BOEFJE" VERFILMD. De spoorwegfilm van „Visie". „La belle équipe". THE MIKADO". „ALL QUIET ON THE WESTERN FRONT". ZATERDAG 7 OCTOBER 1939 Met Jean Gabin, Viviane Romance en Charles Vanel. Annie van Ees bracht haar succes van de planken naar het witte doek over. bereikt. De film, welke „slechts" reclame-film kon zijn. De Nederlandsche titel van deze film, „Vrienden en vrouwen", legt al te zeer den nadruk op iets, dat in het karakter van het geheel eigenlijk een bijkomstigheid vormt. Immers, de vrouwen spelen in „La belle équipe" een ondergeschikte rol, al valt de Gina van Viviane Romance door haar uiter lijke verschijning bijzonder op. Er is een meisje, dat twee vrienden uit „La belle équipe" ofwel het gezellige ploegje doet verdwijnen, terwijl de wufte Gina een tijdlang poogt, twee andere van elkander te verwijderen. Desondanks blijven de vrouwen vrijwel op den achtergrond. Ze maken in ieder geval den indruk, er eerder bij te hangen, dan een actief element uit te maken, i En daardoor is de titel „Vrienden en vrou wen" gezien in het verband der intrige eenigszins misleidend. Maar nu moet direct worden toegegeven, dat „La belle équipe" een alles behalve glas heldere film is. Ten eerste is de dialoog vaak moeilijk te volgen en ten tweede schijnt Julien Duvivier. die mede het scenaro schreef, het niet heelemaal met zichzelf eens te hebben kunnen worden. Zijn bedoeling moet zijn geweest, de vriendschap te verheerlijken. Nu is dit de eeuwen door gedaan en op allerlei manieren. Dichters en psychologen hebben pogingen gedaan, van de vriendschap een definitie te geven. Over deze definities is bijna niemand het eens. Eén ding werd door Duvivier wel duidelijk aangetoond en dat is, dat mannen onder moeilijke omstandigheden beter met elkander kunnen opschieten, dan wanneer het hun goed gaat. De gesjochte jongens, die ergens in een Parijsch kroegje samenkomen, deelen elkanders vreugde en leed. En ze passen vol uit den stelregel toe van „les amis de mes amis sont mes amis". Aldus nemen ze in hun midden een Spaanschen zwerver op, wien het verblijf in Nederland en Zwitserland ontzegd was en die ook in Frankrijk elk oogenblik een bevel tot uitwijzing verwacht. Dat het een Spanjaard is en dat hij uit Barcelona komt, hooren we terloops. Het accent wordt dan spoedig verlegd. Hij had een roode vluchteling kunnen zijn. De situatie zou hierdoor van nature verhevigd hebben kunnen worden. Maar de handeling blijft zich op volkomen vlakke banen voltrekken. De Spanjaard wordt zonder meer in den vrien denkring opgenomen en introduceert er zijn meisje in. Zooals men zoo vaak in Fransche films kan meemaken, wordt rond dit meisje een nogal sentimenteel gedoe opgehangen en de liefdesscènes nemen in het verhaal een naar verhouding te groote plaats in, ook al, omdat de Spanjaard tenslotte niet tot de hoofdfiguren behoort. Dit zijn Jeannot en Chariot (Jean Gabin en Charles Vanel) van welke twee Jeannot degene is, die in den vriendenkring de lakens uitdeelt. Wanneer er een de honderd duizend heeft gewonnen met een lot, waarin ze met zijn vijven een aandeel hebben, beslist hij, dat men naar buiten trekt om daar een uit spanning "te beginnen. Al deze Parijzenaars blijken een heimelijk verlangen naar het land met zich rond te dragen en broederlijk gaan ze aan het werk, om hun ideaal te verwezenlijken. Ze knappen een oude was- scherij op. Als hun doel zoowat bereikt is, komt de krach en tenslotte blijven slechts Jeannot en Chariot over De vrouw, die tusschen hen stond, bleek <Jit niet waard te zijn. Dit is een eenigszinr. logisch overzicht van een tamelijk verward gebeuren, waarin Julien Duvivier geen vaste lijn heeft weten te leggen. Met „La belle équipe" toont hij zich niet van zijn besten kant. De poëtische visie, waardoor een aantal zijner films be langrijk waren, vertoont zich slechts af en toe en dan nog zonder eenigen samenhang met de rest. Het zijn intermezzi. Trouwens, heel de film