JIMMY EN JOY. Mijnhardtjes :W;J3vlS ''l Zaterdag 6 jamtart 194ö DE VERDUISTERINGS- AFFAIRE TE BATAVIA. Algemeene ontvangers gedupeerd HET „COEN-MUSETJM Een fraai en interessant gebouw. DR. N. M. JOSEPHUS JOTA EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD J •sM DE ONTSNAPPING DE „JUNO" BRENGT PALESTIJN- SCHE SINAASAPPELEN MEE. Het scliip passeerde gisteravond Vlissingen. TOEPASSING MERKENWET. KARWIJZAAD. ROYALE GIFT VOOR HET FINSCHE ROODE KRUIS. Een hoogst verdienstelijk Nederlander verlaat het ambtelijk leven. 1 - it i:rm$ - ii&jfmij SOCIËTEIT VAN JESUS. Bijzonderheden uit het jongste jaarverslag. OP OFFICIEREN GESCHOTEN. KONINKLIJKE BESLUITEN. Naar het „B.N." verneemt staat thans reeds vast dat het door den accountant E. F. J. verduisterde bedrag tenminste op 180.000 dient te worden gesteld. Het onderzoek is intusschen nog niet beëindigd. Gebleken is ook, dat de fraudes zich uit strekken over een periode van drie vier jaren. Alle algemeene ontvangers in West Java zijn door deze affaire gedupeerd, daar het er thans ernstig op begint te lijken dat het gou vernement het aan belasting restituties aan J. uitbetaalde bedrag nogmaals aan Jotin Peet en Co. en de bij haar in administratie zijnde ondernemingen zal moeten uitbeta len. De machtigingen strekten formeel n.L niet tot het in ontvangst nemen van gelden. Mocht het land inderdaad de restituties nogmaals uitbetalen, dan lijdt het geen twij fel of de betrokken algemeene ontvangers zullen met de schade worden belast. Het is nog niet bekend, welk deel van het verduisterde bedrag precies uit restituties bestaat en welk deel uit bedragen, welke J. bij 's lands kas had moeten storten, doch in ieder geval is dit deel wel zoo groot dat de betrokkenen vermoedelijk tot hun dood toe bij het land in de schuld zullen staan. Het geval J. stelt de onderzoekende instan ties iederen dag opnieuw voor verrassingen. Het s.s. „Juno" van de K.N.S.M. is gister avond, komende van de Duins, waar het schip aan de gebruikelijke Britsche controle maatregelen is onderworpen, Vlissingen ge passeerd. De „Juno" bevond zich van Palestina met een lading sinaasappelen op reis naar Ant werpen, waar een gedeelte der lading zal worden gelost. De lossing van het overige deel zal te Am sterdam geschieden. Dit zullen dan de eer ste Palestijnsche sinaasappelen zijn, welke ons land in dit seizoen bereiken. Kraelit der inschrijving van een merk. De Hooge Raad wees gisteren arrest in een procedure tusschen de Zwitsersche vennoot schap Trybol en de chemische fabriek Trie- bolit De vennootschap eischte de veroordeeling van deze firma op grond van inbreuk op het woordmerk Trybol, dat is ingeschreven in het openbare register krachtens de merken- wet. De chemische fabriek voerde tot ver weer, dat de Trybol weliswaar haar merk had ingeschreven, maar het nimmer in Ne derland heeft gebruikt. Nadat de rechtbank te Amsterdam de vor dering had afgewezen, heeft het hof aldaar in hooger beroep overwogen, dat het merk tribolit in hoofdzaak overeenstemt met het merk trybol. Het legde aan de fabriek be wijs op, dat de vennootschap het merk Try bol hier te lande niet heeft gebruikt gedu rende de laatste drie jaren, voorafgaande aan den datum der inleidende dagvaarding (art. 3 merkenwet). Het hof achtte het bewijs geslaagd, overwoog, dat het doen inschrijven van een merk niet is een „gebruiken" van het merk, maar dient om het „gebruiken" en speciaal het „eerste gebruik" te bewijzen, en bekrachtigde het in eerste instantie ge wezen vonnis. De Zwitsersche vennootschap kwam van deze uitspraak in cassatie. De Hooge Raad overwoog, dat het feit, dat Trybol haar merk deed inschrijven, haar niet vrijwaart tegen