Dl IE
J
avonturen van Koko
i
3 JANUARI
Een heilige officier,
Sint Gordius.
Twee
en hun
DE
BANDIET
VAN HET
HOOQE
NOORDEN
Skua, de meeuw.
ZATERDAG 6 JANUARI 1940
DE OORLOG.
PUZZLE.
m
De nnmerkeliike
DE STOFZUIGER VAN
TANTE STIJNTJE.
SINT GORDIUS AAN HET HOOFD VAN ZIJN HONDERDSCHAP.
(T
„Ik durf nog véél meer! Ga naar je stal
ftifiwr
IIIBH»*
Den derden Januari herdacht de voort
levende Christus, de Katholieke Kerk, den
marteldood van een soldaat, den hoofdman
ier- honderd (centurio) Gordius. Zijn naam
™d in het Romeinsche leger een goeden
klank. Algemeen roemde men zijn trouw, zijn
toewijding, zijn stiptheid ook in het opvol
gen der bevelen van zijn meerderen. Een
buitengewone lichaamskracht stelde hem in
staat de vermoeienissen van het krijgsbedrijf
ie trotseeren. En boven alles blonk zijn lief
de uit jegens de Kerk, die hij voorstond in
Woord en, wat meer zegt, in gedrag.
Over het Romeinsche wereldrijk regeerde
in het begin der IV eeuw de zoon van een
vrijgelatene, Diocletiaan.
Wij hadden bijna geschreven: regeerde t e
Rome, maar Rome was zijn residentie niet.
Hij zetelde te Nicomedia, in Klein-Azië (heet
tegenwoordig: Ismid). De geschiedschrijvers
vertellen van hem veel goeds, en dat zal wel
zoo zijn, maar hij noemde zich al bij zijn
leven god! en vervolgde de Christenen, die
weigerden de goddelijkheid der gestorven
keizers te erkennen.
In het jaar 303 begon onder Diocletiaan,
de „zwaarste van alle vervolgingen", en
zooiets kan toch nooit tot roem van een vorst
strekken? De huizen der Katholieken wer
den geplunderd. Vrouwen bij het hair over
de straten gesleurd. Zelfs grijsaards moesten
de vlucht nemen naar afgelegen streken,
waar de soldaten van „den heer en god
Diocletianus" niet zoo makkelijk konden
doordringen. Het was een verschrikkelijke
tijd. Gordius wilde niet langer in een leger
dienen, dat zulke schanddaden bedreef. Hij
legde zijn ambt als honderdman neer, verliet
zijn goederen, zijn bezittingen, zijn vrienden
en trok zich terug in de eenzaamheid. Daar
bereidde hij zich voor op den strijd, die hem
wachtte. Zijn baard groeide uit tot een .ver
ward kluwen haar. Zijn kleeren sleten af tot
flarden. Zijn lichaam toonde alle teekenen
van ontbering en versterving. Maar achter
zijn oogen begon een licht te blinken, dat
ontstoken moest zijn aan Hooger Licht.
Zoo verscheen hij op een zekeren dag in
het circus van Cesarea, buiten de eigenlijke
stad gelegen. Er waren feestelijke harddra
verijen, ter eere van den oorlogsgod Mars,
wagenrennen. Luid klonk de sterke stem
van Gordius over de duizenden heen, toen
hij uitriep:
„Ik vertoon mij aan hen, die mij niet zoch
ten. Ik maak mij bekend aan hen, die zich
niet om mij bekommerden". De Heilige wil
de zeggen: ik kom geheel vrijwillig en zon
der dwang.
Voor den gouverneur geleid, beleed hij
openlijk en zonder omwegen, dat hij een
zoon was der Katholieke Kerk. ,!De Chris
ten-vervolging" ging hij voort „maakt
mij niet bang.
Aan de bevelen des Keizers tegen ons,
stoor ik mij niet, want God moet men eerder
gehoorzamen dan menscben!"
