BESTRAFFING VAN MISDRIJVEN
tegen de veiligheid van den Staat.
wUKÊêêêÈÊÈÈEè
KONINGIN EN PRINSES
NAAR MARKEN.
E. E. N SPANNEND
LD-WEST VERHAA L.
WOENSDAG 24 JANUARI 1940
Res. kapitein commandant
bij Nationalen Jeugd
storm.
Veiligheid van schepen en
hun opvarenden.
De adviescommissie met haar
rapport gereed.
N.SB .-vergadering in gebouw, waarin
militaire commandopost was
gevestigd.
slachtoffers van kolendamp
vergiftiging.
KAMERLID L. DE VISSER
VRIJGESPROKEN.
Per auto over het ijs van
de Gouwzee.
ÜNTFK GEVOLG VAN DE
GLADHEID-
Kamerzitting kon niet doorgaan.
E K. LEESZALEN EN BIBLIOTHEKEN
IL
Het
llllf
(Van onzen militairen medewerker).
In Zweden werd kort geleden een speci
aal wetsontwerp door het parlement aange
nomen met betrekking tot het plegen van
sabotage en spionnage. Het is begrijpelijk,
dat sindsdien velen in ons land zich afvragen
hoe het bij ons is gesteld met deze vormen
van verraad. Uit den aard der zaak bestaat
er onder normale omstandigheden in een z.g
democratischen staat veel minder behoefte
aan de allerzwaarste straffen voor de veilig
heid van den staat dan in de totalitaire sta
ten, waar een dictatoriale regeering. onder
wegcijfering van elke gezonde volksuiting,
zich ten koste van alles wil handhaven. In
geval van oorlog en in tijden van buitenge
wone politieke omstandigheden wordt dit
echter anders en voelt men algemeen behoef
te om harde straffen in het vooruitzicht te
kunnen stellen als afschrikking tegen ver
raderspogingen en als vergelding bij gepleegd
verraad. Wanneer honderdduizenden zijn op
geroepen om ten koste van zware offers te
waken voor de veiligheid van den staat, of
zelfs om met inzet van hun leven te strijden
voor het behoud en de onafhankelijkheid van
het vaderland, is geen straf te hard voor den
verrader die voor geld of mooie voorspiege
lingen zich leent tot sabotage of spionnage
ten gunste van den vijand of den mogelijken
vjj9nd.
De militair, die in tijd van oorlog opzet
telijk den vijand hulp verleend of den staat
tegenover den vijand benadeelt, wordt vol
gens het wetboek van militair strafrecht als
schuldig aan Militair verraad, gestraft
men den dood, levenslange gevangenisstraf
0f tijdelijke van ten hoogste twintig jaar.
Voor ons rechtsgevoel maakt het nu weinig
of geen verschil of het verraad wordt ge
pleegd door een burger of wel door een
militair, want in de ergste gevallen hebben
stellig beiden den kogel verdiend.
Hoe aannemelijk gelijkheid in berechting
ook wezen mag, in werkelijkheid bestaat er
in Nederland een groot verschil in de rechts
positie van een burger en van een militair
met betrekking tot het plegen van het
zelfde verachtelijke delict „v e r r a a d".
Artikel 163 van de Grondwet geeft aan, dat
niemand mag worden afgetrokken van den
rechter, dien de wet hem toekent.
De militair is onderworpen aan de mili
taire rechtsmacht, de burger in het algemeen
aan de jurisdictie van den burgerlijken
rechter.
Hij, waaronder volgens artikel 66 van
het wetboek van miitair strafrecht moet
worden verstaan een ieder, die aan de mili
taire rechtsraad is onderworpen die een
in de wet op det militair strafrecht omschre
ven misdrijf heeft gepleegd is strafbaar vol
gens het m"itaire recht. Van misdrijven, om
schreven in kol wetboek van Militair Straf
recht, neemt de militaire rechter dus alleen
kennis voor zoover de schuldige onderwor
pen is aan de militaire rechtsmacht, waaruit
volgt, dat burgers, die normaal niet onder
de militaire rechtsmacht vallen aan den
greep van den militairen rechter" ontglippen.