het vervallen van het recht tot uitsluitend gebruik van dat merk wegens het niet ge bruiken gedurende drie jaren. Het cassatie beroep werd mitsdien verworpen. Dit onderzoek heeft plaats gehad in de gemeenten, waar karwij was geteeld voor den oogst 1939. De oppervlakte, met karwij beteeld voor den oogst 1940, bedroeg 4343 ha., hetgeen 111 pet. meer is dan de beteelde oppervlakte voor den oogst 1939 (na het uitvriezen), toen deze 2062 ha. bedroeg. In de provincie Groningen, waar bijna 50 pet. van alle karwij wordt verbouwd, be droeg de vermeerdering 155 pet., in Noord holland 42 pet., in Zeeland 235 pet. en in Noordbrabant 298 pet. De opbrengst aan zaad bedroeg in 1938 5646 ton. In het tijdvak 1 Juli 1938 tot 30 Juni 1939 werd 5848 ton karwijzaad uitgevoerd en 450 ton ingevoerd zoodat de aanwezige voorraad verminderde met 5398 ton, ongeacht het binnenlandsch verbruik en de vermindering door sorteeren en indrogen In het tijdvak 1 Juli 1939 tot 30 November 1939 bedroeg de uit- en invoer respectievelijk 1060 en 130 ton. Een Nederlander, die onbekend wenscht te blijven, heeft den secretaris van de Finsch- Nederlandsche vereeniging gisteren medege deeld een gift van 10.000 beschikbaar te stellen ten behoeve van het Finsche Roode Kruis. Aneta schrijft over het Museum der stich ting „Oud-Batavia" aan het Stadhuisplein te Batavia nog het volgende: De voormalige goedang van Geo Wehry is geheel verbouwd en gemetamorfoseerd. Wie hem betreedt, voelt zich aanstonds omvan- vangen door een eigenaardige sfeer. Men loopt er gelijkvloers over roodstenen pla vuizen. Over roodgekleurde trappen met goudgebiesde leuningen komt men op de eerste étage, waarvan de vloer geheel uit roodgeverfde planken bestaat. Men beweegt zich tusschen antieke meubels, prenten en boeken, en de indruk, dat men zich in een historische omgeving bevindt, wordt vervol maakt door de kleeding der bedienden, die in een schilderachtig costuum gestoken zijn, een getrouwe copie van de traditioneele dracht der inlandsche huisbedienden in het begin der 19de eeuw. Gelijkvloers bevinden zich een vestibule, een „kerkkamer" met de houten maquette der kerk, die zich eertijds op deze plek ver hief, een „gouverneurs-generaal-kamer" met de portlttten van de 19 landvoogden, wier graven zich daarin bevonden, een werkver trek, een binnenhof en een ruimte, die als leeszaal kan worden gebruikt. De binnenhof is het glanspunt van het geheele gebouw. Hier toch werden de graven van Coen en van 18 andere landvoogden zoomede van verscheidene landsdienaren, hun echtgenoo- ten en hun familieleden, gelocaliseerd. Ont werper en uitvoerders zijn er volkomen in geslaagd, daarvan een geheel te maken, dat door zijn sobere voornaamheid imponeert. Op een basement van Cheribonsche natuur steen trachiet verheffen zich meters- hooge wanden van Hollandschen baksteen, een uiterst fraaie combinatie. In deze wan den zijn ter eenre de grafzerken van eenige overleden landvoogden gemetseld, ter andere de namen vermeld van J. P. Coen en de 18 andere gou-verneurs-generaal. Een zeer ge slaagde vondst is verder, dat aan die zijde het dak is weggelaten, zoodat slechts de blauwe hemel zich erboven koepelt. De étage wordt vrijwel geheel in beslag genomen door de collectie boekeh en pren ten van jhr. mr. P. R. Feith, aangevuld met een kleine verzameling van prachtige herin neringsborden. Het zou ons te ver voeren ons te begeven in een beschrijving van deze collectie, die in Ned.