JIMMY EN JOY.
Mijnhardtjes
:W;J3vlS
''l
Zaterdag 6 jamtart 194ö
DE VERDUISTERINGS-
AFFAIRE TE BATAVIA.
Algemeene ontvangers
gedupeerd
HET „COEN-MUSETJM
Een fraai en interessant
gebouw.
DR. N. M. JOSEPHUS JOTA
EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD
J
•sM
DE ONTSNAPPING
DE „JUNO" BRENGT PALESTIJN-
SCHE SINAASAPPELEN MEE.
Het scliip passeerde gisteravond
Vlissingen.
TOEPASSING MERKENWET.
KARWIJZAAD.
ROYALE GIFT VOOR HET FINSCHE
ROODE KRUIS.
Een hoogst verdienstelijk Nederlander
verlaat het ambtelijk leven.
1
-
it i:rm$
-
ii&jfmij
SOCIËTEIT VAN JESUS.
Bijzonderheden uit het jongste
jaarverslag.
OP OFFICIEREN GESCHOTEN.
KONINKLIJKE BESLUITEN.
Naar het „B.N." verneemt staat thans reeds
vast dat het door den accountant E. F. J.
verduisterde bedrag tenminste op 180.000
dient te worden gesteld. Het onderzoek is
intusschen nog niet beëindigd.
Gebleken is ook, dat de fraudes zich uit
strekken over een periode van drie vier
jaren.
Alle algemeene ontvangers in West Java
zijn door deze affaire gedupeerd, daar het er
thans ernstig op begint te lijken dat het gou
vernement het aan belasting restituties aan
J. uitbetaalde bedrag nogmaals aan Jotin
Peet en Co. en de bij haar in administratie
zijnde ondernemingen zal moeten uitbeta
len.
De machtigingen strekten formeel n.L
niet tot het in ontvangst nemen van gelden.
Mocht het land inderdaad de restituties
nogmaals uitbetalen, dan lijdt het geen twij
fel of de betrokken algemeene ontvangers
zullen met de schade worden belast.
Het is nog niet bekend, welk deel van het
verduisterde bedrag precies uit restituties
bestaat en welk deel uit bedragen, welke J.
bij 's lands kas had moeten storten, doch in
ieder geval is dit deel wel zoo groot dat de
betrokkenen vermoedelijk tot hun dood toe
bij het land in de schuld zullen staan.
Het geval J. stelt de onderzoekende instan
ties iederen dag opnieuw voor verrassingen.
Het s.s. „Juno" van de K.N.S.M. is gister
avond, komende van de Duins, waar het
schip aan de gebruikelijke Britsche controle
maatregelen is onderworpen, Vlissingen ge
passeerd.
De „Juno" bevond zich van Palestina met
een lading sinaasappelen op reis naar Ant
werpen, waar een gedeelte der lading zal
worden gelost.
De lossing van het overige deel zal te Am
sterdam geschieden. Dit zullen dan de eer
ste Palestijnsche sinaasappelen zijn, welke
ons land in dit seizoen bereiken.
Kraelit der inschrijving van een merk.
De Hooge Raad wees gisteren arrest in een
procedure tusschen de Zwitsersche vennoot
schap Trybol en de chemische fabriek Trie-
bolit
De vennootschap eischte de veroordeeling
van deze firma op grond van inbreuk op het
woordmerk Trybol, dat is ingeschreven in
het openbare register krachtens de merken-
wet. De chemische fabriek voerde tot ver
weer, dat de Trybol weliswaar haar merk
had ingeschreven, maar het nimmer in Ne
derland heeft gebruikt.
Nadat de rechtbank te Amsterdam de vor
dering had afgewezen, heeft het hof aldaar
in hooger beroep overwogen, dat het merk
tribolit in hoofdzaak overeenstemt met het
merk trybol. Het legde aan de fabriek be
wijs op, dat de vennootschap het merk Try
bol hier te lande niet heeft gebruikt gedu
rende de laatste drie jaren, voorafgaande
aan den datum der inleidende dagvaarding
(art. 3 merkenwet). Het hof achtte het bewijs
geslaagd, overwoog, dat het doen inschrijven
van een merk niet is een „gebruiken" van
het merk, maar dient om het „gebruiken"
en speciaal het „eerste gebruik" te bewijzen,
en bekrachtigde het in eerste instantie ge
wezen vonnis.
