BOEFJE" VERFILMD.
De spoorwegfilm
van „Visie".
„La belle équipe".
THE MIKADO".
„ALL QUIET ON THE
WESTERN FRONT".
ZATERDAG 7 OCTOBER 1939
Met Jean Gabin, Viviane
Romance en Charles
Vanel.
Annie van Ees bracht haar
succes van de planken naar
het witte doek over.
bereikt.
De film, welke „slechts"
reclame-film kon zijn.
De Nederlandsche titel van deze film,
„Vrienden en vrouwen", legt al te zeer den
nadruk op iets, dat in het karakter van het
geheel eigenlijk een bijkomstigheid vormt.
Immers, de vrouwen spelen in „La belle
équipe" een ondergeschikte rol, al valt de
Gina van Viviane Romance door haar uiter
lijke verschijning bijzonder op.
Er is een meisje, dat twee vrienden uit
„La belle équipe" ofwel het gezellige ploegje
doet verdwijnen, terwijl de wufte Gina een
tijdlang poogt, twee andere van elkander te
verwijderen. Desondanks blijven de vrouwen
vrijwel op den achtergrond. Ze maken in
ieder geval den indruk, er eerder bij te
hangen, dan een actief element uit te maken,
i En daardoor is de titel „Vrienden en vrou
wen" gezien in het verband der intrige
eenigszins misleidend.
Maar nu moet direct worden toegegeven,
dat „La belle équipe" een alles behalve glas
heldere film is. Ten eerste is de dialoog vaak
moeilijk te volgen en ten tweede schijnt
Julien Duvivier. die mede het scenaro schreef,
het niet heelemaal met zichzelf eens te hebben
kunnen worden. Zijn bedoeling moet zijn
geweest, de vriendschap te verheerlijken. Nu
is dit de eeuwen door gedaan en op allerlei
manieren. Dichters en psychologen hebben
pogingen gedaan, van de vriendschap een
definitie te geven. Over deze definities is
bijna niemand het eens.
Eén ding werd door Duvivier wel duidelijk
aangetoond en dat is, dat mannen onder
moeilijke omstandigheden beter met elkander
kunnen opschieten, dan wanneer het hun
goed gaat. De gesjochte jongens, die ergens
in een Parijsch kroegje samenkomen, deelen
elkanders vreugde en leed. En ze passen vol
uit den stelregel toe van „les amis de mes
amis sont mes amis". Aldus nemen ze in hun
midden een Spaanschen zwerver op, wien het
verblijf in Nederland en Zwitserland ontzegd
was en die ook in Frankrijk elk oogenblik
een bevel tot uitwijzing verwacht.
Dat het een Spanjaard is en dat hij uit
Barcelona komt, hooren we terloops. Het
accent wordt dan spoedig verlegd. Hij had
een roode vluchteling kunnen zijn. De situatie
zou hierdoor van nature verhevigd hebben
kunnen worden. Maar de handeling blijft zich
op volkomen vlakke banen voltrekken. De
Spanjaard wordt zonder meer in den vrien
denkring opgenomen en introduceert er zijn
meisje in.
Zooals men zoo vaak in Fransche films
kan meemaken, wordt rond dit meisje een
nogal sentimenteel gedoe opgehangen en de
liefdesscènes nemen in het verhaal een
naar verhouding te groote plaats in, ook al,
omdat de Spanjaard tenslotte niet tot de
hoofdfiguren behoort.
Dit zijn Jeannot en Chariot (Jean Gabin
en Charles Vanel) van welke twee Jeannot
degene is, die in den vriendenkring de lakens
uitdeelt. Wanneer er een de honderd duizend
heeft gewonnen met een lot, waarin ze met
zijn vijven een aandeel hebben, beslist hij,
dat men naar buiten trekt om daar een uit
spanning "te beginnen. Al deze Parijzenaars
blijken een heimelijk verlangen naar het
land met zich rond te dragen en broederlijk
gaan ze aan het werk, om hun ideaal te
verwezenlijken. Ze knappen een oude was-
scherij op. Als hun doel zoowat bereikt is,
komt de krach en tenslotte blijven slechts
Jeannot en Chariot over De vrouw, die
tusschen hen stond, bleek <Jit niet waard te
zijn.
