JIMMY EN JOY. ften Katechismus van den kerkzang. OntlasVmqP' DrlBMEE NKl DE MAN MET DEN HORRELVOET. JIMMY BEPROEFT EEN TRUC. DINSDAG 23 JANUARI 1940 Onmisbaar boekje voor kerk zangers, koorleiders en organisten. BRAND TE HEESWIJK. en telegraaf - Telefoon verkeer met schepen. Nieuwe bepalingen van den opper bevelhebber van land- en zeemacht. AUTOBOTSING BIJ MONNIKENDAM. DE EXPORT VAN BOTER. ECONOMISCH LEVEN IN ZUID-LIMBURG. De behartiging der scheepvaart- belangen. 40 cV/o daosie von 40D. DE VLIEGRAMP BIJ BALI. EEN VERHAAL VOOR ONZE JEUGD BRAND TE ALKMAAR. 15 Jimmy. (W o r d t Begrafenis van drie der slachtoffers. US VERSPREIDING VAN HET MILTVUUR. Lichte verbetering in de situatie. vervolgd) ZWAAR WEER BIJ SEMARANG. DOOR TREIN GEGREPEN EN GEDOOD. HUWELIJKSZWENDELAAR AANGEHOUDEN. De liturgische geest en de parate kennis van zang in het algemeen en van Grego- riaansch in het bijzonder, zijn bij het gros van onze kerkzangers nog niet in zoo hooge mate aanwezig dat zij waardige dienaren kunnen zijn bij de H. Handelingen en de Kerkelijke plechtigheden. Zeker er is in de laatste jaren veel, zeer veel ten goede veranderd. De voorzitter van de St. Gregorius vereeniging kan in het Januari-nummer van het St. Gregoriusblad met recht wijzen op het respectabel stuk werk, dat in 1939 door de vereeniging is verricht in het belang van den kerkzang mede door Gregoriusdagen en zangersdagen. Deze beide laatste hebben in de goede en juiste richting al heel veel gedaan voor het kweeken van den waren geest en het vormen van den echten kerkzanger. Maar onder onze duizenden kerkzangers allen van goeden wil en vol ambitie zijn er nog veel te veel, die niet inzien, of nog lang niet voldoende, dat het zingen in de kerk bepaalde en bijzondere verplichtingen meebrengt. Zij zijn er nog maar niet van over tuigd. dat kerkzang bidden is, dienen en op wekking der geloovigen tot intens meeleven met een ingaan in de Handelingen van den priester op het altaar. Ze zijn meestal trouwe leden, vol toe wijding en animo, waarop de dirigent kan bouwen, maar ze kunnen zich maar niet ver trouwd maken met de gedachte, dat het zin gen in de kerk andere eischen stelt en een andere geestesgesteldheid eischt dan het zin gen in een profane vereeniging. Dit geldt ook nog voor koorleiders en or ganisten. Bijbrengen van de juiste beteekenis van den waren kerkzang en liturgische scholing zijn dan ook noodzakelijk en de zoo juist verschenen „Katechismus van den Kerk zang" door dr. E. Bruning O.F.M. en castoor I. P. J. Kaarsgaren uitgave N.V. Gooi en Sticht Hilversum en Wed. J. R. van Rossum Utrecht) kan daartoe een belangrijken stoot geven en er zeer veel toe bijdragen. Een der samenstellers van dezen katechis mus, toendertijd leeraar aan het klein Semi narie te Culemborg, deed reeds jaren gele den zijn „Zangersboek" verschijnen, dat voor de beoefening van den waren kerkzang on getwijfeld veel nut zal hebben gesticht. Deze nieuwe Katechismus nu de actie in de laatste jaren van St. Gregoriusvereeniging en Federatie van Liturgische Vereenigingen de tijden rijper hebben gemaakt en inzicht en beter begrip hebben verhelderd zal het nog in veel hoogere mate en met meer suc ces kunnen doen. „Deze uitgave zoo zeggen de schrijvers beoogt de hoofdzaken te geven van het geen een koorleider een organist en een kerkzanger dienen te weten van het Grego- riaansch en de Liturgie". En deze hoofd zaken zijn gegeven practisch als vrucht van ervaring, kort en bondig zonder aan duide lijkheid en begrijpelijkheid maar iets