s
HET LEVEN EN STERVEN
van Scliwester Basildis
O
MEE MET HET FINSCHE LEGER
DONDERDAG 18 JANUARI 1940
P 19 Januari is het twee jaar ge
leden, dat in het moederhuis der
zusters van Steyl de jonge novi
ce Basildis naar den hemel ging.
UIT DE PERS.
DE
WEGWIJZER" VOOR
INDIË.
Alle respect
NED. GIST- EN SPIRITUSFABRIEK.
De kwestie der grondstoffen-
voorziening.
INGEZONDEN.
DE MOBILISATIE EN HET
PARTICULIER MUZIEKONDERRICHT
X.
SURINAME'S ECON. EN
SOCIALE TOESTAND.
Bevordering immigratie
van Javanen.
Creoolsche bevolking moet tot regel-
matigen arbeid worden gebracht
MAN ONDER HET IJS GERAAKT.
MISSIE-ACTIE IN MIDDEN
LIMBURG.
FEEST IN MISSIEHUIS TE HOORN,
INDRUKKEN OP RUSSISCH
GRONDGEBIED.
In een open slede bij
38 graden koude.
f
I
Zij was geen brillante jonge vrouw, geen
veelbelovend menschenkind in den gang
baren zin van het woord. Zij heeft ook niet
in een lang en moeilijk leven geworsteld met
God. En in het klooster was zij nog maar
een novice
Ik zou het daarom niet gewaagd hebben
over haar te schrijven, als niet een priester,
die van zeer nabij dit leven heeft gekend
en geobserveerd, het de moeite waard had
gevonden, er een dik boek over te schrijven.
Het boek heet„Die kleine Blume von
Steyl" en het werd geschreven door dr.
Anton Freitag S. V. D.
Schwester Basildis, die „in de wereld" Elli
Hachen heette, werd in 1910 geboren. Zij
bracht haar jeugd door in Menden, in West-
falen. Haar ouders waren eenvoudige qnen-
schen en ook Elli zelf onderscheidde zich in
nietsZij was enkel een gewoon klein
meisje, vriendelijk, behulpzaam en zeer
gevoelig.
Maar reeds heel vroeg schijnt God dit kind
met onweerstaanbare kracht naar Zich toe
getrokken te hebben, haar ontvankelijk te
hebben gemaakt voor de zoetheid van Zijn
liefde, opdat zij eens in staat zou zijn, haar
fiat te geven, als de gekruisigde Bruidegom
haar zou uitnoodigen, ook den lijdenskelk
met Hem te drinken tot den laatsten druppel.
Hoe is het anders te verklaren, dat een
zoo rustig, eerlijk kind, dat niet in het minst
sentimenteel of geëxalteerd was aangelegd,
als eerste en eenige antwoord op de vraag
wat zal ik worden zichzelf aanbood aan
den Bruidegom, en Hem zeide, dat zij alle
offers voor Hem wilde brengen „Ich will
einmal ganz für Dich verbluten". En met
een vermoeden wellicht van wat deze over
gave zou gaan beteekenen, voegde zij er aan
toe„Lieber Heiland, nimm mich nur beim
Worte, aber hilf mir
Deze daad van kinderlijke liefde en groot
vertrouwen heeft over heel haar verder leven
beslist. Zij is trouw gebleven tot haar laatste
minuut op aarde, ja inderdaad tot den
laatsten druppel bloed.
Vrouwelijk-gedecideerd was zij er van
overtuigd dat de Meester haar bestemd had
om missie-zuster te worden. Maar vrouwe-
lijk-discreet bewaarde zij 10 jaar lang dit
geheim, dat immers niet haar geheim alleen
was, in haar hart. Eerst toen zij 24 jaar was,
gaven haar ouders toestemming om in te
treden bij de missie-zusters van SteyL Hoe
zeer zij ook er naar verlangd had, haar
roeping te kunnen volgen schijnt het afscheid
haar toch wel erg zwaar te zijn gevallen.
Er waren zooveel lieve menschen en herin
neringen, die zij nu voor altijd vaarwel moest
zeggen.
Ook de eerste tijd in het klooster maakte
het haar moeilijk, trouw te zijn. Haar stille,
wat teruggetrokken natuur voelde zich aan
vankelijk gedrukt door het samenleven met
zooveel menschen. Daarbij kwam nog de
beproeving van een martelend heimwee. En
de plotselinge dood van haar vader deed
haar heftig naar huis verlangen, om daar
het verdriet te kunnen deelen van hen, die
haar lief waren.
Maar had zij niet eenmaal beloofd, alle
offers te willen brengen Met bloedend hart
wist zij nog dankbaar te zijn, omdat zij den
Bruidegom dit offer aanbieden mócht
Er wordt wel eens smalend gesproken over
„novicendeugd". Ik kan mij voorstellen, dat
daartoe ooit aanleiding bestaat. Maar O. L.