-Indië stellig haar we dergade niet vindt. Bij K. B. van 21 December is aan dr. N. M. Josephus Jitta met ingang van 1 Januari 1940 op zijn verzoek eervol ontslag verleend als voorzitter van den gezondheidsraad, met dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten door hem aan den lande bewezen. Het eervol ontslag aan dr. Josephus Jitta als voorzitter van den gezondheidsraad maakt een einde aan een uitzonderlijk lang ambtelijk leven van een hoogst verdienste lijk Nederlander, die niet alleen in ons land maar ook in het buitenland zeer gewaar deerd wordt wegens zijn wetenschappelijke verdiensten en zijn aangeboren beminne lijkheid. Dr. Jitta is 16 Mei 1858 te Amsterdam ge boren, waar hij in 1884 tot doctor in de medicijnen promoveerde op een proefschrift over „haemaglobinusie en haemaglobinae- mie". Hij vestigde zich te Amsterdam als oogarts en kreeg al spoedig naam vooral door zijn werk ter bestrijding van het zoo genaamde trachoom. Ook in het openbare leven van de hoofd stad trad hij zeer op den voorgrond. Hij werd lid van den raad en daarna wethou der. Als zoodanig trad hij in 1917 af en toen Beteelde oppervlakte voor den oogst 1940. Evenals vorige jaren heeft de directie van den landbouw tot een aantal burge meesters het verzoek gericht om, met mede werking der commissies van bijstand voo: de landbouwstatistiek, een onderzoek in te stellen naar de met karwij bezette opper vlakte voor den oogst 1940. (Nadruk verboden). Op de brug van het Britsche s.s. „Scythia verd deze stalen schuilplaats geplaatst, waarvan de kapitein van het schip ge bruik zal kunnen maken bij eventueele aanvallen op zijn vaartuig. Hij is dan m de gelegenheid om met minder risico op de brug van zijn schip te blijven. Na regen komt zonneschijn.... Zoo gaat het ook in het leven. Er kunnen moeilijke dagen komen, uit verdriet en zorg, maar ook daaraan komt weer een eind en menige droevige dag brengt nog een blijden avond. Dat hebben ook die twee dappere Engel- sche kinderen ondervonden, Joy Wallace en haar broertje Jimmy, die door een vreemden samenloop van omstandigheden alleen door het land zwierven, en daarbij met veel te genspoed te kampen hadden en allerhande avonturen beleefden. Als het verhaal begint, hebben ze juist een avontuur meegemaakt dat nog ernstige gevolgen zal hebben. Op een klein station hadden zij n.l. gezien, hoe een man een tasch gestolen had van een officier, waarin waarschijnlijk geheime pa pieren van het leger zaten. Flink als ze wa ren, hadden ze niet aan zichzelf gedacht, doch op hun beurt weer de tasch aan den dief ontfutseld. De dief zelf, die zich in een wagon van een goederentrein verstopt had, was later gearresteerd. En nu achteraf kwam de angst dat zij zelf misschien als helpers van den dief beschouwd zouden worden. Ze lieten daarom de tasch in een herberg langs den weg achter en kwamen zonder tasch als twee kleine zwervertjes op een gastvrije boerderij, „De •Appelhof", terecht, waar zij door den boer en de boerin liefde rijk opgenomen werden en het Kerstfeest mede mochten vieren. Evengoed als de an dere kinderen vonden ze des morgens ook mooie cadeautjes in hun schoen, door den Kerstman er in gelegd (want je weet wel, dat in Engeland de Kerstman voor de kin deren zorgt, in plaats van St. Nicolaas bij ons). Maar het glanspunt van den dag was toch, toen des avonds de Kerstman zelf kwam, met pepernoten en lekkers. Toen er echter genoeg gestrooid en ge zongen engegeten was, werd de Kerst man ineens heel ernstig. „Komt, jongens en meisjes, jelui moet niets geheim houden voor den Kerstman", roep deze uit. „Die vermiste tasch was heel belangrijk, en ik moet haar terugvinden. Weet iemand er iets van af?" „Neen, kerstman!" riepen de kinderen wild dooreen, en één voegde er, onder alge meen gelach, aan toe: „Laat die tasch maar loopen! Wij willen onze cadeautjes van den kerstboom hebben Joy en Jimmy waren stil, en de kerstman