De Zwitsersche vennootschap kwam van
deze uitspraak in cassatie. De Hooge Raad
overwoog, dat het feit, dat Trybol haar merk
deed inschrijven, haar niet vrijwaart tegen
het vervallen van het recht tot uitsluitend
gebruik van dat merk wegens het niet ge
bruiken gedurende drie jaren. Het cassatie
beroep werd mitsdien verworpen.
Dit onderzoek heeft plaats gehad in de
gemeenten, waar karwij was geteeld voor
den oogst 1939.
De oppervlakte, met karwij beteeld voor
den oogst 1940, bedroeg 4343 ha., hetgeen
111 pet. meer is dan de beteelde oppervlakte
voor den oogst 1939 (na het uitvriezen),
toen deze 2062 ha. bedroeg.
In de provincie Groningen, waar bijna
50 pet. van alle karwij wordt verbouwd, be
droeg de vermeerdering 155 pet., in Noord
holland 42 pet., in Zeeland 235 pet. en in
Noordbrabant 298 pet.
De opbrengst aan zaad bedroeg in 1938
5646 ton.
In het tijdvak 1 Juli 1938 tot 30 Juni 1939
werd 5848 ton karwijzaad uitgevoerd en 450
ton ingevoerd zoodat de aanwezige voorraad
verminderde met 5398 ton, ongeacht het
binnenlandsch verbruik en de vermindering
door sorteeren en indrogen In het tijdvak
1 Juli 1939 tot 30 November 1939 bedroeg de
uit- en invoer respectievelijk 1060 en
130 ton.
Een Nederlander, die onbekend wenscht te
blijven, heeft den secretaris van de Finsch-
Nederlandsche vereeniging gisteren medege
deeld een gift van 10.000 beschikbaar te
stellen ten behoeve van het Finsche Roode
Kruis.
Aneta schrijft over het Museum der stich
ting „Oud-Batavia" aan het Stadhuisplein te
Batavia nog het volgende:
De voormalige goedang van Geo Wehry is
geheel verbouwd en gemetamorfoseerd. Wie
hem betreedt, voelt zich aanstonds omvan-
vangen door een eigenaardige sfeer. Men
loopt er gelijkvloers over roodstenen pla
vuizen. Over roodgekleurde trappen met
goudgebiesde leuningen komt men op de
eerste étage, waarvan de vloer geheel uit
roodgeverfde planken bestaat. Men beweegt
zich tusschen antieke meubels, prenten en
boeken, en de indruk, dat men zich in een
historische omgeving bevindt, wordt vervol
maakt door de kleeding der bedienden, die
in een schilderachtig costuum gestoken zijn,
een getrouwe copie van de traditioneele
dracht der inlandsche huisbedienden in het
begin der 19de eeuw.
Gelijkvloers bevinden zich een vestibule,
een „kerkkamer" met de houten maquette
der kerk, die zich eertijds op deze plek ver
hief, een „gouverneurs-generaal-kamer" met
de portlttten van de 19 landvoogden, wier
graven zich daarin bevonden, een werkver
trek, een binnenhof en een ruimte, die als
leeszaal kan worden gebruikt. De binnenhof
is het glanspunt van het geheele gebouw.
Hier toch werden de graven van Coen en
van 18 andere landvoogden zoomede van
verscheidene landsdienaren, hun echtgenoo-
ten en hun familieleden, gelocaliseerd. Ont
werper en uitvoerders zijn er volkomen in
geslaagd, daarvan een geheel te maken, dat
door zijn sobere voornaamheid imponeert.
Op een basement van Cheribonsche natuur
steen trachiet verheffen zich meters-
hooge wanden van Hollandschen baksteen,
een uiterst fraaie combinatie. In deze wan
den zijn ter eenre de grafzerken van eenige
overleden landvoogden gemetseld, ter andere
de namen vermeld van J. P. Coen en de 18
andere gou-verneurs-generaal. Een zeer ge
slaagde vondst is verder, dat aan die zijde
het dak is weggelaten, zoodat slechts de
blauwe hemel zich erboven koepelt.
De étage wordt vrijwel geheel in beslag
genomen door de collectie boekeh en pren
ten van jhr. mr. P. R. Feith, aangevuld met
een kleine verzameling van prachtige herin
neringsborden. Het zou ons te ver voeren
ons te begeven in een beschrijving van deze
collectie, die in Ned.-Indië stellig haar we
dergade niet vindt.
Bij K. B. van 21 December is aan dr. N.