Heer legde dan toch bij Elli Hachen wel
solide fundamenten
Haar aanteekeningen, die voor geen vreem
de oogen bestemd waren, getuigen van een
zakelijke, objectieve zelfcritiek. Een geraf
fineerd styliste was zij niet. Evenmin een
scherpzinnig psychologe. Maar de weinige
woorden, waarin zij maandelijks de geeste
lijke balans opmaakte, getuigen van een
helderen blik op datgene wat haar van Jesus
kon verwijderen of haar dichter bij Hem
bracht.
Is naar het klooster gaan niet sterven voor
de wereld Welnu, dan moest ook zonder
genade alles dood, wat nog aan zelfzucht of
eigenliefde den kop op wilde steken. Pijnlijk
scherp en meedoogenloos stelt zij vast, dat
zij bij mislukkingen zich °og in haar trots
gekrenkt voelt, dat zij rr e veel hecht aan
het oordeel van de mensen n, dat zij zich nog
bezeerd voelt bij vernederingen, dat zij nog
niet edelmoedig genoeg van eigen wenschen
en meeningen afstand weet te doen.
Uiterst oplettend was zij voor alles, wat
den Bruidegom zou kunnen kwetsen. Zij
beschouwde het als een bijzondere attentie
van Zijn liefde, wanneer Hij haar deed inzien
wat Hem nog mishaagde.
Even correct was zij in den omgang met
de medezusters. In haar optreden is zij waar
schijnlijk het best te typeeren alsevery
inch a lady. Altijd bescheiden, gereserveerd,
correct en hoffelijk, bezat zij een natuurlijke
voornaamheid.
Begin Mei 1937 werden in het Steyler
klooster de voorbereidingen getroffen voor
de a.s. professie, die kort na Pinksteren, op
den 8en Juni zou plaats hebben. Ook Schwes
ter Basildis kreeg een plaats toegewezen in
de processie en aan het altaar. Zij mocht de
offerkaars vasthouden en de gelofte-formule
zeggen.-Na Pinksteren zou de retraite van
voorbereiding beginnen
Maar op den tweeden Pinksterdag werd
Schwester Basildis ziek. De dokter consta
teerde pleuris en dat beteekende, dat zij
alleen niet de geloften zou mogen afleggen,
waarnaar zij, misschien meer dan wie ook,
verlangd had.
Uiterlijk was zij rustig en beheerscht, zich
dwingend tot de hoop, dat het nog in orde
zou komen. Maar in lange nachten vocht zij
eenzaam tegen haar tranen, vocht zij ook
tegen het steeds duidelijker wordend besef,
dat haar het bitter offer gevraagd zou
worden van achter te blijven en niet het
bruidsfeest als sponsa Christi te mogen
meevieren. Maar eindelijk kon zij toch
gelaten het „Ja, Vader" bidden.
In een brief naar huis schreef de toekom
stige missie-zuster: dat de redding
der zielen niet alleen den Heiland, maar ook
Zijn bruiden hartebloed moest kosten".
In den zomer herstelde Schwester Basildis.
Zij kon weer terugkeeren in het noviciaat,
om zich voor te bereiden op de professie
van 8 December. Maar het ging niet goed.
Begin October werd zij opnieuw ziek. De
laatste aanteekening betreffende haar gees
telijk leven maaktè zij op 3 October. Het was
de samenvatting van haar korte, maar in
zijn eenvoud heldhaftige leven„God, Hei
lige Geest, tot Uw verheerlijking dient heel
mijn leven".
Het lijkt een profanatie om over dit laatste
ziekbed, waarin de bruid van Christus gelou
terd werd, tot zij waardig zou zijn om op
te gaan naar het hemelsche bruidsfeest, te
schrijven in een dagblad.
Eén lange hunkering was het naar den
hemel, naar den Beminde van haar hart, één
onafgebroken gebed van overgave. Alles wat
haar op aarde nog aan verwachtingen restte,
werd haar ontnomenzij zou ook nu niet
worden toegelaten tot het afleggen van de
geloften. Ook niet de geloften „in articulo
mortis"... j want de dokter hoopte, dat zij
voldoende zou herstellen om naar huis terug
te keeren. Alles .had zij voor Jesus en met
Jesus geledenhonger, dorst, brandende
pijnen, barre verlatenheid. Zou Hij nu nog
haar bruidelijke overgave weigeren te aan
vaarden
Hoe heldhaftig waren toen haar woorden
„Ik ben nu zoo arm. Ik heb zelfs geen doel
meer, geen wensch, ik lig maar hier en
wacht".
Maar toen was het genoeg. Jesus had de
trouw van Zijn bruid gezien. Haar toestand
verergerde dermate, dat de „aan den dood
gewijde Bruid des Heeren" zooals haar
geestelijke leidsman zich uitdrukt met
het ontvangen der laatste H. Sacramenten
ook de drie geloften mocht afleggen.
Sedertdien had zij bij alle pijn en uitput
ting een hart vol vreugde. Zij verlangde zoo
naar den hemel. Maar zij wilde niet eerder
van dit lijden verlost zijn, dan wanneer Jesus
den tijd daartoe gekomen zou achten.
lederen morgen vroeg zij gretig, of Jesus
nu wel komen zou. Zij wilde zoo graag na
de H. Communie „met Jesus inslapen, om
met Hem in den hemel te ontwaken". Maar
zij moest nog wat wachten en geduldig zijn.