streek nadenkend door zijn baard. „Hm", mompelde hij, „dan zult jelui nog even moeten wachten terwijl ik zelf naar de tasch zoek". Tot aller teleurstelling wendde hij zich om en schreed naar den grooten bijkeuken, waar een tooneel heerschte, dat scherp afstak tegen de vroolijkheid rondom den kerst boom. Boer Binks stond daar met zijn vrouw; beiden keken zeer ernstig, en Oom Podger groette de witgebaarde figuur met een bezorgde uitdrukking op het dikke goedhartige gelaat. De kerstman nam zijn witte pruik en baard af, ontdeed zich van zijn langen, met bont omzoomden mantel, en stond daar nu in den uniform van een politieman. „De jongen en het meisje hebben het vast en zeker gedaan, Binks" zei hij, terwijl hij zich met een zakdoek het zweet van het voorhoofd wischte. „Er kan niet aan getwij feld worden. U hadt dat meisje moeten zien kijken, toen ik van de vermiste tasch sprak. „Maar ik kan het niet gelooven", hield oom Podger vol. „Zij maakten niet den in druk van kinderen, die iets zouden stelen Wat vindt jij, Martha?" vroeg hij, zich tot zijn zuster wendend. „Zij zien er zoo eerlijk uit als goud", merkte deze vastberaden op. „Je kunt niet altijd naar het uiterlijk oor- deelen", gromde de agent. „Ik heb meisjes gekend met gezichten als engelen en die zouden je de. knoopen van je vest stelen". „Maar wiens tasch is het eigenlijk, die u denkt, dat zij gestolen hebben, agent?" vroeg de boer. Zij was het eigendom van een brigade generaal in het leger, en bevat documenten van groot gewicht. Er is een man opgepakt, die zich in een goederentrein verborgen had- Hij is nu onder arrest. Men gelooft, dat hij voornamelijk verantwoordelijk is voor den diefstal. Die kinderen waren zijn medeplich tigen". En verdenkt u ze ervan er met de tasch vandoor gegaan te zijn vroeg de boerin. „Precies, vrouw Binks." „Maar zij droegen in het geheel geen tasch bracht Oom Podger in het midden. „Dat bewijst niets, zij kunnen haar ergens verborgen hebben", antwoordde de agent. „Maar, herinnert u zich ook of die kleine jongen een pet droeg?" „Ik geloof het niet.Hij was blootshoofds, daarvan ben ik zeker", antwoordde de dikke Oom. „Hm!" mompelde de agent. „Dat had ik wel gedacht. Ik zal eens met dat stel praten, als u het goed vindt, mijnheer", en zich tot de boerin wendend: „Ik wil dien anderen kin deren geen schrik op het lijf jagen. Dat zou niet leuk zijn op een feestavond. Het beste is misschien dat u ze hier haalt dan kan ik rustig met ze spreken". Vrouw Binks knikte bevestigend, al scheen zij het minder prettig te vinden. Zij was een goede ziel, en dit was wel een heel onver wacht eind van een heel prettigen dag. Zij begaf zich naar de deur, en gluurde den keuken in. Joy!" riep zij. „Jimmy! komt eens een oogenblikje hier, lievelingen!" Zij kwamen onmiddellijk, en de boerin sloot de deur achter hen. Toen Joy en Jimmy de strenge figuur in uniform zagen, werd datgene wat zij gevreesd hadden, bevestigd. ,Deze agent heeft je iets te vragen, Jim my", zeide de boerin. „Het is nogal ernstig. „Juist", zeide agent, iets uit zijn zak te voorschijn halend. „Heb je die pet ooit van te voren gezien.' De agent grinnikte weer eens en greep naar zijn helm die op tafel lag. „Dat is voldoende, vrouw Binks," zeide hij. „Ik zal ze maar mee naar het station nemen. Het spijt mij dat ik het feest ver stoord heb, maar ik vrees dat dit de schuld is van dien heer. En hij keek met grimmig verwijt naar Oom Podger. „Het is niet verstandig zwervers onderdak te verleenen, mijnheer, zelfs niet op Kerst mis. U hadt ten slotte iets van waarde kun nen kwijt raken, bij voorbeeld uw.... hallo, wat is dat hier!" Met plotseling wantrouwen boog hij zich voorover, en