bestaat feitelijk uit afzonderlijke scènes, waaruit de toeschouwer niet dan met groote krachtsinspanning een aannemelijk beeld kan vormen. Bij het eind vraagt men zich af, wat Duvivier toch met deze film gewild heeft. Waar is de directheid, waarmede hij een film als „Poil de carotte" construeerde, waar de ontleding van de psychologie zijner sujet ten en vooral de in die film zoo treffende harmonie tusschen mensch en leven Waar is de dramatische kracht van „La Bandera" en de gevoeligheid van „Pensione Mimosa"? En het meesterschap van „Carnet de bal" en „Fin du jour" Ofschoon hij in „La belle équipe" herhaal delijk blijk weet te geven van een meer dan gewone beheersching van het filmvak, was hij toch niet in staat, een evenwicht te vinden tusschen vorm en inhoud. En meiiigmaal meent men een pogen tot imitatie te bespeu ren. Sommige momenten in „La belle équipe" doen even denken aan de sociale satyre van Réné Clair. Het is inmiddels het spel van Jean Gabin en Charles Vanel, dat veel goed maakt. Ook verschillende andere rollen zijn goed bezet en ofschoon „La belle équipe" geen eerste- rangswerk is, mag ze toch een film met kwaliteiten worden genoemd. Alleen, men verwacht van Duvivier onwillekeurig meer. En ook van de aankondiging van namen als die van Jean Gabin, wiens spel b.v. in „Quai des brumes" zoo buitengewoon was. Hier kon hij niet meer doen dan hetgeen binnen het kader van zijn opdracht mogelijk was. „La belle équipe" gaat deze week te Rot terdam in Studio '32 en is toelaatbaar voor personen boven de achttien jaar. „Wat rijden al die menschen ge vaarlijk vandaag", dacht u immers vanmiddag achter het stuur. (Hoe zegt men dat ook weer van dien splinter, dien balk en uw oog?...) ben destijds gewezen op het beschamende feit, dat een cultuurdocument als dit film- verslag over een semi-officieele instelling, dat uit den aard der zaak geen reclame- waarde kan bezitten in den gewonen zin des woords, tegengewerkt kan worden door hen, die aangesteld zijn oir. de Nederlandsche filmbelangen te behartigen. Toen het oorspronkelijke plan om een Toeschouwers bij den trein 1839 uit de Spoorwegfilm van „Visie". grootsch opgezet spoorwegepos te maken naar aanleiding van het honderdjarig bestaan der Nederlandsche Spoorwegen, getorpe deerd werd door het besluit van den Bio scoopbond, heeft Max de Haas in eenigszins bescheidener vorm een smalfilm gemaakt, die zich toch zooveel mogelijk aan het oor spronkelijke scenario moest houden. Ieder onpartijdige toeschouwer zal moeten toegeven, dat in deze heele spoorwegfilm geen enkele reclametendenz valt aan te wij zen, dat geen uiKele maal getracht wordt de Nederlandsche Spoorwegen in de hoogte te steken en geen enkele propaganda-leuze der Spoorwegen gebruikt wordt, om den toe schouwer tot fanatiek treingebruik aan te zetten. Men zal dus achter het besluit van den bond andere motieven moeten zoeken en het zou de moeite loonen, door een onpar tijdige commissie deze motieven eens te la ten uitzoeken. Om op de film terug te komen: hier is een klein visueel meesterwerkje ontstaan, dat zich prachtig aansluit aan het vorige werk van Visie. Het heeft de technische vaardig heid van de „Schiphol"- en de „Nederland"- film en bij tijden de speelsche invallen van „De Ballade", en het heeft een slot, een apotheose van de snelheid, dat als een uniek staaltje van filmische vormgeving zal blij- i ven voortbestaan als de dwaze bepalingen van den Bioscoopbond allang tot het grijze verleden behooren. Het was niet de bedoe ling van de herdenkingsfilm om een leerend betoog over de ontwikkeling van het spoor wegwezen te geven en er wordt in deze film dan ook niet gewerkt met cijfers en statis tieken, terwijl de toeschouwer niet gein- strueerd wordt over de ingewikkelde pro blemen van de spoorwegorganisatie. De Haas heeft getracht, een beeld te geven van het verschijnsel „spoorweg", zooals zich dit voor doet in onzen tijd. Hij toont ons rijdende