Zij klaagde nooit, maar wat zij leed kan
blijken uit de woorden, die zij sprak, toen
haar biechtvader haar eens herinnerde aan
haar overgave van lang geleden „Ik wilde
eenvoudig alles aan den lieven Heiland geven
wat ik had en heb, en wel voor eeuwig. Dat
Hij het echter op deze manier en zoo gauw
zou eischen, had ik niet gedacht.dit lijden
is zoo zwaar Dat is haast geen lijden meer,
maar dat wat volgt, wat achter het lijden
ligt het is een martelaarschap".
In den avond van den 9en Januari scheen
het eindelijk, dat zij den nieuwen morgen
niet meer zou zien. Volkomen rustig en
gelukkig bad ze „O Jesus, ich liebe Dich
Ich hab' Dich doch so lieb!"
Maar nog tien volle dagen moest ze wach
ten. In den nacht van 18 op 19 Januari vroeg
ze de zuster die bij haar waakte „Leg u
mij neer als een bruid". Het was de laatste
attentie, die zij op aarde den Bruidegom
bewijzen kon Hem te wachten en te ont
vangen als een feestelijke bruid.
Langzaam verminderde het bewustzijn.
Zacht fluisterde zij soms voor zich heen
„Heiland, Himmel". Tegen den avond stiert
zij, zonder strijd, glimlachend en gelukkig
„Zoo ging ze naar huis", zegt haar biograaf.
Zal Schwester Basildis eens een Duitsche
petite Thérèse worden
IN TE.
Zuster Basildis.
Verbeterd bericht.
De „Avondpost" schrijft.
Volk en Vaderland, het weekblad der
N.S.B., schreef onlangs, dat dr. Colijn weer
lid van de Tweede Kamer is. Maar hij is
lid van de Eerste.
Endaarom plaatst het weekblad
thans het volgend „verbeterd bericht
„Men wijst er ons op, dat de afgevaar
digde van de Unilever, de heer Colijn, niet
in de Tweede Kamer huist zooals wij
vorig maal abusievelijk schreven doch
in de Eerste Kamer, waar hij als opvol
ger van wijlen den heer S. van den Bergh
enkele maanden geleden zijn intrede deed.
Zooals men weet, is de Eerste Kamer nog
een tikje voornamer dan de Tweede en
aangezien wij den heer Colijn de volle
achting, welke hem toekomt, niet willen
onthouden, plaatsen wij gaarne deze ver
betering."
Dit „verbeterd bericht" toont hoe deze
groot-critici op de hoogte zijn!
De anti-revolutionnair Colijn (de
schimpscheut gaan wij natuurlijk voorbij)
opvolger van den liberaal van den Bergh.
Welk een keurige „verbetering"! En dan
nog wel van „w ij 1 e n" den liberaal van
den Bergh; wij hopen dat deze oud-Sena
tor nog verscheidene jaren aan zijn leven
zal zien toegevoegd.
Toch critiseeren deze menschen er dag
in dgg uit op los. O! ze zijn zoo op de
hoogte!
Onder dezen van onverdachte bewondering
blijk gevenden titel kondigt de chr.-hist. „Ne
derlander" het verschijnen aan van den nieu
wen jaargang der bekende uitgave van het
Kath. Indisch Bureau, dat onder leiding van
directeur P. J. F. J. Schnebbelié zich reeds
zooveel jaren verdienstelijk maakt voor Ka
tholieke Indië-gangers en repatrieerenden.
Wij kunnen de verleiding niet weerstaan,
het voornaamste deel van den lofzang, hier
van Protestantsche zijde gezongen op een ka
tholieke instelling, die aan eigen menschen
ter navolging wordt voorgehouden, over te
drukken:
„Deze „Wegwijzer" is dan één der bemoeie
nissen van dit bureau, waarvan wij vernemen,
dat het ontstaan is uit persoonlijk initatief
van den directeur, een man, die, al is hij zelf
niet in onze Indiën geweest, zich steeds sterk
geïnteresseerd heeft voor deze gebiedsdeelen.
De andere bemoeienissen van het Bureau be
treffen allereerst het verstrekken van inlich
tingen aan gaanden en komenden, het verlee-
nen van medewerking aan hen, die een werk
kring in Indië zoeken, het onderhouden van
geregeld contact met personen in de meest
uiteenloopende takken van dienst in Indië
enz. Onder dit „enz." vallen dan zelfs mede
delingen aan gegadigden op welke booten
naar Indië zij priesters kunnen aantreffen en
het in contact brengen van r.k. passagiers met
andere geloofsgenoo ,n aan boord. Gelijk men
ziet, een zeer ver strekkende bemoeienis
voortspruitende uit de zorg voor-den geloofs
genoot, die zich in Indië wenscht te vestigen
en dien men voor het roomsch-katholieke ge
meenschapsleven behouden wil.