Hierdoor kunnen zich eigenaardige tegenstel
lingen voordoen zooals uit het volgende
blijkt.
In tijd van oorlog niet te verwarren met
in geval van oorlog wanneer de
militie te land, hetzij geheel, hetzij ten deele
door den Koning buitengewoon is bijeen
geroepen, wordt de militair, die het
krijgsvolk tracht te misleiden, te ontmoedi
gen of in verwarring te brengen bedreigd
met den dood, levenslange gevangenisstraf of
tijdelijke van ten hoogste twintig jaren. De
burger die onder dezelfde omstandigheden
dit misdrijf pleegt blijft straffeloos, omdat dit
niet strafbaar is gesteld bij het burgerlijk
•wetboek van strafrecht en hij onder derge
lijke omstandigheden niet aan de militaire
rechtsmacht is onderworpen.
Onder de tegenwoordige omstandigheden
nu immers e militie te land buitengewoon
bii®0" 's geroepen wordt de militair, die op-
zCt v! Cen militaire operatie doet misluk
ken. e ïeigd met een gevangenisstraf van
teuli1»0? Tij£tien. jaren- De burger die het-
20 F. 06i hiervoor niet worden ge-
s!ra a* voor hem van toepassing zou
zijn artikel 102 van het burgerlijk wetboek
VaI1f ma*,ref 6n in dit artikel de eisch wordt
gesteld dat er een vijand is waaraan opzet
telijk hulp wordt verleend. Dit element
„vijand is onder deze omstandigheden, nu
wij niet daadwerkelijk in oorlog zijn, niet
aanwezig zoodat bestraffing volgens genoemd
artikel achterwege moet bljven.
Met deze nogal verontrustende beelden
voor oogen dringt zich ongetwijfeld aan
eiken leek de vraag op, onder welke omstan
digheden zal de burger-verrader dan wel de
zelfde bestraffing kunnen ondergaan als de
militair die zich aan verraad heeft schuldig
gemaakt?
Niemand mag volgens het reeds eerder
aangehaalde Grondwetsartikel worden afge
trokken van den rechter, dien de wet hem
toekent. De mogelijkheid om een burger
voor den militairen rechter te brengen moet
dus uitdrukkelijk in een wet zijn vastgelegd
en nu is het een bepaling in de Invoerings
wet Militair Straf- en Tuchtrecht die in dezen
de oplossing geeft.
In artikel 78 van laatst genoemde wet lezen
we n.l. dat de militaire rechter bovendien
kennis neemt van de misdrijven in geval van
oorlog door wien ook begaan in een in staat
van beleg verklaard gedeelte van het grond
gebied des Rijks.
Door dit wetsartikel kan dan ook een bur
ger onttrokken worden aan de juris-dictie
van den burgelijken rechter en worden on
derworpen aan de militair^ rechtsmacht
maar alleen onder uu irukkeüjk beding
dat de volgende twee elementen aanwezig
zijn:
le. Het land moet zelf m oorlog zijn.
2e. Het misdrijf moet zijn gepleegd in een
in staat van beleg verklaard gedeel e van het
grondgebied des Rijks.
Op het oogenblik is nog slechts een'ge ee -
te van het grondgebied des Rijks in s aa
van Leleg verklaard. Komt ons land daa
werkelijk in oorlog dan kan worden ver-
Wacht, dat de staat van beleg zal worden uit
gebreid over het geheele land. waarmede in
eens alle bezwaren zullen zijn overwonnen
en de militaire rechter de volle bevoegdheid
krijgt om kennis te nemen van de misdrij
ven door wien (burger of militair) ook be
gaan.
De bestraffing van misdrijven tegen de
veiligheid van den staat is in geval van oor
log ten v°Ue verzekerd, helaas kan dit zoo
als boven met enkele grepen werd aange
toond niet worden gezegd voor den mobili
satietijd waarin wij thans leven. Het is mo
gelijk hierin zonder grondwetswijziging op
eenvoudige wijze te voorzien b.v door
schrapping van de woorden „ingeval van oor
log voorkomende in artikel 78 van de In
voeringswet Militair Straf- en Tuchtrecht.