Dit is een eenigszinr. logisch overzicht van
een tamelijk verward gebeuren, waarin
Julien Duvivier geen vaste lijn heeft weten
te leggen. Met „La belle équipe" toont hij
zich niet van zijn besten kant. De poëtische
visie, waardoor een aantal zijner films be
langrijk waren, vertoont zich slechts af en
toe en dan nog zonder eenigen samenhang
met de rest. Het zijn intermezzi. Trouwens,
heel de film bestaat feitelijk uit afzonderlijke
scènes, waaruit de toeschouwer niet dan met
groote krachtsinspanning een aannemelijk
beeld kan vormen. Bij het eind vraagt men
zich af, wat Duvivier toch met deze film
gewild heeft.
Waar is de directheid, waarmede hij een
film als „Poil de carotte" construeerde, waar
de ontleding van de psychologie zijner sujet
ten en vooral de in die film zoo treffende
harmonie tusschen mensch en leven Waar
is de dramatische kracht van „La Bandera"
en de gevoeligheid van „Pensione Mimosa"?
En het meesterschap van „Carnet de bal" en
„Fin du jour"
Ofschoon hij in „La belle équipe" herhaal
delijk blijk weet te geven van een meer dan
gewone beheersching van het filmvak, was
hij toch niet in staat, een evenwicht te vinden
tusschen vorm en inhoud. En meiiigmaal
meent men een pogen tot imitatie te bespeu
ren. Sommige momenten in „La belle équipe"
doen even denken aan de sociale satyre van
Réné Clair.
Het is inmiddels het spel van Jean Gabin
en Charles Vanel, dat veel goed maakt. Ook
verschillende andere rollen zijn goed bezet
en ofschoon „La belle équipe" geen eerste-
rangswerk is, mag ze toch een film met
kwaliteiten worden genoemd. Alleen, men
verwacht van Duvivier onwillekeurig meer.
En ook van de aankondiging van namen als
die van Jean Gabin, wiens spel b.v. in „Quai
des brumes" zoo buitengewoon was. Hier kon
hij niet meer doen dan hetgeen binnen het
kader van zijn opdracht mogelijk was.
„La belle équipe" gaat deze week te Rot
terdam in Studio '32 en is toelaatbaar voor
personen boven de achttien jaar.
„Wat rijden al die menschen ge
vaarlijk vandaag", dacht u immers
vanmiddag achter het stuur. (Hoe
zegt men dat ook weer van dien
splinter, dien balk en uw oog?...)
ben destijds gewezen op het beschamende
feit, dat een cultuurdocument als dit film-
verslag over een semi-officieele instelling,
dat uit den aard der zaak geen reclame-
waarde kan bezitten in den gewonen zin des
woords, tegengewerkt kan worden door hen,
die aangesteld zijn oir. de Nederlandsche
filmbelangen te behartigen.
Toen het oorspronkelijke plan om een
Toeschouwers bij den trein 1839 uit de
Spoorwegfilm van „Visie".
grootsch opgezet spoorwegepos te maken
naar aanleiding van het honderdjarig bestaan
der Nederlandsche Spoorwegen, getorpe
deerd werd door het besluit van den Bio
scoopbond, heeft Max de Haas in eenigszins
bescheidener vorm een smalfilm gemaakt,
die zich toch zooveel mogelijk aan het oor
spronkelijke scenario moest houden.
Ieder onpartijdige toeschouwer zal moeten
toegeven, dat in deze heele spoorwegfilm
geen enkele reclametendenz valt aan te wij
zen, dat geen uiKele maal getracht wordt
de Nederlandsche Spoorwegen in de hoogte
te steken en geen enkele propaganda-leuze
der Spoorwegen gebruikt wordt, om den toe
schouwer tot fanatiek treingebruik aan te
zetten. Men zal dus achter het besluit van
den bond andere motieven moeten zoeken
en het zou de moeite loonen, door een onpar
tijdige commissie deze motieven eens te la
ten uitzoeken.