Wij willen hier wel zeggen, dat wij een
groote bewondering hebben voor dit werk.
Meer nog: dat wij deze zich steeds uitbreiden
de activiteit gaarne ten voorbeeld willen stel
len aan onze eigen geestverwanten. Laten
dezen want op dit'gebied wordt er in Pro
testantsche kringen nog zoo weinig gedaan
zich, liever dan zich wat heel snel bezorgd te
maken óver roomsche activiteit, die bedrei
ging voor het Protestantisme zou kunnen
zijn, eens afvragen wat ze hier 1 e e re n
kunnen. Dat is namelijk heel wat. En de Bel
gische r.k. hebben dit dan ook reeds ingezien
door zelf zulk een uitgave voor Belgisch Con
go op te zetten en het goede voorbeeld te vol
gen. Dit zou men nu hier te lande ook van
Protestantsche zijde kunnen gaan doen.
Op den inhoud van dezen „Wegwijzer" gaan
we hier niet, althans niet uitvoerig in. Wie
gaan er naar de Oost? vraagt in het eerste
artikel de missionaris H. A. Sterneberg en hij
beantwoordt deze vraag helder, zóó dat ieder,
die denkt over naar-Indië-gaan, volkomen
gewaarschuwd is. Stalen wilskracht en kun
de acht hij daarvoor noodig, een genoegzaam
zelfstandig karakter, terwijl een hoog begrip
van zedelijkheid natuurlijk eveneens als
eisch gelden moet. Want zulk een begrip
heeft ook groote beteekenis voor het werk in
Indië, van welken aard het ook zij.
Zeer instructief is ook wat het lid der Twee
de Kamer, de heer Bajetto, schrijft over de
vooruitzichten voor den Indië-ganger, zijn
ook de medische raadgevingen, door een me
dicus verstrekt, zijn trouwens alle inlichtin
gen, die daarop dan weer volgen. We durven
wel zeggen: hier is wel ongeveer niets, dat
voor den naar Indië vertrekkende noodzake
lijk of nuttig is te weten, vergeten: over
dienstplicht in Indië, opleiding tot bestuurs
ambtenaar, studie van het Ned. Indisch recht
en Indische talen, de opleidingen hier te lan
de voor Indië op allerlei gebied. Dat zijn al
lemaal mededeelingen, die voor ieder, ook
den niet-katholiek van beteekenis zijn. Dat
daarenboven ook gezorgd wordt voor de
godsdienstige belangen van den eigen geloofs
genoot, laat zich verstaan. Tot zelfs een opga
ve van de kerkdiensten, heel den Archipel
door, is hier niet vergeten.
Dit alles betreft dan de naar Indië vertrek-
kenden. Voor hen, die terugkeeren, wordt
dan in een tweede deel ongeveer hetzelfde
gedaan. Lijsten van r.k. scholen, tot zelfs de
bewaarscholen te 's Gravenhage, gegevens
over andere gemeenten, waar Indische ver
lofgangers zich gaarne vestigen, treft men in
dit gedeelte aan.
Wij aarzelen niet, dit werk „af" te noemen.
Vandaar de titel Van dit stukje: Alle respect!
Laat men dit goede voorbeeld van r.k. zijde
nu eens navolgen van de zijde onzer Protes
tantsche geestverwanten. Dwaas is hij, die
niet van anderen iets goeds leeren zou!
„Voor den aanvoer van mais en gerst is de
Ned. Gist- en Spiritusfabriek aangewezen op
het buitenland", aldus ir. W. H. van Leeuwen,
president-directeur van de Nederlandsche Gist
en Spiritusfabriek, in een onderhoud met de
„Delftsche Courant". „Mais wordt hier niet
verbouwd en de inheemsche gerst leent zich
minder voor ons fabricaat. Wij krijgen onze
grondstoffen hoofdzakelijk uit Noord- en Zuid-
Amerika, de Donaulanden en Zuid-Afrika."
Door de vorming van zeer ruime voorraden
is er voor gezorgd, dat men niet voor onaange
name verrassingen zou worden geplaatst. En
wat dat betreft heeft men „zicht" genoeg ge
had en heeft de ervaring der laatste jaren voor
voldoende waarschuwingen en aanwijzingen
gezorgd. Men heeft thans de beschikking over
grondstoffen voor evenveel maanden als in
normale tijden voor weken. Het uitbreken van
den oorlog heeft door deze activiteit geen
streep gehaald; er is, integendeel, naar ge
streeft den voorraad op peil te houden en zelfs
nog op te voeren.
„Hebben zich bij den grondstoffenaanvoer
moeilijkheden voorgedaan?"
„Geen moeilijkheden van beteekenis", aldus
ir. Van Leeuwen, „al kwam er nu en dan eens
een lading niet of vertraagd aan en verkeert
men altijd in onzekerheid over den leverings
datum. Stagnatie in de productie heeft het
uitblijven van aanvoeren geen oogenblik ver
oorzaakt. Niemand ken echter zeggen hoe het
in de toekomst zal gaan. Alles moet over zee
komen en dus hangt alles er van af of die zee
voldoende open blijft. Van buitenlandsche uit
voerverboden hebben we nog geen last gehad.