treinen van allerlei soort, niet om ons de verschillende modellen bij te brengen, maar om ons den trein in zijn verschijning als stilstaand of rijdend object te toonen. Hij laat het station zien op bepaalde uren, om cns de verschillende stemmingen op de di verse vertrektijden te suggereeren. Hij geeft ons de sfeer van den forensentrein, van de pullman, van het zomertreintje naar Zand- voort of van den boottrein voor Indië. Onder verschillende belichtingen trekt het Neder landsche landschap langs ons heen, gez;en vanuit de spoorwegcoupé, of het machinis- tenhok of van de voorzijde van een locomo tief en steeds domineert de beweging, het meest elementaire begrip, dat zich aan de voorstelling van een trein koppelt. Treinen komen op je af gaan over je, langs je, wor den van bovc van onderen en van opzij „genomen" en in geen van die bewegings fragmenten herhaalt de maker iets. Hier is een bepaalde vorm van beweging vastge legd, culmineerend in het tot abstractie over gaande slot, waar de snelheid in de voorbij- ijlende objecten, die tot abstracte vormen worden, adembenemend gesuggereerd wordt. pit is de film van een vakman, die volle dig zijn materiaal beheerscht en den geest ervan begrijpt. C. B. ,eafl Gabin en Charles Vanel in „Vrienden en Vrouwen" („La belle Equipe"), een film van Julien Duvivier (Studio, Rotterdam.) e/je en z'n vriend Pietje Puk (Guus den pastoor (Albert van Dalsum) verrast een emmer haring. Bijna gelijktijdig hebben onze twee Hol ïandsche studio's „Cinetone" in Ams en „Filmstad" in Den Haag, een weuwe groote speelfilm afgeleverd. Wer g Yfeek op deze plaats de nieuwe Ne er lrrl „De Spooktrein" besproken, dez® w66k ^ragen wij hier de aandacht voor een nog >^lajcher productfoefje. Immers Verfilming van een boek van een Neder- Jandschen schrijver, dat ons verplaatst m de herkomen achterbuurtjes van de haven- stad Rotterdam. En tevens de verfilming van een tooneelcreatie door een Nederlandsche actrice, mevr. Annie van der Lugt Melsert Van Ees, die misschien nog meer dan Brusse „Boefje" tot een nationale figuur heeft ge blaakt. Misschien hebben wij met dit laatste ge heel en al het maken van deze nieuwe film verantwoord En meteen het feit, dat de tooneelspeelster Annie van Ees, zonder ooit zich voor de filmcamera te hebben bewogen meteen de hoofdrol in een film kreeg toe gewezen. Want dit is toch zeker het riskants bij deze verfilming geweest, dat men een der figuren, waarmede de film zou staan of val len, liet vertolken door een actrice die nog bewijzen moest leveren, behalve op'de plan- Annï vP S Wiue d0ek te kunnen sPelen- onafceb d evenwel in een bijna onafgebroken reeks van opvoeringen zeven- l zelve deze fiSuur gecreëerd, film nu om' ol deze figuur op de film zou kunnen worden vastgeleed nu bracht natuurlijk allerlei bijkomstig' wiG gingen in het spel, maar de hoofdzaak waaT om het ging, was toch deze: is AnL Ees' creatie in de film te transponeeren Van verschillende zijden heeft men dra dit plan wereldkundig werd gemaakt bedenkingen naar voren gebracht. Een 'der gelijke travesti was op het tooneel mogeliik zoo zeide men, maar de camera-man zit niet °P den zooveelsten rang in de zaal en laat zien niet vangen door een suggestief effect. £>e camera is realistisch en nuchter en kent niet illusie van het tooneel» Dg camera weer- Spiegelt de werkelijkheid, al kan een came- ra-man die zijn vak verstaat, eveneens be paalde effecten bereiken, welke ook maar il- °lr zijn. h°QDv,fitond men over het algemeen niet zeer heCn g6stemd tegenover dit film-onder- is gïZtZ Tn de yraag stelt, of deze film d'sze vraap nf^ gaat het dus allereerst om 2°° overtu'isenH nnie van Ees' °P bet tooneel Z6lfde effect h*' travesti ook filmisch het- bjerop moet bereikt. Het antwoord friet zeggen, cjaVesbigencl luiden, al wil dit Llrnrol gebrar', nu ook in elk opzicht deze Kunnen verwa„u he€ft> hetgeen men zou Zeer bestref ten- Maar feit is' dat de z00" de transpos)tj 