oude forel (Nelson;
Sheppard.)
ie- 'n kop smijt we2;
"In ieder geval, Teun, je moet hier van
daan!" de ®,an der wet!
Teun Dakte overdreven zorgvuldig z'n
spullen bij mekaar en verdween! Maar waar
de eigenlijke visch ®ebleven was> daar snapte
hij geen zier va«!
Lutra, de jonge otter, wist het wèl! Toen
de'mannen hun hielen ^hchttaddm, tovam
het dier boven water! In den bek hield het
Jen afgebeten zeelt! Op zijn gemak legde de
-er zich tusschen het gras van den oever
rOOVhegon den buit op te peuzelen! Zijn
eïl vacht glansde in het zonnetje. Tus-
brume aeejs, scherp als klauwen, waren
schen duidelijk te zien. Deze maak-
zwemvliezen o ter tot een geduehten
ten den 2r0°te" aterbewoners!
vijand van.de winter was Lutra
In het hartje van gen hol aan
geboren. Zijn „wi g maanden oud was,
waterkant. Toen hij perste zwem-lessen
gaf zijn moeder hem de vangen, meer-
za leerde hem wilde eende
koeten en waterhoentjes; OP In de
zij samen konyne en hazen a^ op
lente van hetvolgende jaar was zéér
zün eigen houtje gaan jagen! En n
veel succes! Hy stuurde met zijn staart.
o0gen hield hy m het water wijd open, maar
af neusgaten kneep hij 2orgvuldig dicht!
Ziin vacht werd met nat! Hij was de koning
der vischvijvers geworden, Lutra! Zelfs de
vraatzuchtigs* snoeken, knapen van n
meter lang, moesten het tegen hem afleg-
geAlleen één visch wist hem ateeds te ont
komen. 'n Forel. D°°r Miksem-snelle wen
dingen en sprongen, s boven water uit!
Ook verschool de forei zich in kuil>
waar Lutra moeilijk by kon komen En van
dien kuil uit ondernam de roofvisch zijn
I Op de kruisjes komt de naam van de
oudste Praemonstratenser-abdlj in Neder
land.
Gedroogde, ontkiemende gerst.
Motorrijtuig.
Keukenvijl.
Reiger aan den Nijl.
Een oogenblik.
Middeldeel van een rad.
Vuil van visch.
Bloedhuis.
Schriftelijk bewijsstuk.
Scheepskamertje.
Grondsop.
Achting, hulde.
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
II Stel uit deze 15 letters den naam van
een zeer bekende vorstin samen:
3108 Rijtoer, tochtje.
7513 Proper, zindelijk.
1461 Mak, niet Wild.
111215 Ontkennend bijwoord.
2149 Autobussendienst.
13411 Zeker metaal (Indië).
Vóór VIJFTIG Jaar werd door ingenieur
Eiffel de „Tour Eiffel", de Eiffel-toren van
Parijs gebouwd. Het ding is geheel uit me
taal vervaardigd en driehonderd meter hoog.
Het ontstoken licht was te zien uit Chartres
(75 K.M.) en uit Orléans (115 K.M.), wan
neer men in die provincie-steden op den to
ren der cathedraal klom! Iemand kwam zelfs
0p het denkbeeld alle straatlantaarns van
parijs te dooven. In plaats van 51 die lan
taarns wilde hij er één hebben, en wel op
den Eiffef"*ren' Bijwijze van middernacht
zon!! Tot nog toe is dit denkbeeld niet ver
wezenlijkt!
Daar was een 'n Indiaan, Vleugelvoet, die
'n verre reis moest maken. Dwars door de
eindelooze graswoestijnen van Noord-Ame-
rika! De tocht was lang niet zonder gevaar.
Doch Vleugelvoet vertrouwde op zijn snel
heid en zijn boog. Gewapend met deze twee,
zou hij door alles heen kunnen komen.
Vleugelvoet! De groote Geest moge je
geleiden op je tocht!" zei zijn zuster bij
het heengaan.
Ik wil je evenwel niet zonder eemg aan
denken laten vertrekken. Hier is een don
kerblauwe edelsteen, een saffier, erfstuk m
onze familie. Hij zal veel voor je kunnen
doen bij naderend onheil. Neem ook deze
handvol boschbessen mee. Ze zouden je wel
licht te pas kunnen komen!