M. Josephus Jitta met ingang van 1 Januari
1940 op zijn verzoek eervol ontslag verleend
als voorzitter van den gezondheidsraad, met
dankbetuiging voor de vele en gewichtige
diensten door hem aan den lande bewezen.
Het eervol ontslag aan dr. Josephus Jitta
als voorzitter van den gezondheidsraad
maakt een einde aan een uitzonderlijk lang
ambtelijk leven van een hoogst verdienste
lijk Nederlander, die niet alleen in ons land
maar ook in het buitenland zeer gewaar
deerd wordt wegens zijn wetenschappelijke
verdiensten en zijn aangeboren beminne
lijkheid.
Dr. Jitta is 16 Mei 1858 te Amsterdam ge
boren, waar hij in 1884 tot doctor in de
medicijnen promoveerde op een proefschrift
over „haemaglobinusie en haemaglobinae-
mie". Hij vestigde zich te Amsterdam als
oogarts en kreeg al spoedig naam vooral
door zijn werk ter bestrijding van het zoo
genaamde trachoom.
Ook in het openbare leven van de hoofd
stad trad hij zeer op den voorgrond. Hij
werd lid van den raad en daarna wethou
der. Als zoodanig trad hij in 1917 af en toen
Beteelde oppervlakte voor den oogst 1940.
Evenals vorige jaren heeft de directie
van den landbouw tot een aantal burge
meesters het verzoek gericht om, met mede
werking der commissies van bijstand voo:
de landbouwstatistiek, een onderzoek in te
stellen naar de met karwij bezette opper
vlakte voor den oogst 1940.
(Nadruk verboden).
Op de brug van het Britsche s.s. „Scythia
verd deze stalen schuilplaats geplaatst,
waarvan de kapitein van het schip ge
bruik zal kunnen maken bij eventueele
aanvallen op zijn vaartuig. Hij is dan m
de gelegenheid om met minder risico op
de brug van zijn schip te blijven.
Na regen komt zonneschijn.... Zoo gaat
het ook in het leven. Er kunnen moeilijke
dagen komen, uit verdriet en zorg, maar ook
daaraan komt weer een eind en menige
droevige dag brengt nog een blijden avond.
Dat hebben ook die twee dappere Engel-
sche kinderen ondervonden, Joy Wallace en
haar broertje Jimmy, die door een vreemden
samenloop van omstandigheden alleen door
het land zwierven, en daarbij met veel te
genspoed te kampen hadden en allerhande
avonturen beleefden.
Als het verhaal begint, hebben ze juist
een avontuur meegemaakt dat nog ernstige
gevolgen zal hebben.
Op een klein station hadden zij n.l. gezien,
hoe een man een tasch gestolen had van een
officier, waarin waarschijnlijk geheime pa
pieren van het leger zaten. Flink als ze wa
ren, hadden ze niet aan zichzelf gedacht,
doch op hun beurt weer de tasch aan den
dief ontfutseld.
De dief zelf, die zich in een wagon van
een goederentrein verstopt had, was later
gearresteerd. En nu achteraf kwam de angst
dat zij zelf misschien als helpers van
den dief beschouwd zouden worden.
Ze lieten daarom de tasch in een herberg
langs den weg achter en kwamen zonder
tasch als twee kleine zwervertjes op een
gastvrije boerderij, „De •Appelhof", terecht,
waar zij door den boer en de boerin liefde
rijk opgenomen werden en het Kerstfeest
mede mochten vieren. Evengoed als de an
dere kinderen vonden ze des morgens ook
mooie cadeautjes in hun schoen, door den
Kerstman er in gelegd (want je weet wel,
dat in Engeland de Kerstman voor de kin
deren zorgt, in plaats van St. Nicolaas bij
ons). Maar het glanspunt van den dag was
toch, toen des avonds de Kerstman zelf
kwam, met pepernoten en lekkers.
Toen er echter genoeg gestrooid en ge
zongen engegeten was, werd de Kerst
man ineens heel ernstig.
„Komt, jongens en meisjes, jelui moet
niets geheim houden voor den Kerstman",
roep deze uit. „Die vermiste tasch was heel
belangrijk, en ik moet haar terugvinden.
Weet iemand er iets van af?"
„Neen, kerstman!" riepen de kinderen
wild dooreen, en één voegde er, onder alge
meen gelach, aan toe: „Laat die tasch maar
loopen! Wij willen onze cadeautjes van den
kerstboom hebben
Joy en Jimmy waren stil, en de kerstman
streek nadenkend door zijn baard.