6n voor onmogelijk verklaar der Wonderli i ls Selukt. En dit is wel een film is bereikt6 effecten, welke met deze alles met do zÜn we ^ang niel in Annie van w heer Van Staveren eens, dat gepresteerd 11161 deze filmro1 iets heeft tilmactr 1 geen enkele buitenlandsche ken, dith6 Vó°r baar heeft weten te berei- sUcées arnen wij volkomen: zij heeft haar Weten Van de planken naar het witte doek C 6V6r te brengen. zi.i er onmogelijk zijn geweest, indien voor cb toe beperkt had haar tooneelrol SOofriijkhCamera te sPelen. Zij heeft de per- susceptib6,ld van „Boefje" veel fijner, veel 2ij heeft Voor de lens moeten uitbeelden, derd toone ^Ze rol> welke haar in achthon- tuur was 6 °Pvoeringen tot een tweede na af aan moet W°rden' weer van den beginne Boefje van d'n °Pbouwen ais gold het nu, niet binnenzijde f611 buitenkant, doch juist van de Veel eige 6 *alen zien. zfcb daarbi' moeilijkheden moeten filtn niet b en voorgedaan, welke de ^bouVVer bfrlt, doch den aandachtigen toe- rnsSe-s k '6®n te ontraadselen geeft. j6. de tor, n0 e ls n°g een ecbt kind en ook jJ gebieVeefr'bewerking was boefje dat al: e ad' geen n, film evenwel geeft ons geen van V°lvvasse W.aionSen meer te zien, doch menn!n i0nEpJ°ngeling' om niet sPreken kan e voor d an, die niet meer op de cle- Zoola.ken- 6 °nb6zonnen jeugd aanspraak valien en is het beeld filmisch uitge- ers m do „r nd er nu met koeien van boefje een jongegratfrmaboekjes gedrukt, dat niemand zou zjcb Van >n jaar of twaalf was, Het film-moefje Va rdoor laten misleiden. meer een type van. -Vonie van Ees is veel die maar heel weinfn 3eugdigen misdadiger, digheden kan laten ggi Verzachtende omstan- het zachtzinnig optre,feri en tegenover wien weekhartigheid lijkt. en een misplaatste Annie van Ees mag geslaagd voor den toesc-h 6 film er in zijn volkomen te verbergcn ^T^ de de suggestie te wekken ÏJ. stond het niet' Witte doek verscheen n /6" kind op het heen. Ondanks het voor- Brox) worden door bij het jattenvan treffelijk, wonderbaarlijk knap camera-werk van Akos Farkas En hier schuilt ons inziens de meest zwakke zijde van haar film dat deze de figuur van een opgeschoten jongen op het doek brengt cn het psychologisch levensbeeld van een kind tracht te geven. In de film is Annie van Ees niet het boefje gebleven, maar een boef geworden. Het met talrijke nieuwe „vondsten" opge smukte verhaal van Brusse heeft hierdoor iets onwezenlijks en onwaarachtigs gekregen, hoe realistisch ook alle details uit het boek woiden uitgebeeld. Wanneer men, om een voorbeeld te noemen dien slungel van een jongen door z'n moeder ziet opsluiten °P de „plee" het ordinair jargon is trouw bewaard dan is dat min of meer belache lijk, terwijl tevens het uitbreken door het raampje heelemaal geen bravourstukje meer is voor zoo'n schavuit. Meer in het bijzon der vormen deze paar jaren, welke Boefje in de film ouder is geworden, een ernstige handicap voor de tafereelen, waarin Brusse getracht heeft de kinderpsychologie te ont leden. Eigenlijk is de persoon van Boefje daarmede essentieel gewijzigd. Hier is geen sprake meer van den invloed van een on gunstig milieu op het achterbuurt-kind, maar van een geestelijke minderwaardigheid. Men ziet hieruit, hoe onverwachte moeilijkheden uit een verfilming kunnen voortkomen, moei lijkheden, welke zelfs bij het knapste spel en het geraffineerdste regie- en camerawerk niet zijn weg te werken. Een der figuren, waarop deze wijziging in leeftijd geen nadeel heeft gebracht, omdat de film zich overigens met het inwendige leven en de reclasseering van den betrokkene niet bemoeit, is geworden de rol van Pietje Puk, Boefje's kwade genius, vertolkt door Guus Brox. Hier is een ontdekking gedaan. Zooals Brox het type van dien amoreelen, jeugdigen misdadiger weet uit te beelden, met die eigenaardige bravour gepaard aan sluwe voorzichtigheid, zou hij een eerste plaats in 'n Amerikaansche gangsterfilm waard zijn. Zijn spel is soms zoo