Om op de film terug te komen: hier is een
klein visueel meesterwerkje ontstaan, dat
zich prachtig aansluit aan het vorige werk
van Visie. Het heeft de technische vaardig
heid van de „Schiphol"- en de „Nederland"-
film en bij tijden de speelsche invallen van
„De Ballade", en het heeft een slot, een
apotheose van de snelheid, dat als een uniek
staaltje van filmische vormgeving zal blij-
i ven voortbestaan als de dwaze bepalingen
van den Bioscoopbond allang tot het grijze
verleden behooren. Het was niet de bedoe
ling van de herdenkingsfilm om een leerend
betoog over de ontwikkeling van het spoor
wegwezen te geven en er wordt in deze film
dan ook niet gewerkt met cijfers en statis
tieken, terwijl de toeschouwer niet gein-
strueerd wordt over de ingewikkelde pro
blemen van de spoorwegorganisatie. De Haas
heeft getracht, een beeld te geven van het
verschijnsel „spoorweg", zooals zich dit voor
doet in onzen tijd. Hij toont ons rijdende
treinen van allerlei soort, niet om ons de
verschillende modellen bij te brengen, maar
om ons den trein in zijn verschijning als
stilstaand of rijdend object te toonen. Hij
laat het station zien op bepaalde uren, om
cns de verschillende stemmingen op de di
verse vertrektijden te suggereeren. Hij geeft
ons de sfeer van den forensentrein, van de
pullman, van het zomertreintje naar Zand-
voort of van den boottrein voor Indië. Onder
verschillende belichtingen trekt het Neder
landsche landschap langs ons heen, gez;en
vanuit de spoorwegcoupé, of het machinis-
tenhok of van de voorzijde van een locomo
tief en steeds domineert de beweging, het
meest elementaire begrip, dat zich aan de
voorstelling van een trein koppelt. Treinen
komen op je af gaan over je, langs je, wor
den van bovc van onderen en van opzij
„genomen" en in geen van die bewegings
fragmenten herhaalt de maker iets. Hier is
een bepaalde vorm van beweging vastge
legd, culmineerend in het tot abstractie over
gaande slot, waar de snelheid in de voorbij-
ijlende objecten, die tot abstracte vormen
worden, adembenemend gesuggereerd wordt.
pit is de film van een vakman, die volle
dig zijn materiaal beheerscht en den geest
ervan begrijpt.
C. B.
,eafl Gabin en Charles Vanel in „Vrienden en Vrouwen" („La belle Equipe"),
een film van Julien Duvivier (Studio, Rotterdam.)
e/je en z'n vriend Pietje Puk (Guus
den pastoor (Albert van Dalsum) verrast
een emmer haring.
Bijna gelijktijdig hebben onze twee Hol
ïandsche studio's „Cinetone" in Ams
en „Filmstad" in Den Haag, een weuwe
groote speelfilm afgeleverd. Wer g
Yfeek op deze plaats de nieuwe Ne er
lrrl „De Spooktrein" besproken, dez® w66k
^ragen wij hier de aandacht voor een nog
>^lajcher productfoefje. Immers
Verfilming van een boek van een Neder-
Jandschen schrijver, dat ons verplaatst m de
herkomen achterbuurtjes van de haven-
stad Rotterdam. En tevens de verfilming van
een tooneelcreatie door een Nederlandsche
actrice, mevr. Annie van der Lugt Melsert
Van Ees, die misschien nog meer dan Brusse
„Boefje" tot een nationale figuur heeft ge
blaakt.