Vleugelvoet dankte zijn zuster. Op harte
lijke wijze nam hij afscheid. Met den saf-
ier de boschbessen en de vier scherpe
in Zijn koker, kende hij
meer. Overdag ging hij door de prairie des
nachts sliep hij in het hotel Gods, onder den
blooten Memel!
Eens hoorde hij een zonderling gerucht
achter zich. Hij keek om. Van wien kwamen
deze snelle voetstappen? Van beren. De
ruige gasten hadden juist hun winterslaap
beëindigd. Ze waren erg mager. Een hartig
brokje zou hun stellig niet onwelkom wezen!
Maar Vleugelvoet voelde heelemaal geen
lust om dat hartige brokje te zijn! Hij repte
zich wat hij kon. De beren bleken sneller
dan hij. Hij begon zichtbaar terrein te ver
liezen. Zijn dood scheen nog maar een kwes
tie van enkele kostbare minuten.
Wat te doen? Een schuilplaats viel ner
gens te bespeuren. Overal grijnsde de ein
delooze prairie hem aan. Geen rots geen
bosch verschafte dekking. En de vijand na
derde, zeker van zijn prooi.
Ik zal mijn leven toch duur verkoopen.
"zei Vleugelvoet tegen zichzelf. Hij spande
zijn boog. Hij schoot 'n pijl af maar met
op de beren. Hij schoot ver voor zich uit.
„Waar deze pijl neerkomt, moge struik
gewas ontstaan!" wenschte de kundige
schutter. En zie! De pijl ketste op den grond,
sprong op, ketste opnieuw en zoo eenige
keeren achtereen. En waar de punt den
bodem raakte, schoot dicht struikgewas met
verrassende snelheid omhoog. In dat struik
gewas bracht de dappere Indiaan zich in
V8DeSberen hadden echter zijn spoor gevolgd.
Zij snuffelden langs den grond. Een warme
geur drong in hun speurenden neust De geur
van het wild, dat zij begeerden. Dien geur
zetten zij na. En het duurde met lang, of
zij drongen het struikgewas binnen.
Vleugelvoet hoorde hen rumoeren door het
dichte onderhout. Aanstonds schoot hij zijn
tweeden pijl af. Wéér vóór zich uit! Opnieuw
ontstonden er boschjes. En hetzelfde spel
letje herhaalde zich met de beren. Een
spelletje ook met den aanhollenden dood!
De beren werden kwaad! Zooveel maan
den zonder eten doorgebracht en nu een
lekker hapje te zien wegvluchten. Dat kon
hun humeur niet verdragen. Zij schudden
vol ergernis hun veel te ruime pelzen cn
stormden op de boschjes af. •■„-nat
Drie pijlen gingen aan deze krijgslist
heen! Bij het spannen van het vierde
laatste schot, sprak Vleugelvoet dezen
wensch uit:
Waar gil 'neerkomt, mijn laatste pijL
moge een moeras ontstaan. Middendoor dat
moeras slingere zich een hard pad En
ter weerszijden mogen ^sterke Lianen (slin-
SeHe\angtesnc)hiedSiegelijk hij gewenscht had.
Over het steenachtige paadje holde Vleuge
voet vooruit. Maar de logge beren zakten
tot hun heupen in de modder.
Bovendien maakten de Lianen hun
achtervolging méér dan moeilijk En zoo
kon het niet anders, of Vleugelvoet won
meer en meer terrein; de afstand tussche
hem en de bloeddorstige roofdieren ver
grootte zich zienderoogen. Dat was ook maa
goed ook! Vleugelvoet had immers geen pij
len meer!
Buiten het moeras gekomen, waar de be
ren nog altijd worstelden met bagger en
Lianen, schoot de jonge Indiaan als een pij
uit zijn boog voort!
Minuut na minuut verging, eer de beren
hem weer in de gaten kregen. Maar toen
hervatten zij dan ook de jacht met de
uiterste vinnigheid. Hun felle tongen slin
gerden als vlammen om hun met schuim
bezette muilen. Hun platte zolen raakten
nauwelijks het gras.