Maar de prijzen zijn zeer gestegen en loopen
nog steeds op, sterk beinvloed door de hooge
vrachten ten gevolge van het gebrek aan
scheepsruimte en de hooge molestpremies. Re
kent men met 80 per last graan op het oogen
blik, dat de oorlog uitbrak, dan is men thans
al op meer dan het dubbele en wel 160180
gekomen. In den vorigen oorlog zijn de prijzen
uiteindelijk nog veel meer opgeloopen en werd
er b.v. voor mais genoteerd: in 1913 135, in
1914 (als maximum) 270, in 1916 370 en in
de twee laatste oorlogsjaren zelfs 550; en voor
gerst: in 1916 445 en in 1917 600, waarbij er
natuurlijk rekening mee moet worden gehou
den, dat men toen van een aanzienlijk hoogere
voor-oorlogsbasis uitging."
„Of we onzen voorraad op peil zullen kunnen
houden? Dat is natuurlijk een vraagstuk op
zichzelf", aldus de heer Van Leeuwen, „maar
men mag toen wel aannemen, dat, als er nog
tarwe genoeg is voor ons brood, ook de grond
stoffen voor de Gistfabriek wel niet zullen
ontbreken. Voorspellen is moeilijk en wat is er
b.v. ten aanzien van dezen oorlog van alle
voorspellingen uitgekomen!"
Van de grondstoffen komt dan het gesprek
op het product. Al is het grootste deel van de
gefabriceerde gist voor het binnenland be
stemd, de export heeft toch altijd een belang
rijke rol gespeeld. Deze uitvoer was na het
begin van den oorlog niet volledig meer moge
lijk, maar kon toch onder de gegeven omstan
digheden op bevredigende wijze in stand ge
houden worden. Hoe dat verder zal gaan, is
niet te zeggen. Men staat hier niet voor een
zuiver commercieel, maar voor een algemeen
politiek vraagstuk en het toekomstige lot van
onzen uitvoer is van tal van factoren afhanke
lijk die buiten onze macht liggen, aldus de
heer Van Leeuwen. „Maar wij zetten er alles
op om ons product op de buitenlandsche markt
te houden en dat is tot dusver bevredigend ge
lukt." Ook de uitvoer naar Ned.-Indië heeft
eenige moeilijkheden opgeleverd door de be
lemmering van de scheepvaart maar deze be
zwaren konden toch, o.a. door extra-zendingep,
tot dusverre goeddeels uit den weg worden
geruimd.
Wij vroegen den heer Van Leeuwen ten
slotte naar zijn meening over het personeels
vraagstuk in verband met de toekomst van het
bedrijf.
„Er behoefden," aldus luidde het antwoord
ongeveer, „tot dusver nog geen arbeiders ont
slagen te worden.
Economisch zie ik de toekomst niet optimis
tisch in," aldus eindigde ir. Van Leeuwen het
onderhoud. „En dat geldt voor alle catego
rieën van ons volk, die uit deze crisis armer te
voorschijn zullen komen. Op het oogenblik
gaat het ons land economisch nog niet zóó
slecht, omdat van een sterken achteruitgang
van de algemeene bedrijvigheid nog weinig te
bespeuren is. Maar deze bedrijvigheid staat en
valt met den aanvoer van materiaal. Zal de
toevoer voldoende blijven of niet? Dat is een
van onze eerste en ernstigste toekomstvragen."
(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie).
Kort geleden kwam ons een geval ter oore
van een particulier muziekleerares, die een
aantal ouders van een gemobiliseerd collega
bezocht om deze ouders te overreden, hun
kinderen aan haar leiding toe te vertrouwen,
omdat de mindere lesuren (de gemobiliseer
de muziekleeraar kan uiteraard alleen zijn
verloftijden benutten) schade zouden berok
kenen aan de muzikale opvoeding der kinde
ren. Hoewel een dergelijke praktijk (ten
overvloede nog beoefend door een ongedi
plomeerde tegenover een gediplomeerde)
uiteraard op weinig succes is aangewezen,
meenen wij toch goed te doen, dit geval te
publiceeren en er tevens op aan te dringen
dat men den musici, die hun brood verdie
nen met lesgeven, juist in deze omstandig
heden trouw blijft.
Een lespraktijk komt slechts langzaam en
op grond van vertrouwen tot stand en het is
wel zeer bitter, wanneer iemand die zijn
plicht tegenover het vaderland verricht, be
merkt dat zijn lespraktijk intusschen achter
zijn rug wordt afgebroken. Over het bezwaar
van wat minder lesuren zullen de ouders in
deze omstandighied gemakkelijk heenstap
pen. Zij zullen juist gaarne hun medewerking
verleenen, opdat de kinderen, hoewel het
contact met den leeraar iets losser is dan
gewoonlijk, toch den noodigen tijd studeeren
En het zal blijken, dat waarlijk serieus en
deskundig muziekonderricht door deze om
standigheid niet ernstig geschaad behoeft te
worden. Immers, de leeraar of de door hém
aangestelden plaatsvervanger (voor wiens
capaciteiten hij dus borg staat) zullen even
eens hun onderricht op dezen uitzonderlijken
stand-van-zaken inrichten.
