Dl IE J avonturen van Koko i 3 JANUARI Een heilige officier, Sint Gordius. Twee en hun DE BANDIET VAN HET HOOQE NOORDEN Skua, de meeuw. ZATERDAG 6 JANUARI 1940 DE OORLOG. PUZZLE. m De nnmerkeliike DE STOFZUIGER VAN TANTE STIJNTJE. SINT GORDIUS AAN HET HOOFD VAN ZIJN HONDERDSCHAP. (T „Ik durf nog véél meer! Ga naar je stal ftifiwr IIIBH»* Den derden Januari herdacht de voort levende Christus, de Katholieke Kerk, den marteldood van een soldaat, den hoofdman ier- honderd (centurio) Gordius. Zijn naam ™d in het Romeinsche leger een goeden klank. Algemeen roemde men zijn trouw, zijn toewijding, zijn stiptheid ook in het opvol gen der bevelen van zijn meerderen. Een buitengewone lichaamskracht stelde hem in staat de vermoeienissen van het krijgsbedrijf ie trotseeren. En boven alles blonk zijn lief de uit jegens de Kerk, die hij voorstond in Woord en, wat meer zegt, in gedrag. Over het Romeinsche wereldrijk regeerde in het begin der IV eeuw de zoon van een vrijgelatene, Diocletiaan. Wij hadden bijna geschreven: regeerde t e Rome, maar Rome was zijn residentie niet. Hij zetelde te Nicomedia, in Klein-Azië (heet tegenwoordig: Ismid). De geschiedschrijvers vertellen van hem veel goeds, en dat zal wel zoo zijn, maar hij noemde zich al bij zijn leven god! en vervolgde de Christenen, die weigerden de goddelijkheid der gestorven keizers te erkennen. In het jaar 303 begon onder Diocletiaan, de „zwaarste van alle vervolgingen", en zooiets kan toch nooit tot roem van een vorst strekken? De huizen der Katholieken wer den geplunderd. Vrouwen bij het hair over de straten gesleurd. Zelfs grijsaards moesten de vlucht nemen naar afgelegen streken, waar de soldaten van „den heer en god Diocletianus" niet zoo makkelijk konden doordringen. Het was een verschrikkelijke tijd. Gordius wilde niet langer in een leger dienen, dat zulke schanddaden bedreef. Hij legde zijn ambt als honderdman neer, verliet zijn goederen, zijn bezittingen, zijn vrienden en trok zich terug in de eenzaamheid. Daar bereidde hij zich voor op den strijd, die hem wachtte. Zijn baard groeide uit tot een .ver ward kluwen haar. Zijn kleeren sleten af tot flarden. Zijn lichaam toonde alle teekenen van ontbering en versterving. Maar achter zijn oogen begon een licht te blinken, dat ontstoken moest zijn aan Hooger Licht. Zoo verscheen hij op een zekeren dag in het circus van Cesarea, buiten de eigenlijke stad gelegen. Er waren feestelijke harddra verijen, ter eere van den oorlogsgod Mars, wagenrennen. Luid klonk de sterke stem van Gordius over de duizenden heen, toen hij uitriep: „Ik vertoon mij aan hen, die mij niet zoch ten. Ik maak mij bekend aan hen, die zich niet om mij bekommerden". De Heilige wil de zeggen: ik kom geheel vrijwillig en zon der dwang. Voor den gouverneur geleid, beleed hij openlijk en zonder omwegen, dat hij een zoon was der Katholieke Kerk. ,!De Chris ten-vervolging" ging hij voort „maakt mij niet bang. Aan de bevelen des Keizers tegen ons, stoor ik mij niet, want God moet men eerder gehoorzamen dan menscben!" De gouverneur gelastte aanstonds, dat men dezen Christen zou gevangen nemen. „Men zorge er voor, dat deze dwaas meer dan één dood lijde!" zeide hij. „Wij heb ben kruis en gevangenis, wilde dieren en het rad, bijlen en hamers genoeg om hun ont- trouw aan onzen heer en god, keizer Diocle tiaan, volledig te betalen!" „Ik ben van meening, gouverneur, dat het leed van deze aarde gering is, wanneer men bet vergelijkt met de eeuwige heerlijkheid, die ons door Christus is verworven!" ant woordde Gordius. Zijn vrienden, zijn bloedverwanten pro beerden hem tot andere gedachten te bren gen. „Belijd met den mond en de lippen