Vleugelvoet zag hen naderen. Plotseling
kwam de gedachte aan het geschenk zijner
zuster in hem op. Als hij zijn redding eens
aan den donkerblauwen edelsteen toever
trouwde? Het kleinood fonkelde als 'n ster
tusschen zijn vingers. Hij deed het in zijn
leeren riem en zwaaide het bliksemsnel rond
zijn hoofd.
Waar deze edelsteen neerkomt, moge een
rots onstaan!" aldus luidde zijn wensch!
En de rots ontstond. Op haar top stelde de
"dappere Indiaan zich in veiligheid.
Al spoedig bevonden de beren zich aan
den voet van het steenen gevaarte. Zij snap
ten er geen steek meer van! Waar was hun
prooi nu gebleven? Zij zochten en zochten
en zochten Zij snuffelden om hoeken en
tusschen rotsspleten. Zij vonden natuurlijk
^Plotseling gebeurde er iets onverwachts.
Vleugelvoet raakte aan wat loszittend ge
steente. Dit bladderde af en viel met groo
geraas naar beneden, vlak voor den neus
van de snuffelende beren! Zij keken natuur
lijk omhoog, want zelfs beren weten, dat
steenen niet vanzelf omlaag vallen! En zoo
ontdekten zij den gezochten tweebeen.
Dezen keer zou hij hun stellig niet ont
komen Zeer eendrachtiglijk klauterden zij
ionps de rots nssr boven.
Vleugelvoet repte zich zoo snel hij kon
ondeXn bereik uit. Hij holde f or lu*
lange prairiegras en bedacht, dat hy nu
niets meer had om zijij achtervolgers op een
dwaalspoor te ffbbessen! De boschbessen
Ja, toch! De handvol
van zijn mgt kracht om zich heen.
SamOv;rri waar jullie naarkomen, o blauwe
„uverax zuster, mogen aanstonds
bessen van fJ*an!»' °00 luidde zijn
nieuwe bessen on»w««- j
WEnnChet gebeurde ook. Rechts en links en
waar je ook keek stond het op eenmaal vol
met de lekkere, gêurlS®. bessen.
De beren naderden. Zij waren thans zeker
van hun prooi. Maar wacht eens even, wat
eroeiden daar? Boschbessen! In de lente nog
tel? Haast onmogelijk! Niet om te gelooven!
Maar toch, ja, heerlijke, sappige boschbes
sen! Dat was wat, na maanden in zoo'n be
dompt hol een winterslaap te hebben ge
houden! Zij begonnen te eten Het eten werd
schransen' Klauwen vol boschbessen sloegen
de ruTge sinjeurs naar binnen. Hun muilen
kleurden zich met sap! Af .en toe gingen ze
eens even op hun achterpooten staan Aha,
daar ging hun prooi! Zij zagen zéér goed in
welke richting! Maar eerst nog 'n paar van
die malsche, sappige bessen'. Ze smaakten
als honing..--en honing wil heel wat zeg
gen voor een beer! Tegen den avond vielen
ze van al hun schrokken en smullen in een
diepen slaap- Ze ronkten zoo, dat het gras
trilde. Hun buik stond gespannen als het vei
van een trommel. Allemaal van de boscn-
bessen' Uren later werden zij toch ook weer
eens wakker. Toen herinnerden zij zieh, dat
zij eieenlijk een tweebeen achter zijn hielen
zaten. Zij gingen op hun achterpooten zit-
ten en tuurden in de verte. Van Vleugel-
voet was natuurlijk schijn noch schaduw
meer te bekennen! Zij zochten naar een
spoor. De morgendauw had het uitgewischt.
Dat bracht hen geweldig uit hun humeur.
Hun aanvoerder koos de wijste partij!
„Mannen! aldus luidde zijn oordeel.
„Wat zullen we nog als gekken achter dien
tweebeen aanhollen? Het moet een magere
scharminkel zijn, anders kon hij zoo hard
niet draven! En wat hebben we aan vel over
been? Hier zijn lekkere, sappige boschbes
sen in overvloed. Ze staan zoo maar voor
het grijpen. Wat zouden we ons dus druk
maken 'achter zoo'n boonestaak?