vatte Joy bij den tengeren póls, terwijl hij wees op den zilveren armband, dien zij zoq' trotsch heel den dag gedragen had. „Sieraden, hè?" gromde hij, „waar heb je dat gestolen?" „Heb het niet gestolen.'t hoort van mij!" Joy wendde zich tot hem met roode wangen; heete tranen van verontwaardiging welden op in haar blauwe oogen. „Het is een kerst geschenk!" riep zij uit. „Het was in mijn kous, nietwaar, vrouw Binks?" „Zeker, Joy!" antwoordde deze bijna even verontwaardigd. „Allang goed!" De agent grijnsde, terwijl hij haar losliet, begaf zich naar de achter deur en wierp deze open. „Maak maar zoo'n drukte niet, jonge dame. Hoe kon ik weten dat je het niet gestolen hadHé, Char- liep!" riep hij. Men hoorde een zwaren stap en een tweede geuniformde figuur verscheen. Met tranen in de oogen verlieten Joy en Jimmy het vertrek. Joy wierp nog een be droefden blik achter zich op de vriendelijke, Ty V" „Kijk eens Joy", fluisterde Jimmy". „Laat ons ervan door gaan „Ja", antwoordde Jimmy zonder aarzelen, „Die is van mij!" „Haha!" riep de agent grinnikend uit. „Dat had ik zoo al gedacht! Waar heb je haar ver loren?" Nu aarzelde Jimmy, maar Joy, thans vast besloten voor de waarheid uit te komen, liet zich hooren: „Hij heeft haar op den spoorlijn laten val len." „Haha!" riep de agent (die veel van dezen uitroep scheen te houden) met een breeden grijns van voldoening uit. „Nu beginnen wij op te schieten. Jelui beidjes moest maar lie ver opbiechten en de waarheid 1 vertellen, anders zit er nog wat op! Wat is er gebeurd met die tasch, die je gestolen hebt uit de wachtkamer van het station te Prestley?" „Wij hebben geen tasch gestolen," ant woordde Joy hem uitdagend aankijkend. Zij wendde zich tot oom Podger, als wilde zij een beroep op hem doen. „Wij hebben de tasch niet gestolen. Maar wij weten wie haar wel weggenomen heeft. Het was een man die zich verstopt had in een melkvat. En toen hij de tasch weggenomen had, ver stopte hij zich in een wagen van een goe derentrein, die het station binnengereden was." „Waarom heb je dat niet aan den eigenaar verteld, Joy?" vroeg mevr. Binks. Daarvoor was geen tijd," antwoordde Joy. „De trein zette zich in beweging en wij had den slechts tijd om er op te springen en mee te rijden. Wij wilden den man volgen in de hoop die tasch terug te krijgen." De agent grijnsde alleronaangenaamst. „En die man was een vreemde, hè?" vroeg hij sarcastisch. „Jelui kenden hem natuur lijk niet, wat?" „Neen", zeide Joy, „wij wisten niet wie hij was. ,En toen hij wist dat er gevaar bestond dat hij gepakt zou worden heeft hij jelui zeker ook niet weggestuurd met de tasch om deze te verbergen?" vervolgde de politieman spottend. „O, neen, dat heeft hij niet ge daan?" f' Jeen, zeker niet!" zei Joy driftig. bezorgde gezichten van de hartelijke men- schen die een eenzame Kerstmis herschapen hadden in twee dagen van onvergetelijke vreugde dagen, die als een gulden droom in hun herinnering zouden blijven. Nu was helaas de droom vervlogen! Voor hen althans was dit heerlijke feest van de Appelhof voorbij. Na de gezellige keuken der boerderij met haar feestelijke versiering van hulst en marentak maakte op de beklaagden het politiebureau te Brinsley een kouden en naargeestigen indruk. Jou en Jimmy waren over een afstand van eenige mijlen daarheen gebracht per politie auto. Het dorre gelaat van den strengen inspecteur, die hen ondervroeg, was geheel in ovêreenstemming met het grimmig aan zien van het vertrek en van het heele ge bouw. „Je wilt mij dus wijsmaken dat je dien man nooit van te voren gezien hebt en niet weet wie hij is?" vroeg hij barsch. „Hij is ons vreemd en wij kennen hem niet," betuigde Joy. „En je