Mars, met het hart den drie-eenigen God en ge zult uw leven redden!" sloegen zij hem voor. „Juist wie hun leven probeeren te redden, zullen het verliezen!" antwoordde de mar telaar met een woord van Christus Zélf. Beulen omringden hem. Geheel Cesarea liep uit. Zij dreven den geloofsheld naar een muur. Er flitste een zwaard. De centürio Gordius wijdde zijn bloed aan den Gekrui sigde en Zijn H. Kerk. Men schreef III Januari, en -de heilige Bis schop Basilius sprak de grafrede uit. Heilige Gordius, verkrijg voor ons een on wankelbaar geloof. heeft op een groot gedeelte van den aardbol beslag gelegd! Van elke honderd menschen zijn er zeventig min of meer bij een oorlog betrokken! Ga maar na: Duitschland (met Polen en Slowakije) be slaat 900.000 vierkante k.m., bewoond door 109 millioen menschen. Het Fransche en het Britsche wereldrijk samen beschikken over ruim 58 millioen vierk. k.m. met 653 millioen lieden. Rusland (met een ander stuk van Polen) bestrijkt 23 millioen vierk. k.m. en telt 184 millioen onderhoorigen; Finland 400.000 vierk. k.m. met vier millioen Finnen! David en Goliath! Eindelijk ligt Japan overhoop met China, gelijk bekend. De cijfers zijn voor Japan (met Mandsjoekwo) 2.700.000 vierk. k.m., 280 millioen onderdanen; voor China: 7,5 mil lioen vierk. k.m. en 300 millioen Chineezen! Zoodoende voeren 1530 millioen lieden strijd over een oppervlakte van 93 millioen vierk. k.m. De niet-strij denden tellen 613 millioen lui op een terrein an 54 millioen vierk. k.m., en zijn dus vèr in de minderheid! Op de kruisjes dwars en loodrecht een verschijnsel in den dampkring. 1XXXXXXXXX 2 X 3 X 4 X 5 X 6 X 7 X 8 X 9 X 1. Cirkelvormige strook in den dampkring, waarop zich al de kleuren van het spectrum vertoonen, het rood boven, het violet onder aan; 2. bevallig eenjarig plantje wiens bloempjes een blauwe, vierbladige bloem kroon dragen; 3. iemand die met slinksche streken omgaat; 4. gebakken vloertegel; 5. zichtbaar geworden waterdamp in de lucht; 6. smal stroomend water, dat nog overal doorwaadbaar is; 7. ijzerhoudende aarde; 8. voegwoord; 9 naam van een noot. •trnpx-ïiA- In het hooge Noorden, in de buurt van de Joekon-rivier, stond een politiepost der Ko ninklijke Noordelijke, Bereden Politie, kort weg: der „Mounted Police". „Bereden" niet omdat dit wapen gebruik maakt van paarden, maar van hondensleden. Voor paar den vormen die onherbergzame streken geen terrein. Aan de deur van dezen wachtpost werd op zekeren avond geklopt. Sergeant Mike (mijk) deed open. Een vreemdeling trad binnen, in warm bont gekleed. „Ik heet John Jackson, mountie!" zei hij tot den sergeant. „Jackson? Jackson?" antwoordde de moun tie (bereden agent) nadenkend. „Er zijn zooveel Jacksons? Je bent toch geen familie van Bill Jackson?" „Juist, ja, van Bill!" Hij was mijn jongste broer. Jullie hebt hem gevangen genomen, omdat de schijn tegen hem was. Maar ik zweer je, mountie, hij was net zoo onschul dig aan dien bankdiefstal als jij en ik. Hij wist uit jullie gevangenis te ontsnappen, en toen „Toen hebben wij hem achtervolgd, John! Dat was onze plicht. Aan de oevers van de Joekon-rivier haalden wij hem in. Hij was een heuvel opgevlucht. Wij raakten hem met onze karabijnen. Hij viel. Wij hoorden een zwaren plof in het water. Toen wij daar kwamen, hadden de golven en de ijsschotsen hem al weggesleurd!" „Terwijl hij niets gedaan had, sergeant. Het was een ernstige misgreep dezen armen jongen in de gevangenis te smijten, omdat hij den schijn tegen zich had. Het was een zware misdaad hem dood te schieten!" „Wel, John, de rechters vergissen zich niet licht. Het zijn en blijven echter menschen. Zij kunnen falen en, om