Misschien hebben wij met dit laatste ge
heel en al het maken van deze nieuwe film
verantwoord En meteen het feit, dat de
tooneelspeelster Annie van Ees, zonder ooit
zich voor de filmcamera te hebben bewogen
meteen de hoofdrol in een film kreeg toe
gewezen. Want dit is toch zeker het riskants
bij deze verfilming geweest, dat men een der
figuren, waarmede de film zou staan of val
len, liet vertolken door een actrice die nog
bewijzen moest leveren, behalve op'de plan-
Annï vP S Wiue d0ek te kunnen sPelen-
onafceb d evenwel in een bijna
onafgebroken reeks van opvoeringen zeven-
l zelve deze fiSuur gecreëerd,
film nu om' ol deze figuur op de
film zou kunnen worden vastgeleed nu
bracht natuurlijk allerlei bijkomstig' wiG
gingen in het spel, maar de hoofdzaak waaT
om het ging, was toch deze: is AnL
Ees' creatie in de film te transponeeren
Van verschillende zijden heeft men
dra dit plan wereldkundig werd gemaakt
bedenkingen naar voren gebracht. Een 'der
gelijke travesti was op het tooneel mogeliik
zoo zeide men, maar de camera-man zit niet
°P den zooveelsten rang in de zaal en laat zien
niet vangen door een suggestief effect. £>e
camera is realistisch en nuchter en kent niet
illusie van het tooneel» Dg camera weer-
Spiegelt de werkelijkheid, al kan een came-
ra-man die zijn vak verstaat, eveneens be
paalde effecten bereiken, welke ook maar il-
°lr zijn.
h°QDv,fitond men over het algemeen niet zeer
heCn g6stemd tegenover dit film-onder-
is gïZtZ Tn de yraag stelt, of deze film
d'sze vraap nf^ gaat het dus allereerst om
2°° overtu'isenH nnie van Ees' °P bet tooneel
Z6lfde effect h*' travesti ook filmisch het-
bjerop moet bereikt. Het antwoord
friet zeggen, cjaVesbigencl luiden, al wil dit
Llrnrol gebrar', nu ook in elk opzicht deze
Kunnen verwa„u he€ft> hetgeen men zou
Zeer bestref ten- Maar feit is' dat de z00"
de transpos)tj 6n voor onmogelijk verklaar
der Wonderli i ls Selukt. En dit is wel een
film is bereikt6 effecten, welke met deze
alles met do zÜn we ^ang niel in
Annie van w heer Van Staveren eens, dat
gepresteerd 11161 deze filmro1 iets heeft
tilmactr 1 geen enkele buitenlandsche
ken, dith6 Vó°r baar heeft weten te berei-
sUcées arnen wij volkomen: zij heeft haar
Weten Van de planken naar het witte doek
C 6V6r te brengen.
zi.i er onmogelijk zijn geweest, indien
voor cb toe beperkt had haar tooneelrol
SOofriijkhCamera te sPelen. Zij heeft de per-
susceptib6,ld van „Boefje" veel fijner, veel
2ij heeft Voor de lens moeten uitbeelden,
derd toone ^Ze rol> welke haar in achthon-
tuur was 6 °Pvoeringen tot een tweede na
af aan moet W°rden' weer van den beginne
Boefje van d'n °Pbouwen ais gold het nu, niet
binnenzijde f611 buitenkant, doch juist van de
Veel eige 6 *alen zien.
zfcb daarbi' moeilijkheden moeten
filtn niet b en voorgedaan, welke de
^bouVVer bfrlt, doch den aandachtigen toe-
rnsSe-s k '6®n te ontraadselen geeft.
j6. de tor, n0 e ls n°g een ecbt kind en ook
jJ gebieVeefr'bewerking was boefje dat al:
e ad' geen n, film evenwel geeft ons geen
van V°lvvasse W.aionSen meer te zien, doch
menn!n i0nEpJ°ngeling' om niet sPreken
kan e voor d an, die niet meer op de cle-
Zoola.ken- 6 °nb6zonnen jeugd aanspraak
valien en is het beeld filmisch uitge-
ers m do „r nd er nu met koeien van
boefje een jongegratfrmaboekjes gedrukt, dat
niemand zou zjcb Van >n jaar of twaalf was,
Het film-moefje Va rdoor laten misleiden.