Bovendien, ik heb een beek ontdekt met
heerlijke forellen. Laat ons dus rustig hier
blijven en ons te goed doen!".
Een goedkeurend gebrom vormde het ap
plaus op deze redevoering. De beren wendden
zich weer tot de verleidelijke bessen. Des
middags mepten zij met hun breede kiauwen
forellen uit de beek. Maar toen was Vleu
gelvoet al lang en breed in veiligheid.
„Zeker Monseigneur Hamer uit Nijme-
gen?"
Monseigneur Bisschop Hamer behoort tot
de bekendste martelaren voor het H. Ge
loof in China. Maar van hém hebben we hier
al eens iets verteld. Voor vandaag willen we
de geschiedenis vertellen van een anderen
martelaar, van pater Raymond Mérigot, een
Franschman.
Pater Mérigot werd in 1905 priester ge
wijd. Eenige maanden later nam hij afscheid
van zijn familie-leden een afscheid, dat
voor eeuwig zou zijn en scheepte zich in
naar China. Het duurde niet lang, of zijn
oversten benoemden hem tot laten we het
zoo maar noemen deken- En deken Méri
got wist zijn „district" tot grooten bloei te
brengen. Veel Chineezen omhelsden het H-
Geloof. Zij weigerden eerbied te bewijzen
aan een draak van bamboe, die tegen de
droogte werd aangeroepen. Gedurende een
brand, die bijna een geheel dorp verwoestte,
hielp pater Mérigot met raad en daad.
Menigeen kreeg door zijn geldelijke hulp
weer een middel van bestaan.
Te Tsangy wilde de ijverige missionaris j
een kapel bouwen. Den grond had hij reeds
verkregen en óók de benoodigde materialen.
Maar de mandarijnen hooge ambtenaren
werkten hem in alles tegen. Ze vonden
het heel niet aangenaam, dat in hun gebied
een kapel der gehate Christenen zou komen.
Er werd vergaderd en vergaderd. Ze dach
ten- tijd gewonnen is véél gewonnen. En het
materiaal werd er natuurlijk niet beter op,
dat spreekt. Plotseling verschenen er benden
gewapenden. Enkele honderden kerels be
zetten den grond, waar de kerk zou komen.
De Christenen waarschuwden hun geliefden
Missionaris. Deze verscheen en wilde de
bandieten toespreken. Als eenig antwoord
weerklonken drie geweerschoten. Eén ervan
doorboorde het priesterlijk gewaad van pa
ter Mérigot, maar zonder hem te verwonden.
Goede raad was duur!
De geestelijke vluchtte in dit hachelijk
oogenblik een huis binnen. De bandieten
zetten hem na. Ze staken de woning m
brand. De pater wist nog net bijtijds den be-
ganen grond te bereiken. Over de velden
vluchtte hy heen. Maar zijn vijanden hadden
hem bemerkt. Een salvo van geweerschoten
weerklonk. Een salvo stortte ter aarde.
Lansen kogels en messen maakten aan zijn
lijden een einde. Er was 'n Martelaar méér
in den hemel!
Pater Mérigot, bid vooi ons!
I. Krakau.
Kamp ruif aard kuip acte urne.
II. Men legt geene banden met leege
handen!
III. Gamelin.
G var armoe scherts balie
tin N(oorden).
IV. Chimborasso.
Och! sim boa ros.
Gedenksteen voor den Martelaar,
pater R. Mérigot.
Soms wisten de kinderen uit Koko z'n
huurt niet wat ze spelen zouden. Ze hingen
dan maar wat op straten en pleinen rond'.
Uit verveling bedreven ze allerlei katte-
kwaad! En dat kon de politie weer niet
hebben! Gevolghoogloopende onaange
naamheden, op 't bureau komen, bedreigin
gen door de kat-met-de-zeven-staarten van
den heer hoofdcommissaris enz. enz.!
Koko verzon een spelletje om de kinderen
bezig te houden. Hij verzocht om de mede
werking van tante Stijntje. Die werd hem
*3 SfïïSSp» niks!" vond
„Kinderen, die bezigheid hebben, komen
niet tot baldadige dingen!"