De gouverneur gelastte aanstonds, dat men
dezen Christen zou gevangen nemen.
„Men zorge er voor, dat deze dwaas meer
dan één dood lijde!" zeide hij. „Wij heb
ben kruis en gevangenis, wilde dieren en het
rad, bijlen en hamers genoeg om hun ont-
trouw aan onzen heer en god, keizer Diocle
tiaan, volledig te betalen!"
„Ik ben van meening, gouverneur, dat het
leed van deze aarde gering is, wanneer men
bet vergelijkt met de eeuwige heerlijkheid,
die ons door Christus is verworven!" ant
woordde Gordius.
Zijn vrienden, zijn bloedverwanten pro
beerden hem tot andere gedachten te bren
gen. „Belijd met den mond en de lippen
Mars, met het hart den drie-eenigen God en
ge zult uw leven redden!" sloegen zij hem
voor.
„Juist wie hun leven probeeren te redden,
zullen het verliezen!" antwoordde de mar
telaar met een woord van Christus Zélf.
Beulen omringden hem. Geheel Cesarea
liep uit. Zij dreven den geloofsheld naar een
muur. Er flitste een zwaard. De centürio
Gordius wijdde zijn bloed aan den Gekrui
sigde en Zijn H. Kerk.
Men schreef III Januari, en -de heilige Bis
schop Basilius sprak de grafrede uit.
Heilige Gordius, verkrijg voor ons een on
wankelbaar geloof.
heeft op een groot gedeelte van den aardbol
beslag gelegd! Van elke honderd menschen
zijn er zeventig min of meer bij een oorlog
betrokken! Ga maar na:
Duitschland (met Polen en Slowakije) be
slaat 900.000 vierkante k.m., bewoond door
109 millioen menschen. Het Fransche en het
Britsche wereldrijk samen beschikken over
ruim 58 millioen vierk. k.m. met 653 millioen
lieden.
Rusland (met een ander stuk van Polen)
bestrijkt 23 millioen vierk. k.m. en telt 184
millioen onderhoorigen; Finland 400.000
vierk. k.m. met vier millioen Finnen! David
en Goliath!
Eindelijk ligt Japan overhoop met China,
gelijk bekend. De cijfers zijn voor Japan
(met Mandsjoekwo) 2.700.000 vierk. k.m., 280
millioen onderdanen; voor China: 7,5 mil
lioen vierk. k.m. en 300 millioen Chineezen!
Zoodoende voeren 1530 millioen lieden
strijd over een oppervlakte van 93 millioen
vierk. k.m. De niet-strij denden tellen 613
millioen lui op een terrein an 54 millioen
vierk. k.m., en zijn dus vèr in de minderheid!
Op de kruisjes dwars en loodrecht een
verschijnsel in den dampkring.
1XXXXXXXXX
2 X
3 X
4 X
5 X
6 X
7 X
8 X
9 X
1. Cirkelvormige strook in den dampkring,
waarop zich al de kleuren van het spectrum
vertoonen, het rood boven, het violet onder
aan; 2. bevallig eenjarig plantje wiens
bloempjes een blauwe, vierbladige bloem
kroon dragen; 3. iemand die met slinksche
streken omgaat; 4. gebakken vloertegel; 5.
zichtbaar geworden waterdamp in de lucht;
6. smal stroomend water, dat nog overal
doorwaadbaar is; 7. ijzerhoudende aarde; 8.
voegwoord; 9 naam van een noot.
•trnpx-ïiA-
In het hooge Noorden, in de buurt van de
Joekon-rivier, stond een politiepost der Ko
ninklijke Noordelijke, Bereden Politie, kort
weg: der „Mounted Police". „Bereden"
niet omdat dit wapen gebruik maakt van
paarden, maar van hondensleden. Voor paar
den vormen die onherbergzame streken
geen terrein.