De wenschelijkheid spoedif verandering te
brengen in de bestaande leemte begint meer
en meer tot uiting te komen. De Regeering
mag hier niet doof voor blijven, want er
staan te groote belangen op het spel Het
volk is bereid zoo noodig zijn bloed te geven
voor ons onafhankelijk Volksbestaan, doch
mag verwachten, dat de veiligheid van den
Staat niet verder bedreigd wordt als gevolg
van enkele formeele wetsbepalingen welke
niet meer van dezen tijd zijn.
Naar wij vernemen, heeft de commissie,
welke onlangs onder voorzitterschap van den
inspecteur-generaal voor de scheepvaart, den
heer P. S. van 't Haaff, door den minister
van waterstaat is ingesteld om op korten ter
mijn advies uit te brengen omtrent de vraag
of, en zoo ja, welke extra-maatregelen in
deze bijzondere tijdsomstandigheden getrof
fen zouden kunnen worden ter verhooging
van de veiligheid van schepen en hun op
varenden in verband met de heerschende ge
varen ter zee, gisteren de eindredactie van
haar advies vastgesteld, dat aan den minister
zal worden toegezonden.
Op schriftelijke vragen van het lid der
Tweede Kamer den heer Van der Goes van
Naters betreffende het houden van een ver
gadering der N.S.B. in een gebouw, waarin
een militaire commandopost gevestigd was,
en het waarnemen van de functie van com
mandant bij den „Nationalen Jeugdstorm"
door een reserve-kapitein, bij genoemd voor
val betrokken, heeft de minister van defen
sie geantwoord, dat het onderzoek geleid
heeft tot de volgende conclusie:
a. Op 29 November 1939 is in een hotel
tc Zeist door de leden van de groepen- Zeist
en Driebergen van de N.S.B. een besloten
vergadering gehouden.
b. Voor het houden van de onder a. be
doelde besloten vergadering was geen
vergunning vereischt noch van burgerlijke
noch van militaire autoriteiten.
c. De zaal, waarin de vergadering werd
gehouden de beneden-achterzaal ligt
geheel afgescheiden van de localiteiten
op de eerste verdieping waarin de com
mandopost van den kantonnementscomman-
dant is gevestigd; zaal en commandopost
kunnen niet door denzelfden ingang worden
bereikt; bovendien worden op de eerste ver
dieping de kamers, waarin de bureaux van
de commandoposten gevestigd zijn, door mi
litair personeel bewaakt.
d. Er zijn geen militairen in de vergade
ring aanwezig geweest; evenmin hebben zich
gedurende de vergadering, militairen opge
houden in de straat, waar het hotel is gele
gen.
e. De betrokken reserve-kapitein heeft met
de vergadering geen enkele bemoeienis ge
had.
Deze conclusie geeft den minister geen aan
leiding tot het treffen van maatregelen.
Afgescheiden van het vorenstaande is
meerbedoelden reserve-kapitein bij koninklijk
besluit van 17 Januari eervol ontslag uit den
militairen dienst verleend op grond van het
feit, dat hij nadat de minister van defen
sie hem er op had gewezen, dat aansluiting
bij of eenigerlei steunverleening aan de?
Nationalen Jeugdstorm op grond van het
paalde in de ministerieele beschikking van
10 Maart 1933, in strijd is met de plichten
van den militairen ambtenaar en derhalve
voor hem verboden niet binnen redelij
ken tijd voor het lidmaatschap van den Na
tionalen Jeugdstorm heeft bedankt.
Een tweede slachtoffer van de monoxyde-
vergiftiging te St. Odiliënberg op Maandag 15
Januari mej. C. van C. is zonder bij kennis
te zijn gekomen in het St. Laurentiuszieken-
huis te Roermond overleden. Haar echtgenoot
stierf, zooals gemeld, de vorige week ten
gevolge van hetzelfde ongeval.