De R.K. Ver. van Toonkunstenaars.
Nu een Nederlandsche firma het noodig
oordeelt, haar product Insuline met maar
even 20 pet. te verhoogen, herinner ik mi,
een geval, dat ik zelf vorigen zomer mee
maakte. Dokter had een mijner kennissen
pillen voorgeschreven, een Fransch artikel
dat in de apotheek kostte 1.50. Daar ik in
dienzelfden tijd naar Frankrijk ging, ver
zocht mijn kennis mij te trachten die pillen
uit Frankrijk mede te brengen. Het adres van
het „laboratoir" in Frankrijk stond er op. Ik
slaagde er in enkele apotheken een fleschje
van dezelfde pillen, denzelfden inhoud enz.
te koopen voor 12 en voor 14 Francs, een
prijs toen overeenkomend met 60 a 70 Hol
landsche centen. De Fransche apotheken zijn
niet bedoeld als philantropische inrichtingen
en zullen dus aan die 12 en 14 Francs een
behoorlijke verdienste hebben gehad. Ik deel
een en ander slechts mede om aan te toonen
dat de verdiensten aan dit apothekers artikel
minstens „behoorlijk" zijn hier te lande. Ik
wil niet beweren dat die winst geheel bij de
apotheek zitik ben daarmede niet bekend
Doch ik ga van de veronderstelling uit dat
de winst op bedoelde buitenlandsche pillen
een normale winst is geweest, ik bedoel dat
bij de prijsbepaling van de verdienste er op
de gewone winstmarge zal genomen zijn. Al
les bij elkaar genomen, vind ik het vreemd
dat bij een dergelijke winstmarge een geheel
Hollandsch product als Insuline thans bij den
apotheker met 20 pet. verhoogd moet wor
den. Is dit nu in orde? Velen zullen zich met
mij ergeren aan een dergelijke handelwijze
want het wil er bij mij niet in, dat er nu re
den is om een artikel, Hollandsch fabrikaat
nog wel, met dergelijke grooteprijsverhoo
ging op den toch reeds riet lagen prijs, te
belasten. Is hier geen reden tot onderzoek
naar prijsopdrijving?
Naschrift van de redactie. Vap deskundige
zijde is ons medegedeeld, dat de verhooging
van den Insulineprijs volkomen redelijk is in
verband met de verhoogug van de prijzen
der grondstoffen.
Apothekersproducten zijn hier altijd duur
geweest; het prijsverschil van hetzelfde pro
duct in Frankrijk en hier ziet men ook bij
andere artikelen, b.v. lampen en sigaretten.
Het hangt af van de factoren, waarop de
prijspolitiek gebouwd is en die men alle moet
kennen, om billijk te oordeelen.
Aan het Voorloopig Verslag van dè Tweede
Kamer over de Surinaamsche begrooting
voor 1940 is het volgende ontleend:
Verscheidene leden vestigen er de aan
dacht op, dat in de Memorie van Toelichting,
in tegenstelling met de beide vorige jaren,
thans geen gewag wordt gemaakt van eenige
verbetering in den economischen toestand
van dit gebiedsdeel. Moet men hieruit opma
ken, dat naar het oordeel der regeering elke
verbetering in het afgeloopen jaar achter
wege gebleven is?
Andere leden waren van oordeel, dat de
raming van de middelen eenige aanwijzing
geeft voor een lichte verbetering in den al-
gemeenen toestand van het gewest. Over de
geheele linie toch vertoonen de inkomsten
een geringe stijging.
Van verschillende zijden werd instemming
betuigd met het voornaamste middel, dat de
minister wil toepassen om de welvaart te
verhoogen, n.l. bevordering van de immigra
tie van Javanen. Met betrekking tot dit mid
del rijzen echter verschillende vragen, welke
vele leden er toe brachten den minister te
verzoeken nadere mededeelingen te doen
omtrent zijn plannen op dit gebied.
Een zeer belangrijke vraag met betrek
king tot de immigratie is deze, of de aan
voer van Javanen wel in het belang van de
inheemsche bevolking van Suriname is. Zou
het n.l. de bedoeling zijn deze Javanen in
hoofdzaak zich te doen vestigen als kleine
zelfstandige landbouwers, dan vreesden som
mige leden, dat de Creoolsche bevolking
daarvan geen voordeel zal hebben.
Andere leden verklaarden de vrees, dat
vestiging op groote schaal van Javanen als
zelfstandige landbouwers de inheemsche
bevolking zou kunnen schaden, niet te dee
len.
Met de plannen tot voortzetting van de
irrigatiewerken werd algemeen ingestemd.
Gaarne zou men vernemen, hoe ver deze
werken thans gevorderd zijn.