„Hm", mompelde hij, „dan zult jelui nog
even moeten wachten terwijl ik zelf naar de
tasch zoek".
Tot aller teleurstelling wendde hij zich om
en schreed naar den grooten bijkeuken,
waar een tooneel heerschte, dat scherp afstak
tegen de vroolijkheid rondom den kerst
boom. Boer Binks stond daar met zijn
vrouw; beiden keken zeer ernstig, en Oom
Podger groette de witgebaarde figuur met
een bezorgde uitdrukking op het dikke
goedhartige gelaat.
De kerstman nam zijn witte pruik en
baard af, ontdeed zich van zijn langen, met
bont omzoomden mantel, en stond daar nu
in den uniform van een politieman.
„De jongen en het meisje hebben het vast
en zeker gedaan, Binks" zei hij, terwijl hij
zich met een zakdoek het zweet van het
voorhoofd wischte. „Er kan niet aan getwij
feld worden. U hadt dat meisje moeten zien
kijken, toen ik van de vermiste tasch sprak.
„Maar ik kan het niet gelooven", hield
oom Podger vol. „Zij maakten niet den in
druk van kinderen, die iets zouden stelen
Wat vindt jij, Martha?" vroeg hij, zich tot
zijn zuster wendend.
„Zij zien er zoo eerlijk uit als goud",
merkte deze vastberaden op.
„Je kunt niet altijd naar het uiterlijk oor-
deelen", gromde de agent. „Ik heb meisjes
gekend met gezichten als engelen en die
zouden je de. knoopen van je vest stelen".
„Maar wiens tasch is het eigenlijk, die
u denkt, dat zij gestolen hebben, agent?"
vroeg de boer.
Zij was het eigendom van een brigade
generaal in het leger, en bevat documenten
van groot gewicht. Er is een man opgepakt,
die zich in een goederentrein verborgen had-
Hij is nu onder arrest. Men gelooft, dat hij
voornamelijk verantwoordelijk is voor den
diefstal. Die kinderen waren zijn medeplich
tigen".
En verdenkt u ze ervan er met de tasch
vandoor gegaan te zijn vroeg de boerin.
„Precies, vrouw Binks."
„Maar zij droegen in het geheel geen tasch
bracht Oom Podger in het midden.
„Dat bewijst niets, zij kunnen haar ergens
verborgen hebben", antwoordde de agent.
„Maar, herinnert u zich ook of die kleine
jongen een pet droeg?"
„Ik geloof het niet.Hij was blootshoofds,
daarvan ben ik zeker", antwoordde de dikke
Oom.
„Hm!" mompelde de agent. „Dat had ik
wel gedacht. Ik zal eens met dat stel praten,
als u het goed vindt, mijnheer", en zich tot de
boerin wendend: „Ik wil dien anderen kin
deren geen schrik op het lijf jagen. Dat zou
niet leuk zijn op een feestavond. Het beste
is misschien dat u ze hier haalt dan kan
ik rustig met ze spreken".
Vrouw Binks knikte bevestigend, al scheen
zij het minder prettig te vinden. Zij was een
goede ziel, en dit was wel een heel onver
wacht eind van een heel prettigen dag. Zij
begaf zich naar de deur, en gluurde den
keuken in.
Joy!" riep zij. „Jimmy! komt eens een
oogenblikje hier, lievelingen!"
Zij kwamen onmiddellijk, en de boerin
sloot de deur achter hen. Toen Joy en Jimmy
de strenge figuur in uniform zagen, werd
datgene wat zij gevreesd hadden, bevestigd.
,Deze agent heeft je iets te vragen, Jim
my", zeide de boerin. „Het is nogal ernstig.
„Juist", zeide agent, iets uit zijn zak te
voorschijn halend. „Heb je die pet ooit van
te voren gezien.'
De agent grinnikte weer eens en greep
naar zijn helm die op tafel lag.
„Dat is voldoende, vrouw Binks," zeide
hij. „Ik zal ze maar mee naar het station
nemen. Het spijt mij dat ik het feest ver
stoord heb, maar ik vrees dat dit de schuld
is van dien heer.
En hij keek met grimmig verwijt naar Oom
Podger.
„Het is niet verstandig zwervers onderdak
te verleenen, mijnheer, zelfs niet op Kerst
mis. U hadt ten slotte iets van waarde kun
nen kwijt raken, bij voorbeeld uw.... hallo,
wat is dat hier!"