eerlijk de waar heid te zeggen, ik heb wel goede dingen over je broer Bill gehoord. Het heeft mij altijd verwonderd, dat hij in de gevangenis raakte. Maar wat heeft dit te maken met je be zoek?" „Dat zal ik je vertellen, mountie! Kijk eens, wij in het Hooge Noorden volgen zoo onze eigen opvattingen, zie je. Het mag we zen, dat die niet altijd volgens de wet zijn, maar voor ons gelden ze even goed. De wet heeft mijn jongsten broer vermoord. Ik zal dat de wet betaald zetten: oog om oog, tand om tand! En als ze mij dan te pakken krijgt, dan zal ze gelijk hebben. Maar licht zal dit niet gaan!" „John Jackson!" zei de sergeant streng. „Indien er al een verkeerde daad begaan is door de arrestatie van je broer, daar volgt nog niet uit, dat jij het aantal verkeerde da den nog met een moet vermeerderen! Ik raad je aan: volg den ordelijken weg. En vraag eerherstel voor je gedooden broer!" „Ik volg mijn eigen weg, mountie, den weg der wildernis. Je zult eerstdaags van mij hooren!" besloot John. Hij tikte tegen zijn breeden hoed, en sloeg de deur van den wachtpost met een smak dicht. ,Deze man wil onrecht door onrecht wre ken!" zei de sergeant tegen zichzelf. „Hij kiest het pad der vrijbuiters! Des te erger voor hem. Hij is altijd een geschikte vallen zetter geweest. Maar de dood van zijn oroer heeft hem uit zijn evenwicht gerukt. We zul len er wel spoedig meer van hooren!" Sergeant Mike duchtte 't ergste. Nog geen twee dagen later werd er al een postkoets aangehouden en leeggeroofd door een ge- maskerden struikroover en weer een dag later een paard gestolen uit een afgelegen ranch. De agent bracht een en ander in ver band met het bezoek van John Jackson. Hij besloot zijn waakzaamheid te verdubbelen en zette verschillende posten uit. Den derden avond na Jacksons bedreiging hield 'n slede stil voor den eenzamen wacht post. Twee agenten stapten er uit. Ze hadden in het dichte onderhout een man ontdekt. Hij was gewond aan den schouder en vertoon de alle teekenen van er erg aan toe te zijn. „Ben je voortvluchtig voor de Wet?" had den ze gevraagd. „Yes!" had de man geantwoord. En toen hadden zij hem op hun slee geladen en naar sergeant Mike gevoerd. Deze hoorde het verhaal vol aandacht aan. Zij maakten zijn gezicht schoon, en verbon den zijn wond aan den schouder. „Wie ben je eigenlijk?" vroeg Mike, toen de vreemdeling wat op zijn gemak gekomen was. „Bill Jackson!" luidde het antwoord, in derdaad. nu zag Mike het. Hij had veel weg van John. „Bil! ackson? Ik dacht, dat die al lang in den Joekon-rivier lag!" „Dan dacht je verkeerd, sergeant! Net zoo goed als de rechtbank. Die had het ook niet bij het rechte eind met mij. Ik vluchtte. Ze haalden me in. Ze wondden me aan m'n schouder en ik tuimelde naar beneden. In mijn val sleurde ik een los rots blok mee. Dat viel met een smak in het wa ter. Ze dachten, dat ik het was. Maar ik was gauw in 't winterhol van een grijzen beer gekropen. En daar heb ik al die dagen ge leefd. Maar nu kon ik het niet langer meer volhouden. Ik ging op weg naar den wacht post. Je mannen zagen mij. Nou, hier ben ik!" Mike dacht aan John! John, die altijd een eerlijke kerel was geweest en die nu met het plan rondliep den dood van een broer te wrekendie in leven was! Dat moest tot eiken prijs voorkomen worden. Maar waar hing John ergens uit? .Sergeant, geeft u ons verlof tot vertrek? Vanavond komt de postkoets weer door den hollen weg. Er is veel stofgoud met de koets meegegeven. Misschien waagt de gemasker de bandiet weer een aanval! En dan kunnen we hem arresteeren!" zei de oudste der bei de mounties. „Ik ga met jullie mee, mannen! Mijn vrouw zal Bill verzorgen. Misschien kunnen