te kort te schieten. Deze Katechismus leent zich eveneens uitstekend als leidraad voor hen, die zich voor een examen voorbereiden. Mogen ze onder allen, voor wie deze uit gaven bestemd is, veel aftrek vinden en ge lezen en herlezen worden. Ongetwijfeld zul len zij dan met meer liefde, met inniger mee leven en beter begrijpen hun mooie en stich tende taak als kerkzanger vervullen. Deze Katechismus heeft de goede wen- schen en krachtige aanbeveling meegekregen van den hoogeerw. heer C. W. van de Wiel, voorzitter van de St. Gregoriusvereeniging en van den hoogeerw. heer Z. de Korte voor zitter van de Federatie van Liturgische Ver eenigingen in Nederland. De Staatscourant van 22 Januari bevat een algemeene bekendmaking van den opperbe velhebber van land- en zeemacht, waarbij wordt bepaald, dat de telegraaf- en telefoon regeling van den opperbevelhebber niet geldt voor schepen, waar ook zich bevindende bin nen de territoriale wateren des rijks, noch voor de Nederlandsche scheden, waar ook zich bevindende buiten die territoriale wa teren. Voor deze schepen stelt de opperbevel hebber de volgende regelen vast: Art. 1. Behoudens het bepaalde in de na volgende artikelen verleent het militair ge zag, voor zoover het niet nader anders zal beslissen, ontheffing van de schorsing van het verkeer door middel van radio-telegrafèn en -telefonen, al dan niet voor het openbaar verkeer bestemd, en van de schorsing van het gebruik van de inrichtingen in art. 3 ter van de telegraaf- en telefoonwet 1904. Art. 2. Geen ontheffing wordt verleend, voor zoover het militair gezag niet nader anders zal beslissen, voor wat betreft de te legrafische en telefonische uitzending vanaf schepen binnen de territoriale wateren. Art. 3. Voor wat betreft de telegrafische en telefonische uitzending vanaf schepen buiten de territoriale wateren, alsmede voor wat betreft de telegrafische en telefonische ont vangst aan boord van schepen, waar ook zich bevindende, wordt, voor zoover het militair gezag niet nader anders zal beslissen, geen ontheffing verleend voor: a. telegrammen, gesteld in geheimschrift (overeengekomen taal- en cijferschrift); b. telegrammen en telefoongesprekken zonder inhoud, of waarvan de inhoud geen algemeen verstaanbaren of aannemelijken zin oplevert; c. telegrammen, welke zijn gesteld, of ge sprekken, welke worden gevoerd in een an dere taal dan Nederlandsch, Duitsch, Engelsch of Fransch, tenzij, wat telegrammen betreft, een vertaling van den inhoud in een dezer toegelaten talen wordt overgelegd; d. telegrammen, welke geheel of gedeel telijk zijn gesteld in cijfer- of lettergroepen zonder geheime beteekenis; e. telegrammen, bij welker aanbieding niet worden opgegeven de volledige naam en het adres van den afzender; f. telegrammen en telefoongesprekken, welker inhoud in strijd moet worden geacht met de belangen van den staat of d openbare orde. Art. 4. Deze regeling treedt in werking op 1 Februari 194b. Een der slachtoffers overleden. De Volendammer H. Guyt, die bij de bot sing op den Monnikerdammer Jaagweg op 9 Januari j.l. ernstig gewond naar het O. L. Vrouwegasthuis te Amsterdam werd ver voerd is gisterochtend aan de gevolgen over leden. Zooals men zich herinnert werden bij dit ongeluk in totaal acht personen gewond. Het slachtoffer was 47 jaar oud, gehuwd en vader van zes kinderen. Het lid der Tweede Kamer de heer Korten- horst heeft aan den minister van Economi sche Zaken de volgende schriftelijke vragen gesteld 1. Is het waar, dat onder de dertien exporteurs van