Met plotseling wantrouwen boog hij zich
voorover, en vatte Joy bij den tengeren póls,
terwijl hij wees op den zilveren armband,
dien zij zoq' trotsch heel den dag gedragen
had. „Sieraden, hè?" gromde hij, „waar heb
je dat gestolen?"
„Heb het niet gestolen.'t hoort van mij!"
Joy wendde zich tot hem met roode wangen;
heete tranen van verontwaardiging welden
op in haar blauwe oogen. „Het is een kerst
geschenk!" riep zij uit. „Het was in mijn
kous, nietwaar, vrouw Binks?"
„Zeker, Joy!" antwoordde deze bijna even
verontwaardigd.
„Allang goed!" De agent grijnsde, terwijl
hij haar losliet, begaf zich naar de achter
deur en wierp deze open. „Maak maar zoo'n
drukte niet, jonge dame. Hoe kon ik weten
dat je het niet gestolen hadHé, Char-
liep!" riep hij.
Men hoorde een zwaren stap en een tweede
geuniformde figuur verscheen.
Met tranen in de oogen verlieten Joy en
Jimmy het vertrek. Joy wierp nog een be
droefden blik achter zich op de vriendelijke,
Ty
V"
„Kijk eens Joy", fluisterde Jimmy". „Laat ons ervan door gaan
„Ja", antwoordde Jimmy zonder aarzelen,
„Die is van mij!"
„Haha!" riep de agent grinnikend uit. „Dat
had ik zoo al gedacht! Waar heb je haar ver
loren?"
Nu aarzelde Jimmy, maar Joy, thans vast
besloten voor de waarheid uit te komen, liet
zich hooren:
„Hij heeft haar op den spoorlijn laten val
len."
„Haha!" riep de agent (die veel van dezen
uitroep scheen te houden) met een breeden
grijns van voldoening uit. „Nu beginnen wij
op te schieten. Jelui beidjes moest maar lie
ver opbiechten en de waarheid 1 vertellen,
anders zit er nog wat op! Wat is er gebeurd
met die tasch, die je gestolen hebt uit de
wachtkamer van het station te Prestley?"
„Wij hebben geen tasch gestolen," ant
woordde Joy hem uitdagend aankijkend. Zij
wendde zich tot oom Podger, als wilde zij
een beroep op hem doen. „Wij hebben de
tasch niet gestolen. Maar wij weten wie haar
wel weggenomen heeft. Het was een man
die zich verstopt had in een melkvat. En
toen hij de tasch weggenomen had, ver
stopte hij zich in een wagen van een goe
derentrein, die het station binnengereden
was."
„Waarom heb je dat niet aan den eigenaar
verteld, Joy?" vroeg mevr. Binks.
Daarvoor was geen tijd," antwoordde Joy.
„De trein zette zich in beweging en wij had
den slechts tijd om er op te springen en mee
te rijden. Wij wilden den man volgen in de
hoop die tasch terug te krijgen."
De agent grijnsde alleronaangenaamst.
„En die man was een vreemde, hè?" vroeg
hij sarcastisch. „Jelui kenden hem natuur
lijk niet, wat?"
„Neen", zeide Joy, „wij wisten niet wie
hij was.
,En toen hij wist dat er gevaar bestond dat
hij gepakt zou worden heeft hij jelui zeker
ook niet weggestuurd met de tasch om deze
te verbergen?" vervolgde de politieman
spottend. „O, neen, dat heeft hij niet ge
daan?"
f' Jeen, zeker niet!" zei Joy driftig.
bezorgde gezichten van de hartelijke men-
schen die een eenzame Kerstmis herschapen
hadden in twee dagen van onvergetelijke
vreugde dagen, die als een gulden droom
in hun herinnering zouden blijven.
Nu was helaas de droom vervlogen! Voor
hen althans was dit heerlijke feest van de
Appelhof voorbij.
Na de gezellige keuken der boerderij
met haar feestelijke versiering van hulst
en marentak maakte op de beklaagden het
politiebureau te Brinsley een kouden en
naargeestigen indruk.
Jou en Jimmy waren over een afstand van
eenige mijlen daarheen gebracht per politie
auto. Het dorre gelaat van den strengen
inspecteur, die hen ondervroeg, was geheel
in ovêreenstemming met het grimmig aan
zien van het vertrek en van het heele ge
bouw.
„Je wilt mij dus wijsmaken dat je dien
man nooit van te voren gezien hebt en niet
weet wie hij is?" vroeg hij barsch.