meer een type van. -Vonie van Ees is veel
die maar heel weinfn 3eugdigen misdadiger,
digheden kan laten ggi Verzachtende omstan-
het zachtzinnig optre,feri en tegenover wien
weekhartigheid lijkt. en een misplaatste
Annie van Ees mag
geslaagd voor den toesc-h 6 film er in zijn
volkomen te verbergcn ^T^ de
de suggestie te wekken ÏJ. stond het niet'
Witte doek verscheen n /6" kind op het
heen. Ondanks het voor-
Brox) worden door
bij het jattenvan
treffelijk, wonderbaarlijk knap camera-werk
van Akos Farkas
En hier schuilt ons inziens de meest zwakke
zijde van haar film dat deze de figuur van
een opgeschoten jongen op het doek brengt
cn het psychologisch levensbeeld van een
kind tracht te geven. In de film is Annie
van Ees niet het boefje gebleven, maar een
boef geworden.
Het met talrijke nieuwe „vondsten" opge
smukte verhaal van Brusse heeft hierdoor
iets onwezenlijks en onwaarachtigs gekregen,
hoe realistisch ook alle details uit het boek
woiden uitgebeeld. Wanneer men, om een
voorbeeld te noemen dien slungel van
een jongen door z'n moeder ziet opsluiten
°P de „plee" het ordinair jargon is trouw
bewaard dan is dat min of meer belache
lijk, terwijl tevens het uitbreken door het
raampje heelemaal geen bravourstukje meer
is voor zoo'n schavuit. Meer in het bijzon
der vormen deze paar jaren, welke Boefje
in de film ouder is geworden, een ernstige
handicap voor de tafereelen, waarin Brusse
getracht heeft de kinderpsychologie te ont
leden. Eigenlijk is de persoon van Boefje
daarmede essentieel gewijzigd. Hier is geen
sprake meer van den invloed van een on
gunstig milieu op het achterbuurt-kind, maar
van een geestelijke minderwaardigheid. Men
ziet hieruit, hoe onverwachte moeilijkheden
uit een verfilming kunnen voortkomen, moei
lijkheden, welke zelfs bij het knapste spel en
het geraffineerdste regie- en camerawerk
niet zijn weg te werken.
Een der figuren, waarop deze wijziging in
leeftijd geen nadeel heeft gebracht, omdat
de film zich overigens met het inwendige
leven en de reclasseering van den betrokkene
niet bemoeit, is geworden de rol van Pietje
Puk, Boefje's kwade genius, vertolkt door
Guus Brox. Hier is een ontdekking gedaan.
Zooals Brox het type van dien amoreelen,
jeugdigen misdadiger weet uit te beelden,
met die eigenaardige bravour gepaard aan
sluwe voorzichtigheid, zou hij een eerste
plaats in 'n Amerikaansche gangsterfilm
waard zijn. Zijn spel is soms zoo sterk, dat
hij Boefje van het doek afspeelt.
Boefje's vader en moeder werden door Piet
Bron en Enny HeymansSnijders uitgebeeld.
Hoe scherp geteekend de moeder ook is, en
hoe fragmentarisch eigenlijk de vaderrol in
het scenario is gebleven, in de enkele scènes,
waarin Piet Bron verschijnt, is hij een ge
heel naar het leven geteekende figuur, die
volkomen duidelijk wordt. Een der meest op
vallende creaties is ook geworden Piet
Köhler's grootvader, die een voortreffelijk
filnaspeler blijkt te zijn. Albert van Dalsum's
Pastoor heeft te veel tooneel-aocent gekregen
°m geheel te kunnen bevredigen. Vooral "ais
frten hier tegenover stelt de vier broeders-
JPllen, uitgebeeld door Versteeg, Roemer,
van Eijsden en Dommelshuizen.
®genover de ernstige, realistisch getee-
ende rollen zijn ook eenige met opzet
komisch gehouden figuren geplaatst. Als
zoo amg is ook behandeld de huishoudster
van den pastoor, snibbig gespeeld door Nel
Oosthout, de psychiater, door Jan C. de Vos
bijkans in het caricaturale gespeeld, de
winkelier van Guus Oster, en nog eenige
andere personages. in zekeren zin behoort
daartoe ook Pietje pUk's moeder, de Flod-
dermadam, dooi Mien Duymaer van Twist
uitgebeeld.