boter, waarvan sprake is in het antwoord van den minister dd. 5 Januari 1940 op schriftelijke vragen van het lid der Kamer den heer Algera, aan welke expor teurs een extra toeslag voor den boterexport naar Engeland op 812 September jl. door de Nederlandsche Zuivelcentrale was toege zegd, een aantal voorkomt, aan wie deze extra toeslag tot nu toe niet is uitgekeerd op grond van het feit, dat, toen de door deze exporteurs voor Engeland bestemde partijen boter op 11 September jl. te Harlingen ter verscheping aanwezig waren, een wilde staking onder het scheepspersoneel is uitge broken, waardoor de afvaart der betrokken booten eerst op 14 September kon plaats vinden 2. Kan de minister na nadere overweging geen reden vinden, alsnog ook aan deze exporteurs den bedoelden toeslag te doen uitkeeren, nu zij, op dezelfde wijze als de overigen medegewerkt hebben om het door de Zuivelcentrale beoogde doel te verwezen lijken, slechts door omstandigheden van hun wil onafhankelijk eerst eenige dagen te laat de door hen tijdig afgeleverde partijen boter hebben kunnen exporteeren In de gisteren gehouden vergadering der Kamer van Koophandel te Maastricht heeft de voorzitter, de heer J. Schaepkens van Riempst een overzicht gegeven over 1939, dat in verband met de bijzondere tijds omstandigheden beknopter moest zijn dan gewoonlijk. De bevrachtingscommissie voor Zuid- en Midden-Limburg kon haar werkzaamheden tot de maand September regelmatig vervul len. Met betrekking tot loopende geruchten, dat de Nederlandsche Particuliere Rijnvaart centrale zou trachten bepaalde Limburgsche belangen binnen haar werkingsfeer te be trekken, merkte spr. op, dat het Limburgsche bedrijfsleven zich zal weten te verzetten te gen iederen aanslag op vitale levensbelan gen. Begin September heeft de Minister van Waterstaat, met het oog op den buitengewo nen toestand, een nood-organisatie in het leven geroepen, welke een onderdeel vormt van de Rijksverkeersinspectie. Met deze noodorganisatie werkt de Bevrachtingscom missie samen voor zoover het maatregelen aangaat, welke steunen op de „Wet Gebruik Vervoermiddelen 1939". Spr. besloot met dankbaar eraan te her inneren, dat de minister van Waterstaat, ir. J. W. Albarda, kort na zijn optreden ten aanzien van de industrie-haven van Maas tricht een daad heeft gesteld, welke tot dankbaarheid stemt. Het Rijk besloot n.l. een voornaam deel der kosten voor zijne reke ning te nemen. Hierna deed spr. verslag van de werkzaamheden der Kamer in 1939. -tegen. ovetdoUig vet cfe Bloedzuiverende .V .'y'Sf.". -.rfnnfion da stoetgong en veAfraMc/ian hat -iichaojn. L'Academie Franqaise heeft in de eerste bijeenkomst sedert het uitbreken van den oorlog het nieuwgekozen lid Jerome Tha- raud verwelkomd. De nieuwe „onsterfe lijke" staande temidden van zijn colle ga's leest zijn rede voor na zijn installatie. tteci. (Nadruk verboden). Anderhalf jarig kind met levens gevaar gered. Zaterdagmiddag is vermoedelijk door een defect aan den schoorsteen brand ontstaan in de kapitale boerderij van den landbouwer M van Zoggel bij de abdij te Heeswijk, melclt de „N. Tilb. Crt.". De brand had reeds een aanzienlijken omvang aangenomen voordat de bewoners hem bemerkten. De vrouw, die met vier kinderen thuis was, vluchtte met drie kinderen naar buiten, waar zij bemerkte, dat zij in de consternatie vergeten had het jongste kind van anderhalf jaar mee te nemen. Een militair snelde het brandende huis binnen en wist het kind door den verstikkenden rook naar buiten te brengen. De brandweer