sterk, dat hij Boefje van het doek afspeelt. Boefje's vader en moeder werden door Piet Bron en Enny HeymansSnijders uitgebeeld. Hoe scherp geteekend de moeder ook is, en hoe fragmentarisch eigenlijk de vaderrol in het scenario is gebleven, in de enkele scènes, waarin Piet Bron verschijnt, is hij een ge heel naar het leven geteekende figuur, die volkomen duidelijk wordt. Een der meest op vallende creaties is ook geworden Piet Köhler's grootvader, die een voortreffelijk filnaspeler blijkt te zijn. Albert van Dalsum's Pastoor heeft te veel tooneel-aocent gekregen °m geheel te kunnen bevredigen. Vooral "ais frten hier tegenover stelt de vier broeders- JPllen, uitgebeeld door Versteeg, Roemer, van Eijsden en Dommelshuizen. ®genover de ernstige, realistisch getee- ende rollen zijn ook eenige met opzet komisch gehouden figuren geplaatst. Als zoo amg is ook behandeld de huishoudster van den pastoor, snibbig gespeeld door Nel Oosthout, de psychiater, door Jan C. de Vos bijkans in het caricaturale gespeeld, de winkelier van Guus Oster, en nog eenige andere personages. in zekeren zin behoort daartoe ook Pietje pUk's moeder, de Flod- dermadam, dooi Mien Duymaer van Twist uitgebeeld. De zwakke zijde van de film is wel het gemis aan een behoorlijke, overzichtelijke structuur in het verhaal. Brusse, wien het om heel wat anders te doen was, heeft zich daar in zijn roman niet druk om gemaakt en zocht zijn kracht meer in de Psychologische analyse en de detailteekening zijner figuren. Door de verdeeling van het verhaal in eenige °P het tooneel te spelen tafereelen zijn er langzamerhand eenige hoofdmomenten naar voren gekomen, maar voor de film was men daarmee niet klaar. Door het eene voorval zooveel mogelijk in eenig verband te bren gen met een volgend, heeft men getracht een reeks samenhangende tafereelen te verkrij gen. Brusse moest daarbij zeer vrij gevolgd worden en menigmaal werd het verhaal met nieuwe vondsten verrijkt, waarvan het auteursrecht waarschijnlijk bij Jaap van der Poll berust. Zoo zien wij Boefje in de Delft- sche vaart springen om een kat te redden en meer van dergelijke capriolen uithalen, waardoor in de film wat actie is gekomen. Om een sluitende intrige te krijgen en het verhaal niet al te wijdloopig te maken, werd de diefstal bü den pastoor in huis ingevoegd, hoewel daarmede het karakter van Boefje niet begrijpelijker werd. Waarom de rechts zitting zoo moest worden gechargeerd tot een dwaze vertooning, is ons niet duidelijk ge worden, evenmin waarom Boefje tot twee maal toe naar het verbeteringsgesticht moest worden gebracht en waarom hij daar in zijn stinkende vodden moest blijven rondloopen tusschen andere jongens, die allen ordentelijk gekleed zijn. Een van de meest geslaagde zijden van de film is zonder twijfel geworden de milieu schildering, welke uitstekend is geslaagd. Eenige scènes zijn werkelijk in de slopjes en stegen en oude krotbuurten van Rotterdam opgenomen, doch het is voor een buiten staander moeilijk uit te maken, wat ter plaatse en wat in de studio is gemaakt. Wege- rif bouwde in de studio zeer natuurlijk een hoekje oud-Rotterdam op en de prachtige belichting daarvan suggereert de werkelijk heid zoo sterk, dat men geen onderscheid kan ontwaren met de authentieke opnamen in Rotterdam. Ook de binnenscènes bij Boefje thuis, in het huis van den pastoor (waar een groot gedeelte van de film speelt), bij den lorrenkoopman en de scènes op het spoor- emplacement zijn uitstekend verfilmd en brengen de geheele handeling in de ver- eischte sfeer. Met eenige opnamen van Rot- terdamsche stads- en havengezichten, ja men laschte daartoe zelfs een voorbij mar- scheerende groep mariniers in, werd de lokale kleur nog meer geaccentueerd. De verzorger van de muzikale illustratie, Cor Steijn, heeft zich van uitbundige en op dringerige effecten verre gehouden. In tal van scènes zou met een sprekende stilte nog veel meer effect zijn te bereiken geweest. Het