„Hij is ons vreemd en wij kennen hem
niet," betuigde Joy.
„En je beweert die tasch uit den wagen
genomen te hebben terwijl hij sliep. Waarom
heb je dat gedaan?"
„Omdat wij wisten dat hij haar gestolen
had."
„Waarom heb je haar dan niet op de ge
bruikelijke manier aan de politie ter hand
gesteld?"
„Dat hebben wij willen doen," antwoordde
Joy. „Later durfden wij niet. Wij dachten dat
als de man zich uit de voeten maakte, de po
litie ons niet gelooven zou. Dat zij zou zeg
gen dat wij haar gestolen hadden. Wij lie
ten de tasch in een melksalon in een dorp,
in welks buurt wij van den trein sprongen.
Wij dachten dat de politie haar wel ^vinden
zou en aan den eigenaar teruggeven."
„Hm.!"
De inspecteur scheen niet overtuigd te
zijn, hetgeen men hem eigenlijk niet kwa
lijk zou kunnen nemen. Hij streek zich na-
Teg«*i «He wint«(sche ktjalsi
Twee stuks 10 ct..— Twaalf stuks 50 CS,
Reel. S472DGVS 7
denkend over de kin, en wendde zich tot
den majoor tot wien hij óp zachte toon
sprak. Hij noemden den naam van een café,
en nam vervolgens een telefoonboek op,
waarin hij begon te bladeren.
„Dat zal het zijn", hoorden zij hem mom
pelen. „Wij zullen er spoedig achter komen.
Bel ze op."
Joy en Jimmy wachtten achter in het ver
trek, terwijl de majoor een nummer aan
vroeg. Hij sprak met een zachte, maar diepe
stem. Zich vervolgens tot den inspecteur
wendend, mompelde hij:
„Zij weten er niets van af."
„Hm!" gromde de inspecteur. „Precies
wat ik gedacht had.
„Wij zullen jelui hier vasthouden", zeide
hij streng, „terwijl een nader onderzoek in
gesteld wordt." En tot den agent: „Neem ze
mee, naar binnen en sluit ze op."
De majoor voerde hen naar een klein
aangrenzend vertrek, waarvan hij de deur
achter zich sloot, den sleutel omdraaiend.
Joy keek naar Jimmy met tranen van ver
driet in haar oogen. Zij besefte nu dat zij
een fout gemaakt hadden door de tasch niet
bij zich te houden en de dingen flink onder
de oogen te zien.
„Zij zullen zeggen dat wij haar gestolen
hebben en de waarheid niet vertellen,
Jimmy. Zij zullen zeggen dat wij bij dien
man hoorden enen
Plotseling zweeg zij. Haar blik was ge
vallen op een krant van den vorigen avond,
welke op een stoel achtergelaten was.
„Kijk, Jimmy!" riep zij ontsteld uit.
Met verschrikte oogen en droge lippen
las zij hem voor wat de krant vertelde.
Drieste roof aan plattelandsstation. Diefstal
van belangrijke documenten.
In het blad werd verder medegedeeld hoe
een lederen valies, toebehoorende aan
brigadegeneraal Badgery van het vierde
legercorps uit een stationswachtkamer ge
stolen was. Een waarschuwing was getele
foneerd naar alle stations aan de spoorlijn,
en een man die, naar men meende, deel uit
maakte van een bende buitenlandsche agen
ten, was in een goederentrein verborgen
gevonden en in hechtenis genomen. De tasch
en de documenten, betrekking hebbend op
geheim verdedigingswerk, werden echter
nog vermist.
„De politie", vervolgde het blad, „zoekt
naar een jongen en een meisje, van wie men
aanneemt dat zij de medeplichtigen van den
dief geweest zijn. Een aanwijzing, in den
vorm van een jongenspet, is op de lijn ge
vonden, en kan van groot gewicht blijken
te zijn."
Joy's gelaat was bleek toen zij met onthut
ste oogen haar broer aankeek.
„Dat zijn wij", fluisterde zij.
Zij legde de krant met bevende vingers
neer. De zaak was ernstiger dan zij gedacht
had, en zij wist niet wat te doen. Als de
tasch eens nooit gevonden werd, wat dan?
Als die belangrijke documenten verloren wa
ren! Zij en Jimmy zouden de schuld krijgen,
misschien wel in de gevangenis gezet wor
den. Zij bedekte het gelaat met de handen.
„O, Jimmy," fluisterde zij heesch. „Wat
kunnen wij doen?"