beweert die tasch uit den wagen genomen te hebben terwijl hij sliep. Waarom heb je dat gedaan?" „Omdat wij wisten dat hij haar gestolen had." „Waarom heb je haar dan niet op de ge bruikelijke manier aan de politie ter hand gesteld?" „Dat hebben wij willen doen," antwoordde Joy. „Later durfden wij niet. Wij dachten dat als de man zich uit de voeten maakte, de po litie ons niet gelooven zou. Dat zij zou zeg gen dat wij haar gestolen hadden. Wij lie ten de tasch in een melksalon in een dorp, in welks buurt wij van den trein sprongen. Wij dachten dat de politie haar wel ^vinden zou en aan den eigenaar teruggeven." „Hm.!" De inspecteur scheen niet overtuigd te zijn, hetgeen men hem eigenlijk niet kwa lijk zou kunnen nemen. Hij streek zich na- Teg«*i «He wint«(sche ktjalsi Twee stuks 10 ct..— Twaalf stuks 50 CS, Reel. S472DGVS 7 denkend over de kin, en wendde zich tot den majoor tot wien hij óp zachte toon sprak. Hij noemden den naam van een café, en nam vervolgens een telefoonboek op, waarin hij begon te bladeren. „Dat zal het zijn", hoorden zij hem mom pelen. „Wij zullen er spoedig achter komen. Bel ze op." Joy en Jimmy wachtten achter in het ver trek, terwijl de majoor een nummer aan vroeg. Hij sprak met een zachte, maar diepe stem. Zich vervolgens tot den inspecteur wendend, mompelde hij: „Zij weten er niets van af." „Hm!" gromde de inspecteur. „Precies wat ik gedacht had. „Wij zullen jelui hier vasthouden", zeide hij streng, „terwijl een nader onderzoek in gesteld wordt." En tot den agent: „Neem ze mee, naar binnen en sluit ze op." De majoor voerde hen naar een klein aangrenzend vertrek, waarvan hij de deur achter zich sloot, den sleutel omdraaiend. Joy keek naar Jimmy met tranen van ver driet in haar oogen. Zij besefte nu dat zij een fout gemaakt hadden door de tasch niet bij zich te houden en de dingen flink onder de oogen te zien. „Zij zullen zeggen dat wij haar gestolen hebben en de waarheid niet vertellen, Jimmy. Zij zullen zeggen dat wij bij dien man hoorden enen Plotseling zweeg zij. Haar blik was ge vallen op een krant van den vorigen avond, welke op een stoel achtergelaten was. „Kijk, Jimmy!" riep zij ontsteld uit. Met verschrikte oogen en droge lippen las zij hem voor wat de krant vertelde. Drieste roof aan plattelandsstation. Diefstal van belangrijke documenten. In het blad werd verder medegedeeld hoe een lederen valies, toebehoorende aan brigadegeneraal Badgery van het vierde legercorps uit een stationswachtkamer ge stolen was. Een waarschuwing was getele foneerd naar alle stations aan de spoorlijn, en een man die, naar men meende, deel uit maakte van een bende buitenlandsche agen ten, was in een goederentrein verborgen gevonden en in hechtenis genomen. De tasch en de documenten, betrekking hebbend op geheim verdedigingswerk, werden echter nog vermist. „De politie", vervolgde het blad, „zoekt naar een jongen en een meisje, van wie men aanneemt dat zij de medeplichtigen van den dief geweest zijn. Een aanwijzing, in den vorm van een jongenspet, is op de lijn ge vonden, en kan van groot gewicht blijken te zijn." Joy's gelaat was bleek toen zij met onthut ste oogen haar broer aankeek. „Dat zijn wij", fluisterde zij. Zij legde de krant met bevende vingers neer. De zaak was ernstiger dan zij gedacht had, en zij wist niet wat te doen. Als de tasch eens nooit gevonden werd, wat dan? Als die belangrijke documenten verloren wa ren! Zij en Jimmy zouden de schuld krijgen, misschien wel in de gevangenis gezet wor den. Zij bedekte het gelaat met de handen. „O, Jimmy," fluisterde zij heesch. „Wat kunnen wij doen?" Gelijk steeds als Joy ten einde raad scheen te zijn, hield Jimmy den moed er in. Zijn schrandere