groote contrast met het rumoerige, lawaaierige stadsleven werd alleen gezocht in het orgelspel van Broeder Nardus, maar ook het stille, geluidlooze beeld zou hier en daar een zeker even treffende tegenstelling hebben gebracht en de gevoelige momenten beter geaccentueerd hebben. Wat bij verge lijking met de wijze, waarop sommige tafe reelen het op het tooneel en in de film deden, duidelijk opvalt. Welke verdiensten van de als geheel zeer geslaagde film aan den regisseur moeten worden toegekend, is altijd moeilijk te zeg gen, maar zeker hier, waar de opvatting van de hoofdfiguur reeds vaststond en niet door hem kon worden bepaald. Indien Detlef Sierck's werk is geweest, dat, ondanks Annie van Ees in de titelrol, deze film toch geen sterfilm is geworden, indien hij aansprake lijk is voor de voortreffelijke uitbeelding van de sfeer, voor de levensechte, zooveel mogelijk van tooneelmatige effecten ont dane handeling, dan is zijn werk zeer te prijzen. Ook fotografisch is „Boefje" prach tig uitgevallen. Menige scène dankt haar werking aan de belichting en aan de wijze, waarop het camera-oog de handeling heeft gevolgd. Dat de film „Boefje" een even groot suc ces zal worden als het tooneelstuk was en eigenlijk nog is, valt moeilijk te voorspellen. Films zijn doorgaans maar van korten levens duur. Maar dat „Boefje" ook als film er bij het groote publiek grif zal ingaan, dit staat wel vast. De Centrale Filmkeuring stelde den toe gangsleeftijd op veertien jaar. Waarmede wij accoord gaan. Een kleurige verfilming van de bekende operette. „De Mikado" is een van die operette's met een historische reputatie, die fascineerend op filmproducers van alle landen en van alle tijden gewerkt zal hebben, omdat door haar reputatie reeds 50 pet. van het succes bin nen is, voor één meter van de film opgeno men is. Dat „De Mikado" nochtans niet ette lijke malen verfilmd werd, moet vooral ge zocht worden in de omstandigheid, dat een dergelijke realisatie, wil zij den rijkdom, de kleurigheid en de verve van de oorspronke lijke operette hebben, aardig in de papieren gaat loopen, terwijl daarbij nog de moeilijk heid komt om het libretto dusdanig om te werken, dat het ook als filmverhaal zijn aantrekkelijkheid blijft houden. De Engelsche verfilmers, die nu eindelijk De bekende Amerikaansche film „All quiet on the Western Front (Op het Westelijk front geen nieuws), gemaakt naar het veelgelezen boek van Erich Maria Remarque, is uit de bewaarkluizen gehaald en trekt thans in de Vereenigde Staten weer volle zalen. Men hèeft aan de film een proloog en een epiloog toegevoegd, welke commentaar bevatten op de afgeloopen gebeurtenissen. Tevens werd nog het een en ander toegevoegd, dat er hij de definitieve montage uitgesneden was. De verfilming van Remarque's „The Road Back" (De weg terug) wordt thans eveneens weer in roulatie gebracht, aangevuld met verschil lende scènes over Duitschland's herbewape ning, die er indertijd uitgehaald werden, ten einde de gevoelens der Duitsche autoriteiten te sparen. Hiertoe behoort een scène, waarin Hitler optreedt. Het succes van „All quiet on the Western front" thans is aanleiding, dat er plannen bestaan, meer van dergelijke films opnieuw in omloop te brengen. Men overweegt dit o. a. met de verfilming van het bekende boek van H. G. Wells over den toekomstoorlog „Things to come", waarin wordt voorgesteld, steden met een soort slaapgas te bombardeeren en verder met „Cavalcade", dat in 1933 gemaakt werd en „What price glory", een film uit het jaar 1926. En het is lang niet onmogelijk» dat „The Big Parade" (De groote parade) weer zal gaan draaien. Wat Remarque aangaat, deze is uit Zwit serland in de Vereenigde Staten aangekomen. Hij verklaarde, in geen geval tegen Duitsch- land te zullen vechten. Nanki-Po in „The Mikado toch overgingen tot een filmbewerking van de schepping der onafscheidelijke operette leveranciers Gilbert en Sullivan hebben voor hun doel