Gelijk steeds als Joy ten einde raad
scheen te zijn, hield Jimmy den moed er in.
Zijn schrandere en vastbesloten oogen had
den op dit oogenblik iets ontdekt.
Het venster in het vertrek, waarin zij zich
bevonden, was een der weinige in het poli
tiebureau die niet getralied waren. Het stond
aan den bovenkant een weinig open zeker
een verzuim van den majoor.
Jimmy wees er schielijk naar.
„Kijk eens, Joy!" fluisterde hij. „Laat ons
er vandoor gaan!"
Onder andere omstandigheden zou Joy
niet in zulk een soort plan toegestemd
hebben. Nu zij zich evenwel ongelukkig en
bijna radeloos gevoelde, greep zij de kans om
te ontsnappen, gaarne aan.
„Gaat dat, Jimmy? Durven wij?"
„Jakom aan!" zei hij gejaagd.
Jimmy snelde naar het venster en gluurde
naar buiten. Hij zag neer op een binnen
plaats achter het politiebureau. Alle? was
rustig."
„In. orde," fluisterde Jimmy. „Er is nie
mand."
Hij nam een stoel, klom er op, en troa
voorzichtig het venster omlaag.
In een oogwenk was hij naar buiten ge
klommen en had zich van het kozijn neerge
laten. Ademloos volgde Joy hem, en nu
stonden zij bij elkaar onder het venster.
De binnenplaats scheen verlaten te zijn.
Er stonden een paar politieauto's. Tegenover
het bureau, tegen een hoogen muur van
baksteen, waren de garages. Jimmy greep
de hand van zijn zuster.
„Dezen kant uit, Joy", fluisterde hij, voort
sluipend. „Över het dak, en dan over den
achtermuur."
Joy knikte, snel met hem meeloopend.
Maar plotseling hielden zij stil. Hun harten
bleven stilstaan. Want de deur van een der
auto's, recht voor hen uit, was eensklaps
opengegaan en een krachtige gedaante sprong
uit den wagen. Daar stond een politieagent
en versperde hun den weg.
Hij riep Joy en Jimmy bij zich, en noteerde
hun namen in een boek.
de centrale gezondheidsraad, later vervan
gen door den adviseerenden gezondheids
raad werd ingesteld benoemde de regeering
hem tot voorzitter van dat college
Naast zijn voorzitterschap van den gezond
heidsraad heeft dr. Jitta vele bestuursfunc
ties. vervuld ten bate van de wetenschap en
de volksgezondheid. Als Nederlandsch ver
tegenwoordiger in het „comité permanent
de l'office international d'hygiène publi-
que" nam dr. Jitta deel aan het Volken-
bondswerk. Herhaaldelijk leidde hij verga
deringen van dit comité te Parijs en te Ge-
nève. Zijn groote tact en kennis van de
Fransche taal maakten hem bij uitstek ge
schikt aan dergelijke bijeenkomsten leiding
te geven..
Zeer vele onderscheidingen vielen dr.
Jitta ten deel. Hij is ridder in den Neder-
landschen Leeuw commandeur en groot
officier van de orde van Oranje Nassau en
heeft ook verscheidene buitenlandsche or
den. De vorige week heeft minister van den
Tempel met eenige hoofdambtenaren van
het departement van Sociale Zaken ten hui
ze van dr. Jitta afscheid van hem genomen.
Het laatste jaarverslag der Sociëteit van
Jesus vermeldt, dat de orde op 1 Januari
1939 uit 25.954 leden bestond, die verdeeld
waren over 8 assistenties met 50 provincies,
7 afhankelijke vice-provincies, 43 missie
gebieden en 1190 colleges en kerken. Het
talrijkst zijn de jesuieten onder de Engelsch
sprekende volken (7200) en onder de
Spaansch-Portugeesche (6100); dan volgen
de Franschen (met Walen en Canadeezen
4500); Duitschers en Italianen (beide on
geveer 2200), Polen en andere Slaven (ruim
1500); Hongaren zijn er 350 en Nederlanders
730.