Aan de deur van dezen wachtpost werd op
zekeren avond geklopt. Sergeant Mike (mijk)
deed open. Een vreemdeling trad binnen, in
warm bont gekleed.
„Ik heet John Jackson, mountie!" zei hij
tot den sergeant.
„Jackson? Jackson?" antwoordde de moun
tie (bereden agent) nadenkend.
„Er zijn zooveel Jacksons? Je bent toch
geen familie van Bill Jackson?"
„Juist, ja, van Bill!" Hij was mijn jongste
broer. Jullie hebt hem gevangen genomen,
omdat de schijn tegen hem was. Maar ik
zweer je, mountie, hij was net zoo onschul
dig aan dien bankdiefstal als jij en ik. Hij
wist uit jullie gevangenis te ontsnappen, en
toen
„Toen hebben wij hem achtervolgd, John!
Dat was onze plicht. Aan de oevers van de
Joekon-rivier haalden wij hem in. Hij was
een heuvel opgevlucht. Wij raakten hem
met onze karabijnen. Hij viel. Wij hoorden
een zwaren plof in het water. Toen wij daar
kwamen, hadden de golven en de ijsschotsen
hem al weggesleurd!"
„Terwijl hij niets gedaan had, sergeant.
Het was een ernstige misgreep dezen armen
jongen in de gevangenis te smijten, omdat
hij den schijn tegen zich had. Het was een
zware misdaad hem dood te schieten!"
„Wel, John, de rechters vergissen zich niet
licht. Het zijn en blijven echter menschen.
Zij kunnen falen en, om eerlijk de waar
heid te zeggen, ik heb wel goede dingen
over je broer Bill gehoord. Het heeft mij
altijd verwonderd, dat hij in de gevangenis
raakte.
Maar wat heeft dit te maken met je be
zoek?"
„Dat zal ik je vertellen, mountie! Kijk
eens, wij in het Hooge Noorden volgen zoo
onze eigen opvattingen, zie je. Het mag we
zen, dat die niet altijd volgens de wet zijn,
maar voor ons gelden ze even goed. De wet
heeft mijn jongsten broer vermoord. Ik zal
dat de wet betaald zetten: oog om oog, tand
om tand! En als ze mij dan te pakken krijgt,
dan zal ze gelijk hebben. Maar licht zal dit
niet gaan!"
„John Jackson!" zei de sergeant streng.
„Indien er al een verkeerde daad begaan
is door de arrestatie van je broer, daar volgt
nog niet uit, dat jij het aantal verkeerde da
den nog met een moet vermeerderen! Ik raad
je aan: volg den ordelijken weg. En vraag
eerherstel voor je gedooden broer!"
„Ik volg mijn eigen weg, mountie, den weg
der wildernis. Je zult eerstdaags van mij
hooren!" besloot John. Hij tikte tegen zijn
breeden hoed, en sloeg de deur van den
wachtpost met een smak dicht.
,Deze man wil onrecht door onrecht wre
ken!" zei de sergeant tegen zichzelf. „Hij
kiest het pad der vrijbuiters! Des te erger
voor hem. Hij is altijd een geschikte vallen
zetter geweest. Maar de dood van zijn oroer
heeft hem uit zijn evenwicht gerukt. We zul
len er wel spoedig meer van hooren!"
Sergeant Mike duchtte 't ergste. Nog geen
twee dagen later werd er al een postkoets
aangehouden en leeggeroofd door een ge-
maskerden struikroover en weer een dag
later een paard gestolen uit een afgelegen
ranch. De agent bracht een en ander in ver
band met het bezoek van John Jackson. Hij
besloot zijn waakzaamheid te verdubbelen
en zette verschillende posten uit.
Den derden avond na Jacksons bedreiging
hield 'n slede stil voor den eenzamen wacht
post. Twee agenten stapten er uit. Ze hadden
in het dichte onderhout een man ontdekt. Hij
was gewond aan den schouder en vertoon
de alle teekenen van er erg aan toe te zijn.