De zwakke zijde van de film is wel het
gemis aan een behoorlijke, overzichtelijke
structuur in het verhaal. Brusse, wien het
om heel wat anders te doen was, heeft zich
daar in zijn roman niet druk om gemaakt en
zocht zijn kracht meer in de Psychologische
analyse en de detailteekening zijner figuren.
Door de verdeeling van het verhaal in eenige
°P het tooneel te spelen tafereelen zijn er
langzamerhand eenige hoofdmomenten naar
voren gekomen, maar voor de film was men
daarmee niet klaar. Door het eene voorval
zooveel mogelijk in eenig verband te bren
gen met een volgend, heeft men getracht een
reeks samenhangende tafereelen te verkrij
gen. Brusse moest daarbij zeer vrij gevolgd
worden en menigmaal werd het verhaal met
nieuwe vondsten verrijkt, waarvan het
auteursrecht waarschijnlijk bij Jaap van der
Poll berust. Zoo zien wij Boefje in de Delft-
sche vaart springen om een kat te redden en
meer van dergelijke capriolen uithalen,
waardoor in de film wat actie is gekomen.
Om een sluitende intrige te krijgen en het
verhaal niet al te wijdloopig te maken, werd
de diefstal bü den pastoor in huis ingevoegd,
hoewel daarmede het karakter van Boefje
niet begrijpelijker werd. Waarom de rechts
zitting zoo moest worden gechargeerd tot een
dwaze vertooning, is ons niet duidelijk ge
worden, evenmin waarom Boefje tot twee
maal toe naar het verbeteringsgesticht moest
worden gebracht en waarom hij daar in zijn
stinkende vodden moest blijven rondloopen
tusschen andere jongens, die allen ordentelijk
gekleed zijn.
Een van de meest geslaagde zijden van de
film is zonder twijfel geworden de milieu
schildering, welke uitstekend is geslaagd.
Eenige scènes zijn werkelijk in de slopjes en
stegen en oude krotbuurten van Rotterdam
opgenomen, doch het is voor een buiten
staander moeilijk uit te maken, wat ter
plaatse en wat in de studio is gemaakt. Wege-
rif bouwde in de studio zeer natuurlijk een
hoekje oud-Rotterdam op en de prachtige
belichting daarvan suggereert de werkelijk
heid zoo sterk, dat men geen onderscheid kan
ontwaren met de authentieke opnamen in
Rotterdam. Ook de binnenscènes bij Boefje
thuis, in het huis van den pastoor (waar een
groot gedeelte van de film speelt), bij den
lorrenkoopman en de scènes op het spoor-
emplacement zijn uitstekend verfilmd en
brengen de geheele handeling in de ver-
eischte sfeer. Met eenige opnamen van Rot-
terdamsche stads- en havengezichten, ja
men laschte daartoe zelfs een voorbij mar-
scheerende groep mariniers in, werd de
lokale kleur nog meer geaccentueerd.
De verzorger van de muzikale illustratie,
Cor Steijn, heeft zich van uitbundige en op
dringerige effecten verre gehouden. In tal
van scènes zou met een sprekende stilte nog
veel meer effect zijn te bereiken geweest.
Het groote contrast met het rumoerige,
lawaaierige stadsleven werd alleen gezocht
in het orgelspel van Broeder Nardus, maar
ook het stille, geluidlooze beeld zou hier en
daar een zeker even treffende tegenstelling
hebben gebracht en de gevoelige momenten
beter geaccentueerd hebben. Wat bij verge
lijking met de wijze, waarop sommige tafe
reelen het op het tooneel en in de film
deden, duidelijk opvalt.