En gelijk had ze
Zoo zette de vrome ziel zich op n §oe'en
middag vóór haar naaimachine. e s i e
een linnen zakje, een knikkerza -je. - aai
knikkers kwamen er niet in! Wat dan wel?
Confetti, weet je wel, van die luchtige,
kleurige snippertjes papier Ze had net zoo
goed dunne stukjes courantenpapier kunnen
nemen, maar de weduwe hield nu eenmaal
van fleurigheid! Dat kwam natuurlijk, door
dat ze jaren en jaren met ballonnetjes had
§eBest' Tante haalde het builtje van boven
stevig'aan, dat het goed dicht zat'.
.Asjeblieft, Koko, en nou de straat
Dank U wel, tante'. Maar komt U af
gooien
„Met alle soorten van genoegen, neet.
Wacht even, ik zal even m'n trijpen toffels
aanschieten!"
Tante schoof in haar gebloemde toiteis
Bont trijp was de mode van de buurt. Hoe
scheller hoe mooier! Nu, die van tante wa
ren schel! Alle kleuren van den regenboog
Tante stapte met haar neefje mee. Haar
bovenlijf schommelde telkens van rechts
naar links en omgekeerd. Dat is de manier
van zwaarwichtige dames!
Het geeft haar iets goedsmoedigs! Nu, de
kinderen uit de buurt hieven 'n hoera-tje
aan, toen ze Stijntje zagen verschijnen
opdoemen is wellicht juister, want van een
„verschijning" had de eerbare ziel niet veel
weg. Met z'n allen trokken ze naar het Slacht
huisplein. Daar verdeelden Koko en zijn
vriend Joop de heele bende in twee deelen.
De partij van Koko kreeg 'n zakdoek om den
arm; de andere partij kreeg niets. Zoo kon
je de spelers goed uit elkaar houden'. Het
was 'n idee van tante Stijntje, 'n pracht-idee,
gewoonweg!
„Tante gooit uit, jongens" verordineerde
Koko.
„Leve tante Stijntje!" gilden de beide par-
tijen
De weduwe nam het zakje en wierp het
naar Koko. Koko sprong en pikte het op.
Dadelijk wierp hij het luchtige ding naar
een medespeler, die minstens op twee meter
van hem af stond anders gold het niet!
Natuurlijk probeerden spelers van de tegen
partij het builtje af te nemen, maar dat zat
hun niet glad Zeven keer werd het dingske
gegrepen door spelers van Koko zijn groep,
zeven keer achter elkaar, en toen liet tante
Stijntje, de scheidsrechter, stoppen!
„De stand is 1—0 in het voordeel van
Koko!" besliste ze'. En niemand kon dat
tegenspreken! Als alle partijen zóó gauw
beslist waren, zaten we thans niet in de na
righeid
Nu kwam het zakje aan Joop z'n partij.
Joop wierp het naar Ruth en Ruth weer te
rug naar Joop! „Éénmaal!juichte Joop
z'n partij. Maar tante Stijntje verhief haar
stem!
„Nul maal, makker! 'n Speler mag met te
ruggooien naar een mede-speler, die juist
tevoren wierp!"
En toen begon het lieve leven van voren
af aan'. Joop haalde zes treffers achtereen!
Reeds meende hij een zevenden toe te jui
chen.... toen de zak op den grond viel'.
„De zak komt aan Koko z'n partij!" be
sliste tante! Zóó was de spelregel!
Joop keek leelijk op z'n neus, hetgeen
hem overigens weinig inspanning kostte,
want hij had 'n neus, die er wezen mocht!
Zijn spelers hinderden de Koko-ianen waar
ze maar konden! Het gelukte hun den zak te
pakken te krijgen en zeven keer achtereen te
werpen naar medespelers op twee meter af
standof verder!
„1ij" stelde tante Stijntje vast!
"in wie z'n voordeel, tante?" plaagde
Koko.'
„In het voordeel van de heele buurt,
neef!" plaagde tante terug!
En ze had gelijk ook'.
III IIÜIJuliliil Mil I II
Gevolghoogloopen
de onaangenaamheden
op 't bureau komen,
bedreigingen door de
kat-met-de-zeven-
staarten.