„Ben je voortvluchtig voor de Wet?" had
den ze gevraagd.
„Yes!" had de man geantwoord. En toen
hadden zij hem op hun slee geladen en
naar sergeant Mike gevoerd.
Deze hoorde het verhaal vol aandacht aan.
Zij maakten zijn gezicht schoon, en verbon
den zijn wond aan den schouder.
„Wie ben je eigenlijk?" vroeg Mike, toen
de vreemdeling wat op zijn gemak gekomen
was.
„Bill Jackson!" luidde het antwoord, in
derdaad. nu zag Mike het. Hij had veel weg
van John.
„Bil! ackson? Ik dacht, dat die al lang
in den Joekon-rivier lag!"
„Dan dacht je verkeerd, sergeant! Net zoo
goed als de rechtbank. Die had het ook niet
bij het rechte eind met mij.
Ik vluchtte. Ze haalden me in. Ze wondden
me aan m'n schouder en ik tuimelde naar
beneden. In mijn val sleurde ik een los rots
blok mee. Dat viel met een smak in het wa
ter. Ze dachten, dat ik het was. Maar ik was
gauw in 't winterhol van een grijzen beer
gekropen. En daar heb ik al die dagen ge
leefd. Maar nu kon ik het niet langer meer
volhouden. Ik ging op weg naar den wacht
post. Je mannen zagen mij. Nou, hier
ben ik!"
Mike dacht aan John! John, die altijd een
eerlijke kerel was geweest en die nu met het
plan rondliep den dood van een broer te
wrekendie in leven was! Dat moest tot
eiken prijs voorkomen worden.
Maar waar hing John ergens uit?
.Sergeant, geeft u ons verlof tot vertrek?
Vanavond komt de postkoets weer door den
hollen weg. Er is veel stofgoud met de koets
meegegeven. Misschien waagt de gemasker
de bandiet weer een aanval! En dan kunnen
we hem arresteeren!" zei de oudste der bei
de mounties.
„Ik ga met jullie mee, mannen! Mijn
vrouw zal Bill verzorgen. Misschien kunnen
wij een nieuwe misdaad voorkomen?"
De drie beambten der „Mounted Police"
begaven zich in de richting van den hollen
weg. Ze waren gewapend van top tot teen.
Karabijnen, revolvers, lasso's, alles hadden
ze bij zich. Maar Mike hoopte, dat hij John
zou kunnen waarschuwen eer hij een dwaze
daad zou begaan. De wolfshonden trokken
de sleden door de sneeuw. Een bittere kou
probeerde het bloed in de aderen te bevrie
zen. Het leven is hard aan de Joekon-rivier,
hard en moeilijk.
„Pang!" knalde plotseling eep schot door
den stillen nacht.
„Te laat!" dacht Mike. Ze zetten hun sle
den aan den kant. En renden naar den hol
len weg toe. Bij het zieke maanlicht zagen
ze het tooneel van den strijd. De postkoets
was aangehouden door een gemaskerden
roover. De weinige reizigers stonden met
hun handen in de hoogte. De koetsier had
juist bevel gekregen de zakken met stofgoud
uit te laden en te openen. Dreigend hield de
roover zijn revolver op hem gericht. Een
vrouw lag in de sneeuw blijkbaar had de
schurk haar geraakt.
„John Jackson, geef je over, of ik schiet!"
riep Mike den gemaskerde toe. Als eenig
antwoord kreeg hij een schampschot langs
zijn dij. Maar van dat oogenblik maakte de
koetsier gebruik. Bliksemsnel wendde hij
zich om en schoot den bandiet neer.
De sergeant liep op hem toe en lichtte het
zwarte masker van zijn snel inzakkend ge
zicht. Het was John Jackson niet, God
dank niet Het was Zwarte Eddie, „Black
Eddie", de gevreesde bandiet van het Hooge
Noorden.