Hoe nuttig men de immigratie ook achtte,
toch waren vele leden van oordeel, dat deze
maatregelen op zich zelf geen oplossing kun
nen brengen voor het probleem van de in
heemsche bevolking van Suriname. Het
vraagstuk, hoe deze bevolking, op hooger
peil te brengen, verontrustte niet weinige
van deze leden. Naar de meening van deze
leden, moet in de eerste plaats de Creoolsche
bevolking worden opgevoed tot regelmatigen
arbeid en in het bijzonder tot landarbeid.
In verband met het voorgaande merkten
verscheidene leden op, dat het lager onder
wijs dringend organisatie behoeft, teneinde
dit beter dienstbaar te maken aan de econo
mische behoeften van een belangrijk deel der
bevolking.
Bevordering van den kleinen landbouw,
zoo betoogden voorts verscheidene leden,
eischt ruimere verschaffing van landbouw-
crediet tegen lagere renten dan de thans ge
bruikelijke. Ook herziening van de verouder
de agrarische wetgeving achtten zij wen-
schelijk.
Men zou het op prijs stellen, indien de
minister een overzicht wilde geven van den
stand en de vooruitzichten, ook wat de ver
schepingsmogelijkheid betreft van de voor
naamste cultures: rijst, citrus, bananen, kof
fie, mais.
De opneming van Suriname in het lucht
verkeer werd algemeen toegejuicht.
Men betreurde, dat het noodig is een rijks
bijdrage van meer dan 3 millioen te ramen
teneinde de Surinaamsche begrooting in
evenwicht te brengen. Echter kon men zich
bij de stijging van de bijdrage neerleggen, nu
deze een gevolg is van het uittrekken van
belangrijke, doch noodzakelijke credieten ter
bevordering van immigratie en irrigatie.
Van verschillende zijden werd gewezen
op het groote belang eener behoorlijke poli
tiezorg.
Verscheidene leden waren niet geheel ge
rust, dat de politie vrij is van nationaal-so-
cialistische elementen. Voorts vestigden zij
er de aandacht op, dat in Suriname nog
steeds nationaal-socialistische (met inbegrip
van antisemietische) propaganda wordt ge
maakt, ook door buitenlanders. Aan deze
politieke actie van vreemdelingen dient huns
inziens onverwijld een einde gemaakt te
worden.
Gaarne erkende men, dat de openbare ge
zondheidsdienst veel goeds verricht heeft en
dat de sterftecijfers in Suriname laag zijn in
vergelijking met andere tropische landen.
Niettemin blijft er 0p het gebied van de
volksgezondheid nog veel te doen over.
Levenloos opgehaald.
Men meldt ons uit Amsterdam:
Gisteravond te ongeveer 8 uur hoorden
voorbijgangers op de Prinsengracht nabij de
Utrechtschestraat hulpgeroep en spoedig
bleek, dat dit afkomstig was van iemand, die
onder het ijs terecht gekomen was. Hoewel
daarop onmiddellijk pogingen tot redding in
het werk werden gesteld, bleken, toen men
eenmaal den drenkeling uit het water had
gehaald, de levensgeesten reeds geweken te
zijn.
Het stoffelijk overschot van den rrlfen,
wiens identiteit nog niet kon worden vast
gesteld, is door den Geneeskundigen Dienst
naar het Binnengasthuis gebracht.
Ook de brandweer die mede direct geij
waarschuwd was, heeft aan de reddingspo
gingen deelgenomen.
Woensdagmiddag werd in het Retraitehuis
te Roermond een bijeenkomst gehouden van
ruim 400 zelatrices voor het missiewerk in
midden-Limburg. Nadat Z. H. Exc. mgr. dr.
Lemmens, bisschop van Roermond, in de
nieuwe kapel een pontificaal lof gecelebreerd
had, sprak prof. dr. Féron in de vergader
zaal een inleidend woord over de missie
actie, die hij het schoonste liefdewerk der
Kerk noemde. Spr. spoorde de aanwezigen
aan, haar werk voort te zetten en het meer
methodisch en stelselmatig te doen.
Rector Halsman, diocesaan secretaris
van het missie-comité schetste de moeilijk
heden, aan het werk der zelatricen verbon
den.
Mgr. Lemmens sprak aan het slot der bij
eenkomst een aanmoedigend woord en gaf
den aanwezigen zijn zegen.
De directeur van het St. Bonifaciusmissie-
huis te Hoorn, father G. van Leeuwen, vier
de Woensdag zijn koperen priesterjubileum.
In den morgen werd in de versierde ka
pel door den jubilaris het H. Misoffer opge
dragen, waarbij de studenten op verdien
stelijke wijze de Missa Populi van Hubert
Cuypers zongen.
Óm half elf vond een feestelijke receptie
plaats, waar op zeer duidelijke wijze tot
uiting kwam, welk een waardeering men den
jubilaris toedraagt.
De heer S. J. J. Luyckx was de woord
voerder van de vrienden uit Hoorn, namens
wie hij eenige geschenken voor de kapel aan
bood.