Het echtpaar laat geen kinderen na.
De Rechtbank te Almelo heeft gisteren
den heer L. de Visser, lid van de Tweede
Kamer der Staten Generaal voor de com
munistische partij Nederland, vrijgesproken
van de hem ten laste gelegde beleediging,
daar zij den opzet niet bewezen achtte.
De heer De Visser zou in een onlangs te
Enschede gehouden vergadering beleedi-
gende woorden hebben gebezigd aan het
adres van de rechterlijke macht. Hij ontken
de de hem ten laste gelegde uitdrukking
„klasse-justitie" te hebben gebruikt.
De officier van justitie had een voorwaar
delijke gevangenisstraf voor den tijd van
een maand geeischt, met een proeftijd van
drie jaar en vijftig gulden boete, subsidair
25 dagen hechtenis.
AMSTERDAM VERGEET DE EENDEN
NIET. In het ijs van het Vondelpark wer
den verscheidene bijten gehakt, waarin
zich honderden eenden, tamme zoowel als
wilde, verzameld hebben. Het vogel-
minnend publiek geeft den vogels het
noodige voedsel met milde hand.
Gistermiddag werd Monnikendam verrast
door de komst van H. M. de Koningin en
H. K. H. Prinses Juliana, die even over half
vier per auto in het stadje arriveerden. Op
den Zuiderzeedijk verlieten de vorstelijke
personen den wagen en begaven Zij zich een
oogenblik op het ijs om te genieten van den
prachtigen aanblik en de vroolijke bedrijvig
heid van de schaatsenrijders in oogenschouw
te nemen.
Daarna stapten de Hooge Bezoekers weer
in de auto, waarmede Zij den tocht over de
Gouwzee naar het eiland Marken voort
zetten.
Onderweg zijn zij even op het ijs uit
gestapt, waarbij de Prinses korten tijd
schaatsen heeft gereden. De Koningin maakte
een kleine wandeling op de ijsbaan. Hierna
reed men door naar Marken.
Aan de haven was een groote menigte
samengestroomd, die de beide Vorstinnen
hartelijk toejuichte. De hooge bezoeksters
zijn op het eiland niet aan land gegaan.
In vrij snelle vaart reden daarop de auto's
drie in getal langs denzelfden weg van
Marken terug naar Monnikendam, waar het
gezelschap omstreeks half vijf aankwam.
Toen gisteravond de Eerste Kamer een
aanvang zou maken met de behandeling van
een wetsontwerp tot sluiting van een over
eenkomst tusschen de Indische regeering en
de „Mijnbouw Mij. Celebes" bleek de minis
ter van Koloniën niet aanwezig te zijn.
Daar de minister van Financiën jhr. De
Geer, noch minister Van Boeyen gemachtigd
waren het wetsontwerp te behandelen, ver
klaarde de voorzitter, dat de héér Vijlbrief,
die net zijn beschouwingen begonnen was,
deze maar moest staken, waarna hij direct de
vergadering sloot.
Bijna onmiddellijk daarna be tra'' minister
Weiter het gebouw van de Kamer; het bleek
dat zijn auto op den uiterst gladden weg was
geslipt, waardoor zijn komst even was ver
traagd.
Gelukkig bleken er geen ongelukken te
hebben plaats gehad, terwijl de behandeling
van het wetsontwerp geen haast heeft.
Vandaag maakt de Kamer een aanvang met
de behandeling van de begrooting van Bui-
lenlandsche Zaken.
Nieuwe aanduiding van boek-
beoordeelingen.
Op het einde van de maand December van
het vorige jaar mocht het bestuur van den
bond van Ned. R. K. Openbare Leeszalen en
bibliotheken in Nederland van H.H. Exc.,
de bisschoppen van Nederland, bij schrijven
van den aartsbisschop van Utrecht, mgr. dr.