Het aantal missionarissen bedroeg 3785,
van wie 1268 werkzaam waren in Voor-
Indië (met Ceylon), 803 in China, 265 in de
Philippijnen, 260 in den Levant (Klein-Azië,
Syrië, Egypte), 175 in Java, 89 in Japan, 15
in Irak. In Afrika heeft de congregatie 495
missionarissen, in Amerika onder de rood
huiden en de negers 373 en op de eilanden
der Stille Zuidzee 36. De missiën der Socië
teit beschikten over 40 seminaries, 15 uni
versiteiten, 169 middelbare scholen, 67 nor
maalscholen, 65 ambachtsscholen en 7817
lagere scholen; het aantal leerlingen bedraagt
ongeveer een half millioen. Bovendien zijn
er 155 weeshuizen, 70 ziekenhuizen. 349
polyklinieken, 25 drukkerijen en 115 tijd
schriften. Het aantal doopsels bedroeg
234.878, communiën 28.389.112, huwelijken
22.944.
De 436 colleges der jesuieten buiten de
missiegebieden telden 138.307 leerlingen. De
wetenschappelijke arbeid der orde toonde
zich o.a. in de uitgave van 1112 tijdschrif
ten in 50 talen.
In 104 retraitehuizen werden aan 680.788
deelnemers de geestelijke oefeningen ge
geven. Het Apostolaat des Gebeds omvat
125.787 centra, 1260 diocesane leiders, 35
millioen leden, 72 tijdschriften en 56 andere
bladen. De Mariacongregatie, de Eucharis
tische Kruistocht en de Broederschap van
den Zaligen Dood namen ook dit jaar weer
op verblijdende wijze toe.
Acht jaar geëischt tegen sergeant.
Voor den Bosschen kijgsraad stond gisteren
terecht de 30-jarige dienstplichtige sergeant
B. H., die op 9 September jl. te Gendringen
een aantal schoten heeft gelost uit zijn geweer
op de eerste luitenants J. K. en C. R.
Verdachte, die den laatsten tijd erg veel
dronk, had daarover van genoemde officieren
een terechtwijzing gehad. Hij had zich hier
over erg boos gemaakt. Den bewusten avond
had hij eenige café's bezocht en zich uitge
laten, dat er wel eens iets kon gebeuren,
terwijl hij bovendien een geweer bij zich
had, dat hij met vijf scherpe patronen had
geladen. Toen hij de beide genoemde officie
ren ontmoette, loste hij een schot en vluchtte
vervolgens in de struiken langs den weg. De
officieren, die geen van beiden getroffen,
waren, sommeerden hem bij hen te komen,
doch in plaats daarvan loste H. nog vier
schoten op hen, zonder hen ook nu echter
te raken. Daarop is hij gearresteerd.
Verdachte bekende het ten laste gelegde,
doch zeide, dat het eerste schot per ongeluk
was afgegaan. Overigens had hij slechts over
de luitenants heen gevuurd om hen te intimi-
deeren.
De auditeur-militair, die opzet bewezen
achtte, alsook de bedoeling om de beide
meerderen te treffen, eischte acht jaar ge
vangenisstraf met ontslag uit den dienst en
ontzegging van de bevoegdheid om bij de
gewapende macht te dienen.
De verdediger, mr. L. 't Hooft uit Vught,
pleitte clementie.
(Wordt vervolgd).
Bij Kon. besl. zijn benoemd en aangesteld,
bij het reserve-personeel der landmacht, tot
reserve-kapitein:
A. te rekenen van 16 October 1939, bij het
wapen der infanterie, ter nadere indeeling
door of vanwege den minister van Defensie,
de reserve-eerste-luitenant P. J. M. H o c k s,
van het 5de regiment infanterie;
B. te rekenen van 18 Augustus 1939, bij het
wapen der genie, bij het 3de regiment genie
troepen, de reserve-eerste-luitenant ir. A. J.
Donkersloot, van dat regiment;
is met ingang van 1 Januari 1940, benoemd
en aangesteld, bij het reserve-personeel der
landmacht, bij het wapen der cavalerie, ter
nadere indeeling door of vanwege den minis
ter van Defensie, tot reserve-eerste-luiten»'
de eervol ontslagen reserve-eerste-luitc^»
der cavalerie J. H. C. Valckenie*
K i p s;
is benoemd en aangesteld, bij het reserve-
personeel der landmacht, bij het wapen der
genie, bij het 2de regiment genietroepen, tot
reservekapitein, de reserve-kapitein B. H e r-
m a n, van 't 20ste regiment infanterie, zulks
onder gelijktijdig eervol ontslag uit zijn te
genwoordige militaire betrekking;
is met ingang van 16 Januari 1940, be
noemd bij de Koninklijke marine-reserve
voor vast, tot officier van gezondheid der 2de
klasse voor speciale diensten de heer G Ch.
F. B r i i k b o k.