wij een nieuwe misdaad voorkomen?" De drie beambten der „Mounted Police" begaven zich in de richting van den hollen weg. Ze waren gewapend van top tot teen. Karabijnen, revolvers, lasso's, alles hadden ze bij zich. Maar Mike hoopte, dat hij John zou kunnen waarschuwen eer hij een dwaze daad zou begaan. De wolfshonden trokken de sleden door de sneeuw. Een bittere kou probeerde het bloed in de aderen te bevrie zen. Het leven is hard aan de Joekon-rivier, hard en moeilijk. „Pang!" knalde plotseling eep schot door den stillen nacht. „Te laat!" dacht Mike. Ze zetten hun sle den aan den kant. En renden naar den hol len weg toe. Bij het zieke maanlicht zagen ze het tooneel van den strijd. De postkoets was aangehouden door een gemaskerden roover. De weinige reizigers stonden met hun handen in de hoogte. De koetsier had juist bevel gekregen de zakken met stofgoud uit te laden en te openen. Dreigend hield de roover zijn revolver op hem gericht. Een vrouw lag in de sneeuw blijkbaar had de schurk haar geraakt. „John Jackson, geef je over, of ik schiet!" riep Mike den gemaskerde toe. Als eenig antwoord kreeg hij een schampschot langs zijn dij. Maar van dat oogenblik maakte de koetsier gebruik. Bliksemsnel wendde hij zich om en schoot den bandiet neer. De sergeant liep op hem toe en lichtte het zwarte masker van zijn snel inzakkend ge zicht. Het was John Jackson niet, God dank niet Het was Zwarte Eddie, „Black Eddie", de gevreesde bandiet van het Hooge Noorden. „Black Eddie!" riep de mountie uit. „Yes, mountie!Black Eddie! I'm finished!" fluisterde de gevallen kerel. „Het is afgeloopen met me!" Terwijl één der mounties de gewonde da me verzorgde en de andere den roover bij stond in zijn laatste oogenblikken, wendde Mike zich tot de reizigers. De koetsier ver telde hun wedervaren: ,In het eerst ging alles goed. De motor van de koets nam alle hindernissen.. Maar op de helling van Yukon Hill pakten de wielen niet meer. We begonnen gevaarlijk af te glij den. Een man sprong uit het struikgewas. Hij wierp armen vol sparretakken op de sneeuw. Die hadden houthakkers daar zeker achtergelaten. De wagen draaide nog wat heen en weer maar kwam tenslotte op het stroeve groen tot stilstand. Onze behulpzame vriend kwam met zijn voet onder een van de wielen terecht. Hij ligt binnen. We hebben nog meer groen gestrooid en zoo klommen we den heuvel op, om in den hollen weg Black Eddie te ontmoeten! Het heeft ons dus niet aan avonturen ontbroken!" „En hoe maakt je gewonde het nu?" vroeg Mike, vol belangstelling. „Kijk maar eens sergeant, hij ligt binnen onder de reisdekens!" Mike sloeg de dekens weg. Hij keek den vreemdeling in het gezicht. „Ben jij het, John Jackson?" „Precies, sergeant! En ik heb leelijk m'n voet verstuikt! Je begrijpt zeker wel, waar om ik daar lag, hè? Juist, in hinderlaag! Maar toen ik hoorde, dat er vrouwen in de koets zaten, wou ik niks doen! Ik heb lie ver geholpen! En mijn voet gekneusd als belooning!" „Ik was juist naar je op zoek, John!" ant woordde de mountie. En hij vertelde alles van zijn broer, van Bill! „Wat? Is Bill nog in leven? En bij U op den post?" „Bill Jackson leeft, beste kerel, en nier zijn twee van mijn mannen, die dat kunnen bevestigen!" „Wie.... spreekt.... daar.... van Bill Jackson?" fluisterde de stervende bandiet. „Wou je ons nog iets zeggen, Eddie, éér je voor God verschijnt?" vroeg Mike. „Ja.... sergeant. Niet.... Bill, ik heb de bank beroofden den kassier.... ver moord. Ik.... smeetmijn revolver. voor Bill z'n deur.... om de schuld... op hemte gooien. En nuGod zij m'n ziel. genadig!" „Amen!" fluisterde Mike. Hij stortte een gebed voor den stervende. En drukte hem de oogen toe. Het bleek, dat Black Eddie ook de da der was van de twee diefstallen die Mike al aan John Jackson had toegeschreven. De sergeant had den armen kerel nog juist bij tijds van een misdaad afgehouden. Het weerzien der beide broers laat zich makkelijker voorstellen dan beschrijven. En Bill Johnson werd door de rechtbank vol ledig in zijn eer hersteld. Rusteloos scheert Skua met zijn kornuiten over den bevroren weg. 