was niet uitgerukt omdat er geen water was. De boerderij brandde dan ook in korten tijd tot den grond af. Zes koeien een paard en zes varkens kwamen in de vlam men om. Ook de inboedel, de landbouwinven- taris, de oogst en een bedrag aan geld zijn verloren gegaan. Aangezien de landbouwer zeer onvoldoende was verzekerd, is hij nagenoeg van alles be roofd. Dorpsbewoners hebben onmiddellijk een collecte gehouden om het gezin van het noodige te voorzien. Zaterdagavond is in de groote loods van de „Vereenigde Brandstoffenhandel" aan de Noorderkade te Alkmaar een brand ^ge broken, welke een vrij grooten omvang heet gekregen. Nadat omwonenden omstreeks negen uur een ontploffing hadden gehoord, werd eem- gen tijd later vuur ontdekt. Er bleek brand te zijn ontstaan in of nabij de zakkendroog- kamer en zakkenstopperijwaaronder de kelder met de centrale verwarmingsketel is gelegen. Het vuur woedde hevig, zoodat de Alkmaarsche brandweer, die met vier stra len werkte, heel wat te doen had om het meester te worden. De blusschingsarbeid werd zeer bemoeilijkt, doordat ook de op slagplaats voor houtskool vlam had gevat. De zakkendrogerij, stopperij en kelder brandden geheel uit, terwijl veel houtskool verloren ging. Wijl het niet mogelijk bleek den kelder, die vol bluschwater was geloopen, leeg te pompen, is de brandweer den geheelen nacht bezig geweest, met emmers den kelder leeg te scheppen, opdat een onderzoek naar de oorzaak van den brand kon worden mge- steld Het is gebleken dat de centrale ver- warming vermoedelijk niet de oorzaak van den brand is geweest, aangezien zij nog ge heel intact was. Wat wel de oorzaak was en waardoor de ontploffing is ontstaan, kon nog niet worden uitgemaakt. De schade wordt door verzekering gedekt. „Daar is nog 'n boot!" De kleine Jimmy Wallace stond in den duisteren doorgang tot de oude steenen hut op het kleine eiland, en een oogenblik her leefde de hoop weder in hem toen hij zag dat een boot op de modder geloopen was. De gedachte kwam in hem op, dat iemand op de rivier het noodsein gezien had, dat Joy van het dek der schuit met een electrische lantaren uitgeflitst had, en dat de man, dien hij nu aan wal had zien springen en in de richting der hut gaan, misschien wel mr. Prout in hoogsteigen persoon was. Maar deze hoop vervaagde weldra, want de gedaante, die thans wat duidelijker zicht baar werd, was niet die van den gemoede lijken schipper, dien Jimmy als zijn „oom" was gaan beschouwen. Zij was die van een korten man, met geweldig breede schouders, waardoor zijn gestalte iets had van die van een gorilla. Hij was ingebakerd in een zware overjas, en de breede rand van een donkeren slappen 1- 1 rri i ti ftnlrnlrl-on hoed was" diep over zijn hoofd getrokken. Maar wat Jimmy vooral in hem opviel was, dat hij zich hevig hinkend voortbewoog, zoo dat elke schrede vergezeld ging van een diepe inzinking van den linkerschouder. Toen de man wat nader gekomen was, be speurde Jimmy de oorzaak hiervarf. Het eene been was veel korter dan het andere, en de linkerschoen had zulk een dikke zool, dat toen de nieuw aangekomene den harde ren bodem bereikt had, zijn stappen onder het voortloopen klonken als „klip-klop-klip -klop". Het kwam Jimmy, terwijl hij den man ga desloeg, voor, dat deze iets erg onheilspellends en schrikwekkends over zich had, en uit vrees van ontdekt te worden trok de jongen zich zoo ver terug, dat zijn kleine gestalte geheel verloren ging in de schaduw. De man met den horrelvoet hinkte verder klip-klop! naar den doorgang der