en vastbesloten oogen had den op dit oogenblik iets ontdekt. Het venster in het vertrek, waarin zij zich bevonden, was een der weinige in het poli tiebureau die niet getralied waren. Het stond aan den bovenkant een weinig open zeker een verzuim van den majoor. Jimmy wees er schielijk naar. „Kijk eens, Joy!" fluisterde hij. „Laat ons er vandoor gaan!" Onder andere omstandigheden zou Joy niet in zulk een soort plan toegestemd hebben. Nu zij zich evenwel ongelukkig en bijna radeloos gevoelde, greep zij de kans om te ontsnappen, gaarne aan. „Gaat dat, Jimmy? Durven wij?" „Jakom aan!" zei hij gejaagd. Jimmy snelde naar het venster en gluurde naar buiten. Hij zag neer op een binnen plaats achter het politiebureau. Alle? was rustig." „In. orde," fluisterde Jimmy. „Er is nie mand." Hij nam een stoel, klom er op, en troa voorzichtig het venster omlaag. In een oogwenk was hij naar buiten ge klommen en had zich van het kozijn neerge laten. Ademloos volgde Joy hem, en nu stonden zij bij elkaar onder het venster. De binnenplaats scheen verlaten te zijn. Er stonden een paar politieauto's. Tegenover het bureau, tegen een hoogen muur van baksteen, waren de garages. Jimmy greep de hand van zijn zuster. „Dezen kant uit, Joy", fluisterde hij, voort sluipend. „Över het dak, en dan over den achtermuur." Joy knikte, snel met hem meeloopend. Maar plotseling hielden zij stil. Hun harten bleven stilstaan. Want de deur van een der auto's, recht voor hen uit, was eensklaps opengegaan en een krachtige gedaante sprong uit den wagen. Daar stond een politieagent en versperde hun den weg. Hij riep Joy en Jimmy bij zich, en noteerde hun namen in een boek. de centrale gezondheidsraad, later vervan gen door den adviseerenden gezondheids raad werd ingesteld benoemde de regeering hem tot voorzitter van dat college Naast zijn voorzitterschap van den gezond heidsraad heeft dr. Jitta vele bestuursfunc ties. vervuld ten bate van de wetenschap en de volksgezondheid. Als Nederlandsch ver tegenwoordiger in het „comité permanent de l'office international d'hygiène publi- que" nam dr. Jitta deel aan het Volken- bondswerk. Herhaaldelijk leidde hij verga deringen van dit comité te Parijs en te Ge- nève. Zijn groote tact en kennis van de Fransche taal maakten hem bij uitstek ge schikt aan dergelijke bijeenkomsten leiding te geven.. Zeer vele onderscheidingen vielen dr. Jitta ten deel. Hij is ridder in den Neder- landschen Leeuw commandeur en groot officier van de orde van Oranje Nassau en heeft ook verscheidene buitenlandsche or den. De vorige week heeft minister van den Tempel met eenige hoofdambtenaren van het departement van Sociale Zaken ten hui ze van dr. Jitta afscheid van hem genomen. Het laatste jaarverslag der Sociëteit van Jesus vermeldt, dat de orde op 1 Januari 1939 uit 25.954 leden bestond, die verdeeld waren over 8 assistenties met 50 provincies, 7 afhankelijke vice-provincies, 43 missie gebieden en 1190 colleges en kerken. Het talrijkst zijn de jesuieten onder de Engelsch sprekende volken (7200) en onder de Spaansch-Portugeesche (6100); dan volgen de Franschen (met Walen en Canadeezen 4500); Duitschers en Italianen (beide on geveer 2200), Polen en andere Slaven (ruim 1500); Hongaren zijn er 350 en Nederlanders 730. Het aantal missionarissen bedroeg 3785, van wie 1268 werkzaam waren in Voor- Indië (met Ceylon), 803 in China, 265 in de Philippijnen, 260 in den Levant (Klein-Azië, Syrië, Egypte), 175 in Java, 89 in Japan, 15 in Irak. In Afrika heeft de congregatie 495 missionarissen, in Amerika onder de rood huiden en de negers 373 en op de eilanden der Stille Zuidzee 36. De missiën der Socië teit beschikten over 40 seminaries, 15 uni versiteiten, 169 middelbare scholen, 67 nor maalscholen, 65 ambachtsscholen en 7817 lagere scholen; het aantal leerlingen bedraagt ongeveer een half millioen. Bovendien zijn er 155 weeshuizen, 70 ziekenhuizen. 