J. de Jong een brief ontvangen, waarbij het
Doorluchtig Episcopaat zijn hooge goedkeu
ring hechtte aan de wijziging van het tot
dusver hier te lande gevolgde systeem van
aanduiding van boekbeoordeelingen, hetwelk
in 1924 bij besluit van het Doorluchtig Epis
copaat, is ingevoerd.
Met het oog op de, bij de aanduiding der
beoordeeling gewenschte eenheid, wordt in
dit schrijven toestemming verleend over te
gaan tot het uitsluitend toepassen bij boek
beoordeelingen van het z.g.n. West-Europee-
sche systeem.
Daarmede is een eind gekomen aan mee-
ningsverschillen die al tot menige discussie
hebben aanleiding gegeven.
In plaats van de tot dusver toegepaste let
teraanduiding zal thans alleen het nog iets
meer schakeering biedende cijferstelsel ge
volgd worden.
De aanduidingen zullen voortaan als volgt
plaats hebben:
I Verboden lectuur, (vroeger D); II Streng
voorbehouden lectuur (vroeger C.); Ill
Voorbehouden lectuur (vroeger BC.); IV
Volwassenen alleen vanaf 18/20 jaar (vroe
ger B); V. Voor allen (vroeger A); VI Kin
derlectuur: a. 13—15 jaar; b. 9—12 jaar; c.
van 68 jaar.
Vl^-téétTTh ri Tm»- in n - n— i
Betty Wilson, de jeugdige eigenares van
de Dennenheuvelhoeve zat te paard en zag
toe hoe haar cowboys bezig waren toebe
reidselen te treffen voor hun jaarlijkschen
houtverzamelingstocht.
Betty en Lelie keken hoe de jongens werkten.
,Tk zou haast zeggen, dat het daar boven
al gesneeuwd heeft, Lelie", zei ze tegen haar
jonge Indiaansche vriendin, die haar op haar
tocht zou vergezellen. „We zullen flink moe
ten doorwerken om onzen voorraad winter-
hout op tijd binnen te krijgen."
Lelie, die in dit bergland geboren was
schudde ontkennend het hoofd.
We hebben tijd in overvloed, Betty, ver
klaarde zij, ,,de sneeuw is nog heel ver weg.
Ik geloof niet, dat het vóór Kerstmis hier zal
sneeuwen."
Onmiddellijk hierop kwam Tony Tring,
de jeugdige voorman, aanrijden en rappor
teerde, dat de jongens gereed waren om te
vertrekken.
„We nemeh alle wagens en alle bijlen en
rf'h"06' d'e we bezitten Betty", zei hij.
o t ebben we voldoende touw bij ons. De
ïivier s aat vol water, daarom zullen we de
booms ammen de rivier laten afzakken en
dan trek en we ze later hier bij den dam op
den wal'
„Dat is een uitstekend idee", stemde Bethy
toe, „laten we dan nu maar vertrekken."
Gevolgd door de cowboys, die intusschen
te paard gestegen waren begaven Betty en
Lelie zich op weg. De wagens met het ge-
i eedschap volgden in iets langzamer tempo.
Ruim twee uur later beieikte het gezel-
Tony deelde zfjn mannen in twee ploegen
in en zette hen onmiddellijk aan het werk.
Even later hoorde men het geluid van bijl
slagen. Daarna klonk het snerpende geluid
van de zagen waarmede de gevelde boomen
in stukken werden gezaagd. Vervolgens lie
ten de jongens de balken de glooiing afglij
den tot het hout met luid geplons in den
stroom terechtkwam.
Betty en Lelie hielpen Tubby zijn
keuken inrichten en maakten het vuur
aan, waarna zij het gereedmaken van
een warm middagmaal aan hem over
lieten en een kijkje bij de houthak
kende cowboys gingen nemen.
„Het is net 'n echt houthakkers
kamp, vind je niet Betty?" merkte
Lelie op. „De jongens werken of ze
hun heele leven niet anders gedaan
hebben!"
„Dat komt omdat ze de waarde
kennen van 'n fermen voorraad hout
voor den winter", antwoordde Betty.