hut. Hier bleef hij stil staan, en haalde uit zijn zak iets dat op een nachtkijker geleek. Deze bracht hij aan zijn oogen, en langzaam tuur de hij nu de rivier af alsof hij zich ervan overtuigen wilde, dat er geen nieuwsgieri gen in de buurt waren. Dit onderzoek scheen tenslotte bevredigend afgeloopen te zijn. Hij hinkte over den aar den vloer der hut, en gromde nijdig omdat het valluik open was. „Wie heeft dat opengelaten", bromde hij boos: vervolgens boog hij zich voorover, en daalde neer in den verborgen ondergrond- schen kelder, welke als geheime bergplaats diende. Jimmy zag toe hoe het hoofd verdween on der den vloer. Daarna sloop hij ademloos vooruit, en hoorde het zware „klip-klop van de voeten van den man op den steenen vloer beneden. Ook de beide mannen in het gewelf hoor den de luide voetstappen, en keerden zich snel om. De zware deur werd met geweld opengesmeten. „Zeg eens, jelui tweeën", brulde de nieuw- aangekomene woedend. „Voor wat laat je de valluik open voor iedereen te zien. Hebben jelui geen verstand, jelui.... jelui.... Wat is dan dat?" Zelfs Jimmy hoorde dat deze man een vreemdeling was, die gebroken sprak. „Wat is dan dat?" De man met den horrel voet zweeg plotseling en staarde naar de slanke figuur van een meisje, dat bleek maar uitdagend op een stoel vastgebonden zat. Zijn staalblauwe oogen gluurden van onder zijn ruige wenkbrauwen met een mengeling van ongerustheid en verbazing. ,Zoo!" gromde hij, den blik latende gaan van Joy's hulpelooze gestalte naar de beide mannen naast haar. „Wie is dat?" „Dat is een jonge dame, die wij gepakt hebben toen zij haar aardig neusje stak in wat haar niet aangaat, baas," zeide een der mannen. „Een spion dat denken wij dat zij is, baas!" „Nietwaar! Ik ben geen spion!" riep Joy uit, met vlammende oogen. „Die mannen hebben niet het recht mij zoo vast te binden. Laat mij als-je-blieft vrij." De man met den horrelvoet hinkte wat na derbij, terwijl hij het meisje van boven tot beneden opnam. Vaar komt ze vandaan, Sjoop?" vroeg hij met zijn sterk accent. „Weet ik niet baas" bromde de man, die Joop heette. „Dat zouden Wim en ik zelf wel willen weten. Wij hebben haar gevangen en vastgebonden, zoodat zij niet kon wegloo- pen". „Ah juist! Een kleine meermin, hè, die uit de rivier opduikt? Waarheen kom je van daan, zeg, meisje? vroeg de man, wiens vreemde spreekwijze wij slechts gedeeltelijk weergeven, zich met een plotselinge nijdige grijns tot Joy wendend. „Nou? Voor wat kom je hier en wie stuurt je," bulderde hij woedend. „Niemand heeft mij gestuurd," antwoordde Joy, hem verontwaardigd in de oogen zien de. „Ik woon bij mijn oom en tante op een lichter, die de rivier op en afvaart om vrach ten te bezorgen. Vanavond, toen oom en tante aan wal gegaan waren, raakte de schuit los en dreef de rivier af. En tenslotte liep zij hier op de modder." De man met den horrelvoet grijnslachte nogmaals hoogst onaangenaam, en wreef zich de handen, alsof hij bijzonder in zijn nopjes was. „Dan is dat schade voor jou, jongedame' zeide hij. „Nou moet je goeden dag zeggen aan de schuit en met uns mitkomen." Een groote ongerustheid maakte zich van Joy meester, en zij wendde een vergeefsche poging aan zich aan haar handen te ontwor stelen. „Wat zeg je?" riep zij uit. „Ik ga niet met je mee. Dat doe ik niet. Je zult mij ner gens mee naar toe nemen. Als je mij niet on middellijk vrijlaat, dan zul je rekening heb ben te houden met mijn oom, mr. Prout,' hijgde Joy. „Hij is twee maal zoo groot en sterk als elk van jelui. Ik