349 polyklinieken, 25 drukkerijen en 115 tijd schriften. Het aantal doopsels bedroeg 234.878, communiën 28.389.112, huwelijken 22.944. De 436 colleges der jesuieten buiten de missiegebieden telden 138.307 leerlingen. De wetenschappelijke arbeid der orde toonde zich o.a. in de uitgave van 1112 tijdschrif ten in 50 talen. In 104 retraitehuizen werden aan 680.788 deelnemers de geestelijke oefeningen ge geven. Het Apostolaat des Gebeds omvat 125.787 centra, 1260 diocesane leiders, 35 millioen leden, 72 tijdschriften en 56 andere bladen. De Mariacongregatie, de Eucharis tische Kruistocht en de Broederschap van den Zaligen Dood namen ook dit jaar weer op verblijdende wijze toe. Acht jaar geëischt tegen sergeant. Voor den Bosschen kijgsraad stond gisteren terecht de 30-jarige dienstplichtige sergeant B. H., die op 9 September jl. te Gendringen een aantal schoten heeft gelost uit zijn geweer op de eerste luitenants J. K. en C. R. Verdachte, die den laatsten tijd erg veel dronk, had daarover van genoemde officieren een terechtwijzing gehad. Hij had zich hier over erg boos gemaakt. Den bewusten avond had hij eenige café's bezocht en zich uitge laten, dat er wel eens iets kon gebeuren, terwijl hij bovendien een geweer bij zich had, dat hij met vijf scherpe patronen had geladen. Toen hij de beide genoemde officie ren ontmoette, loste hij een schot en vluchtte vervolgens in de struiken langs den weg. De officieren, die geen van beiden getroffen, waren, sommeerden hem bij hen te komen, doch in plaats daarvan loste H. nog vier schoten op hen, zonder hen ook nu echter te raken. Daarop is hij gearresteerd. Verdachte bekende het ten laste gelegde, doch zeide, dat het eerste schot per ongeluk was afgegaan. Overigens had hij slechts over de luitenants heen gevuurd om hen te intimi- deeren. De auditeur-militair, die opzet bewezen achtte, alsook de bedoeling om de beide meerderen te treffen, eischte acht jaar ge vangenisstraf met ontslag uit den dienst en ontzegging van de bevoegdheid om bij de gewapende macht te dienen. De verdediger, mr. L. 't Hooft uit Vught, pleitte clementie. (Wordt vervolgd). Bij Kon. besl. zijn benoemd en aangesteld, bij het reserve-personeel der landmacht, tot reserve-kapitein: A. te rekenen van 16 October 1939, bij het wapen der infanterie, ter nadere indeeling door of vanwege den minister van Defensie, de reserve-eerste-luitenant P. J. M. H o c k s, van het 5de regiment infanterie; B. te rekenen van 18 Augustus 1939, bij het wapen der genie, bij het 3de regiment genie troepen, de reserve-eerste-luitenant ir. A. J. Donkersloot, van dat regiment; is met ingang van 1 Januari 1940, benoemd en aangesteld, bij het reserve-personeel der landmacht, bij het wapen der cavalerie, ter nadere indeeling door of vanwege den minis ter van Defensie, tot reserve-eerste-luiten»' de eervol ontslagen reserve-eerste-luitc^» der cavalerie J. H. C. Valckenie* K i p s; is benoemd en aangesteld, bij het reserve- personeel der landmacht, bij het wapen der genie, bij het 2de regiment genietroepen, tot reservekapitein, de reserve-kapitein B. H e r- m a n, van 't 20ste regiment infanterie, zulks onder gelijktijdig eervol ontslag uit zijn te genwoordige militaire betrekking; is met ingang van 16 Januari 1940, be noemd bij de Koninklijke marine-reserve voor vast, tot officier van gezondheid der 2de klasse voor speciale diensten de heer G Ch. F. B r i i k b o k.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 4