Welke verdiensten van de als geheel zeer
geslaagde film aan den regisseur moeten
worden toegekend, is altijd moeilijk te zeg
gen, maar zeker hier, waar de opvatting van
de hoofdfiguur reeds vaststond en niet door
hem kon worden bepaald. Indien Detlef
Sierck's werk is geweest, dat, ondanks Annie
van Ees in de titelrol, deze film toch geen
sterfilm is geworden, indien hij aansprake
lijk is voor de voortreffelijke uitbeelding
van de sfeer, voor de levensechte, zooveel
mogelijk van tooneelmatige effecten ont
dane handeling, dan is zijn werk zeer te
prijzen. Ook fotografisch is „Boefje" prach
tig uitgevallen. Menige scène dankt haar
werking aan de belichting en aan de wijze,
waarop het camera-oog de handeling heeft
gevolgd.
Dat de film „Boefje" een even groot suc
ces zal worden als het tooneelstuk was en
eigenlijk nog is, valt moeilijk te voorspellen.
Films zijn doorgaans maar van korten levens
duur. Maar dat „Boefje" ook als film er bij
het groote publiek grif zal ingaan, dit staat
wel vast.
De Centrale Filmkeuring stelde den toe
gangsleeftijd op veertien jaar. Waarmede wij
accoord gaan.
Een kleurige verfilming van de
bekende operette.
„De Mikado" is een van die operette's met
een historische reputatie, die fascineerend
op filmproducers van alle landen en van alle
tijden gewerkt zal hebben, omdat door haar
reputatie reeds 50 pet. van het succes bin
nen is, voor één meter van de film opgeno
men is. Dat „De Mikado" nochtans niet ette
lijke malen verfilmd werd, moet vooral ge
zocht worden in de omstandigheid, dat een
dergelijke realisatie, wil zij den rijkdom, de
kleurigheid en de verve van de oorspronke
lijke operette hebben, aardig in de papieren
gaat loopen, terwijl daarbij nog de moeilijk
heid komt om het libretto dusdanig om te
werken, dat het ook als filmverhaal zijn
aantrekkelijkheid blijft houden.
De Engelsche verfilmers, die nu eindelijk
De bekende Amerikaansche film „All quiet
on the Western Front (Op het Westelijk front
geen nieuws), gemaakt naar het veelgelezen
boek van Erich Maria Remarque, is uit de
bewaarkluizen gehaald en trekt thans in de
Vereenigde Staten weer volle zalen. Men
hèeft aan de film een proloog en een epiloog
toegevoegd, welke commentaar bevatten op de
afgeloopen gebeurtenissen. Tevens werd nog
het een en ander toegevoegd, dat er hij de
definitieve montage uitgesneden was. De
verfilming van Remarque's „The Road Back"
(De weg terug) wordt thans eveneens weer
in roulatie gebracht, aangevuld met verschil
lende scènes over Duitschland's herbewape
ning, die er indertijd uitgehaald werden, ten
einde de gevoelens der Duitsche autoriteiten
te sparen. Hiertoe behoort een scène, waarin
Hitler optreedt.
Het succes van „All quiet on the Western
front" thans is aanleiding, dat er plannen
bestaan, meer van dergelijke films opnieuw
in omloop te brengen. Men overweegt dit o. a.
met de verfilming van het bekende boek van
H. G. Wells over den toekomstoorlog „Things
to come", waarin wordt voorgesteld, steden
met een soort slaapgas te bombardeeren en
verder met „Cavalcade", dat in 1933 gemaakt
werd en „What price glory", een film uit het
jaar 1926. En het is lang niet onmogelijk»
dat „The Big Parade" (De groote parade)
weer zal gaan draaien.
Wat Remarque aangaat, deze is uit Zwit
serland in de Vereenigde Staten aangekomen.
Hij verklaarde, in geen geval tegen Duitsch-
land te zullen vechten.