waarschuw jelui dus". De man met den horrelvoet brak in een rochelend keelgelach uit. „Heurt jelui dat, vreunden," zeide hij grin nikend tot de mannen, die Joy gevangen ge nomen hadden. „Als mijnheer Brusselsche Spruit komt, zal hij het jelui betaald zetten. Jelui moest maar gezwinden helpen met de baggage en dan ervan doorgaan. Wart een minuut. Het is kalt hier onder. Laat ik unse aardige meermin wat beter inwikkelen om haar warm te houden. En als dan alle bag gage weggebergd is, dan komt zij mit, terug naar de schip!" Hij ontdeed zich van zijn overjas, en spreidde deze over Joy uit. Daarna begaf hij zich ijverig aan het werk, waarbij hij op zachten, maar rauwen toon tot zijn metgezel len sprak, nu eens hier dan weer daarheen wijzend in het lage, gewelfde vertrek, en blijkbaar instructies gevende voor het weg bergen der nieuwe goederen, die in de boot lagen, in afwachting van hun vervoer naar de geheime opslagplaats. „In orde, baas," hoorde Joy den man, die Wim genoemd werd, zeggen. „Dat zullen wij spoedig hebben opgeborgen. Wie heb je mee gebracht?" „Otto en Lange Jan. Ik heb ze in de sloep gelaten", gromde de man met den horrelvoet. „Mooidan gaan we!" mompelde Wim, en hij begaf zich naar de deur. Daarboven stond Jimmy nog steeds ver dekt opgesteld in de diepe duisternis, en zag hoe de drie mannen te voorschijn kwa men en de hut verlieten. Bij den uitgang bleef één hunner even stilstaan om te wijzen naar de ladybird, die aan het eind van den dam in de modder stak. „Dat is de schuit, baas," gromde hij. ,Zij zal misschien wel vlot raken als het getij op komt". Misschien doen wij beter ervoor te zor gen, dat dit iedergevals geschiedt", antwoord de de man met den horrelvoet. Wij bruiken hier op deze eiland geen nieuwsgierigen. Hoor eenmaal, Sjoop. Weet je zeker dat dit meisje alleene op de boot was?" „Positief, baas" antwoordde Joop met stel ligheid. „Als er anderen geweest waren, zou den ik en Wim ze gezien hebben." „In orde. A-hoi, daar, Otto! A-hoi, Lange Jan", riep de „baas" met onderdrukte, maar ruwe stem. En hierop ging hij, klip-klop-klip-klop, de anderen voor op den dam, hinkend naar de wachtende sloep. Gedurende meer dan een half uur waren de smokkelaars druk in de weer met het aan voeren van kisten en balen van den walle- kant naar de hut. De man, die Otto gehoemd werd, was een vreemdeling, en sprak gebro ken, evenals de „baas". Ook hij was kort van postuur heel anders dan de man, die als Lange Jan was aangeduid; deze was meer dan zes voet lang en zoo dun dat hij Jimmy aan een paal herinnerde. Gebonden, gekneveld en hulpeloos zat Joy in het vertrek onder de hut, en zag hoe de mannen hun smokkelwaar wegstopten. Eén voor één werden de balen en kisten door het valluik op den vloer neergelaten. Toen het laatste pak weggeborgen was, kreeg Lange Jan van Horrelvoet het bevel naar de sloep terug te keeren en daar te wachten. De anderen schaarden zich om de kleine tafel en begonnen op zachten, ernsti- gen toon te praten. Het vraagstuk, waarmee zij zich bezig hielden, scheen hierin te bestaan hoe zij de smokkelwaren veilig aan land konden krij gen, en Joy kon hooren wat zij zeiden. Op de tafel was, onder het licht der lamp, een kaart uitgespreid van de rivier en haar oever. De man met den horrelvoet wees met zijn groven wijsvinger eenige pun ten op deze kaart aan. „Dit is de werf", gromde hij. „En dit is de Moerasstreek. Om twaalf uur moet het boot aankomen. De lorries wachten op de werven. Om half eens zijn zij alle vol opge laden en varen af de