„Het is altijd goed om op het ergste
voorbereid te zijn. Als we voldoende
brandhout hebben kan zelfs een lang
durige sneeuwstorm ons niet deeren.
Dit jaar hebben we ook langere stuk
ken hout noodig want Tony is van plan
een nieuwe eetzaal te bouwen, ongeveer
tweemaal' zoo groote als de tegenwoordige".
De jongens weerden zich geducht. Van tijd
tot tijd hoorde men een kreet: „Van onde
ren!" hetgeen een
waarschuwing be-
teekende om zich
in veiligheid te
stellen voor een
neerploffenden
boom.
Betty en Lelie
zagen hoe de jon
gens op handige
manier een van
zijn takken ont-
danen langen
boomstam naar
de glooiing rolden
waarna deze met
steeds grooter
wordende vaart
rivier,
Pas op, 'n beer! schreeuwde Fred terugloopend
t*. Ar
zaë cr uit als een houthakkerskamp.
schap de plaats van bestemming en onmiddel
lijk werd begonnen met het inrichten van
een kamp.
De paarden werden ontzadeld of uitge
spannen en aan boomen vastgebonden om te
verhinderen, dat zij de cowboys bij hun werk
in den weg zouden loopen.
naar de
gleed.
„En dan te be
denken, dat die balk over een poosje een
der wanden van onze nieuwe eetzaal zal
uitmaken!" merkte Betty op. „Kijk dien balk
eens omlaag schieten! Pats! Nu plonst hij
in het water!"
Terwijl de beide meisjes fien door den
stroom wegdrijvenden balk nastaarden
begonnen de jongens boven aan de
helling een nieuwen boomstam aan te
rollen.
De jeugdige Tom Tully had de lei
ding bij dit werk. Zijn machtige spie-
ren spanden zich terwijl hij aan den
om den balk bevestigden ketting sjorde.
„In orde jongens!" riep Tom. „Ga op
zij, ik kan 'm nu wel even alleen
houden! Hé Fred, beneden alles klaar?"
Fred was juist van plan zich er van
te vergewissen, dat zich niemand op
de helling bevond toen er plotseling
een lompe gestalte voor hem oprees.
Het was een groote, bruine beer, die
opgeschrikt door het lawaai der hout
hakkers een rustiger plekje opzocht.
„Pas op! 'n Beer!" gilde Fred, die
naar de plaats holde waar hij zijn
geweer achtergelaten had.
De kreet werd door de andere jongens
overgenomen en Tom, die eveneens naar zijn
reweer wilde grijpen liet den zwaren boom
stam los, die onmiddellijk langs zijn lengte
as omlaag begon te glijden.
De groote beer was woedend. Al die la
waai makende menschen verveelden hem
verschrikkelijk
Tot overmaat van ramp kwam nu die
groote boomstam nog langs de glooiing op
hem toeglijden.
De beer sproftg brommend op zij en zocht,
achtervolgd door de kreten der cowboys een
goed heenkomen dieper in het bosch.
Intusschen stonden Betty en Lelie
nog steeds onder de glooiing en keken
de balken na, die door den sterken
stroom in de richting van de Dennen
heuvelhoeve gestuwd werden.
„Ik geloof, dat ik 'n goed zaakje
gedaan heb toen ik dit beboschte ter
rein kocht, Lelie", merkte Betty op.
„Het lijkt wel of de rivier hier spe
ciaal stroomt om het hout naar mijn
hoeve te ngen, vind je niet?"
Plotsel. draaide zij zich om.
„Ik dac;i-, dat ik het hoorde om-
weeren", zei ze, „maar ik schijn me
vergist te hebben. Er is geen wolkje
aan de lucht".
Toen, opeens, zagen Betty en Lelie
door een bocht in de glooiing den
boomstam met geweldige vaart op
haar afkomen.
Er was zelfs geen tijd om op zij te
springen
Met sneltreinvaart kwam de balk recht
op de meisjes af en wierp haar omver.