Nanki-Po in „The Mikado
toch overgingen tot een filmbewerking van
de schepping der onafscheidelijke operette
leveranciers Gilbert en Sullivan hebben voor
hun doel den juisten tijd afgewacht, dat was
het oogenblik, dat de kleurenfilm in een zóó
ver gevorderd stadium was gekomen, dat zij
de tinten van deze kleurige operette zoo
natuurlijk mogelijk kon weer geven. En ver
onderstellend met het wachten op dit oogen
blik voldoende hun artistieke plichten ver
vuld te hebben, hebben de producers zich
verder niet om filmscenario of i.d. druk ge
maakt en zijn zij het oorspronkelijke libretto
op den voet gaan volgen. Het resultaat was
een schouwspel, zooals een toeschouwer in
het operette-theater dit gezien zou hebben
als hij in het bezit ware geweest van een
goede stallesplaats en van een uitmuntenden
tooneelkijker, waarmee hij van tijd tot tijd
een der medespelenden als in een „close-up"
naderbij kon halen. Dat dit met film en
dan „film" genomen in de beteekenis van
een zelfstandige vormgeving niets te
maken heeft is duidelijk. Van herscheppen
is hier geen sprake en de camera wordt in
dit proces gedegradeerd tot mechanisch
reproduceerend instrument. Wij krijgen de
avonturen van Nanki-Poo, den zoon van den
Mikado, die vlucht voor een trouwlustige
hofdame en verliefd wordt op Yum-Yum,
het meisje, dat op het punt staat uitgehuwe
lijkt te worden aan haar voogd Ko-Ko, te
zien in zacht-getinte beelden, wij krijgen
schier alle zangen uit de operette te hooren
door zoet-gevooisde kelen en voor menigeen
zal dus het zien van deze film de illusie be-
teekenen de oorspronkelijke operette gezien
te hebben. Wie liever een film wil zien, moet
dus zijn geluk ergens anders zoeken. Boven
veertien jaar.
C. B.
Jan Riepura, die zich voor het te Parijs
te vormen Poolsche legioen had aangemeld,
maar inmiddels weer naar de Vereenigde
Staten is vertrokken, blijikrt daar door de
Poolsche regeering heengezonden, teneinde
onder de in Amerika wonende Polen geld
in te zamelen ten behoeve van een voort
zetting van den strijd om Polen's onafhan
kelijkheid.
Boefje op „Stokershorst" bij den overste van het opvoedingsgesticht.
Er zijn groote films en kleine films; er zijn
films, die een feestelijk versierde première
zaal vinden, die met toespraken en kransen
ontvangen worden en die eindigen met een
hulde-apotheose van makers en medewer
kers door min of meer officieele Nederlan
ders, en er zijn films, waarvan de eerste
voorstelling stil en onopgemerkt plaats
vindt, die men als het ware zoeken moet in
een der kleine theaters en waarbij de ma
ker niet op het tooneel gehuldigd wordt,
maar hoogstens als gewoon toeschouwer in
de zaal zit, om net gehalte van de projectie
te beoordeelen en om de eventueele reactie
van het willekeurige publiek gade te slaan.
In een week tijds heben wij drie premiè
res van Nederlandsche films meegemaakt,
d.w.z. twee ervan waren Hollandsch-spre-
kende films, de derde was gemaakt door een
Nederlandsch vakman. De beide eerste zijn
triomfantelijk ingehaald en bij voorbaat met
lofprijzingen omkranst, de laatste vond in
een ochtendstil Cineactheater haar eerste
openbare vertooning. Wii willen geen onver
gelijkbare grootheden tegen elkaar uitspe
len en wij zullen niet de verdiensten van „De
Spooktrein" en „Boefje" kleineeren, omdat
zij een grootscher onthaal kregen dan de
kleine, door en door Nederlandsche spoor-
wegfilm van de filmgroep „Visie", onder
leiding van Max de Haas, maar wij willen
wel wijzen op de ongerijmdheid, dat bij de
première van „De Spooktrein" de heer A.
de Hoop, voorzitter van den Nederlandschen
Bioscoopbond, een hooggestemde speech
hield, waarbij zelfs de filmcultuur en de
filmaesthetica betrokken werden (woorden,
die de makers van „De Spooktrein" zeker
niet op hun product van toepassing zouden
willen zien gebracht), terwijl deze zelfde
heer A. de Hoop, voorgelicht door een raad
van reclame-exploitanten, de spoorwegfnm
van Visie ongezien tot reclamefilm procla
meerde en haar op'deze manier den norma
len toegang tot de bioscopen belette. Wij heb-