lorries, bedoel ik. Dat is alles, vreunden. Het is alles zoo eenvoudig als het maar zijn kan!" De man, die Joop genoemd werd, grinnik te en knikte met het hoofd. Hij kon, als deze onderneming tot een goed einde gebracht was, op een aardige belooning rekenen. Ondertusschen had Jimmy daarboven zijn hersenen in wanhoop afgepijnigd over de vraag wat hij wel doen kon. Eerst was de opwindende gedachte in hem opgekomen dat deze mannen hun kleine boot wellicht onbewaakt zouden laten. Was hij in dit ge val bij machte zich van de boot meester te maken, dan zou hij deze van den oever kun nen afstooten en dat zou een prachtige ge legenheid zijn om de blaadjes om te keeren, ten nadeele van de mannen, die Joy gevan gen hielden. Zonder boot, waarin zij konden ontsnappen, zouden zij zelf gevangenen zijn op hun eigen eiland. Maar de man met den horrelvoet had geen risico op zich genomen, terwijl hij en de an deren besprekingen hielden beneden in de hut, zat Lange Jan als een magere, maar waakzame schildwacht vóór in 't bootje. Als Jimmy nu maar een middel wist om dezen man uit het bootje te doen gaan. Als hij hem nu maar door één of andere list ertoe brengen kon zijn post te verlaten al was het maar voor enkele oogenblikken. Maar dan toch juist lang genoeg, opdat Jimmy naar het bootje kon snellen, erin springen, en van wal stooten. Was hij eenmaal in diep ■water, dan zouden die mannen hem onmo gelijk kunnen volgen. In groote opwinding hield Jimmy zich schuil in de schaduw van de hut, zich afvragend wat hij doen kon. Plotseling kreeg hij een inval, en in zijn wanhoop besloot hij het erop te wagen. Hij bukte zich, tastte om zich heen en vond een grooten steen die van den wrakken muur der hut afgevallen was. Hij richtte zich weer op en zorgvuldig mikkend wierp hij den steen naar het bootje. Hij had goed gemikt, want de steen kwam naast het bootje in het water terecht met een plotselingen, hevigen plons, welke oorzaak was dat Lange Jan bijna ruggelings over boord tuimelde. Het koude water spatte van alle kanten tegen hem op, en hij werkte zich overeind met 'n luiden kreet van schrik en verrassing. „Wat was dat?" gromde hij. Hij stond rechtop in het bootje. Zijn lange, spinachtige gestalte stak duidelijk af tegen het water, terwijl hij met een mengeling van argwaan en verbazing om zich heen staarde De rivier en het eiland schenen verlaten te zijn. Hij zag of hoorde niets, dat dezen hef- tigen en geheimzinnigen plons veroorzaakt kon hebben. Het was bijna alsof een lucht- torpedo in het water gevallen was uit een of anderen onzichtbaren en geheimzinnigen bommenwerper in de lucht. Maar er woedde, in den tijd, waarin deze geschiedenis speelt, geen oorlog. Jimmy dook weg in de schaduw en hield zich doodstil, terwijl de blik van Lange Jan het landschap afzocht. De man stapte aan wal en keek scherp in de richting der hut. „Ben jij dat, Otto?" riep hij op bitsen toon. „Wat is dat voor aardigheid?" Er kwam geen antwoord. Otto bestudeerde op dit oogenblik met zijn metgezellen in het gewelf een kaart van de rivier. Nog steeds verbaasd en verontrust keerde Lange Jan naar de boot terug en ging weer zitten. „Zoo iets is mij nou toch nog nooit over komen," prevelde hij: „Ik begrijp er niets van." Jimmy liet eenige minuten voorbijgaan. Vervolgens bukte hij opnieuw en tastte weer om zich heen. Ditmaal kreeg hij geen steen doch 'n stuk modder tusschen zijn vingers een kluit, waarvan de buitenkant een harde korst geworden was. Dit zou evengoed als een steen voldoen aan zijn bedoeling Langen Jan van diens post weg te lokken. Opnieuw hief Jimmy zich in de schaduw overeind, en mikte terdege. En toen.... wzzzzz! het stuk modder vloog door de duis ternis en in ademlooze spanning wachtte Jimmy den plons af. BATAVIA, 22 Januari. (Aneta) Vanmiddag zijn, onder groote belangstel ling op het kerkhof te Den Pasar de stoffe lijke overschotten van den gezagvoerder van het K. N. I. L. M.