den juisten tijd afgewacht, dat was het oogenblik, dat de kleurenfilm in een zóó ver gevorderd stadium was gekomen, dat zij de tinten van deze kleurige operette zoo natuurlijk mogelijk kon weer geven. En ver onderstellend met het wachten op dit oogen blik voldoende hun artistieke plichten ver vuld te hebben, hebben de producers zich verder niet om filmscenario of i.d. druk ge maakt en zijn zij het oorspronkelijke libretto op den voet gaan volgen. Het resultaat was een schouwspel, zooals een toeschouwer in het operette-theater dit gezien zou hebben als hij in het bezit ware geweest van een goede stallesplaats en van een uitmuntenden tooneelkijker, waarmee hij van tijd tot tijd een der medespelenden als in een „close-up" naderbij kon halen. Dat dit met film en dan „film" genomen in de beteekenis van een zelfstandige vormgeving niets te maken heeft is duidelijk. Van herscheppen is hier geen sprake en de camera wordt in dit proces gedegradeerd tot mechanisch reproduceerend instrument. Wij krijgen de avonturen van Nanki-Poo, den zoon van den Mikado, die vlucht voor een trouwlustige hofdame en verliefd wordt op Yum-Yum, het meisje, dat op het punt staat uitgehuwe lijkt te worden aan haar voogd Ko-Ko, te zien in zacht-getinte beelden, wij krijgen schier alle zangen uit de operette te hooren door zoet-gevooisde kelen en voor menigeen zal dus het zien van deze film de illusie be- teekenen de oorspronkelijke operette gezien te hebben. Wie liever een film wil zien, moet dus zijn geluk ergens anders zoeken. Boven veertien jaar. C. B. Jan Riepura, die zich voor het te Parijs te vormen Poolsche legioen had aangemeld, maar inmiddels weer naar de Vereenigde Staten is vertrokken, blijikrt daar door de Poolsche regeering heengezonden, teneinde onder de in Amerika wonende Polen geld in te zamelen ten behoeve van een voort zetting van den strijd om Polen's onafhan kelijkheid. Boefje op „Stokershorst" bij den overste van het opvoedingsgesticht. Er zijn groote films en kleine films; er zijn films, die een feestelijk versierde première zaal vinden, die met toespraken en kransen ontvangen worden en die eindigen met een hulde-apotheose van makers en medewer kers door min of meer officieele Nederlan ders, en er zijn films, waarvan de eerste voorstelling stil en onopgemerkt plaats vindt, die men als het ware zoeken moet in een der kleine theaters en waarbij de ma ker niet op het tooneel gehuldigd wordt, maar hoogstens als gewoon toeschouwer in de zaal zit, om net gehalte van de projectie te beoordeelen en om de eventueele reactie van het willekeurige publiek gade te slaan. In een week tijds heben wij drie premiè res van Nederlandsche films meegemaakt, d.w.z. twee ervan waren Hollandsch-spre- kende films, de derde was gemaakt door een Nederlandsch vakman. De beide eerste zijn triomfantelijk ingehaald en bij voorbaat met lofprijzingen omkranst, de laatste vond in een ochtendstil Cineactheater haar eerste openbare vertooning. Wii willen geen onver gelijkbare grootheden tegen elkaar uitspe len en wij zullen niet de verdiensten van „De Spooktrein" en „Boefje" kleineeren, omdat zij een grootscher onthaal kregen dan de kleine, door en door Nederlandsche spoor- wegfilm van de filmgroep „Visie", onder leiding van Max de Haas, maar wij willen wel wijzen op de ongerijmdheid, dat bij de première van „De Spooktrein" de heer A. de Hoop, voorzitter van den Nederlandschen Bioscoopbond, een hooggestemde speech hield, waarbij zelfs de filmcultuur en de filmaesthetica betrokken werden (woorden, die de makers van „De Spooktrein" zeker niet op hun product van toepassing zouden willen zien gebracht), terwijl deze zelfde heer A. de Hoop, voorgelicht door een raad van reclame-exploitanten, de spoorwegfnm van Visie ongezien tot reclamefilm procla meerde en haar op'deze manier den norma len toegang tot de bioscopen belette. Wij heb-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1939 | | pagina 1