Het mocht een wonder genoemd worden,
dat zij niet ernstig
gewond werden.
De boomstam
echter had haar
voeten geraakt en
zoodoende waren
de meisjes achter
over op den balk
terecht gekomen,
waar zij zich aan
de ruwe schors
vastklemden en
meegleden naar
den oever der ri
vier.
Betty slaagde er
tenslotte in in een
zittende houding
te komen doch
het was toen
reeds te laat om
luidkeels te lachen.
„Ik vind, dat het nog heel wat erger had
kunnen zijn schertste zij. „Niet, dat ik er
zoo dol op ben om bij deze temperatuur een
bad in de open lucht te nemen en zeker niet
met mijn kleeren aan, maar in ieder geval
zijn we er ons hachje niet bij ingeschoten,
wat zeg jij, Lelie
De meisjes klemden zich aan den boomstam vast.
„Zie je de jongens daar langs den oever
rennen, Betty zei Lelie. „Ze schijnen naar
iets te wijzen en blijkbaar roepen ze iets
maar ik kan met geen mogelijkheid verstaan
wat ze roepen".
„Ze behoeven zich over ons heusch niet
ongerust te maken", lachte Betty terwijl zij
haar cowboyhoed afzette en probeerde haar
lokken droog te wrijven. „Ik zou niet weten
wat ons nu nog kan overkomen; daargelaten
dan, dat we wel een flinke kou zullen op-
loopen Ik vraag me af
Plotseling zweeg Betty en fronste haar
wenkbrauwen.
In de opwinding van het oogenbiik had zij
een belangrijk ding over het hoofd gezien.
„De watervalriep zij schor. „Daar heb
ik heelemaal niet aan gedacht Lelie! Voor
we den dam bereiken komen we eerst nog
aan dien waterval
Lelie beet zich in de lippen en in haar
oogen kwam een grimmige uitdrukking.
„Dan zullen we dus toch moeten probeeren
naar den oever te zwemmen, Betty, ant
woordde zij. „Als we op dezen balk den
waterval afschieten komt er niets van ons
terecht.
„Zet dat alsjeblieft uit je hoofd", zei Betty
kortaf, „door den sterken stroom zouden we
er af te springen.
Zich met beide handen vastklemmend
voelden Betty en haar Indiaansch vriendin
netje hoe zij door het luchtruim schoten om
onmiddellijk daarop met een geweldigen |>ast en zeker verdrinken. Vergeet niet, dat
plons in de snelstroomende rivier te
recht te komen.
Achter haar klonk een luiden kreet
waaruit bleek, dat men gezien had wat
de meisjes overkomen was.
De meisjes echter hoorden dien kreet
niet, omdat zij in de golven onderge
dompeld waren. Buiten adem na deze
plotselinge en onverwachte onderdom
peling kwamen zij weer aan de opper
vlakte. Zich krampachtig aan den
boomstam vastklemmend ontwaarde
Betty overal om zich heen drijvende
balken. Het was onbegonnen werk om
te probeeren tegen den stroom in den
oever te bereiken. „Het eenige wat we
kunnen doen is probeeren op den boom
stam te blijven zitten tot we den dam
bereikt hebben, Lelie!" riep Betty haar
vriendin toe. „Laten we eerst maar
eens zien er weer op te klimmen".
Lelie knikte en terwijl Betty er
veel inspanning in slaagde den
met
boom
stam in evenwicht te houden gelukte 't Lelie
om er aan den anderen kant op te klauteren.
Vervolgens wist zij Betty er op te helpen
en terwijl het Engelsche meisje haar drijf
natte lokken uit haar oogen streek begon zij
Vóór ons is de waterval," riep Betty.
we toch ook vanaf den oever in de rivier
geploft zijn Misschien treffen we het bij
den waterval net zoo gelukkig".
Lelie antwoordde niet doch keek onrustig
voor zich uit. En intusschen dreef de boom
stam waarop de beide meisjes zaten steeds
sneller in de richting van den waterval
(Nadruk verboden)
(WORDT VERVCLGD)