„Black Eddie!" riep de mountie uit.
„Yes, mountie!Black Eddie! I'm
finished!" fluisterde de gevallen kerel. „Het
is afgeloopen met me!"
Terwijl één der mounties de gewonde da
me verzorgde en de andere den roover bij
stond in zijn laatste oogenblikken, wendde
Mike zich tot de reizigers. De koetsier ver
telde hun wedervaren:
,In het eerst ging alles goed. De motor van
de koets nam alle hindernissen.. Maar op de
helling van Yukon Hill pakten de wielen
niet meer. We begonnen gevaarlijk af te glij
den. Een man sprong uit het struikgewas.
Hij wierp armen vol sparretakken op de
sneeuw. Die hadden houthakkers daar zeker
achtergelaten. De wagen draaide nog wat
heen en weer maar kwam tenslotte op het
stroeve groen tot stilstand. Onze behulpzame
vriend kwam met zijn voet onder een van de
wielen terecht. Hij ligt binnen. We hebben
nog meer groen gestrooid en zoo klommen
we den heuvel op, om in den hollen weg
Black Eddie te ontmoeten! Het heeft ons dus
niet aan avonturen ontbroken!"
„En hoe maakt je gewonde het nu?" vroeg
Mike, vol belangstelling.
„Kijk maar eens sergeant, hij ligt binnen
onder de reisdekens!"
Mike sloeg de dekens weg. Hij keek den
vreemdeling in het gezicht.
„Ben jij het, John Jackson?"
„Precies, sergeant! En ik heb leelijk m'n
voet verstuikt! Je begrijpt zeker wel, waar
om ik daar lag, hè? Juist, in hinderlaag!
Maar toen ik hoorde, dat er vrouwen in de
koets zaten, wou ik niks doen! Ik heb lie
ver geholpen! En mijn voet gekneusd als
belooning!"
„Ik was juist naar je op zoek, John!" ant
woordde de mountie.
En hij vertelde alles van zijn broer, van
Bill!
„Wat? Is Bill nog in leven? En bij U op
den post?"
„Bill Jackson leeft, beste kerel, en nier
zijn twee van mijn mannen, die dat kunnen
bevestigen!"
„Wie.... spreekt.... daar.... van Bill
Jackson?" fluisterde de stervende bandiet.
„Wou je ons nog iets zeggen, Eddie, éér je
voor God verschijnt?" vroeg Mike.
„Ja.... sergeant. Niet.... Bill, ik heb de
bank beroofden den kassier.... ver
moord. Ik.... smeetmijn revolver.
voor Bill z'n deur.... om de schuld... op
hemte gooien. En nuGod zij
m'n ziel. genadig!"
„Amen!" fluisterde Mike. Hij stortte een
gebed voor den stervende. En drukte hem de
oogen toe.
Het bleek, dat Black Eddie ook de da
der was van de twee diefstallen die Mike
al aan John Jackson had toegeschreven. De
sergeant had den armen kerel nog juist bij
tijds van een misdaad afgehouden.
Het weerzien der beide broers laat zich
makkelijker voorstellen dan beschrijven. En
Bill Johnson werd door de rechtbank vol
ledig in zijn eer hersteld.
Rusteloos scheert Skua met zijn kornuiten
over den bevroren weg. 'n Schrale boel,
vandaag Geen vischje te bekennen Maar
kijk, daar staan menschen met voer in hun
hand. Nu kent Skua geen angst meer. Roef,
rukt hij het hompje brood bij de vingers
weg. En dadelijk daarna komt hij weer te
rug, een vliegend en tuimelend brok zilver
in de wintersche lucht.