-vliegtuig commodore Schott en twee der passagiers, mevrouw Mijnlieff en den Engelschman Learayd, teraardebe- steld. Zoowel in het ziekenhuis als op het kerk hof werd gesproken door ds. Grimberg. De resident, die ziek is, werd vertegen woordigd door den assistent-resident, die eveneens het woord voerde. De inspecteur der luchtvaart hield even eens een korte toespraak, terwijl namens de K. N. I. L. M. het woord werd gevoerd door den heer Bertsch. Langs den weg en op het kerkhof bestond zoowel van Europeesche als van inheemsche zijde een enorme belangstelling, van welke belangstelling ook de vele bloemen blijk gaven. De zelfbestuurder van Bandoeng was per soonlijk bij de teraardebestelling tegen woordig. De toestand van den mecanicien den heer Van 't Riet is redelijk goed. Zijn beenbreuk blijkt niet gecompliceerd te zijnwat de verwonding van zijn rug aangaat, valt pas over enkele dagen zekerheid te geven. D$ commissie van onderzoek kwam om kwart over vijf aan, waardoor deze nog geen gelegenheid had naar de vermoedelijke oorzaak van de ramp een nader onderzoek in te stellen. Vanmiddag om vier uur is ook het stoffe lijk overschot van den marconist den heer Van Ende, aangespoeld. Naar wij vernemen, hebben zich in de af- geloopen week in het district Noordholland en N.W.-Utrecht van de inspectie van den rijksvee-artsenijkundigen dienst 18 nieuwe gevallen van miltvuur voorgedaan. Dit is een verbetering ten opzichte van de daaraan voorafgaande week, toen 28 gevallen werden gemeld. Bij den dienst bestaat de indruk, dat, hoewel de uitbreiding van de ziekte nog niet tot staan gekomen is, op het oogen blik een lichte verbetering in de situatie is ingetreden. Thans is besloten veevoeder, dat wordt aangetroffen bij de boeren, bij wier vee milt vuur is geconstateerd, dat verdacht wordt met miltvuurbacteriën te zijn besmet, in be slag te nemen en te vernietigen. SEMARANG, 22 Januari. (Aneta). Sedert 19 Januari waait de blauwe vlag reeds van het havenkantoor te Semarang. Alle com municatie tusschen den wal en de op de reede liggende schepen is verbroken. Dit is in geen jaren voorgekomen. Verschillende schepen zijn doorgevaren naar andere ha vens. Gisteren is de ruim 40-jarige spoorweg arbeider T. P. op de lijn NijmegenGroes- beek, tusschen St. Anna en Brakkenstein onder de gemeente Nijmegen, door een snel trein gegrepen en op slag gedood. De man was bezig met het schoonmaken van wis sels, die onder de sneeuw lagen. Het slachtoffer was gehuwd, doch had geen kinderen. Men meldt ons uit Amsterdam: De politie van het bureau Overtoom heeft een 29-jarigen slagersknecht aangehouden, die eenigen tijd geleden met een Duitsch dienstmeisje omgang heeft gehad. Hij had het meisje trouwbeloften gedaan. De belof ten zijn geen werkelijkheid geworden. Hij heeft wel geld, nu eens kleine bedragen en ook een grootere som ten bedrag van twee honderd gulden onder allerlei voorwendsels van haar geleend. Nadat hij het bedrag tot 375 had volgemaakt, heeft zij nimmer meer iets van haar „verloofde" gehoord. Voor den rechter zullen zij elkaar weerzien.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 4