'n Schrale boel, vandaag Geen vischje te bekennen Maar kijk, daar staan menschen met voer in hun hand. Nu kent Skua geen angst meer. Roef, rukt hij het hompje brood bij de vingers weg. En dadelijk daarna komt hij weer te rug, een vliegend en tuimelend brok zilver in de wintersche lucht. Van zijn jeugd af was Skua schrokkerig geweest en inhalig. Toen hij nog maar een donker dotje pluimpjes was, zonder eenig zilver, een kuiken, konden zijn ouders hem nauwelijks voldoen. Met vollen krop sleep ten zij het eten voor Skua uit zee. Maar het jong schreeuwde altijd om méér méér, van den wit-besmeurden rotskant af, waar duizenden en duizenden nesten naast elkaar lagen. Ja, hij was al lang en breed zélf „op de vleugels", toen hij nóg bij zijn ouders schooide om voerOp het laatst kregen zij maling aan den schrok en lieten hem aan zijn lot over. Even goed als het nest uit zeewier en gras op den rand der rots. Geleidelijk raakte Skua zijn bruine veeren kwijt. Zilver-witte kwamen er voor in de plaats. Dat was heusch geen slechte ruil En tegen dat wit stak het geel van zijn sna vel en het zwart aan de vleugelpunten prachtig af. Menschen bleven geboeid staan kijken, wanneer Skua, de ranke, slanke meeuw, zijn koenste duikvluchten ten beste gafZooiets kon een machine toch maar nooit nabootsen Skua bleef niet lang op één en dezelfde plaats. Hij hield van afwisseling, ook al had hij het ergens nog zoo goed. Graag zocht hij de havens op, waar haringloggers uit zee terugkeerden. De varenslui trakteerden hem dan op menig hapje zeebanket. Maar ook andere meeuwen kregen dat in de gaten. En ooit liep dit uit op een woe dend gekrijsch wie nu wel het lekkere hapje zou bemachtigen? Tot Skua's veront schuldiging moet gezegd worden, dat dit een algemeene gewoonte bij het hongerige meeuwenvolk is. Ziet de één wat van zijn gading, de andere snelt haastig toe. Nog 'n andereNog eenEn zoo ontstaan heele kluwens van vechtende en krijschende meeuwen. Eens maakte hij een leuken tochtAchter een pleizier-boot aan De boot koos zee. De passagiers trakteerden Skua op kaakjes en stukjes brood, restjes van vleesch en visch En wat nog het leukste was: de reis kostte den vogel haast geen inspanning. Hij maak te „handig" gebruik van de lucht-strooming, door het, groote schip veroorzaakt Hij Skua vecht om zijn buit. zweefde meer dan hij vloogSlechts zelden hoefde hij zijn vleugels flink uit te slaan. Het was een echt vacantie-reisje voor hem De passagiers verwenden hem meer dan barOp het laatst begon het hem toch wat te vervelen. Hij vloog naar de kust terug, waar de eb juist was ingetreden. Allerlei gedierte lag op het natte strand. Skua deed zich te goed aan garnalen en zee-egels. Slak ken sloeg hij het huis stuk met zijn har den snavel. Lukte dat niet, dan liet hij zijn prooi uit groote hoogte vallen en deed zich op den grond te goed aan den glibberigen inhoudKieskeurig mag een meeuw niet zijn In de maand Juni schafte Skua zich een levensgezellin aan. De meeuwen .vlogen naar de rotsen, waar zij zelf eens uit het ei kro pen Het duurde niet lang, of Skua was de trotsche eigenaar van een nest met licht geel en bruin gespikkelde eieren Uit die eieren kwamen nieuwe „Skua's" die het on stuimige vrijbuiters-leven