Van zijn jeugd af was Skua schrokkerig
geweest en inhalig. Toen hij nog maar een
donker dotje pluimpjes was, zonder eenig
zilver, een kuiken, konden zijn ouders hem
nauwelijks voldoen. Met vollen krop sleep
ten zij het eten voor Skua uit zee. Maar
het jong schreeuwde altijd om méér méér,
van den wit-besmeurden rotskant af, waar
duizenden en duizenden nesten naast elkaar
lagen. Ja, hij was al lang en breed zélf „op
de vleugels", toen hij nóg bij zijn ouders
schooide om voerOp het laatst kregen zij
maling aan den schrok en lieten hem aan
zijn lot over. Even goed als het nest uit
zeewier en gras op den rand der rots.
Geleidelijk raakte Skua zijn bruine veeren
kwijt. Zilver-witte kwamen er voor in de
plaats. Dat was heusch geen slechte ruil
En tegen dat wit stak het geel van zijn sna
vel en het zwart aan de vleugelpunten
prachtig af. Menschen bleven geboeid staan
kijken, wanneer Skua, de ranke, slanke
meeuw, zijn koenste duikvluchten ten beste
gafZooiets kon een machine toch maar
nooit nabootsen
Skua bleef niet lang op één en dezelfde
plaats. Hij hield van afwisseling, ook al had
hij het ergens nog zoo goed. Graag zocht hij
de havens op, waar haringloggers uit zee
terugkeerden. De varenslui trakteerden hem
dan op menig hapje zeebanket.
Maar ook andere meeuwen kregen dat in
de gaten. En ooit liep dit uit op een woe
dend gekrijsch wie nu wel het lekkere
hapje zou bemachtigen? Tot Skua's veront
schuldiging moet gezegd worden, dat dit
een algemeene gewoonte bij het hongerige
meeuwenvolk is. Ziet de één wat van zijn
gading, de andere snelt haastig toe. Nog 'n
andereNog eenEn zoo ontstaan heele
kluwens van vechtende en krijschende
meeuwen.
Eens maakte hij een leuken tochtAchter
een pleizier-boot aan De boot koos zee. De
passagiers trakteerden Skua op kaakjes en
stukjes brood, restjes van vleesch en visch
En wat nog het leukste was: de reis kostte
den vogel haast geen inspanning. Hij maak
te „handig" gebruik van de lucht-strooming,
door het, groote schip veroorzaakt Hij
Skua vecht om zijn buit.
zweefde meer dan hij vloogSlechts zelden
hoefde hij zijn vleugels flink uit te slaan.
Het was een echt vacantie-reisje voor hem
De passagiers verwenden hem meer dan
barOp het laatst begon het hem toch wat
te vervelen. Hij vloog naar de kust terug,
waar de eb juist was ingetreden. Allerlei
gedierte lag op het natte strand. Skua deed
zich te goed aan garnalen en zee-egels. Slak
ken sloeg hij het huis stuk met zijn har
den snavel. Lukte dat niet, dan liet hij zijn
prooi uit groote hoogte vallen en deed zich
op den grond te goed aan den glibberigen
inhoudKieskeurig mag een meeuw niet
zijn
In de maand Juni schafte Skua zich een
levensgezellin aan. De meeuwen .vlogen naar
de rotsen, waar zij zelf eens uit het ei kro
pen Het duurde niet lang, of Skua was de
trotsche eigenaar van een nest met licht
geel en bruin gespikkelde eieren Uit die
eieren kwamen nieuwe „Skua's" die het on
stuimige vrijbuiters-leven van hun ouders
voortzetten.
W
Koko was druk doende in het tuintje van
tante Stijntje haar buren. Het had knapjes
gevroren en de vogels leden honger. Op ver
zoek van de buren reeg Koko olienootjes en
stukjes spekwoerd aan een draadje. Dat
draadje maakte hij vast tusschen twee strui
ken. Tot groot genoegen van de meezen, die
weldra hun mooiste toeren rond hun lieve
lingskostje vertoonden.
Plotseling werd er hevig gebeld.
„Woont hier Stijntje vroeg een schrale
stem.