Daarna spraken de vice-directeur, father
Luppes, de student F. Dobber namens de stu
denten, de overste van de Eerw. Zusters en
broeder Alfons. Zij allen boden paramenten
voor de kapel aan.
Des middags vond een druk bezochte re
ceptie plaats, waarna de studenten het too-
neelspel „De Rabbijn van Selga" op zeer ver
dienstelijke wijze ten tooneele brachten.
Hedenmiddag bood de geestelijkheid uit
den omtrek haar gelukwenschen aan.
Een „U. P."-correspondent heeft als eerste
krantenman en wellicht zelfs als eerste
non-combattant, met het Finsche leger de
Russische grens overschreden ten Oosten van
Lieksa.
Hij schrijft hieroverZonder paspoort of
visum trok ik over de Russische grens. K°rt
vóór we haar bereikt hadden, passeerden wij
een plaats, waar een Russische ski-Patrol' e
van vijftig man onzen weg had gekruist in
de richting Zuid-Noord. Zij hadden in de
hooge sneeuw een scherp spoor achtergelaten.
Twee dagen te voren hadden de Russen
en de Finnen op deze zelfde plaats een
ontmoeting gehad, waarbij de Russen na een
kort machinegeweer-gevecht teruggeslagen
waren. Wij konden nog de kogelgaten in de
boomen zien en ook in de beide grenspost
huisjes deze staan namelijk bij de Finnen
en de Russen op twaalf meter van elkander
precies aan de grenslijn.
Toen wij de grens bereikten en over
geringen afstand Rusland binnentrokken, was
alles rustig. De Russen hebben nl. hun
patrouilles 4 5 kilometer teruggetrokken.
Van verre hoorden wij zwak artillerievuur.
Men vertelde ons, dat dit afkomstig was van
het Ilomantsifront.
Wij bekeken de twee grensposten. De
Finsche was van ruw ongeverfd hout opge
trokken en het schild met den Finschen leeuw
was klaarblijkelijk door de Russen ver
wijderd.
Nadat wij zoo een half uur aan de Russische
zijde van de grens hadden doorgebracht,
keerden wij terug onder geleide van een
Finsche ski-patrouille.
Het was een buitengemeen koude dag, zelfs
voor dezen tijd van het jaar en voor dit deel
van het land, dat als het meest koude punt
van Finsch Karelië wordt beschouwd.
De thermometer wees 38 graden onder nul,
toen wij Lieksa verlieten. Den vorigen nacht
was het zelfs 41 onder nul geweest.
Een vreemd gevolg van deze koude, dat
ik nooit te voren had gezien, was dat, ondanks
het heldere weer, de zon slechts wazig zicht
baar was, waarschijnlijk door het ontstaan
van een lichten damp, wanneer de koude
luchtlagen langs de aarde strijden.
Het is opmerkelijk de wijziging, die het
landschap ondergaat, waar te nemen, wanneer
men van het achterland uit de grens nadert.
Lieksa heeft nog eenig teeken van burger
lijk leven. Onderweg van daar naar de grens
gingen wij langs twee dorpen, die- totaal
verlaten waren en waar de sneeuw hoog
boven de drempels der huizen uitstak. Er
was hier geen teeken van leven te vinden,
zelfs geen honden waren er.
De volgende stap in de richting van het
front was gekenmerkt door dorpen, die met
den grond gelijk gebrand waren door de
bewoners bij het naderen der Russen in de
eerste dagen van den oorlog.
Wij passeerden een brug, waar sappeurs
gaten aan het graven waren om mijnen in
neer te leggen.
Eenige mijlen verderop kwamen wij bij één
van de grootste slagvelden uit het begin van
den oorlog in den Lieksa-sector. De auto
bonsde en sprong over granaattrechters en
gaten, die door Finsche mijnen in den bodem
waren geslagen. Eens slipten wij zelfs een
greppel in, toen de chauffeur een granaat
trechter wilde vermijden. Met ons vijven
slaagden wij er slechts met groote moeite
in, den wagen een voormalige taxi
weer op den weg te brengen.
De weg eindigde in een hoop jachtsneeuw,
waarna een kort gesprek met den comman
dant door de veldtelefoon imjdoende was om
den wagen voor een slede Te verwisselen.
Nu is een tocht in een open slede bij 38
graden onder nul lang niet zoo erg als het
klinkt, als men er maar aan denkt, neus en
wangen grondig in te vetten, daar je anders
bevroren bent voor je het weet.
Het laatste deel van de reis Rusland in
werd te voet afgelegd, waarbij wij eens zelfs
over een „Mannerheim-linie" in zakformaat
moesten klauteren, die was samengesteld uit
gevelde boomen en onder stroom staande
draden.
In niet beboschte sectoren werd de grens
beschermd door uitgestrekte moerassen, die
niet bevroren waren toen de sneeuwval begon
en dus uitnemende tankvallen vormden.
Een gemechaniseerde Russische eenheid,
die hier de grens wilde overschrijden, zakte
totaal weg in de modder.