van hun ouders voortzetten. W Koko was druk doende in het tuintje van tante Stijntje haar buren. Het had knapjes gevroren en de vogels leden honger. Op ver zoek van de buren reeg Koko olienootjes en stukjes spekwoerd aan een draadje. Dat draadje maakte hij vast tusschen twee strui ken. Tot groot genoegen van de meezen, die weldra hun mooiste toeren rond hun lieve lingskostje vertoonden. Plotseling werd er hevig gebeld. „Woont hier Stijntje vroeg een schrale stem. „Nee, Stijn woont hier naast. Dat moest ieder fatsoenlijk mensch toch weten, waar Stijn woontzei buurvrouw. Koko had het gesprek gehoord. Hij dacht wat wil die man van tante Stijntje En hij gaf zijn oogen den kost. De man belde bij Stijntje aan; harder en harder. „Kom voor den dag, Stijn, houd je maar niet wegJe moet nog twee termijnen van den stofzuiger betalen schreeuwde de man. En hij ging heel gemoedereerd op een bank tusschen- twee struiken zitten, gehuld in een lekkere jas. ,,'n Zeer brutaal heer dacht Koko „Tan te is juist weg om te betalenIk zal hem eens te pakken nemen Over het muurtje heen riep de jongen „Ga daar dadelijk weg, of ik laat Nero op je los „Al laat je je eigen los, ik blijf hier tot ik m'n centen heb blèrde de man terug. En hij smeet Koko een handvol grint naar zijn gezicht. Koko herinnerde zich juist op tijd zijn lessen in buikspreken bij professor Ventri- loque van het circus Burman en Beilay. Hij richtte zijn stem naar tante Stijntje's slaap kamer-raam, dat op een kiertje stond. Het klankvolle geluid der achtbare weduwe klonk ver over alle struiken heen „Wat moet je van me, ezel „Ezel Ezel Durf jij dat te roepen, Stijn toe en laat je hier nooit meer zienIk heb genoeg van je, ezels kinnebak „Éérst de twee laatste termijnen en an ders raak je me niet kwijt! Kom eens te voorschijn, als je het hart hebt „Ik sta me sjuustement te wasschen, maar ik zal eerder bij je zijn dan je lief is, schaapskop De schaapskop blaatte niet terug. Hij neusde wat rond in het tuintje, gereed om oogenblikkehjk de kuiten te nemen wan neer Stijn zich al te krijgshaftig zou betoo- nen. Want van haar roemruchte daden was de stad vol. Daar zag hij in het loodsje den. stof zuiger staan. Hij morrelde wat aan het deurtje, tot grooten schrik van Koko. De jongen merkte, hoe hij na eenige moeite het deurtje open kreeg. „Ziezoo, dat ding gaat met mij mee hoorde Koko hem triomfantelijk uitroepen. „Stijn is hem kwijt en alles wat zij tot nu toe betaald heeft bovendienIk heb gewon nen éér er slag geleverd is 1" Koko was ten einde raad. De man laadde het zware ding op zijn schouders. Juist wilde Koko een uitval wagentoen de indruk wekkende figuur der weduwe Stijntje in het tuinpoortje verscheen. „Wat mót dat vroeg de weduwe aller- gestrengst en met algeheele verwaarloozing van het beschaafde Nederlandsch. „Ik dacht, dat je boven op je slaapkamer was, Stijntjestotterde de man onderdanig. „Dan dacht ik, dat jij verkeerd dacht besliste Stijn. En meteen gaf ze den brutalen kerel een mep met haar paraplu op zijn kaasbolletje. Het rare hoedje zakte tot over zijn ooren neer. „Je hebt geen recht meer op den stof zuiger". „Je bent twee termijnen ten achter waagde -de ongelukkige nog. „Al heb ik geen recht, jij hebt evengoed rechtzei Stijn grootmoedig. „Hier, pak an, récht voor je broek En de paraplu dreunde op 's mans ingevallen broek neer Hij liet den stofzuiger staan. „Daar heb je je twee laatste termijnen 1" snauwde Stijn en duwde hem niet erg zacht jes de kwitantie onder z'n neus. Ijlings koos hij het hazenpad. En voortaan vermeed hij zorgvuldig de dappere buurt waar Stijntje woonde 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 1