„Nee, Stijn woont hier naast. Dat moest
ieder fatsoenlijk mensch toch weten, waar
Stijn woontzei buurvrouw.
Koko had het gesprek gehoord. Hij dacht
wat wil die man van tante Stijntje En hij
gaf zijn oogen den kost.
De man belde bij Stijntje aan; harder en
harder.
„Kom voor den dag, Stijn, houd je maar
niet wegJe moet nog twee termijnen van
den stofzuiger betalen schreeuwde de man.
En hij ging heel gemoedereerd op een
bank tusschen- twee struiken zitten, gehuld
in een lekkere jas.
,,'n Zeer brutaal heer dacht Koko „Tan
te is juist weg om te betalenIk zal hem
eens te pakken nemen
Over het muurtje heen riep de jongen
„Ga daar dadelijk weg, of ik laat Nero
op je los
„Al laat je je eigen los, ik blijf hier tot
ik m'n centen heb blèrde de man terug.
En hij smeet Koko een handvol grint naar
zijn gezicht.
Koko herinnerde zich juist op tijd zijn
lessen in buikspreken bij professor Ventri-
loque van het circus Burman en Beilay. Hij
richtte zijn stem naar tante Stijntje's slaap
kamer-raam, dat op een kiertje stond. Het
klankvolle geluid der achtbare weduwe klonk
ver over alle struiken heen
„Wat moet je van me, ezel
„Ezel Ezel Durf jij dat te roepen,
Stijn
toe en laat je hier nooit meer zienIk heb
genoeg van je, ezels kinnebak
„Éérst de twee laatste termijnen en an
ders raak je me niet kwijt! Kom eens te
voorschijn, als je het hart hebt
„Ik sta me sjuustement te wasschen, maar
ik zal eerder bij je zijn dan je lief is,
schaapskop
De schaapskop blaatte niet terug.
Hij neusde wat rond in het tuintje, gereed
om oogenblikkehjk de kuiten te nemen wan
neer Stijn zich al te krijgshaftig zou betoo-
nen. Want van haar roemruchte daden was
de stad vol.
Daar zag hij in het loodsje den. stof zuiger
staan. Hij morrelde wat aan het deurtje, tot
grooten schrik van Koko. De jongen merkte,
hoe hij na eenige moeite het deurtje open
kreeg.
„Ziezoo, dat ding gaat met mij mee
hoorde Koko hem triomfantelijk uitroepen.
„Stijn is hem kwijt en alles wat zij tot nu
toe betaald heeft bovendienIk heb gewon
nen éér er slag geleverd is 1"
Koko was ten einde raad. De man laadde
het zware ding op zijn schouders. Juist wilde
Koko een uitval wagentoen de indruk
wekkende figuur der weduwe Stijntje in het
tuinpoortje verscheen.
„Wat mót dat vroeg de weduwe aller-
gestrengst en met algeheele verwaarloozing
van het beschaafde Nederlandsch.
„Ik dacht, dat je boven op je slaapkamer
was, Stijntjestotterde de man onderdanig.
„Dan dacht ik, dat jij verkeerd dacht
besliste Stijn. En meteen gaf ze den brutalen
kerel een mep met haar paraplu op zijn
kaasbolletje. Het rare hoedje zakte tot over
zijn ooren neer.
„Je hebt geen recht meer op den stof
zuiger".
„Je bent twee termijnen ten achter
waagde -de ongelukkige nog.
„Al heb ik geen recht, jij hebt evengoed
rechtzei Stijn grootmoedig. „Hier, pak an,
récht voor je broek En de paraplu dreunde
op 's mans ingevallen broek neer
Hij liet den stofzuiger staan.
„Daar heb je je twee laatste termijnen 1"
snauwde Stijn en duwde hem niet erg zacht
jes de kwitantie onder z'n neus.
Ijlings koos hij het hazenpad. En voortaan
vermeed hij zorgvuldig de dappere buurt
waar Stijntje woonde
4